31991L0477

Richtlijn 91/477/EEG van de Raad van 18 juni 1991 inzake de controle op de verwerving en het voorhanden hebben van wapens

Publicatieblad Nr. L 256 van 13/09/1991 blz. 0051 - 0058
Bijzondere uitgave in het Fins: Hoofdstuk 15 Deel 10 blz. 0145
Bijzondere uitgave in het Zweeds: Hoofdstuk 15 Deel 10 blz. 0145


RICHTLIJN VAN DE RAAD van 18 juni 1991 inzake de controle op de verwerving en het voorhanden hebben van wapens (91/477/EEG)

DE RAAD VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN,

Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Economische Gemeenschap, inzonderheid op artikel 100 A,

Gezien het voorstel van de Commissie (1),

In samenwerking met het Europese Parlement (2),

Gezien het advies van het Economisch en Sociaal Comité (3),

Overwegende dat in artikel 8 A van het Verdrag wordt bepaald dat de interne markt uiterlijk op 31 december 1992 tot stand moet zijn gebracht; dat de interne markt een ruimte zonder binnengrenzen omvat waarin het vrije verkeer van goederen, personen, diensten en kapitaal is gewaarborgd volgens de bepalingen van het Verdrag;

Overwegende dat de Europese Raad zich op zijn bijeenkomst te Fontainebleau op 25 en 26 juni 1984 uitdrukkelijk afschaffing van alle politie- en douaneformaliteiten aan de binnengrenzen van de Gemeenschap ten doel heeft gesteld;

Overwegende dat de algehele afschaffing van de controles en formaliteiten aan de binnengrenzen van de Gemeenschap veronderstelt dat aan bepaalde feitelijke voorwaarden wordt voldaan; dat de Commissie in haar Witboek inzake de voltooing van de interne markt heeft gesteld dat afschaffing van de veiligheidscontroles bij vervoerde voorwerpen en bij personen onder andere een nader tot elkaar brengen van de wapenwetgevingen veronderstelt;

Overwegende dat de afschaffing van de controles aan de binnengrenzen van de Gemeenschap op het voorhanden hebben van wapens een doeltreffende regeling vereist, die binnen de Lid-Staten controle op verwerving en voorhanden hebben van vuurwapens en op overbrenging van die wapens naar een andere Lid-Staat, mogelijk maakt; dat dientengevolge de stelselmatige controles aan de binnengrenzen van de Gemeenschap moeten worden opgeheven;

Overwegende dat er op het gebied van de bescherming van de veiligheid van personen door deze regeling, in de mate waarin deze wordt verankerd in gedeeltelijk geharmoniseerde wetgevingen, een groter wederzijds vertrouwen tussen de Lid-Staten zal groeien; dat te dien einde categorieën vuurwapens dienen te worden vastgesteld waarvan verwerving en voorhanden hebben door particulieren hetzij verboden, hetzij vergunningsplichtig dan wel aangifteplichtig is;

Overwegende dat het gewenst is in beginsel te verbieden dat men zich met wapens van een Lid-Staat naar een andere begeeft en dat een uitzondering alleen dan aanvaardbaar is, indien een procedure wordt gevolgd die ertoe leidt dat de Lid-Staten op de hoogte zijn van het feit dat een vuurwapen op hun grondgebied wordt binnengebracht;

Overwegende dat echter ten aanzien van de jacht en sportwedstrijden soepeler regels moeten worden gesteld, opdat het vrije verkeer van personen niet onnodig wordt belemmerd;

Overwegende dat de richtlijn de bevoegdheid van de Lid-Staten maatregelen te nemen ten einde de illegale wapenhandel te voorkomen, onverlet laat,

HEEFT DE VOLGENDE RICHTLIJN VASTGESTELD: HOOFDSTUK 1 Werkingssfeer

Artikel 1

1. In de zin van deze richtlijn worden onder "wapens" en "vuurwapens" de in bijlage I omschreven voorwerpen verstaan. Vuurwapens worden onderverdeeld en omschreven in punt II van de bijlage.

2. In de zin van deze richtlijn wordt onder "wapenhandelaar" verstaan iedere natuurlijke of rechtspersoon wiens beroepswerkzaamheden geheel of ten dele bestaan uit de vervaardiging, handel, uitwisseling, verhuur, reparatie of transformatie van vuurwapens.

3. Voor de toepassing van deze richtlijn wordt een persoon beschouwd ingezetene te zijn van het land dat is vermeld in het adres op een bewijs van verblijf, met name een paspoort of een identiteitskaart, welk bewijs bij controle op het voorhanden hebben of bij de verwerving aan de autoriteiten van een Lid-Staat of aan een wapenhandelaar wordt overgelegd.

4. De Europese vuurwapenpas is een document dat door de autoriteiten van de Lid-Staten aan een persoon die wettig houder en gebruiker van een vuurwapen wordt, op diens verzoek wordt afgegeven. De vuurwapenpas is ten hoogste vijf jaar geldig. Deze geldigheidsduur kan worden verlengd. Indien alleen vuurwapens van categorie D in de pas vermeld staan, is deze ten hoogste tien jaar geldig. In de vuurwapenpas worden de in bijlage II voorgeschreven vermeldingen opgenomen. De Europese wapenpas is een persoonlijk document waarin het vuurwapen of de vuurwapens die de houder van de pas voorhanden heeft en gebruikt, is of zijn vermeld. De pas dient steeds in het bezit te zijn van de gebruiker van het vuurwapen. Wijzigingen in het voorhanden hebben of de kenmerken van het vuurwapen alsmede verlies of diefstal van het vuurwapen worden in de pas vermeld.

Artikel 2

1. Deze richtlijn laat de toepassing van de nationale bepalingen inzake het dragen van wapens of de reglementering van de jacht of het sportschieten onverlet.

2. Deze richtlijn is niet van toepassing op de verwerving en het voorhanden hebben, overeenkomstig de nationale wetgeving, van wapens en munitie door de strijdkrachten, de politie, overheidsdiensten of verzamelaars en instellingen met een cultureel of historisch oogmerk op wapengebied, die als zodanig erkend zijn in de Lid-Staat waarin zij gevestigd zijn. Zij is evenmin van toepassing op commerciële transacties in wapens en munitie voor oorlogsdoeleinden.

Artikel 3

De Lid-Staten kunnen in hun wetgeving strengere voorschriften opnemen dan die welke in deze richtlijn zijn vervat, onder voorbehoud van de rechten die bij artikel 12, lid 2, aan de ingezetenen van de Lid-Staten worden toegekend. HOOFDSTUK 2 Harmonisatie van de wetgevingen betreffende vuurwapens

Artikel 4

Iedere Lid-Staat stelt ten minste voor de categorieën A en B het als wapenhandelaar op zijn grondgebied werkzaam zijn afhankelijk van een erkenning op grond van ten minste een controle van de betrouwbaarheid van de wapenhandelaar in de persoonlijke en de beroepssfeer. Wanneer het een rechtspersoon betreft, heeft de controle betrekking op de persoon die het bedrijf leidt. Iedere Lid-Staat die het als wapenhandelaar werkzaam zijn voor de categorieën C en D niet afhankelijk van een erkenning stelt, eist met betrekking tot deze werkzaamheid een verklaring.

Wapenhandelaars moeten een register bijhouden waarin aantekening wordt gehouden van elke binnenkomst en van elk uitgaan van vuurwapens van de categorieën A, B en C met vermelding van de gegevens die de identificatie van het wapen mogelijk maken, met name type, merk, model, kaliber en fabricagenummer, alsmede van naam en adres van de leverancier en van de verwerver. De Lid-Staten controleren geregeld of de wapenhandelaars deze verplichting nakomen. Dit register wordt gedurende vijf jaar, ook na beëindiging van de werkzaamheid, door de wapenhandelaar bewaard.

Artikel 5

Onverminderd artikel 3 staan de Lid-Staten verwerving en voorhanden hebben van vuurwapens van categorie B slechts toe aan personen die een geldige reden hebben en die:

a) de leeftijd van 18 jaar hebben bereikt, behoudens uitzonderingen voor jacht en sportschieten;

b) geen gevaar voor zichzelf, de openbare orde of veiligheid kunnen vormen.

Onverminderd artikel 3 staan de Lid-Staten het voorhanden hebben van vuurwapens van de categorieën C en D slechts toe aan personen die aan de in de eerste alinea, onder a), gestelde voorwaarden voldoen.

De Lid-Staten kunnen de toestemming voor het voorhanden hebben van vuurwapens intrekken, indien aan één van de voorwaarden genoemd in de eerste alinea, onder b), niet meer wordt voldaan.

De Lid-Staten kunnen op hun grondgebied verblijf houdende personen het voorhanden hebben van een in een andere Lid-Staat verworven wapen slechts verbieden, indien zij verwerving van datzelfde wapen op hun eigen grondgebied niet toestaan.

Artikel 6

De Lid-Staten nemen de nodige maatregelen om verwerving en voorhanden hebben van vuurwapens en munitie van categorie A te verbieden. De bevoegde autoriteiten kunnen in bijzondere gevallen voor deze vuurwapens en deze munitie vergunningen verlenen, indien zulks niet strijdig is met de openbare orde en veiligheid.

Artikel 7

1. Een vuurwapen van categorie B mag op het grondgebied van een Lid-Staat niet worden verworven zonder dat deze de verwerver daartoe een vergunning heeft verleend.

Deze vergunning mag niet aan een ingezetene van een andere Lid-Staat worden verleend zonder voorafgaande toestemming van die Lid-Staat.

2. Niemand mag op het grondgebied van een Lid-Staat een vuurwapen van categorie B voorhanden hebben zonder dat deze Lid-Staat de houder daartoe een vergunning heeft verleend. Indien de houder ingezetene is van een andere Lid-Staat, wordt deze Lid-Staat daarvan op de hoogte gesteld.

3. De vergunning voor het verwerven en die voor het voorhanden hebben van een vuurwapen van categorie B kunnen in één enkele administratieve beslissing zijn belichaamd.

Artikel 8

1. Een vuurwapen van categorie C mag niet voorhanden worden gehouden zonder dat de houder daarvan aangifte heeft gedaan bij de autoriteiten van de Lid-Staat waar het wapen voorhanden wordt gehouden.

De Lid-Staten stellen binnen een jaar na de inwerkingtreding van de nationale bepalingen ter omzetting van deze richtlijn de aangifte van alle, thans op hun grondgebied voorhanden gehouden vuurwapens van categorie C verplicht.

2. Verkopers, wapenhandelaars of particulieren doen de autoriteiten van de Lid-Staat waar de overdracht of aflevering van een vuurwapen van categorie C plaatsvindt, hiervan mededeling, met vermelding van de gegevens die de identificatie van de verwerver en het vuurwapen mogelijk maken. Indien de verwerver ingezetene is van een andere Lid-Staat, wordt deze Lid-Staat door de Lid-Staat waar de verwerving heeft plaatsgevonden en door de verwerver zelf van die verwerving in kennis gesteld.

3. Indien een Lid-Staat verwerving en voorhanden hebben van een vuurwapen van de categorieën B, C of D op zijn grondgebied verbiedt of afhankelijk stelt van een vergunning, stelt hij de andere Lid-Staten hiervan in kennis. Deze maken daarvan krachtens artikel 12, lid 2, uitdrukkelijk melding wanneer zij voor een dergelijk wapen een Europese vuurwapenpas afgeven.

Artikel 9

1. Aflevering van een vuurwapen van de categorieën A, B en C aan een niet-ingezetene van de betrokken Lid-Staat is toegestaan, op voorwaarde dat de verplichtingen van de artikelen 6, 7 en 8 worden nageleefd, ten aanzien van:

- een verwerver die een vergunning in de zin van artikel 11 heeft verkregen om het vuurwapen zelf naar het land waar hij ingezetene is, over te brengen;

- een verwerver die een schriftelijke verklaring overlegt ter vermelding en verantwoording van zijn voornemen het vuurwapen in de Lid-Staat van verwerving voorhanden te hebben, mits hij aan de wettelijke voorwaarden voor het voorhanden hebben voldoet.

2. De Lid-Staten mogen, op door hen vast te stellen voorwaarden, de tijdelijke aflevering van vuurwapens toestaan.

Artikel 10

Voor verwerving en voorhanden hebben van munitie geldt dezelfde regeling als voor het voorhanden hebben van de vuurwapens waarvoor de munitie bestemd is. HOOFDSTUK 3 Formaliteiten voor het verkeer van wapens in de Gemeenschap

Artikel 11

1. Onverminderd artikel 12 mogen vuurwapens slechts van een Lid-Staat naar een andere worden overgebracht, indien de in de volgende leden omschreven procedure wordt gevolgd. Deze bepalingen gelden ook voor overbrenging van een vuurwapen door middel van postorderverkoop.

2. Wat de overbrenging van vuurwapens naar een andere Lid-Staat betreft, doet de belanghebbende vóór iedere verzending de Lid-Staat waar deze wapens zich bevinden, mededeling van:

- naam en adres van de verkoper of de overdragende persoon en van de koper of verwervende persoon of, in voorkomend geval, van de eigenaar,

- het adres waarnaar deze wapens zullen worden verzonden of vervoerd,

- het aantal wapens dat van de zending of het vervoer deel uitmaakt,

- de identificatiegegevens betreffende elk wapen en bovendien de vermelding dat het wapen is gecontroleerd volgens de bepalingen van het Verdrag van 1 juli 1969 inzake wederzijdse erkenning van keurmerken van handvuurwapens,

- de wijze van overbrenging,

- de datum van vertrek en de vermoedelijke datum van aankomst.

Bij overbrenging tussen wapenhandelaars behoeven de gegevens bedoeld in de laatste twee streepjes niet te worden meegedeeld.

De Lid-Staat onderzoekt onder welke omstandigheden de overbrenging zal geschieden, met name met het oog op de veiligheid.

Indien de Lid-Staat deze overbrenging toestaat, verleent hij daarvoor een vergunning waarin alle in de eerste alinea genoemde gegevens zijn vermeld. Dit document dient de vuurwapens tot aan de bestemming te vergezellen en dient op elk verzoek van de autoriteiten van de Lid-Staten te worden overgelegd.

3. Behalve voor oorlogswapens kan iedere Lid-Staat voor de overbrenging van vuurwapens die overeenkomstig artikel 2, lid 2, niet onder de werkingssfeer van deze richtlijn vallen, aan wapenhandelaars het recht toekennen om, zonder voorafgaande vergunning in de zin van lid 2, vuurwapens van zijn grondgebied naar een in een andere Lid-Staat gevestigde wapenhandelaar over te brengen. Hij geeft daartoe een machtiging af die hoogstens drie jaar geldig blijft en te allen tijde bij met redenen omkleed besluit kan worden geschorst of ingetrokken. De vuurwapens moeten tot de bestemming vergezeld blijven van een document waarin die machtiging wordt vermeld; dat document moet op verzoek van de autoriteiten van de Lid-Staten worden voorgelegd.

Uiterlijk tijdens de overbrenging delen de wapenhandelaars aan de autoriteiten van de Lid-Staat van waaruit de overbrenging zal geschieden, alle in de eerste alinea van lid 2 vermelde gegevens mede.

4. Iedere Lid-Staat verstrekt de andere Lid-Staten een lijst van vuurwapens waarvoor de vergunning om deze naar zijn grondgebied over te brengen, zonder zijn voorafgaande toestemming mag worden verleend.

Deze lijsten met vuurwapens worden medegedeeld aan de wapenhandelaars die in het kader van de procedure van lid 3 een machtiging hebben verkregen om vuurwapens zonder voorafgaande toestemming over te brengen.

Artikel 12

1. Behalve wanneer de procedure van artikel 11 wordt gevolgd, is het voorhanden hebben van een vuurwapen gedurende een reis door twee of meer Lid-Staten slechts toegestaan, indien de belanghebbende van genoemde Lid-Staten een vergunning heeft verkregen.

De Lid-Staten kunnen deze vergunning verlenen voor één of meer reizen en voor een periode van maximaal één jaar, die kan worden verlengd. Deze vergunning wordt vermeld op de Europese wapenpas die de reiziger op elk verzoek van de autoriteiten van de Lid-Staten moet overleggen.

2. In afwijking van lid 1 mogen jagers voor wat de categorieën C en D betreft, en sportschutters, voor wat de categorieën B, C en D betreft, voor de uitoefening van hun activiteit zonder voorafgaande vergunning gedurende een reis door twee of meer Lid-Staten één of meer van deze vuurwapens voorhanden hebben, op voorwaarde dat zij in het bezit zijn van de Europese vuurwapenpas voor dat wapen of die wapens en dat zij de reden van de reis kunnen aantonen, met name door een uitnodiging over te leggen.

Deze afwijking geldt echter niet voor reizen naar een Lid-Staat die verwerving en voorhanden hebben van het betrokken wapen verbiedt of krachtens artikel 8, lid 3, aan een vergunning onderwerpt; in dit geval wordt daarvan op de Europese vuurwapenpas uitdrukkelijk melding gemaakt.

In de context van het in artikel 17 bedoelde verslag onderzoekt de Commissie, in overleg met de Lid-Staten, eveneens de resultaten van de toepassing van de tweede alinea, met name wat de gevolgen daarvan voor de openbare orde en veiligheid betreft.

3. Door middel van overeenkomsten inzake wederzijdse erkenning van nationale documenten kunnen twee of meer Lid-Staten voor het reizen met een vuurwapen op hun grondgebied een soepeler regeling vaststellen dan die van dit artikel.

Artikel 13

1. Iedere Lid-Staat zendt alle nuttige gegevens waarover hij betreffende definitieve overbrengingen van vuurwapens beschikt, toe aan de Lid-Staat naar het grondgebied waarvan de overbrenging is geschied.

2. De gegevens die de Lid-Staten, krachtens de procedures van artikel 11 inzake de overbrenging van vuurwapens en van artikel 7, lid 2, en van artikel 8, lid 2, inzake verwerving en voorhanden hebben van vuurwapens door niet-ingezetenen, ontvangen, worden uiterlijk tijdens de overbrenging, aan de Lid-Staat van bestemming, en in voorkomend geval, uiterlijk tijdens de overbrenging aan de Lid-Staten van doorvoer, medegedeeld.

3. Voor de toepassing van dit artikel zetten de Lid-Staten uiterlijk op 1 januari 1993 een netwerk voor gegevensuitwisseling op. Zij delen aan de andere Lid-Staten en aan de Commissie mede welke nationale autoriteiten met het toezenden en het ontvangen van de gegevens en met de uitvoering van de in artikel 11, lid 4, bedoelde formaliteit zijn belast.

Artikel 14

De Lid-Staten stellen bepalingen vast om de binnenkomst op hun grondgebied te verbieden:

- van een vuurwapen, behalve in de omstandigheden en met inachtneming van de voorwaarden die in de artikelen 11 en 12 zijn genoemd;

- van een ander wapen dan een vuurwapen, mits de nationale bepalingen van de betrokken Lid-Staat zulks toestaan. HOOFDSTUK 4 Slotbepalingen

Artikel 15

1. De Lid-Staten versterken de controles op het voorhanden hebben van wapens aan de buitengrenzen van de Gemeenschap.

Zij zien in het bijzonder erop toe dat reizigers uit derde landen die voornemens zijn zich naar een tweede Lid-Staat te begeven, artikel 12 in acht nemen.

2. Deze richtlijn vormt geen beletsel voor door de Lid-Staten of door de vervoerder bij het aan boord gaan van een vervoermiddel te verrichten controles.

3. De Lid-Staten stellen de Commissie in kennis van de wijze waarop de in de leden 1 en 2 bedoelde controles worden verricht. De Commissie verzamelt deze gegevens, die door haar aan alle Lid-Staten ter beschikking worden gesteld.

4. Elke Lid-Staat stelt de Commissie in kennis van zijn nationale bepalingen, met inbegrip van wijzigingen, met betrekking tot de verwerving en het voorhanden hebben van wapens, voor zover de nationale wetgeving strenger is dan de aan te nemen minimumnorm. De Commissie deelt deze inlichtingen aan de andere Lid-Staten mede.

Artikel 16

Iedere Lid-Staat stelt de sancties vast die moeten worden toegepast in geval van niet-naleving van de bepalingen die ter uitvoering van deze richtlijn worden vastgesteld. Deze sancties moeten voldoende zijn om het naleven van deze bepalingen te stimuleren.

Artikel 17

Binnen vijf jaar na de datum van omzetting van deze richtlijn brengt de Commissie bij het Europese Parlement en bij de Raad verslag uit over de situatie die is ontstaan door de toepassing van deze richtlijn, in voorkomend geval vergezeld van voorstellen.

Artikel 18

De Lid-Staten doen de nodige wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen in werking treden om uiterlijk tijdig aan deze richtlijn te voldoen opdat de in deze richtlijn vervatte maatregelen uiterlijk op 1 januari 1993 van toepassing zijn. Zij stellen de Commissie en de andere Lid-Staten onverwijld van de genomen maatregelen in kennis.

Wanneer de Lid-Staten deze bepalingen aannemen, wordt in die bepalingen naar de onderhavige richtlijn verwezen of wordt hiernaar verwezen bij de officiële bekendmaking van die bepalingen. De regels voor deze verwijzing worden vastgesteld door de Lid-Staten.

Artikel 19

Deze richtlijn is gericht tot de Lid-Staten. Gedaan te Luxemburg, 18 juni 1991. Voor de Raad

De Voorzitter

G. WOHLFART

(1) PB nr. C 235 van 1. 9. 1987, blz. 8, en PB nr. C 299 van 28. 11. 1989, blz. 6. (2) PB nr. C 231 van 17. 9. 1990, blz. 69, en PB nr. C 158 van 17. 6. 1991, blz. 89. (3) PB nr. C 35 van 8. 2. 1988, blz. 5.

BIJLAGE I

I. In de zin van deze richtlijn wordt verstaan onder "wapens"

- "vuurwapens" als gedefinieerd in punt II;

- "niet-vuurwapens" als gedefinieerd in de nationale wetgevingen.

II. In de zin van deze richtlijn wordt verstaan onder "vuurwapens":

A. Ieder voorwerp dat tot een van de volgende categorieën behoort, met uitzondering van voorwerpen die voldoen aan de definitie, doch die daarvan zijn uitgesloten om de in punt III vermelde redenen.

Categorie A - Verboden vuurwapens

1. Geschut en lanceerinrichtingen voor militaire doeleinden;

2. Automatische vuurwapens;

3. Camouflagevuurwapens;

4. Munitie waarmee een pantserplaat kan worden doorboord, munitie met springlading of brandsas, alsmede de voor het afschieten van deze munitie gebruikte kogels;

5. Munitie voor pistolen en revolvers met expanderende kogels alsmede de voor het afschieten van deze munitie gebruikte kogels, behalve wanneer het jachtwapens of wapens voor schijfschieten betreft voor personen die bevoegd zijn deze te gebruiken.

Categorie B - Vergunningsplichtige vuurwapens

1. Korte semi-automatische of korte repeteervuurwapens;

2. Korte enkelschotsvuurwapens met centrale ontsteking;

3. Korte enkelschotsvuurwapens met randvuurontsteking met een totale lengte van minder dan 28 centimeter;

4. Lange semi-automatische vuurwapens waarvan het magazijn en de kamer meer dan drie patronen kunnen bevatten;

5. Lange semi-automatische vuurwapens waarvan het magazijn en de kamer niet meer dan drie patronen kunnen bevatten, voor zover het magazijn niet verwisselbaar is of kan worden gegarandeerd dat zij met algemeen gangbare werktuigen niet kunnen worden omgebouwd tot wapens waarvan het magazijn en de kamer meer dan drie patronen kunnen bevatten;

6. Lange repeteer- en semi-automatische vuurwapens met een gladde loop, welke ten hoogste 60 centimeter lang is;

7. Civiele semi-automatische vuurwapens die het uiterlijk hebben van automatische oorlogsvuurwapens.

Categorie C - Aangifteplichtige vuurwapens

1. Lange repeteervuurwapens andere dan die vermeld in categorie B, punt 6;

2. Lange enkelschotsvuurwapens met getrokken loop;

3. Lange semi-automatische vuurwapens, niet vallende onder categorie B, punten 4 tot en met 7;

4. Korte enkelschotsvuurwapens met randvuurontsteking met een totale lengte van ten minste 28 centimeter.

Categorie D - Andere vuurwapens

Lange eenschotsvuurwapens met gladde loop.

B. De essentiële onderdelen van deze vuurwapens.

Het sluitingsmechanisme, de kamer en de loop van vuurwapens die, als afzonderlijke voorwerpen, vallen onder de categorie waarin het vuurwapen waarvan zij deel uitmaken of waarvoor zij bestemd zijn, is ingedeeld.

III. In de zin van deze bijlage vallen niet onder de definitie van vuurwapens voorwerpen die voldoen aan de definitie, maar die:

a) voorgoed onbruikbaar zijn gemaakt door de toepassing van technische procédés die door een officiële instantie zijn gegarandeerd of erkend;

b) ontworpen zijn voor het geven van alarm of signalen, reddingsactiviteiten, slachten van dieren of visserij met harpoenen, of bestemd zijn voor industriële of technische doeleinden, mits zij alleen voor dat welbepaalde gebruik kunnen worden aangewend;

c) als antieke wapens of replica's daarvan worden beschouwd, mits zij niet vallen onder de voorgaande categorieën en aan de nationale wetgeving onderworpen zijn.

Zolang er geen cooerdinatie op communautair niveau heeft plaatsgevonden, mogen de Lid-Staten hun nationale wetgeving toepassen met betrekking tot de in dit punt genoemde vuurwapens.

IV. In de zin van deze bijlage wordt verstaan onder:

a) "kort vuurwapen", een vuurwapen waarvan de loop niet langer is dan 30 centimeter of waarvan de totale lengte niet meer dan 60 centimeter bedraagt;

b) "lang vuurwapen", een vuurwapen dat niet tot de categorie "kort vuurwapen" behoort;

c) "automatisch wapen", een vuurwapen dat na elk schot automatisch weer geladen wordt en dat bij eenmalige bediening van de trekker een vuurstoot kan afvuren;

d) "semi-automatisch wapen", een vuurwapen dat na elk schot automatisch weer geladen wordt en dat bij eenmalige bediening van de trekker niet meer dan één projectiel kan afvuren;

e) "repeteerwapen", een vuurwapen dat na elk schot met de hand via een mechanisme opnieuw wordt geladen door uit een lader een kogel in de kamer te brengen;

f) "enkelschotswapen", een vuurwapen zonder lader, dat voor elk schot wordt geladen door met de hand een kogel in de kamer of in een hiertoe aangebrachte ruimte bij de ingang van de loop te brengen;

g) "munitie waarmee een pantserplaat kan worden doorboord", munitie voor militaire doeleinden met een pantserkogel met harde doorborende kern;

h) "munitie met springlading", munitie voor militaire doeleinden met een kogel die een bij inslag exploderende lading bevat;

i) "munitie met brandsas", munitie voor militaire doeleinden met een kogel die een chemisch mengsel bevat dat bij aanraking met de lucht of bij inslag ontvlamt.

BIJLAGE II

EUROPESE VUURWAPENPAS

De pas omvat de volgende rubrieken:

a) Identificatie van de houder;

b) Identificatie van het vuurwapen of de vuurwapens, met vermelding van de categorie in de zin van de richtlijn;

c) Geldigheidsduur van de pas;

d) Gedeelte voor gegevens van de Lid-Staat die de pas heeft afgegeven (aard en referenties van de vergunningen, enz.);

e) Gedeelte voor gegevens van de andere Lid-Staten (vergunning voor binnenkomst, enz.);

f) De vermelding:

"Het recht om zich met een vuurwapen of vuurwapens van de categorieën B, C of D als vermeld op deze pas naar een andere Lid-Staat te begeven, wordt afhankelijk gesteld van een overeenkomstige voorafgaande vergunning of vergunningen van de bezochte Lid-Staat. Deze vergunning of deze vergunningen kunnen worden vermeld op de pas.

Een dergelijke voorafgaande vergunning is in beginsel niet nodig voor reizen met een wapen van categorie C of D met het oog op de jacht of met een wapen van categorie B, C of D om deel te nemen aan een schietwedstrijd, mits de houder in bezit is van de wapenkaart en de reden van de reis kan aantonen.".

Indien een Lid-Staat de andere Lid-Staten overeenkomstig artikel 8, lid 3, ervan in kennis heeft gesteld dat het voorhanden hebben van bepaalde vuurwapens van de categorieën B, C of D verboden is of van een vergunning afhankelijk is gesteld, wordt een van de volgende vermeldingen toegevoegd:

"Het is verboden zich met vuurwapen . . . . . [identificatie] naar . . . . . [naam van de betrokken Lid-Staat of Lid-Staten] te begeven.".

"Om zich met vuurwapen . . . . . [identificatie] naar . . . . . [naam van de betrokken Lid-Staat of Lid-Staten] te begeven is een vergunning vereist.".