31962L2005

Eerste richtlijn van de Raad inzake de vaststelling van bepaalde gemeenschappelijke regels voor het internationale vervoer (goederenvervoer over de weg tegen vergoeding)

Publicatieblad Nr. 070 van 06/08/1962 blz. 2005 - 2006
Bijzondere uitgave in het Fins: Hoofdstuk 7 Deel 1 blz. 0030
Bijzondere uitgave in het Deens: Serie I Hoofdstuk 1959-1962 blz. 0237
Bijzondere uitgave in het Zweeds: Hoofdstuk 7 Deel 1 blz. 0030
Bijzondere uitgave in het Engels: Serie I Hoofdstuk 1959-1962 blz. 0267
Bijzondere uitgave in het Grieks: Hoofdstuk 07 Deel 1 blz. 0028
Bijzondere uitgave in het Spaans: Hoofdstuk 07 Deel 1 blz. 0055
Bijzondere uitgave in het Portugees: Hoofdstuk 07 Deel 1 blz. 0055


++++

EERSTE RICHTLIJN VAN DE RAAD

inzake de vaststelling van bepaalde gemeenschappelijke regels voor het internationale vervoer ( goederenvervoer over de weg tegen vergoeding )

DE RAAD VAN DE EUROPESE ECONOMISCHE GEMEENSCHAP ,

Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Economische Gemeenschap , inzonderheid op artikel 75 , lid 1 ,

Gezien het voorstel van de Commissie ,

Gezien het advies van het Economisch en Sociaal Comité ,

Gezien het advies van het Europese Parlement ,

Overwegende dat het totstandbrengen van een gemeenschappelijk vervoerbeleid , onder meer de vaststelling inhoudt van gemeenschappelijke regels voor internationaal goederenvervoer over de weg van of naar het grondgebied van een Lid-Staat of over het grondgebied van één of meer Lid-Staten ;

Overwegende dat de geleidelijke verwezenlijking van de gemeenschappelijke markt niet mag worden belemmerd door hinderpalen op het gebied van het vervoer ; dat het noodzakelijk is een geleidelijke uitbreiding van het internationale goederenvervoer over de weg te verzekeren , met inachtneming van de eisen van de ontwikkeling van de handel en het verkeer binnen de Gemeenschap ,

HEEFT DE VOLGENDE RICHTLIJN VASTGESTELD :

Artikel 1

1 . Elke Lid-Staat moet , op de in lid 2 en lid 3 omschreven wijze , uiterlijk voor het einde van 1962 het internationale goederenvervoer over de weg tegen vergoeding met andere Lid-Staten vrijmaken , dat wordt genoemd in de bijlagen I en II van deze richtlijn en dat naar of uit zijn grondgebied plaatsvindt of in transito over zijn grondgebied wordt verricht .

2 . Het vervoer genoemd in bijlage I moet van elk contingenterings - en vergunningenstelsel worden vrijgesteld .

3 . Het vervoer genoemd in bijlage II mag niet langer aan een contingenteringsstelsel zijn onderworpen . Het kan echter onderworpen blijven aan een vergunningenstelsel voor zover daaruit generlei kwantitatieve beperking voortvloeit . Elke Lid-Staat moet er in dat geval zorg voor dragen dat binnen vijf dagen na de indiening van de aanvraag om een vergunning een beslissing wordt genomen .

4 . Beide bijlagen maken een integrerend deel uit van deze richtlijn .

Artikel 2

De Lid-Staten stellen de Commissie , binnen drie maanden na de inwerkingtreding van deze richtlijn en in elk geval voor het einde van 1962 in kennis van de maatregelen die zij hebben getroffen teneinde de uitvoering van deze richtlijn te verzekeren .

Artikel 3

Deze richtlijn brengt geen wijziging in de voorwaarden waaronder elke Lid-Staat zijn eigen onderdanen tot de in deze richtlijn bedoelde werkzaamheden toelaat .

Artikel 4

Deze richtlijn is gericht tot de Lid-Staten .

Gedaan te Brussel , 23 juli 1962 .

Voor de Raad

De Voorzitter

E . COLOMBO

BIJLAGE I

Vervoer dat moet worden vrijgemaakt van elk stelsel van contingentering

en vervoervergunningen

1 . Grensvervoer binnen een zone van 25 km , hemelsbreed gemeten , ter weerszijden van de grens , mits de totale vervoerafstand niet meer dan 50 km , hemelsbreed gemeten , bedraagt .

2 . Incidenteel vervoer van goederen van en naar luchthavens in geval van verlegging van de diensten .

3 . Vervoer van bagage met aanhangwagens , gekoppeld aan voor reizigersvervoer bestemde voertuigen , en vervoer van bagage van en naar luchthavens met voertuigen van welke aard dan ook .

4 . Postvervoer .

5 . Vervoer van beschadigde voertuigen .

6 . Vervoer van faecaliën en vuilnis .

7 . Vervoer van voor destructie bestemde dode dieren .

8 . Vervoer van bijen en pootvis .

9 . Begrafenisvervoer .

BIJLAGE II

Vervoer dat moet worden vrijgemaakt van elk stelsel van contingentering ,

maar dat onderworpen kan blijven aan een vergunningenstelsel

overeenkomstig artikel 1 , lid 3 , van deze richtlijn

1 . Vervoer uit een Lid-Staat naar een grenszone van een aangrenzende Lid-Staat van 25 km breed , hemelsbreed gemeten van hun gemeenschappelijke grens .

2 . Goederenvervoer met motorvoertuigen waarvan het totaal gewicht met inbegrip van dat van de aanhangwagen ( s ) niet meer dan 6 ton bedraagt .

3 . Vervoer van kunstvoorwerpen en kunstwerken voor tentoonstellings - of handelsdoeleinden .

4 . Incidenteel vervoer van voorwerpen en materiaal uitsluitend bestemd voor reclame of voorlichting .

5 . Verhuizingen door ondernemingen die daartoe speciaal zijn uitgerust wat betreft personeel en materieel .

6 . Vervoer van materieel , rekwisieten en dieren van of naar toneelvoorstellingen , muziekuitvoeringen , filmvoorstellingen , sportmanifestaties , circusvoorstellingen , kermissen of liefdadigheidsfeesten , alsmede vervoer ten behoeve van radio - , film - en televisie-opnamen .