32000L0035

Richtlijn 2000/35/EG van het Europees Parlement en de Raad van 29 juni 2000 betreffende bestrijding van betalingsachterstand bij handelstransacties

Publicatieblad Nr. L 200 van 08/08/2000 blz. 0035 - 0038


Richtlijn 2000/35/EG van het Europees Parlement en de Raad

van 29 juni 2000

betreffende bestrijding van betalingsachterstand bij handelstransacties

HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,

Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap, inzonderheid op artikel 95,

Gezien het voorstel van de Commissie(1),

Gezien het advies van het Economisch en Sociaal Comité(2),

Volgens de procedure van artikel 251 van het verdrag(3) en in het licht van de op 4 mei 2000 door het bemiddelingscomité goedgekeurde gemeenschappelijke tekst,

Overwegende hetgeen volgt:

(1) Het Europees Parlement heeft er in zijn resolutie over het geïntegreerd programma ten behoeve van het MKB en de ambachtelijke sector(4) bij de Commissie op aangedrongen voorstellen te doen om het vraagstuk van betalingsachterstand te regelen.

(2) De Commissie heeft op 12 mei 1995 een aanbeveling over de betalingstermijnen bij handelstransacties(5) vastgesteld.

(3) Het Europees Parlement heeft in zijn resolutie betreffende de aanbeveling van de Commissie over de betalingstermijnen bij handelstransacties(6) deze laatste in overweging gegeven haar aanbeveling in een voorstel voor een richtlijn van de Raad om te zetten en dit zo spoedig mogelijk in te dienen.

(4) Het Economisch en Sociaal Comité heeft op 29 mei 1997 advies uitgebracht over het groenboek van de Commissie: "De overheidsopdrachten in de Europese Unie: beschouwingen over een toekomstig beleid"(7).

(5) De Commissie heeft op 4 juni 1997 een actieprogramma voor de interne markt bekendgemaakt, waarin wordt onderstreept dat betalingsachterstand een steeds ernstiger wordende hinderpaal vormt voor het welslagen van de interne markt.

(6) De Commissie heeft op 17 juli 1997 een mededeling met de titel "Verslag over betalingsachterstanden bij handelstransacties"(8) bekendgemaakt, die een samenvatting biedt van de uitkomsten van een beoordeling van de uitwerking van de aanbeveling van de Commissie van 12 mei 1995.

(7) Als gevolg van buitensporige betalingstermijnen en betalingsachterstand drukken zware administratieve en financiële lasten op het bedrijfsleven, met name op het midden- en kleinbedrijf. Deze problemen zijn bovendien een belangrijke oorzaak van insolventie, die een bedreiging voor de overlevingskansen van ondernemingen vormt, en doen talrijke arbeidsplaatsen verloren gaan.

(8) In sommige lidstaten wijken de contractuele betalingstermijnen aanmerkelijk af van het communautaire gemiddelde.

(9) De verschillen tussen de betalingsvoorschriften en -praktijken in de lidstaten vormen een hinderpaal voor de goede werking van de interne markt.

(10) De handelstransacties tussen lidstaten worden hierdoor aanzienlijk beperkt. Dit is strijdig met artikel 14 van het Verdrag, aangezien ondernemers overal op de interne markt onder zodanige omstandigheden zaken moeten kunnen doen dat grensoverschrijdende transacties geen grotere risico's meebrengen dan binnenlandse transacties. Wanneer voor binnenlandse en grensoverschrijdende transacties wezenlijk verschillende regels van toepassing zijn, is er sprake van concurrentievervalsing.

(11) De meest recente statistieken tonen aan dat de situatie ten aanzien van betalingsachterstand sinds de goedkeuring van de aanbeveling van 12 mei 1995 in veel lidstaten in het gunstigste geval niet is verbeterd.

(12) De doelstelling van de bestrijding van betalingsachterstand binnen de interne markt kan niet voldoende door de lidstaten worden verwezenlijkt indien zij afzonderlijk handelen en kan derhalve beter door de Gemeenschap worden verwezenlijkt. Deze richtlijn gaat niet verder dan wat nodig is om deze doelstelling te verwezenlijken. Deze richtlijn voldoet derhalve in haar geheel aan de vereisten van het subsidiariteits- en het evenredigheidsbeginsel zoals vastgelegd in artikel 5 van het Verdrag.

(13) Deze richtlijn heeft enkel betrekking op betalingen tot vergoeding van handelstransacties en strekt niet tot regulering van transacties met consumenten, interest betreffende andere betalingen zoals betalingen uit hoofde van de wetgeving inzake cheques en wissels, of betalingen bij wijze van schadeloosstelling met inbegrip van betalingen uit hoofde van verzekeringspolissen.

(14) Het feit dat de vrije beroepen onder deze richtlijn vallen, betekent niet dat de lidstaten deze beroepen als ondernemingen of handelaars moeten behandelen voor doeleinden buiten deze richtlijn.

(15) Deze richtlijn geeft alleen een definitie van de term "executoriale titel", maar zij houdt geen regulering in van de verschillende procedures van gedwongen executie van een dergelijke titel en de voorwaarden waaronder gedwongen executie van een dergelijke titel kan worden beëindigd of opgeschort.

(16) Betalingsachterstand is een vorm van contractbreuk die door lage interest op achterstallige betalingen en/of door traag verlopende invorderingsprocedures in de meeste lidstaten voor de schuldenaren financieel aantrekkelijk is geworden. Een ingrijpende verandering - met inbegrip van vergoeding voor de schuldeisers van de kosten die zij hebben gemaakt - is nodig om deze tendens te keren en om ervoor te zorgen dat de gevolgen van betalingsachterstand ontmoedigend werken.

(17) De redelijke vergoeding van de invorderingskosten geldt onverminderd nationale bepalingen volgens welke een nationale rechter een schuldeiser een aanvullende vergoeding kan toekennen voor schade ten gevolge van betalingsachterstand van een schuldenaar, ermee rekening houdend dat dergelijke gemaakte kosten reeds vergoed kunnen zijn door de interest voor de betalingsachterstand.

(18) Deze richtlijn behandelt het probleem van lange contractuele betalingstermijnen en in het bijzonder het vóórkomen van bepaalde categorieën van overeenkomsten waarvoor een langere betalingstermijn gecombineerd met een beperking van de contractvrijheid of een hogere interestvoet gerechtvaardigd kan zijn.

(19) Deze richtlijn dient misbruik van contractvrijheid ten nadele van de schuldeiser te verbieden. Heeft een overeenkomst hoofdzakelijk tot doel de schuldenaar aanvullende liquide middelen te verschaffen ten koste van de schuldeiser, of legt de hoofdaannemer zijn leveranciers en onderaannemers betalingsvoorwaarden op die niet gerechtvaardigd zijn gelet op de voorwaarden die hij voor zichzelf heeft gekregen, dan kan dit worden beschouwd als een element van dergelijk misbruik. Deze richtlijn laat nationale bepalingen betreffende de wijze van sluiting van contracten of betreffende de regulering van de geldigheid van voor de schuldenaar onbillijke contractuele voorwaarden, onverlet.

(20) De gevolgen van betalingsachterstand kunnen slechts ontmoedigend werken indien zij vergezeld gaan van snelle, efficiënte en voor de schuldeiser niet dure invorderingsprocedures. Deze procedures dienen overeenkomstig het niet-discriminatiebeginsel van artikel 12 van het Verdrag open te staan voor alle schuldeisers die gevestigd zijn in de Europese Gemeenschap.

(21) Het is wenselijk ervoor te zorgen dat schuldeisers een eigendomsvoorbehoud op niet-discriminerende basis in de gehele Gemeenschap kunnen doen gelden, telkens wanneer het gaat om een beding van eigendomsvoorbehoud dat geldig is volgens de nationale bepalingen welke ingevolge het internationaal privaatrecht van toepassing zijn.

(22) Deze richtlijn dient alle handelstransacties te bestrijken, ongeacht of deze tussen particuliere of openbare ondernemingen of tussen ondernemingen en overheidsinstanties plaatsvinden, rekening houdend met het feit dat de overheid een aanzienlijke hoeveelheid betalingen aan bedrijven verricht. De richtlijn moet bijgevolg ook alle handelstransacties tussen hoofdaannemers en hun leveranciers en onderaannemers regelen.

(23) Artikel 5 schrijft voor dat de invorderingsprocedure voor onbetwiste schulden binnen een korte termijn moet worden afgewikkeld overeenkomstig de nationale wetgeving, maar verplicht de lidstaten niet ertoe een specifieke procedure vast te stellen of hun bestaande procedures in een specifieke zin te wijzigen,

HEBBEN DE VOLGENDE RICHTLIJN VASTGESTELD:

Artikel 1

Toepassingsgebied

Deze richtlijn is van toepassing op alle betalingen tot vergoeding van handelstransacties.

Artikel 2

Definities

In deze richtlijn wordt verstaan onder:

1. "handelstransactie": transactie tussen ondernemingen of tussen ondernemingen en overheidsinstanties die leiden tot het leveren van goederen of het verrichten van diensten tegen vergoeding;

"overheidsinstantie": elke aanbestedende instantie of entiteit, zoals omschreven in de Richtlijnen 92/50/EEG(9), 93/36/EEG(10), 93/37/EEG(11) en ook 93/38/EEG(12) betreffende overheidsopdrachten.

"onderneming": elke organisatie die handelt in het kader van haar zelfstandige economische of beroepsmatige activiteit, ook wanneer deze door slechts één persoon wordt uitgeoefend;

2. "betalingsachterstand": overschrijding van de contractuele of wettelijke betalingstermijn;

3. "eigendomsvoorbehoud": contractuele afspraak volgens dewelke de verkoper eigenaar blijft van de goederen in kwestie totdat de prijs volledig is betaald;

4. "door de Europese Centrale Bank voor basisfinancieringstransacties toegepaste interestvoet": de interestvoet die voor zulke transacties wordt toegepast in het geval van vast rentende tenders. Ingeval een basisherfinancieringstransactie wordt uitgevoerd als tender met fluctuerende rente, verwijst deze rentevoet naar de uit deze tender voortvloeiende referentie-interestvoet. Dit geldt zowel voor operaties met vaste als met fluctuerende interestvoet;

5. "executoriale titel": beslissing, uitspraak of bevel tot betaling van een rechter of andere bevoegde autoriteit, strekkende tot onmiddellijke dan wel gespreide betaling, waarbij de schuldeiser wordt gemachtigd zijn vordering op de schuldenaar te doen innen door middel van gedwongen executie; onder deze definitie valt ook een beslissing, uitspraak of bevel tot betaling, die of dat voorlopig executoriaal is en dat blijft, zelfs als de schuldenaar ertegen in beroep gaat.

Artikel 3

Interest in geval van betalingsachterstand

1. De lidstaten zorgen ervoor dat:

a) interest overeenkomstig punt d) verschuldigd is met ingang van de dag volgend op de datum voor betaling of op het verstrijken van de termijn voor betaling, welke zijn vastgesteld in de overeenkomst;

b) indien er in de overeenkomst geen datum of termijn voor betaling is vastgesteld, automatisch zonder aanmaning interest verschuldigd is:

i) 30 dagen na de ontvangst door de schuldenaar van de factuur of een gelijkwaardig verzoek tot betaling, of

ii) indien de datum van ontvangst van de factuur of het gelijkwaardig verzoek tot betaling niet vaststaat, 30 dagen na de ontvangst van de goederen of diensten, of

iii) indien de schuldenaar de factuur of het gelijkwaardig verzoek tot betaling eerder ontvangt dan de goederen of de diensten, 30 dagen na de ontvangst van de goederen of diensten, of

iv) indien de wet of de overeenkomst voorziet in een procedure voor aanvaarding of controle ter verificatie van de conformiteit van de goederen of de diensten met de overeenkomst en indien de schuldenaar de factuur of het gelijkwaardig verzoek tot betaling ontvangt vóór of op de datum waarop de aanvaarding of controle plaatsvindt, 30 dagen na de datum van die aanvaarding of controle;

c) de schuldeiser recht heeft op interest voor betalingsachterstand voorzover:

i) hij zijn contractuele en wettelijke verplichtingen heeft vervuld,

ii) hij het verschuldigde bedrag niet op tijd heeft ontvangen, tenzij de schuldenaar niet voor de vertraging verantwoordelijk is;

d) het niveau van de interest voor betalingsachterstand ("de wettelijke interestvoet") die door de schuldenaar moet worden betaald, de interestvoet is die door de Europese Centrale Bank wordt gehanteerd voor haar meest recente basisherfinancieringstransactie vóór de eerste kalenderdag van het betreffende halfjaar ("de referentie-interestvoet"), vermeerderd met ten minste 7 procentpunten (de "marge"), behoudens andersluidende bepalingen in het contract. Voor lidstaten die niet aan de derde fase van de Economische en Monetaire Unie deelnemen, is de referentie-interestvoet de door hun centrale bank vastgestelde equivalente interestvoet. In beide gevallen is gedurende de eerstvolgende zes maanden de referentie-interestvoet van toepassing op de eerste kalenderdag van het betrokken halfjaar;

e) tenzij de schuldenaar niet verantwoordelijk is voor de betalingsachterstand, de schuldeiser aanspraak heeft op een redelijke schadeloosstelling door de schuldenaar voor alle relevante invorderingskosten ontstaan door diens betalingsachterstand. Dergelijke invorderingskosten moeten voldoen aan de beginselen van transparantie en verhouding tot de schuld in kwestie. De lidstaten kunnen met inachtneming van de bovengenoemde beginselen een maximumbedrag vaststellen voor de invorderingskosten voor diverse schuldniveaus.

2. Voor bepaalde in de nationale wetgeving te definiëren categorieën overeenkomsten kunnen de lidstaten de termijn waarna interest verschuldigd is, vaststellen tot een maximum van 60 dagen, mits zij de partijen bij de overeenkomst ervan weerhouden deze termijn te overschrijden of een dwingende interestvoet vaststellen die aanmerkelijk hoger is dan de wettelijke interestvoet.

3. De lidstaten voorzien erin dat bedingen over de datum voor betaling of de gevolgen van betalingsachterstand die niet in overeenstemming zijn met het bepaalde in lid 1, onder b) tot en met d), en in lid 2, ofwel niet afdwingbaar zijn ofwel aanleiding geven tot een vordering tot schadevergoeding indien zij, alle omstandigheden in aanmerking genomen, met inbegrip van goede handelspraktijken en de aard van het product, een kennelijke onbillijkheid jegens de schuldeiser behelzen. Bij de beoordeling of een beding een kennelijke onbillijkheid jegens de schuldeiser behelst, wordt onder meer bezien of de schuldenaar objectieve redenen heeft om af te wijken van de bepalingen van lid 1, onder b) tot en met d), en lid 2. Wanneer een dergelijk beding als kennelijk onbillijk wordt aangemerkt, zijn de wettelijke bepalingen van toepassing, tenzij de nationale rechter andere voorwaarden vaststelt die billijk zijn.

4. In het belang van schuldeisers en concurrenten zorgen de lidstaten ervoor dat een adequaat en doeltreffend middel voorhanden is om te voorkomen dat bedingen die in de zin van lid 3 een kennelijke onbillijkheid behelzen, verder worden gebruikt.

5. Het in lid 4 bedoelde middel omvat bepalingen op grond waarvan een organisatie die officieel erkend is als organisatie die de belangen van kleine en middelgrote ondernemingen vertegenwoordigt, of die rechtmatige belangen heeft bij die vertegenwoordiging, in overeenstemming met de nationale wetgeving de rechter of bevoegde administratieve instanties kan adiëren op grond van het feit dat contractuele bedingen die voor algemeen gebruik zijn opgesteld een kennelijke onbillijkheid behelzen in de zin van lid 3, opdat deze passende en doeltreffende middelen aanwenden om de verdere toepassing van dergelijke bedingen te voorkomen.

Artikel 4

Eigendomsvoorbehoud

1. De lidstaten zorgen ervoor, in overeenstemming met de nationale bepalingen die ingevolge het internationaal privaatrecht van toepassing zijn, dat de verkoper eigenaar blijft van de goederen totdat de prijs volledig is betaald, wanneer tussen koper en verkoper vóór de levering van de goederen uitdrukkelijk een beding van eigendomsvoorbehoud is overeengekomen.

2. De lidstaten kunnen bepalingen aangaande door de schuldenaar betaalde voorschotten vaststellen of handhaven.

Artikel 5

Invorderingsprocedures voor onbetwiste schulden

1. De lidstaten zorgen ervoor dat, ongeacht het bedrag van de schuld, normaliter binnen een periode van 90 kalenderdagen na de instelling bij de rechter of een andere bevoegde autoriteit van de vordering of het verzoek van de schuldeiser, een executoriale titel kan worden verkregen wanneer de schuld of aspecten van de procedure niet worden betwist. De lidstaten kwijten zich van deze verplichting overeenkomstig hun respectieve nationale wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen.

2. De respectieve nationale wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen leggen dezelfde voorwaarden op aan alle schuldeisers die gevestigd zijn in de Europese Gemeenschap.

3. De in lid 1 bedoelde periode van 90 kalenderdagen omvat niet:

a) de termijnen voor betekening en kennisgeving,

b) de vertraging die te wijten is aan de schuldeiser, bijvoorbeeld als gevolg van het corrigeren van verzoeken.

4. Dit artikel laat de bepalingen van het Verdrag van Brussel inzake de rechterlijke bevoegdheid en de tenuitvoerlegging van beslissingen in burgerlijke en handelszaken(13) onverlet.

Artikel 6

Omzetting

1. De lidstaten doen de nodige wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen in werking treden om aan deze richtlijn te voldoen vóór 8 augustus 2002. Zij stellen de Commissie daarvan onverwijld in kennis.

Wanneer de lidstaten die bepalingen aannemen, wordt in die bepalingen naar deze richtlijn verwezen of wordt hiernaar verwezen bij de officiële bekendmaking van die bepalingen. De regels voor deze verwijzing worden vastgesteld door de lidstaten.

2. De lidstaten mogen bepalingen handhaven of in werking doen treden die gunstiger zijn voor de schuldeiser dan die welke noodzakelijk zijn om aan deze richtlijn te voldoen.

3. Bij de omzetting van deze richtlijn mogen de lidstaten uitsluiten:

a) schulden die het voorwerp zijn van een insolventieprocedure tegen de schuldenaar,

b) overeenkomsten die gesloten zijn vóór 8 augustus 2002, en

c) vorderingen inzake interestbedragen van minder dan 5 EUR.

4. De lidstaten delen de Commissie de tekst mee van de belangrijke wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen die zij op het onder deze richtlijn vallende gebied vaststellen.

5. Twee jaar na 8 augustus 2002 stelt de Commissie een onderzoek in naar onder meer de wettelijke interestvoet, de contractuele betalingstermijnen en de betalingsachterstanden, om de invloed op handelstransacties en de praktische werking van de wetgeving te evalueren. De bevindingen van dit onderzoek en van andere onderzoeken worden meegedeeld aan het Europees Parlement en de Raad, en gaan, indien dit nodig wordt geacht, vergezeld van voorstellen ter verbetering van deze richtlijn.

Artikel 7

Inwerkingtreding

Deze richtlijn treedt in werking op de dag van haar bekendmaking in het Publicatieblad van de Europese Gemeenschappen.

Artikel 8

Adressaten

Deze richtlijn is gericht tot de lidstaten.

Gedaan te Luxemburg, 29 juni 2000.

Voor het Europees Parlement

De voorzitster

N. Fontaine

Voor de Raad

De voorzitter

M. Marques da Costa

(1) PB C 168 van 3.6.1998, blz. 13, en

PB C 374 van 3.12.1998, blz. 4.

(2) PB C 407 van 28.12.1998, blz. 50.

(3) Advies van het Europees Parlement van 17 september 1998 (PB C 313 van 12.10.1998, blz. 142), gemeenschappelijk standpunt van de Raad van 29 juli 1999 (PB C 284 van 6.10.1999, blz. 1) en besluit van het Europees Parlement van 16 december 1999 (nog niet bekendgemaakt in het Publicatieblad). Besluit van het Europees Parlement van 15 juni 2000 en besluit van de Raad van 18 mei 2000.

(4) PB C 323 van 21.11.1994, blz. 19.

(5) PB L 127 van 10.6.1995, blz. 19.

(6) PB C 211 van 22.7.1996, blz. 43.

(7) PB C 287 van 22.9.1997, blz. 92.

(8) PB C 216 van 17.7.1997, blz. 10.

(9) PB L 209 van 24.7.1992, blz. 1.

(10) PB L 199 van 9.8.1993, blz. 1.

(11) PB L 199 van 9.8.1993, blz. 54.

(12) PB L 199 van 9.8.1993, blz. 84.

(13) Geconsolideerde versie, zie PB C 27 van 26.1.1998, blz. 3.