31969L0169

Richtlijn 69/169/EEG van de Raad van 28 mei 1969 inzake de harmonisatie van de wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen met betrekking tot de vrijstellingen van omzetbelastingen en accijnzen die bij invoer worden geheven in het internationale reizigersverkeer

Publicatieblad Nr. L 133 van 04/06/1969 blz. 0006 - 0008
Bijzondere uitgave in het Fins: Hoofdstuk 9 Deel 1 blz. 0010
Bijzondere uitgave in het Deens: Serie I Hoofdstuk 1969(I) blz. 0218
Bijzondere uitgave in het Zweeds: Hoofdstuk 9 Deel 1 blz. 0010
Bijzondere uitgave in het Engels: Serie I Hoofdstuk 1969(I) blz. 0232
Bijzondere uitgave in het Grieks: Hoofdstuk 09 Deel 1 blz. 0017
Bijzondere uitgave in het Spaans: Hoofdstuk 09 Deel 1 blz. 0019
Bijzondere uitgave in het Portugees: Hoofdstuk 09 Deel 1 blz. 0019


++++

RICHTLIJN VAN DE RAAD

van 28 mei 1969

inzake de harmonisatie van de wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen met betrekking tot de vrijstellingen van omzetbelastingen en accijnzen die bij invoer worden geheven in het internationale reizigersverkeer

( 69/169/EEG )

DE RAAD VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN ,

Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Economische Gemeenschap , inzonderheid op artikel 99 ,

Gezien het voorstel van de Commissie ,

Overwegende dat het , ondanks de totstandkoming van de douane-unie , welke in het handelsverkeer tussen de Lid-Staten de afschaffing met zich bracht van de douanerechten en van het merendeel der heffingen van gelijke werking , noodzakelijk is , in afwachting van een verdergaande harmonisatie der indirecte belastingen , in dit handelsverkeer de belastingheffing bij invoer en het ontheffen van belasting bij uitvoer , te handhaven ;

Overwegende dat het wenselijk is dat de bevolking der Lid-Staten zelfs v}}r deze harmonisatie , zich meer bewust wordt van de realiteit van de gemeenschappelijke markt en dat te dien einde maatregelen worden genomen om in het reizigersverkeer tussen de Lid-Staten de regeling voor de belastingheffing bij invoer verder te liberaliseren ; dat leden van het Europese Parlement herhaaldelijk op deze maatregelen hebben aangedrongen ;

Overwegende dat dergelijke verlichtingen voor het reizigersverkeer een verdere stap vormen naar de onderlinge openstelling van de markten der Lid-Staten en naar het scheppen van omstandigheden welke analoog zijn aan die van een binnenlandse markt ;

Overwegende dat deze verlichtingen beperkt moeten blijven tot de niet-commerciële invoer van goederen door reizigers ; dat deze goederen in de regel in het land van herkomst ( land van uitreis ) slechts inclusief belasting kunnen worden verworven , zodat het door het land van inreis afzien _ binnen de gestelde grenzen _ van de heffing van omzetbelasting en accijnzen bij invoer , vermijdt dat dubbele belastingheffing plaatsvindt , zonder dat zulks ertoe leidt dat geen belasting wordt geheven ;

Overwegende dat een communautaire regeling inzake verlichting van belastingen bij invoer ook in het reizigersverkeer tussen derde landen en de Gemeenschap noodzakelijk is ,

HEEFT DE VOLGENDE RICHTLIJN VASTGESTELD :

Artikel 1

1 . In het reizigersverkeer tussen derde landen en de Gemeenschap zijn goederen die deel uitmaken van de persoonlijke bagage van reizigers , vrijgesteld van omzetbelastingen en accijnzen die bij invoer worden geheven , mits het invoer betreft waaraan elk handelskarakter vreemd is en de totale waarde van die goederen per persoon niet meer dan 25 rekeneenheden bedraagt .

2 . Voor reizigers beneden de vijftien jaar kunnen de Lid-Staten het bedrag van deze vrijstelling beperken tot minimaal 10 rekeneenheden .

3 . Overtreft de totale waarde van verscheidene goederen per persoon het bedrag van 25 rekeneenheden , c.q . het overeenkomstig lid 2 vastgestelde bedrag , dan wordt de vrijstelling tot deze bedragen verleend voor die goederen waarvoor bij afzonderlijke invoer , deze vrijstelling had kunnen worden verleend , met dien verstande dat de waarde van een afzonderlijk goed niet mag worden gesplitst .

Artikel 2

1 . In het reizigersverkeer tussen Lid-Staten zijn goederen die aan de voorwaarden van de artikelen 9 en 10 , van het Verdrag voldoen en deel uitmaken van de persoonlijke bagage van reizigers , vrijgesteld van omzetbelastingen en accijnzen die bij invoer worden geheven , mits het invoer betreft waaraan elk handelskarakter vreemd is en de totale waarde van die goederen per persoon niet meer dan 75 rekeneenheden bedraagt . Deze vrijstelling wordt ook dan verleend , wanneer dit verkeer plaatsvindt over een gebied , dat niet tot het grondgebied van één der Lid-Staten behoort .

2 . Voor reizigers beneden de vijftien jaar kunnen de Lid-Staten het bedrag van deze vrijstelling beperken tot minimaal 20 rekeneenheden .

3 . Overtreft de totale waarde van verscheidene goederen per persoon het bedrag van 75 rekeneenheden , c.q . het overeenkomstig lid 2 vastgestelde bedrag , dan wordt de vrijstelling tot deze bedragen verleend voor die goederen waarvoor , bij afzonderlijke invoer , deze vrijstelling had kunnen worden verleend , met dien verstande dat de waarde van een afzonderlijk goed niet mag worden gesplitst .

Artikel 3

Voor de toepassing van deze richtlijn :

1 . wordt voor het bepalen van de vrijstelling bedoeld in de artikelen 1 en 2 de waarde van de persoonlijke goederen die tijdelijk worden ingevoerd of na tijdelijke uitvoer wederom worden ingevoerd , buiten beschouwing gelaten .

2 . wordt als invoer waaraan elk handelskarakter vreemd is beschouwd de invoer welke :

a ) een incidenteel karakter draagt , en

b ) uitsluitend betrekking heeft op goederen , bestemd voor persoonlijk gebruik van de reizigers dan wel voor gebruik door leden van hun gezin of bestemd om ten geschenke te worden aangeboden , mits blijkens de aard en de hoeveelheid der goederen aan die invoer geen commerciële overwegingen ten grondslag liggen .

Artikel 4

1 . Onverminderd de nationale voorschriften welke ter zake gelden voor reizigers die hun verblijfplaats buiten Europa hebben , stelt iedere Lid-Staat ten aanzien van de invoer met vrijstelling van omzetbelasting en accijnzen van de hieronder genoemde goederen de volgende kwantitatieve beperkingen in :

a ) tabaksprodukten :

200 sigaretten

of 100 cigarillo's ( sigaren die per stuk niet meer dan 3 gram wegen )

of 50 sigaren

of 250 gram rooktabak

b ) alcoholische dranken :

_ gedistilleerde en alcoholhoudende dranken met een alcoholgehalte van meer dan 22 *

1 fles van het gebruikelijke type

( van 0,70 l tot 1 l )

of

gedistilleerde en alcoholhoudende dranken , aperitieven op basis van wijn of van alcohol , met een alcoholgehalte van ten hoogste 22 * , mousserende wijnen , likeurwijnen

in totaal 2 liter

en

_ niet mousserende wijnen in totaal 2 liter

c ) parfum 50 gram

en

toiletwater 1/4 liter

d ) koffie 500 gram

of koffie-extracten en -essences 200 gram

e ) thee 100 gram

of thee-extracten en -essences 40 gram .

2 . Aan reizigers beneden de 15 jaar wordt geen vrijstelling voor de in lid 1 , sub a ) , b ) en d ) , genoemde goederen verleend .

3 . De waarde van de in lid 1 genoemde goederen wordt , binnen de in dat lid vastgestelde kwantitatieve begrenzingen en met inachtneming van de in lid 2 gestelde beperkingen , buiten beschouwing gelaten bij het bepalen van de in de artikelen 1 en 2 bedoelde vrijstelling .

Artikel 5

1 . De Lid-Staten kunnen de waarde en / of de hoeveelheid van de voor vrijstelling in aanmerking komende goederen beperken , wanneer deze worden ingevoerd :

_ in het kader van grensverkeer ;

_ door het personeel van de in het grensoverschrijdend verkeer gebruikte vervoermiddelen ;

_ door leden der strijdkrachten van een Lid-Staat , met inbegrip van het burgerpersoneel , alsmede van de echtgenoten en kinderen te hunnen laste , die in een andere Lid-Staat zijn gestationeerd .

2 . De Lid-Staten kunnen de goederen van de posten 71.07 en 71.08 van het gemeenschappelijk douanetarief van vrijstelling uitsluiten .

3 . De Lid-Staten kunnen de bij artikel 4 , lid 1 , sub a ) en d ) , bedoelde hoeveelheden beperken voor reizigers die uit een derde land een Lid-Staat binnenkomen .

Artikel 6

De Lid-Staten treffen passende maatregelen om te voorkomen dat leveringen aan reizigers die in een Lid-Staat hun woonplaats of hun gewone verblijfplaats , dan wel het centrum van hun beroepsbezigheden hebben en van de in deze richtlijn vervatte regeling gebruikmaken , van belasting worden ontheven .

Artikel 7

De Lid-Staten kunnen het bedrag in nationale valuta , voortvloeiende uit de omrekening van de in rekeneenheden luidende bedragen als bedoeld in de artikelen 1 en 2 , afronden .

Artikel 8

1 . De Lid-Staten treffen de nodige maatregelen om deze richtlijn uiterlijk op 1 januari 1970 ten uitvoer te leggen .

2 . Elke Lid-Staat stelt de Commissie in kennis van de maatregelen die hij voor de toepassing van deze richtlijn neemt .

De Commissie geeft deze inlichtingen door aan de overige Lid-Staten .

Artikel 9

Deze richtlijn is gericht tot de Lid-Staten .

Gedaan te Brussel , 28 mei 1969 .

Voor de Raad

De Voorzitter

G . THORN