31999R0330

Verordening (EG) nr. 330/1999 van de Commissie van 12 februari 1999 tot wijziging van deel C van bijlage VI bij Verordening (EEG) nr. 2092/91 van de Raad inzake de biologische productiemethode en aanduidingen dienaangaande op landbouwproducten en levensmiddelen

Publicatieblad Nr. L 040 van 13/02/1999 blz. 0023 - 0026


VERORDENING (EG) Nr. 330/1999 VAN DE COMMISSIE van 12 februari 1999 tot wijziging van deel C van bijlage VI bij Verordening (EEG) nr. 2092/91 van de Raad inzake de biologische productiemethode en aanduidingen dienaangaande op landbouwproducten en levensmiddelen

DE COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN,

Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap,

Gelet op Verordening (EEG) nr. 2092/91 van de Raad van 24 juni 1991 inzake de biologische productiemethode en aanduidingen dienaangaande op landbouwproducten en levensmiddelen (1), laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 1900/98 van de Commissie (2), en met name op artikel 5, lid 8, en op artikel 13,

Gelet op Verordening (EEG) nr. 207/93 van de Commissie van 29 januari 1993 tot vaststelling van de inhoud van bijlage VI bij Verordening (EEG) nr. 2092/91 inzake de biologische productiemethode en aanduidingen dienaangaande op landbouwproducten en levensmiddelen en tot vaststelling van bepalingen voor de toepassing van artikel 5, lid 4, van de verordening (3), gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 345/97 (4), en met name op artikel 3, lid 5,

Overwegende dat in artikel 5, lid 4, van Verordening (EEG) nr. 2092/91 is bepaald dat ingrediënten van agrarische oorsprong alleen dan in bijlage VI, deel C, mogen worden opgenomen als is aangetoond dat zij van agrarische oorsprong zijn en in de Gemeenschap niet in voldoende hoeveelheden volgens de regels van artikel 6 worden geproduceerd, of niet kunnen worden geïmporteerd uit derde landen overeenkomstig de voorschriften van artikel 11;

Overwegende dat is gebleken dat sommige van de in deel C van bijlage VI opgenomen producten in voldoende hoeveelheden langs de weg van de biologische landbouw beschikbaar zijn; dat deze producten derhalve uit deel C van bijlage VI moeten worden geschrapt; dat met name wat biologische bietsuiker betreft, is gebleken dat de productie weliswaar is toegenomen, maar nog niet hoeveelheden heeft bereikt die toereikend zijn om in de behoeften van de markt van dit belangrijke ingrediënt te voorzien en dat het bijgevolg in dit stadium voorbarig is dit product uit deel C van bijlage VI te schrappen;

Overwegende dat sommige lidstaten de andere lidstaten en de Commissie, overeenkomstig de in artikel 3, lid 2, van Verordening (EG) nr. 207/93 bepaalde procedure, hebben gemeld dat machtigingen worden verleend voor het gebruik van bepaalde ingrediënten van agrarische oorsprong die niet in deel C van bijlage VI bij Verordening (EG) nr. 2092/91 voorkomen; dat is gebleken dat sommige van de bedoelde producten in de Gemeenschap niet in voldoende hoeveelheden langs de weg van de biologische productiemethode worden geproduceerd en dat het niet mogelijk is deze producten in te voeren overeenkomstig de voorschriften van artikel 11; dat deze producten derhalve in deel C van bijlage VI dienen te worden opgenomen;

Overwegende dat voor sommige producten een overgangsperiode dient te worden toegestaan om het mogelijk te maken de bestaande voorraden op te gebruiken en het bedrijfsleven in staat te stellen zich aan de nieuwe eisen aan te passen;

Overwegende dat de in deze verordening vervatte maatregelen in overeenstemming zijn met het advies van het in artikel 14 van Verordening (EG) nr. 2092/91 bedoelde comité,

HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

Artikel 1

Deel C van bijlage VI bij Verordening (EEG) nr. 2092/91 wordt vervangen door de bijlage bij de onderhavige verordening.

Artikel 2

De volgende producten mogen onder dezelfde voorwaarden als die welke voor de in bijlage VI, deel C, bij Verordening (EEG) nr. 2092/91 vermelde producten gelden, worden gebruikt tot en met 31 januari 2000: concentraat van abrikozen (Prunus armeniaca); concentraat van vlierbessen (Sambucus nigra); mango's (Mangifera indica); aardbeien (Fragaria vesca) in de vorm van droog poeder of concentraat; vijfkruidenpoeder bestaande uit venkel (Foeniculum vulgare), kruidnagel (Syzygium aromaticum), gember (Zingiber officinale), anijs (Pimpinella anisum) en kaneel (Cinnamomum zeylancium), kokosvet, cacaovet en uit granen en knollen verkregen, niet chemisch gemodificeerd zetmeel.

Artikel 3

Deze verordening treedt in werking op 15 maart 1999.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

Gedaan te Brussel, 12 februari 1999.

Voor de Commissie

Franz FISCHLER

Lid van de Commissie

(1) PB L 198 van 22. 7. 1991, blz. 1.

(2) PB L 247 van 5. 9. 1998, blz. 6.

(3) PB L 25 van 2. 2. 1993, blz. 5.

(4) PB L 58 van 27. 2. 1997, blz. 38.

BIJLAGE

"DEEL C - IN ARTIKEL 5, LID 4, VAN VERORDENING (EEG) Nr. 2092/91 BEDOELDE INGREDIËNTEN VAN AGRARISCHE OORSPRONG DIE NIET BIOLOGISCH ZIJN GEPRODUCEERD

C.1. Onverwerkte plantaardige producten en producten daarvan verkregen via de procédés als bedoeld in punt 2, onder a), van de inleiding:

C.1.1. Eetbare vruchten, noten en zaden:

>RUIMTE VOOR DE TABEL>

C.1.2. Eetbare specerijen en kruiden:

>RUIMTE VOOR DE TABEL>

C.1.3. Diverse producten:

Algen, inclusief zeewier

C.2. Plantaardige producten, verkregen via de procédés als bedoeld in punt 2, onder b), van de inleiding:

C.2.1. Oliën en vetten, al dan niet geraffineerd, doch niet chemisch gemodificeerd, verkregen uit andere gewassen dan:

>RUIMTE VOOR DE TABEL>

C.2.2. Suikers; zetmeel; andere uit granen en knollen verkregen producten:

Bietsuiker

Fructose

Rijstpapier

Zetmeel uit rijst en uit kleefmaïs

C.2.3. Diverse producten:

>RUIMTE VOOR DE TABEL>

Rum, uitsluitend bereid uit suikerrietsap

C.3. Dierlijke producten:

Aquatische organismen, niet afkomstig van aquacultuur

Karnemelkpoeder

Gelatine

Honing

Lactose

Weipoeder "herasuola"".