31999R1655

Verordening (EG) nr. 1655/1999 van het Europees Parlement en de Raad van 19 juli 1999 tot wijziging van Verordening (EG) nr. 2236/95 van de Raad tot vaststelling van de algemene regels voor het verlenen van financiële bijstand van de Gemeenschap op het gebied van trans-Europese netwerken

Publicatieblad Nr. L 197 van 29/07/1999 blz. 0001 - 0007


VERORDENING (EG) Nr. 1655/1999 VAN HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD

van 19 juli 1999

tot wijziging van Verordening (EG) nr. 2236/95 van de Raad tot vaststelling van de algemene regels voor het verlenen van financiële bijstand van de Gemeenschap op het gebied van trans-Europese netwerken

HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,

Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap, inzonderheid op artikel 156, eerste alinea,

Gezien het voorstel van de Commissie(1),

Gezien het advies van het Economisch en Sociaal Comité(2),

Gezien het advies van het Comité van de Regio's(3),

Volgens de procedure van artikel 251 van het Verdrag(4),

(1) Overwegende dat uit de ervaring met de toepassing van Verordening (EG) nr. 2236/95 van de Raad(5) is gebleken dat in deze verordening enkele wijzigingen dienen te worden aangebracht;

(2) Overwegende dat de financiering van sommige projecten dient te worden vergemakkelijkt door naast andere vormen van steun ook een bijdrage aan de vorming van risicokapitaal mogelijk te maken; dat het wenselijk is de krachtens Verordening (EG) nr. 2236/95 beschikbare financiële middelen te gebruiken om te komen tot een maximale financiële bijdrage uit de particuliere sector;

(3) Overwegende dat een inbreng van risicokapitaal in de financieringsconstructie van een project kan bijdragen aan de totstandkoming van openbaar-particuliere partnerschappen bij lopende TEN-projecten; dat de inbreng van risicokapitaal voor trans-Europese netwerken beperkt is, met name tijdens de beginfases;

(4) Overwegende dat het passend is om deelneming in risicokapitaal voor investeringsfondsen die zich bij voorrang richten op de verstrekking van risicokapitaal voor projecten inzake trans-Europese netwerken, toe te staan tot 1 % van het totaalbedrag voor de periode 2000-2006, teneinde ervaring met deze nieuwe vorm van financiering op te doen; dat deze grens kan worden opgetrokken tot ten hoogste 2 % na een evaluatie van de werking van dit instrument; dat het tevens passend is om de eventuele toekomstige uitbreiding daarvan te bestuderen;

(5) Overwegende dat het ter verhoging van de doorzichtigheid en om te voldoen aan de verwachtingen voor projecten of groepen projecten die gedurende een lange periode omvangrijke financiële behoeften hebben, wenselijk is dat indicatieve meerjarenprogramma's in specifieke sectoren of op specifieke gebieden worden opgesteld; dat deze programma's het totale en jaarlijkse bedrag van de steun moeten vermelden dat gedurende een bepaalde periode voor dergelijke projecten of groepen projecten kan worden uitgetrokken, welk bedrag als referentie moet dienen voor de jaarlijkse besluiten om binnen de jaarlijkse begrotingskredieten financiële steun te verlenen, wanneer deze in overeenstemming zijn met de desbetreffende indicatieve meerjarenprogramma's; dat de in deze programma's vermelde jaarlijkse bedragen evenwel geen budgettaire betalingsverplichtingen vormen;

(6) Overwegende dat projecten of groepen projecten voor opeenvolgende besluiten om financiële steun te verlenen in aanmerking moeten kunnen komen;

(7) Overwegende dat de aanvragen voor financiële steun voor een project een gedetailleerde opsplitsing moeten geven volgens de bijdragebronnen van de Gemeenschap en van de nationale, regionale en lokale overheidsorganen, alsmede de omvang van de financiële bijdrage uit de particuliere sector;

(8) Overwegende dat toegekende financiële steun moet worden ingetrokken, behalve in naar behoren gemotiveerde gevallen, indien op een bepaalde datum nog geen aanvang met de activiteiten is gemaakt;

(9) Overwegende dat de activiteiten van het Europees Investeringsfonds dienen te worden opgenomen in de communautaire financieringsinstrumenten waarvoor coördinatie met de activiteiten op grond van Verordening (EG) nr. 2236/95 vereist is;

(10) Overwegende dat de Commissie de begunstigden moet kunnen verplichten tot de indiening van een evaluatie van de uit hoofde van Verordening (EG) nr. 2236/95 gesteunde projecten of van de gegevens die nodig zijn om de Commissie in staat te stellen zelf een evaluatie uit te voeren;

(11) Overwegende dat in Besluit 87/373/EEG van de Raad(6) de voorwaarden zijn vastgesteld die gelden voor de uitoefening van de bevoegdheden die de Raad aan de Commissie heeft verleend met het oog op de uitvoering van de door de Raad aangenomen besluiten; dat in de in die verordening vastgestelde procedures rekening dient te worden gehouden met eventuele wijzigingen in bestaande regelingen die in een interinstitutioneel akkoord of bij Besluit 87/373/EEG zijn vastgelegd;

(12) Overwegende dat, gezien het belang van de trans-Europese netwerken, in Verordening (EG) nr. 2236/95, een financieel kader, in de zin van punt 1 van de verklaring van het Europees Parlement, de Raad en de Commissie van 6 maart 1995, van 4600 miljoen EUR dient te worden opgenomen voor de uitvoering van genoemde verordening voor het tijdvak 2000-2006;

(13) Overwegende dat de Raad in het licht van het uitvoerige verslag dat de Commissie voor eind 2006 zal indienen, dient na te gaan of de maatregelen uit hoofde van Verordening (EG) nr. 2236/95 moeten worden gehandhaafd of gewijzigd;

(14) Overwegende dat gedurende de overgangsperiode van 1 januari 1999 tot en met 31 december 2001 alle verwijzingen naar de ecu moeten worden gelezen als verwijzingen naar de euro als munteenheid, zoals bedoeld in Verordening (EG) nr. 974/98 van de Raad van 3 mei 1998 betreffende de invoering van de euro(7);

(15) Overwegende dat Verordening (EG) nr. 2236/95 derhalve dienovereenkomstig moet worden gewijzigd,

HEBBEN DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

Artikel 1

Verordening (EG) nr. 2236/95 wordt als volgt gewijzigd:

1. Artikel 2, lid 2, wordt geschrapt.

2. Artikel 3 wordt geschrapt.

3. Artikel 4 wordt vervangen door: "Artikel 4

Vormen van bijstand

1. De bijstand van de Gemeenschap voor projecten kan een of meer van de volgende vormen aannemen:

a) cofinanciering van studies betreffende de projecten, met inbegrip van voorbereidende studies, haalbaarheidsstudies en evaluaties, en andere technische ondersteuningsmaatregelen voor deze studies. De financiële deelneming van de Gemeenschap mag in het algemeen niet meer bedragen dan 50 % van de totale kosten van een studie.

In naar behoren gemotiveerde uitzonderingsgevallen kan op initiatief van de Commissie en met instemming van de betrokken lidstaten de financiële deelneming van de Gemeenschap dit maximum van 50 % overschrijden;

b) rentesubsidies op door de Europese Investeringsbank of andere openbare of particuliere financiële instellingen verstrekte leningen. In de regel is de duur van de rentesubsidie beperkt tot vijf jaar;

c) bijdragen in de premies voor garanties voor leningen van het Europees Investeringsfonds of andere financiële instellingen;

d) in naar behoren gemotiveerde gevallen, rechtstreekse subsidies voor investeringen;

e) deelneming in risicokapitaal voor investeringsfondsen of vergelijkbare financiële instellingen die zich bij voorrang richten op de verstrekking van risicokapitaal voor projecten inzake trans-Europese netwerken, en met een belangrijke investering door de particuliere sector; deze deelneming in risicokapitaal bedraagt niet meer dan 1 % van de begrotingsmiddelen uit hoofde van artikel 18. Overeenkomstig de procedure van artikel 17 kan deze grens vanaf 2003 worden opgetrokken tot ten hoogste 2 % in het licht van een door de Commissie aan het Europees Parlement en de Raad voor te leggen evaluatie van de werking van dit instrument.

De meer gedetailleerde regels voor deze deelneming in risicokapitaal staan in de bijlage bij deze verordening.

De deelneming kan plaatsvinden hetzij rechtstreeks in het fonds of in een vergelijkbare financiële instelling, hetzij in een geschikt cofinancieringsinstrument dat onder beheer staat van dezelfde fondsbeheerders;

f) in voorkomend geval wordt de onder a) tot en met e) genoemde bijstand van de Gemeenschap gecombineerd, teneinde een maximale stimulans te bereiken met de ingezette begrotingsmiddelen, die zo economisch mogelijk moeten worden gebruikt.

2. De in lid 1, onder a) tot en met e), genoemde vormen van bijstand van de Gemeenschap worden selectief gehanteerd, teneinde rekening te houden met de specifieke kenmerken van de verschillende typen netwerken en om er voor te zorgen dat de bijstand niet tot mededingingsverstoring tussen de ondernemingen van de sector leidt.

3. De voor vervoerinfrastructuurprojecten bestemde middelen dienen gedurende de in artikel 18 vermelde periode zodanig te worden aangewend dat ten minste 55 % wordt gebruikt voor spoorwegen (met inbegrip van gecombineerd vervoer) en ten hoogste 25 % voor wegen.

4. Voor de krachtens deze verordening gefinancierde projecten stimuleert de Commissie gericht het gebruik van particuliere financieringsbronnen, indien in het kader van openbaar-particuliere partnerschappen een maximaal multiplicatoreffect van de financiële middelen van de Gemeenschap bereikt kan worden. Hierbij wordt elk geval apart door de Commissie bekeken, in voorkomend geval rekening houdend met een uitsluitend uit overheidsmiddelen gefinancierd alternatief. Voor elk project is de steun van elke betrokken lidstaat overeenkomstig het Verdrag vereist.".

4. Aan artikel 5, lid 3, wordt de volgende alinea toegevoegd: "Bij wijze van uitzondering mag in het geval van projecten betreffende systemen voor positionering en navigatie per satelliet, als bedoeld in artikel 17 van Beschikking nr. 1692/96/EG(8), het totale bedrag van de bijstand van de Gemeenschap uit hoofde van deze verordening per 1 januari 2003 na een evaluatie oplopen tot 20 % van de totale investeringskosten.".

5. Het volgende artikel wordt ingevoegd: "Artikel 5 bis

Indicatieve meerjarenprogramma's van de Gemeenschap

1. Onverminderd de toepassing van artikel 6 kan de Commissie, ter verbetering van het rendement van het optreden van de Gemeenschap, volgens de procedure van artikel 17, per sector een indicatief meerjarenprogramma (hierna 'programma' genoemd) vaststellen op basis van de in artikel 155 van het Verdrag bedoelde richtsnoeren. Het programma is gebaseerd op bijstandsaanvragen uit hoofde van artikel 8 en houdt onder meer rekening met de door de lidstaten verstrekte gegevens, in het bijzonder de gegevens als bedoeld in artikel 9.

2. Het programma bestaat uitsluitend uit projecten van gemeenschappelijk belang en/of samenhangende groepen van projecten van gemeenschappelijk belang, zoals deze eerder in het kader van de in artikel 155, lid 1, van het Verdrag bedoelde richtsnoeren zijn aangegeven, op specifieke gebieden die gedurende een lange periode een aanzienlijke behoefte aan financiële middelen hebben.

3. Voor elk project en elke groep projecten, zoals bedoeld in lid 2, worden in het programma de indicatieve bedragen voor de verlening van financiële steun vastgesteld, onder voorbehoud van de jaarlijkse besluiten van de begrotingsautoriteit. Ten hoogste 75 % van de begrotingsmiddelen uit hoofde van artikel 18 wordt voor indicatieve meerjarenprogramma's gebruikt.

4. Het programma dient als referentie voor de jaarlijkse besluiten tot toekenning van communautaire bijstand voor projecten binnen de jaarlijkse begrotingskredieten. De Commissie informeert het in artikel 17 bedoelde comité regelmatig over de voortgang bij de programma's en eventuele door de Commissie genomen besluiten bij de toekenning van bijstand van de Gemeenschap voor projecten. De ondersteunende documentatie bij het voorontwerp van begroting van de Commissie bevat een verslag over de voortgang bij de uitvoering van elk indicatief meerjarenprogramma overeenkomstig het Financieel Reglement.

Het programma wordt ten minste halverwege de looptijd of in het licht van de daadwerkelijke vordering van het project (de projecten) of de groep(en) projecten volgens de procedure van artikel 17 opnieuw bezien en zo nodig herzien.

In het programma worden ook andere financieringsbronnen voor de betrokken projecten vermeld, met name andere communautaire financiële instrumenten en de Europese Investeringsbank.

5. Wanneer zich in de uitvoering van het project (de projecten) of de groep(en) projecten belangrijke wijzigingen voordoen, stelt de betrokken lidstaat de Commissie daarvan onverwijld in kennis.

De ingevolge deze wijzigingen eventueel vereiste wijzigingen van het in het programma voor het project (de projecten) of de groep(en) projecten vastgestelde indicatieve totale bedrag worden vastgesteld volgens de procedure van artikel 17.".

6. In artikel 6 wordt het volgende lid ingevoegd: "1 bis. Bij de uitvoering van deze verordening draagt de Commissie ervoor zorg dat haar besluiten inzake de verlening van bijstand van de Gemeenschap in overeenstemming zijn met de prioriteiten die zijn opgenomen in de overeenkomstig artikel 155, lid 1, van het Verdrag vastgestelde richtsnoeren voor de diverse sectoren. Daartoe behoort ook dat zij in overeenstemming zijn met eventueel in die richtsnoeren vast te stellen bepalingen inzake een percentage van de totale bijstand van de Gemeenschap.".

7. Artikel 8 wordt vervangen door: "Artikel 8

Indiening van bijstandsaanvragen

De bijstandsaanvragen worden door de betrokken lidstaat of lidstaten of, met toestemming van de lidstaat of lidstaten, door de rechtstreeks betrokken openbare of particuliere ondernemingen of instanties bij de Commissie ingediend. De Commissie stelt de toestemming van de betrokken lidstaat of lidstaten vast.".

8. Artikel 9, lid 1, onder a), achtste streepje, wordt vervangen door: "- een financieringsplan in euro of in de nationale valuta, waarin alle elementen van de financiële constructie vermeld zijn, met inbegrip van de aangevraagde bijstand van de Gemeenschap in de in artikel 4 genoemde vormen, en van de lokale, regionale of nationale instanties, alsmede van particuliere bronnen, en de reeds toegekende bijstand van de lidstaten;".

9. Artikel 9, lid 2, wordt vervangen door: "2. De aanvragers verstrekken de Commissie alle relevante aanvullende gegevens die zij verlangt, zoals de parameters, de richtsnoeren en de hypotheses waarop de kosten-batenanalyse gebaseerd is.".

10. Artikel 10 wordt vervangen door: "Artikel 10

Toekenning van bijstand

De Commissie besluit overeenkomstig artikel 274 van het Verdrag over de toekenning van bijstand uit hoofde van deze verordening op basis van haar beoordeling van de aanvragen in het licht van de selectiecriteria. Wanneer het gaat om projecten die in het desbetreffende, krachtens artikel 5 bis opgestelde indicatieve meerjarenprogramma worden genoemd, neemt de Commissie de jaarlijkse besluiten over de toekenning van bijstand binnen de grenzen van de indicatieve bedragen van dat programma. Voor andere projecten worden maatregelen vastgesteld volgens de procedure van artikel 17. De Commissie deelt haar besluit rechtstreeks aan de begunstigden en aan de lidstaten mee.".

11. Artikel 11, lid 7, wordt vervangen door: "7. De Commissie stelt volgens de procedures van artikel 17 een kader vast voor de procedures, het tijdschema en het bedrag van de betalingen van de rentesubsidies, de subsidies voor garantiepremies en de steun in de vorm van deelneming in risicokapitaal, voor investeringsfondsen of vergelijkbare financiële instellingen die zich bij voorrang richten op de verstrekking van risicokapitaal voor projecten inzake trans-Europese netwerken.".

12. In artikel 12:

a) wordt de aanhef van lid 1 vervangen door: "1. Teneinde het welslagen van de uit hoofde van deze verordening gefinancierde projecten te garanderen, nemen de lidstaten en de Commissie, ieder op het gebied waarop hij of zij bevoegd is, de nodige maatregelen om:";

b) wordt het derde streepje van lid 1 vervangen door: "- door een onregelmatigheid verloren gegane middelen terug te vorderen, met inbegrip van rente ten gevolge van late terugbetaling, overeenkomstig de door de Commissie aangenomen regels. Behalve indien de lidstaat of de met de uitvoering belaste overheidsinstantie het bewijs levert dat hij, respectievelijk zij, voor de onregelmatigheid geen verantwoordelijkheid draagt, is de lidstaat voor de terugbetaling van de ten onrechte betaalde bedragen subsidiair aansprakelijk.";

c) wordt lid 6 vervangen door: "6. Voor bijstand van de Gemeenschap die wordt verleend aan rechtstreeks betrokken openbare of particuliere ondernemingen of instanties, worden de controlemaatregelen uitgevoerd door de Commissie, in voorkomend geval in samenwerking met de lidstaten.";

d) wordt lid 7 vervangen door: "7. Tot vijf jaar na de laatste betaling voor een project houden de verantwoordelijke instanties en autoriteiten en de rechtstreeks betrokken openbare of particuliere ondernemingen of instanties alle bewijsstukken voor de uitgaven in verband met het project ter beschikking van de Commissie.".

13. In artikel 13 wordt het volgende lid ingevoegd: "2 bis. Behalve in naar behoren tegenover de Commissie gemotiveerde gevallen, wordt toegekende bijstand voor projecten waarmee niet binnen twee jaar na de in het besluit tot toekenning van de financiële bijstand vermelde verwachte aanvangsdatum een aanvang is gemaakt, door de Commissie ingetrokken.".

14. Artikel 14 wordt vervangen door: "Artikel 14

Coördinatie

De Commissie zorgt voor de coördinatie en de samenhang van de projecten en de in artikel 5 bis, lid 1, bedoelde programma's die in het kader van deze verordening worden uitgevoerd, en de projecten die met middelen van de Gemeenschapsbegroting, van de Europese Investeringsbank, van het Europees Investeringsfonds en van andere communautaire financieringsinstrumenten worden gesteund.".

15. Artikel 15 wordt vervangen door: "Artikel 15

Beoordeling vooraf, toezicht en evaluatie

1. De lidstaten en de Commissie zien erop toe, dat de uitvoering van de projecten in het kader van deze verordening wordt onderworpen aan daadwerkelijk toezicht en evaluatie. De projecten kunnen op grond van de resultaten van toezicht en evaluatie worden aangepast.

2. Om te waarborgen dat de bijstand van de Gemeenschap doeltreffend wordt gebruikt, zien de Commissie en de lidstaten systematisch toe op de vordering van de projecten, eventueel met medewerking van de Europese Investeringsbank of andere daarvoor in aanmerking komende instanties.

3. Na ontvangst van een bijstandsaanvraag en alvorens deze goed te keuren, onderwerpt de Commissie het project aan een beoordeling vooraf om na te gaan of het in overeenstemming is met de voorwaarden en criteria van de artikelen 5 en 6. Zo nodig verzoekt de Commissie de Europese Investeringsbank of andere daarvoor in aanmerking komende instanties om medewerking aan deze beoordeling vooraf.

4. De Commissie en de lidstaten beoordelen de wijze waarop de projecten en de programma's zijn uitgevoerd en evalueren de uitwerking van de uitvoering daarvan om te beoordelen of de oorspronkelijk vastgestelde doelstellingen kunnen worden bereikt of bereikt zijn. Die evaluatie heeft onder meer betrekking op de uitwerking op het milieu van de projecten, gelet op de geldende communautaire wetgeving. De Commissie kan na overleg met de betrokken lidstaat de begunstigde tevens verplichten tot de indiening van een specifieke evaluatie van de uit hoofde van deze verordening gesteunde projecten of groepen projecten of tot de verstrekking van de voor de evaluatie van deze projecten vereiste informatie en bijstand.

5. Voor het toezicht wordt in voorkomend geval gebruik gemaakt van materiële en financiële indicatoren. Deze indicatoren hebben betrekking op het specifieke karakter van het project en de doelstellingen ervan. De indicatoren moeten zo gestructureerd zijn, dat zij het volgende aangeven:

- de voortgang van het project, gerelateerd aan het plan en de operationele doelstellingen als oorspronkelijk vastgesteld;

- het verloop van het beheer en de eventuele problemen die zich daarbij voordoen.

6. Bij de behandeling van de individuele bijstandsaanvragen houdt de Commissie rekening met de uitkomsten van de volgens dit artikel uitgevoerde beoordelingen en evaluaties.

7. De procedures voor toezicht en evaluatie als bedoeld in de leden 4 en 5 worden vastgesteld in de beschikkingen tot goedkeuring van de projecten en/of in de contractuele bepalingen inzake de financiële bijstand.".

16. Artikel 16, lid 1, wordt vervangen door: "1. Elk jaar dient de Commissie bij het Europees Parlement, de Raad, het Economisch en Sociaal Comité en het Comité van de Regio's een verslag in over de activiteiten in het kader van deze verordening, waarover deze instellingen en organen zich dienen uit te spreken. Dit verslag moet een evaluatie bevatten van de resultaten die dankzij de bijstand van de Gemeenschap op verschillende toepassingsgebieden van de uitgangsdoelstellingen zijn bereikt, alsmede een hoofdstuk over de inhoud en uitvoering van lopende meerjarenprogramma's, met name wegens de herzieningen overeenkomstig artikel 5 bis.".

17. Artikel 18 wordt vervangen door: "Artikel 18

Begrotingsmiddelen

Het financiële kader voor de uitvoering van deze verordening voor het tijdvak 2000-2006 beloopt 4600 miljoen EUR.

De jaarlijkse kredieten worden door de begrotingsautoriteiten toegestaan binnen de grenzen van de financiële vooruitzichten.".

18. Artikel 19 wordt vervangen door: "Artikel 19

Herzieningsclausule

Vóór eind 2006 legt de Commissie aan het Europees Parlement en de Raad een uitvoerig verslag voor over de ervaring die is opgedaan met de mechanismen uit hoofde van deze verordening, voor de verstrekking van bijstand van de Gemeenschap, met name met de in artikel 4 genoemde mechanismen en bepalingen. Het Europees Parlement en de Raad gaan overeenkomstig de procedure van artikel 156, eerste alinea, van het Verdrag na of, en zo ja, onder welke voorwaarden, de maatregelen uit hoofde van deze verordening na de in artikel 18 genoemde periode worden voortgezet of gewijzigd.".

19. Overal in de tekst wordt "ecu" vervangen door "euro".

20. De tekst in de bijlage bij deze verordening wordt toegevoegd.

Artikel 2

Deze verordening treedt in werking op de twintigste dag volgende op die van haar bekendmaking in het Publicatieblad van de Europese Gemeenschappen.

Artikel 1, punt 19, is van toepassing met ingang van 1 januari 1999.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

Gedaan te Brussel, 19 juli 1999.

Voor het Europees Parlement

De voorzitter

J. M. GIL-ROBLES

Voor de Raad

De voorzitter

T. HALONEN

(1) PB C 175 van 9.6.1998, blz. 7, en

PB C 27 van 2.2.1999, blz. 18.

(2) PB C 407 van 28.12.1998, blz. 120.

(3) PB L 93 van 6.4.1999, blz. 29.

(4) Advies van het Europees Parlement van 19 november 1998 (PB C 379 van 7.12.1998, blz. 186), gemeenschappelijk standpunt van 21 december 1998 (PB C 49 van 22.2.1999, blz. 4), besluit van het Europees Parlement van 6 mei 1999 (nog niet bekendgemaakt in het Publicatieblad) en besluit van de Raad van 7 juni 1999.

(5) PB L 228 van 23.9.1995, blz. 1.

(6) PB L 197 van 18.7.1987, blz. 33.

(7) PB L 139 van 11.5.1998, blz. 1.

(8) PB L 228 van 9.9.1996, blz. 1.

BIJLAGE

"BIJLAGE

Uitvoeringsbepalingen bedoeld in artikel 4, lid 1, onder e)

1. Voorwaarden voor de deelneming van de Gemeenschap in risicokapitaal

De aanvragen om bijstand uit hoofde van artikel 4. lid 1, onder e), moeten ten genoegen van het comité van artikel 17 van deze verordening de volgende gegevens bevatten als basis voor het besluit de bijstand toe te kennen:

- een informatie memorandum met de voornaamste wettelijke gegevens over het fonds, waaronder de juridische structuur en de beheersstructuur;

- de gedetailleerde investeringsrichtsnoeren van het fonds, met inbegrip van gegevens over de projecten waarop het fonds zich richt;

- gegevens over de betrokkenheid van particuliere investeerders;

- informatie over de geografische werkingssfeer;

- informatie over de economische levensvatbaarheid van het fonds;

- informatie over de rechten van de investeerders om, mocht het fonds de gedane toezeggingen niet gestand doen, hiertegen op te treden;

- informatie over het uitstapbeleid van het fonds en regelingen voor de beëindiging van het fonds; en

- rechten ten aanzien van de vertegenwoordiging in de comités van investeerders.

Vóór het besluit om bijstand te verlenen wordt genomen, moeten het bemiddelende investeringsfonds of de vergelijkbare financiële instelling ten minste een bedrag van twee en een half keer de communautaire bijdrage investeren in projecten die vooraf zijn aangemerkt als projecten van gemeenschappelijk belang overeenkomstig artikel 155, lid 1, eerste alinea, eerste streepje, van het Verdrag.

Communautaire bijstand voor investeringsfondsen of vergelijkbare financiële instellingen in de vorm van een deelneming in risicokapitaal, wordt in beginsel slechts verleend indien de bijdrage van de Gemeenschap qua risico dezelfde rang heeft als die van andere investeerders in het fonds.

Ontvangende investeringsfondsen of vergelijkbare financiële instellingen dienen zich te houden aan beginselen van goed financieel beheer.

2. Beperkingen van de bijstand en maximuminvestering

De bijdragen uit hoofde van artikel 4, lid 1, onder e), bedragen niet meer dan 1 % van het totale bedrag voor de in artikel 18 genoemde periode. Deze grens mag evenwel overeenkomstig artikel 4, lid 1, onder e), worden opgetrokken.

De bijstand van de Gemeenschap uit hoofde van artikel 4, lid 1, onder e), bedraagt niet meer dan 20 % van het totale kapitaal van een investeringsfonds of een vergelijkbare financiële instelling.

3. Beheer van de bijdrage van de Gemeenschap

Het beheer van de bijdrage van de Gemeenschap berust bij het Europees Investeringsfonds (EIF). De nadere voorwaarden voor de toepassing van de bijstand van de Gemeenschap uit hoofde van artikel 4, lid 1, onder e), met inbegrip van toezicht en controle, worden neergelegd in een samenwerkingsovereenkomst tussen de Commissie en het EIF, met inachtneming van het bepaalde in deze bijlage.

4. Overige bepalingen

De bepalingen inzake beoordeling vooraf, toezicht en evaluatie als omschreven in deze verordening zijn volledig van toepassing op artikel 4, lid 1, onder e), met inbegrip van de bepalingen betreffende de voorwaarden voor communautaire bijstand, het financieel toezicht en de verlaging, opschorting en intrekking van de bijstand. Daartoe worden onder andere passende bepalingen opgenomen in de samenwerkingsovereenkomst tussen de Commissie en het EIF en worden passende overeenkomsten gesloten met de investeringsfondsen of vergelijkbare financiële instellingen, waarin de nodige controles op de afzonderlijke projecten van gemeenschappelijk belang worden opgenomen. Er worden passende regelingen getroffen om de Rekenkamer in de gelegenheid te stellen haar taak te volbrengen en met name te controleren of de betalingen op reguliere wijze zijn verricht.

Onverminderd artikel 11, lid 6, worden betalingen uit hoofde van artikel 4, lid 1, onder e), beheerst door artikel 11, lid 7. Na afloop van het investeringstijdvak, of eventueel op een eerder tijdstip, worden de saldi die zijn ontstaan ten gevolge van rente op het geïnvesteerde kapitaal of winstdeling en vermogenswinst, en alle andere aan de investeerders verschuldigde tegoeden, teruggestort op de communautaire begroting.

Ieder besluit om deelnemingen in risicokapitaal uit hoofde van artikel 4, lid 1, onder e), te verstrekken, wordt voorgelegd aan het comité van artikel 17 van deze verordening.

De Commissie brengt op gezette tijden verslag uit aan het Comité van artikel 17 van deze verordening over de uitvoering van deelnemingen in risicokapitaal overeenkomstig artikel 4, lid 1, onder e).

In het kader van artikel 15 evalueert de Commissie vóór eind 2006 de activiteiten in het kader van artikel 4, lid 1, onder e), waarbij zij met name let op de benutting, op de gevolgen voor de uitvoering van de projecten in verband met trans-Europese netwerken waarvoor bijstand is verstrekt en op de betrokkenheid van particuliere investeerders bij de gefinancierde projecten.".