32000R2698

Verordening (EG) nr. 2698/2000 van de Raad van 27 november 2000 tot wijziging van Verordening (EG) nr. 1488/96 inzake financiële en technische maatregelen ter ondersteuning van de hervorming van de economische en maatschappelijke structuren in het kader van het Europees-mediterrane partnerschap (MEDA)

Publicatieblad Nr. L 311 van 12/12/2000 blz. 0001 - 0008


Verordening (EG) nr. 2698/2000 van de Raad

van 27 november 2000

tot wijziging van Verordening (EG) nr. 1488/96 inzake financiële en technische maatregelen ter ondersteuning van de hervorming van de economische en maatschappelijke structuren in het kader van het Europees-mediterrane partnerschap (MEDA)

DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,

Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap, met name op artikel 308,

Gezien het voorstel van de Commissie(1),

Gezien het advies van het Europees Parlement(2),

Overwegende hetgeen volgt:

(1) In artikel 15, lid 6, van Verordening (EG) nr. 1488/96(3) is bepaald dat deze verordening vóór 30 juni 1999 opnieuw door de Raad wordt bezien en dat de Commissie voorzover nodig wijzigingsvoorstellen bij de Raad indient.

(2) Het Middellandse-Zeegebied is voor de Europese Unie een prioriteitsgebied en de politieke, economische en sociale ontwikkeling van de mediterrane partners vormt een uitdaging van steeds toenemende omvang.

(3) De samenwerking binnen het bij de Verklaring van Barcelona van 27 november 1995 ingestelde Europees-mediterrane partnerschap moet worden voortgezet en geïntensiveerd.

(4) De nieuwe Europees-mediterrane associatieovereenkomsten treden thans in werking en de voorbereiding en de tenuitvoerlegging ervan vergen van de mediterrane partners aanzienlijke aanpassingsinspanningen. Deze inspanningen moeten door de Gemeenschap worden gesteund.

(5) De uitvoering van Verordening (EG) nr. 1488/96 is in de periode 1995-1998 voorspoedig verlopen, maar de besluitvormingsprocedures moeten thans worden gestroomlijnd om een doeltreffender uitvoering van de bijstand van de Gemeenschap mogelijk te maken.

(6) De indicatieve programmering dient derhalve een duidelijker beeld te geven van de verwachte impact van de via MEDA gefinancierde activiteiten in de context van de hervormingsprocessen van de mediterrane partners en de totstandbrenging van het Europees-mediterrane partnerschap.

(7) De strategiedocumenten en de nationale en regionale indicatieve programma's vermelden de belangrijkste doelstellingen van, de richtsnoeren voor, en de prioritaire sectoren van de steun van de Gemeenschap.

(8) De invoering van op de indicatieve programma's gebaseerde nationale en regionale financieringsplannen vergemakkelijkt de stroomlijning van de besluitvormingsprocedures.

(9) Verordening (EG, Euratom) nr. 2988/95 van de Raad van 18 december 1995 betreffende de bescherming van de financiële belangen van de Europese Gemeenschappen(4) schept een gemeenschappelijk juridisch kader voor alle eigen middelen en uitgaven van de Gemeenschappen. Verordening (EG, Euratom) nr. 2185/96 van de Raad van 11 november 1996 betreffende de controles en verificaties ter plaatse die door de Commissie worden uitgevoerd ter bescherming van de financiële belangen van de Europese Gemeenschappen tegen fraudes en andere onregelmatigheden(5) is van toepassing op alle activiteitsgebieden van de Gemeenschappen, onverminderd het bepaalde in de sectorale communautaire regelingen.

(10) De voor de uitvoering van deze verordening benodigde maatregelen moeten worden vastgesteld overeenkomstig Besluit 1999/468/EG van de Raad van 28 juni 1999 tot vaststelling van de voorwaarden voor de uitoefening van de aan de Commissie verleende uitvoeringsbevoegdheden(6).

(11) De Commissie en de Europese Investeringsbank streven ernaar hun samenwerking inzake de uitvoering van verrichtingen met risicodragend kapitaal en rentesubsidies verder te verbeteren.

(12) Er wordt in deze verordening, voor de gehele periode waarin zij van kracht is, een financieel referentiebedrag opgenomen in de zin van punt 34 van het interinstitutioneel akkoord van 6 mei 1999 van het Europees Parlement, de Raad en de Commissie over de begrotingsdiscipline en de verbetering van de begrotingsprocedure(7), waarbij de in het Verdrag vastgestelde bevoegdheden van de begrotingsautoriteit onverlet worden gelaten.

(13) Verordening (EG) nr. 1488/96 moet derhalve worden gewijzigd.

(14) Het Verdrag voorziet voor de vaststelling van deze verordening niet in andere bevoegdheden dan die van artikel 308,

HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

Artikel 1

Verordening (EG) nr. 1488/96 wordt als volgt gewijzigd:

1. artikel 1, lid 1, wordt vervangen door:

"1. De Gemeenschap voert in het kader van de beginselen en de prioriteiten van het Europees-mediterrane partnerschap maatregelen uit ter ondersteuning van de inspanningen van de in bijlage I opgenomen derde landen en gebieden in het Middellandse-Zeegebied (hierna 'mediterrane partners' te noemen), om hun economische en maatschappelijke structuren te hervormen, de levensomstandigheden van de minst bevoorrechten te verbeteren en de gevolgen te verzachten die op sociaal en milieugebied kunnen voortvloeien uit de economische ontwikkeling.";

2. artikel 1, lid 3, eerste alinea wordt vervangen door:"3. Het financiële referentiebedrag voor de uitvoering van dit programma voor de periode 2000-2006 beloopt 5350 miljoen EUR.";

3. artikel 2, lid 2, wordt vervangen door:

"2. Deze steunmaatregelen worden genomen met inachtneming van de doelstelling van duurzame stabiliteit en welvaart. Bijzondere aandacht wordt besteed aan de economische, maatschappelijke en milieugevolgen van de economische overgang, aan regionale en subregionale samenwerking en aan het opbouwen van het vermogen van de mediterrane partners om in de wereldeconomie te integreren. De doelstellingen en toepassingsbepalingen van deze procedures staan in bijlage II.";

4. artikel 4 wordt vervangen door:

"Artikel 4

1. De Commissie draagt samen met de lidstaten en op basis van een wederzijdse en geregelde uitwisseling van informatie, ook ter plaatse, met name over de strategiedocumenten, de nationale indicatieve programma's (NIP), de jaarlijkse financieringsplannen, alsook over de voorbereiding van projecten en de follow-up van de uitvoering ervan, zorg voor de effectieve coördinatie van de bijstand van de Gemeenschap - de Europese Investeringsbank (EIB) daaronder begrepen - en de afzonderlijke lidstaten om de samenhang en het aanvullende karakter van hun samenwerkingsprogramma's te versterken. Tevens bevordert zij de coördinatie en samenwerking met de internationale financiële instellingen, de samenwerkingsprogramma's van de Verenigde Naties en de overige donoren. De concrete regels voor de coördinatie ter plaatse worden vastgelegd in door het comité van artikel 11 goed te keuren richtsnoeren.

2. De Gemeenschap kan de steunmaatregelen waarop deze verordening betrekking heeft hetzij zelfstandig vaststellen, hetzij via cofinanciering met de mediterrane partners dan wel met openbare of particuliere instanties van de lidstaten en de Bank enerzijds of multilaterale instanties en derde landen anderzijds. De Commissie zal die cofinanciering in voorkomend geval bevorderen op basis van een wederzijdse en vroegtijdige uitwisseling van informatie met de lidstaten.";

5. in artikel 5 worden de leden 2 en 3 vervangen door:

"2. Samen met de Bank worden strategiedocumenten op nationaal en op regionaal niveau opgesteld. Deze strategiedocumenten dienen om de samenwerkingsdoelstellingen voor de lange termijn te bepalen en om uit te maken welke gebieden bij voorrang voor maatregelen in aanmerking komen. Daartoe zal terdege rekening worden gehouden met alle relevante evaluaties en een probleemgerichte analyse worden verricht waarin transsectorale vraagstukken zullen worden meegenomen. Voor het toetsen van de uitvoering aan de samenwerkingsdoelstellingen zullen waar mogelijk referentiepunten worden ontwikkeld. Naar aanleiding van onvoorziene omstandigheden, dan wel het resultaat van de in artikel 15, lid 4, bedoelde evaluatie, worden de strategiedocumenten bijgesteld.

3. De strategiedocumenten vormen het uitgangspunt voor indicatieve programma's op nationaal en op regionaal niveau met een looptijd van drie jaar, die samen met de Bank worden opgesteld en respectievelijk rentesubsidies en risicodragend kapitaal kunnen behelzen.

Bij de opstelling ervan wordt rekening gehouden met de tezamen met de mediterrane partners vastgestelde prioriteiten, met name de conclusies van de economische dialoog.

De programma's bepalen de belangrijkste doelstellingen, de richtsnoeren en de prioritaire sectoren van de steun van de Gemeenschap op de in deel II van bijlage II bedoelde gebieden, alsmede de indicatoren voor de evaluatie van die programma's. Zij omvatten indicatieve bedragen (totaalbedragen en bedragen per prioritaire sector) en vermelden de criteria voor de toewijzing van middelen aan het betrokken programma.

De programma's worden indien nodig jaarlijks bijgesteld. Ze kunnen worden gewijzigd in het licht van de opgedane ervaring of de vorderingen van de mediterrane partners op het gebied van structurele hervormingen, macro-economische stabilisatie, industriële ontwikkeling en sociale vooruitgang, dan wel de resultaten van de economische samenwerking in het kader van de nieuwe associatieovereenkomsten. De programma's beschrijven de hervormingen die de partners in de prioritaire sectoren tot stand dienen te brengen en behelzen een evaluatie van de in dat opzicht gemaakte vorderingen.

4. De in lid 3 bedoelde indicatieve programma's vormen het uitgangspunt voor financieringsplannen op nationaal en regionaal niveau die in de regel jaarlijks samen met de Bank worden opgesteld. Projecten die rentesubsidies betreffen, worden opgenomen in nationale financieringsplannen. Projecten die risicodragend kapitaal betreffen, worden opgenomen in regionale financieringsplannen.

De financieringsplannen vermelden de te financieren projecten. Elk project wordt op zijn merites beoordeeld als onderdeel van het financieringsplan in zijn geheel. De financieringsplannen zijn inhoudelijk voldoende gedetailleerd om overeenkomstig de procedure van artikel 11, lid 2, te kunnen worden aangenomen.

5. De Commissie zorgt er samen met de Bank voor dat het programmeren van maatregelen betreffende rentesubsidies en risicodragend kapitaal geschiedt als aanvulling op en in samenhang met de strategiedocumenten, de indicatieve programma's en de financieringsplannen op regionaal en nationaal niveau. De Bank zorgt er in de uitvoeringsfase voor dat de maatregelen blijven stroken met deze verordening en de uit hoofde daarvan genomen besluiten.

Projecten die rentesubsidies betreffen, worden in de regel door de Commissie op basis van voorstellen van de Bank opgenomen in de nationale financieringsplannen wanneer zulks dienstig is.

Projecten die risicodragend kapitaal betreffen, worden in de regel door de Commissie op basis van voorstellen van de Bank opgenomen in de nationale financieringsplannen wanneer zulks dienstig is. De projecten hebben de vorm van een risicokapitaalfaciliteit, die bestaat in een meerjarentoewijzing voor het financieren van risicokapitaalverrichtingen.

6. Financieringsbesluiten worden gebaseerd op de overeenkomstige indicatieve programma's wanneer de projecten geen deel uitmaken van een financieringsplan.";

6. artikel 6 wordt als volgt gewijzigd:

a) in lid 1 wordt de laatste zin geschrapt, en

b) aan lid 1 wordt de volgende alinea toegevoegd:"De leningen van de Bank waarvoor een rentesubsidie geldt, luiden en worden uitbetaald in euro. De toepasselijke rentevoet wordt bij elke uitbetaling bepaald in het licht van de financiële kenmerken van de verrichting in kwestie; de op elke uitbetaling toegepaste rentesubsidie is gelijk aan de helft van de voor de betrokken uitbetaling geldende rentevoet doch mag nominaal niet meer dan 3 % bedragen.";

c) in lid 3 wordt de eerste alinea vervangen door:"3. In financieringsbesluiten alsmede in de daaruit voortvloeiende overeenkomsten en contracten wordt onder meer voorzien in toezicht en financiële controle door de Commissie (en ook OLAF), met inbegrip van controle en inspectie ter plaatse, overeenkomstig Verordening (Euratom, EG) nr. 2185/96(8), en in zo nodig ter plaatse uit te voeren controles door de Rekenkamer. De Commissie treft volgens de procedure van artikel 11, lid 2, maatregelen teneinde te zorgen voor een passende bescherming van de financiële belangen van de Gemeenschap overeenkomstig Verordening (EG, Euratom) nr. 2988/95(9).";

d) aan lid 4 wordt de volgende alinea toegevoegd:"Risicodragend kapitaal wordt voornamelijk aangewend ter versterking van de particuliere sector en in het bijzonder ter versteviging van de financiële sector in de MEDA-landen. Het verleent duidelijk een toegevoegde waarde via het aanbieden van financiële producten en voorwaarden die ter plaatse niet voorhanden zijn.";

e) de aanhef van de derde alinea van lid 4 wordt vervangen door:"Door de Bank verstrekt en beheerd risicodragend kapitaal kan in het bijzonder de vorm aannemen van:";

7. artikel 7 wordt als volgt gewijzigd:

a) lid 1, eerste alinea, wordt vervangen door:"1. De op grond van deze verordening uit te voeren maatregelen kunnen betrekking hebben op de kosten van de invoer van goederen en diensten, alsmede op plaatselijke uitgaven die voor de uitvoering van de projecten en programma's nodig zijn. Aan de begunstigde partner kan ook rechtstreekse begrotingssteun verstrekt worden om overeengekomen programma's voor economische hervorming te steunen, in het bijzonder door middel van sectorale voorzieningen voor structurele aanpassing als bedoeld in bijlage II, deel I, onder b). Belastingen, rechten en heffingen zijn van communautaire financiering uitgesloten.";

b) lid 2 wordt vervangen door:

"2. Kosten voor de identificatie, de voorbereiding, het beheer en de controle van, alsmede het toezicht op de programma's en projecten kunnen eveneens voor financiering in aanmerking komen. Dit kan de kosten omvatten voor technische en administratieve bijstand, wanneer deze bijstand van wederzijds voordeel is voor de Commissie en de begunstigden van de activiteit, en geen vaste overheidstaak is.";

8. artikel 8 wordt als volgt gewijzigd:

a) in lid 2 wordt het laatste streepje geschrapt;

b) de leden 4 en 5 worden vervangen door:

"4. De Commissie verstrekt, in samenwerking met de lidstaten, aan alle betrokken ondernemingen, organisaties en instellingen in de gehele Gemeenschap op verzoek documentatie over de algemene kenmerken van de MEDA-programma's en over de voorwaarden voor deelneming aan deze programma's, en maakt daarbij passend gebruik van het Internet.

5. De in artikel 9, lid 6, bedoelde financieringsovereenkomsten en financieringsvoorstellen bevatten gegevens over de verwachte opdrachten, met inbegrip van de geraamde bedragen, de toewijzingsprocedure en de waarschijnlijke data van de aanbesteding.";

c) lid 7 wordt vervangen door:

"7. Het resultaat van de aanbestedingen, omvattende informatie betreffende het aantal ontvangen offertes, de datum van toekenning van de opdracht, naam en adres van de uitverkoren bieders, wordt bekendgemaakt in het Publicatieblad van de Europese Gemeenschappen en via het Internet verspreid. De Commissie legt het comité van artikel 11 om de zes maanden gedetailleerde en specifieke informatie voor over de gegunde opdrachten ter uitvoering van de MEDA-programma's en -projecten.";

9. artikel 9 wordt vervangen door:

"Artikel 9

1. De Commissie geeft met haar voorstellen, ter informatie, haar algehele financiële planning door, alsmede de redenering waarop die in het kader van de strategiedocumenten berust. In de planning wordt met name het totaalbedrag vermeld van de nationale en regionale indicatieve programma's alsmede de verdeling per begunstigd land en per prioritaire sector van het totale bedrag dat in het kader van deze programma's is vastgesteld.

2. De strategiedocumenten, indicatieve programma's, financieringsplannen en eventuele wijzigingen daarin worden door de Commissie vastgesteld overeenkomstig de procedure van artikel 11, lid 2.

3. Financieringsbesluiten die niet onder de nationale of regionale financieringsplannen vallen, worden afzonderlijk door de Commissie aangenomen volgens de procedure van artikel 11, lid 2, onder voorbehoud van lid 5.

4. Besluiten tot wijziging van financieringsbesluiten als bedoeld in artikel 9, lid 3, worden door de Commissie vastgesteld indien er geen sprake is van substantiële wijzigingen of bijkomende betalingsverplichtingen die meer bedragen dan 20 % van de oorspronkelijke betalingsverplichting. De Commissie stelt het comité van artikel 11 onverwijld in kennis van dergelijke besluiten.

5. Financieringsbesluiten die 2000000 EUR niet overschrijden, worden door de Commissie vastgesteld, indien zij onderdeel zijn van een algemene toewijzing. Algemene toewijzingen worden vastgesteld volgens de procedure van artikel 11, lid 2. Het comité van artikel 11 wordt stelselmatig en zo spoedig mogelijk doch in ieder geval voor zijn volgende vergadering in kennis gesteld van financieringsbesluiten die 2000000 EUR niet overschrijden.

6. Onverminderd artikel 106 van het Financieel Reglement van 21 december 1977 van toepassing op de algemene begroting van de Europese Gemeenschappen(10) (hierna 'Financieel Reglement' te noemen), worden de financieringsovereenkomsten een maand vóór de ondertekening ter informatie aan de leden van het comité van artikel 11 toegezonden.

7. De verdere procedure van artikel 12 wordt toegepast met betrekking tot rentesubsidies op leningen die de Bank toekent voor het financieren van projecten op milieugebied. De verdere procedure van artikel 13 wordt toegepast met betrekking tot risicodragend kapitaal.";

10. artikel 10, lid 2, wordt vervangen door:

"2. Bij het nemen van financieringsbesluiten op grond van deze verordening en het verrichten van de in artikel 15 bedoelde beoordelingen en evaluaties, houdt de Commissie zich aan de in het Financieel Reglement vermelde beginselen van goed financieel beheer, met name zuinigheid en kostendoelmatigheid.";

11. artikel 11 wordt als volgt gewijzigd:

a) de leden 1, 2 en 3 worden vervangen door:

"1. Er wordt een beheerscomité opgericht, hierna 'MED-comité' genoemd. De vergaderingen van het comité worden bijgewoond door een vertegenwoordiger van de Bank, die echter geen stemrecht heeft.

2. In de gevallen waarin naar dit lid wordt verwezen, zijn de artikelen 4 en 7 van Besluit 1999/468/EG van toepassing.

3. De in artikel 4, lid 3, van Besluit 1999/468/EG bedoelde termijn wordt vastgesteld op drie maanden.";

b) lid 5 wordt vervangen door:

"5. Het comité stelt zijn reglement van orde vast met gekwalificeerde meerderheid van stemmen, overeenkomstig artikel 205, lid 2, van het Verdrag.";

c) lid 7 wordt geschrapt;

12. artikel 12 wordt vervangen door:

"Artikel 12

1. De Bank stelt de Commissie in kennis van het voorgestelde project inzake rentesubsidie, dat in een financieringsplan moet worden opgenomen dan wel als een afzonderlijk financieringsbesluit moet worden aangenomen, overeenkomstig artikel 9, lid 2, respectievelijk lid 3. De Commissie gaat na of het voorgestelde project strookt met deze verordening en de uit hoofde daarvan genomen besluiten.

2. De Commissie stelt de Bank in kennis van elk besluit inzake rentesubsidie, ongeacht of het als een financieringsplan of een afzonderlijk financieringsbesluit is aangenomen.

3. Overeenkomstig het in lid 2 bedoelde besluit, kan de Bank de lening toekennen die overeenstemt met de bij het besluit verleende rentesubsidie, onder voorbehoud van een gunstig advies van het comité van artikel 14 en de vertegenwoordiger van de Commissie in dat comité.

4. De Bank stelt de Commissie daarvan in kennis.";

13. artikel 13 wordt vervangen door:

"Artikel 13

1. De Bank stelt de Commissie in kennis van het voorgestelde project inzake risicohoudend kapitaal in de vorm van een risicokapitaalfaciliteit, dat moet worden opgenomen in een regionaal financieringsplan. De Commissie gaat na of dit project strookt met deze verordening en de uit hoofde daarvan genomen besluiten.

2. De Commissie stelt de Bank in kennis van op grond van artikel 9, lid 2, aangenomen besluiten over regionale financieringsplannen die mede door middel van risicohoudend kapitaal zullen worden uitgevoerd.

3. Op basis daarvan legt de Bank afzonderlijke verrichtingen ter uitvoering van het binnen een regionaal financieringsplan voorgenomen project inzake risicohoudend kapitaal voor advies aan het comité van artikel 14 voor. De Commissievertegenwoordiger deelt dat comité het standpunt van zijn instelling met betrekking tot de verrichting in kwestie mee, en meer bepaald of de verrichting volgens de Commissie strookt met het regionale financieringsplan.

4. Op basis daarvan en onder voorbehoud van een gunstig advies van het comité van artikel 14 en de vertegenwoordiger van de Commissie in dat comité, worden de afzonderlijke risicokapitaalverrichtingen voorgelegd aan de Bank, die passende maatregelen neemt.

5. De Bank stelt de Commissie daarvan in kennis.";

14. in artikel 14, leden 3 en 4, wordt de verwijzing naar artikel 148, lid 2, van het Verdrag vervangen door een verwijzing naar artikel 205, lid 2, van het Verdrag;

15. artikel 15 wordt vervangen door:

"Artikel 15

1. Samen met de Bank beoordeelt de Commissie de voortgang van de uitvoering van de maatregelen op grond van deze verordening; zij brengt hierover aan het Europees Parlement en de Raad jaarlijks uiterlijk op 30 april van het volgende jaar verslag uit. Het verslag bevat informatie over de gedurende het jaar gefinancierde maatregelen, waarbij vertrouwelijke gegevens terdege worden beschermd, alsook informatie over het resultaat van toezichthoudende activiteiten en een beoordeling van de resultaten die in het algemene kader van de strategiedocumenten zijn bereikt.

2. De Commissie stelt de lidstaten jaarlijks in kennis van de uitvoering van de begroting van het voorgaande jaar, voor wat betreft de vastleggingen en de betalingen.

3. De Commissie en de Bank verrichten een evaluatie halverwege en een ex-post evaluatie van hun respectieve projecten en van de voornaamste sectoren waarvoor maatregelen zijn getroffen, teneinde vast te stellen of de doelstellingen zijn bereikt en richtsnoeren op te stellen om de effectiviteit van toekomstige activiteiten te verhogen. De evaluatierapporten worden met inachtneming van de vereiste vertrouwelijkheid aan het MED-comité en het Europees Parlement ter beschikking gesteld. De rapporten over de door de EIB beheerde verrichtingen worden aan het MED-comité ter beschikking gesteld.

4. Om de drie jaar stelt de Commissie samen met de Bank een algemeen evaluatieverslag op over de reeds aan de mediterrane partners verleende bijstand, alsook over de effectiviteit van de programma's en de evaluatie van de strategiedocumenten. Dit verslag wordt onverwijld ter bespreking aan het MED-comité voorgelegd.

5. Vóór 30 juni 2006 wordt deze verordening door de Raad opnieuw bezien. Daartoe dient de Commissie vóór 31 december 2005 bij de Raad een evaluatieverslag in met voorstellen inzake de toekomst van de verordening en, voorzover nodig, de in deze verordening aan te brengen wijzigingen.";

16. bijlage II van Verordening (EG) nr. 1488/96 wordt vervangen door de bijlage bij de onderhavige verordening.

Artikel 2

Deze verordening treedt in werking op de derde dag volgende op die van haar bekendmaking in het Publicatieblad van de Europese Gemeenschappen.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

Gedaan te Brussel, 27 november 2000.

Voor de Raad

De voorzitter

L. Fabius

(1) PB C 89 E van 28.3.2000, blz. 4.

(2) Advies uitgebracht op 6 september 2000 (nog niet verschenen in het Publicatieblad).

(3) PB L 189 van 30.7.1996, blz. 1. Verordening laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 780/98 (PB L 113 van 13.4.1998, blz. 3).

(4) PB L 312 van 23.12.1995, blz. 1.

(5) PB L 292 van 15.11.1996, blz. 2.

(6) PB L 184 van 17.7.1999, blz. 23.

(7) PB C 172 van 18.6.1999, blz. 1.

(8) PB L 292 van 15.11.1996, blz. 2.

(9) PB L 312 van 23.12.1995, blz. 1.

(10) PB L 356 van 31.12.1977, blz. 1. Verordening laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG, EGKS, Euratom) nr. 2673/1999 (PB L 326 van 18.12.1999, blz. 1).

BIJLAGE

"BIJLAGE II

Doelstellingen en toepassingsbepalingen van artikel 2

I. a) Steun voor het economisch overgangsproces en de totstandbrenging van een Euro-mediterrane vrijhandelszone houdt met name in:

- ontwikkeling van de particuliere sector en scheppen van werkgelegenheid, met inbegrip van verbetering van het ondernemingsklimaat en steun voor het midden- en kleinbedrijf;

- openstelling van markten, bevordering van investeringen, van industriële samenwerking en van het handelsverkeer tussen de Europese Gemeenschap en de mediterrane partners alsook tussen deze partners;

- verbetering van de economische infrastructuur, die het financiële systeem en het belastingsysteem zou kunnen behelzen.

b) De steun behelst tevens activiteiten ter ondersteuning van hervormingsprogramma's van de partners. Deze activiteiten worden uitgevoerd op basis van de volgende beginselen:

- de steunprogramma's zijn gericht op het herstel of, in voorkomend geval, de consolidatie van de grote financiële evenwichten en het scheppen van een economisch klimaat dat gunstig is voor een snellere groei, terwijl tevens wordt beoogd het welzijn van de bevolking te verbeteren;

- de steunprogramma's dragen ook bij tot hervormingen in sleutelsectoren met het oog op invoering van een zone voor vrijhandel met de Europese Gemeenschap;

- de steunprogramma's zijn aangepast aan de concrete situatie van elk land en houden rekening met de economische en sociale omstandigheden;

- de steunprogramma's voorzien in maatregelen die er met name toe strekken, het economische overgangsproces en de totstandkoming van een Euro-mediterrane vrijhandelszone, vanuit het oogpunt van sociale omstandigheden en werkgelegenheid, te begeleiden en de negatieve effecten te verzachten die dit proces op sociaal gebied en ten aanzien van de werkgelegenheid kan hebben voor met name de minst bevoorrechte bevolkingsgroepen;

- de steunbedragen worden uitbetaald in tranches in de vorm van rechtstreekse begrotingssteun, afhankelijk van de mate waarin de in het kader van het steunprogramma gestelde doelen en sectorale streefcijfers zijn verwezenlijkt.

Aan de volgende ontvankelijkheidscriteria moet worden voldaan:

- het betrokken land dient een door de instellingen van Bretton Woods erkend hervormingsprogramma te ondernemen of programma's uit te voeren die door deze instellingen als soortgelijk worden erkend, maar niet noodzakelijk door hen financieel worden gesteund, zulks afhankelijk van de omvang en de doeltreffendheid van de hervormingen;

- er wordt rekening gehouden met de economische situatie van het land op macro-economisch niveau (schuldenlast, kosten voor rente en aflossing, betalingsbalans, begrotingssituatie, monetaire situatie, inkomen per hoofd van de bevolking en werkloosheidsniveau) en op het vlak van de sectorale hervormingen, met het oog op de totstandbrenging van een vrijhandelsgebied met de Gemeenschap.

II. Steun voor duurzame economische en sociale ontwikkeling houdt met name in:

- betrokkenheid van de civiele samenleving en van de bevolking bij de opzet en de uitvoering van de ontwikkeling;

- verbetering van de sociale dienstverlening, met name op het gebied van de gezondheid, de gezinsplanning, de watervoorziening, de sanering en het woonmilieu;

- ijveren om zoveel mogelijk mensen op billijke wijze te laten delen in de vruchten van de groei, met daarbij bijzondere aandacht voor de doelstellingen en oogmerken die tijdens VN-topbijeenkomsten over armoedebestrijding overeengekomen zijn en in de internationale ontwikkelingsdoelstellingen opgenomen zijn;

- harmonische geïntegreerde ontwikkeling van het platteland en verbetering van de leefomstandigheden in de steden;

- versterkte samenwerking op landbouwgebied, met name wat kwaliteit en normen betreft;

- versterkte samenwerking op visserijgebied en duurzame exploitatie van de levende rijkdommen van de zee;

- bescherming en verbetering van het milieu, waarbij bijzondere aandacht wordt besteed aan het voorzorgsbeginsel en het beginsel van preventief handelen bij de ondersteuning van economische ontwikkeling door middel van een versterkte samenwerking op milieugebied;

- verbetering van de economische infrastructuur, met name in de sectoren vervoer, energie, plattelands- en stedelijke ontwikkeling, intensivering van met de informatiemaatschappij en informatie- en telecommunicatietechnologie verband houdende activiteiten;

- geïntegreerde ontwikkeling van het menselijk potentieel ter aanvulling van de programma's van de lidstaten, met name ten aanzien van de voortgezette beroepsopleiding in het kader van de industriële samenwerking, alsmede vergroting van de mogelijkheden voor wetenschappelijk en technisch onderzoek;

- versterking van de democratie en betere naleving en bescherming van de mensenrechten, met name via niet-gouvernementele organisaties in de Europese Gemeenschap en de mediterrane partners;

- samenwerking op cultureel gebied en uitwisseling van jongeren;

- samenwerking en technische bijstand ter versterking van de samenwerking op het gebied van migratie en de bestrijding van illegale immigratie, met inbegrip van de repatriëring van illegaal verblijvende personen;

- samenwerking en technische bijstand bij de bestrijding van georganiseerde criminaliteit, met inbegrip van illegale drugshandel en mensenhandel;

- ontwikkeling van de samenwerking op gebieden die betrekking hebben op de rechtsstaat, zoals justitiële en strafrechtelijke samenwerking, versterking van de instellingen die de onafhankelijkheid en de doeltreffendheid van de rechtspraak waarborgen, de opleiding van de diensten voor binnenlandse veiligheid en civiele bescherming.

III. Steun voor regionale, subregionale en grensoverschrijdende samenwerking houdt onder andere in:

a) opzetten van structuren voor regionale samenwerking tussen mediterrane partners en tussen hen en de Europese Unie en haar lidstaten, en ontwikkeling van die structuren;

b) - opzetten van de vereiste materiële infrastructuur voor regionale handel, zoals onder meer vervoer, communicatie en energie;

- verbetering van het regelgevingskader en kleinschalige infrastructuurprojecten in verband met grensovergangsfaciliteiten;

- samenwerking op het niveau van grote geografische eenheden en maatregelen die een aanvulling vormen op maatregelen die op dit gebied worden genomen binnen de Europese Gemeenschap, inclusief de steun voor het koppelen van het vervoer- en energienet van de mediterrane partners aan de trans-Europese netwerken;

c) andere regionale activiteiten, met inbegrip van die van de Europees-Arabische dialoog;

d) uitwisselingen tussen de civiele samenleving van de Europese Gemeenschap en die van de mediterrane partners; in dit kader zal de gedecentraliseerde samenwerking:

- moeten vaststellen welke de niet-gouvernementele begunstigden van de communautaire steun zijn;

- met name betrekking hebben op het in het netwerk opnemen van universiteiten en onderzoekers, plaatselijke gemeenschappen, verenigingen, stichtingen op het gebied van politieke wetenschappen, vakbonden en niet-gouvernementele organisaties, media, particuliere ondernemers en culturele instellingen in de ruimste zin van het woord, alsmede de andere onder IV genoemde organisaties.

De programma's moeten vooral gericht zijn op de stimulering van de deelneming en de opkomst van de civiele maatschappij in de partnerlanden, met name door bevordering van informatieverstrekking tussen netwerken en van duurzame banden tussen de partners van de netwerken.

IV. Ter verbetering van het bestuur wordt steun verleend aan belangrijke instellingen en de voornaamste actoren van de civiele samenleving, zoals plaatselijke autoriteiten, plattelands- en dorpsgroeperingen, op het onderlinge hulpbeginsel gebaseerde verenigingen, vakbonden, media en organisaties ter ondersteuning van het bedrijfsleven; tevens wordt de overheid geholpen bij het vergroten van haar capaciteit om beleid te ontwikkelen en uit te voeren.

V. Bij maatregelen die krachtens deze verordening worden genomen, wordt de nodige aandacht besteed aan analyses van de behoeften en het potentieel van vrouwen en mannen in het economische en sociale leven, zodat bij de programmering en uitvoering van ontwikkelingssamenwerking rekening wordt gehouden met genderaspecten. Onderwijs en het scheppen van werkgelegenheid voor vrouwen zijn hierbij van bijzonder belang.

Bij deze maatregelen wordt tevens rekening gehouden met de noodzaak het onderwijs te bevorderen en werkgelegenheid voor jongeren te scheppen, teneinde hun opneming in de maatschappij te vergemakkelijken.

VI. De in het kader van deze verordening te financieren maatregelen houden doorgaans in: technische bijstand, opleiding, institutionele versterking, voorlichting, seminars, studies, investeringsprojecten ten behoeve van zeer kleine, kleine en middelgrote ondernemingen en infrastructuur, en maatregelen om de aandacht te vestigen op de communautaire herkomst van de steun. Gedecentraliseerde samenwerking is geboden waar dit doeltreffend kan zijn. Transacties met risicodragend kapitaal en rentesubsidies worden in samenwerking met de Europese Investeringsbank gefinancierd.

VII. Er wordt terdege rekening gehouden met milieuoverwegingen bij de voorbereiding en uitvoering van activiteiten die worden gefinancierd door middel van maatregelen op grond van deze verordening."