31999R0241

Verordening (EG) nr. 241/1999 van de Raad van 25 januari 1999 tot wijziging van Verordening (EG) nr. 3295/94 tot vaststelling van maatregelen om het in het vrije verkeer brengen, de uitvoer, de wederuitvoer en de plaatsing onder een schorsingsregeling van nagemaakte of door piraterij verkregen goederen te verbieden

Publicatieblad Nr. L 027 van 02/02/1999 blz. 0001 - 0005


VERORDENING (EG) Nr. 241/1999 VAN DE RAAD van 25 januari 1999 tot wijziging van Verordening (EG) nr. 3295/94 tot vaststelling van maatregelen om het in het vrije verkeer brengen, de uitvoer, de wederuitvoer en de plaatsing onder een schorsingsregeling van nagemaakte of door piraterij verkregen goederen te verbieden

DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,

Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap, inzonderheid op artikel 113,

Gezien het voorstel van de Commissie (1),

Gezien het advies van het Europees Parlement (2),

Gezien het advies van het Economisch en Sociaal Comité (3),

(1) Overwegende dat, overeenkomstig artikel 15 van Verordening (EG) nr. 3295/94 (4), uit de in de eerste jaren van de toepassing ervan opgedane ervaring conclusies dienen te worden getrokken om de werking van de bij die verordening ingestelde regeling te verbeteren;

(2) Overwegende dat het in de handel brengen van goederen die inbreuk maken op octrooien of op aanvullende beschermingscertificaten voor geneesmiddelen, waarin bij Verordening (EEG) nr. 1768/92 van de Raad van 18 juni 1992 betreffende de invoering van een aanvullend beschermingscertificaat voor geneesmiddelen (5) respectievelijk op aanvullende beschermingscertificaten voor gewasbeschermingsmiddelen, waarin bij Verordening (EG) nr. 1610/96 van het Europees Parlement en de Raad van 23 juli 1996 betreffende de invoering van een aanvullend beschermingscertificaat voor gewasbeschermingsmiddelen (6) is voorzien, de houders van bedoelde productoctrooien, respectievelijk certificaten ernstig benadeelt en een oneerlijke en illegale handelsactiviteit vormt; dat het op de markt brengen van dergelijke goederen zoveel mogelijk dient te worden verhinderd en dat daartoe maatregelen dienen te worden genomen waarmee deze onwettige activiteit doeltreffend kan worden bestreden zonder evenwel de vrijheid van de rechtmatige handel te beknotten; dat deze doelstelling overigens aansluit bij de in die richting op internationaal vlak ondernomen acties;

(3) Overwegende dat het, om een volmaakte afgrendeling aan de buitengrenzen van de Gemeenschap te waarborgen, dienstig is de douaneautoriteiten in staat te stellen om goederen welke inbreuk maken op bepaalde intellectuele-eigendomsrechten en daarmee gelijkgestelde goederen in ongeacht welke douanesituatie te onderscheppen; dat, wat genoemde goederen betreft, zowel het in een vrije zone of in een vrij entrepot plaatsen als het in het vrije verkeer brengen, de uitvoer, de wederuitvoer en het onder een schorsingsregeling plaatsen ervan dient te worden verboden; dat het bovendien dienstig is de douaneautoriteiten in staat te stellen op te treden zodra genoemde goederen de Gemeenschap worden binnengebracht;

(4) Overwegende dat de douaneautoriteiten met betrekking tot goederen die onder een schorsingsregeling, in vrije zones, respectievelijk in vrije entrepots zijn geplaatst, die tijdelijk zijn opgeslagen of waarvoor kennisgeving van wederuitvoer is gedaan, slechts dan optreden wanneer bij een controle goederen worden aangetroffen waarvan wordt vermoed dat zij goederen zijn die inbreuk maken op bepaalde intellectuele-eigendomsrechten;

(5) Overwegende dat bij Verordening (EG) nr. 40/94 van de Raad van 20 december 1993 inzake het Gemeenschapsmerk (7) een communautaire regeling inzake merken werd ingesteld, waarbij aan de houders van die merken het recht wordt verleend om, langs de weg van één enkele procedure, Gemeenschapsmerken te verkrijgen die een uniforme bescherming genieten en in de gehele Gemeenschap rechtsgevolgen hebben;

(6) Overwegende dat het, om het communautaire karakter van het Gemeenschapsmerk te versterken, dienstig is op administratief gebied de douanebescherming van bedoeld merk te vergemakkelijken;

(7) Overwegende dat het dienstig is ten behoeve van de houders van dergelijke merken in een regeling te voorzien waarbij kan worden volstaan met slechts één door de bevoegde autoriteit van één van de lidstaten vastgestelde beschikking tot optreden, welke voor één of meer andere lidstaten bindend is; dat de ontwikkelingen op het gebied van de elektronische gegevensuitwisseling in aanmerking moeten worden genomen in het kader van de administratieve procedures, met name wat betreft de overdracht van beschikkingen en informatie;

(8) Overwegende dat het met het oog op een uniforme toepassing van een dergelijke beschikking in de betrokken lidstaten dienstig is voor genoemde beschikking één enkele geldigheidsduur vast te stellen,

HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

Artikel 1

Verordening (EG) nr. 3295/94 wordt als volgt gewijzigd:

1. de titel wordt vervangen door:

"Verordening (EG) nr. 3295/94 van de Raad van 22 december 1994 houdende vaststelling van een aantal maatregelen betreffende het binnenbrengen in de Gemeenschap alsmede de uitvoer en wederuitvoer uit de Gemeenschap, van goederen die inbreuk maken op bepaalde intellectuele-eigendomsrechten";

2. artikel 1 wordt vervangen door:

"Artikel 1

1. Bij deze verordening wordt vastgesteld:

a) onder welke voorwaarden de douaneautoriteiten optreden wanneer goederen waarvan wordt vermoed dat zij goederen zijn als bedoeld in lid 2, punt a),

- voor het vrije verkeer, voor uitvoer of wederuitvoer worden aangegeven overeenkomstig artikel 61 van Verordening (EEG) nr. 2913/92 van 12 oktober 1992 tot vaststelling van het communautaire douanewetboek (*);

- worden aangetroffen bij een controle op goederen onder douanetoezicht overeenkomstig artikel 37 van Verordening (EEG) nr. 2913/92, die geplaatst zijn onder een schorsingsregeling overeenkomstig artikel 84, lid 1, onder a), van genoemde verordening, waarvoor kennisgeving van wederuitvoer is gedaan of welke overeenkomstig artikel 166 van die verordening in een vrije zone of in een vrij entrepot zijn geplaatst;

en

b) welke maatregelen de bevoegde autoriteiten ten aanzien van deze goederen dienen te nemen wanneer wordt vastgesteld dat zij inderdaad goederen zijn als bedoeld in lid 2, punt a).

2. In deze verordening wordt verstaan onder:

a) "goederen die inbreuk maken op een intellectuele-eigendomsrecht":

- "nagemaakte goederen", te weten:

- goederen, met inbegrip van de verpakking, waarop zonder toestemming een fabrieks- of handelsmerk is aangebracht dat identiek is aan een voor eenzelfde soort goederen naar behoren geregistreerd fabrieks- of handelsmerk, of dat daarvan op wezenlijke punten niet kan worden onderscheiden, waardoor volgens de communautaire wetgeving of de wetgeving van de lidstaat waar het verzoek om douaneoptreden wordt ingediend, op de rechten van de houder van het betrokken merk inbreuk wordt gemaakt;

- beeldmerken (logo, etiket, sticker, prospectus, gebruiksaanwijzing, garantiebewijs) zelfs indien zij afzonderlijk worden aangeboden, waarvoor hetzelfde geldt als voor de in het eerste punt bedoelde goederen;

- afzonderlijk aangeboden verpakkingen waarop de merken van nagemaakte goederen zijn aangebracht en waarvoor hetzelfde geldt als voor de in het eerste punt bedoelde goederen;

- "door piraterij verkregen goederen", te weten: goederen die kopieën zijn of kopieën bevatten die zonder toestemming van de houder van het auteursrecht of van de naburige rechten, van de houder van een recht betreffende een al dan niet overeenkomstig het nationale recht geregistreerde tekening of model, respectievelijk van een door hem in het productieland gemachtigd persoon zijn vervaardigd, in de gevallen waarin de vervaardiging van deze kopieën volgens de communautaire wetgeving of de wetgeving van de lidstaat waar het verzoek om optreden van de douaneautoriteiten wordt ingediend, op het betrokken recht inbreuk maakt;

- goederen die in de lidstaat waar het verzoek om douaneoptreden wordt ingediend, volgens de wetgeving van die lidstaat inbreuk maken op een octrooi of op een aanvullend beschermingscertificaat, waarin bij Verordening (EEG) nr. 1768/92 van de Raad (**), respectievelijk bij Verordening (EG) nr. 1610/96 van het Europees Parlement en de Raad (***) is voorzien;

b) "houder van het recht": de houder van een fabrieks- of handelsmerk, octrooi of certificaat, dan wel van één van de onder a) bedoelde rechten, alsmede elke andere persoon die gemachtigd is dit merk, octrooi, certificaat en/of deze rechten te gebruiken, of hun vertegenwoordiger;

c) "Gemeenschapsmerk": het merk zoals omschreven in artikel 1 van Verordening (EG) nr. 40/94 (****);

d) "certificaat": het aanvullende beschermingscertificaat waarin bij Verordening (EEG) nr. 1768/92, respectievelijk Verordening (EG) nr. 1610/96 is voorzien;

3. Met de in lid 2, punt a), bedoelde goederen worden gelijkgesteld: mallen of matrijzen die specifiek zijn bestemd voor de vervaardiging van een namaakmerk of van een goed dat van een dergelijk merk is voorzien, voor de vervaardiging van een goed dat inbreuk maakt op een octrooi of op een certficaat, dan wel voor de vervaardiging van een door piraterij verkregen goed, mits het gebruik van deze mallen of matrijzen inbreuk maakt op de rechten van de houder van het recht volgens de communautaire wetgeving of volgens de wetgeving van de lidstaat waar het verzoek om douaneoptreden geschiedt.

4. Deze verordening is niet van toepassing op goederen die met toestemming van de houder van een fabrieks- of handelsmerk van dat merk zijn voorzien, of die door een octrooi, een certificaat, auteursrecht of een naburig recht dan wel een recht dat betrekking heeft op een tekening of model zijn beschermd en die met toestemming van de houder van het recht zijn vervaardigd, maar zonder diens toestemming in een situatie als bedoeld in lid 1, onder a), verkeren.

Hetzelfde geldt voor de in de eerste alinea bedoelde goederen die onder andere voorwaarden vervaardigd of van het merk voorzien zijn dan die welke met de houder van het recht overeengekomen zijn.

(*) PB L 302 van 19. 10. 1992, blz. 1.

(**) PB L 182 van 2. 7. 1992, blz. 1.

(***) PB L 198 van 8. 3. 1996, blz. 30.

(****) PB L 11 van 4. 1. 1994, blz. 1.";

3. de titel van hoofdstuk II wordt vervangen door:

"Verbod op het binnenbrengen in de Gemeenschap, het in het vrije verkeer brengen, de uitvoer, de wederuitvoer, het onder een schorsingsregeling, in een vrije zone of in een vrij entrepot plaatsen van goederen die inbreuk maken op bepaalde intellectuele-eigendomsrechten.";

4. artikel 2 wordt vervangen door:

"Artikel 2

Goederen waarvan na beëindiging van de in artikel 6 omschreven procedure is vastgesteld dat zij goederen zijn als bedoeld in artikel 1, lid 2, punt a), mogen niet in de Gemeenschap worden binnengebracht, in het vrije verkeer worden gebracht, worden uitgevoerd, worden wederuitgevoerd, onder een schorsingsregeling worden geplaatst dan wel in een vrije zone of in vrij entrepot worden geplaatst.";

5. artikel 3 wordt als volgt gewijzigd:

a) aan lid 1 worden de volgende twee alinea's toegevoegd:

"Wanneer de verzoeker houder is van een Gemeenschapsmerk, kan zijn verzoek, afgezien van het optreden van de douaneautoriteiten van de lidstaat waar het wordt ingediend, het optreden van de douaneautoriteiten van een of meer andere lidstaten beogen.

Wanneer er elektronische systemen voor gegevensuitwisseling bestaan, kunnen de lidstaten bepalen dat het verzoek om een optreden van de douane geschiedt met behulp van een systeem voor automatische gegevensverwerking.";

b) lid 2, derde alinea, wordt vervangen door:

"Wat goederen betreft die door piraterij zijn verkregen of inbreuk maken op een octrooi of een certificaat, worden ter indicatie en voorzover mogelijk de volgende gegevens verstrekt:";

c) de leden 3 en 4 worden vervangen door:

3. "In alle verzoeken, met uitzondering van die bedoeld in lid 1, tweede alinea, moet het tijdvak worden aangegeven gedurende welke om optreden van de douaneautoriteiten wordt verzocht.

In verzoeken bedoeld in lid 1, tweede alinea, moet(en) de lidsta(a)t(en) worden aangegeven waar om optreden van de douaneautoriteiten wordt verzocht.

4. Van de verzoeker kan een vergoeding worden verlangd voor de in verband met de behandeling van het verzoek gemaakte administratieve kosten.

Van de verzoeker of van diens vertegenwoordiger kan bovendien, in elke lidstaat waar de op een optreden rechtgevende beschikking van toepassing is, een vergoeding worden verlangd voor de uit de tenuitvoerlegging van genoemde beschikking voortvloeiende kosten.

Het bedrag van deze vergoeding mag niet in een wanverhouding staan tot de verleende dienst.";

d) in lid 5 wordt de volgende derde alinea ingevoegd:

"Voor de in lid 1, tweede alinea, bedoelde verzoeken wordt dat tijdvak op één jaar gesteld, hetwelk, op verzoek van de houder van het recht, door de dienst welke oorspronkelijk de beschikking heeft vastgesteld, met één jaar kan worden verlengd.";

e) in lid 6, eerste streepje, wordt de zinsnede "niet zijn nagemaakt of door piraterij zijn verkregen" vervangen door "geen goederen zijn als bedoeld in artikel 1, lid 2, punt a)";

f) aan lid 6 wordt de volgende alinea toegevoegd:

"Wanneer het verzoek overeenkomstig lid 1, tweede alinea, wordt ingediend, wordt de zekerheid gesteld in elke lidstaat waar zij vereist is en waar de beschikking tot inwilliging van het verzoek van toepassing is.";

g) lid 7 wordt vervangen door:

"7. De houder van het recht is verplicht de in lid 1 bedoelde dienst en, in voorkomend geval, de in artikel 5, lid 2, tweede alinea, bedoelde dienst(en) op de hoogte te stellen indien de inschrijving van zijn recht niet meer geldig of verstreken is.";

h) het volgende lid wordt toegevoegd:

"9. De leden 1 tot en met 8 zijn mutatis mutandis op de verlenging van de beschikking over het oorspronkelijke verzoek van toepassing.";

6. in artikel 4 wordt de zinsnede "nagemaakte of door piraterij verkregen goederen" vervangen door "goederen als bedoeld in artikel 1, lid 2, punt a)";

7. artikel 5 wordt vervangen door:

"Artikel 5

1. De beschikking tot inwilliging van het verzoek van de houder van het recht wordt onverwijld meegedeeld aan de douanekantoren van de lidstaat die betrokken kunnen zijn bij in het verzoek omschreven goederen waarvan wordt vermoed dat zij goederen zijn als bedoeld in artikel 1, lid 2, onder a).

2. Wanneer een verzoek overeenkomstig artikel 3, lid 1, tweede alinea, wordt ingediend, is artikel 250, eerste streepje, van Verordening (EEG) nr. 2913/92 mutatis mutandis van toepassing op de beschikking tot inwilliging van het verzoek alsook op de beschikkingen waarbij die beschikking tot inwilliging wordt verlengd, respectievelijk ingetrokken.

Wanneer de beschikking tot inwilliging van het verzoek wordt gegeven, moet de verzoeker die beschikking, in voorkomend geval vergezeld van alle andere nuttige informatie, alsmede van vertalingen, voorleggen aan de in artikel 3, lid 1, eerste alinea, bedoelde bevoegde dienst van de douaneautoriteit van de lidsta(a)t(en) waar de verzoeker om een optreden van de douaneautoriteiten heeft verzocht. Met instemming van de verzoeker kan de beschikking evenwel rechtstreeks worden voorgelegd door de betrokken dienst van de douaneautoriteit die tot de beschikking heeft besloten. Op verzoek van de douaneautoriteiten van de betrokken lidstaten verstrekt de verzoeker de aanvullende informatie die nodig is voor de uitvoering van de beschikking.

Het in artikel 3, lid 5, derde alinea, bedoelde tijdvak vangt aan op de datum van vaststelling van de beschikking waarbij het verzoek wordt ingewilligd. De beschikking treedt in de lidstaten tot wie zij is gericht pas in werking vanaf de datum van de in de tweede alinea bedoelde voorlegging en in voorkomend geval pas wanneer de in artikel 3, lid 4, tweede alinea, bedoelde vergoeding is betaald en de in artikel 3, lid 6, bedoelde zekerheid is gesteld. De geldigheidsduur van de beschikking mag in geen geval langer zijn dan een jaar, te rekenen vanaf de vaststellingsdatum tot inwilliging van het oorspronkelijke verzoek.

De beschikking wordt vervolgens onmiddellijk medegedeeld aan de nationale douanekantoren die geconfronteerd zouden kunnen worden met naar vermoeden nagemaakte goederen waarop deze beschikking betrekking heeft.

Dit lid is mutatis mutandis van toepassing op het besluit om de oorspronkelijke beschikking te verlengen.";

8. in artikel 6, lid 1, eerste alinea, wordt de zinsnede "nagemaakte of door piraterij verkregen goederen" vervangen door "goederen als bedoeld in artikel 1, lid 2, punt a)";

9. artikel 7, lid 2, wordt vervangen door:

"2. Wanneer het goederen betreft waarvan wordt vermoed dat zij inbreuk maken op een octrooi, op een certificaat of op een recht met betrekking tot een tekening of model, kan de eigenaar, de importeur of de geadresseerde van de goederen tegen zekerheidstelling vrijgave of opheffing van de tegenhouding van de betrokken goederen verkrijgen, mits:

a) de in artikel 6, lid 1, bedoelde douanedienst of het aldaar bedoelde douanekantoor binnen de in lid 1 van het onderhavige artikel bedoelde termijn over de inschakeling van de in artikel 6, lid 1, bedoelde, voor de beschikking ten principale bevoegde autoriteit is ingelicht,

b) bij het verstrijken van die termijn de daartoe aangewezen autoriteit geen conservatoire maatregelen heeft uitgevaardigd, en

c) alle douaneformaliteiten zijn vervuld.

De zekerheid moet toereikend zijn om de belangen van de houder van het recht te beschermen. Het stellen van die zekerheid doet geen afbreuk aan de overige, de houder van het recht ter beschikking staande rechtsmiddelen. Indien de zaak anders dan op initiatief van de houder van het octrooi, van de houder van het certificaat, respectievelijk de houder van het recht op een tekening of een model aan de autoriteit die bevoegd is om ten principale te beschikken, is voorgelegd, wordt deze zekerheid vrijgegeven indien genoemde houder binnen een termijn van twintig werkdagen te rekenen vanaf de dag dat hem van de opschorting van de vrijgave respectievelijk van de tegenhouding is kennisgegeven, van zijn recht tot het aanspannen van een geding geen gebruik heeft gemaakt. Indien lid 1, tweede alinea, wordt toegepast, kan deze termijn op ten hoogste dertig werkdagen worden gesteld.";

10. de titel van hoofdstuk V wordt vervangen door:

"Bepalingen die van toepassing zijn op goederen waarvan is vastgesteld dat zij goederen zijn die inbreuk maken op een intellectuele-eigendomsrecht.";

11. artikel 8 wordt vervangen door:

"Artikel 8

1. Onverminderd de overige rechtsmiddelen die de houder van het recht ter beschikking staan, nemen de lidstaten de nodige maatregelen opdat de bevoegde autoriteiten:

a) als algemene regel en overeenkomstig de nationale wetgeving terzake, de goederen waarvan is vastgesteld dat zij goederen zijn als bedoeld in artikel 1, lid 2, punt a), kunnen vernietigen of uit de handel kunnen nemen om te voorkomen dat de houder van het recht wordt geschaad, een en ander zonder enigerlei schadeloosstelling en zonder dat dit ten laste komt van de Schatkist;

b) voor die goederen elke andere maatregel kunnen nemen die ertoe leidt dat de betrokkenen de facto het economisch voordeel van de verrichting ontnomen wordt.

Behalve in uitzonderlijke gevallen wordt de eenvoudige verwijdering van de merken waarvan de nagemaakte goederen ten onrechte zijn voorzien, niet geacht die uitwerking te hebben.

2. Goederen als bedoeld in artikel 1, lid 2, punt a), kunnen aan de Schatkist worden afgestaan. Lid 1, punt a), is in dat geval van toepassing.

3. Naast de krachtens artikel 6, lid 1, tweede alinea, verstrekte inlichtingen en volgens de aldaar vermelde voorwaarden deelt het douanekantoor of de bevoegde dienst de houder van het recht op diens verzoek naam en adres mee van, respectievelijk, de afzender, de importeur of de exporteur en de fabrikant van de goederen waarvan is vastgesteld dat zij goederen zijn als bedoeld in artikel 1, lid 2, punt a), alsmede de hoeveelheid van deze goederen.";

12. de leden 1 en 2 van artikel 9 worden vervangen door:

"1. De inwilliging van een overeenkomstig artikel 3, lid 2, ingediend verzoek verschaft de houder van het recht slechts recht op schadeloosstelling onder de in het recht van de lidstaat waar het verzoek is ingediend, geboden voorwaarden ingeval de goederen als bedoeld in artikel 1, lid 2, punt a), door vrijgave of door uitblijven van een maatregel tot tegenhouding overeenkomstig artikel 6, lid 1, aan de controle van een douanekantoor mochten ontsnappen of, indien het verzoek overeenkomstig artikel 3, lid 1, tweede alinea, werd ingediend, onder de in het recht van de lidstaat waar genoemde goederen aan de controle van een douanekantoor zijn ontsnapt, geboden voorwaarden.

2. Douanekantoren of andere bevoegde autoriteiten zijn bij de uitoefening van hun bevoegdheden op het gebied van de bestrijding van goederen als bedoeld in artikel 1, lid 2, punt a), voor de schade die de betrokkenen bij de in artikel 1, lid 1, onder a), en in artikel 4 bedoelde handelingen door hun optreden hebben geleden, slechts aansprakelijk onder de in het recht van de lidstaat waar het verzoek is ingediend, geboden voorwaarden of, indien het verzoek overeenkomstig artikel 3, lid 1, tweede alinea, werd ingediend, onder de in het recht van de lidstaat waar de schade is voorgevallen, geboden voorwaarden.";

13. in artikel 11 wordt de tweede zin vervangen door:

"Deze sancties dienen doeltreffend, evenredig en afschrikkend te zijn.".

Artikel 2

Deze verordening treedt in werking op de dag volgende op die van haar bekendmaking in het Publicatieblad van de Europese Gemeenschappen.

Zij is van toepassing met ingang van 1 juli 1999.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

Gedaan te Brussel, 25 januari 1999.

Voor de Raad

De Voorzitter

J. FISCHER

(1) PB C 108 van 7. 4. 1998, blz. 63.

(2) PB C 210 van 6. 7. 1998, blz. 125.

(3) PB C 284 van 14. 9. 1998, blz. 3.

(4) PB L 341 van 30. 12. 1994, blz. 8.

(5) PB L 182 van 2. 7. 1992, blz. 1. Verordening gewijzigd bij de Akte van Toetreding van 1994.

(6) PB L 198 van 8. 8. 1996, blz. 30.

(7) PB L 11 van 14. 1. 1994, blz. 1. Verordening gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 3288/94 (PB L 349 van 31. 12. 1994, blz. 83).