31998D0453

98/453/EG: Besluit van de Raad van 6 juli 1998 betreffende uitzonderlijke bijstand voor ACS-landen met een zware schuldenlast

Publicatieblad Nr. L 198 van 15/07/1998 blz. 0040 - 0041


BESLUIT VAN DE RAAD van 6 juli 1998 betreffende uitzonderlijke bijstand voor ACS-landen met een zware schuldenlast (98/453/EG)

DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,

Gelet op het intern akkoord betreffende de financiering en het beheer van de steun van de Gemeenschap in het kader van de vierde ACS-EG-overeenkomst (1), dat op 16 juli 1990 is ondertekend, hierna "intern akkoord" genoemd, inzonderheid op artikel 9,

Gezien het voorstel van de Commissie,

Overwegende dat de Raad op 12 februari 1998 zijn goedkeuring heeft gehecht aan de conclusies van het verslag aan het Comité van permanente vertegenwoordigers van 18 december 1997 inzake de bijdrage van de Europese Gemeenschap tot het schuldverlichtingsinitiatief ten behoeve van arme landen met hoge schulden;

Overwegende dat het Internationaal Monetair Fonds en de Wereldbank op hun vergaderingen van april 1996 een schuldeninitiatief ten behoeve van arme landen met een zware schuldenlast (hierna "HIPC-initiatief" genoemd) hebben voorgesteld, dat vervolgens op de jaarlijkse vergaderingen van het Internationaal Monetair Fonds en de Wereldbank in het najaar van 1996 door het Interim-comité en het Ontwikkelingscomité is bevestigd;

Overwegende dat de Gemeenschap en haar lidstaten vastbesloten zijn om aan het HIPC-initiatief deel te nemen door uitzonderlijke bijstand te verlenen aan de landen die economische hervormingsprogramma's uitvoeren en voor dit initiatief in aanmerking komen;

Overwegende dat alle landen waarop de Gemeenschap vorderingen heeft en die voor HIPC-schuldenhulp in aanmerking komen, ACS-staten zijn;

Overwegende dat de toepassing van dit besluit in overeenstemming is met Financieel Reglement 91/491/EEG van de Raad van 29 juli 1991, van toepassing op de samenwerking inzake ontwikkelingsfinanciering in het kader van de vierde ACS-overeenkomst (2),

BESLUIT:

Artikel 1

De Europese Gemeenschap neemt ten volle aan het HIPC-initiatief deel door de landen die voor dit initiatief in aanmerking komen bijstand te verlenen, teneinde hen te helpen de netto contante waarde van hun externe financiële verplichtingen tegenover de Gemeenschap te reduceren. Te dien einde stelt de Gemeenschap subsidies ter beschikking die door de begunstigde landen moeten worden gebruikt om te voldoen aan de verplichtingen in verband met de schuldendienst en de dienst voor uitstaande Gemeenschapsvorderingen. Samen met de door andere schuldeisers verstrekte middelen, moet deze steun de betrokken landen in staat stellen het in het kader van het HIPC-initiatief afgesproken streefcijfer te bereiken, dat specifiek is voor hun land en voor hun vermogen de schuld duurzaam af te lossen.

Artikel 2

De in artikel 1 bedoelde steun wordt door de ontvangende landen in de eerste plaats gebruikt voor de voortijdige aflossing van speciale leningen op basis van de netto contante waarde. Mochten deze maatregelen niet voldoende zijn om het overeengekomen peil van schuldverlichting op basis van de netto contante waarde te bereiken, dan gebruikt het begunstigde land de verstrekte subsidie om te voldoen aan zijn verplichtingen jegens de Gemeenschap in verband met risicodragend kapitaal.

Artikel 3

De Commissie neemt per geval specifieke beslissingen in verband met de verlening van bijstand aan elk daarvoor in aanmerking komend ACS-land, een en ander overeenkomstig de in hoofdstuk IV van het intern akkoord vermelde regels en procedures.

Het besluit van de Commissie inzake het bedrag van de in elk afzonderlijk geval te verlenen bijstand moet voorzien in de noodzaak om de netto contante waarde van de externe financiële verplichtingen van dat land jegens de Gemeenschap te reduceren, en verenigbaar zijn met de methoden van het HIPC-initiatief. De beslissingen per land moeten tevens rekening houden met de structuur van de schuld van dat land aan de Gemeenschap, het streven naar administratieve eenvoud in de voorstellen voor elk afzonderlijk land en de noodzaak te zorgen voor een rechtvaardige en eerlijke behandeling van de verschillende in aanmerking komende landen, zulks met inachtneming van de tussen de schuldeisende landen overeengekomen besluiten. In elke beslissing per land moeten de methoden, de termen en de voorwaarden voor de tenuitvoerlegging van dit besluit duidelijk worden vermeld.

Artikel 4

1. De in artikel 1 bedoelde steun wordt gefinancierd met de rentebaten van de bij de in artikel 319, lid 4, van de ACS-EG-overeenkomst bedoelde betalingsgemachtigden in Europa gedeponeerde middelen, voorzover die baten beschikbaar zijn en nadat er naar behoren rekening is gehouden met de noodzaak om die baten voor de in artikel 9, lid 2, van het intern akkoord aangegeven doeleinden te reserveren. Van die rente wordt een oorspronkelijk bedrag van 40 miljoen ECU uitgetrokken voor de financiering van deze bijstand, ten behoeve van landen die voldoen aan de criteria om in 1997 en 1998 in aanmerking te komen. Indien dit bedrag ontoereikend zou blijken te zijn, wordt het met nog andere rentetoewijzingen aangevuld, nadat het EOF-comité daarvoor overeenkomstig artikel 9 van het intern akkoord zijn goedkeuring heeft gegeven.

2. Voorzover deze baten ontoereikend zijn om de in artikel 3 bedoelde beslissingen te dekken onderzoeken de lidstaten, in afwachting van de beschikbaarstelling van andere middelen krachtens toekomstige overeenkomsten met de ACS-staten, of er middelen kunnen worden verstrekt uit de betalingen op de rekeningen die op naam van de lidstaten bij de Europese Investeringsbank zijn geopend in verband met speciale leningen en transacties met risicodragend kapitaal. Voor de toekenning van dergelijke betalingen ter financiering van deze uitzonderlijke bijstand neemt de Raad op grond van een voorstel van de Commissie met eenparigheid van stemmen een besluit overeenkomstig artikel 9, lid 1, van het intern akkoord.

Artikel 5

1. In de loop van 1998 zal de Commissie het Europees Parlement en de Raad tijdig een verslag voorleggen met een overzicht van de resterende behoeften aan financiering als gevolg van de deelname van de Gemeenschap aan dit initiatief. Op grond van dit verslag neemt de Raad een besluit over verdere deelname van de Gemeenschap aan het HIPC-initiatief.

2. De Commissie brengt het Europees Parlement en de Raad op gezette tijden verslag uit over de uitvoering van dit besluit.

3. Het Monetair Comité wordt op de hoogte gehouden van de toepassing van dit besluit.

Artikel 6

Dit besluit treedt in werking op de dag van zijn goedkeuring.

Gedaan te Brussel, 6 juli 1998.

Voor de Raad

De Voorzitter

R. EDLINGER

(1) PB L 229 van 17. 8. 1991, blz. 288.

(2) PB L 266 van 21. 9. 1991, blz. 1.