31987D0569

87/569/EEG: Besluit van de Raad van 1 december 1987 betreffende een actieprogramma voor de beroepsopleiding van jongeren en de voorbereiding van jongeren op het leven als volwassene en in een beroep

Publicatieblad Nr. L 346 van 10/12/1987 blz. 0031 - 0033
Bijzondere uitgave in het Fins: Hoofdstuk 5 Deel 4 blz. 0123
Bijzondere uitgave in het Zweeds: Hoofdstuk 5 Deel 4 blz. 0123


*****

BESLUIT VAN DE RAAD

van 1 december 1987

betreffende een actieprogramma voor de beroepsopleiding van jongeren en de voorbereiding van jongeren op het leven als volwassene en in een beroep

(87/569/EEG)

DE RAAD VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN,

Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Economische Gemeenschap, inzonderheid op artikel 128,

Gelet op Besluit 63/266/EEG van de Raad van 2 april 1963 houdende vaststelling van de algemene beginselen voor de toepassing van een gemeenschappelijk beleid met betrekking tot de beroepsopleiding (1), inzonderheid op het tweede en het tiende beginsel,

Gezien het voorstel van de Commissie (2),

Gezien het advies van het Europese Parlement (3),

Gezien het advies van het Economisch en Sociaal Comité (4),

Overwegende dat de fundamentele doelstellingen van het gemeenschappelijk beleid inzake beroepsopleiding, zoals neergelegd in het tweede beginsel van Besluit 63/266/EEG, in het bijzonder verwijzen naar de noodzaak zodanige voorwaarden te scheppen dat allen van het recht op het ontvangen van een passende beroepsopleiding metterdaad gebruik kunnen maken en elke nadelige onderbreking tussen het algemeen vormend onderwijs en het begin van de beroepsopleiding te vermijden;

Overwegende dat luidens het tiende beginsel van Besluit 63/266/EEG speciale maatregelen kunnen worden genomen ten aanzien van speciale vraagstukken betreffende bepaalde sectoren van het bedrijfsleven of bepaalde groepen van personen;

Overwegende dat de Raad in zijn resolutie van 18 december 1979 betreffende de alternerende opleiding van jongeren (5) heeft bevestigd dat het noodzakelijk is de ontwikkeling van effectieve samenhangen tussen opleiding en de ervaring op de arbeidsplaats te blijven bevorderen, gecooerdineerde programma's op te stellen en structuren in het leven te roepen die samenwerking mogelijk maken tussen de betrokken verantwoordelijke instanties;

Overwegende dat de Raad in zijn resolutie van 11 juli 1983 betreffende het beleid inzake beroepsopleiding in de Europese Gemeenschap in de jaren tachtig (6), het eens is geworden over specifieke maatregelen ten gunste van jongeren;

Overwegende dat de Raad in Beschikking 85/368/EEG van 16 juli 1985 inzake de vergelijkbaarheid van de getuigschriften van vakbewaamheid tussen Lid-Staten van de Europese Gemeenschap (7), de Commissie heeft verzocht de nodige werkzaamheden te verrichten ten einde de werknemers in staat te stellen hun getuigschriften in de gehele Gemeenschap beter te gebruiken;

Overwegende dat de Raad in zijn resolutie van 22 december 1986 betreffende een actieprogramma voor werkgelegenheidsgroei (8), effectievere programma's op het gebied van beroepsonderwijs en beroepsopleiding voor jongeren wenselijk heeft geacht;

Overwegende dat het een prioritaire doelstelling is dat jongeren op gepaste wijze op het beroepsleven en op hun verantwoordelijkheden als volwassene worden voorbereid en dat maatregelen worden getroffen om de overgang van jongeren van school naar het leven als volwassene en in een beroep te verbeteren;

Overwegende dat alle jongeren die zulks wensen, gedurende één of zo mogelijk twee jaar na hun leerplicht een beroepsopleiding moeten kunnen volgen zoals overeengekomen in de Europese Raad van 28 en 29 juni 1985 te Milaan, toen deze zijn goedkeuring hechtte aan de voorstellen van het ad hoc Comité Europa van de burgers en de Commissie en de Raad opdracht gaf om, in het kader van hun respectieve bevoegdheden, voor de tenuitvoerlegging van de desbetreffende voorstellen zorg te dragen;

Overwegende dat verdere maatregelen moeten worden bevorderd voortbouwend op het »acquis" en de getroffen maatregelen op Gemeenschapsniveau voor wat betreft beroepsonderwijs en -opleiding;

Overwegende dat een zichtbare Europese dimensie moet worden gegeven aan de onderscheiden beleidsmaatregelen die erop gericht zijn overal in de Gemeenschap het niveau van het beroepsonderwijs en de -opleiding van jongeren verder te verbeteren, en dat grotere nadruk dient te worden gelegd op een betere voorlichting van de jongeren, op hun actieve deelname en op de ontwikkeling van hun ondernemingsgeest;

Overwegende dat een Europese dimensie dient te worden gegeven aan de diverse opleidingsinitiatieven en dat uitwisseling van ervaringen tussen de Lid-Staten moet worden gestimuleerd zulks als bijdrage tot de voltooiing van de interne markt en de opheffing van hinderpalen voor het vrije verkeer van personen in de Gemeenschap,

BESLUIT:

Artikel 1

1. Er wordt voor een periode van vijf jaar, die op 1 januari 1988 begint, een programma vastgesteld van maatregelen op communautair gebied ter ondersteuning en aanvulling van de beleidsmaatregelen en activiteiten van de Lid-Staten, die, zoals door de Europese Raad gevraagd, het uiterste dienen te doen om alle jongeren in de Gemeenschap die zulks wensen, een of zo mogelijk twee jaar of meer beroepsopleiding na de periode van voltijdse leerplicht te laten volgen.

2. Dit programma heeft eveneens ten doel:

a) het niveau en de kwaliteit van de beroepsopleiding in de Gemeenschap te verbeteren en de verbetering van de beroepsopleiding van jongeren, alsmede hun voorbereiding op enerzijds het leven als volwassene en in een beroep en anderzijds een permanente opleiding, te stimuleren;

b) tot een gevarieerder aanbod van de beroepsopleiding te komen en jongeren met uiteenlopende soorten bekwaamheden keuzemogelijkheden te bieden om erkende beroepskwalificaties te verwerven;

c) te bevorderen dat de systemen ter zake van de beroepsopleiding soepeler kunnen inspelen op de snelle economische, technologische en maatschappelijke veranderingen;

d) een communautaire dimensie te geven aan de op de arbeidsmarkt aangeboden en vereiste beroepskwalificaties, gezien de noodzaak om te bevorderen dat deze kwalificaties in de Lid-Staten van de Gemeenschap onderling overeenstemmen.

Artikel 2

De in artikel 3 genoemde maatregelen van de Gemeenschap zijn bedoeld als ondersteuning en aanvulling van de activiteiten van de Lid-Staten die in overeenstemming zijn met de algemene beginselen voor de tenuitvoerlegging van een gemeenschappelijk beleid ter zake van de beroepsopleiding, en die ertoe strekken:

1. a) op alle niveaus en in samenwerking met de sociale partners de banden en de samenwerking te versterken tussen de systemen ter zake van beroepsonderwijs, -opleiding en -voorlichting en alle sectoren van de economie, zowel de openbare als de particuliere, in voorkomend geval met inbegrip van openbare, particuliere en vrijwilligersorganisaties alsmede jeugdorganisaties;

b) te waarborgen dat deze activiteiten ertoe bijdragen:

- dat alle beschikbare middelen worden aangewend om de persoonlijke en beroepsmatige ontplooiing van de jongeren te stimuleren;

- dat ad hoc en tijdelijke structuren worden voorkomen, en

- dat erkende beroepskwalificaties ontstaan;

2. een beter gebruik te stimuleren van de mogelijkheden die voortvloeien uit meer gediversifieerde faciliteiten ter zake van beroepsadviezen en begeleiding tijdens de opleiding alsmede uit cooerdinatie daarvan met het oog op de continuïteit van een en ander;

3. de kennis omtrent de ontwikkeling van de arbeidsmarkt, met inbegrip van de wisselende eisen ter zake van geschiktheid en kwalificatie in de diverse sectoren, alsmede de kennis omtrent de arbeidsomstandigheden, in het bijzonder de gezondheid en de veiligheid, te verbeteren;

4. gelijke kansen te bevorderen, in het bijzonder door maatregelen waardoor meisjes in staat worden gesteld op voet van gelijkheid aan alle programma's in het kader van de beroepsopleiding deel te nemen en waardoor de overgang van opleiding naar beroep voor haar wordt vergemakkelijkt;

5. speciale aandacht te schenken aan jongeren die de meeste moeilijkheden hebben, met inbegrip van degenen die een handicap of een achterstand hebben, alsmede degenen die na het volbrengen van hun voltijdse leerplicht weinig of helemaal geen kwalificatie bezitten, zodat zij door opleiding een erkende kwalificatie kunnen verkrijgen en gemakkelijker de arbeidsmarkt kunnen betreden;

6. de ontwikkeling van creativiteit, initiatief en ondernemingsgeest van jongeren aan te moedigen. Dit houdt met name in dat vaardigheden en zelfvertrouwen worden aangekweekt, twee vereisten voor de toegang tot een met een erkende kwalificatie afgesloten opleiding die de overgang naar de arbeidsmarkt vergemakkelijken. In dit verband wordt speciaal gelet op de zin voor initiatief en het aanpassingsvermogen waarover de werknemers in het midden- en kleinbedrijf moeten beschikken. Artikel 3

Om de in artikel 1 beoogde doelstellingen te bereiken en de in artikel 2 bedoelde activiteiten van de Lid-Staten te steunen en aan te vullen, wordt door de Commissie een bijdrage geleverd met de volgende maatregelen, die ten doel hebben een communautaire dimensie te geven aan het opzetten en ten uitvoer leggen van het in de Lid-Staten gevoerde beleid ter zake van de beroepsopleiding. De Commissie legt daarbij in het bijzonder nadruk op de in punt 1 hieronder genoemde praktische maatregelen:

1. a) het opzetten van een Europees netwerk voor initiatieven op opleidingsgebied met koppeling van de projecten van de diverse Lid-Staten, zoals beschreven in artikel 2, punt 1, onder a), die de persoonlijke en beroepsmatige ontwikkeling van jongeren op cooeperatieve of geïntegreerde basis bevorderen door middel van maatregelen ter zake van beroepsvoorlichting, -onderwijs en -opleiding;

b) het verlenen van specifieke bijstand aan nieuwe projecten op het terrein van de voorlichting over de overgang van school naar beroepsopleiding en naar beroepsleven, met name aan die projecten bij de planning, organisatie en uitvoering waarvan de jongeren actief worden betrokken;

c) het verlenen van specifieke bijstand aan projecten die ondernemingsgeest, verantwoordelijkheidszin en creativiteit bij de jongeren aanmoedigen, met inbegrip van die projecten bij de planning, organisatie en uitvoering waarvan zij actief worden betrokken;

d) het uitwisselen van specialisten op het gebied van de beroepsopleiding;

e) het verlenen, voor zover nodig, van technische bijstand bij de tenuitvoerlegging van dit programma;

2. a) het doen van vergelijkend onderzoek naar bepaalde aspecten van het beroepsonderwijs en de -opleiding, met inbegrip van onderzoek naar het effect van de jeugdopleidingsprogramma's;

b) het onderzoeken van de ontwikkelingen op het terrein van de beroepskwalificaties;

c) het instellen van een onderzoek naar de tenuitvoerlegging van dit programma door de politieke beleidsmakers en de sociale partners; het voeren van een dialoog over de tenuitvoerlegging van dit programma tussen de politieke beleidsmakers en de sociale partners.

Bij de tenuitvoerlegging van dit programma verzekert de Commissie zich van de medewerking van het Europees Centrum voor de ontwikkeling van de beroepsopleiding, zulks onder de voorwaarden gesteld in Verordening (EEG) nr. 337/75 van de Raad van 10 februari 1975 houdende oprichting van een Europees Centrum voor de ontwikkeling van de beroepsopleiding (1).

Artikel 4

De Commissie dient vóór 1 januari 1990 een tussentijds verslag en vóór eind 1993 een eindverslag over de tenuitvoerlegging van dit programma in bij de Raad en het Europese Parlement, alsmede bij het Raadgevend Comité voor de beroepsopleiding, waarvan het statuut is vastgesteld bij Besluit 63/688/EEG (2), en bij het Onderwijscomité, ingesteld bij de resolutie van de Raad en van de ministers van Onderwijs, in het kader van de Raad bijeen, van 9 februari 1976 (3).

Gedaan te Brussel, 1 december 1987.

Voor de Raad

De Voorzitter

H. DYREMOSE

(1) PB nr. 63 van 20. 4. 1963, blz. 1338/63.

(2) PB nr. C 90 van 4. 4. 1987, blz. 4.

(3) Advies uitgebracht op 19 november 1987 (nog niet verschenen in het Publikatieblad).

(4) PB nr. C 180 van 8. 7. 1987, blz. 48.

(5) PB nr. C 1 van 3. 1. 1980, blz. 1.

(6) PB nr. C 193 van 20. 7. 1983, blz. 2.

(7) PB nr. L 199 van 31. 7. 1985, blz. 56.

(8) PB nr. C 340 van 31. 12. 1986, blz. 2.

(1) PB nr. L 39 van 13. 2. 1975, blz. 1.

(2) PB nr. 190 van 30. 12. 1963, blz. 3090/63.

(3) PB nr. C 38 van 19. 2. 1976, blz. 1.