32001D2455

Beschikking nr. 2455/2001/EG van het Europees Parlement en de Raad van 20 november 2001 tot vaststelling van de lijst van prioritaire stoffen op het gebied van het waterbeleid en tot wijziging van Richtlijn 2000/60/EG (Voor de EER relevante tekst)

Publicatieblad Nr. L 331 van 15/12/2001 blz. 0001 - 0005


Beschikking nr. 2455/2001/EG van het Europees Parlement en de Raad

van 20 november 2001

tot vaststelling van de lijst van prioritaire stoffen op het gebied van het waterbeleid en tot wijziging van Richtlijn 2000/60/EG

(Voor de EER relevante tekst)

HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,

Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap, en met name op artikel 175, lid 1,

Gezien het voorstel van de Commissie(1),

Gezien het advies van het Economisch en Sociaal Comité(2),

Na raadpleging van het Comité van de Regio's,

Volgens de procedure van artikel 251 van het Verdrag(3),

Overwegende hetgeen volgt:

(1) Richtlijn 76/464/EEG van de Raad van 4 mei 1976 betreffende de verontreiniging veroorzaakt door bepaalde gevaarlijke stoffen die in het aquatisch milieu van de Gemeenschap worden geloosd(4) alsmede de in het kader daarvan vastgestelde richtlijnen vormen momenteel het belangrijkste instrument van de Gemeenschap voor de regulering van puntlozingen en diffuse lozingen van gevaarlijke stoffen.

(2) De communautaire regeling krachtens Richtlijn 76/464/EEG is vervangen, geharmoniseerd en verder uitgebreid bij Richtlijn 2000/60/EG van het Europees Parlement en de Raad van 23 oktober 2000 tot vaststelling van een kader voor communautaire maatregelen betreffende het waterbeleid(5).

(3) Krachtens Richtlijn 2000/60/EG worden op communautair niveau specifieke maatregelen vastgesteld tegen waterverontreiniging door individuele verontreinigende stoffen of groepen van verontreinigende stoffen die een aanzienlijk risico veroorzaken voor of via het aquatische milieu, met inbegrip van dergelijke risico's voor wateren die voor de winning van drinkwater worden benut. Bedoelde maatregelen zijn gericht op de geleidelijke vermindering en, voor de prioritaire gevaarlijke stoffen als omschreven in artikel 2, punt 30, tweede zin, van Richtlijn 2000/60/EG, op de stopzetting of geleidelijke beëindiging van lozingen, emissies en verliezen binnen 20 jaar na de vaststelling van die maatregelen op communautair niveau, met het uiteindelijke doel, zoals dat is geformuleerd in het kader van de verwezenlijking van de doelstellingen van de relevante internationale overeenkomsten, te komen tot concentraties in het mariene milieu die voor in de natuur voorkomende stoffen dicht bij de achtergrondwaarden liggen en voor door de mens vervaardigde synthetische stoffen vrijwel nul bedragen. Met het oog op de vaststelling van deze maatregelen dient de lijst van de prioritaire stoffen, met inbegrip van de prioritaire gevaarlijke stoffen, als bijlage X van Richtlijn 2000/60/EG te worden vastgesteld. Deze lijst werd opgesteld rekening houdend met de aanbevelingen als bedoeld in artikel 16, lid 5, van Richtlijn 2000/60/EG.

(4) Bij de in de natuur voorkomende of in natuurlijke processen ontstaande stoffen, zoals cadmium, kwikzilver en polycyclische aromatische koolwaterstoffen (PAK), is een volledige stopzetting van lozingen, emissies en verliezen uit alle potentiële bronnen niet mogelijk. Bij de opstelling van de desbetreffende specifieke richtlijnen moet terdege rekening worden gehouden met deze omstandigheid en dienen de maatregelen gericht te worden op beëindiging van de emissies, lozingen en verliezen in het water van de prioritaire gevaarlijke stoffen die afkomstig zijn van menselijke activiteiten.

(5) In artikel 16, lid 2, van Richtlijn 2000/60/EG wordt een wetenschappelijke methodologie voor de selectie van prioritaire stoffen op basis van het daaraan verbonden significant risico voor of via het aquatische milieu geïntroduceerd.

(6) Met de in Richtlijn 2000/60/EG beschreven methodologie kan als meest praktische mogelijkheid een vereenvoudigde risicobeoordelingsprocedure op basis van wetenschappelijke beginselen worden toegepast waarbij met name rekening wordt gehouden met:

- gegevens over het intrinsieke gevaar van de betrokken stof, met name de aquatische ecotoxiciteit en de toxiciteit voor de mens via aquatische blootstelling,

- gegevens die zijn verkregen uit de monitoring van wijdverbreide milieuverontreiniging, en

- andere aangetoonde factoren die op de mogelijkheid van wijdverbreide milieuverontreiniging kunnen wijzen, bijvoorbeeld de schaal waarop de betrokken stof wordt geproduceerd of gebruikt en de gebruikspatronen.

(7) De Commissie heeft op basis hiervan in samenwerking met deskundigen van betrokken partijen, waaronder het Wetenschappelijk Comité voor de toxiciteit, de ecotoxiciteit en het milieu, de lidstaten, de EVA-landen, het Europees Milieuagentschap, Europese brancheverenigingen waaronder die voor het midden- en kleinbedrijf en Europese milieuorganisaties, een gecombineerd op monitoring en modellering gebaseerd systeem voor prioriteitstelling (Combined Monitoring-based and Modelling-based Priority Setting: COMMPS) ontwikkeld.

(8) De Commissie dient de landen die kandidaat zijn voor toetreding tot de EU, te betrekken bij de COMMPS-procedure en daarbij voorrang te geven aan de landen over wier grondgebied rivieren stromen die ook over het grondgebied van een lidstaat van de EU stromen of daarin uitmonden.

(9) Na een publieke en doorzichtige discussie met de betrokken partijen is op basis van de COMMPS-procedure een eerste reeks van 33 prioritaire stoffen of groepen van stoffen geselecteerd.

(10) Het is wenselijk dat deze lijst zo snel mogelijk wordt vastgesteld teneinde de tijdige en ononderbroken uitvoering van communautaire reguleringsmaatregelen voor gevaarlijke stoffen mogelijk te maken, conform de strategie die is uitgezet in artikel 16 van Richtlijn 2000/60/EG en zulks met name wat betreft de voorstellen voor beheersingsmaatregelen uit hoofde van artikel 16, lid 6, en de voorstellen voor kwaliteitsnormen uit hoofde van artikel 16, lid 7, die het mogelijk moeten maken de doelstellingen van deze richtlijn te realiseren.

(11) De krachtens deze beschikking vastgestelde lijst van prioritaire stoffen vervangt de lijst van stoffen in de mededeling van de Commissie aan de Raad van 22 juni 1982 betreffende gevaarlijke stoffen die dienen te worden opgenomen in lijst I van Richtlijn 76/464/EEG(6).

(12) Overeenkomstig artikel 16, lid 3 van Richtlijn 2000/60/EG moet bij de aanwijzing van de "prioritaire gevaarlijke stoffen" rekening worden gehouden met de selectie van potentieel gevaarlijke stoffen in de desbetreffende communautaire wetgeving inzake gevaarlijke stoffen of in de relevante internationale overeenkomsten. In genoemde richtlijn worden gevaarlijke stoffen gedefinieerd als "toxische, persistente en bioaccumuleerbare stoffen of groepen van stoffen, en andere stoffen of groepen van stoffen die aanleiding geven tot evenveel bezorgdheid".

(13) Tot de relevante internationale overeenkomsten behoren o.a. het OSPAR-Verdrag inzake de bescherming van het mariene milieu in het noordoostelijk deel van de Atlantische Oceaan, het HELCOM-Verdrag inzake de bescherming van het mariene milieu in het Oostzeegebied, het Verdrag van Barcelona inzake de bescherming van de Middellandse Zee tegen verontreiniging, de in het kader van de Internationale Maritieme Organisatie (IMO) gesloten overeenkomsten, het UNEP-Verdrag inzake persistente organische verontreinigende stoffen alsmede het Protocol inzake persistente organische verontreinigende stoffen bij het Verdrag betreffende grensoverschrijdende luchtverontreiniging over lange afstand van de Economische Commissie voor Europa van de Verenigde Naties (VN-ECE).

(14) De selectie van prioritaire stoffen en de aanwijzing van prioritaire gevaarlijke stoffen, gericht op de totstandkoming van maatregelen ter beheersing van emissies, lozingen en verliezen, dragen bij tot het realiseren van de doelstellingen en de naleving van de verplichtingen van de Gemeenschap krachtens internationale verdragen voor de bescherming van het zeewater en met name tot de uitvoering van de strategie voor gevaarlijke stoffen die is vastgesteld tijdens de OSPAR-ministervergadering in het kader van het Verdrag inzake de bescherming van het mariene milieu in het noordoostelijk deel van de Atlantische Oceaan krachtens Besluit 98/249/EG van de Raad(7).

(15) Bij de aanwijzing van "prioritaire gevaarlijke stoffen" op de lijst van prioritaire stoffen dient o.a. te worden gelet op de gevaarlijke stoffen waarvoor in internationale overeenkomsten geleidelijke beëindiging of stopzetting van lozingen, emissies en verliezen is overeengekomen, te weten gevaarlijke stoffen waarvoor geleidelijke eliminatie is overeengekomen in internationale organisaties, zoals IMO, UNEP en de VN-ECE, gevaarlijke stoffen waarvoor de beëindiging van lozingen, emissies en verliezen als prioriteit is verankerd in het OSPAR-Verdrag, met inbegrip van gevaarlijke stoffen die zijn opgenomen in de OSPAR DYNAMEC selectie I(8) of III(9); gevaarlijke stoffen die aanleiding geven tot "evenveel bezorgdheid" als persistente, toxische en bioaccumuleerbare stoffen (PTB's), zoals hormoonontregelaars die in het kader van de OSPAR-strategie zijn aangewezen, en zware metalen, zoals vermeld in het protocol inzake zware metalen bij het Verdrag inzake grensoverschrijdende luchtverontreiniging over lange afstand van de VN-ECE en voor prioritair optreden geselecteerd in het kader van OSPAR 1998 en 2000, die aanleiding geven tot "evenveel bezorgdheid" als PTB's.

(16) Een doelmatig optreden tegen de waterverontreiniging vereist dat de Commissie krachtig stimuleert dat het onderzoek en de besluitvorming in het kader van het OSPAR-Verdrag en de COMMPS-procedure op elkaar afgestemd worden.

(17) De COMMPS-procedure is opgezet als een dynamisch instrument voor de prioriteitstelling van gevaarlijke stoffen, dat continu kan worden verbeterd en verder ontwikkeld met het oog op een herziening en een aanpassing van de eerste lijst van prioritaire stoffen, uiterlijk vier jaar na de inwerkingtreding van Richtlijn 2000/60/EG en vervolgens ten minste om de vier jaar. Om te waarborgen dat alle potentiële prioritaire stoffen in het volgende selectieproces in aanmerking worden genomen, mogen er geen stoffen stelselmatig buiten beschouwing worden gelaten, moet rekening worden gehouden met de beste beschikbare inzichten en moeten alle chemische stoffen en alle pesticiden op de EU-markt en alle door OSPAR als "gevaarlijk" aangemerkte stoffen bij het selectieproces worden betrokken.

(18) De doeltreffendheid van de COMMPS-procedure wordt grotendeels bepaald door de beschikbaarheid van relevante gegevens. Gebleken is dat de huidige communautaire wetgeving inzake chemische stoffen te lijden heeft onder een ernstig gebrek aan gegevens. Het doel van Richtlijn 2000/60/EG kan alleen ten volle worden bereikt als er via herziening van de communautaire wetgeving inzake chemische stoffen gezorgd wordt voor volledige beschikbaarheid van gegevens.

(19) De verwijzing naar de COMMPS-procedure sluit niet uit dat de Commissie gebruik maakt van reeds bij andere milieubeschermingsmaatregelen ontwikkelde of zelfs toegepaste methoden voor de beoordeling van de schadelijkheid van bepaalde stoffen.

(20) Overeenkomstig artikel 1, onder c) van Richtlijn 2000/60/EG zullen de toekomstige herzieningen van de lijst van prioritaire stoffen op grond van artikel 16, lid 4 bijdragen tot de stopzetting van lozingen, emissies en verliezen van alle gevaarlijke stoffen tegen 2020, door geleidelijk toevoegen van nieuwe stoffen aan de lijst.

(21) Bij de herziening en aanpassing van de lijst van prioritaire stoffen dient niet alleen naar behoren rekening te worden gehouden met de geperfectioneerde COMMPS-procedure, maar ook met de uitkomsten van toetsingen in het kader van Richtlijn 91/414/EEG van de Raad van 15 juli 1991 betreffende het op de markt brengen van gewasbeschermingsmiddelen(10), Verordening (EEG) nr. 793/93 van de Raad van 23 maart 1993 inzake de beoordeling en de beperking van de risico's van bestaande stoffen(11) en Richtlijn 98/8/EG van het Europees Parlement en de Raad van 16 februari 1998 betreffende het op de markt brengen van biociden(12), alsook met eventuele andere wetenschappelijke inzichten naar aanleiding van een herziening van bestaande c.q. nieuwe richtlijnen, met name in het kader van de wetgeving inzake chemische stoffen. Dubbele tests van stoffen moeten ook met het oog op de kosten worden voorkomen. Bij de aanpassing moet een lagere positie binnen een prioriteitsstelling even goed mogelijk zijn als opneming in een hogere categorie,

HEBBEN DE VOLGENDE BESCHIKKING VASTGESTELD:

Artikel 1

De lijst van prioritaire stoffen, met inbegrip van de als prioritaire gevaarlijke stoffen aangewezen stoffen, waarin artikel 16, leden 2 en 3, van Richtlijn 2000/60/EG voorziet, wordt hierbij vastgesteld; zij is opgenomen in de bijlage van deze beschikking en wordt bijlage X bij die richtlijn.

Artikel 2

De bij deze beschikking vastgestelde lijst van prioritaire stoffen vervangt de lijst van stoffen in de mededeling van de Commissie van 22 juni 1982.

Artikel 3

Om te waarborgen dat alle potentiële prioritaire stoffen in aanmerking worden genomen, dragen de Commissie en de lidstaten er zorg voor dat de gegevens inzake stoffen en blootstelling die voor de toepassing van de COMMPS-procedure nodig zijn, beschikbaar zijn.

Artikel 4

Deze beschikking treedt in werking op de dag volgende op die van haar bekendmaking in het Publicatieblad van de Europese Gemeenschappen.

Artikel 5

Deze beschikking is gericht tot de lidstaten.

Gedaan te Brussel, 20 november 2001.

Voor het Europees Parlement

De voorzitter

N. Fontaine

Voor de Raad

De voorzitter

A. Neyts-Uyttebroeck

(1) PB C 177 E van 27.6.2000, blz. 74 en PB C 154 E van 29.5.2001, blz. 117.

(2) PB C 268 van 19.9.2000, blz. 11.

(3) Standpunt van het Europees Parlement van 15 mei 2001 (nog niet gepubliceerd in het Publicatieblad) en besluit van de Raad van 8 oktober 2001.

(4) PB L 129 van 18.5.1976, blz. 23. Richtlijn laatstelijk gewijzigd bij Richtlijn 2000/60/EG (PB L 327 van 22.12.2000, blz. 1).

(5) PB L 327 van 22.12.2000, blz. 1.

(6) PB C 176 van 14.7.1982, blz. 3.

(7) PB L 104 van 3.4.1998, blz. 1.

(8) Niet inherent biologisch afbreekbaar en log Kow >= 5 of BCF >= 5000 en acute aquatische toxiciteit <= 0,1 mg/l of voor zoogdieren CMR (carcinogeen, mutageen of toxisch voor de reproductie).

(9) Niet inherent biologisch afbreekbaar en log Kow >= 4 of BCF >= 500 en acute aquatische toxiciteit <= 1 mg/l of voor zoogdieren CMR (carcinogeen, mutageen of toxisch voor de reproductie).

(10) PB L 230 van 19.8.1991, blz. 1. Richtlijn laatstelijk gewijzigd bij Richtlijn 2001/49/EG (PB L 176 van 29.6.2001, blz. 61).

(11) PB L 84 van 5.4.1993, blz. 1.

(12) PB L 123 van 24.4.1998, blz. 1.

BIJLAGE

"BIJLAGE X

LIJST VAN PRIORITAIRE STOFFEN OF HET GEBIED VAN HET WATERBELEID ((Waar groepen van stoffen zijn geselecteerd, zijn typische voorbeelden daarvan als indicatieve parameter vermeld (tussen haakjes en zonder nummer). De invoering van beheersingsmaatregelen wordt op deze specifieke stoffen afgestemd, maar waar nodig blijft het mogelijk andere vertegenwoordigers van deze groepen daarin op te nemen.))

>RUIMTE VOOR DE TABEL>"