31986D0365

86/365/EEG: Besluit van de Raad van 24 juli 1986 tot aanneming van het programma betreffende samenwerking tussen universiteit en onderneming inzake opleiding op het gebied van de technologie (COMETT)

Publicatieblad Nr. L 222 van 08/08/1986 blz. 0017


*****

BESLUIT VAN DE RAAD

van 24 juli 1986

tot aanneming van het programma betreffende samenwerking tussen universiteit en onderneming inzake opleiding op het gebied van de technologie (COMETT)

(86/365/EEG)

DE RAAD VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN,

Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Economische Gemeenschap, inzonderheid op de artikelen 128 en 235,

Gelet op Besluit 63/266/EEG van de Raad van 2 april 1963 houdende vaststelling van de algemene beginselen voor de toepassing van een gemeenschappelijk beleid met betrekking tot de beroepsopleiding (1), en inzonderheid op het tweede, zesde, zevende, negende en tiende beginsel,

Gezien het voorstel van de Commissie (2),

Gezien het advies van het Europese Parlement (3),

Gezien het advies van het Economisch en Sociaal Comité (4),

Overwegende dat de fundamentele beginselen van het gemeenschappelijk beroepsopleidingsbeleid, zoals neergelegd in het tweede beginsel van Besluit 63/266/EEG, met name gericht zijn op het op de grondslag van het algemeen vormend onderwijs zodanig ruim opzetten van de beroepsopleiding dat wordt voldaan aan de eisen die voortvloeien uit de technische vooruitgang en op het scheppen van een zo nauw mogelijke band tussen de verschillende vormen van beroepsopleiding en de diverse sectoren van het bedrijfsleven;

Overwegende dat niet vaststaat dat het Verdrag voorziet in de vereiste bevoegdheden voor het nemen van dit besluit, dat noodzakelijk blijkt om, in het kader van de gemeenschappelijke markt, de doelstellingen van de Gemeenschap en met name de harmonische ontwikkeling van de economische activiteit op het gehele grondgebied van de Gemeenschap, te verwezenlijken; dat het derhalve gewettigd is om, in het belang van de rechtszekerheid, ook van artikel 235 van het Verdrag gebruik te maken;

Overwegende dat de Raad bij zijn resolutie van 2 juni 1983 betreffende maatregelen inzake de beroepsopleiding op het gebied van de nieuwe informatietechnologieën (5), alsmede bij de resolutie van de Raad en de ministers van Onderwijs, in het kader van de Raad bijeen, van 19 september 1983, inzake maatregelen betreffende de invoering van de nieuwe informatietechnieken in het onderwijs (6), reeds heeft besloten tot actie van de Gemeenschap op dit gebied;

Overwegende dat de Raad in zijn conclusies van 7 juni 1984 betreffende de technologische ontwikkeling en sociale veranderingen (7) de Commissie heeft verzocht de samenwerking tussen het bedrijfsleven en de - met name hogere - opleidingsinstellingen uit te breiden, en waar nodig tot stand te brengen, om een betere initiële opleiding en nascholing te garanderen voor degenen wier arbeidsplaats door de technologische innovaties wordt bedreigd;

Overwegende dat de Raad reeds maatregelen heeft genomen ten einde de technologische samenwerking op het niveau van de Gemeenschap te versterken, inzonderheid bij zijn Besluiten 85/141/EEG (8), 85/195/EEG (9), 85/196/EEG (10) en 85/197/EEG (11) betreffende ESPRIT, biotechnologie, BRITE en het plan ter stimulering van de Europese wetenschappelijke en technische samenwerking en uitwisseling;

Overwegende dat de Europese Raad, op zijn bijeenkomst in maart 1985, herhaald hoezeer hij het van belang acht dat de technologische basis en het concurrentievermogen van de industrie worden versterkt en, in dit verband, de noodzaak beklemtoonde van een beter gebruik van het menselijk potentieel, met name door een verhoogde samenwerking tussen hoger onderwijs en industrie;

Overwegende dat de Raad en de ministers van Onderwijs, in het kader van de Raad bijeen, op 3 juni 1985 een gedachtenwisseling hebben gehouden over de voornaamste doelstellingen voor een onderling afgestemde actie op dit terrein;

Overwegende dat het Europese Parlement op 24 mei 1983 een resolutie goedkeurde over het concurrentievermogen van de industrie in de Gemeenschap (1), waarin het aandrong op grotere inspanningen op het gebied van de beroepsopleiding en de opleiding van het bedrijfsmanagement; dat deze resolutie een aanvulling vormt op de resolutie over de beroepsopleiding en de nieuwe informatietechnologieën (2) en andere resoluties, inzonderheid die welke betrekking hebben op het hoger onderwijs en de ontwikkeling van de universitaire samenwerking in de Europese Gemeenschap (3), op het communautair programma voor onderzoek en ontwikkeling op het gebied van de informatietechnologie (4) en op een plan tot stimulering van de Europese wetenschappelijke en technische samenwerking en uitwisseling (5);

Overwegende dat de Raad op 3 juni 1985 de resolutie heeft aangenomen betreffende gelijke kansen voor meisjes en jongens in het onderwijs (6); dat voor de ontwikkeling op communautair niveau van een strategie voor het menselijk potentieel op die grondslag een beroep moet worden gedaan op de vertegenwoordigers van beiderlei kunne;

Overwegende dat de exploitatie van de technologische ontwikkelingen in de industriële wereld zal afhangen van het aanpassingsvermogen, de kwalificaties en de ondernemingsgeest van de werknemers; dat het in dit verband dringend geboden is dat er op het niveau van de Gemeenschap passende politieke initiatieven worden ontwikkeld als aanvulling op de algemene strategie van de Gemeenschap voor een industrieel, O & O- en innovatiebeleid;

Overwegende dat de samenwerking tussen universiteit en onderneming op het gebied van de opleiding binnen de Lid-Staten zelf, inzonderheid op plaatselijk en regionaal niveau, moet worden ontwikkeld en moet worden gesteund door communautaire maatregelen; dat in dit verband de in de Lid-Staten bestaande instellingen hierbij zoveel mogelijk dienen te worden betrokken;

Na uitvoerig overleg ter zake, georganiseerd door de Commissie, en gezien met name het advies van het Raadgevend Comité voor de beroepsopleiding,

BESLUIT:

Artikel 1

Hierbij wordt voor een periode van vier jaar, te beginnen op 1 januari 1986, een programma vastgesteld ter versterking en stimulering van de samenwerking tussen universiteit en onderneming bij de opleiding, met inbegrip van de permanente bijscholing, op het gebied van de technologie, hierna te noemen COMETT-programma.

Het COMETT-programma behelst twee fasen: een voorbereidende fase (1986) en een operationele fase (1987-1989).

De nadere bijzonderheden van het COMETT-programma worden uiteengezet in de bijlage.

Artikel 2

Voor het COMETT-programma:

- wordt »universiteit" in algemene zin opgevat, omvattende alle soorten van post-middelbare onderwijs- en opleidingsinstellingen die, in voorkomend geval in het kader van een voortgezette opleiding, kwalificaties en diploma's op dat niveau verlenen, ongeacht de respectieve benamingen daarvan in de Lid-Staten;

- omvat »onderneming" in de hier gebruikte betekenis alle soorten van economische activiteit, zowel de grote als de kleine en middelgrote ondernemingen, ongeacht hun rechtsvorm en de wijze waarop de nieuwe technologieën worden toegepast.

Artikel 3

De doelstellingen van het COMETT-programma zijn de volgende:

a) het geven van een Europese dimensie aan de samenwerking tussen universiteit en onderneming op het gebied van de opleiding voor zover deze betrekking heeft op innovatie, ontwikkeling en toepassing van nieuwe technologieën;

b) het bevorderen van de gezamenlijke ontwikkeling van opleidingsprogramma's en de uitwisseling van ervaring alsmede van het optimale gebruik van de middelen inzake opleiding op communautair niveau;

c) het verbeteren van de opleidingsvoorzieningen op plaatselijk, regionaal en landelijk niveau met medewerking van de betrokken instanties en het aldus verlenen van een bijdrage tot de evenwichtige economische ontwikkeling van de Gemeenschap;

d) het verhogen van het niveau van de opleiding, ten einde de technologische ontwikkelingen en de maatschappelijke veranderingen bij te houden, het aanwijzen van de daaruit voortvloeiende prioriteiten in het huidige onderwijsstelsel die zowel in de Lid-Staten als op het niveau van de Gemeenschap een aanvullende actie behoeven, en het bevorderen van gelijke kansen voor mannen en vrouwen.

Artikel 4

Het bedrag dat noodzakelijk wordt geacht voor de tenuitvoerlegging van het COMETT-programma bedraagt 45 miljoen Ecu. Dit bedrag is bestemd voor de financiering van de verschillende steunmaatregelen en aanvullende maatregelen die in de bijlage worden uiteengezet.

Artikel 5

1. De Commissie legt het COMETT-programma ten uitvoer overeenkomstig de bepalingen in de bijlage.

2. De Commissie wordt in de uitvoering van deze taak bijgestaan door een comité. Dit comité, dat bestaat uit twee vertegenwoordigers per Lid-Staat, wordt door de Commissie ingesteld op de grondslag van voordrachten van de Lid-Staten.

De leden van het comité kunnen door deskundigen of adviseurs worden bijgestaan.

Het comité wordt voorgezeten door een vertegenwoordiger van de Commissie.

De beraadslagingen van het comité zijn vertrouwelijk. Het comité stelt zijn eigen reglement van orde vast. Het secretariaat van het comité wordt waargenomen door de Commissie.

3. De Commissie kan het comité raadplegen over alle aangelegenheden betreffende de tenuitvoerlegging van het COMETT-programma.

De Commissie stelt het comité geregeld in kennis van de overwogen projecten waarvoor het drempelbedrag, bedoeld in lid 4, onder b), niet wordt bereikt.

4. Het comité brengt advies uit over de volgende punten:

a) de algemene richtsnoeren voor het COMETT-programma; de algemene richtsnoeren voor de financiële steun die de Gemeenschap zal verstrekken (bedrag, duur en ontvangers van de steun); de vraagstukken met betrekking tot het algemene evenwicht van het COMETT-programma, met inbegrip van de verdeling over de verschillende soorten acties;

b) de wijze waarop de verschillende in de bijlage omschreven soorten projecten worden geselecteerd; de maatregelen waarmee een bijdrage van de Gemeenschap van meer dan 100 000 Ecu is gemoeid.

Indien het advies van het comité over een van de aspecten van de samenstelling van het COMETT-programma negatief is, wijzigt de Commissie haar oorspronkelijk ontwerp met inachtneming van het advies van het comité. Binnen twee maanden na de tweede indiening neemt de Commissie in laatste instantie een besluit tenzij - voor wat de onder a) genoemde onderwerpen betreft - een gekwalificeerde meerderheid van vertegenwoordigers van de Lid-Staten verzoekt om voorlegging van de kwestie aan de Raad. In dat geval kan de Raad binnen twee maanden een andersluidend besluit nemen. Bij het ontbreken van een dergelijk besluit, besluit de Commissie in laatste instantie.

5. Over de tenuitvoerlegging van het COMETT-programma legt de Commissie jaarlijks een verslag voor aan het Europese Parlement, aan de Raad, alsmede aan het bij Besluit 63/266/EEG ingestelde Raadgevend Comité voor de beroepsopleiding en aan het Onderwijscomité dat is opgericht bij de Resolutie van de Raad en de ministers van Onderwijs, in het kader van de Raad bijeen, op 9 februari 1976 (1).

6. De Commissie ziet erop toe dat het COMETT-programma wordt afgestemd op de andere reeds geplande onderzoeks- en ontwikkelingsactiviteiten van de Gemeenschap.

Artikel 6

Vóór 31 oktober 1988 zal de Commissie aan het Europese Parlement, de Raad en het Economisch en Sociaal Comité een verslag voorleggen over de bij de uitvoering van het COMETT-programma opgedane ervaring, dat in voorkomend geval vergezeld gaat van een voorstel betreffende de wijze van voortzetting van dat programma.

De Raad zal vóór 31 oktober 1989, na raadpleging van het Europese Parlement en het Economisch en Sociaal Comité, een besluit nemen over dit voorstel.

Vóór 31 december 1988 zal de Raad in het licht van bovengenoemd verslag het in artikel 4 genoemde bedrag opnieuw evalueren.

Gedaan te Brussel, 24 juli 1986.

Voor de Raad

De Voorzitter

A. CLARK

(1) PB nr. 63 van 20. 4. 1963, blz. 1338/63.

(2) PB nr. C 234 van 13. 9. 1985, blz. 3.

(3) PB nr. C 345 van 31. 12. 1985, blz. 414.

(4) PB nr. C 344 van 31. 12. 1985, blz. 4.

(5) PB nr. C 166 van 25. 6. 1983, blz. 1.

(6) PB nr. C 256 van 24. 9. 1983, blz. 1.

(7) PB nr. C 184 van 11. 7. 1984, blz. 1.

(8) PB nr. L 55 van 23. 2. 1985, blz. 1.

(9) PB nr. L 83 van 25. 3. 1985, blz. 1.

(10) PB nr. L 83 van 25. 3. 1985, blz. 8.

(11) PB nr. L 83 van 25. 3. 1985, blz. 13.

(1) PB nr. C 135 van 24. 5. 1983, blz. 27.

(2) PB nr. C 161 van 20. 6. 1983, blz. 32.

(3) PB nr. C 104 van 16. 4. 1984, blz. 48.

(4) PB nr. C 13 van 17. 1. 1983, blz. 216.

(5) PB nr. C 315 van 26. 11. 1984, blz. 116.

(6) PB nr. C 116 van 5. 7. 1985, blz. 1.

(1) PB nr. C 38 van 19. 2. 1976, blz. 1.

BIJLAGE

1. Het COMETT-programma bestaat uit een reeks transnationaal opgezette maatregelen die erop gericht zijn om, als antwoord op de technologische ontwikkelingen en de maatschappelijke veranderingen, de samenwerking tussen universiteit en onderneming in Europees verband op het gebied van de initiële opleiding en permanente bijscholing te versterken en te stimuleren.

Deze maatregelen zijn bedoeld voor personen in opleiding, met inbegrip van pas afgestudeerden, alsmede voor personeel in actieve dienst, met inbegrip van de sociale partners en de betrokken opleiders.

2. In het kader van het COMETT-programma worden de projecten die voor steun van de Gemeenschap in aanmerking komen, met name uitgekozen naar gelang zij een stimulans en een model vormen, alsmede bijdragen tot de versterking van de Europese identiteit en tot een verdieping van de samenwerking tussen universiteit en onderneming op het gebied van de opleiding.

De selectie staat los van de deelneming van de betrokken ondernemingen aan de communautaire onderzoeks- en ontwikkelingsactiviteiten en houdt in het bijzonder rekening met de opleidingsbehoeften van kleine en middelgrote ondernemingen.

3. In het kader van het COMETT-programma zullen de volgende maatregelen ten uitvoer worden gelegd:

A. Europees netwerk

a) Totstandbrenging en ontwikkeling van een Europees netwerk voor samenwerkingsverbanden op opleidingsgebied tussen universiteit en onderneming met het oog op transnationale samenwerking, met name op de volgende gebieden: het organiseren van opleidingsstages in ondernemingen, uitwisseling van personeel, van personen in opleiding en van opleiders uit andere Lid-Staten; het ontwikkelen van gezamenlijke transnationale samenwerkingsprojecten op het gebied van de opleiding; technische bijstand, follow-up en evaluatie op communautair niveau.

Een essentieel criterium voor de keuze van de samenwerkingsverbanden die aan het Europese netwerk zullen deelnemen, is de vraag of zij in staat zijn om in samenwerking met de betrokken overheidsorganen en -instellingen te voldoen aan de specifieke plaatselijke, regionale en landelijke opleidingsbehoeften door middel van activiteiten zoals de uitwisseling van personeel, van personen in opleiding en van opleiders; opleidingsstages in ondernemingen; het gezamenlijk ontwikkelen en produceren van onderwijsmiddelen, herscholings- en bijscholingsprogramma's voor geschoold personeel van ondernemingen, meer in het bijzonder de kleine en middelgrote ondernemingen, en voor de opleiders.

b) De Commissie verleent haar technische bijstand bij de instelling en het beheer van het netwerk, en steunt daarbij zoveel mogelijk op de bestaande instellingen in de Lid-Staten.

c) De Gemeenschap verleent financiële steun aan de activiteiten van de gekozen samenwerkingsverbanden met een Europese dimensie. Deze forfaitaire steun mag niet meer bedragen dan 50 % van de in aanmerking komende kosten, met een maximum van 50 000 Ecu per jaar en per samenwerkingsverband.

d) De vrij te maken middelen voor alle activiteiten van het onderhavige punt mogen in totaal niet meer bedragen dan 17 % van het geheel van de voor het COMETT-programma bestemde middelen, onder voorbehoud - voor het onderhavige punt, alsmede voor de punten B tot en met E - van de eventuele wijzigingen die voortvloeien uit de uitvoering van het COMETT-programma.

B. Transnationale uitwisseling

a) Specifieke steun (1) om ten gunste van alle Lid-Staten de transnationale uitwisseling van personen in opleiding, met inbegrip van pas afgestudeerden, alsmede van personeel van universiteiten en medewerkers van ondernemingen te bevorderen, door toekenning van:

i) beurzen aan personen in opleiding, met inbegrip van pas afgestudeerden, die een opleidingsperiode doorbrengen in ondernemingen welke in een andere Lid-Staat gevestigd zijn;

ii) beurzen voor personeel van universiteiten dat ter beschikking wordt gesteld van ondernemingen in een andere Lid-Staat;

iii) beurzen voor personeel van ondernemingen en bedrijfsleven dat ter beschikking wordt gesteld van universiteiten in een andere Lid-Staat.

b) De financiële steun van de Gemeenschap wordt beperkt tot de kosten die rechtstreeks verband houden met de punten i), ii), iii): directe en indirecte verplaatsingskosten van de bursalen, kosten voor de voorbereiding, de controle en de organisatie van de ten uitvoer gelegde acties alsmede, in voorkomend geval, de kosten voor de bijscholing van de begunstigden op het gebied van talenkennis. Deze forfaitaire steun mag in de regel niet meer bedragen dan 4 000 Ecu per begunstigde uit hoofde van punt i) en 12 000 Ecu per begunstigde uit hoofde van de punten ii en iii).

c) De totale steun die uit hoofde van het onderhavige punt wordt uitgetrokken, mag niet meer bedragen dan 50 % van het geheel van de voor het COMETT-programma bestemde middelen.

C. Gemeenschappelijke projecten voor permanente bijscholing

a) Steun voor het ontwerpen, ontwikkelen en uittesten op Europees niveau van gemeenschappelijke projecten voor permanente bijscholing die door verschillende ondernemingen in samenwerking met de betrokken universiteiten worden opgezet in de sectoren waar de nieuwe technologieën een rol spelen.

Steun voor permanente bijscholingscursussen met het oog op een snelle verspreiding, in universiteit en onderneming, van de onderzoeks- en ontwikkelingsresultaten op het gebied van de nieuwe technologieën.

b) De financiële bijdrage van de Gemeenschap bedraagt niet meer dan 42 % van de kosten van het ontwerpen en realiseren van gemeenschappelijke projecten voor permanente bijscholing - met een maximum van 500 000 Ecu per project - en de huishoudelijke kosten van de opleidingscursussen.

D. Multilaterale initiatieven voor de ontwikkeling van multimediale opleidingssystemen

a) Steun aan multilaterale initiatieven inzake multimediale opleidingssystemen waarbij gebruik wordt gemaakt van de nieuwe informatie- en communicatietechnieken, in voorkomend geval met inbegrip van televisie, meer in het bijzonder voor de opleiding van opleiders en personeel van ondernemingen.

b) De financiële bijdrage van de Gemeenschap wordt beperkt tot 50 % van het totaal van de uitgaven voor de initiatieven van het onderhavige punt, met een maximum van 400 000 Ecu per project.

De totale steun uit hoofde van de punten C en D bedraagt niet meer dan 30 % van het geheel van de voor het COMETT-programma bestemde financiële middelen.

E. Door de Commissie ten uitvoer gelegde aanvullende maatregelen

a) Deze maatregelen zijn gericht op:

i) uitwisseling van informatie en ervaring;

ii) analyse en follow-up van de ontwikkeling van de kwalificaties ten opzichte van de nieuwe technologieën;

iii) een beter wederzijds begrip van de hindernissen die de ontwikkeling van de samenwerking tussen universiteit en onderneming op het gebied van voortgezette opleiding in de weg staan, met het oog op de versterking van deze samenwerking.

b) De uitgaven voor het onderhavige punt bedragen niet meer dan 3 % van het totaal van de voor het COMETT-programma bestemde middelen.

(1) Het aantal personen dat in aanmerking komt voor deze steun wordt geraamd op maximaal 10 000 voor punt i), 350 voor punt ii) en 350 voor punt iii).