31976L0207

Richtlijn 76/207/EEG van de Raad van 9 februari 1976 betreffende de tenuitvoerlegging van het beginsel van gelijke behandeling van mannen en vrouwen ten aanzien van de toegang tot het arbeidsproces, de beroepsopleiding en de promotiekansen en ten aanzien van de arbeidsvoorwaarden

Publicatieblad Nr. L 039 van 14/02/1976 blz. 0040 - 0042
Bijzondere uitgave in het Fins: Hoofdstuk 5 Deel 1 blz. 0191
Bijzondere uitgave in het Grieks: Hoofdstuk 05 Deel 2 blz. 0070
Bijzondere uitgave in het Zweeds: Hoofdstuk 5 Deel 1 blz. 0191
Bijzondere uitgave in het Spaans: Hoofdstuk 05 Deel 2 blz. 0070
Bijzondere uitgave in het Portugees: Hoofdstuk 05 Deel 2 blz. 0070


++++

RICHTLIJN VAN DE RAAD

van 9 februari 1976

betreffende de tenuitvoerlegging van het beginsel van gelijke behandeling van mannen en vrouwen ten aanzien van de toegang tot het arbeidsproces , de beroepsopleiding en de promotiekansen en ten aanzien van de arbeidsvoorwaarden

( 76/207/EEG )

DE RAAD VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN ,

Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Economische Gemeenschap , inzonderheid op artikel 235 ,

Gezien het voorstel van de Commissie ,

Gezien het advies van het Europese Parlement ( 1 ) ,

Gezien het advies van het Economisch en Sociaal Comité ( 2 ) ,

Overwegende dat de Raad , in zijn resolutie van 21 januari 1974 betreffende een sociaal actieprogramma ( 3 ) , als een van de prioriteiten heeft bepaald dat er acties moeten worden ondernomen ten einde de gelijkheid van mannen en vrouwen te verwezenlijken voor wat betreft de toegang tot arbeid en beroepsopleiding , en de gelegenheid in hun beroep vooruit te komen , alsmede de arbeidsvoorwaarden , met inbegrip van de bezoldiging ;

Overwegende dat wat de bezoldiging betreft , de Raad op 10 februari 1975 Richtlijn nr . 75/117/EEG betreffende het nader tot elkaar brengen van de wetgevingen der Lid-Staten inzake de toepassing van het beginsel van gelijke beloning voor mannelijke en vrouwelijke werknemers ( 4 ) heeft vastgesteld ;

Overwegende dat er tevens een actie van de Gemeenschap nodig is om het beginsel van een gelijke behandeling van mannen en vrouwen te realiseren , zowel voor wat betreft de toegang tot het arbeidsproces , tot de beroepsopleiding en de promotiekansen als wat betreft de andere arbeidsvoorwaarden ; dat de gelijke behandeling van mannelijke en vrouwelijke werknemers een van de doelstellingen van de Gemeenschap vormt , voor zover hierdoor met name de onderlinge aanpassing op de weg van de vooruitgang van de levensstandaard en de arbeidsvoorwaarden van de werknemers wordt bevorderd ; dat in het Verdrag niet is voorzien in de daartoe vereiste specifieke bevoegdheden ;

Overwegende dat het beginsel van gelijke behandeling op het gebied van de sociale zekerheid dient te worden omschreven en geleidelijk ten uitvoer dient te worden gelegd door middel van later te nemen maatregelen ,

HEEFT DE VOLGENDE RICHTLIJN VASTGESTELD :

Artikel 1

1 . Deze richtlijn beoogt de tenuitvoerlegging in de Lid-Staten van het beginsel van gelijke behandeling van mannen en vrouwen ten aanzien van de toegang tot het arbeidsproces , met inbegrip van promotiekansen , en tot de beroepsopleiding , alsmede ten aanzien van de arbeidsvoorwaarden en , onder de voorwaarden bedoeld in lid 2 , de sociale zekerheid . Dit beginsel wordt hierna " beginsel van gelijke behandeling " genoemd .

2 . Ten einde de geleidelijke tenuitvoerlegging van het beginsel van gelijke behandeling op het gebied van de sociale zekerheid te waarborgen , stelt de Raad op voorstel van de Commissie bepalingen vast waarbij met name de inhoud , de draagwijdte en de wijze van toepassing van dat beginsel nader worden omschreven .

Artikel 2

1 . Het beginsel van gelijke behandeling in de zin van de hierna volgende bepalingen houdt in dat iedere vorm van discriminatie is uitgesloten op grond van geslacht , hetzij direct , hetzij indirect door verwijzing naar met name de echtelijke staat of de gezinssituatie .

2 . Deze richtlijn vormt geen belemmering voor de bevoegdheid van de Lid-Staten om beroepsactiviteiten van de toepassing hiervan uit te sluiten en , in voorkomend geval , de hiervoor noodzakelijke opleidingen , waarvoor vanwege hun aard of de voorwaarden voor de uitoefening ervan , het geslacht een bepalende factor is .

3 . Deze richtlijn doet geen afbreuk aan de bepalingen betreffende de bescherming van de vrouw , met name voor wat zwangerschap en moederschap betreft .

4 . Deze richtlijn vormt geen belemmering voor maatregelen die beogen te bevorderen dat mannen en vrouwen gelijke kansen krijgen , in het bijzonder door feitelijke ongelijkheden op te heffen welke de kansen van de vrouwen op de in artikel 1 , lid 1 , bedoelde gebieden nadelig beïnvloeden .

Artikel 3

1 . De toepassing van het beginsel van gelijke behandeling houdt in dat iedere vorm van discriminatie is uitgesloten op grond van geslacht voor wat betreft de toegangsvoorwaarden , met inbegrip van de selectiecriteria , tot beroepen of functies , ongeacht de sector of de bedrijfstak , en tot alle niveaus van de beroepshierarchie .

2 . Te dien einde nemen de Lid-Staten de nodige maatregelen om te bereiken dat :

a ) de wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen die in strijd zijn met het beginsel van gelijke behandeling , worden ingetrokken ;

b ) de bepalingen in collectieve of in individuele arbeidsovereenkomsten , in arbeidsreglementen van bedrijven alsmede in de statuten van vrije beroepen , welke strijdig zijn met het beginsel van gelijke behandeling , nietig zijn , nietig kunnen worden verklaard of gewijzigd kunnen worden ;

c ) de wettelijke of bestuursrechtelijke bepalingen worden herzien die strijdig zijn met het beginsel van gelijke behandeling en die aanvankelijk werden gemotiveerd door beschermende bedoelingen welke niet meer gefundeerd zijn ; dat voor de soortgelijke contractuele bepalingen de sociale partners worden aangezet om tot de gewenste herziening over te gaan .

Artikel 4

De toepassing van het beginsel van gelijke behandeling met betrekking tot de toegang tot alle types en alle niveaus van beroepskeuzevoorlichting , beroepsopleiding , voortgezette beroepsopleiding en bij - en omscholing , houdt in dat de Lid-Staten de nodige maatregelen nemen om te bereiken dat :

a ) de wettelijke en bestuursrechtlijke bepalingen die in strijd zijn met het beginsel van gelijke behandeling , worden ingetrokken ;

b ) de bepalingen in collectieve of in individuele arbeidsovereenkomsten , in arbeidsreglementen van bedrijven alsmede in de statuten van vrije beroepen , welke strijdig zijn met het beginsel van gelijke behandeling , nietig zijn , nietig kunnen worden verklaard of gewijzigd kunnen worden ;

c ) de beroepskeuzevoorlichting , de beroepsopleiding , de voortgezette beroepsopleiding en de bij - en omscholing , onder voorbehoud van de autonomie die in sommige Lid-Staten wordt toegekend aan bepaalde privaatrechtelijke opleidingsinstellingen , toegankelijk zijn overeenkomstig dezelfde criteria en op dezelfde niveaus , zonder discriminatie op grond van het geslacht .

Artikel 5

1 . De toepassing van het beginsel van gelijke behandeling met betrekking tot de arbeidsvoorwaarden , met inbegrip van de ontslagvoorwaarden , houdt in dat voor mannen en vrouwen dezelfde voorwaarden gelden , zonder discriminatie op grond van geslacht .

2 . Te dien einde nemen de Lid-Staten de nodige maatregelen om te bereiken dat :

a ) de wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen die in strijd zijn met het beginsel van gelijke behandeling , worden ingetrokken ;

b ) de bepalingen in collectieve of in individuele arbeidsovereenkomsten , in arbeidsreglementen van bedrijven alsmede in de statuten van vrije beroepen , welke strijdig zijn met het beginsel van gelijke behandeling , nietig zijn , nietig kunnen worden verklaard of gewijzigd kunnen worden .

c ) de wettelijke of bestuursrechtelijke bepalingen worden herzien die strijdig zijn met het beginsel van gelijke behandeling en die aanvankelijk werden gemotiveerd door beschermende bedoelingen welke niet meer gefundeerd zijn ; dat voor de soortgelijke contractuele bepalingen de sociale partners worden aangezet om tot de gewenste herziening over te gaan .

Artikel 6

De Lid-Staten nemen in hun interne rechtsorde de nodige voorschriften op om een ieder die meent te zijn benadeeld door de niet-toepassing te zijnen aanzien van het beginsel van gelijke behandeling in de zin van de artikelen 3 , 4 en 5 de mogelijkheid te bieden om zijn rechten voor het gerecht te doen gelden na eventueel een beroep op andere bevoegde instanties te hebben gedaan .

Artikel 7

De Lid-Staten nemen de nodige maatregelen ten einde de werknemers tegen elk ontslag te beschermen dat een reactie van de werkgever zou vormen op een klacht binnen de onderneming of op een vordering in rechte om het beginsel van gelijke behandeling te doen naleven .

Artikel 8

De Lid-Staten zien erop toe dat de maatregelen die ter uitvoering van deze richtlijn werden getroffen , alsmede de bepalingen welke ter zake reeds gelden , met alle geschikte middelen ter kennis van de werknemers worden gebracht , bij voorbeeld op de arbeidsplaatsen .

Artikel 9

1 . Binnen een termijn van dertig maanden volgende op de kennisgeving van deze richtlijn doen de Lid-Staten de nodige wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen voor het volgen van deze richtlijn in werking treden ; zij stellen de Commissie daarvan onverwijld in kennis .

De in artikel 3 , lid 2 , sub c ) , eerste zinsnede , en artikel 5 , lid 2 , sub c ) , eerste zinsnede , bedoelde wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen worden evenwel binnen een termijn van vier jaar volgende op de kennisgeving van deze richtlijn door de Lid-Staten een eerste maal onderzocht en eventueel een eerste maal herzien .

2 . De Lid-Staten onderzoeken op gezette tijden de in artikel 2 , lid 2 , bedoelde beroepsactiviteiten om na te gaan of het gezien de sociale ontwikkeling gerechtvaardigd is de desbetreffende uitzonderingen te handhaven . Zij stellen de Commissie in kennis van het resultaat van hun onderzoek .

3 . Bovendien stellen de Lid-Staten de Commissie in kennis van alle wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen die zij aannemen op het door deze richtlijn bestreken gebied .

Artikel 10

Binnen twee jaar na afloop van de in artikel 9 , lid 1 , eerste alinea , bedoelde termijn van dertig maanden verstrekken de Lid-Staten aan de Commissie alle dienstige gegevens om haar in staat te stellen aan de Raad een verslag over de toepassing van deze richtlijn voor te leggen .

Artikel 11

Deze richtlijn is gericht tot de Lid-Staten .

Gedaan te Brussel , 9 februari 1976 .

Voor de Raad

De Voorzitter

G . THORN

( 1 ) PB nr . C 111 van 20 . 5 . 1975 , blz . 14 .

( 2 ) PB nr . C 286 van 15 . 12 . 1975 , blz . 8 .

( 3 ) PB nr . C 13 van 12 . 2 . 1974 , blz . 1 .

( 4 ) PB nr . L 45 van 19 . 2 . 1975 , blz . 19 .