32000R0907

Verordening (EG) nr. 907/2000 van de Commissie van 2 mei 2000 houdende uitvoeringsbepalingen van Verordening (EG) nr. 1254/1999 van de Raad wat de steun voor de particuliere opslag in de sector rundvlees betreft

Publicatieblad Nr. L 105 van 03/05/2000 blz. 0006 - 0014


Verordening (EG) nr. 907/2000 van de Commissie

van 2 mei 2000

houdende uitvoeringsbepalingen van Verordening (EG) nr. 1254/1999 van de Raad wat de steun voor de particuliere opslag in de sector rundvlees betreft

DE COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN,

Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap,

Gelet op Verordening (EG) nr. 1254/1999 van de Raad van 17 mei 1999 houdende een gemeenschappelijke ordening der markten in de sector rundvlees(1), en met name op artikel 26, lid 5, artikel 41 en artikel 48, lid 2,

Overwegende hetgeen volgt:

(1) In Verordening (EG) nr. 1254/1999 wordt voorzien in marktondersteuning in de vorm van steun voor de particuliere opslag van rundvlees. Vanaf 1 juli 2002 kan die steun echter alleen worden toegekend indien de gemiddelde prijs op de markt van de Gemeenschap voor geslachte volwassen runderen lager is dan 103 % van de basisprijs. Om met deze nieuwe regeling rekening te houden en terwille van de duidelijkheid dient tot een algehele omwerking te worden overgegaan van Verordening (EG) nr. 3445/90 van de Commissie van 27 november 1990 houdende uitvoeringsbepalingen inzake de toekenning van steun voor particuliere opslag van rundvlees(2), laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 3533/93(3).

(2) Om doeltreffend te zijn mag de steun voor de particuliere opslag alleen worden toegekend aan in de Gemeenschap gevestigde natuurlijke personen of rechtspersonen waarvan de activiteiten en de ervaring in de sector een voldoende waarborg vormen voor deugdelijke opslag van de producten en die in de Gemeenschap over adequate koelhuizen met voldoende capaciteit beschikken.

(3) Om dezelfde redenen mag alleen steun worden toegekend voor de opslag van producten van gezonde handelskwaliteit waaraan het keurmerk is toegekend als bedoeld in hoofdstuk XI van bijlage I, bij Richtlijn 64/433/EEG van de Raad van 26 juni 1964 betreffende de gezondheidsvoorschriften voor de productie en het in de handel brengen van vers vlees(4), laatstelijk gewijzigd bij Richtlijn 95/23/EG(5). De producten moeten in de Gemeenschap zijn verkregen en afkomstig zijn van dieren die overeenkomstig de geldende veterinaire voorschriften zijn gehouden. Bovendien mag de mate van radioactiviteit van het vlees de op grond van de Gemeenschapswetgeving geldende maximaal toelaatbare niveaus niet overschrijden.

(4) Het zou wegens de huidige en toekomstige marksituatie wenselijk kunnen zijn de contractsluitende partij te verzoeken haar voor uitvoer bestemde voorraad reeds bij de inslag van de goederen aan te wijzen; voor dat geval dienen de voorwaarden te worden vastgesteld waaronder het onder een opslagcontract vallende vlees tegelijkertijd onder de regeling bedoeld in artikel 5 van Verordening (EEG) nr. 565/80 van 4 maart 1980 betreffende de vooruitbetaling van de uitvoerrestituties voor landbouwproducten(6), laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 2026/83(7), kan worden geplaatst om voor betaling vooraf van de uitvoerrestitutie in aanmerking te komen.

(5) Om de regeling doeltreffender te maken, moeten de contracten betrekking hebben op een bepaalde minimumhoeveelheid, eventueel gedifferentieerd naar product, en moeten de verplichtingen van de contractsluitende partij worden vastgesteld, met name de verplichtingen die het het interventiebureau mogelijk maken de opslagomstandigheden doeltreffend te controleren.

(6) Het bedrag van de zekerheid die is ingesteld om ervoor te zorgen dat de contractuele verplichtingen worden nagekomen, moet worden vastgesteld op een percentage van het steunbedrag.

(7) Krachtens Verordening (EEG) nr. 2220/85 van de Commissie van 22 juli 1985 tot vaststelling van gemeenschappelijke uitvoeringsbepalingen inzake de regeling voor het stellen van zekerheden voor landbouwproducten(8), laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 1932/1999(9), moeten de primaire eisen worden vastgesteld waaraan moet worden voldaan opdat de zekerheid kan worden vrijgegeven. Opslag van de in het contract vermelde hoeveelheid voor de overeengekomen periode is één van de primaire eisen voor de toekenning van steun voor de particuliere opslag van rundvlees. Om met de handelspraktijk rekening te houden en om praktische redenen moet ten aanzien van de voor steun in aanmerking te nemen hoeveelheid een zekere tolerantie worden toegestaan.

(8) Wanneer aan bepaalde eisen inzake de opgeslagen hoeveelheid niet is voldaan, moet de zekerheid naar evenredigheid worden vrijgegeven en de steun naar evenredigheid worden toegekend.

(9) Om de regeling doeltreffender te maken, moet worden bepaald dat aan de contractsluitende partij een voorschot op de steun mag worden toegekend op voorwaarde dat een zekerheid wordt gesteld, en moeten bepalingen worden vastgesteld inzake de indiening van de steunaanvragen, de over te leggen documenten en de betalingstermijn.

(10) Er moeten regels worden vastgesteld voor de bepaling van de op de steunbedragen en de zekerheden toe te passen wisselkoersen.

(11) Uit de ervaring met andere regelingen voor particuliere opslag van landbouwproducten is gebleken dat moet worden bepaald in hoeverre Verordening (EEG, Euratom) nr. 1182/71 van de Raad(10) van toepassing is voor de vaststelling van bij dergelijke regelingen toegepaste perioden, data en termijnen en dat precies moet worden vastgesteld wanneer de contractuele opslag begint en eindigt.

(12) Er moet worden voorzien in een zekere evenredigheid bij de toekenning van de steun wanneer de opslagperiode niet volledig in acht is genomen. Ook moet worden bepaald dat de opslagperiode wordt verkort wanneer uitgeslagen vlees voor uitvoer is bestemd. De uitvoer van het vlees moet, zoals in het geval van restituties, worden bewezen overeenkomstig Verordening (EG) nr. 800/1999 van de Commissie van 15 april 1999 houdende gemeenschappelijke uitvoeringsbepalingen van het stelsel van restituties bij uitvoer voor landbouwproducten(11).

(13) Het bedrag van de steun voor de particuliere opslag kan vooraf worden vastgesteld. Passende maatregelen moeten worden vastgesteld om een overdreven of speculatief gebruik van deze regeling te voorkomen. Dergelijke maatregelen kunnen in bedenktijd voorzien om de marktsituatie te kunnen beoordelen voordat de besluiten over de aanvragen worden meegedeeld. Voorts dient, waar nodig, in speciale maatregelen te worden voorzien, onder meer betreffende nog niet afgehandelde aanvragen.

(14) Het bedrag van de steun voor de particuliere opslag kan ook worden vastgesteld door middel van een openbare inschrijving. Na indiening van de offertes kan een maximumbedrag voor de steun worden vastgesteld. Wanneer geen enkele offerte kan worden aanvaard, wordt de steun niet vastgesteld.

(15) Er moet in een controleregeling worden voorzien om te voorkomen dat steun ten onrechte wordt toegekend. Daartoe moeten de lidstaten controles uitvoeren naar gelang van de verschillende stadia van opslag.

(16) Er moeten maatregelen worden genomen om onregelmatigheden en fraude te voorkomen en, in voorkomend geval, te bestraffen. De contractsluitende partij die een valse verklaring aflegt, moet worden uitgesloten van steun voor de particuliere opslag in het kalenderjaar volgende op dat waarin de valse verklaring aan het licht is gekomen. Bovendien moeten de lidstaten voor kleinere onregelmatigheden passende sancties vaststellen.

(17) Om de Commissie een algemeen beeld te geven van de gevolgen van de steunregeling, moeten de lidstaten haar van de nodige informatie voorzien.

(18) De in deze verordening vervatte maatregelen zijn in overeenstemming met het advies van het Comité van beheer voor rundvlees,

HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

HOOFDSTUK I

ALGEMENE BEPALINGEN

Artikel 1

Deze verordening behelst algemene regels inzake de in de artikelen 26 en 48 van Verordening (EG) nr. 1254/1999 bedoelde toekenning van steun voor de particuliere opslag.

Artikel 2

1. Met ingang van 1 juli 2002 kan tot toekenning van steun voor particuliere opslag worden besloten wanneer de overeenkomstig bijlage I berekende gemiddelde marktprijs in de Gemeenschap voor karkassen van volwassen mannelijke runderen, omgerekend naar kwaliteit R3, 2291 EUR per ton of minder bedraagt.

2. Steun voor particuliere opslag kan per lidstaat of voor de hele Gemeenschap worden toegekend.

3. Het betrokken steunbedrag kan ofwel vooraf, ofwel door middel van een openbare inschrijving worden vastgesteld.

Artikel 3

1. Contracten voor particuliere opslag van rundvlees worden gesloten tussen de interventiebureaus van de lidstaten en natuurlijke personen of rechtspersonen, hierna "contractant" genoemd, die aan de volgende voorwaarden voldoen:

a) zij zijn in de twaalf maanden voorafgaande aan de aanvraag voor het sluiten van een contract of de einddatum van de inschrijving in de sector vee en vlees werkzaam geweest,

b) zij zijn in een nationaal BTW-register geregistreerd, en

c) zij beschikken in de Gemeenschap over adequate opslaginstallaties.

2. Steun voor de particuliere opslag mag alleen worden toegekend voor vlees dat aan de volgende voorwaarden voldoet:

a) het is ingedeeld volgens het bij Verordening (EEG) nr. 1208/81 van de Raad(12), gewijzigd bij Verordening (EEG) nr. 1026/91(13), vastgestelde communautaire indelingsschema, en is geïdentificeerd overeenkomstig artikel 4, lid 3, onder c), van Verordening (EG) nr. 562/2000 van de Commissie(14);

b) ervoor is het in hoofdstuk XI van bijlage I bij Richtlijn 64/433/EEG bedoelde keurmerk verkregen;

c) het heeft geen kenmerken die het voor opslag of later gebruik ongeschikt maken;

d) het is niet van dieren afkomstig die wegens een noodmaatregel zijn geslacht;

e) het is uit de Gemeenschap afkomstig overeenkomstig artikel 39 van Verordening (EEG) nr. 2454/93 van de Commissie(15), laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 1662/1999(16);

f) het overschrijdt niet de volgens de communautaire verordeningen toegestane maximaal toelaatbare niveaus van radioactiviteit. Het niveau van radioactiviteit wordt slechts gecontroleerd indien en zolang dat nodig is. De duur en de draagwijdte van de noodzakelijke controlemaatregelen worden zo nodig vastgesteld volgens de procedure van artikel 43 van Verordening (EG) nr. 1254/1999;

g) het is van dieren verkregen die niet langer dan tien dagen vóór de in artikel 5, lid 3, bedoelde datum van inslag van de producten zijn geslacht;

h) het wordt in verse staat ingeslagen en wordt bevroren opgeslagen;

i) het is van dieren verkregen die overeenkomstig de geldende veterinaire voorschriften zijn gehouden.

Artikel 4

1. Een contract moet ten minste op een voor ieder product afzonderlijk vast te stellen minimumhoeveelheid betrekking hebben.

2. De aanvraag om een contract te sluiten of de offerte wordt ingediend bij het interventiebureau in de lidstaat waar het vlees moet worden opgeslagen.

3. Een aanvraag om een contract te sluiten of de offerte en een daaropvolgend contract mogen slechts op één van de producten waarvoor steun kan worden verleend, betrekking hebben.

4. De aanvraag om een contract te sluiten of de offerte is slechts ontvankelijk wanneer deze de in lid 5, onder a), b), d) en e), bedoelde elementen bevat en het bewijs is geleverd dat een zekerheid is gesteld.

5. Het contract moet de volgende elementen bevatten:

a) een verklaring waarbij de contractant zich ertoe verbindt slechts producten in te slaan die aan de in artikel 3, lid 2, bedoelde voorwaarden voldoen;

b) de omschrijving en de hoeveelheid van het product dat wordt opgeslagen;

c) de in artikel 5, lid 1, bedoelde uiterste datum waarop de totale, in het contract bedoelde hoeveelheid dient te zijn ingeslagen;

d) de opslagperiode;

e) het steunbedrag per ton;

f) het bedrag van de gestelde zekerheid;

g) een bepaling op grond waarvan de opslagperiode onder de in de communautaire verordeningen vastgestelde voorwaarden kan worden verkort of verlengd.

6. Het contract houdt voor de contractant ten minste de volgende verplichtingen in:

a) de overeengekomen hoeveelheid van het betrokken product voor eigen rekening en risico binnen de in artikel 5 bepaalde termijnen in te slaan en deze tijdens de contractueel overeengekomen periode zodanig op te slaan dat wordt gewaarborgd dat de in artikel 3, lid 2, bedoelde kenmerken van de producten behouden blijven, met dien verstande voorts dat de opgeslagen producten niet mogen worden veranderd, vervangen, of naar een andere opslagplaats overgebracht; in uitzonderingsgevallen kan het interventiebureau echter op een naar behoren met redenen omkleed verzoek overbrenging van de opgeslagen producten toestaan;

b) het interventiebureau waarmee het contract is gesloten, tijdig vóór het begin van de inslag van iedere afzonderlijke partij als bedoeld in artikel 5, lid 1, tweede alinea, de dag van inslag en de plaats van opslag en de aard en hoeveelheid van het product dat moet worden opgeslagen, mee te delen; het interventiebureau kan verlangen dat deze gegevens ten minste twee werkdagen vóór de inslag van elke afzonderlijke partij worden verstrekt;

c) de op de inslag betrekking hebbende bewijsstukken niet later dan een maand na het in artikel 5, lid 4, bedoelde tijdstip bij het interventiebureau in te dienen;

d) het product met inachtneming van de in artikel 26 bedoelde identificatievoorschriften op te slaan;

e) het interventiebureau toe te staan te allen tijde na te gaan of aan alle in het contract opgenomen verplichtingen wordt voldaan.

Artikel 5

1. De definitieve inslag moet uiterlijk 28 dagen na de datum waarop het contract is gesloten, zijn beëindigd.

De producten mogen in afzonderlijke partijen worden ingeslagen, waarbij elke partij de volledige op een bepaalde dag per contract en per opslagplaats ingeslagen hoeveelheid is.

2. De contractant mag tijdens de inslag alle betrokken producten of een gedeelte daarvan versnijden of uitbenen, op voorwaarde dat slechts de hoeveelheid waarvoor het contract is gesloten, wordt verwerkt en dat alle bij het versnijden of uitbenen verkregen producten worden opgeslagen. Het interventiebureau kan eisen dat van het voornemen om van deze mogelijkheid gebruik te maken, uiterlijk twee werkdagen vóór het begin van de inslag van elke afzonderlijke partij kennis wordt gegeven.

Pezen, kraakbeen, stukken vet en andere snijresten van het versnijden of het uitbenen mogen niet worden opgeslagen.

3. De inslag begint voor elke afzonderlijke partij van de in het contract bepaalde hoeveelheid op de dag waarop die partij onder toezicht van het interventiebureau wordt geplaatst.

De bedoelde dag is die waarop het nettogewicht van het bedoelde verse of gekoelde product wordt vastgesteld:

a) op de plaats van opslag, wanneer het vlees ter plaatse wordt ingevroren,

b) op de plaats van invriezing, wanneer het vlees in daartoe geschikte installaties buiten de plaats van opslag wordt ingevroren.

c) op de plaats van uitbening of versnijding, wanneer de producten uitgebeend of versneden worden ingeslagen.

4. De inslag eindigt op de dag waarop de laatste afzonderlijke partij van de in het contract bepaalde hoeveelheid wordt ingeslagen.

De bedoelde dag is die waarop alle producten waarop het contract betrekking heeft, in verse dan wel bevroren toestand naar de definitieve opslagplaats zijn overgebracht.

Artikel 6

1. Wanneer de ingeslagen producten onder de in artikel 5, lid 1, van Verordening (EEG) nr. 565/80 bedoelde regeling worden geplaatst, zijn de leden 2 en 3 van dit artikel van toepassing.

2. De in artikel 29, lid 5, van Verordening (EG) nr. 800/1999 genoemde termijn wordt zodanig verlengd dat hij de maximale periode van de contractuele opslag omvat, verlengd met een maand.

3. De lidstaten kunnen eisen dat de inslag en het plaatsen onder de in artikel 5, lid 1, van Verordening (EEG) nr. 565/80 bedoelde regeling gelijktijdig gebeuren. In dat geval kan, wanneer een contract voor particuliere opslag is gesloten voor een hoeveelheid die uit verscheidene afzonderlijke partijen bestaat die op verschillende tijdstippen worden ingeslagen, voor elk van de afzonderlijke partijen een aparte betalingsaangifte worden ingediend.

De in artikel 26 van Verordening (EG) nr. 800/1999 bedoelde betalingsaangifte wordt voor elke afzonderlijke partij op de dag van de inslag ervan ingediend.

Artikel 7

1. De in artikel 4, lid 4, bedoelde zekerheid moet 20 % van het gevraagde steunbedrag bedragen.

2. De primaire eisen in de zin van artikel 20, lid 2, van Verordening (EEG) nr. 2220/85 zijn de volgende:

a) een aanvraag voor het sluiten van een contract of een offerte mag niet worden ingetrokken;

b) ten minste 90 % van de in het contract bepaalde hoeveelheid moet voor eigen risico van de contractant en overeenkomstig de voorwaarden van artikel 4, lid 6, onder a), worden ingeslagen en tijdens de contractuele opslagperiode in opslag worden gehouden; en

c) wanneer artikel 17 wordt toegepast, moet het vlees volgens één van de drie in dat artikel genoemde mogelijkheden worden uitgevoerd.

3. Onverminderd artikel 17 van de onderhavige verordening is artikel 27, lid 1, van Verordening (EEG) nr. 2220/85 ten aanzien van het gedeeltelijk vrijgeven van een zekerheid niet van toepassing.

4. Wanneer de aanvraag om een contract te sluiten of de offerte niet wordt aanvaard, wordt de zekerheid onmiddellijk vrijgegeven.

5. Wanneer de in artikel 5, lid 1, bedoelde uiterste datum voor inslag wordt overschreden, wordt de zekerheid overeenkomstig artikel 23 van Verordening (EEG) nr. 2220/85 verbeurd verklaard.

Wanneer de in artikel 5, lid 1, bedoelde termijn met meer dan tien dagen wordt overschreden, wordt geen steun toegekend.

Artikel 8

1. Het steunbedrag wordt vastgesteld per ton en geldt voor het gewicht dat overeenkomstig artikel 5, lid 3, is vastgesteld.

2. Onverminderd lid 3 van dit artikel en artikel 17 heeft de contractant recht op de steun indien aan de in artikel 7, lid 2, vermelde primaire eisen is voldaan.

3. De steun wordt voor ten hoogste de in het contract bepaalde hoeveelheid betaald.

Artikel 9

Wanneer de tijdens de contractuele opslagperiode feitelijk opgeslagen hoeveelheid geringer is dan de in het contract bepaalde hoeveelheid, en groter is dan of gelijk aan 90 % van deze hoeveelheid, wordt de steun voor de werkelijk opgeslagen hoeveelheid betaald.

Wanneer zij geringer is dan 90 %, maar groter is dan of gelijk aan 80 % van de in het contract bepaalde hoeveelheid, wordt de steun voor de feitelijk opgeslagen hoeveelheid met de helft verlaagd.

Wanneer zij geringer is dan 80 % van de in het contract bepaalde hoeveelheid, wordt geen steun betaald.

Artikel 10

Bij uitbening wordt geen steun betaald, wanneer de feitelijk opgeslagen hoeveelheid geringer is dan of gelijk aan 67 kilogram vlees zonder been op 100 kilogram vlees met been.

Het steunbedrag wordt verhoudingsgewijs verlaagd wanneer de feitelijk opgeslagen hoeveelheid groter is dan 67 kilogram en geringer dan 75 kilogram vlees zonder been op 100 kilogram vlees met been.

Het steunbedrag wordt verhoogd noch verlaagd wanneer de feitelijk opgeslagen hoeveelheid groter is dan of gelijk aan 75 kilogram vlees zonder been op 100 kilogram vlees met been.

Artikel 11

Na drie maanden opslag mag op verzoek van de contractant één enkel voorschot op de steun worden betaald, op voorwaarde dat de contractant een zekerheid stelt die gelijk is aan het bedrag van het voorschot, vermeerderd met 20 %.

Het voorschot mag niet hoger zijn dan de steun voor een opslagperiode van drie maanden. Wanneer de producten overeenkomstig artikel 17 worden uitgevoerd voordat het voorschot is betaald, wordt voor de berekening van het voorschot met de werkelijke periode van opslag van deze producten rekening gehouden.

Artikel 12

1. De aanvraag tot betaling van steun en de bewijsstukken moeten binnen zes maanden na afloop van de maximale contractuele opslagperiode bij de bevoegde instantie worden ingediend.

Wanneer de bewijsstukken niet binnen de vastgestelde termijn konden worden overgelegd, hoewel de contractant al het nodige heeft gedaan om deze op tijd te verkrijgen, mag voor het overleggen van de documenten uitstel worden verleend voor een totale duur van niet meer dan zes maanden.

Bij toepassing van artikel 17 moet het bewijs worden geleverd binnen de in artikel 49, leden 2, 4 en 6, van Verordening (EG) nr. 800/1999 vastgestelde termijnen.

2. Tenzij een onderzoek met betrekking tot het recht op de steun is geopend, betalen de bevoegde instanties de steun zo spoedig mogelijk uit, en uiterlijk drie maanden na de dag waarop de contractant de aanvraag tot betaling met de vereiste bewijsstukken heeft ingediend.

Artikel 13

1. De omrekeningskoers voor de steunbedragen is de wisselkoers op de in artikel 15 bedoelde dag.

2. De omrekeningskoers voor het bedrag van de zekerheid is de wisselkoers die geldt op de dag voorafgaand aan de dag waarop de zekerheid bij het interventiebureau wordt gesteld.

Artikel 14

Artikel 3, lid 4, van Verordening (EEG, Euratom) nr. 1182/71 is niet van toepassing voor de bepaling van de in artikel 4, lid 5, onder d), van de onderhavige verordening bedoelde opslagperiode of voor de overeenkomstig artikel 4, lid 5, onder g), of artikel 17 van de onderhavige verordening gewijzigde opslagperiode.

Artikel 15

De eerste dag van de contractuele opslagperiode is de dag volgende op die van de beëindiging van de inslag.

Artikel 16

Met de uitslag van de producten mag worden begonnen op de dag volgende op de laatste dag van de contractuele opslagperiode.

Artikel 17

1. Na een opslagperiode van twee maanden mag de contractant de producten waarop het contract betrekking heeft of een gedeelte daarvan uitslaan, op voorwaarde dat daarbij per contract en per opslagplaats ofwel ten minste 5 ton wordt uitgeslagen ofwel, ingeval minder dan deze hoeveelheid beschikbaar is, de totale hoeveelheid die zich met betrekking tot het contract nog in een opslagplaats bevindt, en mits deze producten uiterlijk 60 dagen na de dag van uitslag:

a) het douanegebied van de Gemeenschap in ongewijzigde staat hebben verlaten,

b) in ongewijzigde staat hun bestemming hebben bereikt in de in artikel 36, lid 1, van Verordening (EG) nr. 800/1999 bedoelde gevallen, of

c) in ongewijzigde staat zijn opgeslagen in een overeenkomstig artikel 40 van Verordening (EG) nr. 800/1999 erkend bevoorradingsdepot.

2. De contractuele opslagperiode eindigt voor iedere afzonderlijke voor uitvoer bestemde partij op de dag voorafgaande aan de dag van uitslag.

Zij eindigt op de dag van aanvaarding van de uitvoeraangifte, indien de producten niet zijn verplaatst.

3. Het steunbedrag wordt in verhouding tot de verkorting van de opslagperiode met een overeenkomstig artikel 43 van Verordening (EG) nr. 1254/1999 vast te stellen bedrag per dag verlaagd.

4. Voor de toepassing van dit artikel wordt het bewijs van uitvoer geleverd overeenkomstig artikel 7 van Verordening (EG) nr. 800/1999.

Artikel 18

1. Bij toepassing van de artikelen 16 en 17 doet de contractant het interventiebureau tijdig vóór het begin van de uitslag bericht. Het interventiebureau kan verlangen dat de contractant hem ten minste twee werkdagen vóór de betrokken datum bericht doet.

2. Wanneer de verplichting tot voorafgaande kennisgeving niet wordt nagekomen wordt met betrekking tot het betrokken contract geen steun betaald en wordt ten aanzien van het betrokken contract de gehele zekerheid verbeurd verklaard.

Wanneer deze verplichting niet wordt nagekomen, doch binnen 30 dagen na de uitslag ten genoegen van de bevoegde instanties voldoende bewijzen worden geleverd met betrekking tot de datum van uitslag en de betrokken hoeveelheden wordt het steunbedrag betaald en wordt voor de betrokken hoeveelheid 15 % van de zekerheid verbeurd verklaard.

De tweede alinea geldt onverminderd de artikelen 8, lid 3, en 9.

Artikel 19

Wanneer de contractant de contractuele opslagperiode of de in artikel 17, lid 1, bedoelde termijn van twee maanden voor de totale opgeslagen hoeveelheid niet nakomt, wordt het voor het betrokken contract verschuldigde steunbedrag voor elke kalenderdag van niet-nakoming met 10 % verlaagd.

Artikel 20

Wanneer de uitvoering van het contract als gevolg van overmacht onmogelijk is, stelt de bevoegde instantie van de betrokken lidstaat de maatregelen vast die zij op grond van de aangevoerde omstandigheden noodzakelijk acht. Deze instantie stelt de Commissie in kennis van ieder geval van overmacht en van de naar aanleiding daarvan getroffen maatregelen.

HOOFDSTUK II

BIJZONDERE BEPALINGEN

Artikel 21

1. Wanneer het steunbedrag vooraf wordt vastgesteld, worden besluiten over de aanvragen voor het sluiten van contracten door het bevoegde interventiebureau bij aangetekende brief, telex of fax, of door afgifte van een bericht tegen ontvangstbewijs aan iedere aanvrager meegedeeld, en wel op de vijfde werkdag volgende op de dag waarop de aanvraag is ingediend, tenzij de Commissie in de tussenliggende periode speciale maatregelen goedkeurt.

Wanneer bij bestudering van de situatie aan het licht komt dat in te ruime mate van de bij deze verordening vastgestelde regeling gebruik is gemaakt, of wanneer het gevaar bestaat dat dit gebeurt, kunnen de bedoelde maatregelen het volgende omvatten:

a) schorsing van de toepassing van deze verordening voor een periode van niet meer dan vijf werkdagen;

b) vaststelling van één enkel percentage waarmee de hoeveelheden in de aanvragen worden verlaagd, met dien verstande echter dat de minimumhoeveelheid in voorkomend geval niet mag worden onderschreden;

c) afwijzing van aanvragen die in de periode vóór de schorsing zijn ingediend en waarover tijdens de schorsingsperiode een besluit zou zijn genomen.

In het onder a) bedoelde geval worden gedurende die periode ingediende aanvragen voor het sluiten van contracten niet aanvaard.

2. Wanneer de aanvraag is aanvaard, wordt het contract geacht te zijn gesloten op de dag dat het in lid 1 bedoelde besluit is meegedeeld. Het interventiebureau moet de in artikel 5, lid 1, bedoelde datum dienovereenkomstig vermelden.

Artikel 22

1. Wanneer het steunbedrag door middel van openbare inschrijving wordt vastgesteld, moeten de offertes in euro luiden en bij het betrokken interventiebureau worden ingediend in een gesloten enveloppe met daarop een verwijzing naar de betrokken inschrijvingsverordening. De gesloten enveloppe mag niet voor de uiterste datum van de inschrijving door het interventiebureau worden geopend.

2. De offertes worden door de bevoegde diensten van de lidstaten in besloten vergadering beoordeeld; de aanwezige personen zijn tot geheimhouding verplicht.

3. De in aanmerking komende offertes moeten geanonimiseerd, uiterlijk de tweede werkdag volgende op het verstrijken van de in het inschrijvingsbericht vastgestelde termijn voor het indienen van de offertes door de lidstaat naar de Commissie worden doorgezonden.

4. Wanneer geen offertes zijn ingediend, stellen de lidstaten de Commissie daarvan binnen de in lid 3 vastgestelde termijn in kennis.

5. De Commissie besluit naar gelang van de ontvangen offertes overeenkomstig de procedure van artikel 43 van Verordening (EG) nr. 1254/1999 een maximumsteunbedrag vast te stellen of geen steun toe te kennen.

6. Wanneer een maximumsteunbedrag wordt vastgesteld, worden de offertes die lager zijn dan of gelijk zijn aan dat bedrag aanvaard.

7. Het bevoegde interventiebureau deelt binnen vijf werkdagen volgende op de dag waarop de lidstaten van het besluit van de Commissie in kennis zijn gesteld, alle inschrijvers bij aangetekende brief, telex, fax of door afgifte van een bericht tegen ontvangstbevestiging het resultaat van hun deelneming aan de inschrijving mee.

8. Bij aanvaarding van de offerte geldt de dag van verzending van de in lid 7 bedoelde mededeling van het interventiebureau aan de inschrijver als de dag waarop het contract is gesloten. Het interventiebureau stelt de in artikel 5, lid 1, bedoelde datum vast.

HOOFDSTUK III

CONTROLE EN SANCTIES

Artikel 23

De lidstaten zien erop toe dat aan de voorwaarden om voor steun in aanmerking te komen, wordt voldaan. Daartoe wijzen zij de nationale instantie aan die voor de controle op de opslag verantwoordelijk is, hierna "controle-instantie" genoemd.

Artikel 24

De contractant houdt ten behoeve van de controle-instantie voor elk contract alle benodigde documenten ter beschikking, zodat deze instantie met betrekking tot de opgeslagen producten kan nagaan:

a) wie op het tijdstip van de inslag de eigenaar was;

b) de inslagdatum;

c) het gewicht en het aantal kartons of anders verpakte producten;

d) of de producten in de opslagplaats aanwezig zijn;

e) de berekende datum waarop de minimale contractuele opslagperiode verstrijkt en, in geval van toepassing van artikel 17 of 19, de datum van de feitelijke uitslag.

Artikel 25

De contractant of, in voorkomend geval, in zijn plaats de beheerder van de opslagplaats, voert een op de opslagplaats beschikbaar te houden voorraadboekhouding waarin per contractnummer zijn vermeld:

a) de identificatie van de producten die zich in particuliere opslag bevinden;

b) de datum van inslag en de berekende datum waarop de minimale contractuele opslagperiode verstrijkt, aangevuld met de datum van feitelijke uitslag;

c) het aantal halve dieren, voor- en achtervoeten, kartons of andere afzonderlijk verpakt opgeslagen stukken, de omschrijving ervan en het gewicht van elk pallet of van de andere afzonderlijk verpakt opgeslagen stukken, in voorkomend geval geregistreerd per afzonderlijke partij;

d) de plaats waar de producten zich in de opslagplaats bevinden.

Artikel 26

De opgeslagen producten moeten gemakkelijk en per contract identificeerbaar zijn. Elk pallet en, in voorkomend geval, elk afzonderlijk verpakt opgeslagen stuk moet zodanig zijn gemerkt dat het nummer van het contract, de benaming van het product en het gewicht kunnen worden afgelezen. De inslagdatum moet op elke op een gegeven dag ingeslagen afzonderlijke partij worden vermeld.

De controle-instantie controleert bij inslag de in de eerste alinea bedoelde merktekens en kan de ruimte waar de producten zijn ingeslagen, verzegelen.

Artikel 27

1. De controle-instantie controleert overeenkomstig de leden 2 tot en met 6 van dit artikel voor elk contract of alle in artikel 4, lid 6, bedoelde verplichtingen zijn nagekomen.

2. De controle-instantie verzegelt overeenkomstig artikel 26, tweede alinea, alle ingevolge een contract opgeslagen producten of voert onaangekondigd en steekproefsgewijze controles uit op de aanwezigheid van de producten in de opslagplaats.

In het geval van een steekproefsgewijze controle moet de steekproef representatief zijn en betrekking hebben op ten minste 10 % van de in elke lidstaat in het kader van een steunmaatregel voor de particuliere opslag ingeslagen hoeveelheid.

Deze steekproefsgewijze controles omvatten niet alleen een onderzoek van de in artikel 25 bedoelde boekhouding, maar ook een fysieke controle met betrekking tot het gewicht van de producten, de soort producten en hun identificatie en moeten betrekking hebben op ten minste 5 % van de hoeveelheid waarop de onaangekondigde controles betrekking hebben.

3. De controle-instantie voert een verplichte controle uit om te verzekeren dat de producten zich gedurende de laatste week van de contractuele opslagperiode in de opslagruimte bevinden.

4. De in verband met de controles gemaakte verzegelings- of goederenbehandelingskosten zijn voor rekening van de contractant.

5. Over de op grond van de leden 2 en 3 uitgevoerde controles wordt een verslag opgesteld waarin wordt vermeld:

a) de controledatum,

b) de duur van de controle,

c) de uitgevoerde controlewerkzaamheden.

Het controleverslag wordt ondertekend door de controleur en medeondertekend door de contractant of, in voorkomend geval, de beheerder van de opslagplaats, en wordt bij het betalingsdossier gevoegd.

6. Wanneer belangrijke onregelmatigheden aan het licht komen die betrekking hebben op 5 % of meer van de gecontroleerde hoeveelheid waarvoor eenzelfde contract geldt, wordt de controle tot een grotere, door de controle-instantiete bepalen steekproef uitgebreid.

De lidstaten stellen de Commissie binnen vier weken van deze onregelmatigheden in kennis.

Artikel 28

1. Wanneer door de controle-instantie is vastgesteld en geverifieerd dat de in artikel 4, lid 5, onder a), bedoelde verklaring als gevolg van opzet of grove nalatigheid vals is, wordt de betrokken contractant tot het einde van het kalenderjaar volgende op het jaar waarin is komen vast te staan dat de verklaring vals is, van de steunregeling voor particuliere opslag uitgesloten.

2. De lidstaten moeten passende maatregelen toepassen wanneer de contractsluitende partij haar verplichtingen op grond van de artikelen 24, 25 en 26, niet nakomt.

HOOFDSTUK IV

SLOTBEPALINGEN

Artikel 29

1. De lidstaten delen de Commissie alle voor de uitvoering van deze verordening vastgestelde maatregelen mee.

2. De lidstaten delen de Commissie per fax het volgende mee:

a) op maandag en donderdag van iedere week: de hoeveelheden producten waarvoor aanvragen voor het sluiten van contracten zijn ingediend;

b) wekelijks vóór donderdag, voor welke producten en hoeveelheden in de voorafgaande week contracten zijn afgesloten, met een specificatie naar opslagperiode en een totaalopgave van de producten en de hoeveelheden waarvoor contracten zijn afgesloten;

c) maandelijks, welke producten en welke totale hoeveelheden zijn ingeslagen, en voorzover het uitgebeende producten betreft, de totale hoeveelheid vlees met been die daarvoor is verwerkt;

d) maandelijks, welke producten en totale hoeveelheden werkelijk in opslag zijn en voor welke producten en totale hoeveelheden de contractuele opslagperiode is verstreken;

e) maandelijks, in geval van verkorting of verlenging van de opslagperiode overeenkomstig artikel 4, lid 5, onder g), of, in geval van verkorting van de opslagperiode overeenkomstig artikel 17 of 19, de producten en de hoeveelheden waarvoor de opslagperiode is gewijzigd, alsmede de oorspronkelijke en de nieuwe maand van uitslag.

Artikel 30

Verordening (EEG) nr. 3445/90 wordt ingetrokken.

Verwijzingen naar de ingetrokken verordening gelden als verwijzingen naar de onderhavige verordening en worden gelezen volgens de in bijlage II opgenomen concordantietabel.

Artikel 31

Deze verordening treedt in werking op de zevende dag volgende op die van haar bekendmaking in het Publicatieblad van de Europese Gemeenschappen.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

Gedaan te Brussel, 2 mei 2000.

Voor de Commissie

Franz Fischler

Lid van de Commissie

(1) PB L 160 van 26.6.1999, blz. 21.

(2) PB L 333 van 30.11.1990, blz. 30.

(3) PB L 321 van 23.12.1993, blz. 9.

(4) PB 121 van 29.7.1964, blz. 2012/64.

(5) PB L 243 van 11.10.1995, blz. 7.

(6) PB L 62 van 7.3.1980, blz. 5.

(7) PB L 199 van 22.7.1983, blz. 12.

(8) PB L 205 van 3.8.1985, blz. 5.

(9) PB L 240 van 10.9.1999, blz. 11.

(10) PB L 124 van 8.6.1971, blz. 1.

(11) PB L 102 van 17.4.1999, blz. 11.

(12) PB L 123 van 7.5.1981, blz. 3.

(13) PB L 106 van 26.4.1991, blz. 2.

(14) PB L 68 van 16.3.2000, blz. 22.

(15) PB L 253 van 11.10.1993, blz. 1.

(16) PB L 197 van 29.7.1999, blz. 25.

BIJLAGE I

(Artikel 2)

Berekening van de gemiddelde prijs op de markt van de Gemeenschap voor geslachte volwassen mannelijke runderen, omgerekend naar kwaliteit R3

a) De gemiddelde marktprijs per land voor categorie A, omgerekend naar kwaliteitsklasse R3, berekend overeenkomstig artikel 3, onder a), derde streepje, van Verordening (EG) nr. 562/2000.

b) De gemiddelde marktprijs per land voor categorie C, omgerekend naar kwaliteitsklasse R3, berekend overeenkomstig artikel 3, onder a), derde streepje, van Verordening (EG) nr. 562/2000.

c) De gemiddelde marktprijs per land voor categorie A/C = het gewogen gemiddelde van a) en b), waarbij de wegingscoëfficiënt gebaseerd moet zijn op het aandeel van de slachtingen van iedere categorie in het totaal van de slachtingen van categorie A/C per land.

d) De gemiddelde marktprijs in de Gemeenschap voor categorie A/C = het gewogen gemiddelde van c), waarbij de wegingscoëfficiënt gebaseerd moet zijn op het aandeel van de slachtingen van categorie A/C in iedere lidstaat in het totaal van de slachtingen van de categorie A/C in de hele Gemeenschap.

BIJLAGE II

(Artikel 30)

Concordantietabel

>RUIMTE VOOR DE TABEL>