22001D0464

2001/464/EG: Besluit nr. 4/2001 van de Associatieraad EU-Letland van 20 maart 2001 tot goedkeuring van de voorschriften voor de uitvoering van de bepalingen inzake overheidssteun, zoals bedoeld in artikel 64, lid 1, onder iii), en artikel 64, lid 2, en vastgesteld overeenkomstig artikel 64, lid 3, van de Europaovereenkomst waarbij een associatie tot stand wordt gebracht tussen de Europese Gemeenschappen en hun lidstaten, enerzijds, en de Republiek Letland, anderzijds

Publicatieblad Nr. L 163 van 20/06/2001 blz. 0016 - 0019


Besluit nr. 4/2001 van de Associatieraad EU-Letland

van 20 maart 2001

tot goedkeuring van de voorschriften voor de uitvoering van de bepalingen inzake overheidssteun, zoals bedoeld in artikel 64, lid 1, onder iii), en artikel 64, lid 2, en vastgesteld overeenkomstig artikel 64, lid 3, van de Europaovereenkomst waarbij een associatie tot stand wordt gebracht tussen de Europese Gemeenschappen en hun lidstaten, enerzijds, en de Republiek Letland, anderzijds

(2001/464/EG)

DE ASSOCIATIERAAD,

Gelet op de Europaovereenkomst waarbij een associatie tot stand wordt gebracht tussen de Europese Gemeenschappen en hun lidstaten, enerzijds, en de Republiek Letland, anderzijds, inzonderheid op artikel 64, lid 3,

Overwegende hetgeen volgt:

(1) De Associatieraad dient, overeenkomstig artikel 64, lid 3, van de Europaovereenkomst, uiterlijk op 31 december 1997 de nodige voorschriften voor de uitvoering van de leden 1 en 2 van genoemd artikel vast te stellen.

(2) Het begrip "overheidssteun", als bedoeld in artikel 64, lid 1, onder iii), van de Europaovereenkomst, overeenkomstig artikel 64, lid 2, van de Europaovereenkomst, dient te worden beoordeeld op grond van de criteria die voortvloeien uit de toepassing van de regels van artikel 87 van het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap, en omvat derhalve alle, in welke vorm dan ook, door de overheid of met overheidsmiddelen verleende steunmaatregelen die de mededinging vervalsen of dreigen te vervalsen door bevoordeling van bepaalde ondernemingen of van de productie van bepaalde goederen, voorzover deze steun het handelsverkeer tussen de Europese Gemeenschap en de Republiek Letland beïnvloedt (overheidssteun).

(3) De Republiek Letland zal een nationale instelling of instantie belasten met de uitoefening van toezicht op het gebied van overheidssteun.

(4) Deze toezichthoudende instantie zal de taak hebben de huidige en toekomstige steunprogramma's in de Republiek Letland te analyseren en zal advies uitbrengen over de verenigbaarheid daarvan met artikel 64, lid 1, onder iii), en artikel 64, lid 2, van de Europaovereenkomst.

(5) De Republiek Letland zal de nodige maatregelen nemen om te waarborgen dat de toezichthoudende instantie tijdig over alle relevante informatie beschikt van andere overheidsdiensten op centraal, regionaal en plaatselijk niveau.

(6) De Commissie van de Europese Gemeenschappen zal de toezichthoudende instantie, in het kader van de relevante communautaire programma's, bijstaan door de verstrekking van documentatie, door opleiding, studiebezoeken en andere relevante technische bijstand,

BESLUIT:

Artikel 1

De voorschriften voor de uitvoering van de bepalingen inzake overheidssteun, als bedoeld in artikel 64, lid 1, onder iii), en artikel 64, lid 2, en vastgesteld overeenkomstig artikel 64, lid 3, van de Europaovereenkomst waarbij een associatie tot stand wordt gebracht tussen de Europese Gemeenschappen en hun lidstaten, enerzijds, en de Republiek Letland, anderzijds, worden goedgekeurd.

Artikel 2

Deze uitvoeringsvoorschriften treden in werking op de eerste dag van de maand volgende op de goedkeuring van de voorschriften.

Gedaan te Brussel, 20 maart 2001.

Voor de Associatieraad

De voorzitter

I. Berzins

Voorschriften

voor de uitvoering van de bepalingen inzake overheidssteun, zoals bedoeld in artikel 64, lid 1, onder iii), en artikel 64, lid 2, en vastgesteld overeenkomstig artikel 64, lid 3, van de Europaovereenkomst waarbij een associatie tot stand wordt gebracht tussen de Europese Gemeenschappen en hun lidstaten, enerzijds, en de Republiek Letland, anderzijds

TOEZICHT OP OVERHEIDSSTEUN DOOR TOEZICHTHOUDENDE INSTANTIES

Artikel 1

Toezicht op overheidssteun door toezichthoudende instanties

Overeenkomstig de geldende procedurele voorschriften in de Europese Gemeenschap ("de Gemeenschap") en de Republiek Letland, wordt op de verlening van overheidssteun toezicht uitgeoefend door de bevoegde nationale instanties in de Gemeenschap en de Republiek Letland en wordt door hen gecontroleerd of de steun verenigbaar is met de Europaovereenkomst. De toezichthoudende instantie in de Gemeenschap is de Commissie van de Europese Gemeenschappen ("de Commissie") en in de Republiek Letland de Commissie voor toezicht op overheidssteun.

RICHTSNOEREN VOOR DE BEHANDELING VAN GEVALLEN

Artikel 2

Criteria voor de verenigbaarheid

1. De verenigbaarheid van afzonderlijke gevallen van steunverlening en van steunprogramma's met de Europaovereenkomst, zoals bedoeld in artikel 1, wordt beoordeeld aan de hand van de criteria die voortvloeien uit de toepassing van de bepalingen van artikel 87 van het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap, dat wil zeggen het huidige en toekomstige afgeleide recht, kaders, richtsnoeren en andere in de Gemeenschap geldende administratieve besluiten, alsmede de jurisprudentie van het Gerecht van eerste aanleg en het Hof van Justitie van de Europese Gemeenschappen en elk eventueel besluit van de Associatieraad overeenkomstig artikel 4, lid 3.

Indien de steun of de steunprogramma's bestemd zijn voor producten die onder het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap voor Kolen en Staal vallen, is de eerste alinea geheel van toepassing, echter met dien verstande dat de verenigbaarheid niet wordt beoordeeld aan de hand van de criteria die voortvloeien uit de toepassing van de bepalingen van artikel 87 van het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap, maar aan de hand van de criteria die voortvloeien uit de toepassing van de bepalingen inzake overheidssteun, vervat in het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap voor Kolen en Staal.

2. De toezichthoudende instantie van de Republiek Letland wordt op de hoogte gesteld van alle besluiten die verband houden met de goedkeuring, intrekking of wijziging van de in lid 1 bedoelde communautaire criteria voor de verenigbaarheid, voorzover deze niet gepubliceerd worden, maar specifiek onder de aandacht worden gebracht van alle lidstaten.

3. Indien de Republiek Letland niet binnen drie maanden na de datum van ontvangst van de officiële informatie over de wijzigingen bezwaar aantekent daartegen, krijgen deze de status van criteria voor de verenigbaarheid zoals bedoeld in lid 1. Indien de wijzigingen stuiten op bezwaren van de Republiek Letland, wordt, met het oog op de harmonisatie van de wetgeving, zoals bedoeld in de Europaovereenkomst, overleg gepleegd overeenkomstig de in artikel 7 en 8 van deze uitvoeringsbepalingen vervatte voorschriften.

4. Dezelfde beginselen zijn van toepassing bij andere belangrijke wijzigingen van het Gemeenschapsbeleid op het gebied van overheidssteun.

Artikel 3

De minimis-regel

Steunprogramma's of afzonderlijke gevallen waarin steun wordt verleend, die geen exportsteun omvatten en de in de Gemeenschap van toepassing zijnde drempelwaarde voor de minimis-steun niet overschrijden(1), worden geacht slechts een verwaarloosbaar effect te hebben op de mededinging en de handel tussen de partijen en worden derhalve niet in het kader van deze bepalingen behandeld. Dit artikel is niet van toepassing op industrieën die vallen onder het EGKS-Verdrag, op scheepsbouw, op vervoer of op steun aan uitgaven in verband met landbouw of visserij.

Artikel 4

Ontheffingen

1. Overeenkomstig artikel 64, lid 4, onder a), van de Europaovereenkomst, wordt de Republiek Letland beschouwd als een regio gelijk aan de in artikel 87, lid 3, onder a), van het EG-Verdrag bedoelde streken van de Gemeenschap.

2. De toezichthoudende instanties beoordelen gezamenlijk de maxima van de steun en de specifieke regionale dekking van streken in de Republiek Letland die in aanmerking komen voor nationale regionale steun. Zij dienen een gezamenlijk voorstel in bij het Associatiecomité, dat daartoe een besluit neemt.

3. De toezichthoudende instanties kunnen zo nodig op verzoek van Letland gezamenlijk de problemen evalueren die voortvloeien uit de toepassing van het acquis communautaire op het gebied van overheidssteun van Letland tijdens de voltooiing van zijn overgang naar de markteconomie. De evaluatie van die problemen mag geen betrekking hebben op de sectoren landbouw, visserij, kolen en staal, en evenmin op de gevoelige sectoren (automobielsector, synthetische vezels en scheepsbouw) waarvoor specifieke communautaire regelingen bestaan. De toezichthoudende instanties dienen in voorkomend geval een gezamenlijk voorstel in bij de Associatieraad, die een besluit kan vaststellen.

PROCEDURES VOOR OVERLEG EN OPLOSSEN VAN PROBLEMEN

Artikel 5

Onderzoek van bepaalde steunmaatregelen

1. Indien het totaalbedrag van een steunprogramma of een afzonderlijk geval van steunverlening meer dan 3 miljoen EUR bedraagt, ongeacht of dat programma of geval onder een communautair kader of communautaire richtsnoeren valt, kan de betrokken toezichthoudende instantie deze voor nader onderzoek voorleggen aan de Subcommissie Mededingingsbeleid en Overheidssteun. De subcommissie kan verslag uitbrengen aan het Associatiecomité, dat besluiten kan nemen of aanbevelingen kan doen ten aanzien van de verenigbaarheid van het steunprogramma of de steunverlening met de Europaovereenkomst en deze bepalingen.

2. Het doel van dergelijke besluiten of aanbevelingen is in de eerste plaats het voorkomen van handelsbeschermende maatregelen als gevolg van de steun in kwestie.

3. Het Associatiecomité kan besluiten de onderzoeksmogelijkheden, zoals bedoeld in dit artikel, verder uit te breiden.

Artikel 6

Verzoek om informatie

Indien de toezichthoudende instantie van een der partijen concludeert dat een steunprogramma of een afzonderlijk geval van steunverlening aanmerkelijke belangen van die partij schendt, kan het de verantwoordelijke instantie om nadere informatie verzoeken. Beide toezichthoudende instanties trachten elkaar zo veel mogelijk op de hoogte te houden van belangrijke ontwikkelingen die van praktisch belang kunnen zijn voor de andere partij.

Artikel 7

Overleg en internationale hoffelijkheid

1. Indien de Commissie of de toezichthoudende instantie van de Republiek Letland van oordeel is dat de verlening van overheidssteun op het grondgebied waarvoor de andere instantie verantwoordelijk is, aanmerkelijke belangen van de door haar vertegenwoordigde partij schendt, kan zij verzoeken om overleg met de andere instantie en voorts deze instantie verzoeken passende procedures te initiëren, teneinde een en ander te verhelpen. Dit doet geen afbreuk aan het recht van beide partijen om krachtens hun geldende wetgeving maatregelen te nemen, en beperkt niet de beslissingsvrijheid van de instantie waaraan het verzoek is gericht in het kader van de Europaovereenkomst.

2. De toezichthoudende instantie waaraan het verzoek is gericht, neemt de standpunten en het feitenmateriaal van de verzoekende instantie, met name de vermeende schadelijke gevolgen voor de aanmerkelijke belangen van de verzoekende partij, in zorgvuldige en welwillende overweging.

3. Onverminderd hun rechten en verplichtingen, streven de toezichthoudende instanties die bij overleg krachtens dit artikel betrokken zijn ernaar, binnen drie maanden een voor beide partijen aanvaardbare oplossing te vinden in het licht van de respectieve aanmerkelijke belangen.

Artikel 8

Oplossen van problemen

1. Indien het overleg uit hoofde van artikel 7 niet tot een voor beide partijen aanvaardbare oplossing leidt, dient binnen drie maanden na een daartoe strekkend verzoek van een der partijen overleg plaats te vinden binnen de Subcommissie Mededingingsbeleid en Overheidssteun, ingesteld in het kader van de Europaovereenkomst.

2. Indien dit overleg niet tot een voor beide partijen aanvaardbare oplossing leidt, of na het verstrijken van de in lid 1 bedoelde termijn, kan de kwestie worden voorgelegd aan het Associatiecomité, dat passende aanbevelingen kan doen voor het bereiken van een regeling.

3. Deze procedures doen geen afbreuk aan het recht van beide partijen om maatregelen te nemen op grond van artikel 64, lid 6, van de Europaovereenkomst. Handelsinstrumenten mogen echter alleen in het uiterste geval worden gebruikt.

Artikel 9

Geheimhouding en vertrouwelijkheid van gegevens

1. Wat artikel 64, lid 7, van de Europaovereenkomst betreft, is geen van de toezichthoudende instanties verplicht de andere instantie informatie te verstrekken, indien het verstrekken van die informatie aan de verzoekende instantie verboden is volgens de wet van de instantie die in het bezit is van de informatie.

2. Elke toezichthoudende instantie verbindt zich ertoe de vertrouwelijkheid van de haar door de andere instantie verstrekte gegevens te respecteren.

TRANSPARANTIE

Artikel 10

Overzicht

1. De Commissie verleent de Republiek Letland, in het kader van de relevante communautaire programma's, bijstand bij het opstellen en in een later stadium bijwerken van een overzicht van de programma's en afzonderlijke gevallen van steunverlening, op dezelfde basis als in de Gemeenschap, zulks om transparantie te waarborgen en deze voortdurend te verbeteren.

2. De Commissie verstrekt de Republiek Letland periodiek informatie over soortgelijke documentatie in verband met de lidstaten van de Gemeenschap.

Artikel 11

Wederzijdse informatieverstrekking

Beide partijen nemen de nodige maatregelen met het oog op transparantie op het gebied van overheidssteun, door relevante publicaties te verspreiden en op regelmatige en wederzijdse basis informatie uit te wisselen over het beleid ten aanzien van overheidssteun.

DIVERSEN

Artikel 12

Administratieve bijstand (talen)

De Commissie en de toezichthoudende instantie van de Republiek Letland treffen de nodige praktische regelingen voor wederzijdse bijstand of enige andere passende oplossing, met name betreffende vertalingen.

(1) De in de Gemeenschap van toepassing zijnde drempelwaarde voor de minimis-steun bedraagt thans 100000 EUR per onderneming over een periode van drie jaar (zie de mededeling van de Commissie inzake de minimis-steun, PB C 68 van 6.3.1996, blz. 9).