02013R0098 — NL — 01.03.2017 — 001.002


Onderstaande tekst dient louter ter informatie en is juridisch niet bindend. De EU-instellingen zijn niet aansprakelijk voor de inhoud. Alleen de besluiten die zijn gepubliceerd in het Publicatieblad van de Europese Unie (te raadplegen in EUR-Lex) zijn authentiek. Deze officiële versies zijn rechtstreeks toegankelijk via de links in dit document

►B

VERORDENING (EU) Nr. 98/2013 VAN HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD

van 15 januari 2013

over het op de markt brengen en het gebruik van precursoren voor explosieven

(Voor de EER relevante tekst)

(PB L 039 van 9.2.2013, blz. 1)

Gewijzigd bij:

 

 

Publicatieblad

  nr.

blz.

datum

►M1

GEDELEGEERDE VERORDENING (EU) 2017/214 VAN DE COMMISSIE van 30 november 2016

  L 34

1

9.2.2017

►M2

GEDELEGEERDE VERORDENING (EU) 2017/215 VAN DE COMMISSIE van 30 november 2016

  L 34

3

9.2.2017

►M3

GEDELEGEERDE VERORDENING (EU) 2017/216 VAN DE COMMISSIE van 30 november 2016

  L 34

5

9.2.2017


Gerectificeerd bij:

►C1

Rectificatie, PB L 315, 30.11.2017, blz.  78 (98/2013)




▼B

VERORDENING (EU) Nr. 98/2013 VAN HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD

van 15 januari 2013

over het op de markt brengen en het gebruik van precursoren voor explosieven

(Voor de EER relevante tekst)



Artikel 1

Onderwerp

Deze verordening stelt geharmoniseerde voorschriften vast inzake het aanbieden, het binnenbrengen, het voorhanden hebben en het gebruiken van stoffen of mengsels die kunnen worden misbruikt voor de illegale vervaardiging van explosieven, teneinde de beschikbaarheid van die stoffen en mengsels voor particulieren te beperken, en ervoor te zorgen dat verdachte transacties in de gehele toeleveringsketen adequaat worden gemeld.

Deze verordening laat andere strengere bepalingen van het Unierecht betreffende de in de bijlagen vermelde stoffen onverlet.

Artikel 2

Toepassingsgebied

1.  Deze verordening is van toepassing op de in de bijlagen genoemde stoffen en op mengsels en stoffen die de genoemde stoffen bevatten.

2.  Deze verordening is niet van toepassing op:

a) een voorwerp in de zin van punt 3 van artikel 3 van Verordening (EG) nr. 1907/2006;

b) pyrotechnische artikelen in de zin van artikel 2, lid 1, van Richtlijn 2007/23/EG van het Europees Parlement en de Raad van 23 mei 2007 betreffende het in de handel brengen van pyrotechnische artikelen ( 1 ), pyrotechnische artikelen die zijn bestemd voor niet-commercieel gebruik, overeenkomstig het nationale recht, door strijdkrachten, rechtshandhavingsinstanties of brandweer, pyrotechnische uitrusting die valt onder Richtlijn 96/98/EG van de Raad van 20 december 1996 inzake uitrusting van zeeschepen ( 2 ), pyrotechnische artikelen bestemd voor gebruik in de lucht- en ruimtevaartindustrie, of voor speelgoed bestemde slaghoedjes;

c) geneesmiddelen indien zij op legitieme wijze worden aangeboden aan een particulier op basis van een medisch voorschrift dat conform het toepasselijke nationale recht is verstrekt.

Artikel 3

Definities

In deze verordening wordt verstaan onder:

1.

„stof” : een stof in de zin van punt 1 van artikel 3 van Verordening (EG) nr. 1907/2006;

2.

„mengsel” : een mengsel in de zin van punt 2 van artikel 3 van Verordening (EG) nr. 1907/2006;

3.

„voorwerp” : een voorwerp in de zin van punt 3 van artikel 3 van Verordening (EG) nr. 1907/2006;

4.

„aanbieden” : elke levering, al dan niet tegen betaling;

5.

„binnenbrengen” : het naar het grondgebied van een lidstaat brengen van een stof vanuit een andere lidstaat of een derde land;

6.

„gebruik” : elke vorm van verwerking, formulering, opslag, behandeling of vermenging, inclusief in de vervaardiging van een voorwerp, of elke andere gebruikmaking;

7.

„particulier” : elke natuurlijke persoon die handelt voor doeleinden die buiten zijn bedrijfs- of beroepsactiviteit vallen;

8.

„verdachte transactie” : elke transactie van in de bijlagen genoemde stoffen of van mengsels of stoffen die de genoemde stoffen bevatten, met inbegrip van transacties met professionele gebruikers, ten aanzien waarvan er redelijke vermoedens bestaan dat de stof of het mengsel dient voor de illegale vervaardiging van explosieven;

9.

„marktdeelnemer” : elke natuurlijke persoon of rechtspersoon of elk openbaar lichaam of elke combinatie van deze personen en/of lichamen die producten of diensten op de markt beschikbaar stelt;

10.

„precursor voor explosieven waarvoor een beperking geldt” : een in bijlage I vermelde stof in een concentratie die de in die bijlage genoemde overeenkomstige grenswaarde overschrijdt en hiermee wordt ook bedoeld een mengsel of een andere stof die een in de lijst vermelde stof bevat in een concentratie die de overeenkomstige grenswaarde overschrijdt.

Artikel 4

Aanbieden, binnenbrengen, voorhanden hebben en gebruik

1.  Precursoren voor explosieven waarvoor een beperking geldt worden niet aangeboden aan, of binnengebracht op het grondgebied door, in bezit gehouden door of gebruikt door particulieren.

2.  Niettegenstaande lid 1 mag een lidstaat een registratieregeling invoeren of handhaven waarbij wordt toegestaan dat precursoren voor explosieven waarvoor een beperking geldt worden aangeboden aan, of in bezit gehouden of gebruikt worden door particulieren, mits de particulier een vergunning heeft, die hij op verzoek kan overleggen, voor het verwerven, voorhanden hebben of het gebruik daarvan; die vergunning moet conform artikel 7 zijn afgegeven door een bevoegde instantie van de lidstaat waar de precursor van explosieven waarvoor een beperking geldt zal worden verworven, in bezit gehouden of gebruikt.

3.  Niettegenstaande de leden 1 en 2 mag een lidstaat een registratieregeling handhaven of invoeren waarbij wordt toegestaan dat de volgende precursoren voor explosieven waarvoor een beperking geldt worden aangeboden aan, of in bezit gehouden of gebruikt worden door particulieren, mits de marktdeelnemer die hen aanbiedt, iedere transactie registreert volgens de gedetailleerde regeling die overeenkomstig artikel 8 is vastgesteld:

a) waterstofperoxide (CAS RN 7722-84-1) in een concentratie die hoger is dan de in bijlage I vermelde grenswaarde, maar niet hoger dan 35 % m/m;

b) nitromethaan (CAS RN 75-52-5) in een concentratie die hoger is dan de in bijlage I vermelde grenswaarde, maar niet hoger dan 40 % m/m;

c) salpeterzuur (CAS RN 7697-37-2) in een concentratie die hoger is dan de in bijlage I vermelde grenswaarde, maar niet hoger dan 10 % m/m.

4.  De lidstaten stellen de Commissie in kennis van alle maatregelen die zij nemen voor de tenuitvoerlegging van de in leden 2 en 3 bedoelde regelingen. In de kennisgeving vermeldt de lidstaat voor welke precursoren voor explosieven waarvoor een beperking geldt hij in een uitzondering voorziet.

5.  De lijst van de conform lid 4 door de lidstaten meegedeelde maatregelen wordt door de Commissie openbaar gemaakt.

6.  Een particulier die voornemens is om een precursor van explosieven waarvoor een beperking geldt binnen te brengen op het grondgebied van een lidstaat die in afwijking van lid 1 een vergunningsregeling in overeenstemming met lid 2 en/of een registratieregeling in overeenstemming met lid 3 of met artikel 17 toepast, beschikt over een overeenkomstig het bepaalde in artikel 7 afgegeven en in die lidstaat als geldig aangemerkte vergunning, die hij op verzoek overlegt aan de bevoegde instantie.

7.  Een marktdeelnemer die een precursor voor explosieven waarvoor een beperking geldt in overeenstemming met lid 2 aanbiedt aan een particulier, verlangt voor iedere transactie dat een vergunning wordt overgelegd, of indien hij die precursor in overeenstemming met lid 3 aanbiedt, registreert hij de transactie, conform de regeling die is ingesteld door de lidstaat waar de precursor van explosieven waarvoor een beperking geldt wordt aangeboden.

Artikel 5

Etikettering

Een marktdeelnemer die voornemens is om een precursor van explosieven waarvoor een beperking geldt aan te bieden aan particulieren, zorgt ervoor dat op de verpakking duidelijk wordt vermeld dat de aankoop, het voorhanden hebben of het gebruik door particulieren van die precursor voor explosieven waarvoor een beperking geldt onderworpen is aan een beperking in de zin van artikel 4, leden 1, 2 en 3; daartoe wordt door de marktdeelnemer een passend etiket aangebracht of nagegaan of een passend etiket is aangebracht.

Artikel 6

Vrij verkeer

Onverminderd artikel 1, tweede alinea, en artikel 13, en behoudens andersluidende bepalingen in deze verordening of in andere rechtshandelingen van de Unie, kunnen lidstaten zich niet beroepen op redenen in verband met de preventie van de illegale vervaardiging van explosieven om een verbod of beperking in te stellen op, of obstakels op te werpen voor het aanbieden van:

a) de in bijlage I vermelde stoffen, in concentraties die niet hoger liggen dan de in die bijlage bepaalde grenswaarden, of

b) de in bijlage II vermelde stoffen.

Artikel 7

Vergunningen

1.  Een lidstaat die vergunningen afgeeft aan particulieren met een legitiem belang bij het verwerven, binnenbrengen, voorhanden hebben of gebruiken van precursoren voor explosieven waarvoor een beperking geldt, stelt regels vast betreffende de afgifte van de in artikel 4, leden 2 en 6, bedoelde vergunning. Bij de beoordeling of al dan niet een vergunning wordt verleend, houdt de bevoegde instantie van de lidstaat rekening met alle relevante omstandigheden, in het bijzonder de legitimiteit van het voorgenomen gebruik van de stof. De vergunning wordt geweigerd indien op redelijke gronden wordt getwijfeld aan de legitimiteit van het voorgenomen gebruik of aan het voornemen van de gebruiker om de stof voor een legitiem doel te gebruiken.

2.  De bevoegde instantie kan ervoor kiezen de geldigheid van de vergunning te beperken door enkelvoudig of meervoudig gebruik toe te staan voor een termijn van ten hoogste drie jaar. De bevoegde instantie kan de vergunninghouder verplichten aan te tonen, tot op de aangegeven datum waarop de vergunning verstrijkt, dat nog aan de voorwaarden voor de afgifte van de vergunning wordt voldaan. In de vergunning wordt vermeld voor welke precursoren voor explosieven waarvoor een beperking geldt zij is verleend.

3.  De bevoegde instantie kan van de aanvrager een vergoeding voor de aanvraag van de vergunning verlangen. De vergoeding mag niet meer bedragen dan de kosten van de behandeling van de aanvraag.

4.  De vergunning kan door de bevoegde instantie worden geschorst of ingetrokken indien op redelijke gronden is aan te nemen dat niet meer aan de voorwaarden voor de afgifte van de vergunning is voldaan.

5.  Een krachtens het nationale recht bevoegde instantie neemt kennis van bezwaarschriften tegen beslissingen van de bevoegde instantie en van geschillen betreffende de naleving van de vergunningsvoorwaarden.

6.  De door de bevoegde instanties van een lidstaat afgegeven vergunningen kunnen in de andere lidstaten worden erkend. De Commissie stelt, na raadpleging van het Permanent Comité precursoren, uiterlijk 2 september 2014 richtsnoeren op over de technische details van de vergunningen, teneinde de wederzijdse erkenning ervan te faciliteren. Deze richtsnoeren zullen tevens nadere informatie bevatten over vergunningen voor het binnenbrengen van precursoren voor explosieven waarvoor een beperking geldt, inclusief een ontwerpmodel voor die vergunningen.

Artikel 8

Registratie van een transactie

1.  De particulier overlegt met het oog op de in artikel 4, lid 3, bedoelde registratie een officieel identificatiedocument.

2.  Het register bevat ten minste de volgende gegevens:

a) de naam, het adres en, waar van toepassing, het identificatienummer van de particulier of de soort en het nummer van het officiële identificatiedocument;

b) de naam van de stof of het mengsel, met inbegrip van de concentratie;

c) de hoeveelheid van de stof of het mengsel;

d) het voorgenomen gebruik van de stof of het mengsel volgens de verklaringen van de particulier;

e) de datum en de plaats van de transactie;

f) de handtekening van de particulier.

3.  Het register wordt bewaard gedurende vijf jaar met ingang van de datum van de transactie. Gedurende deze termijn is het register op verzoek van de bevoegde instanties beschikbaar voor een eventuele inspectie.

4.  Het register wordt op papier of op een andere duurzame drager bewaard en is gedurende de gehele in lid 3 vermelde termijn te allen tijde beschikbaar voor inspectie. Elektronisch bewaarde gegevens moeten:

a) naar vorm en inhoud beantwoorden aan de overeenkomstige papieren documenten, en

b) gedurende de gehele, in lid 3 vermelde termijn te allen tijde onmiddellijk beschikbaar zijn.

Artikel 9

Melding van verdachte transacties, verdwijningen en diefstallen

1.  Verdachte transacties betreffende de in de bijlagen vermelde stoffen of betreffende mengsels of stoffen die deze stoffen bevatten, worden overeenkomstig dit artikel gemeld.

2.  Elke lidstaat stelt een of meer nationale contactpunten in met een duidelijk aangegeven telefoonnummer en e-mailadres voor het melden van verdachte transacties.

3.  Marktdeelnemers mogen zich het recht voorbehouden de verdachte transactie te weigeren en melden zonder onnodige vertraging, zo mogelijk samen met de identiteit van de klant, dat er een transactie heeft plaatsgevonden of dat daartoe een poging is ondernomen aan het nationale contactpunt van de lidstaat waar de transactie of de poging daartoe heeft plaatsgevonden in het geval dat zij gegronde redenen hebben om aan te nemen dat een voorgestelde transactie betreffende een of meer van de in de bijlagen genoemde stoffen, of betreffende mengsels of stoffen die deze stoffen bevatten, een verdachte transactie is, alle omstandigheden in acht nemend en met name het feit dat de potentiële klant:

a) onduidelijk is over het voorgenomen gebruik van de stof of het mengsel;

b) niet vertrouwd blijkt te zijn met het voorgenomen gebruik van de stof of het mengsel of er geen plausibele verklaring voor kan geven;

c) voornemens is stoffen te kopen in hoeveelheden, combinaties of concentraties die ongebruikelijk zijn voor eigen gebruik;

d) geen bewijsstukken betreffende zijn identiteit of verblijfplaats wil overleggen, of

e) nadrukkelijk verzoekt om op een ongebruikelijke wijze te betalen, onder meer met grote sommen contant geld.

4.  Marktdeelnemers melden ook de verdwijning en diefstal van significante hoeveelheden van de in de bijlagen genoemde stoffen en van mengsels of stoffen die deze stoffen bevatten aan het nationale contactpunt van de lidstaat waar de verdwijning of de diefstal heeft plaatsgevonden.

5.  Om de samenwerking tussen de bevoegde instanties en de marktdeelnemers te vergemakkelijken, stelt de Commissie, na raadpleging van het Permanent Comité precursoren, uiterlijk 2 september 2014 richtsnoeren vast met het oog op het bijstaan van de chemische toeleveringsketen en, in voorkomend geval, van de bevoegde instanties. De richtsnoeren omvatten met name:

a) informatie over methoden voor het onderkennen en melden van verdachte transacties, in het bijzonder wat betreft de concentraties en/of hoeveelheden van de in bijlage II vermelde stoffen, beneden welke normaliter geen maatregelen nodig zijn;

b) informatie over methoden voor het onderkennen en melden van de verdwijning en diefstal van significante hoeveelheden;

c) andere eventueel nuttig geachte informatie.

De Commissie actualiseert de richtsnoeren regelmatig.

6.  De bevoegde instanties zorgen ervoor dat de in lid 5 bedoelde richtsnoeren regelmatig worden verspreid op de wijze die volgens de bevoegde instanties het best beantwoordt aan de doelstellingen van de richtsnoeren.

Artikel 10

Gegevensbescherming

De lidstaten zorgen ervoor dat de verwerking van persoonsgegevens in het kader van de toepassing van deze verordening overeenkomstig Richtlijn 95/46/EG geschiedt. De lidstaten zorgen er met name voor dat de verwerking van persoonsgegevens die nodig is in het kader van het verlenen van een vergunning overeenkomstig artikel 4, leden 2 en 6, en artikel 7 van deze verordening, van de registratie van een transactie overeenkomstig artikel 4, lid 3, en de artikelen 8 en 17 van deze verordening, en van de melding van verdachte transacties overeenkomstig artikel 9 van deze verordening, in overeenstemming is met Richtlijn 95/46/EG.

Artikel 11

Sancties

De lidstaten stellen voorschriften vast inzake de sancties die in geval van inbreuk op deze verordening van toepassing zijn en nemen de nodige maatregelen om ervoor te zorgen dat de sancties worden toegepast. De sancties zijn doeltreffend, evenredig en afschrikkend.

Artikel 12

Wijzigingen van de bijlagen

1.  De Commissie is bevoegd overeenkomstig artikel 14 gedelegeerde handelingen vast te stellen betreffende wijzigingen in de grenswaarden in bijlage I, voor zover dat nodig is om in te spelen op ontwikkelingen in het misbruik van stoffen als precursor voor explosieven of op grond van onderzoek en tests, alsmede betreffende de toevoeging van nieuwe stoffen aan bijlage II waar dat nodig is om in te spelen op ontwikkelingen in het misbruik van stoffen als precursor voor explosieven. Bij de voorbereiding van de gedelegeerde handelingen streeft de Commissie naar overleg met belanghebbenden, in het bijzonder uit de chemische industrie en de kleinhandel.

Indien dit in geval van een plotselinge verandering in de risicobeoordeling ten aanzien van het misbruik van stoffen voor de illegale vervaardiging van explosieven om dwingende redenen van urgentie vereist is, is de in artikel 15 neergelegde procedure van toepassing op overeenkomstig dit artikel vastgestelde gedelegeerde handelingen.

2.  Iedere wijziging van de grenswaarden in bijlage I en iedere toevoeging van een stof aan bijlage II wordt door de Commissie bij afzonderlijke gedelegeerde handeling vastgesteld. Iedere gedelegeerde handeling is gebaseerd op een analyse waarin wordt aangetoond dat de wijziging niet dreigt te leiden tot onevenredige lasten voor de marktdeelnemers of de consumenten, daarbij terdege rekening houdend met de nagestreefde doelen.

Artikel 13

Vrijwaringsclausule

1.  Indien een lidstaat op redelijke gronden kan aannemen dat een bepaalde, niet in de bijlagen vermelde stof gebruikt zou kunnen worden voor de illegale vervaardiging van explosieven, kan hij het aanbieden, het voorhanden hebben en het gebruik van de stof of van mengsels of stoffen die de stof bevatten, beperken of verbieden, of bepalen dat de stof valt onder de meldingsplicht voor verdachte transacties overeenkomstig artikel 9.

2.  Indien een lidstaat gegronde redenen heeft om aan te nemen dat een bepaalde, in bijlage I vermelde stof, in een lagere concentratie dan de in bijlage I vermelde concentratiegrenswaarde, gebruikt zou kunnen worden voor de illegale vervaardiging van explosieven, kan hij het aanbieden, het voorhanden hebben en het gebruik van die stof verder beperken of verbieden door een lagere concentratiegrenswaarde vast te stellen.

3.  Indien een lidstaat gegronde redenen heeft voor het vaststellen van een concentratiegrenswaarde waarboven een in bijlage II vermelde stof onderworpen wordt aan de beperkingen die normaliter gelden voor precursoren voor explosieven waarvoor een beperking geldt, kan hij het aanbieden, het voorhanden hebben en het gebruik van die stof beperken of verbieden door een toegestane maximumconcentratie vast te stellen.

4.  Indien een lidstaat op grond van de leden 1, 2 of 3 stoffen beperkt of verbiedt, brengt hij de Commissie en de andere lidstaten daarvan onverwijld met opgave van redenen op de hoogte.

5.  In het licht van de informatie die overeenkomstig lid 4 is meegedeeld, onderzoekt de Commissie onverwijld of zij overeenkomstig artikel 12, lid 1, een wijziging van de bijlagen, dan wel een wetgevingsvoorstel tot wijziging van de bijlagen dient op te stellen. In voorkomend geval worden de nationale maatregelen door de betrokken lidstaat aangepast of ingetrokken, om rekening te houden met de wijziging van de bijlagen.

6.  Uiterlijk 2 juni 2013 brengen de lidstaten de Commissie op de hoogte van de bestaande nationale maatregelen houdende beperking van of verbod op het aanbieden, het voorhanden hebben en het gebruik van een stof of van mengsels of stoffen die de stof bevatten, die zijn vastgesteld omdat de stof zou kunnen worden gebruikt voor de illegale vervaardiging van explosieven.

Artikel 14

Uitoefening van de delegatie

1.  De bevoegdheid om gedelegeerde handelingen vast te stellen, wordt aan de Commissie toegekend onder de in dit artikel neergelegde voorwaarden.

2.  De in artikel 12 bedoelde bevoegdheid om gedelegeerde handelingen vast te stellen, wordt aan de Commissie toegekend voor een termijn van vijf jaar, met ingang van 1 maart 2013. De Commissie stelt uiterlijk negen maanden voor het einde van de termijn van vijf jaar een verslag op over de bevoegdheidsdelegatie. De bevoegdheidsdelegatie wordt stilzwijgend met termijnen van dezelfde duur verlengd, tenzij het Europees Parlement of de Raad zich uiterlijk drie maanden voor het einde van elke termijn tegen deze verlenging verzet.

3.  Het Europees Parlement of de Raad kan de in artikel 12 bedoelde bevoegdheidsdelegatie te allen tijde intrekken. Het besluit tot intrekking beëindigt de delegatie van de in dat besluit genoemde bevoegdheid. Het wordt van kracht op de dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie of op een daarin genoemde latere datum. Het laat de geldigheid van de reeds van kracht zijnde gedelegeerde handelingen onverlet.

4.  Zodra de Commissie een gedelegeerde handeling heeft vastgesteld, doet zij daarvan gelijktijdig kennisgeving aan het Europees Parlement en de Raad.

5.  Een overeenkomstig artikel 12 vastgestelde gedelegeerde handeling treedt alleen in werking indien het Europees Parlement noch de Raad daartegen binnen een termijn van twee maanden na de kennisgeving van de handeling aan het Europees Parlement en de Raad bezwaar heeft gemaakt, of indien zowel het Europees Parlement als de Raad vóór het verstrijken van die termijn aan de Commissie hebben medegedeeld dat zij daartegen geen bezwaar zullen maken. Die termijn wordt op initiatief van het Europees Parlement of van de Raad met twee maanden verlengd.

Artikel 15

Spoedprocedure

1.  Een overeenkomstig dit artikel vastgestelde gedelegeerde handeling treedt onverwijld in werking en is van toepassing zolang geen bezwaar wordt gemaakt overeenkomstig lid 2. In de kennisgeving van de gedelegeerde handeling aan het Europees Parlement en de Raad wordt vermeld om welke redenen gebruik wordt gemaakt van de spoedprocedure.

2.  Het Europees Parlement of de Raad kan overeenkomstig de in artikel 14, lid 5, bedoelde procedure bezwaar maken tegen een gedelegeerde handeling. In dat geval trekt de Commissie de handeling onverwijld in na de kennisgeving van het besluit waarbij het Europees Parlement of de Raad bezwaar maakt.

Artikel 16

Overgangsbepaling

Het voorhanden hebben en gebruik door particulieren van precursoren voor explosieven waarvoor een beperking geldt, is toegestaan tot en met 2 maart 2016.

Artikel 17

Bestaande registratieregelingen

De lidstaten waar op 1 maart 2013 een regeling geldt op grond waarvan marktdeelnemers die aan particulieren precursoren voor explosieven waarvoor een beperking geldt aanbieden, deze transactie moeten registreren, kunnen in afwijking van artikel 4, leden 1 of 2, die registratieregeling in overeenstemming met artikel 8 toepassen voor bepaalde of voor alle in bijlage I vermelde stoffen. De in artikel 4, leden 4 tot en met 7, neergelegde regels zijn mutatis mutandis van toepassing.

Artikel 18

Evaluatie

1.  De Commissie brengt uiterlijk 2 september 2017 verslag uit aan het Europees Parlement en aan de Raad en behandelt daarbij de volgende punten:

a) eventuele problemen die als gevolg van de toepassing van deze verordening zijn gerezen;

b) de wenselijkheid en de haalbaarheid van het verder aanscherpen en harmoniseren van de regeling in het licht van de dreiging die terrorisme en andere zware criminaliteit vormen voor de openbare veiligheid, rekening houdend met de ervaring die de lidstaten met deze verordening hebben opgedaan, onder meer de vastgestelde veiligheidslacunes, rekening houdend met de kosten en baten voor de lidstaten, de marktdeelnemers en andere belanghebbenden;

c) de wenselijkheid en de haalbaarheid van de uitbreiding van het toepassingsgebied van deze verordening tot professionele gebruikers, rekening houdend met de lasten voor marktdeelnemers en rekening houdend met de doelstellingen van deze verordening;

d) de wenselijkheid en de haalbaarheid van het opnemen van niet-geregistreerde precursoren voor explosieven in de regeling betreffende de melding van verdachte transacties, verdwijningen en diefstallen.

2.  De Commissie dient uiterlijk 2 maart 2015 bij het Europees Parlement en bij de Raad een verslag in waarin zij de mogelijkheden onderzoekt om de toepasselijke bepalingen betreffende ammoniumnitraat over te hevelen van Verordening (EG) nr. 1907/2006 naar deze verordening.

3.  Indien dat in het licht van de in leden 1 en 2 bedoelde verslagen nodig is, dient de Commissie bij het Europees Parlement en bij de Raad een wetgevingsvoorstel tot herziening van deze verordening in.

Artikel 19

Inwerkingtreding

Deze verordening treedt in werking op de twintigste dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Zij is van toepassing vanaf 2 september 2014.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.




BIJLAGE I

Stoffen die niet aan particulieren mogen worden aangeboden, hetzij op zichzelf, hetzij in mengsels of stoffen die de genoemde stoffen bevatten, tenzij de concentratie gelijk is aan of kleiner is dan de hieronder vermelde grenswaarden



Naam van de stof en het Chemical Abstracts Service Registry number

(CAS RN)

Grenswaarde

Code van de gecombineerde nomenclatuur (GN) voor een geïsoleerde chemisch welbepaalde verbinding die voldoet aan de vereisten van aantekening 1 bij respectievelijk hoofdstuk 28 en hoofdstuk 29 van de GN (1)

Code van de gecombineerde nomenclatuur (GN) voor een mengsel zonder bestanddelen (bv. kwik, edele metalen, zeldzame aardmetalen of radioactieve elementen) die zouden leiden tot een indeling onder een andere GN-code (1)

Waterstofperoxide

(CAS RN 7722-84-1)

12 % m/m

2847 00 00

3824 90 97

Nitromethaan

(CAS RN 75-52-5)

30 % m/m

2904 20 00

3824 90 97

Salpeterzuur

(CAS RN 7697-37-2)

3 % m/m

2808 00 00

3824 90 97

Kaliumchloraat

(CAS RN 3811-04-9)

40 % m/m

2829 19 00

3824 90 97

Kaliumperchloraat

(CAS RN 7778-74-7)

40 % m/m

2829 90 10

3824 90 97

Natriumchloraat

(CAS RN 7775-09-9)

40 % m/m

2829 11 00

3824 90 97

Natriumperchloraat

(CAS RN 7601-89-0)

40 % m/m

2829 90 10

3824 90 97

(1)   Verordening (EEG) nr. 2658/87 van de Raad van 23 juli 1987 met betrekking tot de tarief- en statistieknomenclatuur en het gemeenschappelijk douanetarief (PB L 256 van 7.9.1987, blz. 1).

▼B




BIJLAGE II

Stoffen, op zichzelf of in mengsels of stoffen, waarvoor verdachte transacties moeten worden gemeld



Naam van de stof en het Chemical Abstracts Service Registry number

(CAS RN)

►M1  Code van de gecombineerde nomenclatuur (GN) (1)  ◄

Code van de gecombineerde nomenclatuur (GN) voor mengsels zonder bestanddelen (bv. kwik, edele metalen, zeldzame aardmetalen of radioactieve elementen) die zouden leiden tot een indeling onder een andere GN-code (1)

Hexamine

(CAS RN 100-97-0)

2921 29 00

3824 90 97

Zwavelzuur

(CAS RN 7664-93-9)

2807 00 10

3824 90 97

Aceton

(CAS RN 67-64-1)

2914 11 00

3824 90 97

Kaliumnitraat

(CAS RN 7757-79-1)

2834 21 00

3824 90 97

Natriumnitraat

(CAS RN 7631-99-4)

3102 50 10 (natuurlijk)

3824 90 97

3102 50 90 (andere)

3824 90 97

Calciumnitraat

(CAS RN 10124-37-5)

2834 29 80

3824 90 97

Calciumammoniumnitraat

(CAS RN 15245-12-2)

3102 60 00

3824 90 97

Ammoniumnitraat

(CAS RN 6484-52-2) [in concentraties van 16 of meer gewichtspercenten stikstof in verhouding tot ammoniumnitraat]

3102 30 10 (in waterige oplossing)

3824 90 97

3102 30 90 (andere)

▼M3

Magnesium, poeders

(CAS RN 7439-95-4) (2) (3)

ex 8104 30 00

 

▼M2

Magnesiumnitraathexahydraat (CAS RN 13446-18-9)

2834 29 80

3824 90 96

▼M1

Aluminium, poeders

(CAS RN 7429-90-5) (2) (3)

ex 7603 10 00

ex 7603 20 00

 

(1)   Verordening (EEG) nr. 2658/87.

(2)   Met een deeltjesgrootte van minder dan 200 μm.

(3)   Als stof of in mengsels met minimaal 70 gewichtspercenten aluminium en/of magnesium.



( 1 ) PB L 154 van 14.6.2007, blz. 1.

( 2 ) PB L 46 van 17.2.1997, blz. 25.