31985R3472

Verordening (EEG) nr. 3472/85 van de Commissie van 10 december 1985 betreffende de aankoop en opslag van olijfolie door de interventiebureaus

Publicatieblad Nr. L 333 van 11/12/1985 blz. 0005 - 0009
Bijzondere uitgave in het Fins: Hoofdstuk 3 Deel 19 blz. 0228
Bijzondere uitgave in het Spaans: Hoofdstuk 03 Deel 39 blz. 0124
Bijzondere uitgave in het Zweeds: Hoofdstuk 3 Deel 19 blz. 0228
Bijzondere uitgave in het Portugees: Hoofdstuk 03 Deel 39 blz. 0124


*****

VERORDENING (EEG) Nr. 3472/85 VAN DE COMMISSIE

van 10 december 1985

betreffende de aankoop en opslag van olijfolie door de interventiebureaus

DE COMMISSIE VAN DE EUROPESE

GEMEENSCHAPPEN,

Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Economische Gemeenschap,

Gelet op Verordening nr. 136/66/EEG van de Raad van 22 september 1966 houdende de totstandbrenging van een gemeenschappelijke ordening der markten in de sector oliën en vetten (1), laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EEG) nr. 231/85 (2), en met name op artikel 12, lid 4,

Overwegende dat de interventieprijs aan de olijfolieproducenten een prijs moet garanderen die zo dicht mogelijk bij de marktrichtprijs ligt; dat dit doel kan worden bereikt door de vaststelling van een interventieregeling voor die olie die het voornaamste deel van de produktie uitmaakt en die kan worden opgeslagen; dat echter olie die moeilijk te verhandelen is van deze garantie dient te worden uitgesloten;

Overwegende dat bij de vaststelling van de minimumkwaliteit waaraan de aangeboden olie op straffe van weigering door het interventiebureau moet voldoen, rekening moet worden gehouden met enerzijds het aandeel van de verschillende kwaliteiten in de totale produktie van olijfolie van eerste persing en met de produktiestructuur en anderzijds met de handelsgebruiken in het groothandelsstadium, waarvoor de interventieprijs wordt vastgesteld;

Overwegende dat de nodige maatregelen moeten worden vastgesteld om zekerheid te kunnen krijgen omtrent de oorsprong van het voor interventie aangeboden produkt;

Overwegende dat, aangezien interventie uitsluitend is toegestaan voor de in de punten 1 en 4 van de bijlage bij Verordening nr. 136/66/EEG bedoelde soorten olijfolie, voor de goede werking van de interventieregeling moet worden vastgelegd welke analysemethoden moeten worden gebruikt om te garanderen dat het voor interventie aangeboden produkt beantwoordt aan de definities van bovenbedoelde soorten;

Overwegende dat, gelet op de handelsgebruiken, het maximumehalte aan water en onzuiverheden moet worden bepaald, alsmede het gehalte bij overschrijding waarvan kortingen op het gewicht worden toegepast;

Overwegende dat met inachtneming van de waardeverhoudingen op de communautaire markt de schaal van toeslagen en kortingen moet worden vastgesteld, die dient voor de aanpassing van de aankoopprijs naar gelang van de waarde van de verschillende kwaliteiten olie die voor interventie kunnen worden aangeboden; dat, met het oog op een correcte toepassing van de toeslagen en kortingen, door middel van analyses door erkende gespecialiseerde instellingen en laboratoria moet worden nagegaan of deze kwaliteiten de bijzondere kenmerken vertonen die daaraan eigen zijn;

Overwegende dat de interventiebureaus, overeenkomstig artikel 12 van Verordening nr. 136/66/EEG, rekening moeten houden met eventuele wijzigingen van de kosten die voor de verkoper voortvloeien uit het vervoer van de olie naar een andere plaats dan die welke hij heeft aangewezen; dat de voorwaarden moeten worden vastgesteld waaronder genoemd artikel wordt toegepast;

Overwegende dat olijfolie tijdens de opslag een zekere waardevermindering kan ondergaan; dat deze waardevermindering zoveel mogelijk moet worden beperkt; dat derhalve bepaalde minimumnormen voor de opslag van door de interventiebureaus aangekochte olie moeten worden vastgesteld;

Overwegende dat het met het oog op een goed beheer van de interventievoorraden en voor controledoeleinden nodig is aan iedere olijfolieopslagplaats de verplichting op te leggen een dagelijkse voorraadboekhouding te voeren; dat ook nader moet worden aangegeven welke controles en taken de Lid-Staten in dat verband moeten uitvoeren;

Overwegende dat voor de duidelijkheid Verordening (EEG) nr. 2942/80 van de Commissie (3) dient te worden ingetrokken en te worden vervangen door deze verordening;

Overwegende dat de in deze verordening vervatte maatregelen in overeenstemming zijn met het advies van het Comité van beheer voor oliën en vetten,

HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING

VASTGESTELD:

Artikel 1

Interventie uit hoofde van artikel 12, lid 1, van Verordening nr. 136/66/EEG is uitsluitend toegestaan voor de in de punten 1 en 4 van de bijlage bij voornoemde verordening bedoelde olijfolie, met uitzondering van olijfolie waarvan het gehalte aan water en onzuiverheden meer bedraagt dan:

- 1 % voor olijfolie van de eerste persing,

- 2 % voor olie van afvallen van olijven.

Voor bij de eerste persing verkregen olijfolie voor verlichting en olie uit afvallen van olijven is interventie slechts toegestaan voor olie waarvan het gehalte aan vrije vetzuren, uitgedrukt in oliezuur, niet hoger is dan 12 % voor bij de eerste persing verkregen olie voor verlichting en 15 % voor olie uit afvallen van olijven.

Artikel 2

1. De in artikel 1 bedoelde olijfolie van oorsprong uit de Gemeenschap kan aan het interventiebureau worden aangeboden door elke natuurlijke persoon of rechtspersoon die aantoont dat hij de eerste eigenaar van de geproduceerde olie is. De aanbieding wordt slechts in aanmerking genomen, wanneer de aanbieder bewijst dat de betrokken olie in de Gemeenschap is voortgebracht.

2. Het bewijs dat de ter interventie aangeboden olijfolie van oorsprong uit de Gemeenschap is en dat de aanbieder de eerste eigenaar ervan is, wordt met name geleverd aan de hand van de in artikel 9, lid 2, van Verordening (EEG) nr. 3061/84 van de Commissie (1) bedoelde voorraadboekhouding van de oliefabrieken en in het geval van olie van afvallen van olijven aan de hand van de boekhouding van de industrieën die zich met de extractie van die olie bezighouden.

3. Iedere aangeboden partij moet ten minste uit de hierna volgende hoeveelheden bestaan:

- 500 kg indien de aangeboden olie behoort tot een van de kwaliteitsklassen, vermeld in punt 1, sub a) of b), van de bijlage bij Verordening nr. 136/66/EEG,

- 1 000 kg indien de aangeboden olie behoort tot de kwaliteitsklasse, vermeld in punt 1, sub c), van dezelfde bijlage,

- 2 000 kg indien de aangeboden olie behoort tot de kwaliteitsklasse, vermeld in punt 1, sub d), van dezelfde bijlage of indien de aangeboden hoeveelheid onderverdeeld is in twee of meer partijen die behoren tot verschillende kwaliteitsklassen, vermeld in punt 1 van dezelfde bijlage,

- 5 000 kg indien de aangeboden olie behoort tot de kwaliteitsklasse, vermeld in punt 4 van dezelfde bijlage.

4. De aanbieding wordt slechts aanvaard indien het interventiebureau

a) aan de hand van de in de bijlagen VII en VIII bij Verordening (EEG) nr. 1058/77 van de Commissie (2) beschreven methoden heeft geconstateerd dat de aangeboden olie geen opnieuw veresterde olie of olie van een andere soort bevat;

b) indien het olijfolie betreft die is bedoeld in punt 1 van de bijlage bij Verordening nr. 136/66/EEG, heeft geconstateerd dat de aangeboden olijfolie geen olie bevat die de in punt 3 van bijlage I bij Verordening (EEG) nr. 1058/77 omschreven kenmerken vertoont; deze kenmerken worden bepaald volgens de in bijlage V bij laatstgenoemde verordening beschreven methode.

De bepalingen van de eerste alinea zijn, behalve in geval van twijfel omtrent de aard van de aangeboden olie, niet van toepassing op partijen van 5 ton of minder.

De analyses in de zin van de eerste alinea en van artikel 3, lid 2, tweede alinea, worden uitgevoerd in door de betrokken Lid-Staat erkende laboratoria die niet van de interventiebureaus afhangen evenmin als van de opslagbedrijven, voor zover die door het interventiebureau met de interventieverrichtingen belast zijn.

5. Voor bij de eerste persing verkregen olijfolie, andere dan voor verlichting, kan de offerte slechts worden aanvaard, nadat het interventiebureau heeft geverifieerd of de organoleptische kenmerken overeenkomen met die welke in de bijlage bij Verordening nr. 136/66/EEG zijn vastgesteld. De verificatie moet worden verricht door een instelling die door de betrokken Lid-Staat is erkend en die niet van de interventiebureaus afhangt, evenmin als van de opslagbedrijven, voor zover die door het interventiebureau met de interventieverrichtingen belast zijn.

Wanneer een Lid-Staat een dergelijke instelling niet heeft erkend, kan bij besluit van de Commissie de toeslag voor bij de eerste persing verkregen olijfolie van de betrokken Lid-Staat worden opgeschort.

6. Indien het interventiebureau constateert dat de ter interventie aangeboden olie niet voldoet aan de kwaliteitsklasse waarin deze olie wordt aangeboden, kan de betrokken aanbieding worden ingetrokken.

In dat geval zijn de eventuele kosten voor de inslag, de opslag en de uitslag van de aangeboden olie ten laste van de aanbieder.

Artikel 3

1. De aankoopprijs is de eventueel overeenkomstig artikel 5 aangepaste prijs die geldt op de dag van levering voor goederen franco opslagplaats, niet gelost, met inachtneming van de in deze verordening vastgestelde toeslagen en kortingen.

2. De aanpassing van de aankoopprijs geschiedt door toepassing op de interventieprijs van de in de bijlage vermelde toeslagen en kortingen.

De aanpassingen die zijn vastgesteld voor andere oliën verkregen bij de eerste persing dan olie voor verlichting, kunnen slechts worden toegestaan voor olie waarvan is geconstateerd dat de kenmerken ervan overeenkomen met de in bijlage I bij Verordening (EEG) nr. 1058/77 en in de bijlage bij Verordening nr. 136/66/EEG omschreven kenmerken.

Voor spijsolie verkregen bij de eerste persing vindt het onderzoek van de organoleptische kenmerken plaats volgens een communautaire procedure.

In afwachting van de vaststelling van deze procedure voeren de Lid-Staten dit onderzoek uit overeenkomstig nationale procedures.

3. De betaling geschiedt voor de geleverde hoeveelheid olie, na aftrek van het gewicht aan water en onzuiverheden boven 0,2 % voor olijfolie verkregen bij de eerste persing en boven 0,5 % voor olie uit afvallen van olijven.

4. De betaling van door het interventiebureau aangekochte olie vindt plaats binnen een termijn die ingaat op de honderdtwintigste dag na de datum van de overneming van de olie door het interventiebureau en eindigt op de honderdveertigste dag na die datum.

Artikel 4

1. Elke aanbieding voor interventie geschiedt door middel van een schriftelijke aanvraag bij het interventiebureau van de Lid-Staat waar de olie zich bevindt.

2. Het interventiebureau aanvaardt het aanbod zo spoedig mogelijk en geeft de nodige aanwijzingen omtrent de overnemingsvoorwaarden.

Artikel 5

1. In zijn aanbieding vermeldt de aanbieder van de olie het interventiecentrum waaraan hij wenst te leveren, alsmede de plaats waar de olie is opgeslagen op het tijdstip waarop de aanbieding wordt gedaan.

2. Het interventiebureau bepaalt de plaats van overneming van de olie. Indien, op verzoek van het interventiebureau, de levering geschiedt:

- in een ander centrum dan het in de aanbieding vermelde centrum, wordt bij de betaling van de olie rekening gehouden met de eventuele stijging van de vervoerkosten die daaruit voor de verkoper is voortgevloeid;

- op een andere plaats dan een interventiecentrum, wordt bij de betaling van de olie rekening gehouden met de stijging of daling van de vervoerkosten die daaruit voor de verkoper is voortgevloeid.

3. Het interventiebureau wijst een andere plaats van levering aan dan het door de aanbieder van de olie aangeduide centrum, indien dit centrum op het ogenblik van de transactie onvoldoende opslagruimte heeft voor het betrokken produkt of niet voldoende waarborgen biedt voor een goede bewaring van de produkten die zich in interventie bevinden.

Van de plaatsen die aan de voorwaarden inzake opslagcapaciteit en goede bewaring voldoen, wordt door het interventiebureau als plaats van levering de plaats aangewezen waarvoor de uitgaven die voortvloeien uit de opslagkosten en de stijging van de vervoerkosten, het laagst zijn.

Artikel 6

In de zin van deze verordening wordt verstaan onder:

- opslagplaats: een pakhuis dat is ingericht voor de ontvangst en de opslag van een of meer partijen olijfolie en dat een bedrijfsonderdeel van een interventiecentrum vormt,

- partij: een hoeveelheid olijfolie van dezelfde kwaliteit die door dezelfde natuurlijke of rechtspersoon ter interventie wordt aangeboden en zich in dezelfde recipiënt bevindt,

- partij voor opslag: een hoeveelheid olijfolie, met het oog op de opslag en de verkoop samengesteld uit een of meer partijen van dezelfde kwaliteit.

Artikel 7

1. Iedere opslagplaats waar zich olijfolie in interventie bevindt moet over een zodanige inrichting, capaciteit en uitrusting beschikken dat de ontvangst, de aankoop, de opslag, het interne transport en de verkoop van de olie in goede omstandigheden kunnen verlopen.

De olijfolierecipiënten moeten een binnenbekleding hebben die de goede bewaring van de olijfolie garandeert; deze recipiënten mogen niet rechtstreeks aan zonlicht blootstaan.

2. Het is verboden in opslagplaatsen waar zich olijfolie in interventie bevindt, andere dan uit olijven bereide oliën en vetten in of op te slaan.

De opslag van olijfolie in interventie moet gescheiden geschieden van andere olijfolie en mag niet gebeuren in opslagplaatsen welke zich bevinden binnen de omheining van ondernemingen die olijfolie raffineren of die deze uit afvallen van olijven extraheren.

3. Voor en in iedere opslagplaats waar zich olijfolie in interventie bevindt, voert het interventiebureau of het opslagbedrijf een dagelijkse voorraadboekhouding die minstens de volgende gegevens bevat:

a) hoeveelheid, kwaliteit, plaats en eigenaar van iedere partij ter interventie aangeboden olijfolie, alsook een afschrift van de leveringsbon of het ontvangstbewijs;

b) voor iedere aangekochte partij, de aankoopfactuur, zodra deze beschikbaar is, alsook een afschrift van het analysecertificaat;

c) kwaliteit, hoeveelheid en plaats van iedere, al dan niet reeds volledig samengestelde voor opslag bestemde partij, met opgave van de sub b) bedoelde oorspronkelijke partijen en de eventuele indelingen in een lagere kwaliteitsklasse van de partij;

d) de verplaatsingen van de olie en de residuen binnen de opslagplaats;

e) voor iedere uitgeslagen partij, een afschrift van het uitslagbewijs en van de verkoopfactuur, zodra deze beschikbaar is, alsook, in voorkomend geval, een afschrift van het analysecertificaat als bedoeld in artikel 11 van Verordening (EEG) nr. 2960/77 van de Commissie (1);

f) hoeveelheid en plaats van iedere samengestelde partij olieresiduen.

Wanneer in een interventieopslagplaats ook olijfolie die zich niet in interventie bevindt, opgeslagen wordt, wordt voor zulke olie een afzonderlijke voorraadboekhouding gevoerd.

Artikel 8

1. Met de aangekochte partijen olie worden partijen voor de opslag samengesteld. Bij de samenstelling van voor opslag bestemde partijen moeten in het bijzonder bij spijsolie de belangrijkste beoordelingskenmerken van de oorspronkelijke partijen behouden worden.

2. De hoeveelheid van elke opgeslagen partij moet, tenzij er geen olie beschikbaar is, groter zijn dan navolgende hoeveelheden:

1.2 // // (in ton) // - Bij de eerste persing verkregen olijfolie (spijsolie): // 10, // - Bij de eerste persing verkregen olijfolie, voor verlichting (lampolie): // 20, // - Olie uit afvallen van olijven: // 20.

3. Zodra een partij voor de opslag is samengesteld, worden van de partij drie representatieve monsters van 250 g olijfolie verzegeld aan het interventiebureau bezorgd om dit in staat te stellen de olie van iedere partij te herkennen.

4. Voor een goede bewaring van de olie moet iedere opgeslagen partij in de eerste zes maanden van de opslag minstens driemaal worden overgetankt of, wanneer het niet om spijsolie gaat, driemaal worden afgetapt.

5. De partijen olijfolie die zich in interventie bevinden, moeten permanent worden opgeslagen in de opslagplaats waar de overneming plaatsvond. Zij mogen slechts om gewichtige redenen na machtiging van het interventiebureau naar een andere opslagplaats worden overgebracht.

Artikel 9

1. De betrokken Lid-Staten controleren regelmatig bij ieder interventiecentrum en in elke opslagplaats:

- de verrichtingen in verband met de aankoop, de opslag en de verkoop van de olie,

- de voorraadsituatie,

- de voorraadboekhouding,

- de ontwikkeling van de kwaliteit der opgeslagen partijen olie.

2. Wanneer het interventiebureau opslagbedrijven met de interventieverrichtingen belast, gaat het door middel van steekproeven na of de opgeslagen olie en de in artikel 8, lid 3, genoemde monsters met elkaar overeenstemmen.

3. De Lid-Staten verrichten aan het begin van ieder verkoopseizoen een analyse van alle partijen spijsolie. De resultaten van deze analyses worden uiterlijk op 31 januari van ieder verkoopseizoen aan de Commissie medegedeeld.

Na onderzoek van deze resultaten gaat de Commissie eventueel over tot indeling in een lagere kwaliteitsklasse van de olie die niet meer de kenmerken bezit van de kwaliteit die zij bij inslag door de interventiebureaus had, en deelt de lagere indeling aan de betrokken Lid-Staten mee.

4. Naast de in de leden 1, 2 en 3 bedoelde maatregelen, treffen de Lid-Staten alle overige maatregelen die nodig zijn om de goede bewaring van de olijfolie, waarvoor interventie heeft plaatsgevonden, te waarborgen.

Artikel 10

Onverminderd het bepaalde in Verordening (EEG) nr. 729/70 van de Raad (1) kunnen ambtenaren van de Commissie met het oog op de cooerdinatie van bepaalde werkzaamheden en op een beter beheer van de interventievoorraden deelnemen aan:

- de werkzaamheden van de instellingen en laboratoria die met de in de artikelen 2 en 3 bedoelde analyses en onderzoekingen belast zijn;

- het toezicht op de in artikel 9 bedoelde opslagvoorwaarden.

Artikel 11

De Lid-Staten stellen de Commissie in kennis van de ter uitvoering van deze verordening getroffen maatregelen.

Artikel 12

Verordening (EEG) nr. 2942/80 wordt ingetrokken.

Artikel 13

Deze verordening treedt in werking op de dag van haar bekendmaking in het Publikatieblad van de Europese Gemeenschappen.

Artikel 7, lid 1, tweede alinea, en artikel 2, lid 4, derde alinea, zijn evenwel van toepassing met ingang van 1 november 1986.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke Lid-Staat.

Gedaan te Brussel, 10 december 1985.

Voor de Commissie

Frans ANDRIESSEN

Vice-Voorzitter

(1) PB nr. 172 van 30. 9. 1966, blz. 3025/66.

(2) PB nr. L 26 van 31. 1. 1985, blz. 12.

(3) PB nr. L 305 van 14. 11. 1980, blz. 23.

(1) PB nr. L 288 van 1. 11. 1984, blz. 52.

(2) PB nr. L 128 van 24. 5. 1977, blz. 6.

(1) PB nr. L 348 van 30. 12. 1977, blz. 46.

(1) PB nr. L 94 van 28. 4. 1970, blz. 13.

BIJLAGE

(Ecu/100 kg)

1.2.3 // // // // Benaming en kwaliteit in de zin van de bijlage bij Verordening nr. 136/66/EEG (de zuurheidsgraad geeft het gehalte aan vrije vetzuren aan, uitgedrukt in gram oliezuur per 100 gram olie) // Toeslag // Korting // // // // Olie verkregen bij eerste persing, extra // 17,29 // - // Olie verkregen bij eerste persing, fijn // 12,09 // - // Olie verkregen bij eerste persing, halffijn // - // - // Olie verkregen bij eerste persing, voor verlichting 1° // // 8,14 // Andere oliën verkregen bij eerste persing voor verlichting: - met een zuurheidsgraad van meer dan 1°, doch niet meer dan 8° // // de korting wordt met 0,32 Ecu verhoogd voor elke 1/10 zuurheidsgraad meer // - met een zuurheidsgraad van meer dan 8° // // de korting wordt met 0,35 Ecu verhoogd voor elke 1/10 zuurheidsgraad meer // Olie van afvallen van olijven, met een zuurheidsgraad van hoogstens 5° // // 123 // Andere olie van afvallen van olijven: - met een zuurheidsgraad van meer dan 5°, doch niet meer dan 8° // // de korting wordt met 0,17 Ecu verhoogd voor elke 1/10 zuurheidsgraad meer // - met een zuurheidsgraad van meer dan 8° // // de korting wordt met 0,20 Ecu verhoogd voor elke 1/10 zuurheidsgraad meer // // //