31977L0452

Richtlijn 77/452/EEG van de Raad van 27 juni 1977 inzake de onderlinge erkenning van de diploma's, certificaten en andere titels van verantwoordelijk algemeen ziekenverpleger, tevens houdende maatregelen tot vergemakkelijking van de daadwerkelijke uitoefening van het recht van vestiging en vrij verrichten van diensten

Publicatieblad Nr. L 176 van 15/07/1977 blz. 0001 - 0007
Bijzondere uitgave in het Fins: Hoofdstuk 6 Deel 1 blz. 0198
Bijzondere uitgave in het Grieks: Hoofdstuk 06 Deel 1 blz. 0251
Bijzondere uitgave in het Zweeds: Hoofdstuk 6 Deel 1 blz. 0198
Bijzondere uitgave in het Spaans: Hoofdstuk 06 Deel 2 blz. 0003
Bijzondere uitgave in het Portugees: Hoofdstuk 06 Deel 2 blz. 0003


++++

RICHTLIJN VAN DE RAAD

van 27 juni 1977

inzake de onderlinge erkenning van de diploma's , certificaten en andere titels van verantwoordelijk algemeen ziekenverpleger , tevens houdende maatregelen tot vergemakkelijking van de daadwerkelijke uitoefening van het recht van vestiging en vrij verrichten van diensten

( 77/452/EEG )

DE RAAD VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN ,

Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Economische Gemeenschap , inzonderheid op de artikelen 49 , 57 , 66 en 235 ,

Gezien het voorstel van de Commissie ,

Gezien het advies van het Europese Parlement ( 1 ) ,

Gezien het advies van het Economisch en Sociaal Comité ( 2 ) ,

Overwegende dat krachtens het Verdrag ieder verschil in behandeling op grond van nationaliteit inzake vestiging en het verrichten van diensten sedert het einde van de overgangsperiode is verboden ; dat het aldus verwezenlijkte beginsel met name ook van toepassing is op de afgifte van een vergunning die eventueel vereist is voor de toegang tot de werkzaamheden van de verantwoordelijke algemene ziekenverpleger alsmede op de inschrijving of aansluiting bij beroeps - of bedrijfsorganisaties ;

Overwegende dat het evenwel dienstig lijkt zekere bepalingen vast te stellen ter vergemakkelijking van de daadwerkelijke uitoefening van het recht van vestiging en vrij verrichten van diensten van de verantwoordelijke algemene ziekenverpleger ;

Overwegende dat de Lid-Staten krachtens het Verdrag verplicht zijn geen enkele vorm van steun te verlenen waardoor de vestigingsvoorwaarden kunnen worden vervalst ;

Overwegende dat artikel 57 , lid 1 , van het Verdrag de vaststelling voorschrijft van richtlijnen inzake de onderlinge erkenning van diploma's , certificaten en andere titels ;

Overwegende dat het gewenst lijkt dat , tegelijk met de onderlinge erkenning van de diploma's , wordt voorzien in de coordinatie van de voorwaarden voor de opleiding van de verantwoordelijke algemene ziekenverpleger ; dat deze coordinatie wordt geregeld in Richtlijn 77/453/EEG ( 3 ) ;

Overwegende dat verscheidene Lid-Staten voor de toegang tot en de uitoefening van de werkzaamheden van de verantwoordelijke algemene ziekenverpleger bij de wet het bezit van een diploma ziekenverpleging verplicht stellen ; dat in sommige andere Lid-Staten , waar deze voorwaarde niet geldt , het recht tot het voeren van de titel van verantwoordelijk algemeen ziekenverpleger desalniettemin wettelijk geregeld is ;

Overwegende dat , aangezien een richtlijn inzake de onderlinge erkenning van de diploma's niet noodzakelijkerwijze de materiële gelijkwaardigheid inhoudt van de opleidingen waarop deze diploma's betrekking hebben , het voeren van de opleidingstitel uitsluitend in de taal van de Lid-Staat van oorsprong of herkomst dient te worden toegestaan ;

Overwegende dat de Lid-Staten , om de toepassing van deze richtlijn door hun nationale administraties te vergemakkelijken , kunnen bepalen dat de begunstigden die aan de daarin gestelde opleidingsvoorwaarden voldoen , te zamen met hun opleidingstitel een certificaat van de bevoegde overheid van het land van oorsprong of herkomst dienen over te leggen waarin wordt verklaard dat deze titels met de in de richtlijn bedoelde titels overeenstemmen ;

Overwegende dat op het gebied van goed gedrag en betrouwbaarheid onderscheid dient te worden gemaakt tussen de eisen die kunnen worden gesteld enerzijds voor een eerste toegang tot het beroep en anderzijds voor de uitoefening ervan ;

Overwegende dat in geval van het verrichten van diensten het stellen van de eis van inschrijving of aansluiting bij beroeps - of bedrijfsorganisaties , welke verband houdt met het vaste en permanente karakter van zijn werkzaamheden in het ontvangende land , ongetwijfeld wegens het tijdelijke karakter van zijn werkzaamheid een belemmering zou betekenen voor degene die deze diensten verricht ; dat deze eis derhalve dient te worden vermeden ; dat evenwel in dit geval het tuchtrechtelijke toezicht waartoe deze beroeps - of bedrijfsorganisaties de bevoegdheid hebben moet worden verzekerd ; dat hiertoe , onder voorbehoud van toepassing van artikel 62 van het Verdrag , in de mogelijkheid dient te worden voorzien de begunstigde te verplichten de bevoegde autoriteit van de ontvangende Lid-Staat in kennis te stellen van de dienstverrichting ;

Overwegende dat ten aanzien van de werkzaamheden in loondienst van de verantwoordelijke algemene ziekenverpleger Verordening ( EEG ) nr . 1612/68 van de Raad van 15 oktober 1968 betreffende het vrije verkeer van werknemers binnen de Gemeenschap ( 4 ) geen specifieke bepalingen over goed gedrag en betrouwbaarheid , beroepsdiscipline en het voeren van een titel voor de gereglementeerde beroepen bevat ; dat de desbetreffende regelingen naar gelang van de Lid-Staten zowel op loontrekkenden als op niet-loontrekkenden worden of kunnen worden toegepast ; dat de werkzaamheden van de verantwoordelijke algemene ziekenverpleger in alle Lid-Staten afhankelijk zijn gesteld van het bezit van een diploma , certificaat of andere titel van ziekenverpleger ; dat deze werkzaamheden zowel door zelfstandigen als door loontrekkenden of ook afwisselend als loontrekkende en als niet-loontrekkende door dezelfde personen gedurende hun loopbaan worden uitgeoefend ; dat het , voor een werkelijke bevordering van het vrije verkeer van deze beroepsbeoefenaars binnen de Gemeenschap , derhalve noodzakelijk lijkt het toepassingsgebied van deze richtlijn uit te breiden tot de ziekenverpleger in loondienst ,

HEEFT DE VOLGENDE RICHTLIJN VASTGESTELD :

HOOFDSTUK I

WERKINGSSFEER

Artikel 1

1 . Deze richtlijn is van toepassing op de werkzaamheden van de verantwoordelijke algemene ziekenverpleger .

2 . In de zin van deze richtlijn wordt onder " werkzaamheden van de verantwoordelijke algemene ziekenverpleger " verstaan , werkzaamheden welke met de volgende beroepstitels worden uitgeoefend :

in Duitsland :

" Krankenschwester " , " Krankenpfleger "

in België :

verpleegassistente(e)/hospitalier(ère ) , ziekenhuisverpleger ( -verpleegster ) /infirmier(ère ) hospitalier(ère )

in Denemarken :

" sygeplejerske "

in Frankrijk :

" infirmier(ère ) "

in Ierland :

" Registered General Nurse "

in Italië :

" infermiera professionale "

in Luxemburg :

" infirmier "

in Nederland :

verpleegkundige

in het Verenigd Koninkrijk :

- Engeland , Wales en Noord-Ierland :

" State Registered Nurse "

- Schotland :

" Registered General Nurse " .

HOOFDSTUK II

DIPLOMA'S , CERTIFICATEN EN ANDERE TITELS VAN VERANTWOORDELIJK ALGEMEEN ZIEKENVERPLEGER

Artikel 2

Elke Lid-Staat erkent de door de overige Lid-Staten aan de onderdanen van Lid-Staten overeenkomstig artikel 1 van Richtlijn 77/453/EEG afgegeven en in artikel 3 vermelde diploma's , certificaten en andere titels door daaraan , met betrekking tot de toegang tot en de uitoefening van de anders dan in loondienst verrichte werkzaamheden van verantwoordelijk algemeen ziekenverpleger , op zijn grondgebied hetzelfde rechtsgevolg toe te kennen als aan de door hemzelf uitgereikte diploma's , certificaten en andere titels .

Artikel 3

De in artikel 2 bedoelde diploma's , certificaten en andere titels zijn :

a ) in Duitsland :

- de door de bevoegde instanties afgegeven getuigschriften betreffende de " staatliche Pruefung in der Krankenpflege " ( staatsexamen verpleegkunde ) ;

- verklaringen van de bevoegde instanties van de Bondsrepubliek Duitsland waarbij de gelijkwaardigheid van de na 8 mei 1945 door de bevoegde instanties van de Duitse Democratische Republiek uitgereikte opleidingstitels met de bij het eerste streepje genoemde titels wordt bekrachtigd ;

b ) in België :

- brevet verpleegassitent(e)/hospitalier(ère ) , af , gegeven door de overheid of door van staatswege opgerichte of erkende scholen ;

- brevet ziekenhuisverpleger ( -verpleegster)/infirmier(ère ) hospitalier(ère ) , afgegeven door de overheid of door van staatswege opgerichte of erkende scholen ;

- diploma gegradueerd ziekenhuisverpleger ( -verpleegster ) /infirmier(ère ) gradué(e ) hospitalier(ère ) , afgegeven door de overheid of door van staatswege opgerichte of erkende scholen voor hoger paramedisch onderwijs ;

c ) in Denemarken :

diploma " sygeplejerske " , afgegeven door een door de " Sundhedsstyrelsen " ( dienst voor volksgezondheid ) erkende verpleegopleidingsschool ;

d ) in Frankrijk :

" diplôme d'Etat d'infirmier(ère ) " , afgegeven door het Ministerie van Volksgezondheid ;

e ) in Ierland :

certificaat " Registered General Nurse " , afgegeven door het " An Bord Altranais " ( Nursing Board ) ;

f ) in Italië :

" diploma di abilitazione professionale per infermiere professionale " , afgegeven door van staatswege erkende scholen ;

g ) in Luxemburg :

- Staatsdiploma " infirmier " ,

- Staatsdiploma " infirmier hospitalier gradué " ,

afgegeven door de minister van Volksgezondheid op advies van de examencommissie ;

h ) in Nederland :

- diploma's verpleger A , verpleegster A , verpleegkundige A ,

- diploma verpleegkundige MBOV ( Middelbare Beroepsopleiding Verpleegkundige ) ,

- diploma verpleegkundige HBOV ( Hogere Beroepsopleiding Verpleegkundige ) ,

afgegeven door een van overheidswege benoemde examencommissie ;

i ) in het Verenigd Koninkrijk :

certificaat inzake toelating tot het algemene gedeelte van het Register , afgegeven in Engeland en Wales door " The General Nursing Council for England and Wales " , in Schotland door " The General Nursing Council for Scotland " en in Noord-Ierland door " The Northern Ireland Council for Nurses and Midwives " .

HOOFDSTUK III

VERWORVEN RECHTEN

Artikel 4

Elke Lid-Staat erkent , ten aanzien van onderdanen van de Lid-Staten welker diploma's , certificaten en andere titels niet beantwoorden aan het geheel der minimumopleidingseisen , bedoeld in artikel 1 van Richtlijn 77/435/EEG , als genoegzaam bewijs de voor de inwerkingtreding van genoemde richtlijn door die Lid-Staten afgegeven diploma's , certificaten en andere titels van verantwoordelijk algemeen ziekenverpleger , indien deze vergezeld gaan van een verklaring waarin wordt bevestigd dat deze onderdanen de werkzaamheden van verantwoordelijk algemeen ziekenverpleger gedurende ten minste drie jaren tijdens de vijf jaren die aan de afgifte van de verklaring voorafgaan , daadwerkelijk en op wettige wijze hebben verricht .

Deze werkzaamheden moeten de volledige verantwoordelijkheid hebben omvat voor programmering , organisatie en uitvoering van verpleegkundige hulp ten behoeve van de patiënt .

HOOFDSTUK IV

HET VOEREN VAN DE OPLEIDINGSTITEL

Artikel 5

1 . Onverminderd artikel 13 , draagt de ontvangende Lid-Staat er zorg voor dat de onderdanen van de Lid-Staten die aan de in de artikelen 2 en 4 gestelde voorwaarden voldoen , het recht hebben gebruikt te maken van hun wettige , in de Lid-Staat van oorsprong of herkomst gevoerde opleidingstitel , mits deze niet gelijk is aan de beroepstitel en - eventueel - van de afkorting daarvan , in de taal van deze Lid-Staat . De ontvangende Lid-Staat kan voorschrijven dat deze titel wordt gevolgd door de naam en de plaats van de instelling of de examencommissie die hem heeft verleend .

2 . Wanneer de opleidingstitel van de Lid-Staat van oorsprong of van herkomst in de ontvangende Lid-Staat verward kan worden met een titel waarvoor in deze Staat een aanvullende opleiding vereist is die de begunstigde niet heeft gevolgd , kan de ontvangende Lid-Staat voorschrijven dat de begunstigde zijn opleidingstitel van de Lid-Staat van oorsprong of van herkomst voert in een door de ontvangende Lid-Staat voorgeschreven passende vorm .

HOOFDSTUK V

MAATREGELEN TER VERGEMAKKELIJKING VAN DE DAADWERKELIJKE UITOEFENING VAN HET RECHT VAN VESTIGING EN VRIJ VERRICHTEN VAN DIENSTEN VAN DE VERANTWOORDELIJKE ALGEMENE ZIEKENVERPLEGING

A . Bepalingen die specifiek zijn voor het recht van vestiging

Artikel 6

1 . De ontvangende Lid-Staat die van zijn onderdanen voor de eerste toegang tot een van de in artikel 1 bedoelde werkzaamheden een bewijs inzake goed gedrag of betrouwbaarheid verlangt , aanvaardt voor de onderdanen der overige Lid-Staten als genoegzaam bewijs een door een bevoegde instantie van de Lid-Staat van oorsprong of herkomst afgegeven verklaring , waaruit blijkt dat aan de in deze Lid-Staat voor de eerste toegang tot de betrokken werkzaamheid gestelde voorwaarden inzake goed gedrag of betrouwbaarheid is voldaan .

2 . Indien de Lid-Staat van oorsprong of herkomst voor de eerste toegang tot de betrokken werkzaamheid geen bewijs inzake goed gedrag of betrouwbaarheid verlangt , kan de ontvangende Lid-Staat van de onderdanen van deze Lid-Staat van oorsprong of herkomst een uittreksel uit het strafregister verlangen of , bij gebreke daarvan , een door een bevoegde instantie van de Lid-Staat van oorsprong of herkomst afgegeven gelijkwaardig document .

3 . Indien de ontvangende Lid-Staat kennis heeft van ernstige en nauwkeurige feiten die buiten zijn grondgebied hebben plaatsgevonden en in deze ontvangende Staat van invloed kunnen zijn op de toegang tot de desbetreffende werkzaamheid , kan hij de Lid-Staat van oorsprong of van herkomst daarvan op de hoogte stellen .

De Lid-Staat van oorsprong of van herkomst gaat de juistheid van deze feiten na voor zover deze feiten in deze Lid-Staat van invloed kunnen zijn op de toegang tot de desbetreffende werkzaamheid . De autoriteiten van deze Staat bepalen zelf de aard en de omvang van het in te stellen onderzoek en brengen de consequenties die zij daaruit trekken ten aanzien van de door hen afgegeven verklaringen of documenten , ter kennis van de ontvangende Lid-Staat .

De Lid-Staten dragen er zorg voor dat de inhoud van de toegezonden inlichtingen geheim blijft .

Artikel 7

1 . Indien in een ontvangende Lid-Staat voor naleving van de voorschriften inzake goed gedrag of betrouwbaarheid , daaronder begrepen tuchtrechtelijke voorschriften ter zake van ernstige fouten bij de beroepsuitoefening of van strafrechtelijke veroordelingen , wettelijke of bestuursrechtelijke bepalingen gelden die betrekking hebben op de uitoefening van een der in artikel 1 bedoelde werkzaamheden , verstrekt de Lid-Staat van oorsprong of van herkomst aan de ontvangende Lid-Staat de nodige inlichtingen betreffende de ten opzichte van de betrokkene genomen professionele of administratieve maatregelen of sancties , alsmede betreffende de strafrechtelijke sancties die betrekking hebben op de uitoefening van het beroep in de Lid-Staat van oorsprong of van herkomst .

2 . Indien de ontvangende Lid-Staat kennis heeft van ernstige en nauwkeurige feiten die buiten zijn grondgebied hebben plaatsgevonden en in deze ontvangende Staat van invloed kunnen zijn op de toegang tot de desbetreffende werkzaamheid , kan hij de Lid-Staat van oorsprong of van herkomst daarvan op de hoogte stellen .

De Lid-Staat van oorsprong of van herkomst gaat de juistheid van deze feiten na voor zover deze feiten in deze Lid-Staat van invloed kunnen zijn op de uitoefening van de desbetreffende werkzaamheid . De autoriteiten van deze Staat bepalen zelf de aard en de omvang van het in te stellen onderzoek en brengen de consequenties die zij daaruit trekken ten aanzien van de door hen krachtens lid 1 toegezonden inlichtingen ter kennis van de ontvangende Lid-Staat .

3 . De Lid-Staten dragen er zorg voor dat de inhoud van de toegezonden inlichtingen geheim blijft .

Artikel 8

Indien de ontvangende Lid-Staat van de eigen onderdanen voor de toegang tot of de uitoefening van een der in artikel 1 bedoelde werkzaamheden een op de lichamelijke of geestelijke gezondheid betrekking hebbend document eist , acht deze Lid-Staat overlegging van het door de Lid-Staat van oorsprong of herkomst vereiste document voldoende .

Indien de Lid-Staat van oorsprong of herkomst voor de toegang tot of de uitoefening van de betrokken werkzaamheid geen document van deze aard verlangt , aanvaardt de ontvangende Lid-Staat van de onderdanen van de Lid-Staat van oorsprong of herkomst een door een bevoegde autoriteit van laatstgenoemde Staat afgegeven , met de getuigschriften van de ontvangende Lid-Staat overeenstemmende verklaring .

Artikel 9

De in de artikelen 6 , 7 en 8 bedoelde documenten mogen bij overlegging niet ouder zijn dan drie maanden .

Artikel 10

1 . De procedure aangaande de toelating van de begunstigde tot een van de in artikel 1 omschreven werkzaamheden overeenkomstig de artikelen 6 , 7 en 8 moet zo spoedig mogelijk en uiterlijk drie maanden nadat het volledige dossier van de betrokkene is ingediend , worden voltooid , onverminderd de termijn die kan voortvloeien uit een eventueel beroep dat na deze procedure is ingesteld .

2 . In de in artikel 6 , lid 3 , en artikel 7 , lid 2 , bedoelde gevallen , leidt het verzoek tot nieuwe bestudering tot schorsing van de termijn waarover in lid 1 wordt gesproken .

De geraadpleegde Lid-Staat moet zijn antwoord binnen drie maanden toezenden .

Na ontvangst van dit antwoord of na het verstrijken van deze termijn gaat de ontvangende Lid-Staat voort met de in lid 1 bedoelde procedure .

B . Bepalingen die specifiek zijn voor het verrichten van diensten

Artikel 11

1 . Indien een Lid-Staat van zijn onderdanen voor de toegang tot of de uitoefening van een der in artikel 1 omschreven werkzaamheden een vergunning eist of inschrijving of aansluiting bij een beroeps - of bedrijfsorganisatie verlangt , stelt deze Lid-Staat de onderdanen van de Lid-Staten van deze eis vrij in geval van dienstverrichting .

De begunstigde oefent zijn dienstverrichting uit met dezelfde rechten en verplichtingen als de onderdanen van de ontvangende Lid-Staat ; voor hem gelden met name de disciplinaire bepalingen van professionele of administratieve aard die van toepassing zijn in die Lid-Staat .

Treft de ontvangende Lid-Staat ter toepassing van de tweede alinea een maatregel of draagt hij kennis van feiten die indruisen tegen deze bepalingen , dan deelt hij zulks onmiddellijk mede aan de Lid-Staat waar de begunstigde is gevestigd .

2 . De ontvangende Lid-Staat kan voorschrijven dat de begunstigde van tevoren aan de bevoegde instanties verklaart dat hij deze diensten verricht , ingeval dit een tijdelijk verblijf op zijn grondgebied meebrengt .

In spoedgevallen kan deze verklaring zo snel mogelijk na de dienstverrichting worden afgelegd .

3 . Op grond van de leden 1 en 2 kan de ontvangende Lid-Staat van de begunstigde een of meer documenten eisen met de volgende gegevens :

- de verklaring , bedoeld in lid 2 ,

- een bewijsstuk waaruit blijkt dat de betrokkene de desbetreffende werkzaamheden in de Lid-Staat waar hij gevestigd is , wettig uitoefent ,

- een bewijsstuk dat de betrokkene het of de diploma's cetifica(a)t(en ) of andere titels(s ) bezit die voor het verrichten van de bedoelde diensten is/zijn vereist en wordt/worden genoemd in deze richtlijn .

4 . Het/de in lid 3 bedoelde document(en ) mag/mogen bij overlegging niet ouder zijn dan twaalf maanden .

5 . Indien een Lid-Staat een van zijn onderdanen of een op zijn grondgebied gevestigde onderdaan van een andere Lid-Staat geheel of gedeeltelijk , tijdelijk of definitief , de bevoegdheid ontneemt om een van de in artikel 1 genoemde werkzaamheden uit te oefenen , draagt hij er zorg voor dat het in lid 3 , tweede streepje , bedoelde bewijsstuk al naar gelang van het geval tijdelijk of definitief wordt ingetrokken .

Artikel 12

Indien in een ontvangende Lid-Staat de verplichting bestaat bij een publiekrechtelijke instelling van sociale zekerheid te zijn ingeschreven om de rekeningen inzake de ten gunste van sociaal verzekerden verrichte werkzaamheden op een verzekeringsinstelling te kunnen verhalen , stelt deze Lid-Staat in geval van dienstverrichting die de verplaatsing van de begunstigde met zich meebrengt , de onderdanen der Lid-Staten die in een andere Lid-Staat zijn gevestigd van die eis vrij .

De betrokkene stelt deze instelling evenwel van tevoren , of in spoedgevallen later , in kennis van zijn dienstverrichting .

C . Bepalingen die het recht van vestiging en vrij verrichten van diensten gemeen hebben

Artikel 13

Wanneer in een ontvangende Lid-Staat voorschriften gelden voor het voeren van de beroepstitel voor een der in artikel 1 bedoelde werkzaamheden , voeren de onderdanen van de andere Lid-Staten die voldoen aan de voorwaarden , gesteld in de artikelen 2 en 4 , de beroepstitel die in het ontvangende land met deze voorwaarden inzake opleiding overeenkomt , en maken zij gebruik van de afkorting van deze titel .

Artikel 14

Indien een ontvangende Lid-Staat verlangt dat zijn onderdanen voor de toegang tot of de uitoefening van een der in artikel 1 bedoelde werkzaamheden een eed of belofte afleggen en de formule van deze eed of belofte niet door de onderdanen van de overige Lid-Staten kan worden gebruikt , ziet deze Lid-Staat erop toe , dat aan de begunstigden een passende en gelijkwaardige formule wordt voorgelegd .

Artikel 15

1 . De Lid-Staten treffen de nodige maatregelen ten einde de begunstigden in staat te stellen geïnformeerd te worden omtrent de wetgeving inzake gezondheidszorg en op sociaal gebied , alsmede , eventueel omtrent de beroepsethiek in de ontvangende Lid-Staat .

Te dien einde kunnen zij informatiediensten oprichten waar de begunstigden de noodzakelijke gegevens kunnen inwinnen . In geval van vestiging kunnen de ontvangende Lid-Staten de begunstigden verplichten met deze diensten contact op te nemen .

2 . De Lid-Staten kunnen de in lid 1 bedoelde diensten oprichten bij de bevoegde autoriteiten en instanties die zij binnen de in artikel 19 , lid 1 , bepaalde termijn aanwijzen .

3 . De Lid-Staten dragen er zorg voor dat in voorkomend geval de begunstigden in hun belang en in dat van hun patiënten de talenkennis verwerven die noodzakelijk is voor de uitoefening van hun beroepswerkzaamheden in de ontvangende Lid-Staat .

HOOFDSTUK VI

SLOTBEPALINGEN

Artikel 16

De ontvangende Lid-Staat kan , in geval van gegronde twijfel , van de bevoegde autoriteiten van een andere Lid-Staat een bevestiging verlangen van de echtheid van de in die Lid-Staat afgegeven , in de hoofdstukken II en III bedoelde diploma's , certificaten en andere titels , alsmede de bevestiging van het feit dat de begunstigde heeft voldaan aan alle opleidingsvoorwaarden die zijn opgenomen in Richtlijn 77/453/EEG .

Artikel 17

De Lid-Staten wijzen binnen de in artikel 19 , lid 1 , gestelde termijn de autoriteiten en instanties aan die gemachtigd zijn tot afgifte en in ontvangst nemen van de diploma's , certificaten en andere titels alsmede de documenten en informaties die in deze richtlijn worden genoemd en stellen de overige Lid-Staten en de Commissie daarvan onverwijld in kennis .

Artikel 18

Deze richtlijn is eveneens van toepassing op de onderdanen van de Lid-Staten die , overeenkomstig Verordening ( EEG ) nr . 1612/68 een van de in artikel 1 bedoelde werkzaamheden in loondienst ( zullen ) uitoefenen .

Artikel 19

1 . De Lid-Staten treffen binnen twee jaa * a kennisgeving van deze richtlijn de maatregelen die nodig zijn om aan deze richtlijn te voldoen en stellen de Commissie daarvan overwijld in kennis .

2 . De Lid-Staten delen aan de Commissie de tekst van alle belangrijke bepalingen van intern recht die zij op het onder deze richtlijn vallende gebied vaststellen , mede .

Artikel 20

Wanneer zich , bij de toepassing van deze richtlijn , op bepaalde terreinen ernstige moeilijkheden mochten voordoen voor een Lid-Staat , onderzoekt de Commissie deze moeilijkheden samen met die Staat en wint zij het advies in van het Comité van hooggeplaatste ambtenaren van volksgezondheid , opgericht bij Besluit 75/365/EEG ( 5 ) , gewijzigd bij Besluit 77/455/EEG ( 6 ) .

In voorkomend geval legt de Commissie passende voorstellen aan de Raad voor .

Artikel 21

Deze richtlijn is gericht tot de Lid-Staten .

Gedaan te Luxemburg , 27 juni 1977 .

Voor de Raad

De Voorzitter

J . SILKIN

( 1 ) PB nr . C 65 van 5 . 6 . 1970 , blz . 12 .

( 2 ) PB nr . C 108 van 26 . 8 . 1970 , blz . 23 .

( 3 ) Zie blz . 8 van dit Publikatieblad .

( 4 ) PB nr . L 257 van 19 . 10 . 1968 , blz . 2 .

( 5 ) PB nr . L 167 van 30 . 6 . 1975 , blz . 19 .

( 6 ) Zie blz . 13 van dit Publikatieblad .