31995R1367

Verordening (EG) nr. 1367/95 van de Commissie van 16 juni 1995 tot vaststelling van bepalingen ter uitvoering van Verordening (EG) nr. 3295/94 van de Raad tot vaststelling van maatregelen om het in het vrije verkeer brengen, de uitvoer, de wederuitvoer en de plaatsing onder een schorsingsregeling van nagemaakte en door piraterij verkregen goederen te verbieden

Publicatieblad Nr. L 133 van 17/06/1995 blz. 0002 - 0003


VERORDENING (EG) Nr. 1367/95 VAN DE COMMISSIE van 16 juni 1995 tot vaststelling van bepalingen ter uitvoering van Verordening (EG) nr. 3295/94 van de Raad tot vaststelling van maatregelen om het in het vrije verkeer brengen, de uitvoer, de wederuitvoer en de plaatsing onder een schorsingsregeling van nagemaakte en door piraterij verkregen goederen te verbieden

DE COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN,

Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap,

Gelet op Verordening (EG) nr. 3295/94 van de Raad van 22 december 1994 tot vaststelling van maatregelen om het in het vrije verkeer brengen, de uitvoer, de wederuitvoer en de plaatsing onder een schorsingsregeling van nagemaakte en door piraterij verkregen goederen te verbieden (1), inzonderheid op de artikelen 12, 13 en 14,

Overwegende dat bij Verordening (EG) nr. 3295/94 gemeenschappelijke regels zijn vastgesteld om het in het vrije verkeer brengen, de uitvoer, de wederuitvoer en de plaatsing onder een schorsingsregeling van nagemaakte en door piraterij verkregen goederen te verbieden, en de illegale handel in dergelijke goederen tegen te gaan, zonder evenwel de wettige handel te belemmeren;

Overwegende dat dient te worden vastgesteld aan de hand van welke stukken de intellectuele-eigendomsrechten kunnen worden bewezen, zoals vereist bij artikel 3, lid 2, eerste alinea, tweede streepje, van genoemde verordening;

Overwegende dat in artikel 14 van deze verordening is bepaald, dat de Lid-Staten de Commissie alle inlichtingen verstrekken die in verband met de toepassing van deze verordening dienstig kunnen zijn en dat de Commissie deze inlichtingen aan de andere Lid-Staten doorgeeft; dat moet worden vastgesteld op welke wijze deze uitwisseling van inlichtingen plaatsvindt;

Overwegende dat Verordening (EEG) nr. 3077/87 van de Commissie (2), moet worden ingetrokken;

Overwegende dat de in deze verordening vervatte maatregelen in overeenstemming zijn met het advies van het Comité douanewetboek,

HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

Artikel 1

In de zin van artikel 1, lid 2, onder c), van Verordening (EG) nr. 3295/94, hierna "basisverordening" genoemd, kunnen natuurlijke personen en rechtspersonen optreden als vertegenwoordiger van de houder van het recht of van een andere persoon die gerechtigd is van dat recht gebruik te maken. Deze rechtspersonen zijn de bureaus voor collectief beheer, waarvan het enige of voornaamste doel het beheer van auteursrechten en van naburige rechten is.

Artikel 2

De stukken waaruit blijkt dat de aanvrager houder is van een van de in artikel 1, lid 2, onder a) en b), van de basisverordening genoemde rechten en die bij het verzoek om optreden overeenkomstig artikel 3, lid 2, eerste alinea, tweede streepje, van die verordening moeten worden gevoegd, zijn de volgende:

a) indien de houder van het recht zelf het verzoek indient:

- voor rechten die geregistreerd of gedeponeerd worden (fabrieks- of handelsmerken of rechten op tekeningen en modellen), een bewijs van de registratie door of deponering bij de betrokken instantie;

- voor auteursrechten, naburige rechten of de rechten op niet geregistreerde of niet gedeponeerde tekeningen en modellen, een bewijsstuk inzake zijn hoedanigheid van auteur of van oorspronkelijke rechthebbende;

b) indien het verzoek wordt ingediend door een andere persoon die gerechtigd is gebruik te maken van één van de in artikel 1, lid 2, onder a) en b), van basisverordening genoemde rechten, naast de onder a) van dit artikel bedoelde bewijsstukken, de titel waaraan die persoon het recht ontleent de bedoelde rechten te gebruiken;

c) indien het verzoek wordt ingediend door een vertegenwoordiger van de houder van het recht of van een andere persoon die gerechtigd is gebruik te maken van één van de in artikel 1, lid 2, onder a) en b), van de basisverordening genoemde rechten, naast de onder a) en b) van dit artikel bedoelde bewijsstukken, het bewijs van zijn volmacht.

Artikel 3

Onder de dienstige inlichtingen als bedoeld in artikel 3, lid 2, tweede alinea, van de basisverordening, worden met name gegevens verstaan over bijzondere eigenschappen van de goederen, bij voorbeeld hun waarde en hun verpakking, alsmede de gegevens aan de hand waarvan het mogelijk is de goederen die door een recht worden beschermd te onderscheiden. Deze gegevens zijn binnen het kader van artikel 3, lid 2, tweede alinea, zo gedetailleerd mogelijk, zodat de douaneautoriteiten de verdachte zendingen goed, en zonder dat dit een te zware werkbelasting voor hen vormt, kunnen herkennen, op basis van het beginsel van de risico-analyse.

Artikel 4

Wanneer een verzoek om optreden overeenkomstig artikel 4 van de basisverordening binnen een termijn van drie dagen wordt ingediend, vangen de in artikel 7 van dezelfde verordening bedoelde termijnen eerst aan op de datum van ontvangst van het verzoek om optreden.

Wanneer de douaneautoriteit de vrijgave opschort of de goederen tegenhoudt, overeenkomstig artikel 4 van de basisverordening, stelt zij de aangever daarvan onmiddellijk op de hoogte.

Artikel 5

1. De Lid-Staten delen de Commissie zo spoedig mogelijk mede:

a) welke wetgevende en bestuursrechtelijke maatregelen zij nemen voor de toepassing van de onderhavige verordening. Zij delen de Commissie eventueel ook mede welke bepalingen van het nationale recht zich verzetten tegen de in de artikel 6, lid 1, tweede alinea, en artikel 8, lid 3, van de basisverordening bedoelde kennisgeving aan de houder van het recht;

b) welke onder de douaneautoriteiten ressorterende instantie bevoegd is, het in artikel 3, lid 8, van de basisverordening bedoelde verzoek in ontvangst te nemen en te behandelen.

2. Teneinde de Commissie in staat te stellen de toepassing van de bij de basisverordening ingestelde procedure te volgen en het in artikel 15 van de basisverordening bedoelde verslag op te stellen, delen de Lid-Staten de Commissie mede:

a) aan het einde van elk kalenderjaar, de lijst van alle in artikel 3, lid 1, van de basisverordening bedoelde schriftelijke verzoeken, onder opgave van de naam en het adres van de houder van het recht, een korte omschrijving van de goederen, in voorkomend geval, het merk, en het aan deze verzoeken gegeven gevolg;

b) aan het einde van elk kwartaal, een lijst van nauwkeurig omschreven gevallen, waarin de vrijgave van de goederen is opgeschort of waarin de goederen zijn tegengehouden. De voor elk geval te verstrekken gegevens zijn met name:

- de naam en het adres van de houder van het recht, alsmede een korte omschrijving van de goederen en, eventueel, het merk,

- de douanesituatie, het land van herkomst of bestemming, de soort, de hoeveelheid en de aangegeven waarde van de goederen waarvan de vrijgave is opgeschort of die zijn tegengehouden en de datum van deze opschorting of tegenhouding.

3. De Commissie stelt alle Lid-Staten in passende vorm in kennis van de gegevens die zij op grond van de bepalingen van dit artikel ontvangt. De gegevens betreffende de in lid 2, onder b), bedoelde gevallen worden door de Commissie elk kwartaal aan alle Lid-Staten doorgegeven.

4. De op grond van de voorgaande leden doorgegeven informatie kan uitsluitend voor de in de basisverordening omschreven doeleinden worden aangewend.

Artikel 6

Verordening (EEG) nr. 3077/87 wordt met ingang van 1 juli 1995 ingetrokken.

Artikel 7

Deze verordening treedt in werking op de derde dag volgende op die van haar bekendmaking in het Publikatieblad van de Europese Gemeenschappen.

Zij is van toepassing met ingang van 1 juli 1995.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke Lid-Staat.

Gedaan te Brussel, 16 juni 1995.

Voor de Commissie Mario MONTI Lid van de Commissie