32000D0666

2000/666/EG: Beschikking van de Commissie van 16 oktober 2000 tot vaststelling van de veterinairrechtelijke voorschriften en de voorschriften inzake veterinaire certificering voor de invoer van vogels, met uitzondering van pluimvee, alsmede van quarantainevoorschriften (kennisgeving geschied onder nummer C(2000) 3012) (Voor de EER relevante tekst)

Publicatieblad Nr. L 278 van 31/10/2000 blz. 0026 - 0034


Beschikking van de Commissie

van 16 oktober 2000

tot vaststelling van de veterinairrechtelijke voorschriften en de voorschriften inzake veterinaire certificering voor de invoer van vogels, met uitzondering van pluimvee, alsmede van quarantainevoorschriften

(kennisgeving geschied onder nummer C(2000) 3012)

(Voor de EER relevante tekst)

(2000/666/EG)

DE COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN,

Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap,

Gelet op Richtlijn 92/65/EEG van de Raad van 13 juli 1992 tot vaststelling van de veterinairrechtelijke voorschriften voor het handelsverkeer en de invoer in de Gemeenschap van dieren, sperma, eicellen en embryo's waarvoor ten aanzien van de veterinairrechtelijke voorschriften geen specifieke communautaire regelgeving als bedoeld in bijlage A, onder I, van Richtlijn 90/425/EEG geldt(1), laatstelijk gewijzigd bij Beschikking 95/176/EG van de Commissie(2), en met name op artikel 17, lid 2, onder b), en lid 3, en artikel 18, lid 1, eerste en vierde streepje,

Overwegende hetgeen volgt:

(1) Er moeten veterinairrechtelijke voorschriften en voorschriften inzake veterinaire certificering voor de invoer van vogels, met uitzondering van pluimvee, uit derde landen worden vastgesteld.

(2) Nadat vogels, met uitzondering van pluimvee, op het grondgebied van de Gemeenschap zijn binnengebracht, moeten zij overeenkomstig artikel 7, deel A, punt 1, onder c), van Richtlijn 92/65/EEG in quarantainevoorzieningen of -stations in de Gemeenschap worden geplaatst voordat zij op de markt mogen worden gebracht. Voor de erkenning van quarantainevoorzieningen of -stations moeten bijzondere voorwaarden worden vastgesteld.

(3) Wanneer bij de in quarantaine gehouden vogels of bij de verklikkerkuikens aviaire influenza of Newcastle disease wordt geconstateerd of bevestigd, behoeft dit niet te worden gemeld als "uitbraak" in de zin van Richtlijn 82/894/EEG van de Raad van 21 december 1982 inzake de melding van dierziekten in de Gemeenschap(3), maar moet dit niettemin aan de Commissie worden meegedeeld.

(4) Landen die vogels naar de Gemeenschap wensen uit te voeren, moeten lid zijn van het Office International des Epizooties (OIE) en de algemene voorschriften van de afdeling "Veterinary ethics and certification for international trade" van de internationale diergezondheidscode naleven.

(5) Met betrekking tot de in deze beschikking vervatte maatregelen is de kennisgevingsprocedure gevolgd van de Overeenkomst inzake sanitaire en fytosanitaire maatregelen (SPS) die in het kader van de Wereldhandelsorganisatie (WTO) is gesloten.

(6) De in deze beschikking vervatte maatregelen zijn in overeenstemming met het advies van het Permanent Veterinair Comité,

HEEFT DE VOLGENDE BESCHIKKING GEGEVEN:

Artikel 1

In het kader van deze beschikking gelden wat betreft aviaire influenza de definities van Richtlijn 92/40/EEG van de Raad(4) en wat betreft Newcastle disease de definities van Richtlijn 92/66/EEG van de Raad(5).

Voorts wordt verstaan onder:

- "quarantainevoorziening": een gebouw dat zich, de epizoötische kenmerken van Newcastle disease en aviaire influenza inzake verspreiding door de lucht in aanmerking genomen, op redelijke afstand bevindt van pluimveebedrijven of van andere voorzieningen waar vogels worden gehouden, waar ingevoerde vogels in quarantaine worden gehouden volgens het "all in all out"-beginsel;

- "quarantainestation" : een gebouw bestaande uit een aantal functioneel en materieel van elkaar afgescheiden eenheden - elk uitsluitend vogels bevattend die tot dezelfde partij behoren en dezelfde gezondheidsstatus hebben en daardoor als epizoötiologische eenheid te beschouwen zijn - waar ingevoerde vogels in quarantaine worden gehouden volgens het "all in all out"-beginsel en dat zich, de epizoötische kenmerken van Newcastle disease en aviaire influenza inzake verspreiding door de lucht in aanmerking genomen, op redelijke afstand bevindt van pluimveebedrijven of van andere voorzieningen waar vogels worden gehouden;

- "vogels": dieren van vogelsoorten die niet vallen onder artikel 2, punt 1, van Richtlijn 90/539/EEG van de Raad(6), met uitzondering van vogels als bedoeld in artikel 1, derde alinea (betreffende gezelschapsdieren die de eigenaar vergezellen), en artikel 19 (betreffende vogels bestemd voor dierentuinen, circussen, pretparken en laboratoria voor dierproeven) van Richtlijn 92/65/EEG.

- "verklikkerkuikens" : kuikens die als hulpmiddel voor diagnosedoeleinden in het kader van de quarantaine worden gebruikt.

Deze beschikking is niet van toepassing op vogels die rechtstreeks in de natuur worden gevangen ten behoeve van door de bevoegde instanties in de lidstaat van bestemming goedgekeurde instandhoudingsprogramma's.

Artikel 2

De lidstaten staan de invoer van vogels uit de in bijlage D bij deze beschikking genoemde landen slechts toe mits:

1. de vogels afkomstig zijn van door de bevoegde instantie van het uitvoerende land geregistreerde bedrijven;

2. de vogels vergezeld zijn van een diergezondheidscertificaat volgens het model in bijlage A;

3. de vogels worden vervoerd in kratten of kooien die individueel zijn geïdentificeerd met een identificatienummer dat overeenstemt met het op het diergezondheidscertificaat aangegeven identificatienummer;

4. de invoerder aan de inspectiepost aan de grens het bewijs kan leveren dat een erkende quarantainevoorziening of een erkend quarantainestation de vogels zal opnemen. In het schriftelijk bewijs, afgegeven door een door de bevoegde autoriteit aangewezen ambtenaar, worden naam en adres van de erkende inrichting vermeld.

Artikel 3

1. De vogels worden in kooien of in kratten rechtstreeks van de inspectiepost aan de grens naar een erkende quarantainevoorziening of een erkend quarantainestation vervoerd, onverminderd het bepaalde in Richtlijn 91/628/EEG van de Raad(7).

2. Nadat de vogels geïnspecteerd zijn, worden de kratten of kooien of het vervoermiddel door de voor de inspectiepost aan de grens verantwoordelijke ambtenaar zo verzegeld dat verwisseling van de inhoud tijdens het vervoer naar de quarantainevoorziening of het quarantainestation onmogelijk is.

3. De vogels worden gedurende minstens 30 dagen in een erkende quarantainevoorziening of een erkend quarantainestation in quarantaine gehouden.

4. Een quarantainevoorziening of -station voor ingevoerde vogels moet door de bevoegde autoriteit zijn erkend op basis van de in bijlage B vastgestelde voorschriften.

5. Minstens bij het begin en op het einde van de quarantaineperiode van elke partij inspecteert de officiële dierenarts de quarantainevoorzieningen, in het kader waarvan hij onder andere de gegevens met betrekking tot sterfgevallen bekijkt en een klinisch onderzoek verricht bij de vogels in elke eenheid van het quarantainestation of in de quarantainevoorziening. Er wordt door de officiële dierenarts of een erkend dierenarts frequenter geïnspecteerd indien de gezondheidssituatie zulks vereist.

Artikel 4

1. Nadat de vogels in quarantaine zijn geplaatst, wordt het in bijlage C beschreven onderzoek van de vogels en/of van de verklikkerkuikens uitgevoerd.

2. Verklikkerkuikens mogen maar één keer worden gebruikt, mogen niet ingeënt zijn, moeten ten vroegste 14 en ten laatste zeven dagen vóór het begin van de quarantaineperiode seronegatief zijn bevonden voor Newcastle disease en aviaire influenza, moeten minstens drie weken oud zijn, moeten in de quarantaine-eenheid zijn ondergebracht vóór de aankomst van de vogels, moeten van een identificatiering aan de poot of een ander niet-afneembaar identificatiemerk voorzien zijn en moeten in de quarantaine-eenheid zo dicht mogelijk bij de vogels worden ondergebracht teneinde contact tussen de verklikkerkuikens en de uitwerpselen van de vogels te verzekeren. Per quarantainevoorziening of per eenheid van een quarantainestation moeten ten minste vier verklikkerkuikens worden gebruikt.

3. Indien tijdens de in artikel 3 bedoelde quarantaineperiode wordt vermoed dat een of meer vogels met aviaire influenza of Newcastle disease besmet zijn, worden de vogels in de quarantainevoorziening of in de verdachte eenheid bemonsterd voor virologisch onderzoek overeenkomstig bijlage C, punt 2, en worden deze monsters onderzocht.

4. Indien tijdens de in artikel 3 bedoelde quarantaineperiode wordt geconstateerd dat een of meer vogels of de verklikkerkuikens met aviaire influenza of Newcastle disease besmet zijn, worden de volgende maatregelen toegepast:

a) alle vogels in de besmette quarantainevoorziening of -eenheid worden gedood en vernietigd;

b) de besmette quarantainevoorziening of -eenheid wordt gereinigd en ontsmet;

c) in quarantainestations worden ten vroegste 21 dagen na de volledige reiniging en ontsmetting de verklikkerkuikens in de andere quarantaine-eenheden bemonsterd voor serologisch onderzoek; of

d) in quarantainestations waar geen verklikkerkuikens worden gebruikt, worden tussen de zevende en de vijftiende dag na de definitieve reiniging en ontsmetting de vogels in de andere quarantaine-eenheden bemonsterd voor virologisch onderzoek;

e) er mogen geen vogels het quarantainestation verlaten totdat uit de onder d) bedoelde tests een negatief resultaat blijkt;

f) tot 21 dagen na de volledige reiniging en ontsmetting mogen geen vogels in de voormalige besmette quarantainevoorziening of -eenheid worden binnengebracht.

5. In afwijking van het bepaalde in lid 4 kan, wanneer bij een of meer vogels of bij de daarbij geplaatste verklikkerkuikens Newcastle disease wordt vastgesteld, door de bevoegde autoriteit worden beslist dat de betrokken vogels niet behoeven te worden afgemaakt indien uit onderzoek van monsters, overeenkomstig bijlage C, punt 1, onder B, (de daar vermelde termijn buiten beschouwing gelaten) te nemen ten minste 30 dagen nadat het laatste zieke dier is gestorven of hersteld, een negatief resultaat blijkt. De vogels verlaten de quarantaine ten vroegste 60 dagen nadat de klinische symptomen van Newcastle disease zijn verdwenen. Alle mogelijk besmet materiaal en afval, en alle gedurende de periode van 60 dagen geproduceerd afval, moet op zodanige wijze worden vernietigd dat het aanwezige Newcastle disease-virus met zekerheid geïnactiveerd is. De genomen maatregelen moeten in elk geval aan de Commissie worden gemeld.

Artikel 5

Indien tijdens de in artikel 3 bedoelde quarantaineperiode bij papegaaiachtigen besmetting met Chlamydia psittaci wordt vermoed of vastgesteld, worden alle vogels van de partij behandeld met een door de bevoegde autoriteit goedgekeurde methode en wordt de quarantaine verlengd met ten minste twee maanden, te rekenen vanaf het laatst vastgestelde geval.

Artikel 6

Papegaaiachtigen worden bij aankomst in de quarantaine-inrichting individueel geïdentificeerd overeenkomstig bijlage B, hoofdstuk 2, onder B. De identificatienummers worden ingeschreven in de overeenkomstig artikel 7 te houden boeken.

Artikel 7

De beheersvoorschriften van het quarantainestation of de quarantainevoorziening, onder andere voor de verwijdering van afval, en de boekhouding moeten aan de in bijlage B, hoofdstuk 2, onder A, gestelde eisen voldoen.

Artikel 8

Alle uit de toepassing van deze beschikking voortvloeiende quarantainekosten zijn voor rekening van de importeur.

Artikel 9

Vogels kunnen slechts uit quarantaine worden ontslagen nadat een officiële dierenarts daarvoor schriftelijk toestemming heeft verleend.

Artikel 10

Deze beschikking is van toepassing met ingang van 1 mei 2001.

Artikel 11

Deze beschikking is gericht tot de lidstaten.

Gedaan te Brussel, 16 oktober 2000.

Voor de Commissie

David Byrne

Lid van de Commissie

(1) PB L 268 van 14.9.1992, blz. 54.

(2) PB L 117 van 24.5.1995, blz. 23.

(3) PB L 378 van 31.12.1982, blz. 58.

(4) PB L 167 van 22.6.1992, blz. 2.

(5) PB L 260 van 5.9.1992, blz. 2.

(6) PB L 303 van 31.10.1990, blz. 6.

(7) PB L 340 van 11.12.1991, blz. 17.

BIJLAGE A

>PIC FILE= "L_2000278NL.002902.EPS">

>PIC FILE= "L_2000278NL.003001.EPS">

>PIC FILE= "L_2000278NL.003101.EPS">

BIJLAGE B

MINIMUMEISEN WAARAAN QUARANTAINEVOORZIENINGEN EN -STATIONS VOOR VOGELS MOETEN VOLDOEN

HOOFDSTUK 1

Gebouw en uitrusting

1. De quarantainevoorziening of het quarantainestation moet zich, de epizoötische kenmerken van Newcastle disease en aviaire influenza inzake verspreiding door de lucht in aanmerking genomen, op redelijke afstand bevinden van pluimveebedrijven of van andere voorzieningen waar vogels worden gehouden. De toegangsdeuren zijn afsluitbaar en voorzien van borden met de tekst "QUARANTAINE - Geen toegang voor onbevoegden".

2. De lucht mag niet van de ene quarantaine-eenheid naar de andere kunnen stromen.

3. De quarantainevoorziening of het quarantainestation moet vrij zijn van vogels, vliegen en ongedierte en moet luchtdicht kunnen worden afgesloten om te kunnen worden gefumigeerd.

4. De voorziening of elke afzonderlijke quarantaine-eenheid moet beschikken over voorzieningen voor het wassen van de handen.

5. Alle toegangsdeuren van de voorziening en van elke quarantaine-eenheid moeten van het sluistype zijn.

6. Alle in- en uitgangen van de voorziening en van elke quarantaine-eenheid moeten uitgerust zijn met een hygiënebarrière.

7. Alle installaties moeten zo zijn gebouwd dat ze kunnen worden gereinigd en ontsmet.

8. De voorraadruimte voor het voeder moet vrij zijn van vogels en knaagdieren, en tegen insecten zijn beschermd.

9. Er moet een afvalcontainer aanwezig zijn die moet kunnen worden afgesloten voor vogels en knaagdieren.

10. Er moet een koel- en/of vriesinrichting aanwezig zijn voor het opslaan van dode dieren.

HOOFDSTUK 2

A. Beheersvoorschriften

1. Quarantainevoorzieningen of -stations moeten:

- beschikken over een efficiënt systeem om op passende wijze toezicht te houden op de dieren;

- onder toezicht en gezag van de officiële dierenarts staan;

- worden gereinigd en ontsmet volgens een programma dat door de bevoegde autoriteit is goedgekeurd; na de reiniging en ontsmetting dient een passende periode van leegstand in acht te worden genomen; de ontsmettingsmiddelen moeten door de bevoegde autoriteit goedgekeurd zijn.

2. Voor elke quarantainevoorziening of elke afzonderlijke quarantaine-eenheid wordt het "all in all out"-beginsel toegepast.

3. De nodige voorzorgsmaatregelen worden genomen om kruisverontreiniging van inkomende en buitengaande zendingen te voorkomen.

4. Onbevoegden hebben geen toegang tot de quarantainevoorziening.

5. Alle personen die de quarantainevoorziening betreden, moeten beschermende kleding, inclusief beschermend schoeisel, dragen.

6. Tussen de quarantaine-eenheden moeten alle vormen van contact via personen waardoor verontreiniging kan worden overgebracht, worden vermeden.

7. Er moet adequaat reinigings- en ontsmettingsmateriaal voorhanden zijn.

8. De voor het vervoer gebruikte kooien en kratten worden in de quarantainevoorziening of het quarantainestation gereinigd en ontsmet, tenzij ze worden vernietigd. Voor hergebruik bestemde kooien en kratten moeten vervaardigd zijn van materiaal dat effectief kan worden gereinigd en ontsmet. De kooien en kratten moeten zo worden vernietigd dat ziekteverwekkers zich niet kunnen verspreiden.

9. Afval wordt regelmatig verzameld, opgeslagen in de afvalcontainer en vervolgens zo behandeld dat ziekteverwekkers zich niet kunnen verspreiden.

10. Vogelkadavers worden onderzocht in een officieel, door de bevoegde autoriteit aangewezen laboratorium.

11. De nodige analyses en behandelingen worden uitgevoerd in overleg met en onder toezicht van de officiële dierenarts.

12. De officiële dierenarts wordt ervan in kennis gesteld wanneer vogels en/of verklikkerkuikens tijdens de quarantaineperiode door een besmettelijke ziekte worden getroffen of sterven.

13. De voor de voorziening of het station verantwoordelijke persoon bewaart:

a) voor elke zending: de datum van aankomst en vertrek van de vogels, het aantal en de soort;

b) een afschrift van de gezondheids- en andere certificaten die de vogels bij invoer vergezellen;

c) de individuele identificatienummers van papegaaiachtigen;

d) per dag, relevante informatie zoals gevallen van ziekte en sterftecijfers;

e) datums waarop tests zijn verricht en resultaten; datums waarop behandelingen hebben plaatsgevonden en type behandeling;

f) de identiteit van personen die toegang hebben gehad tot het quarantainestation.

14. De desbetreffende gegevens moeten gedurende ten minste één jaar worden bewaard.

B. Identificatie van papegaaiachtigen

Papegaaiachtigen worden bij aankomst in de quarantaine-inrichting individueel geïdentificeerd door middel van een ring aan de poot of een microchip.

1. De pootring moet fraudebestendig zijn en een diameter hebben die aangepast is aan de soort.

2. De pootring of de microchip moet minimaal de volgende informatie bevatten:

a) de ISO-code van de lidstaat die de identificatie verricht, en

b) een uniek volgnummer.

3. In de quarantainevoorziening of het quarantainestation moet, indien identificatie met behulp van een microchip wordt toegepast, een aangepast leestoestel voor microchips aanwezig zijn.

4. De gegevens betreffende het type microchip en leestoestel moeten worden geregistreerd.

BIJLAGE C

VOORSCHRIFTEN VOOR HET ONDERZOEK OP EN BEMONSTERINGS- EN TESTPROCEDURES VOOR NEWCASTLE DISEASE EN AVIAIRE INFLUENZA

1. Tijdens de quarantaineperiode moeten ofwel de verklikkerkuikens, ofwel, wanneer geen verklikkerkuikens worden gebruikt, de ingevoerde vogels aan de volgende procedures worden onderworpen:

A. Bij gebruik van verklikkerkuikens:

i) bij alle verklikkerkuikens worden bloedmonsters voor serologisch onderzoek genomen na de 21e dag van de quarantaineperiode van de ingevoerde vogels en ten minste drie dagen vóór het einde daarvan;

ii) wanneer het serologisch onderzoek van de verklikkerkuikens een positief resultaat te zien geeft of geen uitsluitsel geeft, dient bij de ingevoerde vogels virologisch onderzoek te worden verricht. Er worden cloacaswabs (of faeces) genomen van alle vogels van de zending indien deze minder dan 60 dieren telt of van 60 vogels bij grotere zendingen.

B. Wanneer geen verklikkerkuikens worden gebruikt:

de ingevoerde vogels worden onderworpen aan virologisch onderzoek (serologisch onderzoek is niet relevant). Er worden tussen de 7e en de 15e dag van de quarantaineperiode cloacaswabs (of faeces) genomen van alle vogels van de zending indien deze minder dan 60 dieren telt of van 60 vogels bij grotere zendingen.

2. In aanvulling op punt 1, onder A of B, moeten de volgende monsters voor virologisch onderzoek worden genomen:

i) cloacaswabs (of faeces) en tracheaswabs (indien mogelijk) bij klinisch zieke vogels of verklikkerkuikens;

ii) monsters van de maag- en darminhoud, de hersenen, de luchtpijp, de longen, de lever, de milt en andere duidelijk aangetaste organen, zo snel mogelijk na de dood van, ofwel

- dode verklikkerkuikens en alle ingevoerde vogels die dood zijn bij aankomst of tijdens de quarantaineperiode sterven,

ofwel,

- bij hoge sterfte van kleine vogels van grote zendingen, ten minste 10 % van de dode vogels.

3. Alle virologische en serologische onderzoeken van in de quarantaine-inrichting genomen monsters worden in officiële, door de bevoegde overheid aangewezen laboratoria uitgevoerd volgens de diagnostische procedures van bijlage III bij Richtlijn 92/66/EEG en bijlage III bij Richtlijn 92/40/EEG. Voor virologisch onderzoek mogen verzamelmonsters worden gevormd uit monsters van maximaal vijf dieren. Faeces mogen niet tezamen met andere orgaan- en weefselmonsters in één verzamelmonster worden opgenomen.

4. Virusisolaten moeten worden bezorgd aan het nationaal referentielaboratorium.

BIJLAGE D

LIJST VAN DERDE LANDEN DIE HET DIERGEZONDHEIDSCERTIFICAAT VAN BIJLAGE A MOGEN GEBRUIKEN

Landen die als lid van het Internationaal Bureau voor besmettelijke veeziekten (OIE) vermeld staan in het OIE-bulletin.