31988L0642

Richtlijn 88/642/EEG van de Raad van 16 december 1988 tot wijziging van Richtlijn 80/1107/EEG betreffende de bescherming van werknemers tegen de risico's van blootstelling aan chemische, fysische en biologische agentia op het werk

Publicatieblad Nr. L 356 van 24/12/1988 blz. 0074 - 0078
Bijzondere uitgave in het Fins: Hoofdstuk 5 Deel 4 blz. 0138
Bijzondere uitgave in het Zweeds: Hoofdstuk 5 Deel 4 blz. 0138


RICHTLIJN VAN DE RAAD van 16 december 1988 tot wijziging van Richtlijn 80/1107/EEG betreffende de bescherming van werknemers tegen de risico's van blootstelling aan chemische, fysische en biologische agentia op het werk ( 88/642/EEG ) ( 88/642/EEG )

DE RAAD VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN,

Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Economische Gemeenschap, inzonderheid op artikel 118 A,

Gezien het voorstel van de Commissie ( 1 ),

In samenwerking met het Europese Parlement ( 2 ),

Gezien het advies van het Economisch en Sociaal Comité ( 3 ),

Overwegende dat om werknemers beter te beschermen tegen chemische, fysische en biologische agentia op het werk de bepalingen van Richtlijn 80/1107/EEG ( 4 ), gewijzigd bij de Akte van Toetreding van Spanje en Portugal, moeten worden aangescherpt;

Overwegende dat de resolutie van de Raad van 27 februari 1984 betreffende een tweede actieprogramma van de Europese Gemeenschappen inzake de veiligheid en de gezondheid op het werk ( 5 ) oproept tot harmonisatie van de bepalingen en maatregelen ter bescherming van werknemers tegen chemische, fysische en biologische agentia; dat derhalve met het oog op een evenwichtige ontwikkeling deze maatregelen moeten worden geharmoniseerd en verbeterd middels aanpassing aan de technische vooruitgang; dat deze harmonisatie en verbetering op gemeenschappelijke principes moeten berusten;

Overwegende dat in de resolutie van de Raad van 21 december 1987 betreffende de veiligheid, de hygiëne en de gezondheid op de arbeidsplaats ( 6 ) het belang onderstreept wordt van een verbetering van de veiligheid en de gezondheid van de werknemers op de arbeidsplaats;

Overwegende dat, krachtens Besluit 74/325/EEG ( 7 ), gewijzigd bij de Akte van Toetreding van Spanje en Portugal, het Raadgevend Comité voor de veiligheid, de hygiëne en de gezondheidsbescherming op de arbeidsplaats geraadpleegd wordt door de Commissie met het oog op het uitwerken van voorstellen op dit gebied;

Overwegende dat de Raad voor een aantal agentia in bijzondere richtlijnen dwingende grenswaarden van beroepsblootstelling en eventueel andere specifieke voorschriften zal vaststellen;

Overwegende dat op communautair niveau voor de overige agentia grenswaarden van indicatieve aard dienen te worden opgesteld waarmee de Lid-Staten, naast andere elementen, rekening dienen te houden bij de vaststelling van de nationale grenswaarden;

Overwegende dat de vertegenwoordigers van de sociale partners op het gebied van de bescherming van de werknemers een rol dienen te spelen;

Overwegende dat de bepalingen van deze richtlijn minimumvoorschriften vormen en de Lid-Staten in geen enkel opzicht beletten andere maatregelen te handhaven of te treffen ten einde werknemers nog meer te beschermen,

HEEFT DE VOLGENDE RICHTLIJN VASTGESTELD :

Artikel 1 Richtlijn 80/1107/EEG wordt als volgt gewijzigd :

1 . artikel 3, lid 1, wordt aangevuld met de volgende alinea :

De Raad kan, overeenkomstig de procedure van artikel 118 A van het Verdrag, bijlage I wijzigen om, onder andere, daarin agentia op te nemen ten aanzien waarvan grenswaarde(n ) van dwingende aard en/of andere specifieke voorschriften nodig blijken .";

2 . artikel 4 wordt als volgt gewijzigd :

a ) punt 4 wordt vervangen door :

4 . a ) voor alle werkzaamheden die een blootstellingsrisico voor de werknemers kunnen opleveren, bepaling van de aard en de mate van de blootstelling van de werknemers ten einde alle risico's voor de gezondheid en veiligheid van de werknemers te kunnen beoordelen en te kunnen vaststellen welke maatregelen moeten worden genomen;

b ) vaststelling van grenswaarden, bemonsteringsprocedures en regels voor meting en evaluatie van de resultaten; in geval van chemische agentia, vaststelling van bemonsteringsprocedures en regels voor meting en evaluatie van de resultaten overeenkomstig de in bijlage II bis beschreven referentiemethode of een methode die gelijkwaardige resultaten oplevert;

c ) wanneer een grenswaarde wordt overschreden, het onverwijld vaststellen van de oorzaken van deze overschrijding en zo spoedig mogelijk uitvoering van maatregelen om verbetering te brengen in de situatie .";

b ) punt 9 wordt vervangen door :

9 . De werkgever neemt passende maatregelen opdat werknemers en hun vertegenwoordigers in ondernemingen of vestigingen volledige informatie en instructies krijgen over :

a ) de potentiële risico's verbonden aan hun blootstelling, de door de werknemers in acht te nemen technische preventiemaatregelen en de door de werkgever genomen en de werknemers te nemen voorzorgen;

b ) de gebruikte methoden voor de beoordeling van de risico's inzake het bestaan van een in punt 4, onder b ), bedoelde grenswaarde en over de noodzaak om metingen te verrichten alsmede over de in punt 4, onder c ), in geval van overschrijding van een grenswaarde voorziene maatregelen .";

3 . artikel 8, lid 1, wordt vervangen door :

1 . De Raad stelt overeenkomstig de procedure van artikel 118 A van het Verdrag in de door hem vastgestelde bijzondere richtlijnen betreffende de in bijlage I bedoelde agentia de grenswaarde(n ) van dwingende aard en/of andere specifieke voorschriften vast.";

4 . artikel 8 wordt aangevuld met het volgende lid :

4 . Onverminderd lid 1 worden voor de andere agentia dan die welke in bijlage I worden genoemd, grenswaarden van indicatieve aard opgesteld overeenkomstig de procedure van artikel 10 .

De Lid-Staten houden onder andere rekening met deze grenswaarden van indicatieve aard bij de vaststelling van de in artikel 4, punt 4, onder b ), bedoelde grenswaarden .

De grenswaarden van indicatieve aard zijn gebaseerd op de op wetenschappelijke gegevens berustende ramingen van deskundigen .";

5 . artikel 9, lid 1, wordt vervangen door :

1 . Met het oog op de in artikel 8, lid 3, bedoelde aanpassing aan de technische vooruitgang en de in artikel 8, lid 4, bedoelde opstelling van de grenswaarden van indicatieve aard wordt er een Comité opgericht dat is samengesteld uit vertegenwoordigers van de Lid-Staten en wordt voorgezeten door een vertegenwoordiger van de Commissie .";

6 . bijlage II bis die is opgenomen in de bijlage van de onderhavige richtlijn wordt ingevoegd .

Artikel 2 1 . Deze richtlijn laat het recht van de Lid-Staten onverlet andere wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen toe te passen of vast te stellen die voorzien in strengere normen .

2 . De Lid-Staten stellen de nodige wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen vast om uiterlijk twee jaar na kennisgeving ( 1 ) aan deze richtlijn te voldoen . Zij stellen de Commissie daarvan onverwijld in kennis .

3 . De Lid-Staten delen de Commissie de tekst van de bepalingen van intern recht mede, die zij op het onder deze richtlijn vallende gebied vaststellen .

Artikel 3 Deze richtlijn is gericht tot de Lid -Staten .

Gedaan te Brussel, 16 december 1988 .

Voor de Raad De Voorzitter G . GENNIMATAS ( 1 ) PB nr . C 164 van 2 . 7 . 1986, blz . 4 .

( 2 ) PB nr . C 167 van 27 . 6 . 1988, blz . 84 en PB nr. C 290 van 14 . 11 . 1988 .

( 3 ) PB nr . C 319 van 30 . 11 . 1987, blz . 41 .

( 4 ) PB nr . L 327 van 3 . 12 . 1980, blz . 8 .

( 5 ) PB nr . C 67 van 8 . 3 . 1984, blz . 2 .

( 6 ) PB nr . C 28 van 3 . 2 . 1988, blz . 1 .

( 7 ) PB nr . L 185 van 9 . 7 . 1974, blz . 15 .

( 8 ) Van deze richtlijn is de Lid-Staten kennis gegeven op 21 december 1988 .

BIJLAGE BIJLAGE II bis REFERENTIEMETHODE BEDOELD IN ARTIKEL 4, PUNT 4, ONDER b ) A . DEFINITIES I . Deeltjes in suspensie 1 . Fysisch-chemische definities a ) Stof : een suspensie van vaste stoffen in de lucht die wordt veroorzaakt door mechanische processen of door wervelingen .

b ) Rook : een suspensie van vaste stoffen in de lucht die ontstaat door thermische en/of chemische processen .

c ) Mist : een suspensie van vloeistoffen in de lucht die wordt veroorzaakt door condensatie dan wel door dispersie .

2 . Definitie van deeltjesgroepen vanuit arbeidsgeneeskundig en toxicologisch oogpunt a ) Stof bestaat, evenals rook en mist, uit deeltjes in suspensie .

Om de risico's voor de gezondheid te beoordelen die samenhangen met de deeltjes in suspensie, moet niet alleen rekening worden gehouden met het aan elke agens eigen schadelijke effect, de concentratie en de duur van de blootstelling, maar ook met de grootte van de deeltjes .

b ) Van de totale hoeveelheid deeltjes in suspensie in de ademzone van de werknemer, wordt slechts een deel geïnhaleerd . Dit deel wordt de inspirabele fractie genoemd .

Van doorslaggevend belang hierbij zijn de inademingssnelheden bij de neus en de mond, alsmede de luchtstromingsvoorwaarden om het hoofd .

c ) De inspirabele fractie kan zich, naar gelang van de grootte van de deeltjes, afzetten in verschillende onderdelen van het ademhalingsstelsel .

De afzetting van de deeltjes bepaalt in essentiële mate de plaats waar het schadelijke effect optreedt en de aard van dit effect .

Het deel van de inspirabele fractie dat in de alveolen doordringt, wordt de inadembare fractie genoemd .

De inadembare fractie is van bijzonder belang vanuit het oogpunt van de arbeidsgeneeskunde .

II . Grenswaarde a ) De grenswaarde wordt uitgedrukt door de tijdens een periode van acht uur gewogen gemiddelde concentratie van een schadelijke stof, in de vorm van gas, damp of deeltjes in suspensie in de lucht, waaraan de werknemer op de arbeidsplaats wordt blootgesteld .

Onder blootstelling wordt verstaan de aanwezigheid van een chemisch agens in de ademzone van de werknemer .

Zij wordt uitgedrukt in de concentratie voor een referentieperiode .

Deze afdeling heeft geen betrekking op de grenswaarden voor de biologische indicatoren .

b ) Bovendien kan het noodzakelijk zijn om voor sommige stoffen een maximumlimiet in te voeren voor de mate waarin bij weging over kortere periodes mag worden afgeweken van de gewogen gemiddelde waarde van de blootstelling aan die stoffen gedurende een periode van acht uur .

Voor meettechnische controles wordt in dat geval verwezen naar de voor die kortere periode gewogen concentratie .

c ) De grenswaarde voor gassen en dampen wordt uitgedrukt in de waarde ml/m3 ( ppm ), die onafhankelijk is van de toestandsgrootheden temperatuur en atmosferische druk, en ook in de van die toestandsgrootheden afhankelijke waarde mg/m3 bij een temperatuur van 20 °C en een druk van 101,3 kPa .

De grenswaarde voor deeltjes in suspensie wordt uitgedrukt in mg/m3 voor de produktievoorwaarden op de arbeidsplaats .

B . BEOORDELING VAN DE BLOOTSTELLING EN MEETSTRATEGIE 1 . Basiselementen a ) Indien de aanwezigheid van een of meer agentia in de vorm van gas, damp of deeltjes in suspensie in de lucht op de arbeidsplaats niet kan worden uitgesloten, moet de situatie worden beoordeeld om vast te stellen of de grenswaarden worden nageleefd .

b ) Bij deze beoordeling moeten er zorgvuldig gegevens worden verzameld over alle punten die van invloed kunnen zijn op de blootstelling, bij voorbeeld :

- de gebruikte of voortgebrachte agentia,

- de activiteiten, de technische uitrustingen en de fabricageprocédés,

- de verdeling in de tijd en in de ruimte van de concentraties van de agentia .

c ) Een grenswaarde wordt nageleefd indien uit de beoordeling blijkt dat de blootstelling de grenswaarde niet overschrijdt .

Indien de verzamelde gegevens niet volstaan om op betrouwbare wijze vast te stellen of de grenswaarden worden nageleefd, moeten zij worden aangevuld met metingen op de arbeidsplaats .

d ) Blijkt uit de beoordeling dat een grenswaarde niet wordt nageleefd, dan - moeten de oorzaken van de overschrijding worden vastgesteld en dienen er zo spoedig mogelijk maatregelen te worden uitgevoerd om verbetering te brengen in de situatie;

- moet de situatie vervolgens opnieuw worden beoordeeld .

e ) Indien uit de beoordeling blijkt dat de grenswaarden worden nageleefd, moeten daarna, zo nodig, met passende tussenpozen metingen worden verricht om te controleren of dit nog steeds het geval is .

Hoe dichter de gemeten concentratie bij de grenswaarde ligt, hoe vaker deze metingen moeten plaatsvinden .

f ) Indien uit de beoordeling blijkt dat de grenswaarden, gezien het soort arbeidsproces, op langere termijn worden nageleefd en een ingrijpende wijziging van de omstandigheden op de arbeidsplaats die tot een verandering van de blootstelling van de werknemers zou kunnen leiden, achterwege blijft, dan kan de frequentie van de metingen om na te gaan of de grenswaarden worden nageleefd, worden verminderd .

In dit geval dient evenwel periodiek te worden nagegaan of de beoordeling die tot deze conclusie heeft geleid, nog steeds geldt .

g ) Indien de werknemer gelijktijdig of achtereenvolgens aan verscheidene agentia wordt blootgesteld, dient daarmee rekening te worden gehouden wanneer wordt beoordeeld in hoeverre de gezondheid van de werknemer gevaar loopt .

2 . Eisen inzake de personen die de metingen verrichten De personen die de metingen verrichten dienen te beschikken over de vereiste kwalificaties en de noodzakelijke uitrusting .

3 . Eisen inzake de meetmethoden a ) De meetmethode moet resultaten opleveren die representatief zijn voor de blootstelling van de werknemer .

b ) Voor het bepalen van de blootstelling van de werknemer op de arbeidsplaats moet zo veel mogelijk monsternemingsapparatuur op het lichaam van de werknemer worden gebruikt .

Wanneer een groep van werknemers op een zelfde plaats identieke of soortgelijke taken uitvoert en een gelijksoortige blootstelling ondergaat, mag de monsterneming binnen de groep worden verricht, zodanig dat deze representatief is .

Vaste meetsystemen mogen worden gebruikt indien de meetresultaten het mogelijk maken de blootstelling van de werknemer op de arbeidsplaats te beoordelen .

De monsters moeten zoveel mogelijk ter hoogte van de ademhalingsorganen en in de onmiddellijke nabijheid van de werknemer worden genomen .

In twijfelgevallen dienen de metingen te worden verricht op de plaats waar het risico het grootst is .

c ) De gebruikte meetmethode moet worden aangepast aan het te meten agens, de voorgeschreven grenswaarde en de atmosfeer op de arbeidsplaats .

Het meetresultaat moet de concentratie van het agens exact en in verhouding tot de grenswaarde weergeven .

d ) Indien de gebruikte meetmethode niet specifiek betrekking heeft op het te meten agens, moet de waarde integraal worden toegeschreven aan het betrokken agens .

e ) De detectiegrens, de gevoeligheid en de precisie van de meetmethode moeten zijn aangepast aan de grenswaarde .

f ) De juistheid van de meetmethode zou gewaarborgd moeten zijn .

g ) De gebruikte meetmethode moet haar waarde in de praktijk bewezen hebben .

h ) Indien de Europese Commissie voor normalisatie ( CEN ) algemene eisen bekendmaakt voor de methoden en toestellen die worden gebruikt bij metingen op de arbeidsplaats, alsmede de daarbij horende controlevoorschriften, moet daarmee rekening worden gehouden bij de keuze van de passende meetmethoden .

4 . Speciale voorschriften inzake de techniek van het meten van representatieve deeltjesgroepen in de lucht op de arbeidsplaats a ) Bij metingen van de concentratie van de deeltjes in suspensie dient rekening te worden gehouden met de wijze van werking ervan; bij de monsterneming dient dus hetzij de inspirabele fractie, hetzij de inadembare fractie in aanmerking te worden genomen .

Dit veronderstelt dat men een van de aërodynamische diameter afhankelijke scheiding van de deeltjes verkrijgt die overeenstemt met de bij de inademing optredende afzetting .

Aangezien er nog geen passende toestellen voor monsterneming op de arbeidsplaats voorhanden zijn, moeten praktische voorschriften worden vastgesteld die een uniforme meting mogelijk maken .

b ) Als inspirabele fractie wordt beschouwd, het gedeelte van de deeltjes in suspensie dat door de werknemer kan worden opgenomen door inhalering via de mond en/of de neus .

In de praktijk van de meettechniek worden voor de monsterneming bij voorbeeld monsternemingstoestellen met een aanzuigsnelheid van 1,25 m/s ± 10 % of monsternemingstoestellen conform ISO/TR 7708 1983 ( E ) gebruikt .

In het geval van het eerste van deze twee voorbeelden geldt het volgende :

- bij op het lichaam gedragen monsternemingstoestellen moet de aanzuigopening tijdens de gehele duur van de monsterneming parallel met het gezicht van de werknemer gericht zijn;

- bij vaste monsternemingsapparatuur moeten de plaats en de vorm van de opening een monsterneming mogelijk maken die representatief is voor de blootstelling van de werknemer bij verschillende aanstroomrichtingen;

- de plaats van de aanzuigopening van het toestel is niet van belang indien de snelheid van de omgevingslucht zeer laag ligt;

- indien de luchtstromingen in de omgeving een snelheid van 1 m/s of meer vertonen, wordt aanbevolen om in alle richtingen in het horizontale vlak monsters te nemen .

c ) De inadembare fractie van de deeltjes in suspensie omvat een groep die een afscheidingssysteem passeert waarvan het effect overeenstemt met de theoretische afscheidingsfunctie van een bezinkingsafscheider die 50 % van de deeltjes met een aërodynamische diameter van 5 mm afscheidt ( Verdrag van Johannesburg van 1979 ).

d ) De in voorkomend geval door de CEN vastgestelde bepalingen voor het verzamelen van deeltjes in suspensie op de arbeidsplaats, moeten bij voorkeur worden toegepast .

Er kunnen ook andere methoden worden gebruikt, mits zij wat de naleving van de grenswaarden betreft tot hetzelfde resultaat dan wel tot een strenger resultaat leiden .".