31976L0761

Richtlijn 76/761/EEG van de Raad van 27 juli 1976 inzake de onderlinge aanpassing van de wetgevingen van de Lid- Staten betreffende koplichten van motorvoertuigen voor groot licht en/of dimlicht, alsmede betreffende elektrische gloeilampen voor deze koplichten

Publicatieblad Nr. L 262 van 27/09/1976 blz. 0096 - 0121
Bijzondere uitgave in het Fins: Hoofdstuk 13 Deel 5 blz. 0125
Bijzondere uitgave in het Grieks: Hoofdstuk 13 Deel 4 blz. 0067
Bijzondere uitgave in het Zweeds: Hoofdstuk 13 Deel 5 blz. 0125
Bijzondere uitgave in het Spaans: Hoofdstuk 13 Deel 5 blz. 0135
Bijzondere uitgave in het Portugees: Hoofdstuk 13 Deel 5 blz. 0135


++++

RICHTLIJN VAN DE RAAD

van 27 juli 1976

inzake de onderlinge aanpassing van de wetgevingen van de Lid-Staten betreffende koplichten van motorvoertuigen voor groot licht en/of dimlicht , alsmede betreffende elektrische gloeilampen voor deze koplichten

( 76/761/EEG )

DE RAAD VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN ,

Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Economische Gemeenschap , inzonderheid op artikel 100 ,

Gezien het voorstel van de Commissie ,

Gezien het advies van het Europese Parlement ( 1 ) ,

Gezien het advies van het Economisch en Sociaal Comité ( 2 ) ,

Overwegende dat de technische voorschriften waaraan motorvoertuigen krachtens de nationale wetgevingen moeten voldoen onder meer betrekking hebben op koplichten voor groot licht en/of dimlicht , alsmede op lampen hiervoor ;

Overwegende dat deze voorschriften van Lid-Staat tot Lid-Staat verschillen ; dat het derhalve noodzakelijk is dat alle Lid-Staten dezelfde voorschriften aannemen , hetzij ter aanvulling , hetzij in de plaats van hun huidige regelingen , met name om voor elk type voertuig de uitvoering mogelijk te maken van de E.E.G.-goedkeuringsprocedure van Richtlijn 70/156/EEG van de Raad van 6 februari 1970 inzake de onderlinge aanpassing van de wetgevingen der Lid-Staten betreffende de goedkeuring van motorvoertuigen en aanhangwagens daarvan ( 3 ) ;

Overwegende dat de Raad bij Richtlijn 76/756/EEG ( 4 ) de gemeenschappelijke voorschriften betreffende de installatie van verlichtings - en lichtsignaalinrichtingen van motorvoertuigen en aanhangwagens daarvan heeft vastgesteld ;

Overwegende dat elke Lid-Staat , op grond van een geharmoniseerde goedkeuringsprocedure voor koplichten voor groot licht en/of dimlicht alsmede voor lampen hiervan , in staat is te constateren of de gemeenschappelijke constructie - en beproevingsvoorschriften worden nageleefd en de andere Lid-Staten van het geconstateerde in kennis te stellen door het toezenden van een afschrift van het goedkeuringsformulier dat voor elk type van deze koplichten of lampen daarvan wordt opgesteld ; dat het aanbrengen van een E.E.G.-goedkeuringsmerk op alle inrichtingen die in overeenstemming met het goedgekeurde type zijn gefabriceerd , een technische controle van deze inrichtingen in de andere Lid-Staten overbodig maakt ;

Overwegende dat rekening dient te worden gehouden met sommige technische voorschriften die door de Economische Commissie voor Europa van de Verenigde Naties zijn vastgelegd in haar reglement nr . 1 ( Uniform regulations for the approval of motor vehicle headlights emitting an asymmetrical passing beam or a driving beam or both ) ( 5 ) en haar reglement nr . 2 ( Uniform regulations concerning approval of incandescent electric lamps for headlights emitting an asymmetrical passing beam or a driving beam or both ( 5 ) die zijn gehecht aan het " Agreement of 20 March 1958 concerning the adoption of uniform conditions for approval and reciprocal recognition of approval for motor vehicle equipment and parts " ;

Overwegende dat de onderlinge aanpassing van de nationale wetgevingen inzake motorvoertuigen inhoudt dat de Lid-Staten onderling de controle erkennen die door elk van hen op grond van de gemeenschappelijke voorschriften wordt uitgevoerd ,

HEEFT DE VOLGENDE RICHTLIJN VASTGESTELD :

Artikel 1

1 . Iedere Lid-Staat verleent de E.E.G.-goedkeuring voor elk type koplicht voor groot licht en/of dimlicht dat voldoet aan de in bijlage I en VI opgenomen constructie - en beproevingsvoorschriften en voor elk type elektrische gloeilamp voor de koplichten dat voldoet aan de in bijlage III en VI opgenomen constructie - en keuringsvoorschriften .

2 . De Lid-Staat die de E.E.G.-goedkeuring heeft verleend , treft de nodige maatregelen , om zo nodig in samenwerking met de bevoegde instanties van de andere Lid-Staten , voor zover noodzakelijk te controleren of de produktie in overeenstemming is met het goedgekeurde type . Deze controle beperkt zich tot steekproeven .

Artikel 2

De Lid-Staten kennen de fabrikant of diens gevolmachtigde een E.E.G.-goedkeuringsmerk toe overeenkomstig de in bijlage VI vastgestelde modellen voor ieder type koplicht voor groot licht en/of dimlicht of voor ieder type lamp hiervan dat door hen krachtens artikel 1 wordt goedgekeurd .

De Lid-Staten nemen alle nodige maatregelen ten einde te voorkomen dat merken worden gebruikt waardoor verwarring kan ontstaan tussen koplichten voor groot licht en/of dimlicht en lampen hiervan van een krachtens artikel 1 goedgekeurd type en andere inrichtingen .

Artikel 3

1 . De Lid-Staten mogen het op de markt brengen van koplichten voor groot licht en/of dimlicht alsmede lampen hiervan , voorzien van het E.E.G.-goedkeuringsmerk , niet verbieden om redenen die verband houden met hun constructie of werking .

2 . Een Lid-Staat mag echter het op de markt brengen van koplichten voor groot licht en/of dimlicht alsmede lampen hiervan , voorzien van het E.E.G.-goedkeuringsmerk , verbieden indien deze systematisch niet in overeenstemming zijn met het goedgekeurde type .

Deze Lid-Staat brengt de genomen maatregelen onverwijld ter kennis van de andere Lid-Staten en de Commissie , met opgave van de redenen van zijn beslissing .

Artikel 4

De bevoegde instanties van iedere Lid-Staat zenden binnen een maand aan de bevoegde instanties van de andere Lid-Staten een afschrift van de goedkeuringsformulieren waarvan de modellen in bijlage II en IV zijn opgenomen , voor ieder type koplicht voor groot licht en/of dimlicht alsmede voor lampen hiervan die zij goedkeuren of weigeren goed te keuren .

Artikel 5

1 . Indien de Lid-Staat die de E.E.G.-goedkeuring heeft verleend , constateert dat verscheidene koplichten voor groot licht en/of dimlicht of lampen hiervan , voorzien van hetzelfde goedkeuringsmerk , niet in overeenstemming zijn met het door hem goedgekeurde type , neemt hij de nodige maatregelen om de overeenstemming van de produktie met het goedgekeurde type te waarborgen . De bevoegde instanties van deze Lid-Staat stellen de bevoegde instanties van de andere Lid-Staten in kennis van de genomen maatregelen , die , wanneer er systematisch gebrek aan overeenstemming is , zelfs intrekking van de E.E.G.-goedkeuring kunnen inhouden . Deze instanties nemen dezelfde maatregelen , wanneer zij door de bevoegde instanties van een andere Lid-Staat van een dergelijk gebrek aan overeenstemming in kennis worden gesteld .

2 . De bevoegde instanties van de Lid-Staten stellen elkaar binnen een maand in kennis van de intrekking van een verleende E.E.G.-goedkeuring en van de beweegredenen daarvoor .

Artikel 6

Elke beslissing houdende weigering of intrekking van de goedkeuring , dan wel verbod van het op de markt brengen of het gebruik , genomen uit hoofde van de bepalingen ter uitvoering van deze richtlijn , moet nauwkeurig worden gemotiveerd . Deze beslissing wordt ter kennis van de belanghebbende gebracht met opgave van de krachtens de geldende wettelijke voorschriften van de Lid-Staten openstaande rechtsmiddelen en van de termijnen waarbinnen deze rechtsmiddelen kunnen worden aangewend .

Artikel 7

De Lid-Staten mogen de E.E.G.-goedkeuring of de nationale goedkeuring van een voertuig niet weigeren om redenen die verband houden met de koplichten voor groot licht en/of dimlicht of de lampen hiervan , indien deze van het E.E.G.-goedkeuringsmerk zijn voorzien en overeenkomstig de voorschriften van Richtlijn 76/756/EEG zijn aangebracht .

Artikel 8

De Lid-Staten mogen de verkoop , de registratie , het in het verkeer brengen of het gebruik van voertuigen niet weigeren of verbieden om redenen die verband houden met de koplichten voor groot licht en/of dimlicht of de lampen hiervan , indien deze van het E.E.G.-goedkeuringsmerk zijn voorzien en overeenkomstig de voorschriften van Richtlijn 76/756/EEG zijn aangebracht .

Artikel 9

Onder voertuig wordt in deze richtlijn verstaan , ieder voor deelneming aan het wegverkeer bestemd motorvoertuig met of zonder carrosserie , op ten minste vier wielen en met een door de constructie bepaalde maximumsnelheid van meer dan 25 km per uur , met uitzondering van voertuigen die zich over rails bewegen , landbouwtrekkers en -machines en machines voor openbare werken .

Artikel 10

De wijzigingen die noodzakelijk zijn om de voorschriften van de bijlagen aan te passen aan de vooruitgang van de techniek , worden vastgesteld overeenkomstig artikel 13 van Richtlijn 70/156/EEG .

Artikel 11

1 . Voor 1 juli 1977 nemen de Lid-Staten de nodige bepalingen aan om aan deze richtlijn te voldoen en maken zij die bepalingen bekend . Zij stellen de Commissie onverwijld hiervan in kennis . Zij passen deze voorschriften uiterlijk met ingang van 1 oktober 1977 toe .

2 . Vanaf de kennisgeving van deze richtlijn dragen de Lid-Staten er voorts zorg voor dat de Commissie in kennis wordt gesteld van ieder ontwerp van wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen die zij overwegen aan te nemen op het door deze richtlijn bestreken gebied en wel op een zodanig tijdstip dat de Commissie gelegenheid heeft haar opmerkingen ter zake in te dienen .

Artikel 12

Deze richtlijn is gericht tot de Lid-Staten .

Gedaan te Brussel , 27 juli 1976 .

Voor de Raad

De Voorzitter

M . van der STOEL

( 1 ) PB nr . C 76 van 7 . 4 . 1975 , blz . 37 .

( 2 ) PB nr . C 255 van 7 . 11 . 1975 , blz . 2 .

( 3 ) PB nr . L 42 van 23 . 2 . 1970 , blz . 1 .

( 4 ) Zie blz . 1 van dit Publikatieblad .

( 5 ) Document van de Economische Commissie voor Europa E/ECE/324 , E/ECE/TRANS/505 Add . 1 van 24 . 3 . 1960 .

Lijst van bijlagen

Bijlage I (*) - Voorschriften betreffende koplichten van motorvoertuigen voor groot licht en/of dimlicht

Bijlage II - Model van E.E.G.-goedkeuringsformulier

Bijlage III (*) - Voorschriften betreffende elektrische gloeilampen voor koplichten voor groot licht en/of dimlicht

Bijlage IV - Model van E.E.G.-goedkeuringsformulier

Bijlage V (*) - Aanhangsels 1 tot en met 4 : figuren en tabellen

Bijlage VI

- E.E.G.-goedkeuringsvoorwaarden en het merken

- Aanhangsel : voorbeelden van E.E.G.-goedkeuringsmerken

(*) De technische eisen van deze bijlagen komen overeen met die van reglement nr . 1 en 2 van de Economische Commissie voor Europa ; in het bijzonder zijn de onderverdelingen in punten dezelfde . Daarom wordt het nummer van een punt van reglement nr . 1 en 2 dat niet in deze richtlijn voorkomt , pro memorie tussen haakjes aangegeven .

BIJLAGE I

VOORSCHRIFTEN BETREFFENDE KOPLICHTEN VAN MOTORVOERTUIGEN VOOR GROOT LICHT EN/OF DIMLICHT

( DEFINITIE , ALGEMENE BEPALINGEN , VERLICHTINGSSTERKTE , OVEREENSTEMMING VAN DE PRODUKTIE MET HET GOEDGEKEURDE TYPE , STANDAARDKOPLICHT )

1 . DEFINITIE

1.1 . " Type koplicht "

Onder " type koplicht " worden koplichten verstaan die onderling geen wezenlijke verschillen vertonen ; deze verschillen kunnen met name betrekking hebben op de volgende punten :

1.1.1 . fabrieks - of handelsmerken ;

1.1.2 . de eigenschappen van de optische systemen ;

1.1.3 . aanvullende onderdelen waardoor de optische resultaten door weerkaatsing , breking of absorptie kunnen worden gewijzigd ;

1.1.4 . speciaal aangepast voor rechts verkeer of links verkeer of mogelijkheid van gebruik voor beide soorten verkeer ;

1.1.5 . het verkrijgen van een gedimde of een ongedimde lichtbundel of van beide bundels .

( 2 . )

( 3 . )

( 4 . )

5 . ALGEMENE BEPALINGEN

5.1 . Elk monster moet voldoen aan de onder 6 en 7 genoemde bepalingen .

5.2 . De lichten moeten zodanig zijn geconstrueerd dat zij onder normale gebruiksomstandigheden en ondanks de trillingen waaraan zij in dat geval blootgesteld kunnen zijn , de in deze richtlijn voorgeschreven fotometrische kenmerken behouden en goed blijven functioneren .

5.3 . De delen die zijn bestemd om de lamp aan de reflector te bevestigen moeten zodanig zijn geconstrueerd dat de lamp zelfs in het duister met absolute zekerheid in haar juiste positie moet kunnen worden bevestigd ( 1 ) .

5.4 . Voor koplichten die zodanig zijn geconstrueerd dat zij zowel aan de eisen van de Lid-Staten waar rechts verkeer bestaat als in de Lid-Staten waar links verkeer bestaat , moeten voldoen , kan de aanpassing aan een bepaald soort verkeer worden verkregen door een juiste beginafstelling bij de bouw van de voertuigen of door een corrigerende afstelling naderhand . Deze beginafstelling of deze corrigerende afstelling bestaat bijvoorbeeld in het bevestigen onder een bepaalde hoek , hetzij van het optisch systeem op het voertuig , hetzij van de lampen ten opzichte van het optisch systeem . In alle gevallen moeten uitsluitend twee duidelijk bepaalde verschillende bevestigingsstanden , die elk aan één soort verkeer ( rechts of links ) beantwoorden , mogelijk zijn en moeten de niet van tevoren gewilde verstelling van de ene stand in de andere alsmede het bestaan van tussenstanden onmogelijk zijn . Wanneer de lamp twee verschillende standen kan innemen , moeten de delen die zijn bestemd om de lamp aan de reflector te bevestigen zodanig zijn ontworpen en geconstrueerd dat in elk geval van deze beide standen de lamp met dezelfde nauwkeurigheid wordt bevestigd als die welke is vereist voor de lichten bij een enkel soort verkeer ( rechts of links ) .

De controle van de overeenstemming met de voorschriften van dit punt wordt visueel verricht en indien nodig door een proefneming .

6 . VERLICHTINGSSTERKTE

6.1 . De koplichten moeten zodanig zijn geconstrueerd dat de gloeidraad voor het dimlicht van de dienovereenkomstige lampen een niet verblindende en toch voldoende verlichtingssterkte geeft , waarbij de gloeidraad voor het groot licht van de dienovereenkomstige lampen een goede verlichtingssterkte geeft .

Ten einde de door de lichten geproduceerde verlichtingssterkte te controleren wordt gebruik gemaakt van een scherm dat verticaal op een afstand van 25 m voor het koplicht ( zie aanhangsels 1 en 2 van bijlage V ) en loodrecht op de as hiervan is geplaatst en van een gladde en kleurloze standaardlamp die is bestemd voor een nominale spanning van 12 V die bij deze spanning de volgende karakteristieken heeft :

* Verbruik in watt * Lichtstroom in lumen *

Gloeidraad dimlicht * 40 min of meer 5 % * 450 min of meer 10 % *

Gloeidraad groot licht * 40 min of meer 0 % * 700 min of meer 10 % *

* - 10 % * *

De afmetingen die de stand van de gloeidraden in de standaardlamp bepalen zijn opgenomen in de figuur van aanhangsel 3 van bijlage V . De voeding van de standaardlamp geschiedt bij die spanning die het mogelijk maakt de nominale lichtstroom te verkrijgen .

6.2 . De gedimde lichtbundel moet op het scherm een zodanig duidelijke afbakening vertonen dat een goede afstelling met behulp van deze afbakening mogelijk is . De afbakening moet van de zijde tegengesteld aan de verkeersrichting waarvoor het licht is bestemd , een horizontale rechte zijn ; aan de andere zijde moet de afbakening horizontaal zijn of gelegen zijn binnen een hoek van 15 * boven deze horizontale lijn .

Het koplicht moet zodanig zijn gericht dat :

- voor koplichten die moeten voldoen aan de eisen van rechts verkeer , de afbakening op de linkerhelft van het scherm ( 2 ) horizontaal is en voor koplichten die moeten voldoen aan de eisen van links verkeer de afbakening op de rechterhelft van het scherm horizontaal is ,

- dit horizontale deel van de afbakening bevindt zich , op het scherm , op 25 cm beneden het spoor van het horizontale vlak dat door het brandpunt van het licht loopt ( zie aanhangsel 1 en 2 van bijlage V ) ,

- het scherm moet worden aangebracht zoals aangegeven in aanhangsel 1 en 2 van bijlage V ( 3 ) .

Het koplicht moet , wanneer het op deze wijze is ingesteld , voldoen aan de onder 6.3 en 6.4 vermelde voorwaarden indien het is bestemd om een gedimde en een ongedimde lichtbundel te geven en alleen voldoen aan de onder 6.3 vermelde voorwaarden indien de E.E.G.-goedkeuring slechts voor een gedimde lichtbundel wordt aangevraagd ( 4 ) .

Indien een op bovengenoemde wijze ingesteld koplicht niet voldoet aan de onder 6.3 en 6.4 vermelde voorwaarden , mag de instelling van dit licht worden gewijzigd mits men de as van de bundel of het in aanhangsel 1 en 2 bepaalde snijpunt zijdelings niet meer dan een graad ( = 440 mm ) naar rechts of links verplaatst ( 5 ) . Om de instelling met behulp van de afbakening te vergemakkelijken mag het licht gedeeltelijk worden bedekt ten einde een duidelijker afscheiding te verkrijgen .

Indien het koplicht uitsluitend is bestemd voor groot licht , wordt het zodanig ingesteld dat het gebied van de maximale verlichtingssterkte ligt op het snijpunt van de lijnen hh en vv . Een dergelijk koplicht behoeft uitsluitend te voldoen aan de onder 6.4 vermelde voorwaarden .

6.3 . De verlichtingssterkte van de gedimde lichtbundel op het scherm moet aan de voorschriften van de volgende tabel voldoen :

Meetpunten op het scherm * Vereiste verlichtingssterkte in lux *

Koplicht voor rechts verkeer * Koplicht voor links verkeer * *

Punt B 50 L * Punt B 50 R * * 0,3 *

Punt B 75 R * Punt B 75 L * * 6 *

Punt B 50 R * Punt B 50 L * * 6 *

Punt B 25 L * Punt B 25 R * * 1,5 *

Punt B 25 R * Punt B 25 L * * 1,5 *

Elk punt in zone III * * 0,7 *

Elk punt in zone IV * * 2 *

Elk punt in zone I * * 20 *

waarbij wordt aangetekend dat , indien de lichtstroom van de voor de meting gebruikte standaardlamp geen 450 lumen is , de meetwaarden verhoudingsgewijs ten opzichte van de lichtstromen moeten worden gecorrigeerd .

In geen van de zones I , II , III en IV , mogen er zijdelingse variaties zijn , die een goede zichtbaarheid schaden .

Lichten die zowel aan de eisen van rechts verkeer als aan de eisen van links verkeer moeten voldoen moeten voor elk van de beide standen voor de vergrendeling van het optisch systeem of van de lamp voldoen aan de hierboven gestelde voorwaarden voor het verkeer overeenkomende met de desbetreffende stand van de vergrendeling .

6.4 . De verlichtingssterkte van het groot licht op het scherm wordt gemeten bij dezelfde instelling van het licht als voor de onder 6.3 vermelde metingen of indien het een koplicht betreft dat uitsluitend een ongedimde lichtbundel geeft , overeenkomstig de laatste alinea van 6.2 .

De verlichtingssterkte van het groot licht op het scherm moet aan de volgende voorschriften voldoen :

Punt H , waar de lijnen hh en vv elkaar kruisen , moet zich bevinden binnen de isolux van 90 % van de maximale verlichtingssterkte . Deze maximale waarde mag niet lager liggen dan 32 lux .

Uitgaande van punt H , horizontaal naar rechts en naar links , moet de verlichtingssterkte minstens gelijk zijn aan 16 lux tot op een afstand van 1 125 mm en minstens gelijk aan 4 lux tot een afstand van 2 250 mm . Indien de lichtstroom van de voor de meting gebruikte standaardlamp geen 700 lumen is , moeten de meetwaarden verhoudingsgewijs ten opzichte van de lichtstromen worden gecorrigeerd .

6.5 . De onder 6.3 en 6.4 vermelde verlichtingssterkten worden gemeten met behulp van een foto-elektrische cel met een nuttig oppervlak , dat valt binnen een vierkant met zijzen van 65 mm .

( 7 . )

8 . OVEREENSTEMMING VAN DE PRODUKTIE MET HET GOEDGEKEURDE TYPE

Elk koplicht dat is voorzien van een E.E.G.-goedkeuringsmerk moet overeenstemmen met het goedgekeurde type en voldoen aan de onder 6 aangegeven fotometrische voorwaarden .

( 9 . )

10 . STANDAARDKOPLICHT ( 6 )

10.1 . Onder " standaardkoplicht " wordt verstaan een koplicht :

- dat voldoet aan bovengenoemde goedkeuringsvoorwaarden ,

- dat een effectieve diameter heeft van minstens 160 mm ,

- dat met een standaardlamp op de verschillende punten en in de verschillende zones bedoeld onder punt 6.3 verlichtingssterkten geeft :

- die ten hoogste gelijk zijn aan 90 % van de maximumgrenswaarden ,

- die minstens gelijk zijn aan 120 % van de minimumgrenswaarden ,

zoals deze zijn voorgeschreven in de tabel van punt 6.3 .

( 11 . )

( 12 . )

( 1 ) Aangenomen wordt dat een inrichting voldoet aan de voorschriften van dit punt wanneer de lamp gemakkelijk in het koplicht kan worden aangebracht en de nok zelfs in het duister in de daarvoor bestemde inkeping kan worden gebracht zonder dat vergissen mogelijk is , dat wil zeggen dat deze inkeping voldoende breed moet zijn . Aangenomen wordt dat een inrichting waarbij de verkeerde stand van de lamp door een waarneembare kanteling hiervan kan worden vastgesteld , die niet bestaat wanneer de lamp zich in de juiste stand bevindt , voldoende beantwoordt aan de bepalingen van punt 5.3 .

( 2 ) Het scherm voor de instelling moet voldoende breed zijn om de afbakening over een gebied van ten minste 5 * aan weerszijden van de lijn vv ( zie bijlage V , aanhangsel 1 en 2 ) mogelijk te maken .

( 3 ) Indien , in geval van een koplicht dat is bestemd om te voldoen aan de voorschriften van deze richtlijn , uitsluitend voor de gedimde lichtbundel de brandpuntas aanzienlijk van de algemene richting van de lichtbundel afwijkt , geschiedt de zijdelingse instelling zodanig dat zo goed mogelijk wordt voldaan aan de eisen die worden gesteld voor de verlichtingssterkten in de punten 75 en 50 .

( 4 ) Een dergelijk dimlicht kan een groot licht bevatten waarvoor geen bepalingen zijn voorgeschreven .

( 5 ) De limiet voor de verplaatsing van 1 * naar rechts of links is niet onverenigbaar met de verticale verplaatsing die uitsluitend is beperkt door de in punt 6.4 gestelde voorwaarden .

( 6 ) Zie bijlage III , punt 10 .

BIJLAGE II

MODEL VAN E.E.G.-GOEDKEURINGSFORMULIER

( maximumformaat : A 4 ( 210 maal 297 mm ) )

Aanduiding van de administratie

Mededeling betreffende de E.E.G.-goedkeuring , weigering of intrekking van de E.E.G.-goedkeuring van een type koplicht voor groot licht en/of dimlicht

Goedkeuringsnummer ...

1 . Koplicht dat ter type-goedkeuring is aangeboden :

CR , CR , CR , C , C , C , R (*)

2 . Fabrieks - of handelsmerk ...

3 . Naam en adres van de fabrikant ...

4 . Eventueel , naam en adres van diens gevol * e ...

5 . Ter E.E.G.-goedkeuring aangeboden op * ...

6 . Technische dienst belast met de E.E.G.-goedkeuringsproeven ...

7 . Datum van het door deze dienst afgegeven rapport ...

8 . Nummer van het door deze dienst afgegeven rapport ...

9 . Datum waarop de E.E.G.-goedkeuring is verleend/geweigerd/ingetrokken (*) ...

10 . Collectieve E.E.G.-goedkeuring verleend op basis van punt 3.3 van bijlage VI voor een verlichtings - en lichtsignaalinrichting die verschillende lichten omvat , met name (*) ...

11 . Datum van weigering/intrekking (*) van de collectieve E.E.G.-goedkeuring ...

12 . Plaats ...

13 . Datum ...

14 . Handtekening ...

15 . Bijgevoegde tekening nr . ... stelt het licht voor van voren gezien , met de ribbels in de lens , alsmede in dwarsdoorsnede .

16 . Opmerkingen ...

(*) Doorhalen hetgeen niet van toepassing is .

BIJLAGE III

VOORSCHRIFTEN BETREFFENDE ELEKTRISCHE GLOEILAMPEN VOOR KOPLICHTEN VOOR GROOT LICHT EN/OF DIMLICHT

( DEFINITIE , ALGEMENE BEPALINGEN , NOMINALE WAARDEN , FABRICAGEVOORSCHRIFTEN , WAARDEN VAN HET VERMOGEN EN DE LICHTSTROOM , KLEUR , CONTROLE VAN DE OPTISCHE KWALITEIT , OPMERKING OVER DE KLEUR , OVEREENSTEMMING VAN DE PRODUKTIE MET HET GOEDGEKEURDE TYPE )

1 . DEFINITIE

1.1 . " Type lamp "

Onder " type lamp " worden lampen verstaan die onderling geen wezenlijke verschillen vertonen ; deze verschillen kunnen met name betrekking hebben op de volgende punten :

1.1.1 . fabrieks - of handelsmerken ;

1.1.2 . nominale spanningen ;

1.1.3 . nominaal vermogen ;

1.1.4 . vormen van een of meer gloeidraden ;

1.1.5 . kleur van de lampen ;

1.1.6 . vormen van de lampen waardoor de optische resultaten worden gewijzigd .

( 2 . )

( 3 . )

( 4 . )

5 . ALGEMENE BEPALINGEN

5.1 . Elk monster moet voldoen aan de onder 8 aangegeven fotometrische bepalingen .

5.2 . Alle metingen worden verricht bij de " proefspanning " ( 1 ) , waarbij de lampen worden ontstoken overeenkomstig de onder 8 bepaalde voorwaarden .

5.3 . De lampen moeten zodanig zijn geconstrueerd dat de goede werking ervan verzekerd is wanneer zij normaal worden gebruikt . Bovendien mogen de lampen geen enkele constructie - of fabricagefout vertonen .

6 . NOMINALE WAARDEN

De waarden van de nominale spanning zijn : 6 , 12 en 24 volt .

De waarden van het nominaal vermogen zijn :

Gloeidraad groot licht * Gloeidraad dimlicht * *

45 watt * 40 watt * Voor 6 en 12 volt *

55 watt * 50 watt * Voor 24 volt *

7 . FABRICAGEVOORSCHRIFTEN

7.1 . De gloeilampen in de koplichten mogen geen strepen of vlekken vertonen die een nadelige invloed op de werking ervan uitoefenen . Geen enkele door de gloeidraden van het dimlicht uitgezonden lichtstraal , die door de wanden van de gloeilamp wordt weerkaatst , mag de as van de lamp op minstens 6 mm achter ( zijde lampvoet ) van de eerste spiraal van de gloeidraad van het dimlicht kruisen .

7.2 . De lampen moeten zijn voorzien van een lampvoet van het genormaliseerde type overeenkomstig de aanduidingen van de figuur in aanhangsel 4 van bijlage V .

7.3 . De stand en de vorm van de gloeidraden en het afschermkapje binnen de lamp alsmede de afmetingen ervan moeten overeenstemmen met de aanduidingen van de figuur in aanhangsel 3 van bijlage V .

7.4 . De lampvoet moet stevig zijn en deugdelijk aan de gloeilamp zijn bevestigd .

De controle van de overeenstemming met de voorschriften van dit punt 7 wordt visueel verricht , door controle van de afmetingen en eventueel door een proefneming . De controle van de afmetingen bedoeld onder 7.3 wordt verricht met lampen die worden gevoed bij hun proefspanning en eventueel met behulp van een projectiesysteem .

8 . WAARDEN VAN HET VERMOGEN EN DE LICHTSTROOM

Het vermogen van elk van de gloeidraden mag niet meer bedragen dan 10 % van de nominale vermogens . De lichtstroom moet binnen de volgende grenswaarden blijven :

Proefspanning * Nominaal vermogen in watt * Lichtstroom in * men *

* Gloeidraad * Gloeidraad dimlicht * Gloeidraad groot licht *

* dimlicht * groot licht * minimum * maximum * minimum * maximum *

6,0 * 40 * 45 * 400 * 550 * 600 * niet aangegeven *

12,0 * 40 * 45 * 400 * 550 * 600 * niet aangegeven *

24,0 * 50 * 55 * * * * *

De controle wordt verricht nadat de lamp in de normale gebruiksstand bij de proefspanning gedurende een uur onder dezelfde omstandigheden heeft gebrand .

9 . KLEUR

De gloeilampen in de koplichten moeten kleurloos of selectief geel zijn . In het laatste geval moet de dominerende golflengte van het uitgestraalde licht liggen tussen 575 en 585 nm ( nanometer ) , de zuiverheidsfactor tussen 0,90 en 0,98 en de transmissiefactor moet minstens gelijk zijn aan 0,78 ( 2 ) , waarbij de metingen worden verricht bij licht dat wordt uitgestraald door een gloeidraad van een elektrische lamp met een kleurtemperatuur van 2 800 K en over een gedeelte van de gloeilamp die gedurende 48 uur in een koplicht bij de proefspanning heeft dienst gedaan .

10 . CONTROLE VAN DE OPTISCHE KWALITEIT

Het monster dat het meest de voor de standaardlamp voorgeschreven voorwaarden nabij komt wordt beproefd in een standaardlicht ( 3 ) en nagegaan wordt of het geheel bestaande uit genoemd licht en de beproefde lamp voldoet aan de voorschriften inzake goedkeuring van de koplichten .

11 . OPMERKING OVER DE KLEUR

De E.E.G.-goedkeuring wordt verleend indien de kleur van het uitgestraalde licht voldoet aan punt 3.13 van bijlage I van Richtlijn 76/756/EEG .

12 . OVEREENSTEMMING VAN DE PRODUKTIE MET HET GOEDGEKEURDE TYPE

Elke lamp waarop een E.E.G.-goedkeuringsmerk is aangebracht moet in overeenstemming zijn met het goedgekeurde type en voldoen aan de hierboven genoemde fotometrische voorwaarden .

( 13 . )

( 14 . )

( 1 ) Deze proefspanningen zijn als volgt vastgesteld :

Voor een nominale spanning 6 V , is de proefspanning 6,0 V

Voor een nominale spanning 12 V , is de proefspanning 12,0 V

Voor een nominale spanning 24 V , is de proefspanning 24,0 V

( 2 ) Deze bepalingen stemmen overeen met de volgende trichromatische coordinaten :

SELECTIEF GEEL :

Grenswaarde naar rood : y * 0,138 + 0,580 x

Grenswaarde naar groen : y * 1,29x - 0,100

Grenswaarde naar wit : y * - x + 0,966

Spectrale grenswaarde : y * - x + 0,992 .

( 3 ) Zie bijlage I , punt 10 .

BIJLAGE IV

MODEL VAN E.E.G.-GOEDKEURINGSFORMULIER

( maximumformaat : A 4 ( 210 maal 297 mm ) )

Aanduiding van de administratie

Mededeling betreffende de E.E.G.-goedkeuring , weigering of intrekking van de E.E.G.-goedkeuring of uitbreiding van de E.E.G.-goedkeuring , weigering of intrekking van de uitbreiding van de E.E.G.-goedkeuring van een type elektrische gloeilamp

Goedkeuringsnummer ...

1 . Gloeilamp kleurloos/selectief geel (*) :

- nominale spanning ...

- nominale vermogens ...

2 . Fabrieks - of handelsmerk ...

3 . Naam en adres van de fabrikant ...

4 . Eventueel , naam en adres van diens gevolmachtigde ...

5 . Ter E.E.G.-goedkeuring aangeboden op ...

6 . Technische dienst belast met de E.E.G.-goedkeuringsproeven ...

7 . Datum van het door deze dienst afgegeven rapport ...

8 . Nummer van het door deze dienst afgegeven rapport ...

9 . Datum waarop de E.E.G.-goedkeuring is verleend/geweigerd/ingetrokken (*) ...

10 . Uitbreiding van de E.E.G.-goedkeuring ...

11 . Datum van weigering/intrekking van de uitbreiding van de E.E.G.-goedkeuring (*) ...

12 . Plaats ...

13 . Datum ...

14 . Handtekening ...

15 . Bijgevoegde tekening nr . ... stelt de gehele lamp voor

16 . Opmerkingen ...

(*) Doorhalen hetgeen niet van toepassing is .

BIJLAGE V

Aanhangsel 1 : zie P.b .

Aanhangsel 2 : zie P.b .

Aanhangsel 3

LAMP MET TWEE GLOEIDRADEN : INWENDIGE DELEN

1 . Figuur : zie P.b .

2 . Tabel

Maten * Nominale waarden ( mm of graden ) * Toleranties ( mm of graden ) *

* * Standaardlamp * Lamp uit seriefabricage *

a * 0,6 * min of meer 0,15 * min of meer 0,35 *

b * 0,2 * min of meer 0,15 * min of meer 0,35 *

c * 0,5 * min of meer 0,15 * min of meer 0,30 *

d * 0 * min of meer 0,3 * min of meer 0,5 *

e * 28,5 ( 1 ) * min of meer 0,15 * min of meer 0,35 *

f * 1,8 ( 2 ) * min of meer 0,2 * min of meer 0,4 *

g * 0 * min of meer 0,3 * min of meer 0,5 *

l c * 5,5 * min of meer 0,5 * min of meer 1,5 *

b * 0 * * min of meer 0 * 30' * min of meer 1 * 30' *

g * 15 * * min of meer 0 * 30' * min of meer 1 * 30' *

Q-Q' * 3/4 ( l c + f ) * * *

( 1 ) 28,8 voor lampen van 24 V .

( 2 ) 2,2 voor lampen van 24 V .

3 . Noot

1 . De as van de lamp is de loodlijn op referentievlak 1 ( zie figuur in aanhangsel 4 ) die wordt opgericht in het snijpunt van dit vlak en de as van de desbetreffende centreercilinder .

2 . De tekening is slechts een voorbeeld van een constructie van het afschermkapje en de gloeidraden .

3 . De vastgestelde waarde voor de maat Q-Q' is uitsluitend van toepassing op de standaardlamp die wordt gebruikt voor de beproeving voor de E.E.G.-goedkeuring van een koplicht ; de afmetingen van het afschermkapje moeten zodanig zijn dat de punten Q' binnen de rand van het afschermkapje liggen .

4 . De aangegeven toleranties hebben betrekking op de controle die is vereist voor de E.E.G.-goedkeuring van een type lamp .

Aanhangsel 4

LAMP MET TWEE GLOEIDRADEN : ONDERLINGE VERWISSELBAARHEIDSMATEN

1 . Figuur : zie P.b .

2 . Tabel

Maten * Nominale waarden ( mm of graden ) * Toleranties in mm of graden *

* * Standaardlamp * Lamp uit seriefabricage *

A1 ( 1 ) * 25 min . * - * - *

B * 0,7 * + 0,1 * + 0,1 *

* * - 0,0 * - 0,0 *

C * 7,7 * + 0,4 * + 0,4 *

* * - 0,0 * - 0,0 *

D * 3 * + 0,3 * + 0,3 *

E * 11,8 t/m * - 0,0 * - 0,0 *

* 13,6 ( 2 ) * - * - *

F * 8,8 t/m 10,3 * - * - *

G * 8,5 * + 0,5 * + 0,5 *

* * - 0,0 * - 0,0 *

H * 17 * + 0,9 * + 0,9 *

* * - 0,0 * - 0,0 *

J * 18 min . * - * - *

J1 * 14,5 max . * - * - *

K * 50 max . * - * - *

L * 41,5 * + 0,0 * + 0,0 *

* * - 0,1 * - 0,2 *

M * 45 * + 0,0 * + 0,0 *

* * - 0,1 * - 0,2 *

Maten * Nominale waarden ( mm of graden ) * Toleranties in mm of graden *

* * Standaardlamp * Lamp uit seriefabricage *

N * 47,2 * min of meer 0,2 * min of meer 0,2 *

P * 21,5 * + 0,9 * + 0,9 *

* * - 0,0 * - 0,0 *

R * 23,7 * + 0,0 * + 0,0 *

* * - 0,4 * - 0,4 *

S * 4,7 * min of meer 0,06 * min of meer 0,20 *

T * 9,5 max . * - * - *

U * 0,3 min . * - * - *

V * 3 * min of meer 0,05 * min of meer 0,10 *

W * 2,2 * + 0,0 * + 0,0 *

* * - 0,4 * - 0,4 *

X * 3 max . * - * - *

Y * 32 max . * - * - *

r * < U * * *

a * - * 25 t/m 35 * * 25 t/m 35 * *

b * 0 * * min of meer 0 * 30' * min of meer 1 * 30' *

e * 28,5 ( 3 ) * min of meer 0,15 * min of meer 0,35 *

( 1 ) De maten Al tot en met a komen overeen met de corresponderende maten volgens de IEC-normen , met uitzondering van K en Y .

( 2 ) Met las , norm IEC 7004-95-1 .

( 3 ) 28,8 mm voor de lampen van 24 volt .

3 . Noot

1 . Bovenstaande maten corresponderen met de IEC-normen ( publikaties IEC , bladen 7004-95-1 , 7004-95A-1 en 7004-95B-1 ) die door de internationale electro-technische commissie zijn goedgekeurd .

2 . Op de tekening zijn alleen de verplichte maten betreffende lengte en onderlinge verwisselbaarheid aangegeven .

3 . De inwendige samenstelling van de lamp en de dienovereenkomstige maten zijn aangegeven in de figuur in aanhangsel 3 .

4 . Het met een sterretje gemerkte gedeelte van de lampvoet mag niet tot gevolg hebben dat door weerkaatsing van het licht afkomstig van de gloeidraad van het dimlicht een naar boven gerichte storende straling ontstaat wanneer de lamp in een normale bedrijfsstand op het voertuig is geplaatst .

5 . De diameter van elke centreercilinder wordt gemeten in elk recht snijvlak dat is gelegen op minstens 0,5 mm van het referentievlak overeenkomende met de desbetreffende cilinder .

6 . Deze relatieve excentriciteit ( afwijking tussen de assen ) van de twee centreercilinders mag niet meer bedragen dan 0,05 mm .

7 . Voor de afstand S , afstand tussen de twee referentievlakken ( 4,7 mm ) , wordt een tolerantie toegepast die de toelaatbare fout omvat met betrekking tot de evenwijdigheid van deze twee vlakken .

8 . De twee richtplaatjes ( IX en X ) moeten gelijktijdig kunnen worden ingebracht in een kalil er met een opening van maximum 3,1 mm .

9 . De contactstrippen ( XIV , XVI , XVII ) moeten in de hierboven aangegeven volgorde worden aangebracht , die ten opzichte van de richtplaatjes van de lampvoet moet overeenstemmen met die welke is aangegeven in de figuur of 180 * gedraaid ten opzichte hiervan met een benadering van min of meer 20 * in de twee gevallen . Het venster ( XV ) en de contractstrip voor het dimlicht moeten zich tegenover elkaar aan weerszijden van de as van de lamp bevinden .

BIJLAGE VI

E.E.G.-GOEDKEURINGSVOORWAARDEN EN HET MERKEN

1 . VERZOEK OM E.E.G.-GOEDKEURING

1.1 . Het verzoek om E.E.G.-goedkeuring wordt ingediend door de houder van het fabrieks - of handelsmerk , of door diens gevolmachtigde .

1.2 . Het verzoek gaat vergezeld van :

1.2.1 . voor elk type koplicht voor groot licht en/of dimlicht :

1.2.1.1 . de aanduiding of het koplicht zowel voor dimlicht als groot licht of slechts voor een van beide is bestemd ; wanneer het gaat om een licht bestemd voor een gedimde lichtbundel , de aanduiding of het licht is geconstrueerd voor beide soorten verkeer of slechts voor links of rechts verkeer ;

1.2.1.2 . een beknopte technische beschrijving ;

1.2.1.3 . tekeningen , in drievoud , die voldoende gedetailleerd zijn om het type te kunnen identificeren , en het licht weergeven zowel van voren gezien , met indien nodig de gedetailleerde weergave van de ribbels in de lens , als in dwarsdoorsnede ;

Op de tekeningen moet zijn aangegeven welke plaats voor het goedkeuringsmerk , met name voor het goedkeuringsnummer en de aanduiding(en ) van de categorie , is bepaald , ten opzichte van de rechthoek van het goedkeuringsmerk ;

1.2.1.4 . twee monsters ;

1.2.2 . voor elk type lamp :

1.2.2.1 . een korte technische beschrijving ;

1.2.2.2 . tekeningen , in drievoud , die voldoende gedetailleerd zijn om het type te kunnen identificeren en waarop de gehele lamp op schaal 2 : 1 is weergegeven , en waarop het afschermkapje in de lamp zowel van voren als in zijaanzicht is weergegeven ;

Op de tekeningen moet zijn aangegeven welke plaats voor het goedkeuringsmerk , met name voor het goedkeuringsnummer en de aanduiding(en ) van de categorie , is bepaald , ten opzichte van de rechthoek van het goedkeuringsmerk ;

1.2.2.3 . wanneer het kleurloze lampen betreft : vijf monsters ; wanneer het gekleurde lampen betreft : één monster met gekleurde gloeilamp en vijf monsters met kleurloze lamp die slechts van het aangeboden type afwijken door het ontbreken van kleuring van het glas . Wanneer het een type lamp betreft dat slechts door de kleur verschilt van een kleurloos type dat tevoren heeft voldaan aan de proeven van de punten 4 tot en met 8 van bijlage III , behoeft slechts een monster met de gekleurde lamp te worden overgelegd om te worden onderworpen aan de proeven van punt 9 van bijlage III .

2 . OPSCHRIFTEN

2.1 . Koplichten voor groot licht en/of dimlicht

2.1.1 . De ter E.E.G.-goedkeuring aangeboden monsters van een type koplicht voor groot licht en/of dimlicht , moeten zijn voorzien van het fabrieks - of handelsmerk van de aanvrager .

2.1.2 . Elk koplicht moet zowel op de lens als op het huis voldoende plaatsruimte hebben voor het E.E.G.-goedkeuringsmerk ; indien de lens niet van het lamphuis van het licht kan worden gescheiden , is het aanbrengen op de lens voldoende . De plaatsruimte voor het E.E.G.-goedkeuringsmerk moet overeenkomen met de plaats die is aangegeven op de onder 1.2.1.3 vermelde tekeningen .

2.1.3 . In geval van lichten die zodanig zijn geconstrueerd dat wordt voldaan aan de eisen van één soort verkeer ( hetzij rechts , hetzij links ) , moeten bovendien op de lens onuitwisbaar de grenswaarden worden aangegeven van de zone die eventueel kan worden gemaskeerd ten einde te voorkomen dat gebruikers in een Lid-Staat waar op de andere zijde van de weg wordt gereden hiervan hinder ondervinden . Wanneer deze zone door de constructie evenwel direct herkenbaar is , is deze afbakening niet noodzakelijk .

2.1.4 . In geval van lichten die zodanig zijn geconstrueerd dat zij zouden moeten voldoen aan de eisen van de Lid-Staten waar rechts verkeer bestaat en die van de Lid-Staten waar links verkeer bestaat , worden de twee standen waarin het optische systeem op het voertuig of de lamp ten opzichte van de reflector kan worden vergrendeld , aangeduid , en wel de ene door combinatie van de hoofdletters R en D en de andere door combinatie van de hoofdletters L en G .

2.2 . Lampen voor koplichten voor groot licht en/of dimlicht

2.2.1 . De ter E.E.G.-goedkeuring aangeboden monsters van een type lamp voor koplichten voor groot licht en/of dimlicht , moeten zijn voorzien van het fabrieks - of handelsmerk van de aanvrager .

2.2.2 . Elke lamp moet een voldoende grote plaatsruimte hebben voor het E.E.G.-goedkeuringsmerk . De plaatsruimte voor het E.E.G.-goedkeuringsmerk moet overeenkomen met de plaats die is aangegeven op de onder 1.2.2.2 vermelde tekeningen .

2.2.3 . Op de lampen moet ten minste de nominale spanning in volt zijn aangegeven en het nominaal vermogen in watt van de gloeidraden voor groot licht en dimlicht .

2.3 . De merken en opschriften moeten duidelijk leesbaar en onuitwisbaar zijn .

3 . E.E.G.-GOEDKEURING

3.1 . Wanneer alle overeenkomstig punt 1 ingediende monsters voldoen aan de punten 5 en 6 van bijlage I voor de koplichten en aan de punten 5 , 6 , 7 , 8 , 9 , 10 en 11 van bijlage III voor de lampen wordt de E.E.G.-goedkeuring verleend en wordt een goedkeuringsnummer toegekend .

3.2 . Dit nummer wordt niet meer toegekend aan een ender type licht of lamp behalve indien de E.E.G.-goedkeuring wordt uitgebreid tot een ander type licht of lamp waarvan slechts de kleur van het uitgestraalde licht verschilt .

3.3 . Wanneer de E.E.G.-goedkeuring wordt aangevraagd voor een type verlichtings - en lichtsignaalinrichting dat een koplicht voor groot licht en/of dimlicht alsmede andere lichten omvat , kan een collectief E.E.G.-goedkeuringsmerk worden toegekend , mits het koplicht voldoet aan de voorschriften van deze richtlijn en alle andere lichten die deel uitmaken van het type verlichtings - en lichtsignaalinrichting waarvoor de E.E.G.-goedkeuring wordt aangevraagd , voldoen aan de bijzondere richtlijn die daarop van toepassing is .

4 . HET MERKEN

4.1 . Op elk koplicht voor groot licht en/of dimlicht of op elke lamp voor deze lichten , beantwoordend aan een krachtens deze richtlijn goedgekeurd type , moet een E.E.G.-goedkeuringsmerk zijn aangebracht .

4.2 . Dit merk bestaat

uit een rechthoek waarbinnen een kleine letter " e " is geplaatst , gevolgd door het kennummer of de kenletters van de Lid-Staat die de E.E.G.-goedkeuring heeft verleend :

1 voor Duitsland

2 voor Frankrijk

3 voor Italië

4 voor Nederland

6 voor Belgie

11 voor het Verenigd Koninkrijk

13 voor Luxemburg

DK voor Denemarken

IRL voor Ierland

en uit een E.E.G.-goedkeuringsnummer dat overeenkomt met het nummer van het voor het type koplicht of lamp opgestelde E.E.G.-goedkeuringsformulier . Dit nummer wordt voor een type koplicht onder de rechthoek en voor een type lamp vlak bij de rechthoek geplaatst .

4.3 . Aan het E.E.G.-goedkeuringsmerk worden voor koplichten voor groot licht en/of dimlicht de volgende aanvullende symbolen toegevoegd :

4.3.1 . op koplichten die uitsluitend voldoen aan de eisen van links verkeer wordt onder de rechthoek een horizontale pijl aangebracht die is gericht naar de rechterzijde van een waarnemer die het licht van voren aanschouwt , dat wil zeggen naar de zijde van de weg waar zich het verkeer voortbeweegt ;

4.3.2 . op koplichten die , door opzettelijke wijziging van de vergrendeling van het optisch systeem of de lamp voldoen aan de eisen van rechts en links verkeer , wordt onder de rechthoek een horizontale pijl aangebracht die is voorzien van twee punten waarvan de ene naar links en de andere naar rechts is gericht ;

4.3.3 . op koplichten die uitsluitend voor dimlicht voldoen aan de voorschriften van deze richtlijn , wordt boven de rechthoek de letter " C " aangebracht ;

4.3.4 . op koplichten die uitsluitend voor groot licht voldoen aan de voorschriften van deze richtlijn , wordt boven de rechthoek de letter " R " aangebracht ;

4.3.5 . op koplichten die zowel voor dimlicht als voor groot licht voldoen aan de voorschriften van deze richtlijn wordt boven de rechthoek de lettercombinatie " CR " aangebracht .

4.4 . Het E.E.G.-goedkeuringsnummer en de aanvullende symbolen moeten zodanig worden aangebracht dat zij onuitwisbaar en duidelijk leesbaar zijn . In geval van een licht moeten zij zodanig op de lens of één van de lenzen worden aangebracht dat zij zichtbaar blijven wanneer het licht op het voertuig is geïnstalleerd .

4.5 . Voorbeelden van E.E.G.-goedkeuringsmerken met aanvullende symbolen zijn in het aanhangsel weergegeven .

4.6 . In geval van toekenning van een collectief E.E.G.-goedkeuringsnummer als bepaald in punt 3.3 voor een type verlichtings - en lichtsignaalinrichting dat een koplicht voor groot licht en/of dimlicht en andere lichten omvat , kan één enkel E.E.G.-goedkeuringsmerk worden aangebracht dat bestaat uit :

- een rechthoek waarbinnen de letter " e " is geplaatst , gevolgd door het kennummer of de kenletters van de Lid-Staat die de goedkeuring heeft verleend ,

- een E.E.G.-goedkeuringsnummer ,

- de aanvullende symbolen als bepaald in de verschillende richtlijnen uit hoofde waarvan de E.E.G.-goedkeuring is verstrekt .

4.7 . De afmetingen van de verschillende onderdelen van dit merk mogen niet kleiner zijn dan de grootste van de minimumafmetingen die voor het individuele merken zijn voorgeschreven in de richtlijnen uit hoofde waarvan de E.E.G.-goedkeuring is verleend .

Aanhangsel

VOORBEELDEN VAN E.E.G . GOEDKEURINGSMERKEN : zie P.b .