31999D0254

1999/254/EG: Besluit van de Raad van 30 maart 1999 waarbij de Franse Republiek wordt gemachtigd om overeenkomstig de procedure van artikel 8, lid 4, van Richtlijn 92/81/EEG, verlaagde accijnstarieven of vrijstellingen van accijnzen toe te passen of te blijven toepassen op bepaalde minerale oliën die voor bijzondere doeleinden worden gebruikt

Publicatieblad Nr. L 099 van 14/04/1999 blz. 0024 - 0025


BESLUIT VAN DE RAAD

van 30 maart 1999

waarbij de Franse Republiek wordt gemachtigd om overeenkomstig de procedure van artikel 8, lid 4, van Richtlijn 92/81/EEG, verlaagde accijnstarieven of vrijstellingen van accijnzen toe te passen of te blijven toepassen op bepaalde minerale oliën die voor bijzondere doeleinden worden gebruikt

(1999/254/EG)

DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,

Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap,

Gelet op Richtlijn 92/81/EEG van de Raad van 19 oktober 1992 betreffende de harmonisatie van de structuur van de accijns op minerale oliën(1), inzonderheid op artikel 8, lid 4,

Gezien het voorstel van de Commissie,

Overwegende dat, ingevolge artikel 8, lid 4, van Richtlijn 92/81/EEG, de Raad, op voorstel van de Commissie en met eenparigheid van stemmen, een lidstaat uit specifieke beleidsoverwegingen kan toestaan om voor minerale oliën verlaagde accijnstarieven of vrijstellingen van accijnzen in te voeren;

Overwegende dat de Franse autoriteiten de Commissie in kennis gesteld hebben van hun voornemen om vanaf 1 januari 1999 een gedifferentieerd accijnstarief toe te passen op een nieuwe brandstof die bestaat uit een emulsie van water en antivries in gasolie, gestabiliseerd met behulp van oppervlakteactieve stoffen; dat de procedure van artikel 8, lid 4, op een dergelijke regeling dient te worden toegepast;

Overwegende dat de overige lidstaten van deze kennisgeving op de hoogte zijn gebracht;

Overwegende dat de Commissie en alle lidstaten erkennen dat de toepassing van een gedifferentieerd accijnstarief op een nieuwe brandstof, bestaande uit een emulsie van water en antivries in gasolie, gerechtvaardigd is op grond van overwegingen van milieubeleid en geen aanleiding geeft tot concurrentievervalsing, noch de werking van de interne markt verstoort;

Overwegende dat de Commissie de verlagingen en vrijstellingen op gezette tijden aan een onderzoek onderwerpt teneinde de verenigbaarheid met de goede werking van de interne markt of met het communautair milieubeleid na te gaan;

Overwegende dat Frankrijk gevraagd heeft dit gedifferentieerde accijnstarief ten vroegste vanaf 1 januari 1999 te mogen toepassen; dat de Raad vóór 31 december 1999, de datum waarop de bij deze beschikking verleende machtiging verstrijkt, dit geval opnieuw zal onderzoeken aan de hand van een verslag van de Commissie,

BESLUIT:

Artikel 1

De Franse Republiek wordt, overeenkomstig artikel 8, lid 4, van Richtlijn 92/81/EEG, gemachtigd om van 1 januari 1999 tot en met 31 december 1999 een gedifferentieerd accijnstarief toe te passen op een nieuwe brandstof, bestaande uit een emulsie van water en antivries in gasolie en gestabiliseerd met behulp van oppervlakteactieve stoffen, mits dit gedifferentieerde tarief voldoet aan de verplichtingen van Richtlijn 92/82/EEG van de Raad van 19 oktober 1992 betreffende de onderlinge aanpassing van de accijnstarieven voor minerale oliën(2), en met name de in artikel 5 van deze richtlijn vastgestelde minimumtarieven.

Artikel 2

Deze beschikking is gericht tot de Franse Republiek.

Gedaan te Brussel, 30 maart 1999.

Voor de Raad

De voorzitter

K.-H. FUNKE

(1) PB L 316 van 31.10.1992, blz. 12.

(2) PB L 316 van 31.10.1992, blz. 19.