31999R1267

Verordening (EG) nr. 1267/1999 van de Raad van 21 juni 1999 tot instelling van een pretoetredingsinstrument voor structuurbeleid

Publicatieblad Nr. L 161 van 26/06/1999 blz. 0073 - 0086


VERORDENING (EG) Nr. 1267/1999 VAN DE RAAD

van 21 juni 1999

tot instelling van een pretoetredingsinstrument voor structuurbeleid

DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,

Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap, inzonderheid op artikel 308,

Gezien het voorstel van de Commissie(1),

Gezien het advies van het Europees Parlement(2),

Gezien het advies van het Economisch en Sociaal Comité(3),

Gezien het advies van het Comité van de Regio's(4),

(1) Overwegende dat de conclusies van de Europese Raad van 12 en 13 december 1997 in Luxemburg in een versterkte pretoetredingsstrategie voorzien voor de kandidaat-lidstaten uit Midden- en Oost-Europa en in een specifieke pretoetredingsstrategie voor Cyprus;

(2) Overwegende dat volgens de conclusies van de Europese Raad van Luxemburg van 12 en 13 december 1997 de bijstand waarin deze verordening voorziet vooralsnog enkel wordt toegekend aan de tien kandidaat-lidstaten uit Midden- en Oost-Europa;

(3) Overwegende dat Verordening (EG) nr. 622/98 van de Raad van 16 maart 1998 betreffende de hulp aan de kandidaat-lidstaten in het kader van de pretoetredingsstrategie, en inzonderheid de invoering van partnerschappen voor de toetreding(5) bepaalt dat deze partnerschappen in een enkel kader voorzien, dat de prioritaire zones omvat alsmede alle beschikbare middelen voor hulp in de aan de toetreding voorafgaande periode;

(4) Overwegende dat de pretoetredingsstrategie in de instelling voorziet van een pretoetredingsinstrument voor het structuurbeleid (hierna "ISPA" genoemd), dat erop gericht is de kandidaat-lidstaten aan de gemeenschappelijke infrastructuurnormen aan te passen en een financiële bijdrage verstrekt voor maatregelen op het gebied van het milieu en de vervoersinfrastructuur;

(5) Overwegende dat de communautaire bijstand uit het ISPA, de bijstand door de Gemeenschap op grond van Verordening (EEG) nr. 3906/89 van de Raad van 18 december 1989 betreffende economische hulp ten gunste van de Republiek Hongarije en de Volksrepubliek Polen(6), de bijstand door de Gemeenschap op grond van Verordening (EG) nr. 1268/1999 van de Raad van 21 juni 1999 inzake steunverlening door de Gemeenschap voor pretoetredingsmaatregelen op het gebied van landbouw en plattelandsontwikkeling in de kandidaat-lidstaten in Midden- en Oost-Europa gedurende de pretoetredingsperiode(7), moeten worden gecoördineerd binnen het raam van Verordening (EG) nr. 1266/1999 van de Raad van 21 juni 1999 betreffende de coördinatie van de bijstand aan de kandidaat-lidstaten in het kader van de pretoetredingsstrategie en houdende wijziging van Verordening (EEG) nr. 3906/89(8), en afhankelijk moeten worden gesteld van de voorwaarden van Verordening (EG) nr. 622/98 en van de afzonderlijke besluiten inzake partnerschappen voor de toetreding;

(6) Overwegende dat naar een billijk evenwicht moet worden gestreefd tussen de financiering van maatregelen inzake vervoersinfrastructuur en die van milieumaatregelen, rekening houdend met de specifieke situaties in de begunstigde landen;

(7) Overwegende dat de bijstandsverlening door de Gemeenschap in het kader van het ISPA de uitvoering van het "acquis communautaire" op milieugebied in de kandidaat-lidstaten moet vergemakkelijken en tot duurzame ontwikkeling in deze landen moet bijdragen;

(8) Overwegende dat Beschikking nr. 1692/96/EG van het Europees Parlement en de Raad van 23 juli 1996 betreffende communautaire richtsnoeren voor de ontwikkeling van een trans-Europees vervoersnet(9) de criteria bevat voor projecten van gemeenschappelijk belang, die gebruikt zouden moeten worden voor de selectie van de maatregelen die op grond van deze verordening in aanmerking komen;

(9) Overwegende dat de door de Raad op gang gebrachte beoordeling van de behoeften inzake de vervoersinfrastructuur (TINA) de selectie van prioritaire maatregelen voor de ontwikkeling van een trans-Europees vervoersnet tijdens de pretoetredingsperiode zou moeten vergemakkelijken;

(10) Overwegende dat met het oog op een vlottere voorbereiding van de maatregelen moet worden bepaald dat de Commissie een indicatieve verdeling over de kandidaat-lidstaten van het totaal aan uit het ISPA beschikbare communautaire middelen voor vastleggingen vaststelt;

(11) Overwegende dat in punt 17 van de conclusies van de Europese Raad van Luxemburg van 12 en 13 december 1997 is bepaald dat de verdeling van de financiële steun aan de landen die bij het uitbreidingsproces betrokken zijn, gebaseerd zal worden op het beginsel van gelijke behandeling, ongeacht het tijdstip van toetreding, waarbij bijzondere aandacht zal uitgaan naar de landen met de grootste noden;

(12) Overwegende dat de door de Gemeenschap uit het ISPA verleende bijstand zo moet worden bepaald dat de hefboomwerking van de toegekende middelen versterkt wordt, de cofinanciering en de aanwending van middelen uit particuliere financieringsbronnen bevorderd worden en rekening gehouden wordt met mogelijke aanzienlijke netto-inkomsten die de maatregelen kunnen genereren;

(13) Overwegende dat bij de verlening van de bijstand van de Gemeenschap een zo groot mogelijke doorzichtigheid moet worden gegarandeerd en de besteding van de middelen streng moet worden gecontroleerd;

(14) Overwegende dat met het oog op een deugdelijk beheer van de uit het ISPA verleende bijstand van de Gemeenschap, doeltreffende methoden voor de beoordeling, het toezicht, de evaluatie en de controle moeten worden vastgesteld, waarbij de aard en de wijze van toepassing van het toezicht alsmede de beginselen inzake de evaluatie, nader worden omschreven en wordt voorzien in maatregelen bij onregelmatigheden of niet-nakoming van de bij de verlening van de bijstand uit het ISPA gestelde voorwaarden;

(15) Overwegende dat in de overgangsperiode (van 1 januari 1999 tot en met 31 december 2001) elke verwijzing naar de euro in de regel ook moet worden beschouwd als een verwijzing naar de euro als munteenheid zoals bedoeld in artikel 2, tweede zin, van Verordening (EG) nr. 974/98 van de Raad van 3 mei 1998 over de invoering van de euro(10);

(16) Overwegende dat de Commissie voor de uitvoering van deze verordening moet worden bijgestaan door een Beheerscomité;

(17) Overwegende dat door de uitvoering van de bij deze verordening vastgestelde maatregelen wordt bijgedragen tot het bereiken van de doelstellingen van de Gemeenschap; dat het Verdrag voor de vaststelling van deze verordening niet in andere bevoegdheden voorziet dan die welke zijn vastgesteld bij artikel 308,

HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

Artikel 1

Definitie en doel

1. Hierbij wordt het Pretoetredingsinstrument voor structuurbeleid, hierna "ISPA" genoemd, ingesteld.

Het ISPA verleent overeenkomstig de bepalingen van deze verordening bijstand om de kandidaat-lidstaten Bulgarije, Estland, Hongarije, Letland, Litouwen, Polen, Roemenië, Slovenië, Slowakije en de Tsjechische Republiek, hierna "begunstigde landen" genoemd, te helpen zich op het gebied van de economische en sociale samenhang, inzake het milieu- en vervoerbeleid, op de toetreding tot de Europese Unie voor te bereiden.

2. De bijstand van de Gemeenschap uit hoofde van het ISPA draagt bij tot het bereiken van de doelstellingen die voor elk begunstigd land in het Partnerschap voor de toetreding zijn vastgesteld, en tot de uitvoering van daartoe opgestelde nationale programma's ter verbetering van het milieu en van de vervoersinfrastructuurnetten.

Artikel 2

In aanmerking komende maatregelen

1. De uit het ISPA gefinancierde communautaire bijstand is bedoeld voor projecten, technisch en financieel zelfstandige projectfases, projectgroepen of projectprogramma's op het gebied van het milieu of het vervoer, hierna gezamenlijk "maatregelen" genoemd. Een projectfase kan ook bestaan uit voorbereidende, haalbaarheids- en technische studies die voor de uitvoering van een project nodig zijn.

2. Met het oog op de in artikel 1 genoemde doelstellingen verleent de Gemeenschap bijstand uit het ISPA voor:

a) milieumaatregelen die de begunstigde landen in staat stellen aan de eisen van de milieuwetgeving van de Gemeenschap te voldoen en de doelstellingen van het Partnerschap voor de toetreding te bereiken;

b) maatregelen op het gebied van de vervoersinfrastructuur die duurzame mobiliteit bevorderen, en met name die welke projecten van gemeenschappelijk belang vormen, volgens de criteria van Beschikking nr. 1692/96/EG en die welke de begunstigde landen in staat stellen de doelstellingen van het Partnerschap voor de toetreding te bereiken; deze maatregelen hebben onder meer tot doel de koppeling en de interoperabiliteit van de nationale netwerken onderling en met de trans-Europese netwerken te bevorderen en die netwerken beter toegankelijk te maken.

De maatregelen moeten voldoende omvangrijk zijn om een aanzienlijke uitwerking te hebben op het gebied van de milieubescherming of op de verbetering van de vervoersinfrastructuurnetwerken. De totale kosten van elke maatregel bedragen in beginsel tenminste 5 miljoen EUR. In met redenen omklede gevallen mogen de totale kosten van de maatregel, rekening houdend met de specifieke omstandigheden, minder dan 5 miljoen EUR bedragen.

3. Er wordt voor een evenwicht gezorgd tussen de milieumaatregelen en de maatregelen op het gebied van de vervoersinfrastructuur.

4. Bijstand kan ook worden verleend voor:

a) voorbereidende studies in verband met in aanmerking komende maatregelen, onder meer die welke nodig zijn voor de uitvoering van die maatregelen, en

b) technische ondersteuningsmaatregelen, met inbegrip van voorlichtings- en publiciteitsacties, met name:

i) horizontale maatregelen, zoals vergelijkende studies ter beoordeling van de uitwerking van de communautaire bijstand;

ii) maatregelen en studies die bijdragen tot de beoordeling van of het toezicht op de projecten of tot de evaluatie of de controle ervan, en tot de versterking en waarborging van de coördinatie en samenhang van de projecten met de Partnerschappen voor de toetreding;

iii) maatregelen en studies om een efficiënt beheer en een efficiënte uitvoering van de projecten te garanderen en eventueel nodige aanpassingen aan te brengen.

Artikel 3

Financiële middelen

De bijstand van de Gemeenschap uit het ISPA wordt toegekend gedurende de periode 2000-2006.

De begrotingsautoriteit stelt, binnen de grenzen van de financiële vooruitzichten, de jaarlijks beschikbare middelen vast.

Artikel 4

Indicatieve verdeling

Overeenkomstig de procedure van artikel 14 en aan de hand van de volgende criteria: bevolking, BBP per capita volgens koopkrachtstandaard en oppervlakte gaat de Commissie over tot een indicatieve verdeling van de totale uit het ISPA gefinancierde communautaire bijstand over de begunstigde landen.

De verdeling kan worden aangepast om rekening te houden met de prestatie van elk begunstigd land in de voorgaande jaren bij de uitvoering van de ISPA-maatregelen. Ook moet terdege rekening worden gehouden met de tekortkomingen in de betrokken landen op het gebied van milieu- en vervoersinfrastructuur.

Artikel 5

Verenigbaarheid met het beleid van de Gemeenschap op de verschillende terreinen

1. De door de Gemeenschap uit het ISPA te financieren maatregelen moeten in overeenstemming zijn met het bepaalde in de Europaovereenkomsten, waaronder de uitvoeringsbepalingen inzake staatssteun, en moeten bijdragen tot de verwezenlijking van het beleid van de Gemeenschap op verscheidene gebieden, met name inzake de bescherming en verbetering van het milieu, het vervoer en de trans-Europese netwerken.

2. De Commissie zorgt voor de coördinatie en de samenhang van enerzijds de overeenkomstig deze verordening getroffen maatregelen en anderzijds de met bijdragen uit de begroting van de Gemeenschap uitgevoerde maatregelen, met inbegrip van bijdragen uit communautaire initiatieven betreffende grensoverschrijdende transnationale en interregionale samenwerking, de verrichtingen van de Europese Investeringsbank (EIB) - onder meer die welke zij uit haar pretoetredingsfaciliteit financiert - en de andere communautaire financieringsinstrumenten, en stelt het uit hoofde van artikel 14 ingestelde comité daarvan in kennis.

3. De Commissie streeft naar coördinatie en samenhang van de in de begunstigde landen in het kader van deze verordening uitgevoerde maatregelen, met de verrichtingen van de Europese Bank voor Wederopbouw en Ontwikkeling (EBWO), de Wereldbank en andere dergelijke financiële instellingen, en stelt het uit hoofde van artikel 14 ingestelde comité daarvan in kennis.

Artikel 6

Bijstandsvormen en hoogte van de bijstand

1. De communautaire bijstand uit het ISPA kan de vorm aannemen van niet-terugvorderbare rechtstreekse bijstand, terugvorderbare bijstand of een andere financieringsvorm.

De bijstand die aan de beheersautoriteit of aan een andere overheidsinstantie wordt terugbetaald, moet opnieuw voor hetzelfde doel worden aangewend.

2. De uit het ISPA verleende communautaire bijstand bedraagt ten hoogste 75 % van de uitgaven van de overheid of van de daarmee gelijk te stellen uitgaven, met inbegrip van de uitgaven van instanties waarvan de activiteiten binnen een zodanig wettelijk of bestuursrechtelijk kader plaatsvinden, dat die instanties met overheidsinstanties kunnen worden gelijkgesteld. De Commissie kan volgens de procedure van artikel 14 beslissen dit percentage tot maximaal 85 te verhogen, vooral wanneer zij van oordeel is dat een hoger percentage dan 75 nodig is voor de uitvoering van projecten die voor het bereiken van de algemene doelstellingen van het ISPA van wezenlijk belang zijn.

Behalve in het geval van terugvorderbare bijstand of wanneer er sprake is van een groot belang van de Gemeenschap, wordt het bijstandspercentage verlaagd om rekening te houden met:

a) de beschikbaarheid van cofinanciering,

b) de mate waarin de maatregel inkomsten kan genereren, en

c) een adequate toepassing van het beginsel dat de vervuiler betaalt.

3. Onder de in lid 2, tweede alinea, onder b), bedoelde maatregelen die inkomsten kunnen genereren worden verstaan:

a) maatregelen betreffende infrastructuurvoorzieningen waarvan de gebruikskosten aan de gebruikers worden aangerekend,

b) productieve investeringen op milieugebied.

4. Voorbereidende studies en technische ondersteuningsmaatregelen kunnen bij wijze van uitzondering voor 100 % van de totale kosten worden gefinancierd.

De totale uitgaven die op initiatief van de Commissie of namens de Commissie krachtens dit lid worden gedaan, mogen ten hoogste 2 % van de totale middelen van het ISPA bedragen.

Artikel 7

Beoordeling en goedkeuring van de maatregelen

1. De uit het ISPA te financieren maatregelen worden door de Commissie vastgesteld overeenkomstig de procedure van artikel 14.

2. De begunstigde landen dienen bij de Commissie bijstandsaanvragen in. De Commissie kan evenwel overeenkomstig artikel 2, lid 4, op eigen initiatief bijstand toekennen, als er sprake is van een overheersend communautair belang.

3. De aanvragen bevatten:

a) de in bijlage I bedoelde gegevens;

b) alle gegevens ter staving dat de maatregelen met deze verordening in overeenstemming zijn en aan de criteria van bijlage II voldoen, en met name dat de maatregelen op middellange termijn sociaal-economische voordelen opleveren die in verhouding staan tot de aangewende middelen.

4. Na ontvangst van een bijstandsaanvraag verricht de Commissie, voordat zij de maatregel goedkeurt, een grondige beoordeling vooraf om na te gaan of de maatregel aan de criteria van bijlage II voldoet.

5. In de beschikkingen van de Commissie tot goedkeuring van de maatregelen wordt het bedrag van de financiële bijstand vastgesteld, alsmede een financieringsplan en alle voor de uitvoering van de maatregelen nodige voorschriften en voorwaarden.

6. De bijstand uit het ISPA en de andere communautaire steun voor een maatregel bedragen samen ten hoogste 90 % van de totale uitgaven voor die maatregel.

7. De Commissie stelt voor het in aanmerking komen voor financiering gemeenschappelijke regels vast overeenkomstig de procedure van artikel 14.

Artikel 8

Betalingsverplichtingen en betalingen

1. Overeenkomstig het Financieel Reglement van toepassing op de algemene begroting der Europese Gemeenschappen verricht de Commissie de uitgaven uit het ISPA op basis van een door de Commissie en het begunstigde land op te stellen financieringsmemorandum.

De jaarlijkse begrotingsverplichtingen met betrekking tot de voor de maatregelen toegekende bijstand worden evenwel op een van de volgende twee wijzen aangegaan:

a) Betalingsverplichtingen voor de in artikel 2, lid 2, bedoelde maatregelen waarvan de uitvoering twee jaar of langer zal duren, worden in de regel, en onder voorbehoud van punt b), in jaarlijkse termijnen aangegaan.

De betalingsverplichtingen voor de eerste jaarlijkse termijn worden aangegaan wanneer het financieringsmemorandum wordt opgesteld. De betalingsverplichtingen voor latere jaarlijkse termijnen worden aangegaan op basis van het oorspronkelijke of het herziene financieringsplan voor de maatregel, in principe aan het begin van elk begrotingsjaar en uiterlijk op 1 april van het betrokken jaar overeenkomstig de uitgavenraming voor dat begrotingsjaar;

b) Voor maatregelen waarvan de uitvoering minder dan twee jaar duurt of maatregelen waarvoor de communautaire bijstand niet meer dan 20 miljoen EUR bedraagt, kan een eerste betalingsverplichting voor ten hoogste 80 % van de toegekende bijstand worden aangegaan wanneer het financieringsmemorandum wordt opgesteld. De betalingsverplichtingen voor de resterende bedragen worden aangegaan naar gelang van de voortgang bij de uitvoering van de maatregel.

2. Behalve in naar behoren gemotiveerde gevallen wordt de voor een maatregel toegekende bijstand ingetrokken wanneer binnen de vastgestelde contractuele termijn niet met belangrijke werkzaamheden is begonnen.

3. De financiële bijstand voor de maatregelen kan worden uitgekeerd hetzij in de vorm van voorschotten, hetzij in de vorm van tussentijdse betalingen of saldobetalingen betreffende werkelijk betaalde en met bewijsstukken gestaafde kosten.

De Commissie stelt de uitvoeringsbepalingen inzake de betalingen vast volgens de procedure van artikel 14.

4. Nadere bepalingen inzake de regeling voor de betalingen worden vastgesteld in het financieringsmemorandum dat de Commissie met elk begunstigd land overeenkomt.

Artikel 9

Beheer en controle

1. De Commissie eist van de begunstigde landen dat zij:

a) vanaf 1 januari 2000 en in elk geval uiterlijk op 1 januari 2002 beheers- en controlesystemen invoeren om te garanderen dat:

i) op grond van deze verordening toegekende bijstand op adequate wijze wordt aangewend overeenkomstig de beginselen van gezond financieel beheer,

ii) het beheer en de controle gescheiden worden gehouden,

iii) de bij de Commissie ingediende uitgavenaangiften correct zijn en zijn opgesteld aan de hand van een boekhouding op basis van verifieerbare bewijsstukken;

b) regelmatig nagaan of de door de Gemeenschap gefinancierde maatregelen op adequate wijze zijn uitgevoerd;

c) onregelmatigheden voorkomen en vervolgen;

d) als gevolg van een onregelmatigheid of verzuim verloren bedragen terugvorderen.

2. Onverminderd de door de begunstigde landen uitgevoerde controles kunnen de Commissie en de Rekenkamer via hun personeel of hun naar behoren gemachtigde vertegenwoordigers ter plaatse technische of financiële controles verrichten, met inbegrip van steekproefcontroles en eindcontroles.

3. De uitvoeringsbepalingen inzake de in de leden 1 en 2 bedoelde beginselen en de regelingen inzake samenwerking en coördinatie tussen de Commissie en het begunstigde land op het gebied van controleplanning en -methoden worden vastgesteld in het financieringsmemorandum. De Commissie stelt het uit hoofde van artikel 14 ingestelde comité daarvan in kennis.

4. Het financieringsmemorandum bevat ook bepalingen inzake de vermindering, schorsing of intrekking van de bijstand ingeval de uitvoering van een maatregel de toegekende bijstand niet of slechts voor een deel rechtvaardigt.

5. Bij de uitvoering van deze verordening draagt de Commissie er zorg voor dat de hand wordt gehouden aan de beginselen van gezond financieel beheer, meer bepaald ten aanzien van de elementen die in bijlage III zijn opgenomen.

Artikel 10

Gebruik van de euro

1. De bedragen in de bijstandsaanvragen en bijbehorende financieringsplannen worden in euro uitgedrukt.

2. De bedragen van de door de Commissie vastgestelde bijstand en in de door haar goedgekeurde financieringsplannen worden in euro uitgedrukt.

3. De uitgavenaangiften die de betalingsaanvragen moeten staven, worden opgesteld in euro.

4. De door de Commissie betaalde financiële bijstand wordt in euro overgemaakt aan de door het begunstigde land aangewezen autoriteit.

Artikel 11

Toezicht en evaluatie achteraf

De begunstigde landen en de Commissie zien erop toe, dat overeenkomstig bijlage IV, toezicht wordt gehouden op en een evaluatie wordt gemaakt van de uitvoering van de maatregelen op grond van deze verordening.

Artikel 12

Jaarlijks verslag

De Commissie legt jaarlijks een verslag inzake de uit het ISPA toegekende communautaire bijstand voor aan het Europees Parlement, de Raad, het Economisch en Sociaal Comité en het Comité van de Regio's. De in dit verslag te vermelden gegevens zijn aangegeven in bjlage V.

Het Europees Parlement brengt over dit verslag binnen drie maanden advies uit. De Commissie deelt mee hoe met de opmerkingen in het advies van het Europees Parlement rekening is gehouden.

De Commissie zorgt ervoor dat de begunstigde landen op gezette tijden van de activiteiten van het ISPA in kennis worden gesteld.

Artikel 13

Informatie en publiciteit

1. De begunstigde landen die verantwoordelijk zijn voor de uitvoering van een maatregel waarvoor de Gemeenschap financiële bijstand uit het ISPA heeft toegekend, zien erop toe, dat aan deze maatregel passende bekendheid wordt gegeven om:

a) de publieke opinie bewust te maken van de rol die de Gemeenschap ten aanzien van de maatregel vervult,

b) potentiële begunstigden en beroepsorganisaties te informeren over de mogelijkheden die de maatregel biedt.

De begunstigde landen zien er met name op toe, dat duidelijk zichtbare borden worden geplaatst waarop wordt aangegeven dat de maatregel door de Gemeenschap wordt gecofinancierd en waarop het logo van de Gemeenschap is aangebracht, en zij zorgen ervoor, dat vertegenwoordigers van de Europese instellingen naar behoren worden betrokken bij de belangrijkste activiteiten van de overheidsdiensten in verband met de uit het ISPA toegekende communautaire bijstand.

Zij stellen de Commissie jaarlijks in kennis van de initiatieven die zij op grond van het bepaalde in dit lid hebben genomen.

2. De Commissie stelt volgens de procedure van artikel 14 nadere bepalingen inzake informatie en publiciteit vast.

Zij deelt die bepalingen aan het Europees Parlement mee en maakt deze bekend in het Publicatieblad van de Europese Gemeenschappen.

Artikel 14

Comité

1. De Commissie wordt bijgestaan door een comité van beheer bestaande uit vertegenwoordigers van de lidstaten en voorgezeten door de vertegenwoordiger van de Commissie, hierna "het comité" genoemd. De Europese Investeringsbank wijst een vertegenwoordiger aan, die niet aan de stemmingen deelneemt.

2. De vertegenwoordiger van de Commissie legt het comité een ontwerp voor van de te nemen maatregelen. Het comité brengt advies uit over dit onderwerp binnen een termijn die de voorzitter kan vaststellen naar gelang van de urgentie van de materie. Het comité spreekt zich uit met de meerderheid van stemmen die in artikel 205, lid 2, van het Verdrag is voorgeschreven voor de aanneming van besluiten die de Raad op voorstel van de Commissie dient te nemen. Bij stemming in het comité worden de stemmen van de vertegenwoordigers van de lidstaten gewogen overeenkomstig genoemd artikel. De voorzitter neemt niet aan de stemming deel.

3. a) De Commissie stelt maatregelen vast die onmiddellijk van toepassing zijn.

b) Indien deze maatregelen echter niet in overeenstemming zijn met het advies dat het comité heeft uitgebracht, worden zij onverwijld door de Commissie ter kennis van de Raad gebracht. In dat geval:

- stelt de Commissie de toepassing van de maatregelen waartoe zij heeft besloten, uit voor een termijn die in ieder besluit van de Raad zal worden vastgesteld, maar in geen geval voor meer dan drie maanden na de datum van kennisgeving.

- kan de Raad binnen de in de voorgaande alinea genoemde termijn met een gekwalificeerde meerderheid van stemmen een andersluidend besluit nemen.

4. Het comité kan ieder vraagstuk betreffende de uitvoering van deze verordening behandelen, dat door de voorzitter of op verzoek van de vertegenwoordiger van een lidstaat aan de orde wordt gesteld.

5. Het comité stelt met gekwalificeerde meerderheid van stemmen zijn reglement van orde vast.

Artikel 15

Herverdeling van middelen

Bij de toetreding tot de Europese Unie verliest een land zijn recht op steun uit hoofde van deze verordening. De middelen die ingevolge de toetreding van een kandidaat-lidstaat tot de Europese Unie beschikbaar komen, worden herverdeeld onder de in artikel 1, lid 1, genoemde kandidaat-lidstaten. De herverdeling geschiedt op grond van de behoeften en het vermogen van de kandidaat-lidstaten om bijstand te absorberen, en op grond van de criteria van artikel 4.

De Raad neemt op voorstel van de Commissie met gekwalificeerde meerderheid van stemmen een besluit over de algemene aanpak van de herverdeling.

In het licht van het in de tweede alinea bedoelde besluit van de Raad beslist de Commissie over de herverdeling van de beschikbare middelen over de andere begunstigde landen overeenkomstig de procedure van artikel 14.

Artikel 16

Slot- en overgangsbepalingen

Op voorstel van de Commissie gaat de Raad uiterlijk op 31 december 2006 over tot een nieuw onderzoek van deze verordening. De Raad neemt over het voorstel een besluit overeenkomstig de procedure van artikel 308 van het Verdrag.

Artikel 17

Inwerkingtreding

Deze verordening treedt in werking op de derde dag volgende op die van haar bekendmaking in het Publicatieblad van de Europese Gemeenschappen.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

Gedaan te Luxemburg, 21 juni 1999.

Voor de Raad

De voorzitter

G. VERHEUGEN

(1) PB C 164 van 29.5.1998, blz. 4.

(2) Advies uitgebracht op 6 mei 1999 (nog niet verschenen in het Publicatieblad).

(3) PB C 407 van 28.12.1998.

(4) PB C 373 van 2.12.1998.

(5) PB L 85 van 20.3.1998, blz. 1.

(6) PB L 375 van 23.12.1989, blz. 11. Verordening laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 753/96 (PB L 103 van 26.4.1996, blz. 5).

(7) Zie bladzijde 87 van dit Publicatieblad.

(8) Zie bladzijde 68 van dit Publicatieblad.

(9) PB L 228 van 9.9.1996, blz. 1.

(10) PB L 139 van 11.5.1998, blz. 1.

BIJLAGE I

Inhoud van de aanvragen (artikel 7, lid 3, onder a))

De aanvragen moeten de volgende gegevens bevatten:

1. de voor de uitvoering verantwoordelijke instantie, de aard van de maatregel en een beschrijving ervan;

2. de kosten en de plaats van uitvoering, waaronder - indien van toepassing - gegevens over de koppeling en de interoperabiliteit van maatregelen op dezelfde verkeersas;

3. het tijdschema voor de uitvoering van de werkzaamheden;

4. een kosten-batenanalyse, met vermelding van de directe en indirecte gevolgen voor de werkgelegenheid, die - voorzover zij zich daartoe lenen - moeten worden gekwantificeerd;

5. een milieueffectbeoordeling zoals is bedoeld in Richtlijn 85/337/EEG van de Raad van 27 juni 1985 betreffende de milieueffectbeoordeling van bepaalde openbare en particuliere projecten(1);

6. informatie over de naleving van de regels inzake mededinging en overheidsopdrachten;

7. het financieringsplan met, zo mogelijk, gegevens over de economische levensvatbaarheid van de maatregel, en de totale financiering die het begunstigde land vraagt van het ISPA, de EIB - waaronder haar pretoetredingsfaciliteit -, andere financieringsbronnen van de Gemeenschap of van de lidstaten, de EBWO of de Wereldbank;

8. gegevens over de verenigbaarheid van de maatregel met het beleid van de Gemeenschap;

9. informatie over de regelingen die moeten garanderen dat de voorzieningen efficiënt worden gebruikt en onderhouden;

10. (milieumaatregelen) informatie over de plaats en de prioriteit die aan de maatregel worden gegeven in de nationale milieustrategie als opgenomen in het nationale programma voor de overname van het acquis communautaire;

11. (vervoersmaatregelen) informatie over de nationale strategie voor de ontwikkeling van het vervoer en de plaats en de prioriteit die in die strategie aan de maatregelen worden gegeven, alsmede de mate van samenhang met de richtsnoeren voor de trans-Europese netwerken en het pan-Europese vervoersbeleid.

(1) PB L 175 van 5.7.1985, blz. 40. Richtlijn gewijzigd bij Richtlijn 97/11/EG (PB L 73 van 14.3.1997, blz. 5).

BIJLAGE II

Beoordeling van de maatregelen (artikel 7, lid 3, onder b), en lid 4)

A. Om in overeenstemming met artikel 2 een hoge kwaliteit van de maatregelen te waarborgen, worden bij de beoordeling de volgende criteria gehanteerd:

1. de sociaal-economische voordelen van de maatregelen, waaronder de hefboomwerking om particuliere financiering aan te trekken; deze voordelen moeten evenredig zijn aan de omvang van de aangewende middelen; voor de beoordeling wordt gebruik gemaakt van een kosten-batenanalyse;

2. de regelingen die een efficiënt beheer van de maatregelen moeten garanderen;

3. de prioriteiten die in de Partnerschappen voor de toetreding zijn vastgesteld voor de sectoren waarvoor bijstand wordt verleend;

4. de bijdrage die de maatregelen kunnen leveren tot de uitvoering van het milieubeleid van de Gemeenschap en het resultaat van de in bijlage I bedoelde milieueffectbeoordeling;

5. de bijdrage van de maatregelen tot de trans-Europese netwerken en het gemeenschappelijk vervoersbeleid;

6. het bereiken van een juist evenwicht tussen milieumaatregelen en maatregelen op het gebied van vervoersinfrastructuur;

7. de vraag of al dan niet alternatieve financieringsvormen zoals bedoeld in artikel 6 in overweging worden genomen.

B. Zo nodig kan de Commissie de EIB, de EBWO of de Wereldbank vragen aan de beoordeling van de maatregelen deel te nemen. De Commissie onderzoekt de bijstandsaanvragen en gaat daarbij met name na of de administratieve procedures en de financieringsmechanismen geschikt zijn voor een efficiënte uitvoering van de maatregel.

C. De Commissie beoordeelt de maatregelen om vast te stellen wat het effect ervan zal zijn voor het bereiken van de doelstellingen van deze verordening; daartoe gebruikt zij passende gekwantificeerde indicatoren. De begunstigde landen verstrekken alle nodige gegevens als bedoeld in bijlage I, waaronder de resultaten van uitvoerbaarheidsstudies en beoordelingen, gegevens over niet-uitgevoerde alternatieven en gegevens over de coördinatie met maatregelen van gemeenschappelijk belang op dezelfde verkeersas, om de beoordeling zo doelmatig mogelijk te maken.

BIJLAGE III

Financieel beheer en financiële controle (artikel 9, lid 5)

1. In elk begunstigd land wordt een centrale instantie aangewezen die als kanaal fungeert voor de uit hoofde van ISPA toegekende communautaire middelen.

Het hoofd van deze instantie draagt de algemene verantwoordelijkheid voor het beheer van de middelen in het betrokken begunstigde land.

2. De beheers- en controlesystemen in de begunstigde landen moeten voldoende auditgegevens verschaffen om het inzonderheid mogelijk te maken:

- de aan de Commissie meegedeelde samenvattende rekeningen te toetsen aan de boekhoudingsbescheiden en bewijsstukken op de diverse administratieve niveaus;

- de overmaking van beschikbare communautaire en andere middelen te verifiëren;

- de technische en financieringsplannen van de projecten, de voortgangsrapporten, de aanbestedings- en contractprocedures op de diverse administratieve niveaus te onderzoeken.

3. De procedure die moet worden gevolgd bij overeenkomsten voor de uitvoering van werkzaamheden en de levering van goederen en diensten wordt vastgesteld in het financieringsmemorandum, en is in overeenstemming met de basisbeginselen die in titel IX van het Financieel Reglement zijn vastgelegd, meer bepaald:

- worden de onder een financieringsmemorandum vallende maatregelen door het begunstigde land in nauwe samenwerking met de Commissie uitgevoerd, welke verantwoordelijk blijft voor de besteding van de kredieten;

- draagt de Commissie er in nauwe samenwerking met het begunstigde land zorg voor dat deelnemers aan aanbestedingsprocedures op gelijke voet worden behandeld, dat er geen discriminatie is en dat de inschrijver aan wie de opdracht wordt gegund, economisch het voordeligst is.

Krachtens artikel 12 van Verordening (EG) nr. 1266/1999 kan op de kredieten een vérgaand gedecentraliseerd beheer worden toegepast, met name ten aanzien van de voorafgaande goedkeuring door de Commissie voor de uitschrijving van aanbestedingen, de evaluatie van inschrijvingen en de gunning van contracten en het financieel beheer.

In deze bepalingen, die in het financieringsmemorandum met het begunstigde land moeten worden vastgesteld, dient rekening te worden gehouden met de kwantitatieve en kwalitatieve capaciteit inzake financieel beheer en financiële controle van het betrokken land.

4. De bevoegde nationale financiële-controle-instantie moet een toereikende interne en externe financiële controle uitoefenen conform internationaal aanvaarde auditnormen, en zij moet met het oog op de uitoefening van deze functie onafhankelijk zijn. Jaarlijks moet de Commissie een auditplan en een samenvatting van de bevindingen van de verrichte audits worden toegezonden. De auditverslagen moeten ter beschikking staan van de Commissie.

De Commissie en het begunstigde land werken samen bij de coördinatie van programma's en methoden op het gebied van audit, opdat de uitgevoerde audits een maximaal nut opleveren.

Het begunstigde land zorgt ervoor dat wanneer controles worden verricht door personeel van de Commissie of door naar behoren gemachtigde vertegenwoordigers van de Commissie, deze personen het recht hebben om ter plaatse alle relevante bescheiden en rekeningen met betrekking tot de in het kader van het financieringsmemorandum gefinancierde maatregelen te verifiëren. Het begunstigde land verleent de Rekenkamer bijstand bij de uitvoering van audits betreffende de besteding van de uit hoofde van ISPA verleende middelen.

De verantwoordelijke autoriteiten houden alle bewijsstukken inzake uitgaven voor projecten ter beschikking gedurende een periode van vijf jaar na de laatste betaling inzake een project.

5. Het financieringsmemorandum met elk begunstigd land bevat de volgende bepalingen inzake financiële correcties:

Indien voor de uitvoering van een maatregel het gebruik van een deel of alle als bijstand toegekende middelen niet gerechtvaardigd lijkt, verricht de Commissie een onderzoek naar de zaak, waarbij zij het begunstigde land met name verzoekt om binnen een welbepaalde termijn opmerkingen te formuleren, en eventuele onregelmatigheden te corrigeren.

Na het in de voorgaande alinea bedoelde onderzoek kan de Commissie de bijstand ten aanzien van betrokken maatregelen verlagen, opschorten of intrekken indien het onderzoek heeft aangetoond dat er sprake is van onregelmatigheid, een ongefundeerde combinatie van middelen, of niet-naleving van een van de voorwaarden in de beschikking tot toekenning van de bijstand, en inzonderheid een aanmerkelijke verandering die van invloed is op de aard of de voorwaarden van uitvoering van de maatregel waarvoor de Commissie niet om goedkeuring is gevraagd. Bij verlaging of intrekking van de bijstand worden de reeds betaalde bedragen teruggevorderd.

Wanneer de Commissie van oordeel is dat een onregelmatigheid niet is gecorrigeerd of dat een deel of het geheel van een maatregel een deel of het geheel van de ervoor toegekende bijstand niet rechtvaardigt, verricht de Commissie een onderzoek naar de zaak en verzoekt zij het begunstigde land binnen een welbepaalde termijn opmerkingen te formuleren. Indien na het onderzoek geen corrigerende maatregelen zijn getroffen door het begunstigde land, kan de Commissie:

a) eventuele voorschotten verlagen of intrekken,

b) de voor de maatregel toegekende bijstand geheel of ten dele intrekken.

De Commissie bepaalt de omvang van de correctie aan de hand van de aard van de onregelmatigheid in de mate waarin de beheers- en controlesystemen tekort zijn geschoten. Eventueel terug te vorderen bedragen wegens het ten onrechte toekennen van rechten moeten aan de Commissie worden gestort. Deze bedragen worden vermeerderd met achterstandsrente overeenkomstig door de Commissie vast te stellen nadere bepalingen.

BIJLAGE IV

Toezicht en evaluatie achteraf (artikel 11)

A. Het toezicht geschiedt aan de hand van verslaglegging volgens een in onderling overleg vastgestelde procedure en via steekproefcontroles en comités ad hoc. Bij het toezicht wordt gebruikgemaakt van fysieke en financiële indicatoren. De indicatoren hebben betrekking op het specifieke karakter van de betrokken maatregel en de daarmee beoogde doeleinden. Zij moeten zo worden gekozen dat zij een duidelijk beeld geven van de voortgang van de maatregel in vergelijking met het oorspronkelijke plan en de oorspronkelijke doelstellingen, en van het verloop van het beheer en de eventuele problemen die zich daarbij voordoen.

B. De bedoelde comités worden bij een overeenkomst tussen het betrokken begunstigde land en de Commissie ingesteld. De door het begunstigde land aangewezen autoriteiten en instanties, de Commissie en, in voorkomend geval, de EIB, zijn in deze comités vertegenwoordigd. Wanneer regionale of plaatselijke autoriteiten of particuliere ondernemingen voor de uitvoering van een maatregel bevoegd zijn of rechtstreeks bij een maatregel betrokken zijn, moeten zij eveneens in deze comités vertegenwoordigd zijn.

C. Voor iedere maatregel legt de daarvoor bevoegde autoriteit of instantie de Commissie binnen drie maanden na afloop van ieder volledig jaar van uitvoering een voortgangsverslag voor.

D. Op basis van de resultaten van het toezicht en rekening houdend met de opmerkingen van het toezichtcomité past de Commissie de oorspronkelijk vastgestelde bedragen en voorwaarden voor de toekenning van de bijstand en het voorgenomen financieringsplan aan, zo nodig op voorstel van de begunstigde landen.

De Commissie neemt de passende maatregelen voor deze aanpassingen en maakt daarbij een onderscheid op basis van de aard en de omvang ervan.

E. De voor de maatregel bevoegde autoriteit of instantie dient binnen zes maanden na de voltooiing van de maatregel of de projectfase bij de Commissie een eindverslag in, dat de volgende gegevens dient te bevatten:

1. een beschrijving van de uitgevoerde werkzaamheden, met vermelding van de fysieke indicatoren, een berekening van de uitgaven per categorie werkzaamheden en gegevens over de maatregelen die zijn genomen met betrekking tot de specifieke clausules van de beschikking tot toekenning van de bijstand;

2. een verklaring waaruit blijkt of de werkzaamheden zijn uitgevoerd overeenkomstig de beschikking tot toekenning van de bijstand;

3. een eerste evaluatie van de mate waarin de beoogde resultaten zijn bereikt, inzonderheid:

a) de werkelijke datum van uitvoering van de maatregel;

b) gegevens over de wijze waarop de maatregel na voltooiing zal worden beheerd;

c) indien van toepassing, een bevestiging van de financiële ramingen, vooral betreffende de exploitatiekosten en de verwachte inkomsten;

d) een bevestiging van de sociaal-economische prognoses, vooral betreffende de verwachte kosten en baten;

e) gegevens over de maatregelen ter bescherming van het milieu, met vermelding van de kosten ervan;

4. gegevens over publiciteitsacties.

F. De evaluatie achteraf heeft betrekking op het gebruik van de middelen, de effectiviteit en de efficiëntie van de bijstand en de uitwerking ervan. Zij betreft de factoren die tot het welslagen of de mislukking van de uitvoering van de maatregelen hebben bijgedragen, de uitgevoerde werkzaamheden en de resultaten. Na de voltooiing van de maatregel evalueren de Commissie en het begunstigde land de wijze waarop de maatregel is uitgevoerd, waarbij zij onder meer nagaan of de middelen daadwerkelijk en doeltreffend zijn gebruikt. Voorts wordt bij de evaluatie de feitelijke uitwerking van de uitvoering onderzocht om te kunnen beoordelen of de oorspronkelijke doelstellingen zijn bereikt. Er wordt onder meer nagegaan welke bijdrage de maatregelen hebben gelevert tot de uitvoering van het milieubeleid van de Gemeenschap of op het gebied van trans-Europese netwerken en het gemeenschappelijke vervoerbeleid, en wat het milieueffect ervan is.

G. Om de doeltreffendheid van de communautaire bijstand uit het ISPA te verhogen, ziet de Commissie erop toe dat bij het beheer van het ISPA bijzondere aandacht wordt geschonken aan de doorzichtigheid van het beheer.

H. De nadere voorschriften voor het toezicht en de evaluatie worden vastgesteld in de beschikkingen van de Commissie waarbij de maatregelen worden goedgekeurd.

BIJLAGE V

Jaarlijks verslag van de Commissie (artikel 12)

Het jaarlijks verslag moet de volgende gegevens bevatten:

1. de financiële bijstand die de Gemeenschap in het kader van het ISPA heeft vastgelegd en betaald, met voor elk jaar een uitsplitsing per begunstigd land en projectcategorie (milieu of vervoer);

2. de bijdrage van de communautaire bijstand uit het ISPA aan de door de begunstigde landen ontplooide activiteiten om het milieubeleid van de Gemeenschap uit te voeren en de trans-Europese vervoersinfrastructuurnetwerken uit te breiden; de verhouding tussen milieumaatregelen en maatregelen op het gebied van de vervoersinfrastructuur;

3. een evaluatie van de verenigbaarheid van de bijstandsverlening uit het ISPA met het beleid van de Gemeenschap op verschillende gebieden, waaronder milieubescherming, vervoer, mededinging en gunning van overheidsopdrachten;

4. informatie over de maatregelen die zijn genomen met het oog op de coördinatie en de samenhang van enerzijds de uit het ISPA gefinancierde maatregelen en anderzijds de maatregelen die met bijdragen van de Gemeenschapsbegroting, de EIB of andere financieringsinstrumenten van de Gemeenschap zijn gefinancierd;

5. gegevens over de investeringsinspanning van de begunstigde landen op het gebied van milieubescherming en vervoersinfrastructuur;

6. gegevens over de financiering van voorbereidende studies en technische ondersteuningsmaatregelen;

7. gegevens over de resultaten van de beoordeling van, het toezicht op en de evaluatie van de maatregelen, met inbegrip van gegevens over eventuele aanpassingen van de maatregelen aan deze resultaten;

8. gegevens over de bijdrage van de EIB aan de evaluatie van de maatregelen;

9. beknopte gegevens over de resultaten van verrichte controles, vastgestelde onregelmatigheden en lopende administratieve en gerechtelijke procedures;

10. informatie over publiciteitsacties.