2012R0748 — NL — 21.07.2015 — 003.001


Dit document vormt slechts een documentatiehulpmiddel en verschijnt buiten de verantwoordelijkheid van de instellingen

►B

VERORDENING (EU) Nr. 748/2012 VAN DE COMMISSIE

van 3 augustus 2012

tot vaststelling van uitvoeringsvoorschriften inzake de luchtwaardigheid en milieucertificering van luchtvaartuigen en aanverwante producten, onderdelen en uitrustingsstukken, alsmede voor de certificering van ontwerp- en productieorganisaties

(herschikking)

(Voor de EER relevante tekst)

(PB L 224 van 21.8.2012, blz. 1)

Gewijzigd bij:

 

 

Publicatieblad

  No

page

date

►M1

VERORDENING (EU) Nr. 7/2013 VAN DE COMMISSIE van 8 januari 2013

  L 4

36

9.1.2013

►M2

VERORDENING (EU) Nr. 69/2014 VAN DE COMMISSIE van 27 januari 2014

  L 23

12

28.1.2014

►M3

VERORDENING (EU) 2015/1039 VAN DE COMMISSIE van 30 juni 2015

  L 167

1

1.7.2015




▼B

VERORDENING (EU) Nr. 748/2012 VAN DE COMMISSIE

van 3 augustus 2012

tot vaststelling van uitvoeringsvoorschriften inzake de luchtwaardigheid en milieucertificering van luchtvaartuigen en aanverwante producten, onderdelen en uitrustingsstukken, alsmede voor de certificering van ontwerp- en productieorganisaties

(herschikking)

(Voor de EER relevante tekst)



DE EUROPESE COMMISSIE,

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,

Gezien Verordening (EG) nr. 216/2008 van het Europees Parlement en de Raad van 20 februari 2008 tot vaststelling van gemeenschappelijke regels op het gebied van burgerluchtvaart en tot oprichting van een Europees Agentschap voor de veiligheid van de luchtvaart, houdende intrekking van Richtlijn 91/670/EEG, Verordening (EG) nr. 1592/2002 en Richtlijn 2004/36/EG ( 1 ), en met name artikel 5, lid 5, en artikel 6, lid 3,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Verordening (EG) nr. 1702/2003 van de Commissie van 24 september 2003 tot vaststelling van uitvoeringsvoorschriften inzake de luchtwaardigheid en milieucertificering van luchtvaartuigen en aanverwante producten, onderdelen en uitrustingsstukken, alsmede voor de certificering van ontwerp- en productieorganisaties ( 2 ) is herhaaldelijk en ingrijpend gewijzigd ( 3 ). Aangezien verdere wijzigingen moeten worden aangebracht, moet deze verordening om redenen van duidelijkheid worden herschikt.

(2)

Verordening (EG) nr. 216/2008 stelt gemeenschappelijke essentiële eisen vast voor een hoog en uniform niveau van veiligheid in de burgerluchtvaart en de daarmee verband houdende milieubescherming. De Commissie dient de voor een uniforme toepassing noodzakelijke uitvoeringsvoorschriften vast te stellen. De verordening voorziet in de oprichting van het Europees Agentschap voor de veiligheid van de luchtvaart (hierna „het Agentschap” genoemd) dat de Commissie bijstand moet verlenen bij de ontwikkeling van dergelijke uitvoeringsvoorschriften.

(3)

Het is noodzakelijk gemeenschappelijke technische eisen vast te stellen en administratieve procedures in te stellen om de luchtwaardigheid en de verenigbaarheid met het milieu van luchtvaartproducten, -onderdelen en -uitrustingsstukken die vallen onder Verordening (EG) nr. 216/2008, te waarborgen. Deze voorschriften en procedures dienen de voorwaarden te specificeren voor het afgeven, behouden, wijzigen, opschorten of intrekken van de passende certificaten.

(4)

De organisaties, belast met het ontwerp en de productie van producten, onderdelen en uitrustingsstukken moeten zich conformeren aan bepaalde technische eisen teneinde aan te tonen dat zij beschikken over de bekwaamheid en middelen om zich te kwijten van de verantwoordelijkheden die aan hun rechten verbonden zijn. De Commissie dient maatregelen vast te stellen voor het specificeren van de voorwaarden voor het afgeven, behouden, wijzigen, opschorten of intrekken van certificaten die getuigen van een dergelijke conformiteit.

(5)

Bij de vaststelling van maatregelen voor de tenuitvoerlegging van gemeenschappelijke essentiële voorschriften op het gebied van luchtwaardigheid, dient de Commissie er zorg voor te dragen dat deze de stand van de techniek en de beste praktijken weergeven, rekening houden met wereldwijde ervaringen op het gebied van luchtvaartuigen en wetenschappelijke en technische vooruitgang, alsmede voor vastgestelde oorzaken van ongevallen en ernstige voorvallen een onmiddellijke respons mogelijk maken.

(6)

De behoefte aan uniformiteit in de toepassing van gemeenschappelijke luchtwaardigheids- en milieuvoorschriften voor luchtvaartproducten, -onderdelen en -uitrustingsstukken vereist een gemeenschappelijke benadering en maatregelen die opgevolgd dienen te worden door de bevoegde autoriteiten in de lidstaten en, voor zover van toepassing, door het Agentschap, teneinde de naleving van deze voorschriften te beoordelen. Het Agentschap dient derhalve specificaties voor certificering te ontwikkelen, met inbegrip vanrichtsnoeren en aanvaardbare wijzen van naleving teneinde de noodzakelijke uniformiteit in de regelgeving te bevorderen.

(7)

Het is van belang de blijvende geldigheid van certificaten te erkennen die vóór de inwerkingtreding van Verordening (EG) nr. 1702/2003 zijn afgegeven, in overeenstemming met artikel 69 van Verordening (EG) nr. 216/2008.

(8)

Om te garanderen dat het niveau van de luchtvaartveiligheid in Europa hoog en uniform blijft, moeten de eisen en procedures voor de certificering van luchtvaartuigen en aanverwante producten, onderdelen en uitrustingsstukken, en van ontwerp- en productieorganisaties worden gewijzigd; meer bepaald moeten de regels voor het aantonen van de overeenstemming met de typecertificeringsbasis en de eisen inzake milieubescherming verder worden uitgewerkt en moet bij wijzigingen van typecertificaten worden voorzien in de mogelijkheid om ervoor te kiezen latere normen na te leven.

(9)

Het concept en de complexiteit van hulpaggregaten vertonen veel gelijkenissen met die van vliegtuigmotoren, en in sommige gevallen zijn ontwerpen van hulpaggregaten zelfs afgeleid van motorontwerpen. De bepalingen inzake de herstelling van hulpaggregaten moeten dan ook worden gewijzigd om ze opnieuw te laten aansluiten bij de processen voor de herstelling van motoren.

(10)

Om ervoor te zorgen dat niet-complexe motoraangedreven luchtvaartuigen, recreatieve luchtvaartuigen en aanverwante producten, onderdelen en uitrustingen onderworpen zijn aan maatregelen die in verhouding staan tot het eenvoudige ontwerp en gebruik van deze luchtvaartuigen, moeten de eisen en procedures voor de certificering van deze luchtvaartuigen en aanverwante producten, onderdelen en uitrustingen en voor ontwerp- en productieorganisaties worden gewijzigd; voor de eigenaars van European Light Aircraft van minder dan 2 000  kg (ELA2) of minder dan 1 200  kg (ELA1) moet met name worden voorzien in de mogelijkheid om bepaalde niet-veiligheidskritieke onderdelen voor installatie te aanvaarden zonder een EASA-formulier 1.

(11)

Het Agentschap heeft ontwerpuitvoeringsregels opgesteld en ze als adviezen nr. 01/2009 („Possibility to deviate from airworthiness code in case of design changes”), nr. 02/2009 („Repair and design changes to European Technical Standard Order”), nr. 01/2010 („SubPart J DOA”) en nr. 01/2011 („ELA Process and standard changes and repairs”) bij de Commissie ingediend overeenkomstig artikel 19, lid 1, van Verordening (EG) nr. 216/2008.

(12)

De in deze verordening vervatte maatregelen zijn in overeenstemming met het advies van het bij artikel 65, lid 1, van Verordening (EG) nr. 216/2008 ingestelde comité van het Europees Agentschap voor de veiligheid van de luchtvaart,

HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:



Artikel 1

Toepassingsgebied en definities

1.  In overeenstemming met artikel 5, lid 5, en artikel 6, lid 3, van Verordening (EG) nr. 216/2008 stelt de onderhavige verordening gemeenschappelijke technische eisen en administratieve procedures vast voor de luchtwaardigheid en milieucertificering van producten, onderdelen en uitrustingsstukken en specificeert:

a) de afgifte van typecertificaten, beperkte typecertificaten, aanvullende typecertificaten en wijzigingen in die certificaten;

b) de afgifte van bewijzen van luchtwaardigheid en beperkte bewijzen van luchtwaardigheid, vliegvergunningen en certificaten van vrijgave;

c) het afgeven van goedkeuringen voor reparatieontwerpen;

d) het aantonen van naleving van eisen op het gebied van milieubescherming;

e) de afgifte van geluidscertificaten;

f) de identificatie van producten, onderdelen en uitrustingsstukken;

g) de certificering van bepaalde onderdelen en uitrustingsstukken;

h) de certificering van ontwerp- en productieorganisaties;

i) de uitvaardiging van luchtwaardigheidsaanwijzingen.

2.  Voor de toepassing van deze verordening wordt verstaan onder:

a) „JAA”: „gezamenlijke luchtvaartautoriteiten”;

b) „JAR”: „gezamenlijke luchtvaartvoorschriften”;

c) „deel 21”; de vereisten en procedures voor de certificering van luchtvaartuigen en aanverwante producten, onderdelen en uitrustingsstukken alsmede van ontwerp- en productieorganisaties, vastgesteld in bijlage I bij deze verordening;

d) „deel M”: de van toepassing zijnde voorschriften voor blijvende luchtwaardigheid die conform Verordening (EG) nr. 216/2008 zijn goedgekeurd;

e) „hoofdvestiging van de organisatie”: het hoofdkantoor of geregistreerde kantoor van de onderneming waar de belangrijkste financiële taken en de operationele controle van de in deze verordening bedoelde activiteiten worden uitgevoerd;

f) „artikel”; elk onderdeel en uitrustingsstuk dat wordt gebruikt in burgerluchtvaartuigen;

g) „ETSO”: European Technical Standard Order. De European Technical Standard Order is een gedetailleerde luchtwaardigheidsspecificatie die door het Europees Agentschap voor de veiligheid van de luchtvaart („het Agentschap”) is uitgevaardigd om zeker te stellen dat wordt voldaan aan de voorschriften van deze verordening als een minimale prestatienorm voor gespecificeerde artikelen;

h) „EPA”: European Part Approval. De European Part Approval van een artikel betekent dat het artikel geproduceerd is in overeenstemming met goedgekeurde ontwerpgegevens die niet toebehoren aan de houder van het typecertificaat van het betreffende product, behalve voor ETSO-artikelen.

i) „ELA1-luchtvaartuig”: de volgende bemande European Light Aircraft:

i) een vliegtuig met een maximale startmassa van hoogstens 1 200  kg dat niet is geklassificeerd als complex motoraangedreven luchtvaartuig;

ii) een zweefvliegtuig of gemotoriseerd zweefvliegtuig met een maximale startmassa van hoogstens 1 200  kg;

iii) een ballon ontworpen voor een gas- of heteluchtvolume van ten hoogste 3 400  m3 voor heteluchtballonnen, 1 050  m3 voor vrije gasballonnen, 300 m3 voor vastgemaakte gasballonnen;

iv) een luchtschip ontworpen voor maximaal vier inzittenden en een gas- of heteluchtvolume van ten hoogste 3 400  m3 voor heteluchtluchtschepen en 1 000  m3 voor gasluchtschepen;

j) „ELA2-luchtvaartuig”: de volgende bemande European Light Aircraft:

i) een vliegtuig met een maximale startmassa van hoogstens 2 000  kg dat niet is geklassificeerd als complex motoraangedreven luchtvaartuig;

ii) een zweefvliegtuig of gemotoriseerd zweefvliegtuig met een maximale startmassa van hoogstens 2 000  kg;

iii) een ballon;

iv) een heteluchtluchtschip;

v) een gasluchtschip dat aan elk van de volgende kenmerken beantwoordt:

 maxium 3 % statisch gewicht,

 niet-gerichte stuwkracht (met uitzondering van straalomkering),

 conventioneel en eenvoudig ontwerp van structuur, controlesysteem en ballonetsysteem,

 onbekrachtigde besturing;

vi) een heel licht hefschroefvliegtuig.

Artikel 2

Certificering van producten, onderdelen en uitrustingsstukken

1.  Voor producten, onderdelen en uitrustingsstukken worden certificaten afgegeven, als omschreven in bijlage I (deel 21).

2.  In afwijking van lid 1, zijn luchtvaartuigen, met inbegrip van daarin geïnstalleerde producten, onderdelen en uitrustingsstukken die niet zijn geregistreerd in een lidstaat, vrijgesteld van de bepalingen van de subdelen H en I van bijlage I (deel 21). Zij zijn eveneens vrijgesteld van de bepalingen van subdeel P van bijlage I (deel 21) tenzij een lidstaat bepaalde identificatieaanduidingen oplegt.

Artikel 3

Voortdurende geldigheid van typecertificaten en de daarmee verbonden bewijzen van luchtwaardigheid

1.  Ten aanzien van een product dat een typecertificaat had, of een document dat afgifte van een bewijs van luchtwaardigheid toestond, die vóór 28 september 2003 door lidstaten zijn afgegeven, zijn de volgende bepalingen van toepassing:

a) een dergelijk product zal beschouwd worden als een product met een typecertificaat dat in overeenstemming met de onderhavige verordening is afgegeven indien:

▼M2

i) de typecertificering is gebaseerd op:

 de JAA-typecertificeringsbasis, voor producten die zijn gecertificeerd volgens JAA-procedures, zoals gedefinieerd in het JAA-gegevensblad, of

 voor andere producten, de typecertificeringsbasis als gedefinieerd in het gegevensblad van het typecertificaat van het land van ontwerp, indien het betreffende land van ontwerp:

 

 een lidstaat is, tenzij het Agentschap vaststelt, met name rekening houdend met de gebruikte certificeringsspecificaties en de gebruikservaringen, dat een dergelijke typecertificeringsbasis geen veiligheidsniveau verschaft dat gelijkwaardig is aan het bij Verordening (EG) nr. 216/2008 en deze verordening vereiste veiligheidsniveau, of

 een land is waarmee een lidstaat een bilaterale luchtwaardigheidsovereenkomst of een vergelijkbare overeenkomst heeft gesloten, volgens welke de genoemde producten zijn gecertificeerd op basis van de certificeringsspecificaties van het betreffende land van ontwerp, tenzij het Agentschap vaststelt dat die certificeringsspecificaties of de gebruikservaringen, of het veiligheidssysteem van het betreffende land van ontwerp geen veiligheidsniveau opleveren dat gelijkwaardig is aan het bij de Verordening (EG) nr. 216/2008 en deze verordening vereiste veiligheidsniveau.

Teneinde advies te kunnen uitbrengen aan de Commissie, onder meer over eventuele wijzigingen van de onderhavige verordening, zal het Agentschap een eerste evaluatie maken van de mogelijke consequenties van de bepalingen onder het tweede streepje;

▼B

ii) de eisen op het gebied van milieubescherming zijn gehanteerd zoals vastgelegd in bijlage 16 van het Verdrag van Chicago, voor zover van toepassing op het product;

iii) de van toepassing zijnde luchtwaardigheidsaanwijzingen zijn die van het betreffende land van ontwerp.

b) een ontwerp van een luchtvaartuig dat vóór 28 september 2003 is ingeschreven in het register van een lidstaat wordt geacht te voldoen aan de bepalingen van deze verordening indien:

i) het basistypeontwerp onderdeel is van een typecertificaat als vermeld onder a);

ii) alle wijzigingen in dit basistypeontwerp, die niet vallen onder de verantwoordelijkheid van de houder van het typecertificaat, zijn goedgekeurd, en

iii) voldaan is aan de luchtwaardigheidsaanwijzingen die vóór 28 september 2003 door de lidstaat van registratie zijn uitgevaardigd of overgenomen, inclusief eventuele wijzigingen van de luchtwaardigheidsaanwijzingen van het betreffende land van ontwerp, goedgekeurd door de lidstaat van registratie.

2.  Ten aanzien van producten waarvoor het typecertificeringsproces op 28 september 2003, hetzij via de JAA, hetzij via een lidstaat, lopende was, geldt het volgende:

a) indien een goedkeuringsproces door meerdere lidstaten wordt uitgevoerd, geldt het verst gevorderde project als referentie;

b) punt 21.A.15, onder a), b) en c), van bijlage I (deel 21) is niet van toepassing;

▼M2

c) in afwijking van punt 21.A.17A van bijlage I (deel 21), zal de typecertificeringsbasis van toepassing zijn die door de JAA of, indien van toepassing, de lidstaat, op de aanvraagdatum voor de erkenning is vastgesteld;

d) de bevindingen die tijdens procedures van de JAA of lidstaten zijn gedaan, worden beschouwd als zijnde bevindingen die zijn gedaan door het Agentschap, ter naleving van het bepaalde in punt 21.A.20, onder a) en d), van bijlage I (deel 21).

▼B

3.  Ten aanzien van producten met een nationaal typecertificaat of een equivalent daarvan, waarvoor de goedkeuringsprocedure voor een door lidstaten uitgevoerde wijziging ten tijde van de vaststelling van het typecertificaat in overeenstemming met de onderhavige verordening nog niet was afgerond, geldt het volgende:

a) indien een goedkeuringsproces wordt uitgevoerd door meerdere lidstaten, geldt het verst gevorderde project als referentie;

b) punt 21.A.93 van bijlage I (deel 21) is niet van toepassing;

c) de typecertificeringsbasis die door de JAA of, indien van toepassing, de lidstaat op de aanvraagdatum voor de goedkeuring van wijziging is vastgesteld, is van toepassing;

d) de bevindingen die tijdens procedures van de JAA of lidstaten zijn gedaan, worden beschouwd als zijnde bevindingen welke zijn gedaan door het Agentschap, ter naleving van het bepaalde in punt 21.A.103, onder a) en b), van bijlage I (deel 21).

4.  Ten aanzien van producten met een nationaal typecertificaat of een equivalent daarvan, waarvoor de goedkeuringsprocedure voor door lidstaten uitgevoerde ingrijpende reparatieontwerpen ten tijde van de vaststelling van het typecertificaat in overeenstemming met de onderhavige verordening nog niet is afgerond, geldt dat de bevindingen die tijdens procedures van de JAA of lidstaten zijn gedaan, worden beschouwd als zijnde bevindingen welke zijn gedaan door het Agentschap, ter naleving van het bepaalde in punt 21.A.433, onder a), van bijlage I (deel 21).

5.  Een door een lidstaat afgegeven bewijs van luchtwaardigheid dat de conformiteit bevestigt met een typecertificaat dat is vastgesteld in overeenstemming met lid 1 wordt beschouwd als een certificaat dat voldoet aan de onderhavige verordening.

Artikel 4

Voortdurende geldigheid van aanvullende typecertificaten

1.  Ten aanzien van door een lidstaat volgens JAA-procedures of overeenkomstig de toepasselijke nationale procedures afgegeven aanvullende typecertificaten en ten aanzien van wijzigingen in producten die zijn voorgesteld door andere personen dan de houder van het typecertificaat van het product en welke zijn goedgekeurd door een lidstaat overeenkomstig de toepasselijke nationale procedures, waarbij het aanvullende typecertificaat of de wijziging geldig was op 28 september 2003, wordt het aanvullende typecertificaat of de wijziging geacht krachtens deze verordening te zijn afgegeven.

2.  Ten aanzien van aanvullende typecertificaten waarvoor op 28 september 2003 volgens de van toepassing zijnde JAA-procedures voor aanvullende typecertificaten een certificeringsprocedure werd uitgevoerd door een lidstaat, en ten aanzien van ingrijpende wijzigingen in producten die zijn voorgesteld door andere personen dan de houder van het typecertificaat van het product, waarvoor volgens de op 28 september 2003 van toepassing zijnde nationale procedures een certificeringsprocedure werd uitgevoerd door een lidstaat, geldt het volgende:

a) indien een certificeringsproces wordt uitgevoerd door meerdere lidstaten, geldt het verst gevorderde project als referentie;

b) punt 21.A.113, onder a) en b), van bijlage I (deel 21) is niet van toepassing;

c) van toepassing is de certificeringsbasis als vastgesteld door de JAA of, indien van toepassing, de lidstaat op de aanvraagdatum voor het aanvullende typecertificaat of goedkeuring van de ingrijpende wijziging;

d) de bevindingen die tijdens procedures van de JAA of lidstaten zijn gedaan, worden beschouwd als zijnde bevindingen die zijn gedaan door het Agentschap, ter naleving van het bepaalde in punt 21.A.115, onder a), van bijlage I (deel 21).

▼M2 —————

▼B

Artikel 6

Voortdurende geldigheid van certificaten voor onderdelen en uitrustingsstukken

1.  Door een lidstaat afgegeven goedkeuringen van onderdelen en uitrustingsstukken die geldig waren op 28 september 2003, worden geacht te zijn afgegeven in overeenstemming met deze verordening.

2.  Ten aanzien van onderdelen en uitrustingsstukken die op 28 september 2003 het voorwerp uitmaakten van een lopende goedkeurings- of autorisatieprocedure bij een lidstaat, geldt het volgende:

a) indien een goedkeuringsproces wordt uitgevoerd door meerdere lidstaten, geldt het verst gevorderde project als referentie;

b) punt 21.A.603 van bijlage I (deel 21) is niet van toepassing;

c) de overeenkomstig punt 21.A.605 van bijlage I (deel 21) toepasselijke vereisten inzake gegevens, zijn de door de betreffende lidstaat op de aanvraagdatum voor de goedkeuring of autorisatie vastgestelde vereisten;

d) bevindingen die door de desbetreffende lidstaat zijn gedaan, worden beschouwd als zijnde bevindingen die zijn gedaan door het Agentschap, ter naleving van het bepaalde in punt 21.A.606, onder b), van bijlage I (deel 21).

Artikel 7

Vliegvergunningen

De door de lidstaten vóór 28 maart 2007 vastgestelde voorwaarden voor de afgifte van een vliegvergunning of ander bewijs van luchtwaardigheid ten behoeve van luchtvaartuigen waarvoor geen bewijs van luchtwaardigheid of beperkt bewijs van luchtwaardigheid krachtens de onderhavige verordening gold, worden geacht te zijn vastgesteld overeenkomstig de onderhavige verordening, tenzij het Agentschap vóór 28 maart 2008 heeft geconcludeerd dat bedoelde voorwaarden niet leiden tot het vereiste veiligheidsniveau volgens Verordening (EG) nr. 216/2008 of de onderhavige verordening.

▼M2

Artikel 7 bis

Gegevens betreffende de operationele geschiktheid

1.  De houder van een typecertificaat van een luchtvaartuig dat vóór 17 februari 2014 is afgegeven, die voornemens is op of na 17 februari 2014 een nieuw luchtvaartuig te leveren aan een EU-exploitant, zal een goedkeuring verkrijgen overeenkomstig punt 21.A.21, onder e), van bijlage I (deel 21), behalve voor de minimumsyllabus voor typebevoegdverklaringsopleidingen voor onderhoud certificeringspersoneel en voor de brongegevens voor de validering van het luchtvaartuig waarmee de objectieve kwalificatie van simulatoren wordt ondersteund. De goedkeuring wordt uiterlijk verkregen op 18 december 2015 of vóór een EU-exploitant vluchtuitvoering start met het luchtvaartuig, als dit later is. De gegevens betreffende de operationele geschiktheid kunnen worden beperkt tot het geleverde model.

2.  De aanvrager van een typecertificaat van een luchtvaartuig waarvoor de aanvraag vóór 17 februari 2014 is ingediend en waarvoor geen typecertificaat is afgegeven vóór 17 februari 2014, zal een goedkeuring verkrijgen overeenkomstig punt 21.A.21, onder e), van bijlage I (deel 21), behalve voor de minimumsyllabus voor typebevoegdverklaringsopleidingen voor onderhoudcertificeringspersoneel en voor de brongegevens voor de validering van het luchtvaartuig waarmee de objectieve kwalificatie van simulatoren wordt ondersteund. De goedkeuring wordt uiterlijk verkregen op 18 december 2015 of vóór een EU-exploitant vluchtuitvoering start met het luchtvaartuig, als dit later is. Bevindingen die door de autoriteiten zijn gedaan tijdens activiteiten van de raad voor operationele evaluatie welke onder verantwoordelijkheid van de JAA of het Agentschap zijn uitgevoerd vóór de inwerkingtreding van deze verordening, worden zonder verdere verificatie door het Agentschap aanvaard.

3.  Verslagen van de raad voor operationele evaluatie en basisminimumuitrustingslijsten die overeenkomstig de JAA-procedures of door het Agentschap zijn afgegeven vóór de inwerkingtreding van deze verordening, worden geacht de gegevens betreffende de operationele geschiktheid te zijn die zijn goedgekeurd overeenkomstig punt 21.A.21, onder e), van bijlage I (deel 21) en worden opgenomen in het relevante typecertificaat. Vóór 18 juni 2014 doen de houders van de relevante typecertificaten aan het Agentschap een voorstel over de opsplitsing van de gegevens betreffende de operationele geschiktheid in verplichte en niet-verplichte gegevens.

4.  Houders van een typecertificaat dat de gegevens betreffende de operationele geschiktheid omvat, moeten goedkeuring krijgen voor een uitbreiding van het toepassingsgebied van hun erkenning als ontwerporganisatie of alternatieve procedures voor de erkenning als ontwerporganisatie, indien van toepassing, teneinde de aspecten van de operationele geschiktheid er vóór 18 december 2015 in op te nemen.

▼B

Artikel 8

Ontwerporganisaties

1.  Een organisatie die verantwoordelijk is voor het ontwerp van producten, onderdelen en uitrustingsstukken of voor eventuele wijzigingen of reparaties daarvan toont haar bekwaamheid aan in overeenstemming met de bepalingen van bijlage I (deel 21).

2.  In afwijking van lid 1, kan een organisatie die haar hoofdvestiging in een niet- lidstaat heeft haar bekwaamheid aantonen op basis van een certificaat dat aan de organisatie is afgegeven door dat land, voor het product, het onderdeel en het uitrustingsstuk waarvoor de aanvraag is ingediend, mits:

a) het betreffende land het land van ontwerp is,

b) het Agentschap heeft vastgesteld dat het systeem van het land hetzelfde onafhankelijke niveau van controle op naleving kent als de onderhavige verordening, via een gelijkwaardig systeem van goedkeuringen van organisaties of via directe betrokkenheid van de bevoegde autoriteit in het betreffende land.

3.  Goedkeuringen voor ontwerporganisaties die door een lidstaat zijn afgegeven of erkend volgens de van toepassing zijnde JAA-vereisten en -procedures en die vóór 28 september 2003 geldig waren, worden beschouwd als goedkeuringen die voldoen aan de onderhavige verordening.

Artikel 9

Productieorganisaties

1.  Een organisatie die verantwoordelijk is voor de fabricage van producten, onderdelen en uitrustingsstukken toont haar bekwaamheid aan in overeenstemming met de bepalingen van bijlage I (deel 21).

2.  In afwijking van lid 1, kan een fabrikant die niet in een lidstaat gevestigd is haar bekwaamheid aantonen op basis van een certificaat dat aan de organisatie is afgegeven door dat land, voor het product, het onderdeel en het uitrustingsstuk waarvoor de aanvraag is ingediend, mits:

a) het betreffende land het land van vervaardiging is,

b) het Agentschap heeft vastgesteld dat het systeem van het land hetzelfde onafhankelijke niveau van controle op naleving kent als de onderhavige verordening, via een gelijkwaardig systeem van goedkeuringen van organisaties of via directe betrokkenheid van de bevoegde autoriteit in het betreffende land.

3.  Goedkeuringen voor productieorganisaties die door een lidstaat zijn afgegeven of erkend volgens de van toepassing zijnde JAA-vereisten en -procedures en die vóór 28 september 2003 geldig waren, worden beschouwd als goedkeuringen die voldoen aan de onderhavige verordening.

Article 10

Maatregelen van het Agentschap

1.  Het Agentschap zal aanvaardbare middelen van naleving opstellen waarvan bevoegde autoriteiten, organisaties en personeel gebruik kunnen maken om aan te tonen dat zij voldoen aan de voorschriften van bijlage I (deel 21) bij deze verordening.

2.  De aanvaardbare middelen van naleving die door het Agentschap worden opgesteld, mogen niet leiden tot de invoering van nieuwe eisen, noch tot de matiging van de eisen van bijlage I (deel 21) bij deze verordening.

3.  Wanneer gebruik wordt gemaakt van de door het Agentschap opgestelde aanvaardbare middelen van naleving wordt zonder verdere bewijsvoering geacht te zijn voldaan aan de overeenkomstige eisen van bijlage I (deel 21) bij deze verordening, onverminderd de artikelen 54 en 55 van Verordening (EG) nr. 216/2008.

Artikel 11

Intrekking

Verordening (EG) nr. 1702/2003 wordt ingetrokken.

Verwijzingen naar de ingetrokken verordening gelden als verwijzingen naar de onderhavige verordening en worden gelezen volgens de concordantietabel in bijlage III.

Artikel 12

Inwerkingtreding

De onderhavige verordening treedt in werking op de twintigste dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.




BIJLAGE I

DEEL 21

Certificering van luchtvaartuigen en aanverwante producten, onderdelen en uitrustingsstukken, en van ontwerp- en productieorganisaties

Inhoudsopgave

21.1

Algemeen

SECTIE A —

TECHNISCHE EISEN

SUBDEEL A —

ALGEMENE BEPALINGEN

21.A.1

Toepassingsgebied

21.A.2

Uitvoering door een andere persoon dan de aanvrager of houder van een certificaat

21.A.3A

Gebreken, storingen en defecten

21.A.3B

Luchtwaardigheidsaanwijzingen

21.A.4

Coördinatie tussen ontwerp en productie

SUBDEEL B —

TYPECERTIFICATEN EN BEPERKTE TYPECERTIFICATEN

21.A.11

Toepassingsgebied

21.A.13

Aanvaardbaarheid

21.A.14

Bewijs van bekwaamheid

21.A.15

Aanvraag

21.A.16A

Certificeringsspecificaties

21.A.16B

Bijzondere voorwaarden

21.A.17A

Basis voor typecertificering

21.A.17B

Certificeringsbasis voor de gegevens betreffende de operationele geschiktheid

21.A.18

Aanduiding van de toepasselijke milieueisen en certificeringsspecificaties

21.A.19

Wijzigingen die een nieuw typecertificaat vereisen

21.A.20

Overeenstemming met de typecertificeringsbasis, de certificeringsbasis van de gegevens betreffende de operationele geschiktheid en de milieueisen

21.A.21

Afgifte van een typecertificaat

21.A.23

Afgifte van een beperkt typecertificaat

21.A.31

Typeontwerp

21.A.33

Onderzoek en tests

21.A.35

Vliegproeven

21.A.41

Typecertificaat

21.A.44

Verplichtingen van de houder

21.A.47

Overdraagbaarheid

21.A.51

Duur en blijvende geldigheid

21.A.55

Administratie

21.A.57

Handboeken

21.A.61

Instructies voor blijvende luchtwaardigheid

21.A.62

Beschikbaarheid van gegevens betreffende de operationele geschiktheid

(SUBDEEL C — NIET VAN TOEPASSING)

SUBDEEL D —

WIJZIGINGEN AAN DE TYPECERTIFICATEN EN BEPERKTE TYPECERTIFICATEN

21.A.90A

Toepassingsgebied

21A.90B

Standaardwijzigingen

21.A.91

Classificatie van wijzigingen van een typecertificaat

21.A.92

Toepassingsgebied

21.A.93

Aanvraag

21.A.95

Geringe wijzigingen

21.A.97

Ingrijpende wijzigingen

21.A.101

Aanduiding van de toepasselijke certificeringsspecificaties en milieueisen

21.A.103

Goedkeuring

21.A.105

Administratie

21.A.107

Instructies voor blijvende luchtwaardigheid

21.A.108

Beschikbaarheid van gegevens betreffende de operationele geschiktheid

21.A.109

Verplichtingen en EPA-identificatie

SUBDEEL E —

AANVULLENDE TYPECERTIFICATEN

21.A.111

Toepassingsgebied

21.A.112A

Aanvaardbaarheid

21.A.112B

Bewijs van bekwaamheid

21.A.113

Aanvraag om een aanvullend typecertificaat

21.A.114

Conformiteit

21.A.115

Afgifte van een aanvullend typecertificaat

21.A.116

Overdraagbaarheid

21.A.117

Wijzigingen aan het deel van een product waarop een aanvullend typecertificaat betrekking heeft

21.A.118A

Verplichtingen en EPA-kenmerking

21.A.118B

Duur en blijvende geldigheid

21.A.119

Handboeken

21.A.120A

Instructies voor blijvende luchtwaardigheid

21.A.120B

Beschikbaarheid van gegevens betreffende de operationele geschiktheid

SUBDEEL F —

PRODUCTIE ZONDER ERKENNING ALS PRODUCTIEORGANISATIE

21.A.121

Toepassingsgebied

21.A.122

Aanvaardbaarheid

21.A.124

Aanvraag

21.A.125A

Afgifte van een akkoordverklaring

21.A.125B

Bevindingen

21.A.125C

Duur en blijvende geldigheid

21.A.126

Productiecontrolesysteem

21.A.127

Proeven: luchtvaartuigen

21.A.128

Proeven: motoren, propellers

21.A.129

Verplichtingen van de fabrikant

21.A.130

Conformiteitsverklaring

SUBDEEL G —

ERKENNING ALS PRODUCTIEORGANISATIE

21.A.131

Toepassingsgebied

21.A.133

Aanvaardbaarheid

21.A.134

Aanvraag

21.A.135

Afgifte van een erkenning als productieorganisatie

21.A.139

Kwaliteitssysteem

21.A.143

Handboek

21.A.145

Erkenningseisen

21.A.147

Wijzigingen in de erkende productieorganisatie

21.A.148

Wijzigingen van vestigingsplaats

21.A.149

Overdraagbaarheid

21.A.151

Erkenningsvoorwaarden

21.A.153

Wijzigingen aan de erkenningsvoorwaarden

21.A.157

Onderzoeken

21.A.158

Bevindingen

21.A.159

Duur en blijvende geldigheid

21.A.163

Bevoegdheden

21.A.165

Verplichtingen van de houder

SUBDEEL H —

BEWIJZEN VAN LUCHTWAARDIGHEID EN BEPERKTE BEWIJZEN VAN LUCHTWAARDIGHEID

21.A.171

Toepassingsgebied

21.A.172

Aanvaardbaarheid

21.A.173

Classificatie

21.A.174

Aanvraag

21.A.175

Taal

21.A.177

Amendement of wijziging

21.A.179

Overdraagbaarheid en nieuwe afgifte binnen lidstaten

21.A.180

Inspecties

21.A.181

Duur en blijvende geldigheid

21.A.182

Identificatie van het luchtvaartuig

SUBDEEL I —

GELUIDSCERTIFICATEN

21.A.201

Toepassingsgebied

21.A.203

Aanvaardbaarheid

21.A.204

Aanvraag

21.A.207

Amendement of wijziging

21.A.209

Overdraagbaarheid en nieuwe afgifte binnen lidstaten

21.A.210

Inspecties

21.A.211

Duur en blijvende geldigheid

SUBDEEL J —

ERKENNING ALS ONTWERPORGANISATIE

21.A.231

Toepassingsgebied

21.A.233

Aanvaardbaarheid

21.A.234

Aanvraag

21.A.235

Afgifte van een erkenning als ontwerporganisatie

21.A.239

Ontwerpborgingssysteem

21.A.243

Gegevens

21.A.245

Erkenningseisen

21.A.247

Wijzigingen van het ontwerpborgingssysteem

21.A.249

Overdraagbaarheid

21.A.251

Erkenningsvoorwaarden

21.A.253

Wijzigingen aan de erkenningsvoorwaarden

21.A.257

Onderzoeken

21.A.258

Bevindingen

21.A.259

Duur en blijvende geldigheid

21.A.263

Bevoegdheden

21.A.265

Verplichtingen van de houder

SUBDEEL K —

ONDERDELEN EN UITRUSTINGSSTUKKEN

21.A.301

Toepassingsgebied

21.A.303

Conformiteit met toepasselijke vereisten

21.A.305

Goedkeuring van onderdelen en uitrustingsstukken

21.A.307

Geschiktheid van onderdelen en uitrustingsstukken om te worden geïnstalleerd

(SUBDEEL L — NIET VAN TOEPASSING)

SUBDEEL M —

REPARATIES

21.A.431

Toepassingsgebied

21A.431B

Standaardreparaties

21.A.432A

Aanvaardbaarheid

21.A.432B

Bewijs van bekwaamheid

21.A.433

Reparatieontwerp

21.A.435

Classificatie van reparaties

21.A.437

Afgifte van een goedkeuring van een reparatieontwerp

21.A.439

Productie van reparatieonderdelen

21.A.441

Uitvoering van een reparatie

21.A.443

Beperkingen

21.A.445

Niet-gerepareerde schade

21.A.447

Administratie

21.A.449

Instructies voor blijvende luchtwaardigheid

21.A.451

Verplichtingen en EPA-kenmerking

(SUBDEEL N — NIET VAN TOEPASSING)

SUBDEEL O —

ETSO-AUTORISATIES

21.A.601

Toepassingsgebied

21.A.602A

Aanvaardbaarheid

21.A.602B

Bewijs van bekwaamheid

21.A.603

Aanvraag

21.A.604

ETSO-autorisatie voor een hulpaggregaat (APU)

21.A.605

Vereisten inzake gegevens

21.A.606

Afgifte van een ETSO-autorisatie

21.A.607

Bevoegdheden verbonden aan een ETSO-autorisatie

21.A.608

Ontwerp- en prestatieverklaring (DDP)

21.A.609

Verplichtingen van de houders van ETSO-autorisaties

21.A.610

Goedkeuring voor een afwijking

21.A.611

Ontwerpwijzigingen

21.A.613

Administratie

21.A.615

Inspectie door het Agentschap

21.A.619

Duur en blijvende geldigheid

21.A.621

Overdraagbaarheid

SUBDEEL P —

VLIEGVERGUNNING

21.A.701

Toepassingsgebied

21.A.703

Aanvaardbaarheid

21.A.705

Bevoegde autoriteit

21.A.707

Aanvraag van een vliegvergunning

21.A.708

Vluchtvoorwaarden

21.A.709

Aanvraag tot goedkeuring van vluchtvoorwaarden

21.A.710

Goedkeuring van vluchtvoorwaarden

21.A.711

Afgifte van een vliegvergunning

21.A.713

Wijzigingen

21.A.715

Taal

21.A.719

Overdraagbaarheid

21.A.721

Inspecties

21.A.723

Duur en blijvende geldigheid

21.A.725

Verlenging van de vliegvergunning

21.A.727

Verplichtingen van de houder van een vliegvergunning

21.A.729

Administratie

SUBDEEL Q —

IDENTIFICATIE VAN PRODUCTEN, ONDERDELEN EN UITRUSTINGSSTUKKEN

21.A.801

Identificatie van producten

21.A.803

Behandeling van de identificatiegegevens

21.A.804

Identificatie van onderdelen en uitrustingsstukken

21.A.805

Identificatie van kritieke onderdelen

21.A.807

Identificatie van ETSO-artikelen

SECTIE B —

PROCEDURES VOOR BEVOEGDE AUTORITEITEN

SUBDEEL A —

ALGEMENE VOORZIENINGEN

21.B.5

Toepassingsgebied

21.B.20

Verplichtingen van de bevoegde autoriteit

21.B.25

Vereisten voor de organisatie van de bevoegde autoriteit

21.B.30

Gedocumenteerde procedures

21.B.35

Wijzigingen in organisatie en procedures

21.B.40

Oplossing van geschillen

21.B.45

Rapportage/coördinatie

21.B.55

Administratie

21.B.60

Luchtwaardigheidsaanwijzingen

SUBDEEL B —

TYPECERTIFICATEN EN BEPERKTE TYPECERTIFICATEN

(SUBDEEL C — NIET VAN TOEPASSING)

SUBDEEL D —

WIJZIGINGEN IN TYPECERTIFICATEN EN BEPERKTE TYPECERTIFICATEN

21.B.70

Goedkeuring van wijzigingen van typecertificaten

SUBDEEL E —

AANVULLENDE TYPECERTIFICATEN

SUBDEEL F —

PRODUCTIE ZONDER ERKENNING ALS PRODUCTIEORGANISATIE

21.B.120

Onderzoek

21.B.125

Bevindingen

21.B.130

Afgifte van een akkoordverklaring

21.B.135

Behoud van de akkoordverklaring

21.B.140

Wijziging van een akkoordverklaring

21.B.145

Beperking, opschorting en intrekking van een akkoordverklaring

21.B.150

Administratie

SUBDEEL G —

ERKENNING ALS PRODUCTIEORGANISATIE

21.B.220

Onderzoek

21.B.225

Bevindingen

21.B.230

Afgifte van een certificaat

21.B.235

Permanent toezicht

21.B.240

Wijziging van een erkenning als productieorganisatie

21.B.245

Opschorting en intrekking van een erkenning als productieorganisatie

21.B.260

Administratie

SUBDEEL H —

BEWIJZEN VAN LUCHTWAARDIGHEID EN BEPERKTE BEWIJZEN VAN LUCHTWAARDIGHEID

21.B.320

Onderzoek

21.B.325

Afgifte van bewijzen van luchtwaardigheid

21.B.326

Bewijs van luchtwaardigheid

21.B.327

Beperkt bewijs van luchtwaardigheid

21.B.330

Opschorting en intrekking van bewijzen van luchtwaardigheid en beperkte bewijzen van luchtwaardigheid

21.B.345

Administratie

SUBDEEL I —

GELUIDSCERTIFICATEN

21.B.420

Onderzoek

21.B.425

Afgifte van geluidscertificaten

21.B.430

Opschorting en intrekking van een geluidscertificaat

21.B.445

Administratie

SUBDEEL J —

ERKENNING ALS ONTWERPORGANISATIE

SUBDEEL K —

ONDERDELEN EN UITRUSTINGSSTUKKEN

(SUBDEEL L — NIET VAN TOEPASSING)

SUBDEEL M —

REPARATIES

(SUBDEEL N — NIET VAN TOEPASSING)

SUBDEEL O —

ETSO-AUTORISATIES

SUBDEEL P —

VLIEGVERGUNNING

21.B.520

Onderzoek

21.B.525

Afgifte van vliegvergunningen

21.B.530

Intrekking van vliegvergunningen

21.B.545

Administratie

SUBDEEL Q —

IDENTIFICATIE VAN PRODUCTEN, ONDERDELEN EN UITRUSTINGSSTUKKEN

Aanhangsels

Aanhangsel I —

EASA-formulier 1 — Certificaat van vrijgave;

Aanhangsel II —

EASA-formulier 15a — Certificaat van herbeoordeling van de luchtwaardigheid;

Aanhangsel III —

EASA-formulier 20a — Vliegvergunning;

Aanhangsel IV —

EASA-formulier 20b — Vliegvergunning (afgegeven door erkende organisaties);

Aanhangsel V —

EASA-formulier 24 — Beperkt bewijs van luchtwaardigheid;

Aanhangsel VI —

EASA-formulier 25 — Bewijs van luchtwaardigheid;

Aanhangsel VII —

EASA-formulier 45 — Geluidscertificaat;

Aanhangsel VIII —

EASA-formulier 52 — Conformiteitsverklaring voor luchtvaartuigen;

Aanhangsel IX —

EASA-formulier 53 — Certificaat van vrijgave voor gebruik;

Aanhangsel X —

EASA-formulier 55 — Certificaat erkenning als productieorganisatie;

Aanhangsel XI —

EASA-formulier 65 — Akkoordverklaring voor productie zonder erkenning als productieorganisatie;

▼M3

Aanhangsel XII —

Categorieën vliegproeven en kwalificaties van bemanningsleden voor vliegproeven 85.

▼B

21.1    Algemeen

Voor de toepassing van deze bijlage wordt verstaan onder „bevoegde autoriteit”:

a) voor organisaties die gevestigd zijn in een lidstaat, de door die lidstaat aangestelde autoriteit of het Agentschap op verzoek van die lidstaat, of

b) voor organisaties die niet gevestigd zijn in een lidstaat, het Agentschap.

SECTIE A

TECHNISCHE EISEN

SUBDEEL A —   ALGEMENE BEPALINGEN

21.A.1    Toepassingsgebied

In deze sectie worden de algemene bepalingen vastgelegd betreffende de rechten en verplichtingen van de aanvrager en houder van een certificaat dat overeenkomstig deze sectie is of zal worden afgegeven.

21.A.2    Uitvoering door een andere persoon dan de aanvrager of houder van een certificaat

De acties en verplichtingen die overeenkomstig deze sectie moeten worden uitgevoerd door de houder of aanvrager van een certificaat voor een product, onderdeel of uitrustingsstuk mogen in zijn naam worden uitgevoerd door een andere natuurlijke of rechtspersoon, op voorwaarde dat de houder of aanvrager van dat certificaat kan aantonen dat hij een overeenkomst met die andere persoon heeft gesloten om zeker te stellen dat de verplichtingen van de houder naar behoren worden en zullen worden vervuld.

21.A.3A    Gebreken, storingen en defecten

a) Systeem voor het verzamelen, onderzoeken en analyseren van gegevens.

De houder van een typecertificaat, een beperkt typecertificaat, een aanvullend typecertificaat, een ETSO-autorisatie (European Technical Standard Order), een goedkeuring van een ontwerp voor een ingrijpende reparatie of enige andere relevante goedkeuring die beschouwd kan worden krachtens de onderhavige verordening te zijn afgegeven, moet beschikken over een systeem voor het verzamelen, onderzoeken en analyseren van rapporten en informatie over gebreken, storingen, defecten of andere voorvallen die een nadelig effect hebben of kunnen hebben op de blijvende luchtwaardigheid van het product, het onderdeel of het uitrustingsstuk waarvoor het typecertificaat, het beperkte typecertificaat, het aanvullend typecertificaat, de ETSO-autorisatie, de goedkeuring van een ontwerp voor een ingrijpende reparatie of enige andere relevante goedkeuring uit hoofde van de onderhavige verordening, is afgegeven. Informatie over dit systeem moet ter beschikking worden gesteld aan alle bekende gebruikers van het product, onderdeel of uitrustingsstuk en, op verzoek, aan eenieder die bevoegd is overeenkomstig andere aanverwante uitvoeringsvoorschriften.

b) Rapportage aan het Agentschap

1. De houder van een typecertificaat, een beperkt typecertificaat, een aanvullend typecertificaat, een ETSO-autorisatie, een goedkeuring van een ontwerp voor een ingrijpende reparatie of enige andere relevante goedkeuring uit hoofde van de onderhavige verordening moet aan het Agentschap alle gebreken, storingen, defecten of andere voorvallen melden waarvan hij weet heeft met betrekking tot een product, onderdeel of uitrustingsstuk waarvoor het typecertificaat, het beperkt typecertificaat, het aanvullend typecertificaat, de ETSO-autorisatie, de goedkeuring van het ontwerp voor een ingrijpende reparatie of enige andere relevante goedkeuring uit hoofde van de onderhavige verordening is afgegeven en die hebben geleid of zouden kunnen leiden tot een onveilige toestand.

2. Deze meldingen moeten gebeuren in de vorm en op de wijze zoals vastgelegd door het Agentschap, zodra dit mogelijk is en in ieder geval niet meer dan 72 uur na het vaststellen van de mogelijke onveilige toestand, tenzij uitzonderlijke omstandigheden het verhinderen.

c) Onderzoek van gerapporteerde voorvallen

1. Als een overeenkomstig punt b) of overeenkomstig de punten 21.A.129, onder f), 2, of 21.A.165, onder f), 2, gemeld voorval het gevolg is van een ontwerp- of fabricagetekortkoming, moet de houder van het typecertificaat, het beperkt typecertificaat, het aanvullend typecertificaat, de goedkeuring van het ontwerp voor een ingrijpende reparatie, de ETSO-autorisatie of enige andere relevante goedkeuring uit hoofde van de onderhavige verordening, of de fabrikant, naargelang van toepassing, de reden voor de fout onderzoeken en aan het Agentschap de resultaten rapporteren van zijn onderzoek en van de maatregelen die hij treft of voorstelt om de tekortkoming te verhelpen.

2. Als het Agentschap oordeelt dat een maatregel dient te worden getroffen om de tekortkoming te verhelpen, moet de houder van het typecertificaat, het beperkt typecertificaat, het aanvullend typecertificaat, de goedkeuring van het ontwerp voor een ingrijpende reparatie, de ETSO-autorisatie, of enige andere relevante goedkeuring uit hoofde van de onderhavige verordening, of de fabrikant, naargelang van toepassing, de desbetreffende gegevens voorleggen aan het Agentschap.

21.A.3B    Luchtwaardigheidsaanwijzingen

a) Een luchtwaardigheidsaanwijzing is een door het Agentschap uitgevaardigd of overgenomen document dat werkzaamheden oplegt die aan een luchtvaartuig moeten worden uitgevoerd om opnieuw een aanvaardbaar veiligheidsniveau tot stand te brengen, als er aanwijzingen voor zijn dat het veiligheidsniveau van dat luchtvaartuig anders zou kunnen worden aangetast.

b) Het Agentschap vaardigt een luchtwaardigheidsaanwijzing uit als:

1. door het Agentschap een onveilige toestand in een luchtvaartuig is vastgesteld, die het gevolg is van een tekortkoming in het luchtvaartuig of in een motor, propeller, onderdeel of uitrustingsstuk van dat luchtvaartuig, en

2. deze toestand vermoedelijk aanwezig is of zich zal ontwikkelen in andere luchtvaartuigen.

c) Als een luchtwaardigheidsaanwijzing door het Agentschap moet worden uitgevaardigd om de in punt b) vermelde onveilige toestand te verhelpen of om een inspectie te laten uitvoeren, moet de houder van het typecertificaat, het beperkt typecertificaat, het aanvullend typecertificaat, de goedkeuring van het ontwerp voor een ingrijpende reparatie, een ETSO-autorisatie of enige andere relevante goedkeuring uit hoofde van de onderhavige verordening:

1. de passende corrigerende maatregel en/of de nodige inspecties voorstellen en de details van deze voorstellen ter goedkeuring voorleggen aan het Agentschap;

2. nadat de in punt 1 bedoelde voorstellen zijn goedgekeurd door het Agentschap, aan alle bekende gebruikers of eigenaars van het product, onderdeel of uitrustingsstuk, en, op verzoek, aan eenieder die moet voldoen aan de luchtwaardigheidsaanwijzing, de passende beschrijvende gegevens en uitvoeringsinstructies ter beschikking stellen.

d) Een luchtwaardigheidsaanwijzing moet ten minste de volgende informatie bevatten:

1. een identificatie van de onveilige toestand

2. een identificatie van het betreffende luchtvaartuig

3. de vereiste maatregel(en)

4. de uitvoeringstermijn voor de vereiste maatregel(en)

5. de datum van inwerkingtreding.

▼M2

21.A.4    Coördinatie tussen ontwerp en productie

Elke houder van een typecertificaat, een beperkt typecertificaat, een aanvullend typecertificaat, een ETSO-autorisatie, een goedkeuring van een wijziging aan een typecertificaat of een goedkeuring van een reparatieontwerp moet zo nodig samenwerken met de productieorganisatie om te komen tot:

a) een toereikende coördinatie tussen ontwerp en productie, zoals voorgeschreven in punt 21.A.122, 21A.130, onder b), punten 3) en 4), 21A.133 en 21A.165, onder c), punten 2) en 3), voor zover van toepassing, en

b) een passende ondersteuning van de blijvende luchtwaardigheid van het product, onderdeel of uitrustingsstuk.

▼B

SUBDEEL B —   TYPECERTIFICATEN EN BEPERKTE TYPECERTIFICATEN

21.A.11    Toepassingsgebied

In dit subdeel wordt de procedure vastgelegd voor de afgifte van typecertificaten voor producten en beperkte typecertificaten voor luchtvaartuigen, en worden ook de rechten en verplichtingen vastgelegd van de aanvragers en houders van deze certificaten.

21.A.13    Aanvaardbaarheid

Elke natuurlijke of rechtspersoon die zijn bekwaamheid overeenkomstig punt 21.A.14 aangetoond heeft, of aan het bewijzen is, is aanvaardbaar als aanvrager van een typecertificaat of een beperkt typecertificaat onder de in dit subdeel beschreven voorwaarden.

21.A.14    Bewijs van bekwaamheid

a) Elke organisatie die een typecertificaat of een beperkt typecertificaat aanvraagt moet haar bekwaamheid bewijzen door houder te zijn van een door het Agentschap in overeenstemming met subdeel J afgegeven erkenning als ontwerporganisatie.

b) In afwijking van punt a) kan een aanvrager, als alternatieve procedure om zijn bekwaamheid te bewijzen, de goedkeuring van het Agentschap vragen voor het gebruik van procedures die beschrijven met welke specifieke ontwerppraktijken, -middelen en -werkzaamheden zal worden voldaan aan deze bijlage, als het product een van de volgende is:

1. een ELA2-luchtvaartuig;

2. een in een ELA2-luchtvaartuig geïnstalleerde motor of propeller;

3. een zuigermotor, of

4. een propeller met vaste of variabele spoed.

c) In afwijking van punt a) mag een aanvrager zijn bekwaamheid bewijzen door het krachtens punt 21A.20(b) vereiste certificeringsprogramma aan het Agentschap te verstrekken als het product een van de volgende is:

1. een ELA1-luchtvaartuig;

2. een in een ELA1-luchtvaartuig geïnstalleerde motor of propeller.

21.A.15    Aanvraag

a) Een aanvraag om een typecertificaat of een beperkt typecertificaat moet worden ingediend in een vorm en op een wijze als vastgesteld door het Agentschap.

b) Bij een aanvraag om een typecertificaat of een beperkt typecertificaat voor een luchtvaartuig moet een voor-, zij- en bovenaanzicht van dat luchtvaartuig worden gevoegd, evenals voorlopige basisgegevens, met o.a. de voorgestelde gebruikskenmerken en -beperkingen.

c) Bij een aanvraag om een typecertificaat voor een motor of propeller moet een algemene overzichtstekening van de motor of de propeller worden gevoegd, evenals een beschrijving van de ontwerpkenmerken, de gebruikskenmerken en de voorgestelde gebruiksbeperkingen.

▼M2

d) Een aanvraag voor een typecertificaat of beperkt typecertificaat voor een luchtvaartuig moet de aanvraag voor goedkeuring van de gegevens betreffende de operationele geschiktheid omvatten of hiermee na de oorspronkelijke aanvraag worden aangevuld; deze gegevens betreffende de operationele geschiktheid bestaan uit, voor zover van toepassing:

1. de minimumsyllabus inzake typebevoegdverklaringsopleidingen voor piloten, inclusief de vaststelling van typebevoegdverklaring;

2. de definitie van het toepassingsgebied van de brongegevens voor de validering van het luchtvaartuig, ter ondersteuning van de objectieve kwalificatie van simulatoren voor de typebevoegdverklaringsopleidingen voor piloten, of voorlopige gegevens ter ondersteuning van de tussentijdse kwalificatie van die simulatoren;

3. de minimumsyllabus voor typebevoegdverklaringsopleidingen voor onderhoud certificeringspersoneel, inclusief de vaststelling van de typebevoegdverklaringen;

4. de vaststelling van het type of de variant voor cabinepersoneel en typespecifieke gegevens voor cabinepersoneel;

5. de basisminimumuitrustingslijst, en

6. andere elementen betreffende operationele geschiktheid die verband houden met het type.

▼M2

21.A.16A    Certificeringsspecificaties

In overeenstemming met artikel 19 van Verordening (EG) nr. 216/2008, geeft het Agentschap certificeringsspecificaties af, inclusief certificeringsspecificaties voor gegevens betreffende de operationele geschiktheid, als standaardmiddel om aan te tonen dat producten, onderdelen en uitrustingsstukken voldoen aan de essentiële eisen van bijlagen I, III en IV bij Verordening (EG) nr. 216/2008. Deze specificaties moeten voldoende gedetailleerd en specifiek zijn, zodat de aanvragers weten onder welke voorwaarden certificaten worden afgegeven, gewijzigd of aangevuld.

21.A.16B    Bijzondere voorwaarden

a) Het Agentschap zal speciale gedetailleerde technische specificaties, bijzondere voorwaarden genoemd, voorschrijven voor een product, als de betreffende certificeringsspecificaties geen adequate of geschikte veiligheidsnormen voor dat product bevatten, omdat:

1. het product nieuwe of ongewone ontwerpkenmerken heeft ten opzichte van de ontwerppraktijken waarop de toepasselijke certificeringsspecificaties zijn gebaseerd, of

2. het beoogde gebruik van het product onconventioneel is, of

3. uit ervaringen met andere, vergelijkbare producten die in de praktijk worden gebruikt of met producten die vergelijkbare ontwerpkenmerken hebben, is gebleken dat onveilige toestanden kunnen ontstaan.

b) De bijzondere voorwaarden bevatten de veiligheidsnormen die het Agentschap noodzakelijk acht om te komen tot een veiligheidsniveau dat gelijkwaardig is aan het in de toepasselijke certificeringsspecificaties vastgelegde veiligheidsniveau.

21.A.17A    Basis voor typecertificering

▼B

a) De typecertificatiebasis die dient te worden gemeld voor het afgeven van een typecertificaat of een beperkt typecertificaat moet bestaan uit:

▼M2

1. de toepasselijke, door het Agentschap vastgelegde certificeringsspecificaties die van kracht zijn op de datum van de aanvraag van dat certificaat, tenzij:

i) anders wordt gespecificeerd door het Agentschap, of

ii) de aanvrager verkiest te voldoen aan de certificeringsspecificaties van later van kracht geworden amendementen, of hiertoe verplicht is overeenkomstig de punten c) en d);

▼B

2. elke aanvullende voorwaarde die wordt voorgeschreven in overeenstemming met punt 21.A.16B, onder a).

b) Een aanvraag om typecertificering van grote vliegtuigen en grote hefschroefvliegtuigen is vijf jaar geldig en een aanvraag om elk ander typecertificaat is drie jaar geldig, tenzij de aanvrager op het moment van de aanvraag kan aantonen dat er voor het ontwerpen, ontwikkelen en testen van zijn product meer tijd nodig is, en het Agentschap een langere periode goedkeurt.

c) Als er geen typecertificaat is afgegeven, of als duidelijk is dat er geen typecertificaat zal worden afgegeven, binnen de in punt b) vastgelegde termijn, mag de aanvrager:

1. een nieuwe aanvraag om een typecertificaat indienen en voldoen aan alle bepalingen van punt a) die van toepassing zijn op een oorspronkelijke aanvraag, of

▼M2

2. een verlenging van de oorspronkelijke aanvraag en voldoen aan de toepasselijke certificeringsspecificaties die van kracht waren op een door de aanvrager te kiezen datum, zij het niet eerder dan de datum die wordt verkregen door de in punt b) voor de oorspronkelijke aanvraag vastgelegde termijn af te trekken van de datum van afgifte van het typecertificaat.

▼B

d) Als een aanvrager verkiest te voldoen aan een amendement bij de luchtwaardigheidsvoorschriften dat van kracht wordt nadat de aanvraag om een typecertificaat is ingediend, moet de aanvrager ook voldoen aan elk ander amendement dat er naar het oordeel van het Agentschap rechtstreeks verband mee houdt.

▼M2

21.A.17B    Certificeringsbasis voor de gegevens betreffende de operationele geschiktheid

a) Het Agentschap deelt de certificeringsbasis voor de gegevens betreffende de operationele geschiktheid mee aan de aanvrager. De certificeringsbasis bestaat uit:

1. de toepasselijke overeenkomstig punt afgegeven 21.A.16A certificeringsspecificaties betreffende operationele geschiktheid die effectief zijn op de datum van toepassing of toepassing van de aanvulling, tenzij:

i) het Agentschap andere middelen aanvaardt om aan te tonen dat de relevante essentiële eisen van bijlagen I, III en IV bij Verordening (EG) nr. 216/2008 zijn nageleefd, of

ii) de aanvrager ervoor kiest certificeringsspecificaties van latere effectieve amendementen na te leven;

2. alle aanvullende voorwaarden die worden voorgeschreven in overeenstemming met punt 21.A.16B, onder a).

b) Als een aanvrager verkiest te voldoen aan een amendement bij de certificeringsspecificaties dat van kracht wordt nadat de aanvraag om een typecertificaat is ingediend, moet de aanvrager ook voldoen aan alle andere certificeringsspecificaties die er naar het oordeel van het Agentschap rechtstreeks verband mee houden.

▼B

21.A.18    Aanduiding van de toepasselijke milieueisen en certificeringsspecificaties

a) De toepasselijke geluidseisen voor het afgeven van een typecertificaat voor een luchtvaartuig zijn vastgelegd overeenkomstig de bepalingen van hoofdstuk 1 van bijlage 16, boekdeel I, deel II van het Verdrag van Chicago en:

1. voor subsonische straalvliegtuigen, in boekdeel I, deel II, hoofdstuk 2, 3 en 4, naar gelang van toepassing;

2. voor propellervliegtuigen, in boekdeel I, deel II, hoofdstuk 3, 4, 5, 6 en 10, naar gelang van toepassing;

3. voor helikopters, in boekdeel I, deel II, hoofdstuk 8 en 11, naar gelang van toepassing, en

4. voor supersonische vliegtuigen, in boekdeel I, deel II, hoofdstuk 12, naar gelang van toepassing.

b) De toepasselijke emissie-eisen voor het afgeven van een typecertificaat voor een luchtvaartuig en een motor zijn vastgelegd in bijlage 16 van het Verdrag van Chicago:

1. voor de preventie van opzettelijke brandstofventilatie, in boekdeel II, deel II, hoofdstuk 2;

2. voor emissies van turbojet- en turbofanmotoren die alleen bestemd zijn voor aandrijving met subsonische snelheid, in boekdeel II, deel III, hoofdstuk 2, en

3. voor emissies van turbojet- en turbofanmotoren die alleen bestemd zijn voor aandrijving met supersonische snelheid, in boekdeel II, deel III, hoofdstuk 3.

c) Het Agentschap zal in overeenstemming met artikel 19 van Verordening (EG) nr. 216/2008 certificeringsspecificaties uitvaardigen die aanvaardbare methoden voorzien om aan te tonen dat wordt voldaan aan de in punt a) respectievelijk b) beschreven geluids- respectievelijk emissievereisten.

21.A.19    Wijzigingen die een nieuw typecertificaat vereisen

Elke natuurlijke of rechtspersoon die een wijziging aan een product voorstelt, moet een nieuw typecertificaat aanvragen als het Agentschap oordeelt dat de verandering van ontwerp, vermogen, stuwkracht of massa zo groot is, dat een nagenoeg compleet onderzoek vereist is om na te gaan of voldaan wordt aan de toepasselijke typecertificeringsbasis.

21.A.20    ►M2  Overeenstemming met de typecertificeringsbasis, de certificeringsbasis van de gegevens betreffende de operationele geschiktheid en de milieueisen  ◄

▼M2

a) De aanvrager van een typecertificaat of een beperkt typecertificaat moet aantonen dat hij voldoet aan de toepasselijke typecertificeringsbasis, de toepasselijke certificeringsbasis van de gegevens betreffende de operationele geschiktheid en de milieueisen, en moet aan het Agentschap aantonen met welke middelen hieraan voldaan wordt.

▼B

b) De aanvrager verstrekt het Agentschap een certificeringsprogramma waarin in detail is uiteengezet met welke middelen de overeenstemming is aangetoond. Indien nodig wordt dit document tijdens het certificeringsproces geactualiseerd.

c) De aanvrager registreert de motivering van de overeenstemming in overeenstemmingsdocumenten, overeenkomstig het onder punt b) vastgestelde certificeringsprogramma.

d) De aanvrager moet verklaren dat hij volledig voldoet aan de toepasselijke typecertificatiebasis en milieueisen, overeenkomstig het onder punt b) vastgestelde certificeringsprogramma.

e) Als de aanvrager houder is van een erkenning als ontwerporganisatie, moet de verklaring van punt d) worden ingediend overeenkomstig de bepalingen van subdeel J.

21.A.21    Afgifte van een typecertificaat

De aanvrager heeft recht op een door het Agentschap afgegeven producttypecertificaat nadat:

a) hij zijn bekwaamheid heeft bewezen overeenkomstig punt 21.A.14;

b) hij de in punt 21.A.20, onder d), vermelde verklaring heeft ingediend, en

c) is aangetoond dat:

▼M2

1. het te certificeren product voldoet aan de toepasselijke typecertificeringsbasis en de milieueisen, zoals aangeduid in de punten 21.A.17A en 21.A.18;

▼B

2. het niet-voldoen aan bepaalde luchtwaardigheidsvoorschriften wordt gecompenseerd door factoren die een gelijkwaardig veiligheidsniveau waarborgen;

3. geen kenmerk of eigenschap het product onveilig maakt voor het gebruik waarvoor de certificering is aangevraagd, en

4. de aanvrager van het typecertificaat expliciet heeft verklaard dat hij bereid is om te voldoen aan punt 21.A.44.

d) in het geval van een luchtvaartuigtypecertificaat voor de motor en/of de propeller, indien geïnstalleerd in het luchtvaartuig, een typecertificaat is afgegeven of vastgesteld in overeenstemming met de onderhavige verordening;

▼M2

e) In het geval van een typecertificaat van een luchtvaartuig wordt aangetoond dat de gegevens betreffende de operationele geschiktheid voldoen aan de toepasselijke certificeringsbasis van de gegevens betreffende de operationele geschiktheid overeenkomstig 21.A.17B;

f) Bij wijze van uitzondering op punt e) en op verzoek van de aanvrager die vermeld is in de in punt 21.A.20, onder d), genoemde verklaring, mag een typecertificaat voor een luchtvaartuig worden afgegeven alvorens is aangetoond dat aan de toepasselijke certificeringsbasis van de gegevens betreffende de operationele geschiktheid is voldaan, voor zover de aanvrager aantoont dat hij voldoet aan de certificeringsbasis van de gegevens betreffende de operationele geschiktheid vóór deze gegevens daadwerkelijk moeten worden gebruikt.

▼M2

21.A.23    Afgifte van een beperkt typecertificaat

a) Voor een luchtvaartuig dat niet voldoet aan de bepalingen van punt 21.A.21, onder c), heeft de aanvrager recht op een door het Agentschap afgegeven beperkt typecertificaat, na:

1. te hebben voldaan aan de passende, door het Agentschap vastgelegde typecertificeringsbasis zodat voldoende veiligheid wordt gegarandeerd met betrekking tot het beoogde gebruik van het luchtvaartuig, en aan de toepasselijke milieueisen;

2. expliciet te hebben verklaard dat hij bereid is om te voldoen aan punt 21.A.44;

3. in het geval van een beperkt typecertificaat van een luchtvaartuig te hebben aangetoond dat de gegevens betreffende de operationele geschiktheid voldoen aan de toepasselijke certificeringsbasis van de gegevens betreffende de operationele geschiktheid overeenkomstig punt 21.A.17B.

b) Bij wijze van uitzondering op het bepaalde onder 3, van punt a) en op verzoek van de aanvrager die vermeld is in de in punt 21.A.20, onder d), genoemde verklaring, mag een beperkt typecertificaat worden afgegeven alvorens is aangetoond dat aan de toepasselijke certificeringsbasis van de gegevens betreffende de operationele geschiktheid is voldaan, voor zover de aanvrager aantoont dat hij voldoet aan de certificeringsbasis van de gegevens betreffende de operationele geschiktheid vóór deze gegevens daadwerkelijk moeten worden gebruikt.

c) Voor de in het luchtvaartuig geïnstalleerde motor en/of propeller, moet:

1. een typecertificaat zijn afgegeven of vastgesteld in overeenstemming met dit deel, of

2. zijn aangetoond dat hij voldoet aan de certificeringsspecificaties die noodzakelijk zijn voor de vliegveiligheid van het luchtvaartuig.

▼B

21.A.31    Typeontwerp

a) Het typeontwerp moet bestaan uit:

1. de tekeningen en specificaties, en een lijst van deze tekeningen en specificaties, die nodig zijn om de configuratie en de ontwerpkenmerken te bepalen van het product waarvan aangetoond is dat het voldoet aan de toepasselijke typecertificatiebasis en milieueisen;

2. informatie over de materialen en procedés en over de fabricage- en assemblagemethoden die nodig is om de conformiteit van het product vast te stellen;

▼M2

3. een goedgekeurde sectie luchtwaardigheidslimieten van de instructies voor blijvende luchtwaardigheid, zoals gedefinieerd door de toepasselijke certificeringsspecificaties, en

▼B

4. alle andere gegevens die nodig zijn om, door vergelijking, de luchtwaardigheid, de geluidskenmerken, de brandstofventilatie en de uitlaatemissies (voor zover van toepassing) van latere producten van hetzelfde type te bepalen.

b) Elk typeontwerp dient naar behoren te worden geïdentificeerd.

21.A.33    Onderzoek en proeven

a) De aanvrager moet alle inspecties en proeven uitvoeren die nodig zijn om aan te tonen dat het product voldoet aan de toepasselijke typecertificatiebasis en milieueisen.

b) Voordat een van de in punt a) voorgeschreven tests wordt uitgevoerd, moet de aanvrager hebben bepaald:

1. voor het proefexemplaar:

i) dat de materialen en procedés in toereikende mate beantwoorden aan de specificaties voor het voorgestelde typeontwerp;

ii) dat de onderdelen van de producten in toereikende mate beantwoorden aan de tekeningen van het voorgestelde typeontwerp;

iii) dat de fabricageprocessen, de constructie en de assemblage in toereikende mate beantwoorden aan die van het voorgestelde typeontwerp, en

2. dat de testuitrusting en alle voor de proeven gebruikte meetapparatuur geschikt zijn voor de test en juist gekalibreerd zijn.

c) De aanvrager moet het Agentschap toelaten om elke inspectie uit te voeren die nodig is om vast te stellen of voldaan wordt aan punt b).

d) De aanvrager moet het Agentschap toelaten om elk rapport te analyseren en elke inspectie en alle vlieg- en grondproeven uit te voeren of bij te wonen die nodig is om de geldigheid van de door de aanvrager overeenkomstig punt 21.A.20, onder d), voorgelegde conformiteitsverklaring te controleren en om vast te stellen dat geen kenmerk of eigenschap het product onveilig maakt voor het gebruik waarvoor een certificering is aangevraagd.

e) Voor proeven die door het Agentschap worden uitgevoerd of bijgewoond overeenkomstig punt d):

1. moet de aanvrager aan het Agentschap een verklaring voorleggen dat voldaan wordt aan punt b), en

2. mag geen wijziging die betrekking heeft op de test en invloed heeft op de conformiteitsverklaring worden aangebracht aan een product, onderdeel of uitrustingsstuk tussen het moment dat wordt aangetoond dat het voldoet aan punt b) en het moment dat het aan het Agentschap wordt aangeboden om te worden getest.

21.A.35    Vliegproeven

a) Vliegproeven met het oog op het verkrijgen van een typecertificaat moeten worden uitgevoerd in overeenstemming met de voorwaarden die door het Agentschap zijn vastgelegd voor dergelijke vliegproeven.

b) De aanvrager moet alle vliegproeven ondernemen die het Agentschap nodig acht:

1. om vast te stellen of voldaan wordt aan de toepasselijke typecertificatiebasis en milieueisen, en

2. voor luchtvaartuigen die overeenkomstig deze sectie moeten worden gecertificeerd, om te bepalen of er voldoende waarborgen zijn dat het luchtvaartuig, zijn onderdelen en zijn uitrustingsstukken betrouwbaar zijn en goed functioneren, met uitzondering van:.

i) zweefvliegtuigen en gemotoriseerde zweefvliegtuigen,

ii) ballonnen en luchtschepen die zijn gedefinieerd in ELA1 of ELA2,

iii) vliegtuigen met een maximale startmassa van 2 722  kg of minder.

c) (Voorbehouden)

d) (Voorbehouden)

e) (Voorbehouden)

f) De in punt b), 2) voorgeschreven vliegproeven moeten omvatten:

1. voor luchtvaartuigen met turbinemotoren van een type dat nog niet eerder gebruikt is in een luchtvaartuig met typecertificaat: tenminste 300 vlieguren met een volledig stel motoren die voldoen aan een typecertificaat, en

2. voor alle andere luchtvaartuigen: tenminste 150 vlieguren.

▼M2

21.A.41    Typecertificaat

Het typecertificaat en het beperkte typecertificaat omvatten het typeontwerp, de gebruiksbeperkingen, het gegevensblad voor luchtwaardigheid en emissies, de toepasselijke basis voor typecertificering en de milieueisen waarvan het Agentschap bijhoudt of eraan voldaan wordt, en alle andere voorwaarden of beperkingen die voor het product worden voorgeschreven in de toepasselijke certificeringsspecificaties en milieueisen. Het typecertificaat en het beperkte typecertificaat voor luchtvaartuigen omvatten beide de toepasselijke certificeringsbasis van de gegevens betreffende de operationele geschiktheid, de gegevens betreffende de operationele geschiktheid en het gegevensblad voor geluid. Het gegevensblad van het typecertificaat van de motor omvat de gegevens omtrent naleving van de emissievereisten.

▼B

21.A.44    Verplichtingen van de houder

Elke houder van een typecertificaat of een beperkt typecertificaat moet:

▼M2

a) de in de punten 21.A.3A, 21.A.3B, 21.A.4, 21.A.55, 21.A.57, 21.A.61 en 21.A.62 beschreven verplichtingen nakomen; en hiervoor dient hij te blijven voldoen aan de kwalificatie-eisen voor aanvaardbaarheid overeenkomstig punt 21.A.14; en

▼B

b) de identificatiekenmerken in overeenstemming met subdeel Q specificeren.

21.A.47    Overdraagbaarheid

Een typecertificaat of een beperkt typecertificaat mag alleen worden overgedragen aan een natuurlijke of rechtspersoon die in staat is om de in punt 21.A.44 vermelde verplichtingen na te komen en te dien einde heeft aangetoond dat hij bekwaam is om te voldoen aan de criteria van punt 21.A.14.

21.A.51    Duur en blijvende geldigheid

a) Een typecertificaat en een beperkt typecertificaat worden afgegeven voor een onbeperkte duur. Zij blijven geldig op voorwaarde dat:

1. de houder blijft voldoen aan de bepalingen van deze bijlage, en

2. geen afstand wordt gedaan van het certificaat of het certificaat is ingetrokken volgens de door het Agentschap vastgestelde van toepassing zijnde administratieve procedures.

b) In geval van afstand of intrekking moeten het typecertificaat en beperkt typecertificaat worden ingeleverd bij het Agentschap.

▼M2

21.A.55    Administratie

Alle relevante ontwerpinformatie, tekeningen en testrapporten, met inbegrip van de inspectieverslagen voor het geteste product, moeten door de houder van het typecertificaat of het beperkt typecertificaat ter beschikking van het Agentschap worden gehouden en worden bewaard, zodat de nodige informatie voorhanden is om vast te stellen dat het product blijvend luchtwaardig is, de gegevens betreffende de operationele geschiktheid blijvend geldig zijn en het product en voldoet aan de toepasselijke milieueisen.

21.A.57    Handboeken

De houder van een typecertificaat of een beperkt typecertificaat moet originele exemplaren samenstellen, bijhouden en actueel houden van alle handboeken die voor het product vereist worden door de toepasselijke typecertificeringsbasis, de toepasselijke certificeringsbasis voor de gegevens betreffende de operationele geschiktheid en de milieueisen, en hij moet, op verzoek, kopieën bezorgen aan het Agentschap.

▼B

21.A.61    Instructies voor blijvende luchtwaardigheid

a) De houder van het typecertificaat of het beperkt typecertificaat moet tenminste één pakket complete instructies voor blijvende luchtwaardigheid, bevattende de beschrijvende gegevens en uitvoeringsinstructies die zijn opgesteld in overeenstemming met de toepasselijke typecertificatiebasis, bezorgen aan elke bekende eigenaar van één of meer luchtvaartuigen, motoren of propellers bij aflevering van het product of bij afgifte van het eerste bewijs van luchtwaardigheid voor het betreffende luchtvaartuig, al naargelang wat laatst geschiedt, en nadien deze instructies op verzoek beschikbaar stellen aan eenieder die moet voldoen aan een of meer bepalingen van deze instructies. Het ter beschikking stellen van een handboek of een deel van de instructies voor blijvende luchtwaardigheid dat betrekking heeft op revisie of andere vormen van groot onderhoud, mag worden uitgesteld tot na de ingebruikneming van het product, maar moet gebeuren voordat een van de producten de desbetreffende leeftijd of het desbetreffende aantal vlieguren/cycli bereikt.

b) Bovendien moeten wijzigingen in de instructies voor blijvende luchtwaardigheid op verzoek beschikbaar worden gesteld aan eenieder die dient te voldoen aan een of meer van deze instructies. Een programma dat toont hoe wijzigingen aan de instructies voor blijvende luchtwaardigheid zullen worden verspreid, moet aan het Agentschap worden voorgelegd.

▼M2

21.A.62    Beschikbaarheid van gegevens betreffende de operationele geschiktheid

Elke houder van het typecertificaat of beperkt typecertificaat moet:

a) minstens één set gegevens betreffende de operationele geschiktheid, voorbereid overeenkomstig de toepasselijke certificeringsbasis van de gegevens betreffende de operationele geschiktheid, ter beschikking stellen van alle gekende EU-exploitanten van het luchtvaartuig, alvorens deze gegevens moeten worden gebruikt door een opleidingsorganisatie of een EU-exploitant, en

b) alle wijzigingen van de gegevens betreffende de operationele geschiktheid ter beschikking stellen van alle gekende EU-exploitanten van het luchtvaartuig, en

c) de in de punten a) en b) vermelde gegevens op verzoek ter beschikking stellen van:

1. de bevoegde autoriteit die verantwoordelijk is voor de controle van de overeenstemming met een of meer elementen van deze set gegevens betreffende de operationele geschiktheid, en

2. alle personen die moeten voldoen aan een of meer elementen van deze set gegevens betreffende de operationele geschiktheid.

▼B

(SUBDEEL C — NIET VAN TOEPASSING)

SUBDEEL D —   WIJZIGINGEN AAN DE TYPECERTIFICATEN EN BEPERKTE TYPECERTIFICATEN

▼M2

21.A.90A    Toepassingsgebied

In dit subdeel wordt de procedure vastgelegd voor de goedkeuring van wijzigingen aan typecertificaten en worden ook de rechten en verplichtingen vastgelegd van de aanvragers en houders van deze goedkeuringen. In dit subdeel worden ook standaardwijzigingen gedefinieerd waarvoor geen goedkeuringsprocedure uit hoofde van dit subdeel vereist is. In dit subdeel wordt met typecertificaten ook verwezen naar beperkte typecertificaten.

▼B

21A.90B    Standaardwijzigingen

▼M2

a) standaardwijzigingen zijn wijzigingen van een typecertificaat:

1. in verband met:

i) vliegtuigen met een maximale startmassa van 5 700  kg of minder;

ii) hefschroefvliegtuigen met een maximale startmassa van 3 175  kg of minder;

iii) zweefvliegtuigen, gemotoriseerde zweefvliegtuigen, ballonnen en luchtschepen, zoals gedefinieerd in ELA1 of ELA2;

2. die ontwerpgegevens volgen die in de door het Agentschap opgestelde certificeringsgegevens zijn vermeld, welke aanvaardbare methoden, technieken en praktijken voor het uitvoeren en identificeren van standaardwijzigingen bevatten, inclusief de bijbehorende instructies voor permanente luchtwaardigheid, en

3. die niet in strijd zijn met de gegevens van TC-houders.

▼B

b) De punten 21A.91 tot en met 21A.109 zijn niet van toepassing op standaardwijzigingen.

▼M2

21.A.91    Classificatie van wijzigingen van een typecertificaat

Wijzigingen van een typecertificaat worden geclassificeerd in geringe en ingrijpende wijzigingen. Een „geringe wijziging” is een wijziging die geen merkbaar effect heeft op de massa, de balans, de structurele sterkte, de betrouwbaarheid, de operationele kenmerken, het geluid, de brandstofventilatie, de uitlaatemissie, de gegevens betreffende de operationele geschiktheid of andere kenmerken die de luchtwaardigheid van het product beïnvloeden. Onverminderd punt 21.A.19 worden alle andere wijzigingen in dit subdeel beschouwd als „ingrijpende wijzigingen”. Ingrijpende en geringe wijzigingen moeten worden goedgekeurd in overeenstemming met punt 21.A.95 of punt 21.A.97, al naargelang van toepassing, en moeten naar behoren worden geïdentificeerd.

21.A.92    Toepassingsgebied

a) Alleen de houder van het typecertificaat mag een aanvraag om goedkeuring van een ingrijpende wijziging van een typecertificaat indienen overeenkomstig dit subdeel; alle andere aanvragers van een ingrijpende wijziging van een typecertificaat moeten hun aanvraag indienen overeenkomstig subdeel E.

b) Elke natuurlijke of rechtspersoon mag een aanvraag om goedkeuring van een geringe wijziging aan een typecertificaat indienen overeenkomstig dit subdeel.

21.A.93    Aanvraag

Een aanvraag om goedkeuring van een wijziging aan een typecertificaat moet gebeuren in de vorm en op de wijze zoals vastgelegd door het Agentschap, en moet omvatten:

a) een beschrijving van de wijziging, met identificatie van:

1. alle delen van het typeontwerp en de goedgekeurde handboeken waarop de wijziging betrekking heeft, en

2. de certificeringsspecificaties en milieueisen waaraan de wijziging voldoet in overeenstemming met punt 21.A.101;

b) een identificatie van nieuwe onderzoeken die nodig zijn om aan te tonen dat het gewijzigde product voldoet aan de toepasselijke certificeringsspecificaties en milieueisen;

c) als de wijziging gevolgen heeft voor de gegevens betreffende de operationele geschiktheid moet de aanvraag de nodige wijzigingen van de gegevens betreffende de operationele geschiktheid omvatten of met deze gegevens worden aangevuld na de eerste aanvraag.

21.A.95    Geringe wijzigingen

Geringe wijzigingen van een typecertificaat moeten worden geclassificeerd en goedgekeurd:

a) door het Agentschap, of

b) door een erkende ontwerporganisatie volgens een met het Agentschap overeengekomen procedure.

▼B

21.A.97    Ingrijpende wijzigingen

a) Een aanvrager van een goedkeuring van een ingrijpende wijziging moet:

1. bewijsvoeringsgegevens, samen met alle noodzakelijke beschrijvende gegevens, ter opneming in het typeontwerp voorleggen aan het Agentschap;

2. aantonen dat het gewijzigde product voldoet aan de in punt 21.A.101 gespecificeerde toepasselijke certificeringsspecificaties en milieueisen;

3. voldoen aan de punten 21A.20, onder b), c) en d);

4. als de aanvrager houder is van een erkenning als ontwerporganisatie, de verklaring van punt 21A.20, onder d), doen overeenkomstig de bepalingen van subdeel J;

5. voldoen aan punt 21.A.33 en, voor zover van toepassing, punt 21.A.35.

▼M2

b) De goedkeuring van een ingrijpende wijziging van een typecertificaat blijft beperkt tot die specifieke configuratie(s) van het typecertificaat waarop de wijziging betrekking heeft.

21.A.101    Aanduiding van de toepasselijke certificeringsspecificaties en milieueisen

a) Een aanvrager van een wijziging van een typecertificaat moet aantonen dat het gewijzigde product voldoet aan de certificeringsspecificaties die van toepassing zijn op het gewijzigde product en van kracht zijn op de datum van de aanvraag om de wijziging, tenzij de aanvrager ervoor kiest de certificeringsspecificaties van latere wijzigingen na te leven of daartoe verplicht is krachtens de punten e) en f), en aan de toepasselijke milieueisen zoals uiteengezet in punt 21.A.18.

b) In afwijking van punt a) mag een aanvrager aantonen dat het gewijzigde product voldoet aan een eerder amendement op de in punt a) vermelde certificeringsspecificaties, en op elke andere certificeringsspecificatie die er naar het oordeel van het Agentschap rechtstreeks verband mee houdt. De eerder geamendeerde certificeringsspecificaties mogen evenwel niet ouder zijn dan de overeenkomstige certificeringsspecificaties waarnaar verwezen wordt in het typecertificaat. De aanvrager mag aantonen dat zijn product voldoet aan een eerder amendement op de certificeringsspecificaties, als het gaat om:

1. een wijziging die het Agentschap niet significant acht. Om te bepalen of een specifieke wijziging al dan niet significant is, beoordeelt het Agentschap de wijziging in het licht van alle eerdere relevante ontwerpwijzigingen en alle daarmee verband houdende herzieningen van de toepasselijke certificeringsspecificaties waarnaar verwezen wordt in het typecertificaat voor het product. Wijzigingen die beantwoorden aan een van de volgende criteria worden automatisch als significant beschouwd:

i) de algemene configuratie of de constructieprincipes worden niet behouden;

ii) de voor de certificering van het te wijzigen product gebruikte veronderstellingen gelden niet langer;

2. gebied, systeem, onderdeel of uitrustingsstuk dat naar het oordeel van het Agentschap niet wordt beïnvloed door de wijziging.

3. elk gebied, systeem, onderdeel of uitrustingsstuk dat door de wijziging worden beïnvloed en waarvan het Agentschap oordeelt dat het voldoen aan de in punt a) vermelde certificeringsspecificaties niet wezenlijk zou bijdragen tot het veiligheidsniveau van het gewijzigde product of onpraktisch zou zijn.

c) Een aanvrager van een wijziging aan een luchtvaartuig (uitgezonderd een hefschroefvliegtuig) met een maximumgewicht van 2 722  kg of minder, of aan een hefschroefvliegtuig zonder turbine met een maximumgewicht van 1 361  kg of minder, kan aantonen dat het gewijzigde product voldoet aan de basis voor typecertificering waarnaar verwezen wordt in het typecertificaat. Als het Agentschap echter oordeelt dat de wijziging belangrijk is op een bepaald gebied, kan het Agentschap eisen dat voldaan wordt aan een amendement op de basis voor typecertificering waarnaar verwezen wordt in het typecertificaat en dat van kracht is op de datum van de aanvraag, en aan elke certificeringsspecificatie die er naar het oordeel van het Agentschap rechtstreeks verband mee houdt, tenzij het Agentschap ook oordeelt dat het voldoen aan dat amendement of die certificeringsspecificatie niet wezenlijk zou bijdragen tot het veiligheidsniveau van het gewijzigde product of onpraktisch zou zijn.

d) Als het Agentschap oordeelt dat de certificeringsspecificaties die van kracht zijn op de datum van de aanvraag om een wijziging geen toereikende normen bevatten voor de voorgestelde wijziging, moet de aanvrager ook voldoen aan alle speciale voorwaarden, en amendementen op deze voorwaarden, die worden voorgeschreven in de bepalingen van punt 21.A.16B, om te komen tot een veiligheidsniveau dat gelijkwaardig is aan het veiligheidsniveau dat is vastgelegd in de certificeringsspecificaties die van kracht waren op de datum van de aanvraag tot wijziging.

e) Een aanvraag tot wijziging van een typecertificaat voor grote luchtvaartuigen en grote hefschroefvliegtuigen blijft vijf jaar geldig, een aanvraag tot wijziging van een ander typecertificaat blijft drie jaar geldig. Als de wijziging niet is goedgekeurd of als het duidelijk is dat ze niet zal worden goedgekeurd binnen de in dit punt vastgelegde termijn, kan de aanvrager:

1. een nieuwe aanvraag tot wijziging van het typecertificaat indienen en voldoen aan alle bepalingen van punt a) die van toepassing zijn op een oorspronkelijke aanvraag om een wijziging, of

2. een verlenging vragen van de oorspronkelijke aanvraag en voldoen aan de bepalingen van punt a) die van kracht waren op een door de aanvrager te kiezen datum, zij het niet eerder dan de datum die wordt verkregen door de in punt e) voor de oorspronkelijke aanvraag vastgelegde termijn af te trekken van de datum van goedkeuring van de wijziging.

f) Als een aanvrager verkiest te voldoen aan een certificeringsspecificatie van een amendement bij de certificeringsspecificaties dat van kracht wordt nadat de aanvraag tot wijziging van een typecertificaat is ingediend, moet de aanvrager ook voldoen aan alle andere certificeringsspecificaties die er naar het oordeel van het Agentschap rechtstreeks verband mee houden.

g) Als een aanvraag tot wijziging van een typecertificaat voor een luchtvaartuig wijzigingen van de gegevens betreffende de operationele geschiktheid omvat of daar na de eerste aanvraag mee wordt aangevuld, wordt de certificeringsbasis van de gegevens betreffende de operationele geschiktheid aangewezen overeenkomstig de punten a), b), c), d) en f).

21.A.103    Goedkeuring

a) De aanvrager heeft recht op een door het Agentschap afgegeven goedkeuring van een ingrijpende wijziging van een typecertificaat nadat:

1. hij de in punt 21.A.20, onder d), vermelde verklaring heeft ingediend, en

2. is aangetoond dat:

i) het gewijzigde product voldoet aan de in punt 21.A.101 gespecificeerde toepasselijke certificeringsspecificaties en milieueisen;

ii) de luchtwaardigheidsvoorschriften waaraan niet is voldaan, worden gecompenseerd door factoren die een gelijkwaardig veiligheidsniveau waarborgen, en

iii) geen kenmerk of eigenschap het product onveilig maakt voor het gebruik waarvoor de certificering is aangevraagd;

3. in het geval van een wijziging die gevolgen heeft voor de gegevens betreffende de operationele geschiktheid, is aangetoond dat de nodige wijzigingen van de gegevens betreffende de operationele geschiktheid voldoen aan de overeenkomstig punt 21.A.101, onder g), aangewezen toepasselijke certificeringsbasis van de gegevens betreffende de operationele geschiktheid;

4. bij wijze van uitzondering op punt 3 en op verzoek van de aanvrager die vermeld is in de in punt 21.A.20, onder d), genoemde verklaring, mag een ingrijpende wijziging van een typecertificaat voor een luchtvaartuig worden goedgekeurd alvorens is aangetoond dat aan de toepasselijke certificeringsbasis van de gegevens betreffende de operationele geschiktheid is voldaan, voor zover de aanvrager aantoont dat hij voldoet aan de certificeringsbasis van de gegevens betreffende de operationele geschiktheid vóór de gegevens betreffende de operationele geschiktheid daadwerkelijk moeten worden gebruikt.

b) Een geringe wijziging van een typecertificaat zal slechts worden goedgekeurd in overeenstemming met punt 21.A.95 als wordt aangetoond dat het gewijzigde product voldoet aan de in punt 21.A.101 gespecificeerde toepasselijke certificeringsspecificaties.

21.A.105    Administratie

Voor elke wijziging moeten alle desbetreffende ontwerpinformatie, tekeningen en testverslagen, met inbegrip van de inspectieverslagen voor het geteste product, door de aanvrager ter beschikking van het Agentschap worden gehouden en worden bewaard, zodat de nodige informatie voorhanden is om vast te stellen dat het gewijzigde product permanent luchtwaardig is, de gegevens betreffende de operationele geschiktheid blijvend geldig zijn en het gewijzigde product voldoet aan de van toepassing zijnde milieueisen.

▼B

21.A.107    Instructies voor blijvende luchtwaardigheid

▼M2

a) De houder van de goedkeuring van een geringe wijziging van een typecertificaat moet ten minste één kopie van de eventuele aanvullingen op de instructies voor blijvende luchtwaardigheid van het product waaraan de geringe wijziging wordt aangebracht, opgesteld in overeenstemming met de toepasselijke certificeringsbasis, bezorgen aan elke bekende eigenaar van één of meer luchtvaartuigen, motoren of propellers waarin de geringe wijziging is geïntegreerd, bij de levering of bij de afgifte van het eerste bewijs van luchtwaardigheid voor het betreffende luchtvaartuig, al naargelang wat laatst geschiedt, en daarna deze aanvullingen op de instructies op verzoek ter beschikking stellen van eenieder die dient te voldoen aan één of meer bepalingen van deze instructies.

▼B

b) Bovendien moeten wijzigingen aan deze aanvullingen op de instructies voor blijvende luchtwaardigheid ter beschikking worden gesteld van alle bekende gebruikers van een product waarin de geringe wijziging is geïntegreerd en, op verzoek, aan eenieder die moet voldoen aan één of meer van deze instructies.

▼M2

21.A.108    Beschikbaarheid van gegevens betreffende de operationele geschiktheid

In het geval van een wijziging die gevolgen heeft voor de gegevens betreffende de operationele geschiktheid, stelt de houder van de goedkeuring voor een geringe wijziging:

a) minstens één set wijzigingen van de gegevens betreffende de operationele geschiktheid, voorbereid overeenkomstig de toepasselijke certificeringsbasis van de gegevens betreffende de operationele geschiktheid, ter beschikking van alle gekende EU-exploitanten van het gewijzigde luchtvaartuig, alvorens deze gegevens moeten worden gebruikt door een opleidingsorganisatie of een EU-exploitant, en

b) alle andere wijzigingen van de desbetreffende gegevens betreffende de operationele geschiktheid ter beschikking van alle gekende EU-exploitanten van het gewijzigde luchtvaartuig, en

c) de relevante delen van de in de punten a) en b) vermelde gegevens op verzoek ter beschikking van:

1. de bevoegde autoriteit die verantwoordelijk is voor de controle van de overeenstemming met een of meer elementen van de desbetreffende gegevens betreffende de operationele geschiktheid, en

2. alle personen die moeten voldoen aan een of meer elementen van deze set gegevens betreffende de operationele geschiktheid.

▼M2

21.A.109    Verplichtingen en EPA-identificatie

De houder van een goedkeuring van een geringe wijziging aan een typecertificaat moet:

a) de in punten 21.A.4, 21.A.105, 21.A.107 en 21.A.108 vastgestelde verplichtingen nakomen, en

b) de identificatie specificeren, met inbegrip van de EPA-letters (European Part Approval), in overeenstemming met punt 21.A.804, onder a).

▼B

SUBDEEL E —   AANVULLENDE TYPECERTIFICATEN

▼M2

21.A.111    Toepassingsgebied

In dit subdeel wordt de procedure vastgelegd voor de goedkeuring van ingrijpende wijzigingen aan het typecertificaat overeenkomstig de procedures van het aanvullend typecertificaat, en worden ook de rechten en verplichtingen vastgelegd van de aanvragers of houders van deze certificaten.

▼B

21.A.112A    Aanvaardbaarheid

Elke natuurlijke of rechtspersoon (organisatie) die zijn bekwaamheid overeenkomstig punt 21.A.112B heeft bewezen, of aan het bewijzen is, is aanvaardbaar als aanvrager van een aanvullend typecertificaat onder de in dit subdeel beschreven voorwaarden.

21.A.112B    Bewijs van bekwaamheid

a) Elke organisatie die een aanvullend typecertificaat aanvraagt, moet zijn bekwaamheid bewijzen door houder te zijn van een door het Agentschap in overeenstemming met subdeel J afgegeven erkenning als ontwerporganisatie.

b) In afwijking van punt a) kan een aanvrager, als alternatieve procedure om zijn bekwaamheid te bewijzen, de goedkeuring van het Agentschap vragen voor het gebruik van procedures die beschrijven met welke specifieke ontwerppraktijken, -middelen en -werkzaamheden zal worden voldaan aan dit subdeel.

c) Bij wijze van afwijking van de punten a) en b) mag een aanvrager ervoor kiezen zijn bekwaamheid aan te tonen via de goedkeuring door het Agentschap van een certificeringsprogramma waarin gedetailleerd de middelen zijn uiteengezet waarmee de naleving kan worden aangetoond voor een STC op in punt 21A.14, onder c) gedefinieerde luchtvaartuigen, motors en propellers.

21.A.113    Aanvraag om een aanvullend typecertificaat

a) Een aanvraag om een aanvullend typecertificaat moet worden ingediend in de vorm en op de wijze zoals vastgelegd door het Agentschap.

▼M2

b) Een aanvraag van een aanvullend typecertificaat moet vergezeld gaan van de bij punt 21.A.93 vereiste beschrijvingen, identificatie en wijzigingen van de gegevens betreffende de operationele geschiktheid. Daarnaast moet deze aanvraag ook een verantwoording bevatten die stelt dat de informatie waarop deze elementen gebaseerd zijn toereikend is, en verkregen is uit de eigen bronnen van de aanvrager of via een overeenkomst met de houder van het typecertificaat.

▼B

21.A.114    Conformiteit

Elke aanvrager van een aanvullend typecertificaat moet voldoen aan punt 21.A.97.

21.A.115    Afgifte van een aanvullend typecertificaat

De aanvrager heeft het recht op een door het Agentschap afgegeven aanvullend typecertificaat nadat:

a) hij de in punt 21A.20, onder d), vermelde verklaring heeft ingediend, en

b) is aangetoond dat:

1 het gewijzigde product voldoet aan de in punt 21A.101 gespecificeerde toepasselijke certificeringsspecificaties en milieueisen;

2 de luchtwaardigheidsvoorschriften waaraan niet voldaan is, worden gecompenseerd door factoren die een gelijkwaardig veiligheidsniveau waarborgen, en

3 geen kenmerk of eigenschap het product onveilig maakt voor het gebruik waarvoor de certificering is aangevraagd.

c) hij zijn bekwaamheid heeft bewezen in overeenstemming met punt 21.A.112B;

d) als de aanvrager, overeenkomstig punt 21.A.113, onder b), een overeenkomst heeft gesloten met de houder van het typecertificaat,

1. de houder van het typecertificaat heeft kenbaar gemaakt dat hij geen technisch bezwaar heeft tegen de overeenkomstig punt 21.A.93 voorgelegde informatie, en

2. de houder van het typecertificaat ermee heeft ingestemd om met de houder van het aanvullend typecertificaat samen te werken om ervoor te zorgen dat alle verplichtingen inzake de blijvende luchtwaardigheid van het gewijzigde product nagekomen worden in overeenstemming met de punten 21.A.44 en 21.A.118A.

21.A.116    Overdraagbaarheid

Een aanvullend typecertificaat mag alleen worden overgedragen aan een natuurlijke of rechtspersoon die in staat is om de verplichtingen van punt 21.A.118A na te komen en te dien einde zijn bekwaamheid overeenkomstig de criteria van punt 21.A.112B heeft bewezen, behalve voor ELA1-luchtvaartuigen waarvoor de natuurlijke persoon of rechtspersoon de toestemming van het Agentschap heeft gevraagd voor het gebruik van procedures waarin zijn activiteiten voor het nakomen van deze verplichtingen zijn uiteengezet.

21.A.117    Wijzigingen aan het deel van een product waarop een aanvullend typecertificaat betrekking heeft

a) Geringe wijzigingen aan het deel van een product waarop een aanvullend typecertificaat betrekking heeft, moeten worden geclassificeerd en goedgekeurd in overeenstemming met subdeel D.

b) Elke ingrijpende wijziging aan het deel van een product waarop een aanvullend typecertificaat betrekking heeft, moet worden goedgekeurd als een afzonderlijk aanvullend typecertificaat, in overeenstemming met dit subdeel.

c) In afwijking van punt b) kan een ingrijpende wijziging aan het deel van een product waarop een aanvullend typecertificaat betrekking heeft, dat door de houder van het aanvullend typecertificaat is ingediend, worden goedgekeurd als een wijziging aan het bestaande aanvullende typecertificaat.

21.A.118A    Verplichtingen en EPA-identficatiekenmerk

Elke houder van een aanvullend typecertificaat moet:

▼M2

a) de verplichtingen nakomen die:

1. zijn vastgesteld in de punten 21.A.3A, 21.A.3B, 21.A.4, 21.A.105, 21.A.119, 21.A.120A en 21.A.120B;

2. inherent zijn aan de samenwerking met de houder van het typecertificaat overeenkomstig punt 21.A.115, onder d), punt 2);

en hiertoe blijven voldoen aan de criteria van punt 21.A.112B;

▼B

b) het identificatiekenmerk specificeren, met inbegrip van de EPA-letters, in overeenstemming met punt 21.A.804, onder a).

21.A.118B    Duur en blijvende geldigheid

a) Een aanvullend typecertificaat wordt afgegeven voor een onbeperkte duur. Het blijft geldig op voorwaarde dat:

1. de houder blijft voldoen aan deze bijlage, en

2. geen afstand wordt gedaan van het certificaat of het certificaat is ingetrokken volgens de door het Agentschap vastgestelde administratieve procedures.

b) In geval van afstand of intrekking moet het aanvullende typecertificaat worden ingeleverd bij het Agentschap.

▼M2

21.A.119    Handboeken

De houder van een aanvullend typecertificaat moet originele exemplaren samenstellen, bijhouden en actueel houden van de aanvullingen op de door de toepasselijke basis voor typecertificering, de toepasselijke certificeringsbasis voor de gegevens betreffende de operationele geschiktheid en de milieueisen vereiste handboeken, die noodzakelijk zijn om de overeenkomstig het aanvullend typecertificaat aangebrachte wijzigingen te behandelen en hij moet, op verzoek, kopieën van deze handleidingen bezorgen aan het Agentschap.

21.A.120A    Instructies voor blijvende luchtwaardigheid

▼B

a) De houder van het aanvullend typecertificaat moet ten minste één kopie van de betreffende aanvullingen op de instructies voor blijvende luchtwaardigheid, opgesteld in overeenstemming met de toepasselijke typecertificatiebasis, bezorgen aan elke bekende eigenaar van één of meer luchtvaartuigen, motoren of propellers, bij levering van het product of bij afgifte van het eerste certificaat van luchtwaardigheid voor het betreffende luchtvaartuig, al naargelang wat laatst geschiedt, en nadien deze aanvullingen op de instructies op verzoek beschikbaar stellen aan eenieder die dient te voldoen aan één of meer bepalingen van deze instructies. Het beschikbaar stellen van een handboek of een deel van de aanvullingen op de instructies voor blijvende luchtwaardigheid dat betrekking heeft op revisie of andere vormen van groot onderhoud, mag worden uitgesteld tot na de ingebruikneming van het product, maar moet gebeuren voordat een van de producten de desbetreffende leeftijd of het desbetreffende aantal vlieguren/cycli bereikt.

b) Bovendien moeten wijzigingen aan deze aanvullingen op de instructies voor blijvende luchtwaardigheid beschikbaar worden gesteld aan alle bekende gebruikers van een product waarvoor het aanvullend typecertificaat is afgegeven en aan eenieder die moet voldoen aan een of meer van deze instructies. Een programma dat toont hoe wijzigingen aan de aanvullingen op de instructies voor blijvende luchtwaardigheid zullen worden verspreid, moet aan het Agentschap worden voorgelegd.

▼M2

21.A.120B    Beschikbaarheid van gegevens betreffende de operationele geschiktheid

In het geval van een wijziging die gevolgen heeft voor de gegevens betreffende de operationele geschiktheid, stelt de houder van het aanvullende typecertificaat het volgende ter beschikking:

a) minstens één set wijzigingen van de gegevens betreffende de operationele geschiktheid, voorbereid overeenkomstig de toepasselijke certificeringsbasis voor die gegevens, ter beschikking stellen van alle gekende EU-exploitanten van het gewijzigde luchtvaartuig, alvorens de gegevens moeten worden gebruikt door een opleidingsorganisatie of een EU-exploitant, en

b) alle andere wijzigingen van de desbetreffende gegevens ter beschikking stellen van alle gekende EU-exploitanten van het gewijzigde luchtvaartuig, en

c) de relevante delen van de in de punten a) en b) vermelde gegevens op verzoek ter beschikking stellen van:

1. de bevoegde autoriteit die verantwoordelijk is voor de controle van de overeenstemming met een of meer elementen van de gegevens betreffende de operationele geschiktheid, en

2. alle personen die moeten voldoen aan een of meer elementen van deze set gegevens betreffende de operationele geschiktheid.

▼B

SUBDEEL F —   PRODUCTIE ZONDER ERKENNING ALS PRODUCTIEORGANISATIE

21.A.121    Toepassingsgebied

a) In dit subdeel wordt de procedure vastgelegd volgens dewelke moet worden aangetoond dat aan de toepasselijke ontwerpgegevens wordt voldaan door een product, onderdeel of uitrustingsstuk dat zal worden vervaardigd zonder erkenning als productieorganisatie overeenkomstig subdeel G.

b) In dit subdeel worden de regels vastgelegd betreffende de verplichtingen van de fabrikant van producten, onderdelen of uitrustingsstukken die worden vervaardigd overeenkomstig dit subdeel.

21.A.122    Aanvaardbaarheid

Elke natuurlijke of rechtspersoon mag een aanvraag indienen om de conformiteit van individuele producten, onderdelen of uitrustingsstukken aan te tonen overeenkomstig dit subdeel, als:

a) hij houder is van of een aanvraag heeft ingediend voor een goedkeuring van het ontwerp van dat product, onderdeel of uitrustingsstuk, of

b) hij heeft gezorgd voor een toereikende coördinatie tussen productie en ontwerp, via een overeenkomst met de aanvrager of houder van een goedkeuring van zo'n ontwerp.

21.A.124    Aanvraag

a) Elke aanvraag om een akkoordverklaring voor het aantonen van de conformiteit van individuele producten, onderdelen en uitrustingsstukken overeenkomstig dit subdeel moet gebeuren in de vorm en op de wijze zoals vastgelegd door de bevoegde autoriteit.

b) Deze aanvraag moet bevatten:

1. bewijsmateriaal dat aantoont, al naargelang van toepassing, dat:

i) de afgifte van een erkenning als productieorganisatie overeenkomstig subdeel G ongepast zou zijn, of

ii) de certificering of goedkeuring van een product, onderdeel of uitrustingsstuk nodig is in afwachting van de afgifte van een erkenning als productieorganisatie overeenkomstig subdeel G;

2. een overzicht van de in punt 21.A.125A, onder b), voorgeschreven informatie.

21.A.125A    Afgifte van een akkoordverklaring

De aanvrager heeft recht op een door de bevoegde autoriteit afgegeven akkoordverklaring waarin deze zich akkoord verklaart met het aantonen van de conformiteit van individuele producten, onderdelen en uitrustingsstukken overeenkomstig dit subdeel, nadat:

a) hij een productie-inspectiesysteem heeft ontwikkeld dat garandeert dat elk product, onderdeel of uitrustingsstuk voldoet aan de toepasselijke ontwerpgegevens en veilig gebruikt kan worden.

b) hij een handboek heeft verstrekt met daarin:

1. een beschrijving van het in punt a) voorgeschreven productiecontrolesysteem;

2. een beschrijving van de besluitvormingsmethodiek van het productie-inspectiesysteem van het productie-inspectiesysteem;

3. een beschrijving van de proeven voorzien in de punten 21.A.127 en 21.A.128, en de namen van de personen die bevoegd zijn voor de uitvoering van punt 21.A.130, onder a).

c) hij heeft aangetoond dat hij in staat is om bijstand te verlenen in overeenstemming met de punten 21.A.3 en 21.A.129, onder d).

21.A.125B    Bevindingen

a) Als op basis van objectieve bewijzen wordt vastgesteld dat de houder van een akkoordverklaring niet voldoet aan de toepasselijke eisen van deze bijlage, wordt deze bevinding als volgt geclassificeerd:

1. een niveau 1-bevinding betekent dat het niet-voldoen aan de bepalingen van deze bijlage kan leiden tot een onbeheerste afwijking van de toepasselijke ontwerpgegevens, en de veiligheid van het luchtvaartuig kan aantasten;

2. een niveau 2-bevinding is elke afwijking van de bepalingen van deze bijlage die niet als niveau 1 geclassificeerd wordt.

b) Een niveau 3-bevinding betreft elk element waarvan met objectieve bewijzen is aangetoond dat het mogelijke problemen bevat die zouden kunnen leiden tot een afwijking overeenkomstig punt a).

c) Na ontvangst van de kennisgeving betreffende de bevindingen overeenkomstig punt 21.B.125:

1. moet de houder van een akkoordverklaring in het geval van een niveau 1-bevinding aantonen dat hij tot voldoening van de bevoegde autoriteit corrigerende maatregelen heeft getroffen binnen een periode van maximum 21 werkdagen na de schriftelijke bevestiging van de bevinding;

2. in het geval van een niveau 2-bevinding zal de periode voor corrigerende maatregelen die door de bevoegde autoriteit wordt toegekend toepasselijk zijn voor de aard van de bevinding, maar in geen geval langer dan drie maanden. Onder bepaalde omstandigheden en afhankelijk van de aard van de bevinding kan de bevoegde autoriteit de periode van drie maanden verlengen afhankelijk van een met de bevoegde autoriteit overeengekomen geschikt actieplan voor corrigerende maatregelen;

3. een niveau 3-bevinding vereist geen onmiddellijke maatregelen van de houder van de akkoordverklaring.

d) In het geval van niveau 1- of niveau 2-bevindingen kan de akkoordverklaring gedeeltelijk of volledig worden gelimiteerd, opgeschort of ingetrokken overeenkomstig punt 21.B.145. De houder van de akkoordverklaring moet binnen een redelijke termijn bevestigen dat hij de kennisgeving van limitatie, opschorting of intrekking van de akkoordverklaring heeft ontvangen.

21.A.125C    Duur en blijvende geldigheid

a) De akkoordverklaring wordt afgegeven voor een beperkte duur van ten hoogste één jaar. De verklaring blijft geldig tenzij:

1. de houder van de akkoordverklaring nalaat te voldoen aan de van toepassing zijnde vereisten van dit subdeel, of

2. het bewijs bestaat dat de fabrikant niet in staat is om de fabricage van producten, onderdelen of uitrustingsstukken voldoende onder controle te houden overeenkomstig de verklaring, of

3. de fabrikant niet langer voldoet aan de vereisten van punt 21.A.122, of

4. afstand is gedaan van de akkoordverklaring of deze is ingetrokken overeenkomstig punt 21.B.145, ofwel is verlopen.

b) In geval van afstand, intrekking of verloop moet de akkoordverklaring worden ingeleverd bij de bevoegde autoriteit.

21.A.126    Productie-inspectiesysteem

a) Het in punt 21.A.125A, onder a), voorgeschreven productie-inspectiesysteem moet het mogelijk maken om vast te stellen dat:

1. de binnenkomende materialen en gekochte of in onderaanneming vervaardigde onderdelen die in het eindproduct worden gebruikt, overeenkomen met de specificaties van de toepasselijke ontwerpgegevens;

2. de binnenkomende materialen en gekochte of in onderaanneming vervaardigde onderdelen naar behoren geïdentificeerd zijn;

3. de procedés, fabricagetechnieken en assemblagemethoden die de kwaliteit en veiligheid van de eindproducten beïnvloeden, uitgevoerd worden in overeenstemming met de door de bevoegde autoriteit geaccepteerde specificaties;

4. de ontwerpwijzigingen, met inbegrip van de materiaalvervangingen, zijn goedgekeurd overeenkomstig subdeel D of E en worden beheerst alvorens te worden verwerkt in het eindproduct.

b) Het in punt 21.A.125A, onder a), voorgeschreven productie-inspectiesysteem moet ook garanderen dat:

1. tijdens het verwerken van de onderdelen wordt gecontroleerd of deze beantwoorden aan de ontwerpgegevens op punten in het productieproces waar zulks nauwkeurig kan worden vastgesteld;

2. de materialen die vatbaar zijn voor beschadiging of bederf op een geschikte manier opgeslagen en naar behoren beschermd zijn;

3. geldende ontwerptekeningen gemakkelijk te raadplegen zijn door het fabricage- en inspectiepersoneel, en gebruikt worden wanneer nodig;

4. afgekeurde materialen en onderdelen afgezonderd worden en dusdanig geïdentificeerd worden dat verwerking ervan in het eindproduct uitgesloten is;

5. materialen en onderdelen die worden tegengehouden omdat ze afwijken van de ontwerpgegevens of de specificaties, maar die wel in aanmerking komen om te worden verwerkt in het eindproduct, worden onderworpen aan een goedgekeurde ontwerp- en fabricagebeoordelingsprocedure. De materialen en onderdelen die door deze procedure bruikbaar worden bevonden, moeten naar behoren worden geïdentificeerd en opnieuw gecontroleerd als een nabewerking of reparatie noodzakelijk is. Materialen die als gevolg van deze procedure worden afgekeurd, moeten dusdanig worden gekenmerkt en geborgen, dat ze niet kunnen worden verwerkt in het eindproduct;

6. de registraties van het productie-inspectiesysteem worden bijgehouden, geïdentificeerd met het afgewerkte product of onderdeel, indien uitvoerbaar, en bewaard door de fabrikant zodat de nodige informatie voorhanden is om de blijvende luchtwaardigheid van het product te kunnen waarborgen.

21.A.127    Proeven: luchtvaartuigen

a) Elke fabrikant van een luchtvaartuig dat wordt vervaardigd overeenkomstig dit subdeel moet een goedgekeurde testprocedure met grond- en vliegproeven opstellen, evenals aankruisformulieren, en in overeenstemming met deze formulieren elk geproduceerd luchtvaartuig beproeven, teneinde vast te stellen of op een relevante manier wordt voldaan aan punt 21.A.125A, onder a).

b) Elke testprocedure moet ten minste het volgende omvatten:

1. een controle van de bestuurbaarheid;

2. een controle van de vliegprestaties (met normale vliegtuiginstrumentatie);

3. een controle van de goede werking van alle vliegtuigapparatuur en –systemen;

4. een vaststelling dat alle instrumenten duidelijk gemarkeerd zijn en dat alle opschriften en vereiste vlieghandboeken aangebracht worden na de vliegproef;

5. een controle van de operationele kenmerken van het vliegtuig op de grond;

6. een controle van alle andere specifieke elementen van het te beproeven luchtvaartuig.

21.A.128    Proeven: motoren, propellers

Elke fabrikant van motoren of propellers die worden vervaardigd overeenkomstig dit subdeel moet elke motor of propeller met variabele spoed onderwerpen aan een aanvaardbare functionele test zoals gespecificeerd in de documentatie van de houder van het typecertificaat teneinde na te gaan of hij goed werkt tijdens de gebruikstoepassingen waarvoor een typecertificaat is afgegeven, teneinde vast te stellen of op een relevante manier wordt voldaan aan punt 21.A.125A, onder a).

21.A.129    Verplichtingen van de fabrikant

Elke fabrikant van een product, onderdeel of uitrustingsstuk dat wordt vervaardigd overeenkomstig dit subdeel, moet:

a) elk product, onderdeel of uitrustingsstuk beschikbaar houden voor controle door de bevoegde autoriteit;

b) op de plaats van de fabricage de technische gegevens en tekeningen bewaren die nodig zijn om vast te stellen of het product voldoet aan de toepasselijke ontwerpgegevens;

c) het productie-inspectiesysteem in stand houden dat garandeert dat elk product voldoet aan de toepasselijke ontwerpgegevens en veilig kan worden gebruikt;

d) bijstand verlenen aan de houder van het typecertificaat, beperkt typecertificaat of de ontwerpgoedkeuring bij alle maatregelen inzake blijvende luchtwaardigheid die betrekking hebben op de geproduceerde producten, onderdelen of uitrustingsstukken;

e) een intern voorvallenmeldingssysteem instellen en in stand houden om het verzamelen en beoordelen van voorvallenmeldingen in het belang van de veiligheid mogelijk te maken teneinde negatieve tendensen te identificeren of gebreken te verhelpen, en om meldbare voorvallen te selecteren. Dit systeem omhelst de evaluatie van relevante informatie betreffende voorvallen en de bekendmaking van informatie die ermee verband houdt;

f)

 

1. aan de houder van het typecertificaat, beperkte typecertificaat of de ontwerpgoedkeuring alle gevallen melden van producten, onderdelen of uitrustingsstukken die door de fabrikant zijn vrijgegeven en nadien afwijkingen van de toepasselijke ontwerpgegevens blijken te vertonen, en samen met de houder van het typecertificaat, beperkte typecertificaat of de ontwerpgoedkeuring onderzoeken welke afwijkingen kunnen leiden tot een onveilige toestand;

2. aan het Agentschap en de bevoegde autoriteit van de lidstaat de afwijkingen melden die kunnen leiden tot een onveilige toestand en die geïdentificeerd zijn overeenkomstig punt 1. Dergelijke meldingen moeten worden gedaan in een vorm en op een wijze die vastgesteld zijn door het Agentschap overeenkomstig punt 21.A.3, onder b), 2, of aanvaardbaar voor de bevoegde autoriteit van de lidstaat;

3. ingeval de fabrikant optreedt als leverancier voor een andere productieorganisatie, ook aan die andere organisatie alle gevallen melden waarin hij producten, onderdelen of uitrustingsstukken heeft vrijgegeven en nadien heeft vastgesteld dat ze mogelijke afwijkingen van de toepasselijke ontwerpgegevens vertonen.

21.A.130    Conformiteitsverklaring

a) Elke fabrikant van een product, onderdeel of uitrustingsstuk dat vervaardigd is overeenkomstig dit subdeel moet een conformiteitsverklaring overleggen, d.w.z. een EASA-formulier 52 voor complete luchtvaartuigen of een EASA-formulier 1 voor andere producten, onderdelen of uitrustingsstukken (zie aanhangsel VIII). Deze verklaring moet worden ondertekend door een bevoegd persoon die een verantwoordelijke functie bekleedt in de productieorganisatie.

▼M1

b) Een conformiteitsverklaring moet omvatten:

1. voor elk product, onderdeel of uitrustingsstuk een verklaring dat het product of uitrustingsstuk voldoet aan de goedgekeurde ontwerpgegevens en veilig kan worden gebruikt, en

2. voor elk luchtvaartuig een verklaring dat het luchtvaartuig op de grond en in vlucht is beproefd in overeenstemming met punt 21.A.127, onder a), en

3. voor elke motor of propeller met variabele spoed een verklaring dat de motor of propeller door de fabrikant is onderworpen aan een functionele eindtest, in overeenstemming met punt 21.A.128, en

4. bovendien, in het geval van motoren, een verklaring dat de geproduceerde motor voldoet aan de op de fabricagedatum geldende toepasselijke emissie-eisen.

▼B

c) Elke fabrikant van zo'n product, onderdeel of uitrustingsstuk moet:

1. bij de initiële overdracht door hem van de eigendom van het product, onderdeel of uitrustingsstuk, of

2. bij de aanvraag om de eerste afgifte van een bewijs van luchtwaardigheid voor luchtvaartuigen, of

3. bij de aanvraag om de eerste afgifte van een vrijgavedocument betreffende luchtwaardigheid voor een vliegtuigmotor, een propeller, een onderdeel of een uitrustingsstuk,

een recente conformiteitsverklaring voegen ter bekrachtiging door de bevoegde autoriteit.

d) De bevoegde autoriteit moet met haar handtekening de conformiteitsverklaring bekrachtigen als ze na inspectie van oordeel is dat het product, het onderdeel of het uitrustingsstuk voldoet aan de toepasselijke ontwerpgegevens en veilig kan worden gebruikt.

SUBDEEL G —   ERKENNING ALS PRODUCTIEORGANISATIE

21.A.131    Toepassingsgebied

In dit subdeel worden vastgelegd:

a) de procedure voor de afgifte van een erkenning als productieorganisatie aan een productieorganisatie waarvan de producten, onderdelen en uitrustingsstukken voldoen aan de toepasselijke ontwerpgegevens;

b) de regels betreffende de rechten en verplichtingen van de aanvragers en houders van dergelijke erkenningen.

21.A.133    Aanvaardbaarheid

Elke natuurlijke of rechtspersoon („organisatie”) komt in aanmerking voor een erkenning overeenkomstig dit subdeel. De aanvrager moet:

a) verantwoorden dat, voor een vastgesteld werkgebied, een erkenning overeenkomstig dit subdeel gepast is om aan te tonen dat zijn product voldoet aan een specifiek ontwerp, en

b) houder zijn van of een aanvraag hebben ingediend voor een goedkeuring van dat specifieke ontwerp, of

c) via een passende overeenkomst met de aanvrager of houder van een goedkeuring van dat specifieke ontwerp, gezorgd hebben voor een toereikende coördinatie tussen productie en ontwerp.

21.A.134    Aanvraag

Elke aanvraag om een erkenning als productieorganisatie moet worden ingediend bij de bevoegde autoriteit in de vorm en op de wijze zoals vastgelegd door die autoriteit, en moet een overzicht bevatten van de in punt 21.A.143 voorgeschreven informatie en van de voorwaarden van de aangevraagde erkenning overeenkomstig punt 21.A.151.

21.A.135    Afgifte van een erkenning als productieorganisatie

Een organisatie heeft recht op een door de bevoegde autoriteit afgegeven erkenning als productieorganisatie, indien het heeft aangetoond dat het voldoet aan de toepasselijke eisen overeenkomstig dit subdeel.

21.A.139    Kwaliteitssysteem

a) De productieorganisatie moet aantonen dat het een kwaliteitssysteem heeft ingesteld en in stand kan houden. Het kwaliteitssysteem moet gedocumenteerd zijn. Dit kwaliteitssysteem moet de productieorganisatie in staat stellen om te garanderen dat elk product, onderdeel of uitrustingsstuk dat wordt geproduceerd door de organisatie of door zijn partners, of wordt geleverd door of uitbesteed aan derden, voldoet aan de toepasselijke ontwerpgegevens en veilig kan worden gebruikt, zodat de organisatie de in punt 21.A.163 beschreven voorrechten kan uitoefenen.

b) Het kwaliteitssysteem moet omvatten:

1. naargelang van toepassing binnen het erkenningsgebied, beheersprocedures voor:

i) uitgifte, goedkeuring of wijziging van documenten;

ii) evaluatieaudit en beheersing van leveranciers en onderaannemers;

iii) verificatie dat binnenkomende producten, onderdelen, materialen en uitrustingen, met inbegrip van door de kopers van producten geleverde nieuwe of gebruikte delen, beantwoorden aan de toepasselijke ontwerpgegevens;

iv) identificatie en traceerbaarheid;

v) fabricageprocessen;

vi) inspectie en proeven, met inbegrip van vliegproeven;

vii) kalibratie van gereedschappen, mallen en testapparatuur;

viii) beheersing van niet-conforme artikelen;

ix) coördinatie inzake luchtwaardigheid met de aanvrager of houder van een ontwerpgoedkeuring;

x) bijhouden en bewaren van gegevens;

xi) bekwaamheid en kwalificatie van het personeel;

xii) afgifte van vrijgavedocumenten betreffende luchtwaardigheid;

xiii) behandeling, opslag en verpakking;

xiv) interne kwaliteitsaudits en eruit voortvloeiende corrigerende maatregelen;

xv) werk dat binnen de erkenningsvoorwaarden wordt uitgevoerd op een andere plaats dan de goedgekeurde faciliteiten;

xvi) werk dat wordt uitgevoerd na de productie maar voor de levering, om het luchtvaartuig in een gebruiksveilige toestand te houden;

xvii) afgifte van een vliegvergunning en goedkeuring van de daaraan gekoppelde vluchtvoorwaarden.

De beheersprocedures moeten specifieke voorzieningen voor kritieke onderdelen bevatten.

2. Een onafhankelijke kwaliteitsborgingsfunctie om de conformiteit en de geschiktheid van de gedocumenteerde procedures van het kwaliteitssysteem te bewaken. Deze bewaking moet een systeem omvatten van feedback aan de in punt 21.A.145, onder c), 2, vermelde persoon of groep personen en uiteindelijk aan de in punt 21.A.145, onder c), 1), bedoelde manager, zodat corrigerende maatregelen worden uitgevoerd wanneer nodig.

21.A.143    Organisatiehandboek

a) De organisatie moet aan de bevoegde autoriteit een handboek voorleggen met de volgende informatie:

1. een door de verantwoordelijke manager ondertekende verklaring waarin bevestigd wordt dat te allen tijde zal worden voldaan aan het organisatiehandboek waarin is vastgelegd hoe de erkende productieorganisatie voldoet aan dit subdeel;

2. de titel(s) en namen van de managers die door de bevoegde autoriteit worden aanvaard in overeenstemming met punt 21.A.145, onder c), 2;

3. de in punt 21.A.145, onder c), 2, verplichte taken en verantwoordelijkheden van de manager(s), met inbegrip van zaken die zij in naam van de organisatie rechtstreeks met de bevoegde autoriteit mogen afhandelen;

4. een organigram met de in punt 21.A.145, onder c), 1 en 2, voorgeschreven verantwoordelijkheidsketens van de managers;

5. een lijst van certificeringspersoneel, zoals bedoeld in punt 21.A.145, onder d);

6. een algemene beschrijving van de beschikbare mankracht;

7. een algemene beschrijving van de faciliteiten op elk vestigingsadres dat in het erkenningscertificaat van de productieorganisatie wordt gespecificeerd;

8. een algemene beschrijving van de werkzaamheden van de productieorganisatie met betrekking tot de erkenningsvoorwaarden;

9. de procedure voor het bekendmaken van organisatorische wijzigingen aan de bevoegde autoriteit;

10. de procedure voor het aanpassen van het handboek;

11. een beschrijving van het kwaliteitssysteem en van de in punt 21.A.139, onder b), 1, voorgeschreven procedures;

12. een lijst van de in punt 21.A.139, onder a), vermelde derde partijen.

b) Het handboek moet worden aangepast naargelang nodig is om de beschrijving van de organisatie actueel te houden, en kopieën van alle aanpassingen moeten worden bezorgd aan de bevoegde autoriteit.

21.A.145    Erkenningseisen

De productieorganisatie moet aantonen, op basis van de overeenkomstig punt 21.A.143 voorgelegde informatie:

a) met betrekking tot de algemene erkenningseisen: dat de faciliteiten, arbeidsomstandigheden, uitrustingen en gereedschappen, procédés en bijbehorende materialen, personeelssterkte en -bekwaamheid, en algemene organisatie toereikend zijn voor het nakomen van zijn verplichtingen overeenkomstig punt 21.A.165;

b) met betrekking tot alle noodzakelijke gegevens betreffende luchtwaardigheid, geluid, brandstofventilatie en uitlaatemissies:

1. de productieorganisatie dergelijke gegevens heeft ontvangen van het Agentschap en van de houder of aanvrager van het typecertificaat, beperkte typecertificaat of de ontwerpgoedkeuring om vast te stellen of het voldoet aan de toepasselijke ontwerpgegevens;

2. de productieorganisatie een procedure heeft om te garanderen dat luchtwaardigheid, geluid, brandstofventilatie en uitlaatemissies correct worden verwerkt in zijn productiegegevens;

3. gegevens permanent worden bijgewerkt en ter beschikking worden gesteld van alle personeelsleden die toegang tot deze gegevens moeten kunnen hebben om hun taken te kunnen vervullen;

c) met betrekking tot de directie en het personeel:

1. een manager door de productieorganisatie is benoemd en rekenschap verschuldigd is aan de bevoegde autoriteit. Dat zijn verantwoordelijkheid binnen de organisatie erin bestaat ervoor te zorgen dat de gehele productie verloopt volgens de vereiste normen en dat de productieorganisatie permanent voldoet aan de gegevens en procedures die worden geïdentificeerd in het in punt 21.A.143 vermelde handboek;

2. een persoon of een groep personen die ervoor moet zorgen dat de organisatie voldoet aan de eisen van deze bijlage, is benoemd en geïdentificeerd, en dat zijn of hun bevoegdheden nauwkeurig zijn omschreven. Een dergelijke persoon of dergelijke personen is/zijn rechtstreeks verantwoording verschuldigd aan de in punt 1 bedoelde manager. De benoemde personen moeten kunnen aantonen dat zij over voldoende kennis, achtergrond en ervaring beschikken om hun taken te kunnen vervullen;

3. het personeel op alle niveaus de nodige bevoegdheid heeft gekregen om de hun toegewezen verantwoordelijkheden te kunnen vervullen en dat er binnen de productieorganisatie een volledige en effectieve coördinatie bestaat met betrekking tot luchtwaardigheids-, geluids-, brandstofventilatie- en uilaatemissie-aangelegenheden;

d) met betrekking tot certificeringspersoneel dat door de productieorganisatie is gemachtigd om de overeenkomstig punt 21.A.163 afgegeven documenten te ondertekenen, binnen het toepassingsgebied of de erkenningsvoorwaarden:

1. de kennis, achtergrond (met inbegrip van andere functies in de organisatie) en de ervaring van het certificeringspersoneel dusdanig zijn dat zij de hun toegewezen verantwoordelijkheden kunnen vervullen;

2. de productieorganisatie een register bijhoudt van al het certificeringspersoneel waarin hun bevoegdheden nauwkeurig zijn vastgelegd;

3. aan het certificeringspersoneel een bewijs van hun bevoegdheden is verstrekt.

21.A.147    Wijzigingen in de erkende productieorganisatie

a) Nadat een erkenning als productieorganisatie is afgegeven, moet elke wijziging in de erkende productieorganisatie die gevolgen heeft voor de conformiteit of voor de luchtwaardigheid, de geluidskenmerken, de brandstofventilatie en de uitlaatemissies van het product, het onderdeel of het uitrustingsstuk, met name wijzigingen aan het kwaliteitssysteem, worden goedgekeurd door de bevoegde autoriteit. Een aanvraag voor dergelijke wijziging moet schriftelijk bij de bevoegde autoriteit worden ingediend en de productieorganisatie moet de bevoegde autoriteit aantonen voordat de wijziging wordt toegepast, dat het zal blijven voldoen aan dit subdeel.

b) De bevoegde autoriteit legt de voorwaarden vast waaronder een overeenkomstig dit subdeel erkend productieorganisatie kan blijven werken gedurende dergelijke wijzigingen, tenzij de bevoegde autoriteit bepaalt dat de erkenning dient te worden opgeschort.

21.A.148    Wijzigingen van vestigingsplaats

Een wijziging van de vestigingsplaats van de fabricage-faciliteiten van de erkende productieorganisatie dient te worden beschouwd als een ingrijpende wijziging en moet bijgevolg voldoen aan punt 21.A.147.

21.A.149    Overdraagbaarheid

Behalve in het geval van een verandering van eigendom, die dient te worden beschouwd als een ingrijpende wijziging en moet voldoen aan punt 21.A.147, kan een erkenning als productieorganisatie niet worden overgedragen.

21.A.151    Erkenningsvoorwaarden

De erkenningsvoorwaarden bepalen de werkzaamheden, en de producten en/of de categorieën van onderdelen en uitrustingsstukken waarvoor de houder het recht heeft om de in punt 21.A.163 vastgelegde bevoegdheden uit te oefenen.

Deze voorwaarden worden afgegeven als onderdeel van een erkenning als productieorganisatie.

21.A.153    Wijzigingen van de erkenningsvoorwaarden

Elke wijziging van de erkenningsvoorwaarden moet worden goedgekeurd door de bevoegde autoriteit. Een aanvraag om een wijziging van de erkenningsvoorwaarden moet worden ingediend in de vorm en op de wijze zoals vastgelegd door de bevoegde autoriteit. De aanvrager moet voldoen aan de toepasselijke eisen van dit subdeel.

21.A.157    Onderzoeken

Een productieorganisatie moet voorzieningen treffen die de bevoegde autoriteit in staat stellen om de nodige onderzoeken, met inbegrip van een onderzoek van de partners en onderaannemers, uit te voeren, teneinde vast te stellen of voldaan wordt en permanent voldaan zal worden aan de toepasselijke eisen van dit subdeel.

21.A.158    Bevindingen

a) Als op basis van objectieve bewijzen wordt vastgesteld dat de houder van een erkenning als productieorganisatie niet voldoet aan de toepasselijke eisen van deze bijlage, wordt deze bevinding als volgt geclassificeerd:

1. een niveau 1-bevinding betekent dat het niet voldoen aan de bepalingen van deze bijlage kan leiden tot een onbeheerste afwijking met de toepasselijke ontwerpgegevens, de veiligheid van het luchtvaartuig kan aantasten;

2. een niveau 2-bevinding is elke afwijking met de bepalingen van deze bijlage die niet als niveau 1 geclassificeerd wordt.

b) Een niveau 3-bevinding betreft elk element waarvan met objectieve bewijzen is aangetoond dat het mogelijke problemen bevat die zouden kunnen leiden tot een afwijking overeenkomstig punt a).

c) Na ontvangst van de kennisgeving betreffende de bevindingen overeenkomstig punt 21.B.225,

1. moet de houder van een erkenning als productieorganisatie in het geval van een niveau 1-bevinding aantonen dat hij tot voldoening van de bevoegde autoriteit corrigerende maatregelen heeft getroffen binnen een periode van maximum 21 werkdagen na de schriftelijke bevestiging van de bevinding;

2. in het geval van een niveau 2-bevinding zal de periode voor corrigerende maatregelen die door de bevoegde autoriteit wordt toegekend toepasselijk zijn voor de aard van de bevinding, maar in geen geval langer dan drie maanden. Onder bepaalde omstandigheden en afhankelijk van de aard van de bevinding kan de bevoegde autoriteit de periode van drie maanden verlengen afhankelijk van een met de bevoegde autoriteit overeengekomen geschikt actieplan voor corrigerende maatregelen;

3. een niveau 3-bevinding vereist geen onmiddellijke maatregelen van de houder van de erkenning als productieorganisatie.

d) In het geval van een niveau 1- of niveau 2-bevinding kan de erkenning als productieorganisatie gedeeltelijk of volledig worden gelimiteerd, opgeschort of ingetrokken overeenkomstig punt 21.B.245. De houder van de erkenning als productieorganisatie moet binnen een redelijke termijn bevestigen dat hij de kennisgeving van de limitatie, opschorting of intrekking van de erkenning als productieorganisatie heeft ontvangen.

21.A.159    Duur en blijvende geldigheid

a) Een erkenning als productieorganisatie wordt afgegeven voor een onbeperkte duur. Ze blijft geldig tenzij:

1. de productieorganisatie niet kan aantonen dat het voldoet aan de toepasselijke eisen van dit subdeel, of

2. de bevoegde autoriteit door de houder of een van zijn partners of onderaannemers wordt verhinderd om onderzoeken uit te voeren in overeenstemming met punt 21.A.157, of

3. er aanwijzingen zijn dat de productieorganisatie niet in staat is om de fabricage van producten, onderdelen of uitrustingsstukken voldoende onder controle te houden overeenkomstig de erkenning, of

4. de productieorganisatie niet langer voldoet aan de eisen van punt 21.A.133, of

5. afstand is gedaan van het certificaat of het certificaat is ingetrokken overeenkomstig punt 21.B.245.

b) In geval van afstand of intrekking moet het certificaat worden ingeleverd bij de bevoegde autoriteit.

21.A.163    Bevoegdheden

Overeenkomstig de in punt 21.A.135 vermelde erkenningsvoorwaarden kan de houder van een erkenning als productieorganisatie:

a) productieactiviteiten uitvoeren overeenkomstig deze bijlage;

b) in het geval van een compleet luchtvaartuig en na overlegging van een conformiteitsverklaring (EASA-formulier 52) overeenkomstig punt 21.A.174, een bewijs van luchtwaardigheid en een geluidscertificaat verkrijgen zonder verdere bewijsvoering;

c) in het geval van andere producten, onderdelen of uitrustingsstukken, certificaten van vrijgave (EASA-formulier 1) afgeven overeenkomstig 21A.307 zonder verdere bewijsvoering;

d) een nieuw, door hem geproduceerd luchtvaartuig onderhouden en een certificaat van vrijgave (EASA-formulier 53) met betrekking tot dat onderhoud afgeven;

e) met inachtneming van de procedures zoals overeengekomen met zijn bevoegde autoriteit voor productie, wanneer het gaat om een luchtvaartuig dat de houder zelf heeft gebouwd en in het geval de productieorganisatie krachtens haar erkenning als productieorganisatie zelf controle uitoefent op de configuratie van het luchtvaartuig en verklaart zich te zullen conformeren aan de voor de vlucht goedgekeurde ontwerpvoorwaarden, een vliegvergunning afgeven overeenkomstig punt 21.A.711 c), tevens houdende goedkeuring van de vluchtvoorwaarden overeenkomstig punt 21.A.710, onder b).

21.A.165    Verplichtingen van de houder

De houder van een erkenning als productieorganisatie moet:

a) ervoor zorgen dat het in overeenstemming met punt 21.A.143 ter beschikking gestelde handboek en de documenten waarnaar het verwijst, in de organisatie gebruikt worden als basiswerkdocumenten;

b) de productieorganisatie instandhouden conform de voor de erkenning als productieorganisatie goedgekeurde gegevens en procedures;

c)

 

1. vaststellen dat elk geproduceerd luchtvaartuig beantwoordt aan het typeontwerp en veilig kan worden gebruikt, alvorens conformiteitsverklaringen voor te leggen aan de bevoegde autoriteit, of

▼M1

2. vaststellen dat andere producten, onderdelen of uitrustingen compleet zijn, beantwoorden aan de goedgekeurde ontwerpgegevens en dat ze veilig kunnen worden gebruikt, alvorens EASA-formulier 1 af te geven om te bewijzen dat ze beantwoorden aan de goedgekeurde ontwerpgegevens en veilig kunnen worden gebruikt;

3. bovendien, in het geval van motoren, vaststellen dat de geproduceerde motor voldoet aan de op de fabricagedatum geldende toepasselijke emissie-eisen;

4. vaststellen dat andere producten, onderdelen of uitrustingsstukken beantwoorden aan de toepasselijke gegevens, alvorens EASA-formulier 1 af te geven als bewijs van conformiteit;

▼B

d) alle details van uitgevoerde werkzaamheden registreren;

e) een intern voorvallenmeldingssysteem instellen en in stand houden om het verzamelen en beoordelen van voorvallenmeldingen in het belang van de veiligheid mogelijk te maken teneinde negatieve tendensen te identificeren of gebreken te verhelpen, en om meldbare voorvallen te selecteren. Dit systeem omhelst de evaluatie van relevante informatie betreffende voorvallen en de bekendmaking van informatie die ermee verband houdt;

f)

 

1. aan de houder van het typecertificaat of de ontwerpgoedkeuring alle gevallen melden van producten, onderdelen of uitrustingsstukken die door de productieorganisatie zijn vrijgegeven en nadien mogelijke afwijkingen van de toepasselijke ontwerpgegevens blijken te vertonen, en samen met de houder van het typecertificaat of de ontwerpgoedkeuring onderzoeken welke afwijkingen kunnen leiden tot een onveilige toestand;

2. aan het Agentschap en de bevoegde autoriteit van de lidstaat de overeenkomstig punt 1 geïdentificeerde afwijkingen melden die kunnen leiden tot een onveilige toestand. Dergelijke meldingen moeten worden gedaan in de vorm en op de wijze zoals vastgelegd door het Agentschap overeenkomstig punt 21.A.3, onder b), 2, of aanvaardbaar voor de bevoegde autoriteit van de lidstaat;

3. ingeval de houder van de erkenning als productieorganisatie optreedt als leverancier voor een andere productieorganisatie, ook aan die organisatie alle gevallen melden waarin hij producten, onderdelen of uitrustingsstukken aan die organisatie heeft vrijgegeven en nadien heeft vastgesteld dat ze mogelijke afwijkingen van de toepasselijke ontwerpgegevens vertonen;

g) bijstand verlenen aan de houder van het typecertificaat of de ontwerpgoedkeuring bij alle maatregelen inzake blijvende luchtwaardigheid die betrekking hebben op de geproduceerde producten, onderdelen of uitrustingsstukken;

h) een archiefsysteem instellen waarin alle aan de partners, leveranciers en toeleveranciers opgelegde eisen zijn opgenomen, en dat de gegevens bevat die gebruikt worden om de conformiteit van de producten, onderdelen of uitrustingsstukken aan te tonen. Deze gegevens moeten ter beschikking worden gehouden van de bevoegde autoriteit en dienen te worden bewaard, zodat de nodige informatie voorhanden is om te kunnen waarborgen dat de producten, onderdelen of uitrustingsstukken blijvend luchtwaardig zijn;

i) indien de houder, overeenkomstig zijn erkenningsvoorwaarden, een certificaat van vrijgave afgeeft, vaststellen dat elk afgewerkt luchtvaartuig onderworpen is aan het noodzakelijke onderhoud en veilig kan worden gebruikt, alvorens het certificaat af te geven;

j) voor zover van toepassing, de voorwaarden vaststellen waaronder een vliegvergunning kan worden afgegeven met inachtneming van het bepaalde onder punt 21.A.163, onder e);

k) indien van toepassing, op grond van bevoegdheid onder punt 21.A.163, onder e), vaststellen dat punt 21.A.711, onder c) en e), wordt nageleefd, alvorens een vliegvergunning voor een luchtvaartuig af te leveren.

SUBDEEL H —   BEWIJZEN VAN LUCHTWAARDIGHEID EN BEPERKTE BEWIJZEN VAN LUCHTWAARDIGHEID

21.A.171    Toepassingsgebied

In dit subdeel wordt de procedure vastgelegd voor de afgifte van bewijzen van luchtwaardigheid.

21.A.172    Aanvaardbaarheid

Elke natuurlijke of rechtspersoon onder wiens naam een luchtvaartuig is geregistreerd of zal worden geregistreerd in een lidstaat („lidstaat van registratie”), of zijn vertegenwoordiger, kan in aanmerking komen om een bewijs van luchtwaardigheid voor dat luchtvaartuig aan te vragen overeenkomstig dit subdeel.

21.A.173    Classificatie

Bewijzen van luchtwaardigheid worden als volgt geclassificeerd:

a) bewijzen van luchtwaardigheid worden afgegeven voor luchtvaartuigen waarvoor een typecertificaat is afgegeven in overeenstemming met deze bijlage;

b) beperkte bewijzen van luchtwaardigheid worden afgegeven voor luchtvaartuigen:

1. waarvoor een beperkt typecertificaat is afgegeven in overeenstemming met deze bijlage, of

2. waarvan is aangetoond aan het Agentschap dat zij voldoen aan de specifieke luchtwaardigheidsspecificaties die een toereikende veiligheid garanderen.

21.A.174    Aanvraag

a) Overeenkomstig punt 21.A.172 moet een aanvraag om een bewijs van luchtwaardigheid worden ingediend in de vorm en op de wijze zoals vastgelegd door de bevoegde autoriteit van de lidstaat van registratie.

b) Elke aanvraag om een bewijs van luchtwaardigheid of een beperkt bewijs van luchtwaardigheid moet bevatten:

1. een vermelding van het type bewijs van luchtwaardigheid dat wordt aangevraagd;

2. voor nieuwe luchtvaartuigen:

i) een conformiteitsverklaring:

 afgegeven overeenkomstig punt 21.A.163(b), of

 afgegeven overeenkomstig punt 21.A.130 en gevalideerd door de bevoegde autoriteit, of

 voor geïmporteerde luchtvaartuigen, een door de exporterende overheid ondertekende verklaring dat het luchtvaartuig beantwoordt aan een door het Agentschap goedgekeurd ontwerp;

ii) een gewichts- en zwaartepuntsrapport met een beladingschema;

▼M2

iii) het vlieghandboek, indien vereist door de toepasselijke certificeringsspecificaties voor het betreffende luchtvaartuig;

▼B

3. voor gebruikte luchtvaartuigen:

i) komende van een lidstaat, een overeenkomstig deel M afgegeven certificaat van herbeoordeling van de luchtwaardigheid;

ii) komende van een niet-lidstaat:

 een verklaring door de bevoegde autoriteit van het land waar het luchtvaartuig geregistreerd is, of was, waarin de luchtwaardigheidstoestand van het betreffende luchtvaartuig op het moment van de overdracht wordt beschreven;

 een gewichts- en zwaartepuntsrapport met een beladingsschema;

 het vlieghandboek indien wordt vereist door de toepasselijke luchtwaardigheidsvoorschriften voor het betreffende luchtvaartuig;

 historische gegevens om de productie-, wijzigings- en onderhoudsstatus van het luchtvaartuig vast te stellen, met inbegrip van alle beperkingen die verbonden zijn aan een beperkt bewijs van luchtwaardigheid overeenkomstig punt 21.B.327, onder c);

 een aanbeveling voor de afgifte van een bewijs van luchtwaardigheid of een beperkt bewijs van luchtwaardigheid en een certificaat van herbeoordeling van de luchtwaardigheid, na een beoordeling van de luchtwaardigheid in overeenstemming met deel M.

c) Tenzij anders overeengekomen, moeten de verklaringen vermeld in de punten b), 2), i) en b), 3), ii) worden afgegeven ten laatste 60 dagen voordat het luchtvaartuig wordt aangeboden aan de bevoegde autoriteit van de lidstaat van registratie.

21.A.175    Taal

De handboeken, opschriften, lijsten en instrumentmarkeringen, en alle andere noodzakelijke informatie die vereist wordt door de toepasselijke certificeringsspecificaties moeten worden opgesteld in één of meerdere van de voor de bevoegde autoriteit van de lidstaat van registratie aanvaardbare officiële talen van de Unie.

21.A.177    Amendement of wijziging

Een bewijs van luchtwaardigheid kan alleen door de bevoegde autoriteit van de lidstaat van registratie worden geamendeerd of gewijzigd.

21.A.179    Overdraagbaarheid en nieuwe afgifte binnen lidstaten

a) Als een luchtvaartuig van eigenaar is veranderd:

1. en als het blijft ingeschreven in hetzelfde register, wordt het bewijs van luchtwaardigheid, of het beperkt bewijs van luchtwaardigheid beantwoordend aan een beperkt typecertificaat, samen met het luchtvaartuig overgedragen;

2. en als het luchtvaartuig wordt geregistreerd in een andere lidstaat, wordt het bewijs van luchtwaardigheid, of het beperkt bewijs van luchtwaardigheid beantwoordend aan een beperkt typecertificaat, opnieuw afgegeven:

i) na overlegging van het oude bewijs van luchtwaardigheid en van een overeenkomstig deel M afgegeven geldig bewijs van beoordeling van de luchtwaardigheid, en

ii) als voldaan wordt aan punt 21.A.175.

b) Als een luchtvaartuig van eigenaar is veranderd, en het luchtvaartuig een beperkt bewijs van luchtwaardigheid heeft dat niet beantwoordt aan een beperkt typecertificaat, worden de bewijzen van luchtwaardigheid tezamen met het luchtvaartuig overgedragen, met dien verstande dat het luchtvaartuig in hetzelfde register blijft ingeschreven of de bewijzen van luchtwaardigheid alleen worden afgegeven met de formele instemming van de bevoegde autoriteit van de lidstaat van registratie waaraan het luchtvaartuig wordt overgedragen.

21.A.180    Inspecties

De houder van het bewijs van luchtwaardigheid moet op verzoek van de bevoegde autoriteit van de lidstaat van registratie toegang verlenen tot het luchtvaartuig waarvoor het bewijs van luchtwaardigheid is afgegeven.

21.A.181    Duur en blijvende geldigheid

a) Een bewijs van luchtwaardigheid wordt afgegeven voor een onbeperkte duur. Het blijft geldig op voorwaarde dat:

1. de van toepassing zijnde vereisten voor type-ontwerp en blijvende luchtwaardigheid worden nageleefd, en

2. het luchtvaartuig in hetzelfde register ingeschreven blijft, en

3. het typecertificaat of beperkte typecertificaat krachtens hetwelk het bewijs is afgegeven niet ongeldig wordt verklaard overeenkomstig punt 21.A.51, en

4. geen afstand wordt gedaan van het bewijs of het bewijs is ingetrokken overeenkomstig punt 21.B.330.

b) In geval van afstand of intrekking moet het bewijs worden ingeleverd bij de bevoegde autoriteit van de lidstaat van registratie.

21.A.182    Identificatie van het luchtvaartuig

Elke aanvrager van een bewijs van luchtwaardigheid overeenkomstig dit subdeel moet aantonen dat zijn luchtvaartuig geïdentificeerd is overeenkomstig subdeel Q.

SUBDEEL I —   GELUIDSCERTIFICATEN

21.A.201    Toepassingsgebied

In dit subdeel wordt de procedure vastgelegd voor de afgifte van geluidscertificaten.

21.A.203    Aanvaardbaarheid

Elke natuurlijke of rechtspersoon onder wiens naam een luchtvaartuig is geregistreerd of zal worden geregistreerd in een lidstaat (lidstaat van registratie), of zijn vertegenwoordiger, kan in aanmerking komen om een geluidscertificaat voor dat luchtvaartuig aan te vragen overeenkomstig dit subdeel.

21.A.204    Aanvraag

a) Overeenkomstig punt 21.A.203 moet een aanvraag om een geluidscertificaat worden ingediend in de vorm en op de wijze zoals vastgelegd door de bevoegde autoriteit van de lidstaat van registratie.

b) Elke aanvraag moet bevatten:

1. voor nieuwe luchtvaartuigen:

i) een conformiteitsverklaring:

 afgegeven overeenkomstig punt 21.A.163, onder b), of

 afgegeven overeenkomstig punt 21.A.130 en gevalideerd door de bevoegde autoriteit, of

 voor een geïmporteerd luchtvaartuig, een door de bevoegde autoriteit ondertekende verklaring dat het luchtvaartuig beantwoordt aan een door het Agentschap goedgekeurd ontwerp, en

ii) de in overeenstemming met de toepasselijke geluidseisen vastgestelde informatie;

2. voor gebruikte luchtvaartuigen:

i) de in overeenstemming met de toepasselijke geluidseisen vastgestelde geluidsinformatie;

ii) historische gegevens om de productie-, wijzigings- en onderhoudsstatus van het luchtvaartuig vast te leggen.

c) Tenzij anders overeengekomen, moeten de in punt b), 1) vermelde verklaringen worden afgegeven ten laatste 60 dagen voordat het luchtvaartuig wordt aangeboden aan de bevoegde autoriteit van de lidstaat van registratie.

21.A.207    Amendement of wijziging

Een geluidscertificaat kan alleen door de bevoegde autoriteit van de lidstaat van registratie worden geamendeerd of gewijzigd.

21.A.209    Overdraagbaarheid en nieuwe afgifte binnen lidstaten

Als een luchtvaartuig van eigenaar is veranderd:

a) en het luchtvaartuig blijft ingeschreven in hetzelfde register, moet het geluidscertificaat samen met het luchtvaartuig worden overgedragen.

b) en het luchtvaartuig wordt ingeschreven in het register van een andere lidstaat, moet een nieuw geluidscertificaat worden afgegeven na overlegging van het oude geluidscertificaat.

21.A.210    Inspecties

De houder van het geluidscertificaat moet op verzoek van de bevoegde autoriteit van de lidstaat van registratie of van het Agentschap toegang verlenen tot het luchtvaartuig waarvoor het geluidscertificaat is afgegeven, voor de uitvoering van inspecties.

21.A.211    Duur en blijvende geldigheid

a) Een geluidscertificaat wordt afgegeven voor een onbeperkte duur. Het blijft geldig op voorwaarde dat:

1. de van toepassing zijnde vereisten voor type-ontwerp, milieubescherming en blijvende luchtwaardigheid worden nageleefd, en

2. het luchtvaartuig in hetzelfde register ingeschreven blijft, en

3. het typecertificaat of beperkt typecertificaat krachtens hetwelk het is afgegeven niet ongeldig is verklaard overeenkomstig punt 21.A.51, en

4. geen afstand wordt gedaan van het certificaat of het certificaat is ingetrokken overeenkomstig punt 21.B.430.

b) In geval van afstand of intrekking moet het certificaat worden ingeleverd bij de bevoegde autoriteit van de lidstaat van registratie.

SUBDEEL J —   ERKENNING ALS ONTWERPORGANISATIE

21.A.231    Toepassingsgebied

In dit subdeel wordt de procedure vastgelegd voor de erkenning van ontwerporganisaties, en worden ook de regels betreffende de rechten en verplichtingen van de aanvragers en houders van dergelijke erkenningen vastgelegd.

21.A.233    Aanvaardbaarheid

Elke natuurlijke of rechtspersoon („organisatie”) komt in aanmerking als aanvrager van een erkenning overeenkomstig dit subdeel:

a) in overeenstemming met punt 21.A.14, 21.A.112B, 21.A.432B of 21.A.602B, of

b) voor de goedkeuring van geringe wijzigingen of een ontwerp voor kleine reparaties, indien aangevraagd met het oog op het verkrijgen van bevoegdheden overeenkomstig punt 21.A.263.

21.A.234    Aanvraag

Elke aanvraag om een erkenning als ontwerporganisatie moet worden ingediend in de vorm en op de wijze zoals vastgelegd door het Agentschap en moet een overzicht bevatten van de in punt 21.A.243 voorgeschreven informatie en van de overeenkomstig punt 21.A.251 vast te leggen erkenningsvoorwaarden.

21.A.235    Afgifte van een erkenning als ontwerporganisatie

Een organisatie heeft recht op een door het Agentschap afgegeven erkenning als ontwerporganisatie, indien het heeft aangetoond dat het voldoet aan de toepasselijke eisen overeenkomstig dit subdeel.

21.A.239    Ontwerpborgingssysteem

a) De ontwerporganisatie moet aantonen dat het een ontwerpborgingssysteem heeft ingesteld en in stand kan houden voor het beheersen van en het toezien op het ontwerp, en ontwerpwijzigingen, van de producten, onderdelen en uitrustingsstukken waarop de aanvraag betrekking heeft. Dit ontwerpborgingssysteem moet dusdanig zijn, dat de organisatie in staat wordt gesteld om:

▼M2

1. te garanderen dat het ontwerp en de ontwerpwijzigingen van de producten, onderdelen en uitrustingsstukken voldoen aan de toepasselijke typecertificeringsbasis, de toepasselijke certificeringsbasis voor de gegevens betreffende de operationele geschiktheid en de milieueisen, en

▼B

2. te garanderen dat het zijn verantwoordelijkheden naar behoren vervult in overeenstemming met:

i) de toepasselijke bepalingen van deze bijlage, en

ii) de overeenkomstig punt 21.A.251 vastgelegde erkenningsvoorwaarden;

3. onafhankelijk te bewaken of de gedocumenteerde procedures van het systeem worden nageleefd en toereikend zijn. Deze bewaking omvat een systeem van feedback naar een persoon of groep personen die bevoegd is/zijn om corrigerende maatregelen te treffen.

b) Het ontwerpborgingssysteem moet een onafhankelijke conformiteitscontrole bevatten op basis waarvan de organisatie conformiteitsverklaringen en bijbehorende documentatie voorlegt aan het Agentschap.

c) De ontwerporganisatie moet specificeren op welke manier het ontwerpborgingssysteem zeker stelt dat de ontworpen onderdelen of uitrustingsstukken aanvaardbaar zijn of dat de partners of onderaannemers hun taken uitvoeren overeenkomstig methoden die zijn vastgelegd in schriftelijke procedures.

21.A.243    Gegevens

a) De ontwerporganisatie moet aan het Agentschap een handboek bezorgen waarin, rechtstreeks of door middel van verwijzingen, de organisatie, de relevante procedures en de te ontwerpen producten of productwijzigingen worden beschreven.

b) Ingeval onderdelen of uitrustingsstukken of wijzigingen aan de producten worden ontworpen door partnerbedrijven of onderaannemers, moet het handboek een verklaring bevatten over de wijze waarop de ontwerporganisatie in staat is om, voor alle onderdelen en uitrustingsstukken, de in punt 21.A.239, onder b), voorgeschreven conformiteit te waarborgen en moet het tevens, rechtstreeks of door middel van verwijzingen, beschrijvingen en informatie over de ontwerpactiviteiten en de organisatie van deze partners of onderaannemers bevatten, naargelang nodig is om deze verklaring op te stellen.

c) Het handboek moet naargelang nodig worden aangepast om de beschrijving van de organisatie actueel te houden, en kopieën van de aanpassingen moeten aan het Agentschap worden bezorgd.

d) De ontwerporganisatie moet een verklaring opstellen over de kwalificaties en ervaring van het management en van andere personen die in de organisatie verantwoordelijk zijn voor het nemen van beslissingen inzake luchtwaardigheid en milieubescherming.

▼M2

21.A.245    Erkenningseisen

De ontwerporganisatie moet, op basis van de in overeenstemming met punt 21.A.243 voorgelegde informatie, aantonen dat niet alleen is voldaan aan punt 21.A.239, maar dat bovendien:

a) het personeel in alle technische afdelingen voldoende talrijk en ervaren is en voldoende bevoegdheden heeft gekregen om de hun toegewezen verantwoordelijkheden te kunnen vervullen, en deze, samen met de accommodatie, voorzieningen en uitrustingen, toereikend zijn om het personeel in staat te stellen de voor het product vastgelegde normen inzake luchtwaardigheid, operationele geschiktheid en milieubescherming te bereiken;

b) er tussen en binnen de afdelingen een volledige en efficiënte coördinatie is met betrekking tot alle kwesties inzake luchtwaardigheid, operationele geschiktheid en milieubescherming.

21.A.247    Wijzigingen van het ontwerpborgingssysteem

Nadat een erkenning als ontwerporganisatie is afgegeven, moet elke wijziging van het ontwerpborgingssysteem die invloed heeft op de conformiteit of de luchtwaardigheid, de operationele geschiktheid en de milieubeschermingskenmerken van het product, worden goedgekeurd door het Agentschap. Een schriftelijke aanvraag om goedkeuring moet worden ingediend bij het Agentschap en de ontwerporganisatie moet aan het Agentschap aantonen, op basis van ingediende voorstellen voor wijzigingen aan het handboek en alvorens de wijzigingen toe te passen, dat het na de toepassing zal blijven voldoen aan dit subdeel.

▼B

21.A.249    Overdraagbaarheid

Behalve in het geval van een verandering van eigendom, die dient te worden beschouwd als een ingrijpende wijziging en moet voldoen aan punt 21.A.247, kan een erkenning als ontwerporganisatie niet worden overgedragen.

▼M2

21.A.251    Erkenningsvoorwaarden

De erkenningsvoorwaarden bepalen de ontwerpwerkzaamheden en de categorieën van producten, onderdelen en uitrustingsstukken waarvoor de ontwerporganisatie een erkenning als ontwerporganisatie heeft gekregen, evenals de functies en verplichtingen die de organisatie mag vervullen met betrekking tot de luchtwaardigheid, operationele geschiktheid en de geluidskenmerken, de brandstofventilatie en de uitlaatemissies van de producten. Voor erkenningen als ontwerporganisatie die een typecertificering of ETSO-autorisatie voor hulpaggregaten (APU) inhouden, moeten de erkenningsvoorwaarden ook nog een lijst van producten of hulpaggregaten bevatten. Deze voorwaarden worden afgegeven als onderdeel van een erkenning als ontwerporganisatie.

▼B

21.A.253    Wijzigingen van de erkenningsvoorwaarden

Elke wijziging van de erkenningsvoorwaarden moet worden goedgekeurd door het Agentschap. Een aanvraag om een wijziging van de erkenningsvoorwaarden moet worden ingediend in de vorm en op de wijze zoals vastgelegd door het Agentschap. De aanvrager moet voldoen aan de toepasselijke eisen van dit subdeel.

21.A.257    Onderzoeken

a) De ontwerporganisatie moet voorzieningen treffen die het Agentschap in staat stellen om de nodige onderzoeken, met inbegrip van een onderzoek van partners en onderaannemers, uit te voeren, teneinde vast te stellen of voldaan wordt en permanent voldaan zal worden aan de toepasselijke eisen van dit subdeel.

b) De ontwerporganisatie moet het Agentschap toestaan om alle rapporten te analyseren en alle inspecties en grond- en vliegproeven bij te wonen en uit te voeren die nodig zijn om de geldigheid te controleren van de door de aanvrager overeenkomstig punt 21.A.239, onder b), voorgelegde conformiteitsverklaringen.

21.A.258    Bevindingen

a) Als op basis van objectieve bewijzen wordt vastgesteld dat de houder van een erkenning als ontwerporganisatie niet voldoet aan de toepasselijke eisen van deze bijlage, wordt deze bevinding als volgt geclassificeerd:

1. een niveau 1-bevinding betekent dat het niet voldoen aan de bepalingen van deze bijlage kan leiden tot een onbeheerste afwijking met de toepasselijke eisen, welke de veiligheid van het luchtvaartuig kan aantasten;

2. een niveau 2-bevinding is elke afwijking van de bepalingen van deze bijlage die niet als niveau 1 geclassificeerd wordt.

b) Een niveau 3-bevinding betreft elk element waarvan met objectieve bewijzen is aangetoond dat het mogelijke problemen bevat die zouden kunnen leiden tot een afwijking overeenkomstig punt a).

c) Na ontvangst van de kennisgeving betreffende de bevindingen volgens de door het Agentschap vastgestelde administratieve procedures,

1. moet de houder van een erkenning als ontwerporganisatie in het geval van een niveau 1-bevinding aantonen dat hij tot voldoening van het Agentschap corrigerende maatregelen heeft getroffen binnen een periode van maximum 21 werkdagen na de schriftelijke bevestiging van de bevinding;

2. in het geval van een niveau 2-bevinding zal de periode voor corrigerende maatregelen die door het Agentschap wordt toegekend toepasselijk zijn voor de aard van de bevinding, maar in geen geval langer dan drie maanden. Onder bepaalde omstandigheden en afhankelijk van de aard van de bevinding kan het Agentschap de periode van drie maanden verlengen afhankelijk van een met het Agentschap overeengekomen geschikt actieplan voor corrigerende maatregelen;

3. een niveau 3-bevinding vereist geen onmiddellijke maatregelen van de houder van de erkenning als ontwerporganisatie.

d) In het geval van een niveau 1- of niveau 2-bevinding kan de erkenning als ontwerporganisatie gedeeltelijk of volledig worden opgeschort of ingetrokken volgens de administratieve procedures van het Agentschap. De houder van de erkenning als ontwerporganisatie moet binnen een redelijke termijn bevestigen dat hij de kennisgeving van opschorting of intrekking van de akkoordverklaring heeft ontvangen.

21.A.259    Duur en blijvende geldigheid

a) Een erkenning als ontwerporganisatie wordt afgegeven voor een onbeperkte duur. Ze blijft geldig tenzij:

1. de ontwerporganisatie niet kan aantonen dat het voldoet aan de toepasselijke eisen van dit subdeel, of

2. het Agentschap door de houder of een van zijn partners of onderaannemers wordt verhinderd om onderzoeken uit te voeren in overeenstemming met punt 21.A.257, of

3. er aanwijzingen zijn dat het ontwerpborgingssysteem niet in staat is om voldoende controle en toezicht uit te oefenen op het ontwerp van producten, of wijzigingen eraan, of

4. afstand is gedaan van het certificaat of het certificaat is ingetrokken volgens de door het Agentschap vastgestelde administratieve procedures.

b) In geval van afstand of intrekking moet het certificaat worden ingeleverd bij het Agentschap.

21.A.263    Bevoegdheden

a) De houder van een erkenning als ontwerporganisatie heeft het recht om ontwerpwerkzaamheden uit te voeren overeenkomstig de bepalingen van deze bijlage en binnen het toepassingsgebied van de erkenning.

b) overeenkomstig het bepaalde in punt 21.A.257, onder b), aanvaardt het Agentschap zonder uitvoering van aanvullende controles de bewijsvoeringsdocumenten die door de aanvrager worden voorgelegd ter verkrijging van:

1. de goedkeuring van vluchtvoorwaarden ten behoeve van een vliegvergunning, of

▼M2

2. een typecertificaat of goedkeuring van een ingrijpende wijziging van een typecertificaat, of

▼B

3. een aanvullend typecertificaat, of

4. een ETSO-autorisatie onder punt 21.A.602B, onder b), 1, of

5. een goedkeuring van een ontwerp voor een ingrijpende reparatie.

c) De houder van een erkenning als ontwerporganisatie heeft het recht om, overeenkomstig de erkenningsvoorwaarden en de relevante procedures van het ontwerpborgingssysteem:

▼M2

1. wijzigingen van een typecertificaat en reparaties te classificeren als „ingrijpend” of „gering”;

2. geringe wijzigingen van een typecertificaat en geringe reparaties goed te keuren;

▼B

3. informatie of instructies te publiceren met de volgende verklaring: „De technische inhoud van dit document is goedgekeurd krachtens erkenning als ontwerporganisatie ref. EASA.21J.[XXXX].”;

4. kleine herzieningen van vlieghandboeken en aanvullingen goed te keuren en dergelijke herzieningen te publiceren met de volgende verklaring: „Herziening nr. [YY] van vlieghandboek (of aanvulling) ref. [ZZ], is goedgekeurd krachtens erkenning als ontwerporganisatie ref. EASA.21J.[XXXX].”;

5. het ontwerp goed te keuren van ingrijpende reparaties aan producten of hulpaggregatenwaarvoor hij het typecertificaat of aanvullend typecertificaat of ETSO-autorisatieheeft gekregen;

6. de voorwaarden goed te keuren waaronder een vliegvergunning kan worden afgegeven overeenkomstig punt 21.A.710, onder a), 2, behoudens vliegvergunningen afgegeven krachtens punt 21.A.701, onder a), 15;

7. een vliegvergunning af te geven in overeenstemming met punt 21.A.711, onder b), voor een luchtvaartuig dat het heeft ontworpen of gewijzigd, of waarvoor het onder punt 21.A.263, onder c), 6, de voorwaarden waaronder de vliegvergunning kan worden afgegeven, heeft goedgekeurd, en wanneer de ontwerporganisatie zelf de configuratie van het luchtvaartuig controleert op grond van haar erkenning als ontwerporganisatie en de conformiteit met de voor de vlucht goedgekeurde ontwerpvoorwaarden bevestigt.

21.A.265    Verplichtingen van de houder

De houder van een erkenning als ontwerporganisatie moet:

a) het handboek bijhouden in overeenstemming met het ontwerpborgingssysteem;

b) ervoor zorgen dat dit handboek in de organisatie wordt gebruikt als basiswerkdocument;

c) vaststellen dat het ontwerp van producten, wijzigingen of reparaties, al naargelang van toepassing, voldoet aan de toepasselijke eisen en geen onveilige kenmerken vertoont;

d) behalve voor geringe wijzigingen of kleine reparaties, goedgekeurd krachtens de in punt 21.A.263 bedoelde bevoegdheid, aan het Agentschap verklaringen en bijbehorende documentatie bezorgen die bevestigen dat wordt voldaan aan punt c);

e) aan het Agentschap informatie of instructies verstrekken met betrekking tot de in punt 21.A.3B voorgeschreven maatregelen;

f) voor zover van toepassing, de voorwaarden waaronder een vliegvergunning kan worden afgegeven vaststellen, met inachtneming van het bepaalde onder punt 21.A.263, onder c), 6;

g) Indien van toepassing, op grond van bevoegdheid onder punt 21.A.163, onder c), 7, vaststellen dat punt 21.A.711, onder b) en e), wordt nageleefd, alvorens een vliegvergunning voor een luchtvaartuig af te leveren.

SUBDEEL K —   ONDERDELEN EN UITRUSTINGSSTUKKEN

21.A.301    Toepassingsgebied

In dit subdeel wordt de procedure vastgelegd voor de goedkeuring van onderdelen en uitrustingsstukken.

21.A.303    Overeenstemming met toepasselijke vereisten

De overeenstemming van de onderdelen en uitrustingsstukken die worden geïnstalleerd in een product waarvoor een typecertificaat is afgegeven dient te worden aangetoond:

a) in combinatie met de typecertificeringsprocedures van subdeel B, D of E voor het product waarin ze worden geïnstalleerd, of

b) indien van toepassing, overeenkomstig de ETSO-autorisatieprocedures van subdeel O, of

c) in het geval van standaardonderdelen, in overeenstemming met officieel erkende normen.

21.A.305    Goedkeuring van onderdelen en uitrustingsstukken

In alle gevallen waarin de goedkeuring van een onderdeel of uitrustingsstuk expliciet vereist wordt door wetgeving van de Unie of maatregelen van het Agentschap, moet het onderdeel of uitrustingsstuk voldoen aan de toepasselijke ETSO-bepalingen of aan de specificaties die door het Agentschap als gelijkwaardig worden beschouwd voor het concrete geval.

21.A.307    Geschiktheid van onderdelen en uitrustingsstukken om te worden geïnstalleerd

Geen enkel onderdeel of uitrustingsstuk (met uitzondering van standaardonderdelen) wordt geschikt bevonden om te worden geïnstalleerd in een product met typecertificaat, tenzij het:

a) vergezeld gaat van een certificaat van vrijgave (EASA formulier 1), waarin wordt verklaard dat het element gefabriceerd is overeenkomstig goedgekeurde ontwerpgegevens en veilig kan worden gebruikt, en

b) gemerkt is in overeenstemming met subdeel Q.

c) in het geval van ELA1- of ELA2-luchtvaartuigen, een onderdeel of uitrustingsstuk betreft dat:

1. geen beperkte levensduur heeft en geen deel uitmaakt van de primaire structuur of van de besturingsorganen;

2. vervaardigd is in overeenstemming met het toepasselijke ontwerp;

3. gemarkeerd is overeenkomstig subdeel Q;

4. geïdentificeerd is voor installatie in het specifieke luchtvaartuig;

5. wordt geïnstalleerd in een luchtvaartuig waarvoor de eigenaar is nagegaan of het in overeenstemming is met voorwaarden 1 tot en met 4 en de verantwoordelijkheid voor deze overeenstemming heeft aanvaard.

(SUBDEEL L — NIET VAN TOEPASSING)

SUBDEEL M —   REPARATIES

21.A.431 A    Toepassingsgebied

a) In dit subdeel wordt de procedure vastgelegd voor de goedkeuring van reparatieontwerpen, en worden ook de rechten en verplichtingen vastgelegd van de aanvragers en houders van deze goedkeuringen.

b) In dit subdeel worden standaardreparaties gedefinieerd waarvoor geen goedkeuringsprocedure overeenkomstig dit subdeel hoeft plaats te vinden.

c) Een „reparatie” betekent het verwijderen van schade en/of het opnieuw in een luchtwaardige toestand brengen van een product, onderdeel of uitrustingsstuk nadat het oorspronkelijk door de fabrikant voor gebruik is vrijgegeven.

d) Als schade wordt verwijderd door onderdelen of uitrustingsstukken te vervangen zonder dat enige ontwerpactiviteit nodig is, wordt dit beschouwd als een onderhoudstaak en is hiervoor bijgevolg geen goedkeuring overeenkomstig deze bijlage vereist.

e) Een reparatie van een ander ETSO-artikel dan een hulpaggregaat moet worden goedgekeurd als een wijziging aan het ETSO-ontwerp en moet worden behandeld in overeenstemming met punt 21.A.611.

21A.431B    Standaardreparaties

a) Standaardreparaties zijn reparaties:

1) van:

i) vliegtuigen met een maximale startmassa van 5 700  kg of minder;

ii) hefschroefvliegtuigen met een maximale startmassa van 3 175  kg of minder;

iii) zweefvliegtuigen en gemotoriseerde zweefvliegtuigen, ballonnen en luchtschepen, zoals gedefinieerd in ELA1 of ELA2;

2) volgens ontwerpgegevens die in de door het Agentschap opgestelde certificeringsgegevens zijn vermeld, welke aanvaardbare methoden, technieken en praktijken voor het uitvoeren en identificeren van standaardreparaties bevatten, inclusief de bijbehorende instructies voor blijvende luchtwaardigheid, en

3) die niet in strijd zijn met de gegevens van TC-houders.

b) De punten 21A.432A tot en met 21A.451 zijn niet van toepassing op standaardreparaties.

21.A.432A    Aanvaardbaarheid

a) Elke natuurlijke of rechtspersoon die zijn bekwaamheid overeenkomstig punt 21.A.432B bewezen heeft, of aan het bewijzen is, is aanvaardbaar als aanvrager van een goedkeuring van een ontwerp voor een grotere reparatie onder de in dit subdeel beschreven voorwaarden.

b) Elke natuurlijke of rechtspersoon komt in aanmerking om een goedkeuring van een ontwerp voor een kleine reparatie aan te vragen.

21.A.432B    Bewijs van bekwaamheid

a) Een aanvrager van een goedkeuring van een ontwerp voor een ingrijpende reparatie moet zijn bekwaamheid bewijzen door houder te zijn van een door het Agentschap in overeenstemming met subdeel J afgegeven erkenning als ontwerporganisatie.

b) In afwijking van punt a) kan een aanvrager, als alternatieve procedure om zijn bekwaamheid te bewijzen, de goedkeuring van het Agentschap vragen voor het gebruik van procedures die beschrijven met welke specifieke ontwerppraktijken, -middelen en -werkzaamheden zal worden voldaan aan dit subdeel.

c) Bij wijze van afwijking van de punten a) en b) mag een aanvrager de toestemming van het Agentschap vragen voor de goedkeuring van een certificeringsprogramma waarin de specifieke ontwerppraktijken, de hulpmiddelen en de volgorde van de activiteiten die nodig zijn opdat een in punt 21A.14, onder c), gedefinieerd product aan dit deel zou voldoen, zijn vermeld.

21.A.433    Reparatieontwerp

a) De aanvrager van een goedkeuring van een reparatieontwerp moet:

1. aantonen dat hij voldoet aan de typecertificatiebasis en milieueisen waarnaar verwezen wordt in het typecertificaat, het aanvullend typecertificaat of de ETSO-autorisatie voor een hulpaggregaat, al naargelang van toepassing, of aan de eisen die van kracht zijn op de datum van de aanvraag (om goedkeuring van een reparatieontwerp), plus alle eventuele amendementen op de certificeringsspecificaties of bijzondere voorwaarden die het Agentschap nodig acht om een veiligheidsniveau vast te leggen dat gelijk is aan het veiligheidsniveau dat wordt vastgelegd door de typecertificatiebasis waarnaar verwezen wordt in het typecertificaat, het aanvullend typecertificaat of de ETSO-autorisatie voor een hulpaggregaat;

2. alle nodige bewijsvoeringsgegevens voorleggen als het Agentschap daarom verzoekt;

3. verklaren dat hij voldoet aan de certificeringsspecificaties en milieueisen van punt a), 1).

b) Als de aanvrager niet de houder is van het typecertificaat, het aanvullend typecertificaat of de ETSO-autorisatie voor een hulpaggregaat, al naargelang van toepassing, kan hij voldoen aan de eisen van punt a) door gebruik te maken van eigen bronnen of via een overeenkomst met de houder van het typecertificaat, het aanvullend typecertificaat of de ETSO-autorisatie voor een hulpaggregaat, al naargelang van toepassing.

21.A.435    Classificatie van reparaties

▼M2

a) Een reparatie kan „ingrijpend” of „gering” zijn. De indeling moet gebeuren in overeenstemming met de criteria van punt 21.A.91 voor een wijziging van het typecertificaat.

▼B

b) Een reparatie wordt overeenkomstig punt a) geclassificeerd als „groot” of „klein”:

1. door het Agentschap, of

2. door een erkende ontwerporganisatie volgens een met het Agentschap overeengekomen procedure.

21.A.437    Afgifte van een goedkeuring van een reparatieontwerp

Als is verklaard en aangetoond dat het reparatieontwerp voldoet aan de toepasselijke certificeringsspecificaties en milieueisen van punt 21.A.433, onder a), 1, zal het worden goedgekeurd:

a) door het Agentschap, of

b) door een erkende organisatie die ook de houder van het typecertificaat, het aanvullend typecertificaat of de ETSO-autorisatie voor een hulpaggregaat is, volgens een met het Agentschap overeengekomen procedure, of

c) uitsluitend voor kleine reparaties, door een erkende ontwerporganisatie, volgens een met het Agentschap overeengekomen procedure.

21.A.439    Productie van reparatieonderdelen

Voor de reparatie te gebruiken onderdelen en uitrustingsstukken moeten worden gefabriceerd in overeenstemming met productiegegevens die gebaseerd zijn op alle nodige ontwerpgegevens, verstrekt door de houder van de goedkeuring van het reparatieontwerp:

a) overeenkomstig subdeel F, of

b) door een organisatie die erkend is overeenkomstig subdeel G, of

c) door een naar behoren erkende onderhoudsorganisatie.

21.A.441    Uitvoering van een reparatie

a) De uitvoering van een reparatie moet gebeuren overeenkomstig deel M of deel 145, voor zover van toepassing, of door een productieorganisatie die is erkend in overeenstemming met subdeel G, overeenkomstig de in punt 21.A.163, onder d), bedoelde bevoegdheid.

b) De ontwerporganisatie moet de organisatie die de reparatie uitvoert alle nodige installatie-instructies bezorgen.

21.A.443    Beperkingen

Een reparatieontwerp kan worden goedgekeurd onder voorbehoud van beperkingen; in dat geval bevat de goedkeuring van het reparatieontwerp alle nodige instructies en beperkingen. Deze instructies en beperkingen moeten door de houder van de goedkeuring van het reparatieontwerp worden bezorgd aan de gebruiker volgens een met het Agentschap overeengekomen procedure.

21.A.445    Niet-gerepareerde schade

a) Als een beschadigd product, onderdeel of uitrustingsstuk niet gerepareerd wordt en niet valt onder eerder goedgekeurde gegevens, mogen de gevolgen van de schade voor de luchtwaardigheid van het product, onderdeel of uitrustingsstuk alleen worden beoordeeld;

1. door het Agentschap, of

2. door een erkende ontwerporganisatie volgens een met het Agentschap overeengekomen procedure.

Alle nodige beperkingen moeten worden verwerkt in overeenstemming met de procedures van punt 21.A.443.

b) Als de organisatie die de schade beoordeelt overeenkomstig punt a) noch het Agentschap noch de houder van het typecertificaat, het aanvullend typecertificaat of de ETSO-autorisatie voor een hulpaggregaat is, moet deze organisatie aantonen dat de informatie waarop de beoordeling is gebaseerd toereikend is, hetzij aan de hand van eigen bronnen, hetzij via een overeenkomst met de houder van het typecertificaat, het aanvullend typecertificaat of de ETSO-autorisatie voor een hulpaggregaat of de fabrikant, al naargelang van toepassing.

21.A.447    Administratie

Voor elke reparatie moeten alle relevante ontwerpinformatie, tekeningen en testrapporten, de eventueel in overeenstemming met punt 21.A.443 vastgelegde instructies en beperkingen, de classificatieverantwoording en de bewijzen van de ontwerpgoedkeuring:

a) door de houder van de goedkeuring van het reparatieontwerp ter beschikking van het Agentschap worden gehouden, en

b) door de houder van de goedkeuring van het reparatieontwerp worden bewaard zodat de nodige informatie voorhanden is om te waarborgen dat de gerepareerde producten, onderdelen en uitrustingsstukken blijvend luchtwaardig zijn.

21.A.449    Instructies voor blijvende luchtwaardigheid

a) De houder van de goedkeuring van het reparatieontwerp moet ten minste één volledige kopie van de wijzigingen aan de instructies voor blijvende luchtwaardigheid die voortvloeien uit het ontwerp van de reparatie, met o.a. beschrijvende gegevens en uitvoeringsinstructies opgesteld in overeenstemming met de toepasselijke eisen, bezorgen aan elke gebruiker van luchtvaartuigen waarop de reparatie is uitgevoerd. Het gerepareerde product, onderdeel of uitrustingsstuk mag voor gebruik worden vrijgegeven voordat de wijzigingen aan deze instructies zijn voltooid, maar dit slechts voor een beperkte gebruiksperiode en na akkoord van het Agentschap. Deze wijzigingen aan de instructies moeten op verzoek beschikbaar worden gesteld voor eenieder die moet voldoen aan een of meer bepalingen van deze wijzigingen aan de instructies. Het ter beschikking stellen van een handboek of een deel van de instructies voor blijvende luchtwaardigheid dat betrekking heeft op revisie of andere vormen van groot onderhoud, mag worden uitgesteld tot na de ingebruikneming van het product, maar moet gebeuren voordat een van de producten de desbetreffende leeftijd of het desbetreffende aantal vlieguren/cycli bereikt.

b) Als de houder van de goedkeuring van het reparatieontwerp de wijzigingen aan de instructies voor blijvende luchtwaardigheid aanpast nadat de reparatie is goedgekeurd, moeten deze aanpassingen worden bezorgd aan elke gebruiker en op verzoek beschikbaar worden gesteld voor eenieder die moet voldoen aan alle bepalingen van deze wijzigingen aan de instructies. Een programma dat toont hoe wijzigingen aan de instructies voor blijvende luchtwaardigheid zullen worden verspreid, moet aan het Agentschap worden voorgelegd.

21.A.451    Verplichtingen en EPA-identificatiekenmerk

a) Elke houder van een goedkeuring van een ontwerp voor een ingrijpende reparatie moet:

1. de verplichtingen nakomen:

i) die worden beschreven in de punten 21.A.3, 21.A.3B, 21.A.4, 21.A.439, 21.A.441, 21.A.443, 21.A.447 en 21.A.449;

ii) die inherent zijn aan de samenwerking van de houder van het typecertificaat, het aanvullend typecertificaat of de ETSO-autorisatie voor een hulpaggregaat overeenkomstig punt 21.A.433, onder b), al naargelang van toepassing;

2. de identificatiekenmerken specificeren, met inbegrip van de EPA-letters, in overeenstemming met punt 21.A.804, onder a).

b) Behalve houders van een typecertificaat of een ETSO-autorisatie voor een hulpaggregaat waarvoor punt 21.A.44 geldt, moet de houder van een goedkeuring van een ontwerp voor een kleine reparatie:

1. de in de punten 21.A.4, 21.A.447 en 21.A.449 beschreven verplichtingen nakomen, en

2. de identificatiekenmerken specificeren, met inbegrip van de EPA-letters, in overeenstemming met punt 21.A.804, onder a).

(SUBDEEL N — NIET VAN TOEPASSING)

SUBDEEL O —   ETSO-AUTORISATIES

21.A.601    Toepassingsgebied

In dit subdeel wordt de procedure vastgelegd voor de afgifte van ETSO-autorisaties, en worden ook de regels betreffende de rechten en verplichtingen van de aanvragers of houders van dergelijke autorisaties vastgelegd.

21.A.602A    Aanvaardbaarheid

Elke natuurlijke of rechtspersoon die een ETSO-artikel produceert of de productie ervan voorbereidt en zijn bekwaamheid overeenkomstig punt 21.A.602B bewezen heeft, of aan het bewijzen is, komt in aanmerking als aanvrager van een ETSO-autorisatie.

21.A.602B    Bewijs van bekwaamheid

Elke aanvrager van een ETSO-autorisatie moet zijn bekwaamheid als volgt bewijzen:

a) in het geval van productie, door houder te zijn van een in overeenstemming met subdeel G afgegeven erkenning als productieorganisatie, of door te voldoen aan de procedures van subdeel F, en

b) in het geval van ontwerp:

1. voor een hulpaggregaat: door houder te zijn van een door het Agentschap in overeenstemming met subdeel J afgegeven erkenning als ontwerporganisatie;

2. voor alle andere artikelen: door procedures te gebruiken die beschrijven met welke specifieke ontwerppraktijken, -methoden en -werkzaamheden zal worden voldaan aan de bepalingen van deze bijlage.

21.A.603    Aanvraag

a) Een aanvraag om een ETSO-autorisatie moet worden ingediend in de vorm en op de wijze zoals vastgelegd door het Agentschap en moet een overzicht van de in punt 21.A.605 voorgeschreven informatie bevatten.

b) Als een reeks geringe wijzigingen in overeenstemming met punt 21.A.611 wordt voorzien, moet de aanvrager in zijn aanvraag het nummer van het basismodel van het artikel en de bijbehorende stuknummers laten volgen door open haakjes, om aan te geven dat wijzigingsnummers of -letters (of combinaties van beide) van tijd tot tijd als achtervoegsel zullen worden toegevoegd.

21.A.604    ETSO-autorisatie voor een hulpaggregaat (APU)

Met betrekking tot ETSO-autorisaties voor een hulpaggregaat:

▼M2

a) zijn de punten 21.A.15, 21.A.16B, 21.A.17A, 21.A.17B, 21.A.20, 21.A.21, 21.A.31, 21.A.33, 21.A.44 van toepassing in afwijking van de punten 21.A.603, 21.A.606, onder c), 21.A.610 en 21.A.615, met dien verstande dat een ETSO-autorisatie wordt afgegeven in plaats van een typecertificaat in overeenstemming met 21.A.606.

▼B

b) is subdeel D of subdeel E van deze Sectie, in afwijking van punt 21.A.611, van toepassing voor de goedkeuring van ontwerpwijzigingen. Als subdeel E wordt gebruikt, wordt een afzonderlijke ETSO-autorisatie afgegeven in plaats van een aanvullend typecertificaat.

c) Subdeel M is van toepassing op de goedkeuring van reparatieontwerpen.

21.A.605    Vereisten inzake gegevens

De aanvrager moet de volgende documenten voorleggen aan het Agentschap:

a) een conformiteitsverklaring waarin gecertificeerd wordt dat de aanvrager heeft voldaan aan de vereisten van dit subdeel;

b) een ontwerp- en prestatieverklaring (DDP);

c) één kopie van de technische gegevens die vereist worden door de toepasselijke ETSO;

d) het handboek (of een verwijzing naar het handboek) zoals vermeld in 21.A.143 met het oog op het verkrijgen van een erkenning als productieorganisatie overeenkomstig subdeel G of het handboek(of een verwijzing naar het handboek) zoals vermeld in punt 21.A.125A, onder b), met het oog op fabricage overeenkomstig subdeel F zonder erkenning als productieorganisatie;

e) voor een hulpaggregaat het handboek (of een verwijzing naar het handboek) dat vermeld wordt in punt 21.A.243 met het oog op het verkrijgen van een erkenning als ontwerporganisatie overeenkomstig subdeel J;

f) voor alle andere artikelen, de in punt 21.A.602B, onder b), 2, vermelde procedures.

21.A.606    Afgifte van een ETSO-autorisatie

De aanvrager heeft recht op een door het Agentschap afgegeven ETSO-autorisatie, nadat:

a) hij zijn bekwaamheid heeft bewezen in overeenstemming met punt 21.A.602B, en

b) hij heeft aangetoond dat het artikel voldoet aan de technische voorwaarden van de toepasselijke ETSO, en de overeenkomstige conformiteitsverklaring heeft voorgelegd;

c) hij expliciet verklaard heeft bereid te zijn punt 21.A.609 na te leven.

21.A.607    Bevoegdheden verbonden aan een ETSO-autorisatie

De houder van een ETSO-autorisatie heeft het recht om het artikel te produceren en te voorzien van de passende ETSO-identificatiekenmerk.

21.A.608    Ontwerp- en prestatieverklaring (DDP)

a) De ontwerp- en prestatieverklaring moet ten minste de volgende informatie bevatten:

1. informatie overeenkomstig punt 21.A.31, onder a) en b), waarin het artikel en zijn ontwerp- en testnorm worden gepreciseerd;

2. de verwachte prestaties van het artikel, indien van toepassing, hetzij direct hetzij door te verwijzen naar andere aanvullende documenten;

3. een conformiteitsverklaring waarin bevestigd wordt dat het artikel voldoet aan de betreffende ETSO;

4. een verwijzing naar relevante testrapporten;

5. een verwijzing naar de betreffende onderhouds-, revisie- en reparatiehandboeken;

6. de mate waarin wordt voldaan aan de desbetreffende eisen, indien verschillende niveaus worden toegestaan door de ETSO;

7. een lijst van in overeenstemming met punt 21.A.610 aanvaarde afwijkingen.

b) De ontwerp- en prestatieverklaring moet met datum en handtekening worden bekrachtigd door de houder van de ETSO-autorisatie, of door zijn erkende vertegenwoordiger.

21.A.609    Verplichtingen van de houders van ETSO-autorisaties

De houder van een ETSO-autorisatie overeenkomstig dit subdeel moet:

a) elk artikel vervaardigen in overeenstemming met subdeel G of subdeel F, dat waarborgt dat elk afgewerkt artikel voldoet aan zijn ontwerpgegevens en veilig geïnstalleerd kan worden;

b) voor elke model van elk artikel waarvoor een ETSO-autorisatie is afgegeven, een recent bestand van complete technische gegevens en verslagen opstellen en bijhouden in overeenstemming met punt 21.A.613;

c) originele exemplaren opstellen, bijhouden en bijwerken van alle handboeken die voor het artikel vereist worden door de toepasselijke certificeringsspecificaties;

d) de onderhouds-, revisie- en reparatiehandboeken die nodig zijn om het artikel te gebruiken en te onderhouden, evenals wijzigingen aan deze handboeken, op verzoek ter beschikking stellen van de gebruikers van het artikel en van het Agentschap;

e) elk artikel identificeren in overeenstemming met punt 21.A.807;

f) voldoen aan de punten 21.A.3, 21.A.3B en 21.A.4;

g) blijven voldoen aan de kwalificatie-eisen van punt 21.A.602B.

21.A.610    Goedkeuring voor een afwijking

a) Elke fabrikant die een goedkeuring vraagt om te mogen afwijken van een ETSO-prestatienorm moet aantonen dat de normen waarvan een afwijking wordt gevraagd worden gecompenseerd door factoren of ontwerpkenmerken die een gelijkwaardig veiligheidsniveau waarborgen.

b) Het verzoek om een goedkeuring voor een afwijking moet, samen met alle relevante gegevens, worden ingediend bij het Agentschap.

21.A.611    Ontwerpwijzigingen

a) De houder van de ETSO-autorisatie mag geringe wijzigingen (alle wijzigingen die geen ingrijpende wijziging zijn) aan het ontwerp aanbrengen zonder toestemming van het Agentschap. In dat geval behoudt het gewijzigde artikel het nummer van het originele model (geringe wijzigingen worden aangeduid door gewijzigde stuknummers of door amendementen) en moet de houder aan het Agentschap alle herziene gegevens bezorgen die nodig zijn om te voldoen aan punt 21.A.603, onder b).

b) Als de houder van de ETSO-autorisatie een wijziging aan een ontwerp aanbrengt die dermate significant is dat een nagenoeg compleet onderzoek vereist is om vast te stellen of nog voldaan wordt aan een ETSO, gaat het om een ingrijpende wijziging. Voordat hij zulke wijziging aanbrengt, moet de houder een nieuwe type- of modelnaam aan het artikel toekennen en een nieuwe autorisatie overeenkomstig punt 21.A.603 aanvragen.

c) Geen enkele wijziging die aan een ontwerp wordt aangebracht door een natuurlijke of rechtspersoon die niet de houder van de ETSO-autorisatie is, en die de conformiteitsverklaring voor het artikel heeft ingediend, komt in aanmerking voor een goedkeuring overeenkomstig dit subdeel O, tenzij de persoon die de goedkeuring wenst, een aanvraag om een afzonderlijke ETSO-autorisatie indient overeenkomstig punt 21.A.603.

21.A.613    Administratie

Naast de administratievereisten die eigen zijn aan of verband houden met het kwaliteitssysteem, moeten alle relevante ontwerpinformatie, tekeningen en testrapporten, met inbegrip van inspectieverslagen voor het geteste artikel, ter beschikking van het Agentschap worden gehouden en worden bewaard, zodat de nodige informatie voorhanden is om te waarborgen dat zowel het artikel als het product met typecertificaat waarin het wordt geïnstalleerd blijvend luchtwaardig zijn.

21.A.615    Inspectie door het Agentschap

Op verzoek van het Agentschap moet elke aanvrager of houder van een ETSO-autorisatie voor een artikel het Agentschap toelaten om:

a) proeven bij te wonen;

b) de technische gegevensbestanden betreffende dat artikel te controleren.

21.A.619    Duur en blijvende geldigheid

a) Een ETSO-autorisatie wordt afgegeven voor een onbeperkte duur. Ze blijft geldig, tenzij:

1. de voorwaarden die vereist waren toen de ETSO-autorisatie werd verleend, niet langer worden nageleefd, of

2. de in punt 21.A.609 gespecificeerde verplichtingen van de houder niet langer worden vervuld, of

3. het artikel tijdens het gebruik onaanvaardbare gevaren heeft veroorzaakt, of

4. afstand is gedaan van de autorisatie of de autorisatie is ingetrokken volgens de door het Agentschap vastgestelde administratieve procedures.

b) In geval van afstand of intrekking moet de autorisatie worden ingeleverd bij het Agentschap.

21.A.621    Overdraagbaarheid

Behalve in het geval van een verandering van eigendom, die dient te worden beschouwd als een ingrijpende wijziging en dus moet voldoen aan de punten 21.A.147 en 21.A.247, al naargelang van toepassing, kan een overeenkomstig deze bijlage afgegeven ETSO-autorisatie niet worden overgedragen.

SUBDEEL P —   VLIEGVERGUNNING

21.A.701    Toepassingsgebied

a) Vliegvergunningen worden overeenkomstig dit subdeel afgegeven voor luchtvaartuigen die niet voldoen aan of waarvan niet is aangetoond dat zij voldoen aan de geldende luchtwaardigheidsvereisten, doch welke op veilige wijze kunnen vliegen onder nader omschreven voorwaarden en voor de volgende doeleinden:

1. ontwikkeling;

2. aantonen van de naleving van regelgeving of certificeringsspecificaties;

3. scholing van personeel van ontwerp- of productieorganisaties;

4. productiegerelateerde testvluchten van nieuw geproduceerde luchtvaartuigen;

5. het vliegen met in productie zijnde luchtvaartuigen tussen productiefaciliteiten;

6. het vliegen met het luchtvaartuig voor aanvaarding door de klant;

7. levering of export van het luchtvaartuig;

8. het vliegen met het luchtvaartuig voor aanvaarding door de bevoegde autoriteit;

9. marktonderzoek, in combinatie met de scholing van het personeel van de klant;

10. beurzen en luchtshows;

11. het vliegen met het luchtvaartuig naar een locatie waar onderhoud of controle op de luchtwaardigheid plaatsvindt, of naar een stallingslocatie;

12. het vliegen met een luchtvaartuig met een hoger gewicht dan het maximaal gecertificeerde startgewicht voor langere vluchten dan de normale afstand over water, of over grondgebieden waar geen adequate landingsfaciliteiten zijn of geen geschikte brandstof aanwezig is;

13. pogingen tot vestiging van nieuwe records, luchtsnelheidswedstrijden of soortgelijke wedijver;

14. het vliegen met luchtvaartuigen die voldoen aan de toepasselijke luchtwaardigheidsvereisten voordat sprake is van conformiteit met de milieuvereisten;

15. voor niet-commerciële vliegactiviteiten met individuele, niet-complexe luchtvaartuigen of types waarvoor een bewijs van luchtwaardigheid of beperkt bewijs van luchtwaardigheid niet van toepassing is.

b) In dit subdeel wordt de procedure vastgelegd voor de afgifte van vliegvergunningen en de goedkeuring van daaraan gekoppelde vluchtvoorwaarden, en worden de rechten en verplichtingen vastgelegd van de aanvragers en houders van deze vergunningen en goedkeuringen van vluchtvoorwaarden.

21.A.703    Aanvaardbaarheid

a) Iedere natuurlijke of rechtspersoon heeft het recht een vliegvergunning aan te vragen, behalve indien het een vliegvergunning betreft die wordt aangevraagd voor doeleinden als omschreven in punt 21.A.701, onder a), 15, waarbij de aanvrager tevens de eigenaar is.

b) Iedere natuurlijke of rechtspersoon heeft het recht om de goedkeuring van de vluchtvoorwaarden te vragen.

21.A.705    Bevoegde autoriteit

Onverminderd het bepaalde in punt 21.1 van deze bijlage, wordt voor de toepassing van het onderhavige subdeel onder „bevoegde autoriteit” verstaan:

a) de door de lidstaat van registratie aangewezen instantie, of

b) in het geval van niet-geregistreerde luchtvaartuigen, de instantie die is aangewezen door de lidstaat die voorschriften uitvaardigde voor identificatieaanduidingen.

21.A.707    Aanvraag van een vliegvergunning

a) Ingevolge punt 21.A.703, en indien de aanvrager niet over de bevoegdheid beschikt om een vliegvergunning af te geven, dient een vliegvergunning bij de bevoegde autoriteit te worden aangevraagd in de vorm en op de wijze als vastgesteld door deze instantie.

b) Elke aanvraag van een vliegvergunning moet het volgende bevatten:

1. het doel van de vlucht(en), overeenkomstig punt 21.A.701;

2. in hoeverre het luchtvaartuig niet voldoet aan de geldende luchtwaardigheidsvereisten;

3. de overeenkomstig punt 21.A.710 goedgekeurde vluchtvoorwaarden.

c) Indien de vluchtvoorwaarden niet zijn goedgekeurd op het moment waarop de vliegvergunning wordt aangevraagd, dient een goedkeuring van de vluchtvoorwaarden te worden aangevraagd overeenkomstig punt 21.A.709.

21.A.708    Vluchtvoorwaarden

De vluchtvoorwaarden hebben betrekking op:

a) de configuratie(s) waarvoor de vliegvergunning wordt aangevraagd;

b) alle voorwaarden of beperkingen die noodzakelijk zijn voor het veilige gebruik van het luchtvaartuig, zoals:

1. de voor de vlucht(en) noodzakelijke voorwaarden of beperkingen met betrekking tot de vliegroutes en/of het luchtruim;

▼M3

2. de voorwaarden en beperkingen met betrekking tot de cockpitbemanning van het luchtvaartuig, in aanvulling op die welke zijn vastgesteld in aanhangsel XII van deze bijlage I (deel 21);

▼B

3. de beperkingen met betrekking tot het vervoer van personen de niet tot het vliegend personeel behoren;

4. de exploitatiebeperkingen, specifieke procedures of technische voorwaarden welke dienen te worden nageleefd;

5. het specifieke vluchttestprogramma (voor zover van toepassing);

6. de specifieke regels ter waarborging van de blijvende luchtwaardigheid, waaronder onderhoudsinstructies en de regels volgens welke deze dienen te worden uitgevoerd;

c) de staving dat het luchtvaartuig veilig kan vliegen onder de in punt b) genoemde voorwaarden of beperkingen;

d) de methode die wordt gebruikt voor controle op de configuratie van het luchtvaartuig om te kunnen blijven voldoen aan de vastgestelde voorwaarden.

21.A.709    Aanvraag tot goedkeuring van vluchtvoorwaarden

a) Ingevolge punt 21.A.707, onder c), en indien de aanvrager niet bevoegd is voor de goedkeuring van de vluchtvoorwaarden, dient een goedkeuring van de vluchtvoorwaarden te worden aangevraagd:

1. indien de goedkeuring van de vluchtvoorwaarden verband houdt met de veiligheid van het ontwerp, bij het Agentschap in de vorm en op de wijze zoals vastgesteld door het Agentschap, of

2. indien de goedkeuring van de vluchtvoorwaarden geen verband houdt met de veiligheid van het ontwerp, bij de bevoegde autoriteit in de vorm en op de wijze zoals vastgesteld door deze instantie.

b) Bij iedere aanvraag tot goedkeuring van de vluchtvoorwaarden dient het volgende te worden vermeld:

1. de voorgestelde vluchtvoorwaarden;

2. de documenten ter onderbouwing van deze voorwaarden, en

3. de verzekering dat het luchtvaartuig veilig kan vliegen onder de voorwaarden of beperkingen van punt 21.A.708, onder b).

21.A.710    Goedkeuring van vluchtvoorwaarden

a) Wanneer de goedkeuring van de vluchtvoorwaarden verband houdt met de veiligheid van het ontwerp, worden de voorwaarden goedgekeurd door:

1. het Agentschap, of

2. een naar behoren erkende ontwerporganisatie; krachtens de in punt 21.A.263, onder c), 6, bedoelde bevoegdheid.

b) Indien goedkeuring van de vluchtvoorwaarden geen verband houdt met de veiligheid van het ontwerp, worden deze goedgekeurd door de bevoegde autoriteit of de daartoe erkende organisatie die ook de vliegvergunning afgeeft.

c) Voordat de vluchtvoorwaarden worden goedgekeurd, dient het Agentschap of de bevoegde autoriteit of de erkende organisatie overtuigd te zijn dat het luchtvaartuig veilig kan vliegen onder de gespecificeerde voorwaarden en beperkingen. Het Agentschap of de bevoegde autoriteit kan de aanvrager ertoe verplichten de daarvoor noodzakelijke inspecties of proefnemingen uit te voeren.

21.A.711    Afgifte van een vliegvergunning

a) Een vliegvergunning (EASA-formulier 20a, zie aanhangsel III) mag worden afgegeven door de bevoegde autoriteit onder de voorwaarden gespecificeerd in punt 21.B.525.

b) Een ter zake erkende ontwerporganisatie kan een vliegvergunning afgeven (EASA-formulier 20b, zie aanhangsel IV) op grond van de bevoegdheid verleend krachtens punt 21.A.263, onder c), 7, indien de vluchtvoorwaarden zoals vermeld in punt 21.A.708 zijn goedgekeurd overeenkomstig punt 21.A.710.

c) Een ter zake erkende productieorganisatie mag een vliegvergunning afgeven (EASA-formulier 20b, zie aanhangsel IV) op grond van de bevoegdheid verleend krachtens punt 21.A.263, onder e), indien de vluchtvoorwaarden zoals vermeld in punt 21.A.708 zijn goedgekeurd overeenkomstig punt 21.A.710.

d) Een ter zake erkende organisatie die de blijvende luchtwaardigheid beheert, kan een vliegvergunning afgeven (EASA-formulier 20b, zie aanhangsel IV) op grond van de bevoegdheid verleend krachtens punt M.A.711 van bijlage I (deel M) van Verordening (EG) nr. 2042/2003 van de Commissie ( 4 ), indien de vluchtvoorwaarden zoals vermeld in punt 21.A.708 zijn goedgekeurd overeenkomstig punt 21.A.710.

e) De vliegvergunning moet de doelen, voorwaarden en beperkingen vermelden die zijn goedgekeurd in overeenstemming met punt 21.A.710.

f) Voor vergunningen afgegeven onder de punten b), c) of d) dient een kopie van de vliegvergunning en bijbehorende vluchtvoorwaarden te worden ingediend bij de bevoegde autoriteit bij de eerste gelegenheid maar niet later dan 3 dagen.

g) Als er aanwijzingen zijn dat de in punt 21.A.723, onder a), gespecificeerde voorwaarden niet worden vervuld voor een vliegvergunning die door een organisatie werd afgegeven overeenkomstig de punten b), c) of d), zal de organisatie deze vliegvergunning onmiddellijk intrekken en de bevoegde autoriteit onverwijld op de hoogte brengen.

21.A.713    Wijzigingen

a) Iedere wijziging als gevolg waarvan de vluchtvoorwaarden of de daarmee verband houdende gronden voor afgifte van de vliegvergunning teniet worden gedaan, dient te worden goedgekeurd overeenkomstig punt 21.A.710. Voor zover relevant, dient een aanvraag te worden gedaan overeenkomstig punt 21.A.709.

b) Wanneer een wijziging gevolgen heeft voor de inhoud van de vliegvergunning, dient een nieuwe vliegvergunning te worden afgegeven overeenkomstig punt 21.A.711.

21.A.715    Taal

De handboeken, (plak)biljetten, lijsten en overzichten, instrumentaanduidingen en andere noodzakelijke informatie zoals vereist ingevolge de geldende certificeringsspecificaties zijn gesteld in een of meer, voor de bevoegde autoriteit aanvaardbare talen van de Unie.

21.A.719    Overdraagbaarheid

a) Een vliegvergunning is niet overdraagbaar.

b) Onverminderd het bepaalde onder punt a) geldt voor een vliegvergunning welke is afgegeven krachtens punt 21.A.701, onder a), 15, wanneer een luchtvaartuig van eigenaar is veranderd, dat deze vliegvergunning tezamen met het luchtvaartuig wordt overgedragen, met dien verstande dat het luchtvaartuig in hetzelfde register blijft ingeschreven, of dat de vliegvergunning alleen wordt afgegeven met instemming van de bevoegde autoriteit van de lidstaat van registratie waaraan overdracht plaatsvindt.

21.A.721    Inspecties

De houder of aanvrager van een vliegvergunning dient op verzoek van de bevoegde autoriteit toegang te verlenen tot het betrokken luchtvaartuig.

21.A.723    Duur en blijvende geldigheid

a) Een vliegvergunning wordt afgegeven voor een periode van maximaal 12 maanden en blijft geldig op voorwaarde dat:

1. wordt voldaan aan de voorwaarden en beperkingen in punt 21.A.711, onder e), met betrekking tot de vliegvergunning;

2. geen afstand wordt gedaan van de vliegvergunning of deze niet wordt ingetrokken;

3. het luchtvaartuig in hetzelfde register blijft ingeschreven.

b) Onverminderd het bepaalde onder a), kan een vliegvergunning welke is afgegeven krachtens punt 21.A.701, onder a), 15, worden afgegeven voor onbeperkte duur.

c) In het geval van afstand of intrekking dient de vliegvergunning terug te worden gegeven aan de bevoegde autoriteit.

21.A.725    Verlenging van de vliegvergunning

Een verlenging van de vliegvergunning wordt beschouwd als een wijziging overeenkomstig punt 21.A.713.

21.A.727    Verplichtingen van de houder van een vliegvergunning

De houder van een vliegvergunning dient erop toe te zien dat alle aan de vliegvergunning verbonden voorwaarden en beperkingen worden nageleefd.

21.A.729    Administratie

a) Alle documenten ter vaststelling en waarborging van de vluchtvoorwaarden zullen door de houder van de goedkeuring van de vluchtvoorwaarden ter beschikking van het Agentschap en de bevoegde autoriteit worden gehouden, en zullen worden bewaard teneinde de noodzakelijke informatie te kunnen verstrekken ter waarborging van de blijvende luchtwaardigheid van het luchtvaartuig.

b) Alle documenten verband houdend met de afgifte van vliegvergunningen krachtens de bevoegdheid van erkende organisaties, waaronder inspectierapporten, documenten die de goedkeuring van de vluchtvoorwaarden ondersteunen en de vliegvergunning zelf, zullen door de desbetreffende erkende organisatie ter beschikking van het Agentschap of de bevoegde autoriteit worden gehouden, en worden bewaard teneinde de noodzakelijke informatie te kunnen verstrekken ter waarborging van de blijvende luchtwaardigheid van het luchtvaartuig.

SUBDEEL Q —   IDENTIFICATIE VAN PRODUCTEN, ONDERDELEN EN UITRUSTINGSSTUKKEN

21.A.801    Identificatie van producten

a) De identificatie van producten moet de volgende informatie bevatten:

1. naam van de fabrikant;

2. benaming van het product;

3. serienummer van de fabrikant;

4. elke andere informatie die het Agentschap nodig acht.

b) Elke natuurlijke of rechtspersoon die een luchtvaartuig of een motor vervaardigt overeenkomstig subdeel G of subdeel F, moet dat luchtvaartuig of die motor identificeren door middel van een vuurvaste plaat waarop de in punt a) vermelde informatie is geëtst, geperst, gegraveerd of aangebracht volgens een andere goedgekeurde methode van vuurvaste merking. De identificatieplaat moet dusdanig zijn aangebracht, dat deze toegankelijk en leesbaar is en de kans klein is dat deze tijdens normaal gebruik wordt beschadigd of verwijderd, of tijdens een ongeluk verloren raakt of wordt vernietigd.

c) Elke natuurlijke of rechtspersoon die een propeller, een propellerblad of een propellernaaf vervaardigt overeenkomstig subdeel G of subdeel F moet zijn product identificeren door middel van een plaat, of door een vuurvaste identificatie te persen, te graveren, te etsen of volgens een andere goedgekeurde methode aan te brengen op een niet-kritiek oppervlak; deze identificatie moet de in punt a) vermelde informatie bevatten en dusdanig zijn aangebracht dat de kans klein is dat deze tijdens normaal gebruik wordt beschadigd of verwijderd, of tijdens een ongeluk verloren raakt of wordt vernietigd.

d) Voor bemande ballonnen moet de in punt b) voorgeschreven identificatieplaat worden bevestigd aan het ballonomhulsel en, indien mogelijk, zodanig worden geplaatst dat de gebruiker ze kan lezen wanneer de ballon is opgeblazen. Verder moeten op de mand, het laadgedeelte en de brander permanent en leesbaar aangebracht zijn: de naam van de fabrikant, het stuknummer, of gelijkwaardig, en het serienummer, of gelijkwaardig.

21.A.803    Behandeling van de identificatiegegevens

a) Niemand mag identificatie-informatie zoals bedoeld in punt 21.A.801, onder a), voor luchtvaartuigen, motoren, propellers, propellerbladen of propellernaven, of zoals bedoeld in punt 21.A.807, onder a), voor hulpaggregaten, verwijderen, wijzigen of plaatsen zonder goedkeuring van het Agentschap.

b) Niemand mag een identificatieplaat zoals bedoeld in punt 21.A.801, of in punt 21.A.807 voor hulpaggregaten, verwijderen of aanbrengen zonder goedkeuring van het Agentschap.

c) In afwijking van de punten a) en b) mogen natuurlijke en rechtspersonen die onderhoudswerkzaamheden uitvoeren overeenkomstig de van toepassing zijnde aanverwante uitvoeringsvoorschriften, in overeenstemming met de door het Agentschap vastgelegde methoden, technieken en praktijken:

1. identificatie-informatie zoals bedoeld in punt 21.A.801, onder a), voor luchtvaartuigen, motoren, propellers, propellerbladen of propellernaven, of zoals bedoeld in punt 21.A.807, onder a), voor hulpaggregaten, verwijderen, wijzigen of plaatsen, of

2. een identificatieplaat zoals bedoeld in punt 21.A.801, of 21.A.807 voor hulpaggregaten, indien nodig verwijderen tijdens de onderhoudswerkzaamheden.

d) Niemand mag een in overeenstemming met punt c), 2) verwijderde identificatieplaat aanbrengen op een ander luchtvaartuig of een andere motor, propeller, propellerblad of propellernaaf dan waarvan deze verwijderd is.

21.A.804    Identificatie van onderdelen en uitrustingsstukken

a) Op elk onderdeel of uitrustingsstuk moet permanent en leesbaar zijn aangebracht:

1. de naam, het handelsmerk of het logo van de fabrikant op een manier zoals gedefinieerd in de toepasselijke ontwerpgegevens, en

2. het stuknummer, zoals gedefinieerd in de toepasselijke ontwerpgegevens, en

3. de EPA-letters voor onderdelen of uitrustingsstukken die geproduceerd zijn in overeenstemming met goedgekeurde ontwerpgegevens die niet behoren tot de houder van het typecertificaat voor het betreffende product, behalve voor ETSO-artikelen.

b) In afwijking van punt a), als het Agentschap ermee akkoord gaat dat het onderdeel of uitrustingsstuk te klein is of dat het niet praktisch zou zijn om het onderdeel of uitrustingsstuk te voorzien van de in punt a) voorgeschreven informatie, mag op het certificaat van vrijgave dat bij het onderdeel of het uitrustingsstuk of zijn verpakking is gevoegd, de informatie worden vermeld die niet kon worden aangebracht op het onderdeel of uitrustingsstuk.

21.A.805    Identificatie van kritieke onderdelen

Naast de vereisten van punt 21.A.804, moet elke fabrikant van een in een product met typecertificaat te installeren onderdeel dat is geïdentificeerd als een kritiek onderdeel, permanent en leesbaar een stuknummer en een serienummer aanbrengen op dat onderdeel.

21.A.807    Identificatie van ETSO-artikelen

a) Elke houder van een ETSO-autorisatie overeenkomstig subdeel O moet elk artikel permanent en leesbaar voorzien van de volgende informatie:

1. de naam en het adres van de fabrikant;

2. de naam, het type, het stuknummer of de modelnaam van het artikel;

3. het serienummer en/of de fabricagedatum van het artikel, en

4. het toepasselijke ETSO-nummer.

b) In afwijking van punt a), als het Agentschap ermee akkoord gaat dat het onderdeel of uitrustingsstuk te klein is of dat het niet praktisch zou zijn om het onderdeel of uitrustingsstuk te voorzien van de in punt a) voorgeschreven informatie, moet op het certificaat van vrijgave dat bij het onderdeel of het uitrustingsstuk of zijn verpakking is gevoegd, de informatie worden vermeld die niet kon worden aangebracht op het onderdeel of uitrustingsstuk.

c) Eenieder die een hulpaggregaat overeenkomstig subdeel G of subdeel F vervaardigt, moet dat hulpaggregaat identificeren door middel van een vuurvaste plaat waarop de in punt a) gespecificeerde informatie is geëtst, geperst, gegraveerd of aangebracht volgens een andere goedgekeurde methode van vuurvaste merking. De identificatieplaat moet zo worden bevestigd, dat de kans klein is dat ze tijdens normaal gebruik wordt beschadigd of verwijderd, of tijdens een ongeluk verloren raakt of wordt vernietigd.

SECTIE B

PROCEDURES VOOR BEVOEGDE AUTORITEITEN

SUBDEEL A —   ALGEMENE VOORZIENINGEN

21.B.5    Toepassingsgebied

a) In deze sectie wordt vastgelegd welke procedure de bevoegde autoriteit van de lidstaat moet volgen bij het uitoefenen van haar taken en verantwoordelijkheden met betrekking tot het afgeven, behouden, wijzigen, opschorten en intrekken van de in deze bijlage behandelde certificaten, goedkeuringen en autorisaties.

b) Het Agentschap ontwikkelt in overeenstemming met artikel 19 van Verordening (EG) nr. 216/2008 certificeringsspecificaties en richtsnoeren om de lidstaten bij te staan bij de tenuitvoerlegging van deze sectie.

21.B.20    Verplichtingen van de bevoegde autoriteit

Elke bevoegde autoriteit van de lidstaat is verantwoordelijk voor de tenuitvoerlegging van sectie A, subdelen F, G, H, I en P, voor zover het aanvragers of houders betreft die gevestigd zijn op haar grondgebied.

21.B.25    Vereisten voor de organisatie van de bevoegde autoriteit

a) Algemeen:

De lidstaat stelt een bevoegde autoriteit aan die verantwoordelijkheden toegewezen krijgt voor de tenuitvoerlegging van sectie A, subdelen F, G, H, I en P met gedocumenteerde procedures, organisatiestructuur en personeel.

b) Personeel:

1. het aantal personeelsleden moet voldoende groot zijn om de toegewezen taken te kunnen uitvoeren;

2. de bevoegde autoriteit van de lidstaat moet een manager, of managers, benoemen die verantwoordelijk zijn voor de uitvoering van de betreffende taak of taken binnen de autoriteit, met inbegrip van de communicatie met het Agentschap en de andere nationale autoriteiten, indien van toepassing.

c) Kwalificatie en opleiding:

Alle personeelsleden moeten de juiste kwalificatie hebben en over voldoende kennis, ervaring en opleiding beschikken om de hun toegewezen taken uit te voeren.

21.B.30    Gedocumenteerde procedures

a) De bevoegde autoriteit van de lidstaat moet gedocumenteerde procedures vastleggen om te beschrijven met welke organisatie, middelen en methoden zij de vereisten van deze bijlage zal naleven. De procedures moeten geregeld worden bijgewerkt en binnen de autoriteit als basiswerkdocumenten voor alle verbandhoudende werkzaamheden dienen.

b) Een kopie van de procedures en hun amendementen moet aan het Agentschap ter beschikking worden gesteld.

21.B.35    Wijzigingen in organisatie en procedures

a) De bevoegde autoriteit van de lidstaat moet alle ingrijpende wijzigingen in de organisatie en gedocumenteerde procedures melden aan het Agentschap.

b) De bevoegde autoriteit van de lidstaat moet zijn gedocumenteerde procedures binnen een redelijke termijn aanpassen aan elke wijziging van de voorschriften, teneinde een effectieve tenuitvoerlegging te waarborgen.

21.B.40    Oplossing van geschillen

a) De bevoegde autoriteit van de lidstaat moet een procedé vastleggen voor de oplossing van geschillen binnen haar organisatie.

b) Als er een onoplosbaar geschil bestaat tussen de bevoegde autoriteiten van de lidstaten, moeten de in punt 21.B.25, onder b), 2), bedoelde managers de kwestie bespreken met het Agentschap en de bemiddeling ervan inroepen.

21.B.45    Rapportage/coördinatie

a) De bevoegde autoriteit van de lidstaat moet zorgen voor de coördinatie, al naargelang van toepassing, met andere betreffende certificerings-, onderzoeks- of erkenningsteams van die autoriteit, met andere lidstaten en met het Agentschap, om een efficiënte uitwisseling te waarborgen van informatie die relevant is voor de veiligheid van de producten, onderdelen en uitrustingsstukken.

b) De bevoegde autoriteit van de lidstaat moet elke moeilijkheid bij de tenuitvoerlegging van deze bijlage melden aan het Agentschap.

21.B.55    Administratie

De bevoegde autoriteit van de lidstaat moet de passende administratie bijhouden, of toegankelijk houden, van de certificaten, goedkeuringen en autorisaties die ze heeft afgegeven in overeenstemming met de respectievelijke nationale regelgevingen, en waarvoor verantwoordelijkheid is overgedragen aan het Agentschap, voor zover deze documenten nog niet zijn overgedragen aan het Agentschap.

21.B.60    Luchtwaardigheidsaanwijzingen

Als de bevoegde autoriteit van een lidstaat een luchtwaardigheidsaanwijzing ontvangt van de bevoegde autoriteit van een niet-lidstaat, moet die luchtwaardigheidsaanwijzing worden overgedragen aan het Agentschap, dat hem verspreidt in overeenstemming met artikel 20 van Verordening (EG) nr. 216/2008.

SUBDEEL B —   TYPECERTIFICATEN EN BEPERKTE TYPECERTIFICATEN

De door het Agentschap vastgestelde administratieve procedures zijn van toepassing.

(SUBDEEL C — NIET VAN TOEPASSING)

SUBDEEL D —   WIJZIGINGEN IN TYPECERTIFICATEN EN BEPERKTE TYPECERTIFICATEN

▼M2 —————

▼M2

21.B.70    Goedkeuring van wijzigingen van typecertificaten

De goedkeuring van de wijzigingen van de gegevens betreffende de operationele geschiktheid wordt opgenomen in de goedkeuring van de wijziging van het typecertificaat. Het Agentschap maakt echter gebruik van een afzonderlijk indelings- en goedkeuringsproces voor het aanbrengen van wijzigingen aan de gegevens betreffende de operationele geschiktheid.

▼B

SUBDEEL E —   AANVULLENDE TYPECERTIFICATEN

De door het Agentschap vastgestelde administratieve procedures zijn van toepassing.

SUBDEEL F —   PRODUCTIE ZONDER ERKENNING ALS PRODUCTIEORGANISATIE

21.B.120    Onderzoek

a) De bevoegde autoriteit moet voor elke aanvrager of houder van een akkoordverklaring een onderzoeksteam aanstellen dat alle relevante taken met betrekking tot deze akkoordverklaring vervult en bestaat uit een teamleider, die het onderzoeksteam bestuurt en leidt, en, indien nodig, één of meer teamleden. De teamleider brengt verslag uit bij de manager die verantwoordelijk is voor de betreffende werkzaamheid, zoals bepaald in punt 21.B.25, onder b), 2).

b) De bevoegde autoriteit moet voldoende onderzoeksactiviteiten uitvoeren voor een aanvrager of houder van een akkoordverklaring om verantwoorde aanbevelingen te kunnen doen inzake het afgeven, behouden, wijzigen, opschorten of intrekken van de akkoordverklaring.

c) De bevoegde autoriteit moet procedures opstellen voor het onderzoek van aanvragers of houders van een akkoordverklaring, als onderdeel van de gedocumenteerde procedures, die op zijn minst de volgende elementen bevatten:

1. evaluatie van ontvangen aanvragen;

2. samenstelling van het onderzoeksteam;

3. voorbereiding en planning van het onderzoek;

4. evaluatie van de documentatie (handboek, procedures, enz.);

5. audits en inspectie;

6. opvolging van corrigerende maatregelen, en

7. aanbevelingen inzake het afgeven, wijzigen, opschorten of intrekken van de akkoordverklaring.

21.B.125    Bevindingen

a) Als de bevoegde autoriteit op basis van audits of door andere middelen objectief bewijsmateriaal vindt waaruit blijkt dat de houder van een akkoordverklaring niet voldoet aan de toepasselijke eisen in sectie A van deze bijlage, wordt deze bevinding geclassificeerd overeenkomstig punt 21.A.125B. onder a).

b) De bevoegde autoriteit neemt de volgende acties:

1. voor een bevinding van niveau 1 moet de bevoegde autoriteit onmiddellijk actie ondernemen om de akkoordverklaring geheel of gedeeltelijk te beperken, op te schorten of in te trekken, afhankelijk van de omvang van de bevinding, totdat de organisatie succesvol corrigerende maatregelen heeft uitgevoerd;

2. voor een bevinding van niveau 2 moet de bevoegde autoriteit een periode voor corrigerende maatregelen toekennen die toepasselijk is voor de aard van de bevinding, maar niet meer dan drie maand bedraagt. Onder bepaalde omstandigheden, op het einde van deze periode en afhankelijk van de aard van de bevinding kan de bevoegde autoriteit de periode van drie maanden verlengen onder voorbehoud van een geschikt actieplan voor corrigerende maatregelen.

c) De bevoegde autoriteit moet actie ondernemen om de akkoordverklaring geheel of gedeeltelijk op te schorten als de termijn die door de bevoegde autoriteit werd toegekend, niet werd gerespecteerd.

21.B.130    Afgifte van een akkoordverklaring

a) Als de bevoegde autoriteit ervan overtuigd is dat de fabrikant voldoet aan de toepasselijke eisen van sectie A, subdeel F, geeft zij zonder onnodig uitstel een brief af waarin zij zich akkoord verklaart met de bewijzen van conformiteit van individuele producten, onderdelen of uitrustingsstukken (EASA-formulier 65, zie aanhangsel XI).

b) In de akkoordverklaring moet vermeld staan in hoeverre, tot welke datum en, indien van toepassing, met welke beperkingen de bevoegde autoriteit haar toestemming verleent.

c) De akkoordverklaring is niet langer dan een jaar geldig.

21.B.135    Behoud van de akkoordverklaring

De bevoegde autoriteit zal de akkoordverklaring behouden zolang:

a) de fabrikant EASA-formulier 52 (zie aanhangsel VIII) naar behoren gebruikt als conformiteitsverklaring voor complete luchtvaartuigen, en EASA-formulier 1 (zie aanhangsel I) voor andere producten dan complete luchtvaartuigen, onderdelen en uitrustingsstukken, en

b) bij de inspecties die door de bevoegde autoriteit worden uitgevoerd voor de validering van EASA-formulier 52 (zie aanhangsel VIII) of EASA-formulier 1 (zie aanhangsel I), overeenkomstig punt 21.A.130, onder c), geen aanwijzingen worden gevonden dat niet wordt voldaan aan de vereisten of de procedures vermeld in het door de fabrikant voorziene handboek, of dat de respectievelijke producten, onderdelen of uitrustingsstukken niet conform zijn. Deze inspecties zullen ten minste controleren of:

1. de akkoordverklaring betrekking heeft op het te valideren product, onderdeel of uitrustingsstuk, en geldig blijft;

2. het in punt 21.A.125A, onder b), beschreven handboek, en de in de akkoordverklaring vermelde wijzigingen eraan, door de fabrikant gebruikt wordt als basiswerkdocument. Zo niet, mag de inspectie niet worden voortgezet en mogen de certificaten van vrijgave niet worden gevalideerd;

3. de productie is geschied overeenkomstig de in de akkoordverklaring opgelegde voorwaarden, en op een bevredigende wijze is uitgevoerd;

4. de inspecties en proeven (met inbegrip van vliegproeven, indien van toepassing), in overeenstemming met punt 21.A.130, onder b), 2), en/of b), 3), zijn geschied overeenkomstig de in de akkoordverklaring opgelegde voorwaarde, en op een bevredigende wijze zijn uitgevoerd;

5. de in de akkoordverklaring beschreven of behandelde inspecties door de bevoegde autoriteit zijn uitgevoerd en aanvaardbaar zijn bevonden;

6. de conformiteitsverklaring voldoet aan punt 21.A.130, en de erin verstrekte informatie de validering niet verhindert, en

c) geen einddatum voor de akkoordverklaring is bereikt.

21.B.140    Wijziging van een akkoordverklaring

a) De bevoegde autoriteit moet, in overeenstemming met punt 21.B.120, elke wijziging van de akkoordverklaring zo nodig onderzoeken.

b) Als de bevoegde autoriteit ervan overtuigd is dat er nog altijd wordt voldaan aan de eisen van sectie A, subdeel F, wijzigt ze de akkoordverklaring dienovereenkomstig.

21.B.145    Limitatie, opschorting en intrekking van een akkoordverklaring

a) De limitatie, opschorting of intrekking van een akkoordverklaring moet schriftelijk worden meegedeeld aan de houder van de akkoordverklaring. De bevoegde autoriteit specificeert de redenen voor de limitatie, opschorting of intrekking en brengt de houder van de akkoordverklaring op de hoogte van zijn recht op beroep.

b) Een opgeschorte akkoordverklaring wordt pas hersteld nadat opnieuw voldaan wordt aan sectie A, subdeel F, van deze bijlage.

21.B.150    Administratie

a) De bevoegde autoriteit moet een administratiesysteem instellen dat het mogelijk maakt om vlot het proces van afgifte, behoud, wijziging, opschorting of intrekking van elke afzonderlijke akkoordverklaring toegankelijk te maken.

b) Het administratiesysteem moet ten minste bevatten:

1. de door de aanvrager of houder van een akkoordverklaring verstrekte documenten;

2. de tijdens onderzoek en inspectie opgestelde documenten waarin de werkzaamheden en de eindresultaten van de in punt 21.B.120 bepaalde elementen vermeld staan;

3. de akkoordverklaring, met inbegrip van eventuele wijzigingen, en

4. de notulen van de vergaderingen met de fabrikant.

c) De documenten van het administratiesysteem moeten in een archief worden bewaard gedurende ten minste zes jaar na de einddatum van de akkoordverklaring.

d) De bevoegde autoriteit moet ook een administratie bijhouden van alle conformiteitsverklaringen (EASA-formulier 52, zie aanhangsel VIII) en certificaten van vrijgave (EASA-formulier 1, zie aanhangsel I) die ze heeft gevalideerd.

SUBDEEL G —   ERKENNING ALS PRODUCTIEORGANISATIE

21.B.220    Onderzoek

a) De bevoegde autoriteit moet voor elke aanvrager of houder van een erkenning als productieorganisatie een onderzoeksteam aanstellen dat alle relevante taken met betrekking tot deze erkenning als productieorganisatie vervult en bestaat uit een teamleider, die het onderzoeksteam bestuurt en leidt, en, indien nodig, één of meer teamleden. De teamleider brengt verslag uit bij de manager die verantwoordelijk is voor de betreffende werkzaamheid, zoals bepaald in punt 21.B.25, onder b), 2).

b) De bevoegde autoriteit moet voldoende onderzoeksactiviteiten uitvoeren voor een aanvrager of houder van een erkenning als productieorganisatie om verantwoorde aanbevelingen te kunnen doen inzake het afgeven, behouden, wijzigen, opschorten of intrekken van de erkenning.

c) De bevoegde autoriteit moet procedures opstellen voor het onderzoek van een erkenning als productieorganisatie, als onderdeel van de gedocumenteerde procedures, die op zijn minst de volgende elementen bevatten:

1. evaluatie van de ontvangen aanvragen;

2. samenstelling van het onderzoeksteam;

3. voorbereiding en planning van het onderzoek;

4. evaluatie van de documentatie (handboek, procedures, enz.);

5. audits;

6. opvolging van corrigerende maatregelen;

7. aanbevelingen inzake het afgeven, wijzigen, opschorten of intrekken van de erkenning als productieorganisatie;

8. permanent toezicht.

21.B.225    Bevindingen

a) Als de bevoegde autoriteit op basis van audits of door andere middelen objectief bewijsmateriaal vindt waaruit blijkt dat de houder van een erkenning als productieorganisatie niet voldoet aan de toepasselijke eisen in sectie A van deze bijlage, wordt deze bevinding geclassificeerd overeenkomstig punt 21.A.158, onder a).

b) De bevoegde autoriteit neemt de volgende acties:

1. voor een bevinding van niveau 1 moet de bevoegde autoriteit onmiddellijk actie ondernemen om de erkenning als productieorganisatie geheel of gedeeltelijk te beperken, op te schorten of in te trekken, afhankelijk van de omvang van de bevinding, totdat de organisatie succesvolle corrigerende maatregelen heeft uitgevoerd;

2. voor een bevinding van niveau 2 moet de bevoegde autoriteit een periode voor corrigerende maatregelen toekennen die toepasselijk is voor de aard van de bevinding, maar niet meer dan drie maand bedraagt. Onder bepaalde omstandigheden, op het einde van deze periode en afhankelijk van de aard van de bevinding kan de bevoegde autoriteit de periode van drie maanden verlengen onder voorbehoud van een geschikt actieplan voor corrigerende maatregelen.

c) De bevoegde autoriteit moet actie ondernemen om de erkenning geheel of gedeeltelijk op te schorten als de termijn die door de bevoegde autoriteit werd toegekend, niet werd gerespecteerd.

21.B.230    Afgifte van een certificaat

a) Als de bevoegde autoriteit ervan overtuigd is dat de productieorganisatie voldoet aan de toepasselijke eisen van sectie A, subdeel G, geeft zij zonder onnodig uitstel een erkenning als productieorganisatie (EASA-formulier 55, zie aanhangsel X) af.

b) Het referentienummer moet worden opgenomen in EASA-formulier 55 op een door het Agentschap vastgestelde wijze.

21.B.235    Permanent toezicht

a) Om het behoud van de erkenning als productieorganisatie te verantwoorden moet de bevoegde autoriteit permanent toezicht houden:

1. om te controleren of het kwaliteitssysteem van de houder van de erkenning als productieorganisatie voldoet aan sectie A, subdeel G van deze bijlage;

2. om te controleren of de organisatie van de houder van de erkenning als productieorganisatie werkt in overeenstemming met het handboek;

3. om de doeltreffendheid te controleren van de procedures in het handboek, en

4. om door middel van steekproeven de normen van het product, onderdeel of uitrustingsstuk te controleren.

b) Er moet permanent toezicht worden uitgeoefend in overeenstemming met punt 21.B.220.

c) De bevoegde autoriteit moet er door middel van planmatig permanent toezicht voor zorgen dat een erkenning als productieorganisatie gedurende een periode van 24 maanden volledig wordt beoordeeld inzake haar conformiteit met deze bijlage. Het permanent toezicht mag tijdens deze periode bestaan uit verscheidene onderzoeksactiviteiten. Het aantal controles kan variëren naar gelang van de complexiteit van de organisatie, het aantal vestigingen en het kritieke karakter van de productie. Op zijn minst moet de houder van een erkenning als productieorganisatie tenminste eenmaal per jaar worden onderworpen aan een activiteit van permanent toezicht door de bevoegde autoriteit.

21.B.240    Wijziging van een erkenning als productieorganisatie

a) De bevoegde autoriteit controleert elke wijziging, hoe klein ook, via de activiteiten van permanent toezicht.

b) De bevoegde autoriteit onderzoekt, naargelang van toepassing, in overeenstemming met punt 21.B.220 elke belangrijke wijziging aan een erkenning als productieorganisatie of elke aanvraag door de productieorganisatie om een wijziging van het toepassingsgebied en de voorwaarden van de erkenning.

c) Als de bevoegde autoriteit ervan overtuigd is dat er nog altijd wordt voldaan aan de eisen van sectie A, subdeel G, wijzigt ze de erkenning als productieorganisatie dienovereenkomstig.

21.B.245    Opschorting en intrekking van een erkenning als productieorganisatie

a) In het geval van een niveau 1- of niveau 2-bevinding moet de bevoegde autoriteit een erkenning als productieorganisatie als volgt geheel of gedeeltelijk limiteren, opschorten of intrekken:

1. in het geval van een niveau 1-bevinding wordt de erkenning als productieorganisatie onmiddellijk gelimiteerd of opgeschort. Als de houder van de erkenning als productieorganisatie nalaat te voldoen aan punt 21.A.125B, onder c), 1, wordt de erkenning ingetrokken;

2. in het geval van een niveau 2-bevinding moet de bevoegde autoriteit beslissen over een beperking van de erkenning door een tijdelijke opschorting van de erkenning als productieorganisatie of delen daarvan. Als de houder van de erkenning als productieorganisatie nalaat te voldoen aan punt 21.A.158, onder c), 2, moet de erkenning worden ingetrokken.

b) De limitatie, opschorting of intrekking van de erkenning als productieorganisatie moet schriftelijk worden meegedeeld aan de houder van de erkenning. De bevoegde autoriteit specificeert de redenen voor de opschorting of intrekking en brengt de houder van de erkenning als productieorganisatie op de hoogte van zijn recht op beroep.

c) Een opgeschorte erkenning als productieorganisatie wordt pas hersteld nadat opnieuw voldaan wordt aan sectie A, subdeel G.

21.B.260    Administratie

a) De bevoegde autoriteit moet een administratiesysteem instellen dat het mogelijk maakt om vlot het proces van afgifte, behoud, wijziging, opschorting of intrekking van elke afzonderlijke erkenning als productieorganisatie toegankelijk te maken.

b) Het administratiesysteem moet ten minste bevatten:

1. de door de aanvrager of houder van een erkenning als productieorganisatie verstrekte documenten;

2. tijdens onderzoek en inspectie opgestelde documenten waarin de werkzaamheden en de eindresultaten van de in punt 21.B.220 bepaalde elementen vermeld staan, met inbegrip van de overeenkomstig punt 21.B.225 gedane vaststellingen;

3. het programma van permanent toezicht, met inbegrip van verslagen van de uitgevoerde onderzoeken;

4. de erkenning als productieorganisatie, met inbegrip van eventuele wijzigingen;

5. de notulen van de vergaderingen met de houder van de erkenning als productieorganisatie.

c) De documenten van het administratiesysteem moeten in een archief worden bewaard gedurende tenminste zes jaar.

SUBDEEL H —   BEWIJZEN VAN LUCHTWAARDIGHEID EN BEPERKTE BEWIJZEN VAN LUCHTWAARDIGHEID

21.B.320    Onderzoek

a) De bevoegde autoriteit van de lidstaat van registratie moet voldoende onderzoeksactiviteiten uitvoeren voor een aanvrager of houder van een bewijs van luchtwaardigheid om de afgifte, behoud, wijziging, opschorting of intrekking van het certificaat of de vergunning te verantwoorden.

b) De bevoegde autoriteit van de lidstaat van registratie moet evaluatieprocedures opstellen die op zijn minst de volgende elementen bevatten:

1. evaluatie van de aanvaardbaarheid van de aanvrager;

2. evaluatie van de aanvaardbaarheid van de aanvraag;

3. classificatie van de bewijzen van luchtwaardigheid;

4. evaluatie van de samen met de aanvraag ontvangen documentatie;

5. inspectie van het luchtvaartuig;

6. vastlegging van de noodzakelijke voorwaarden of beperkingen voor de bewijzen van luchtwaardigheid.

21.B.325    Afgifte van bewijzen van luchtwaardigheid

a) De bevoegde autoriteit van de lidstaat van registratie zal zonder onnodig uitstel een bewijs van luchtwaardigheid (EASA-formulier 25, zie aanhangsel VI) afgeven of wijzigen als zij ervan overtuigd is dat wordt voldaan aan de eisen van punt 21.B.326 en de toepasselijke eisen van sectie A, subdeel H, van deze bijlage.

b) De bevoegde autoriteit van de lidstaat van registratie zal zonder onnodig uitstel een beperkt bewijs van luchtwaardigheid (EASA-formulier 24, zie aanhangsel V) afgeven of wijzigen als zij ervan overtuigd is dat wordt voldaan aan de eisen van punt 21.B.327 en de toepasselijke eisen van sectie A van subdeel H van deze bijlage I (deel 21).

c) Voor een nieuw luchtvaartuig of een gebruikt luchtvaartuig afkomstig uit een niet-lidstaat, geeft de bevoegde autoriteit van de lidstaat van registratie, naast een bewijs van luchtwaardigheid als bedoeld in punt a) of b), een certificaat van beoordeling van de luchtwaardigheid af (EASA-formulier 15a, zie aanhangsel II).

21.B.326    Bewijs van luchtwaardigheid

De bevoegde autoriteit van de lidstaat van registratie geeft een bewijs van luchtwaardigheid af:

a) voor nieuwe luchtvaartuigen:

1. na voorlegging van de in punt 21.A.174, onder b), 2), voorgeschreven documenten;

2. als de bevoegde autoriteit van de lidstaat van registratie ervan overtuigd is dat het luchtvaartuig beantwoordt aan een goedgekeurd ontwerp en veilig kan worden gebruikt. Hiervoor kunnen inspecties door de bevoegde autoriteit van de lidstaat van registratie nodig zijn;

b) voor gebruikte luchtvaartuigen:

1. na voorlegging van de in punt 21.A.174, onder b), 3), voorgeschreven documenten die aantonen dat:

i) het luchtvaartuig beantwoordt aan een krachtens een typecertificaat goedgekeurd typeontwerp, en aan elk aanvullend typecertificaat, elke wijziging of reparatie die is goedgekeurd overeenkomstig deze bijlage, en

ii) er wordt voldaan aan de toepasselijke luchtwaardigheidsaanwijzingen, en

▼M2

iii) het luchtvaartuig is geïnspecteerd in overeenstemming met de toepasselijke bepalingen van bijlage I (deel M) van Verordening (EG) nr. 2042/2003;

▼B

2. als de bevoegde autoriteit van de lidstaat van registratie ervan overtuigd is dat het luchtvaartuig beantwoordt aan een goedgekeurd ontwerp en veilig kan worden gebruikt. Hiervoor kunnen inspecties door de bevoegde autoriteit van de lidstaat van registratie nodig zijn.

21.B.327    Beperkt bewijs van luchtwaardigheid

a) De bevoegde autoriteit van de lidstaat van registratie geeft een beperkt bewijs van luchtwaardigheid af:

1. voor nieuwe luchtvaartuigen:

i) na voorlegging van de in punt 21.A.174, onder b), 2), voorgeschreven documenten;

ii) als de bevoegde autoriteit van de lidstaat van registratie ervan overtuigd is dat het luchtvaartuig beantwoordt aan een door het Agentschap goedgekeurd ontwerp, krachtens een beperkt typecertificaat of in overeenstemming met specifieke luchtwaardigheidsspecificaties, en veilig kan worden gebruikt. Hiervoor kunnen inspecties door de bevoegde autoriteit van de lidstaat van registratie nodig zijn;

2. voor gebruikte luchtvaartuigen:

i) na voorlegging van de in punt 21.A.174, onder b), 3), voorgeschreven documenten die aantonen dat:

A) het luchtvaartuig beantwoordt aan een door het Agentschap goedgekeurd ontwerp, krachtens een beperkt typecertificaat of in overeenstemming met specifieke luchtwaardigheidsspecificaties en aan elk aanvullend typecertificaat, elke wijziging of reparatie die is goedgekeurd overeenkomstig deze bijlage, en

B) er wordt voldaan aan de toepasselijke luchtwaardigheidsaanwijzingen, en

▼M2

C) het luchtvaartuig is geïnspecteerd in overeenstemming met de toepasselijke bepalingen van bijlage I (deel M) van Verordening (EG) nr. 2042/2003;

▼B

ii) als de bevoegde autoriteit van de lidstaat van registratie ervan overtuigd is dat het luchtvaartuig beantwoordt aan het goedgekeurde ontwerp en veilig kan worden gebruikt. Hiervoor kunnen inspecties door de bevoegde autoriteit van de lidstaat van registratie nodig zijn.

b) Voor een luchtvaartuig dat niet kan voldoen aan de in Verordening (EG) nr. 216/2008 vastgelegde essentiële eisen en dat niet aanvaardbaar is voor een beperkt typecertificaat, zal het Agentschap, naargelang nodig is om rekening te houden met afwijkingen van deze essentiële eisen:

1. specifieke luchtwaardigheidsspecificaties uitvaardigen en de naleving ervan controleren, zodat een toereikende veiligheid met betrekking tot het voorziene gebruik gegarandeerd is, en

2. gebruiksbeperkingen vastleggen voor dit luchtvaartuig.

c) Aan beperkte bewijzen van luchtwaardigheid worden gebruiksbeperkingen gekoppeld, met inbegrip van luchtruimbeperkingen, naargelang nodig is om rekening te houden met afwijkingen van de in Verordening (EG) nr. 216/2008 vastgelegde essentiële eisen inzake luchtwaardigheid.

21.B.330    Opschorting en intrekking van bewijzen van luchtwaardigheid en beperkte bewijzen van luchtwaardigheid

a) Als er aanwijzingen zijn dat de in punt 21.A.181, onder a), genoemde voorwaarden niet zijn vervuld, kan de bevoegde autoriteit van de lidstaat van registratie een bewijs van luchtwaardigheid opschorten of intrekken.

b) Bij het afgeven van de kennisgeving van opschorting of intrekking van een bewijs van luchtwaardigheid of een beperkt bewijs van luchtwaardigheid specificeert de bevoegde autoriteit van de lidstaat van registratie de redenen voor de opschorting of intrekking en brengt zij de houder van het certificaat op de hoogte van zijn recht op beroep.

21.B.345    Administratie

a) De bevoegde autoriteit van de lidstaat van registratie moet een administratiesysteem instellen dat het mogelijk maakt om vlot het proces van afgifte, behoud, wijziging, opschorting of intrekking van elk afzonderlijk bewijs van luchtwaardigheid toegankelijk te maken.

b) Het administratiesysteem moet ten minste bevatten:

1. de door de aanvrager verstrekte documenten;

2. tijdens het onderzoek opgestelde documenten waarin de werkzaamheden en de eindresultaten van de in punt 21.B.320, onder b), bepaalde elementen vermeld staan, en

3. een kopie van het certificaat of de vergunning, met inbegrip van eventuele amendementen.

c) De documenten van de administratie moeten in een archief worden bewaard gedurende ten minste zes jaar na het uitschrijven uit het nationaal register.

SUBDEEL I —   GELUIDSCERTIFICATEN

21.B.420    Onderzoek

a) De bevoegde autoriteit van de lidstaat van registratie moet voldoende onderzoeksactiviteiten uitvoeren voor een aanvrager of houder van een geluidscertificaat om de afgifte, behoud, wijziging, opschorting of intrekking van het certificaat te verantwoorden.

b) De bevoegde autoriteit van de lidstaat van registratie moet evaluatieprocedures als onderdeel van de gedocumenteerde procedures opstellen die op zijn minst de volgende elementen bevatten:

1. evaluatie van de aanvaardbaarheid,

2. evaluatie van de samen met de aanvraag ontvangen documentatie,

3. inspectie van het luchtvaartuig.

21.B.425    Afgifte van geluidscertificaten

De bevoegde autoriteit van de lidstaat van registratie zal, naargelang van toepassing, zonder onnodig uitstel een geluidscertificaat (EASA-formulier 45, zie aanhangsel VIII) afgeven of wijzigen als zij ervan overtuigd is dat wordt voldaan aan de toepasselijke eisen van sectie A, subdeel I.

21.B.430    Opschorting en intrekking van een geluidscertificaat

a) Als er aanwijzingen zijn dat een aantal van de in punt 21.A.211, onder a), genoemde voorwaarden niet wordt vervuld, kan de bevoegde autoriteit van de lidstaat van registratie een geluidscertificaat opschorten of intrekken.

b) Bij het afgeven van de kennisgeving van opschorting of intrekking van een geluidscertificaat specificeert de bevoegde autoriteit van de lidstaat van registratie de redenen voor de opschorting of intrekking en brengt zij de houder van het certificaat op de hoogte van zijn recht op beroep.

21.B.445    Administratie

a) De bevoegde autoriteit van de lidstaat van registratie moet een administratiesysteem instellen dat het mogelijk maakt om vlot het proces van afgifte, behoud, wijziging, opschorting of intrekking van elk afzonderlijk geluidscertificaat toegankelijk te maken.

b) Het administratiesysteem moet ten minste bevatten:

1. de door de aanvrager verstrekte documenten;

2. tijdens het onderzoek opgestelde documenten waarin de werkzaamheden en de eindresultaten van de in punt 21.B.420, onder b), bepaalde elementen vermeld staan;

3. een kopie van het certificaat, met inbegrip van eventuele amendementen.

c) De administratieve documenten moeten in een archief worden bewaard gedurende ten minste zes jaar na het verlaten van het nationaal register.

SUBDEEL J —   ERKENNING ALS ONTWERPORGANISATIE

De door het Agentschap vastgestelde administratieve procedures zijn van toepassing.

SUBDEEL K —   ONDERDELEN EN UITRUSTINGSSTUKKEN

De door het Agentschap vastgestelde administratieve procedures zijn van toepassing.

(SUBDEEL L — NIET VAN TOEPASSING)

SUBDEEL M —   REPARATIES

De door het Agentschap vastgestelde administratieve procedures zijn van toepassing.

(SUBDEEL N — NIET VAN TOEPASSING)

SUBDEEL O —   ETSO-AUTORISATIES

De door het Agentschap vastgestelde administratieve procedures zijn van toepassing.

SUBDEEL P —   VLIEGVERGUNNING

21.B.520    Onderzoek

a) De bevoegde autoriteit zal voldoende onderzoek verrichten om de afgifte of intrekking van de vliegvergunning te rechtvaardigen.

b) De bevoegde autoriteit zal evaluatieprocedures ontwikkelen voor minstens de volgende elementen:

1. evaluatie van de criteria waaraan de aanvrager dient te voldoen;

2. evaluatie van de criteria waaraan de aanvraag dient te voldoen;

3. evaluatie van de bij de aanvraag gevoegde documentatie;

4. inspectie van het luchtvaartuig;

5. goedkeuring van de vluchtvoorwaarden overeenkomstig punt 21.A.710, onder b).

21.B.525    Afgifte van vliegvergunningen

De bevoegde autoriteit gaat zonder onnodig uitstel over tot afgifte van een vliegvergunning (EASA-formulier 20a, zie aanhangsel III):

a) na voorlegging van de in punt 21.A.707 vereiste gegevens, en

b) als de in punt 21.A.708 genoemde vluchtvoorwaarden werden goedgekeurd overeenkomstig punt 21.A.710, en

c) indien de bevoegde autoriteit door eigen onderzoekmeer in de vorm van inspecties of via met de aanvrager overeengekomen procedures, ervan overtuigd is dat het luchtvaartuig voldoet aan het overeenkomstig punt 21.A.708 vastgestelde ontwerp alvorens ermee wordt gevlogen.

21.B.530    Intrekking van vliegvergunningen

a) Indien er aanwijzingen zijn dat aan één van de in punt 21.A.723, onder a), vermelde voorwaarden van een door de bevoegde autoriteit afgegeven vliegvergunning niet is voldaan, trekt zij die vergunning in.

b) Bij kennisgeving van de intrekking van een vliegvergunning deelt de bevoegde autoriteit de redenen mee voor de intrekking, en informeert zij de houder van de vliegvergunning over diens recht daartegen beroep aan te tekenen.

21.B.545    Administratie

a) De bevoegde autoriteit zal een administratie bijhouden op basis waarvan op adequate wijze controle kan worden uitgeoefend op de procedures voor de afgifte en intrekking van iedere individuele vliegvergunning.

b) Het administratiesysteem moet ten minste bevatten:

1. de door de aanvrager ingediende documenten;

2. de tijdens het onderzoek opgestelde documenten waarin de activiteiten en de eindresultaten van de onder punt 21.B.520, onder b), omschreven elementen worden vermeld, en

3. een kopie van de vliegvergunning.

c) De bevoegde autoriteit dient de administratie gedurende ten minste zes jaar na het vervallen van de vergunning te bewaren.

SUBDEEL Q —   IDENTIFICATIE VAN PRODUCTEN, ONDERDELEN EN UITRUSTINGSSTUKKEN

De door het Agentschap vastgestelde administratieve procedures zijn van toepassing.




Aanhangsels

EASA-FORMULIEREN

Als de formulieren in deze bijlage worden afgegeven in een andere taal dan het Engels, moet een Engelse vertaling worden bijgevoegd.

Voor de in de aanhangsels bij dit Deel vermelde formulieren van Europees Agentschap voor de veiligheid van de luchtvaart geldt verplicht het navolgende. De lidstaten garanderen dat de EASA-formulieren die zij afgeven herkenbaar zijn; zij zijn verantwoordelijk voor det afdrukken van dergelijke formulieren.

Aanhangsel I — EASA-formulier 1 Certificaat van geschiktheid voor gebruik

Aanhangsel II — EASA-formulier 15a Certificaat herbeoordeling luchtwaardigheid

Aanhangsel III — EASA-formulier 20a Vliegvergunning

Aanhangsel IV — EASA-formulier 20b Vliegvergunning (afgegeven door erkende organisaties)

Aanhangsel V — EASA-formulier 24 Beperkt bewijs van luchwaardigheid

Aanhangsel VI — EASA-formulier 25 Bewijs van luchwaardigheid

Aanhangsel VII — EASA-formulier 45 Geluidscertificaat

Aanhangsel VIII — EASA-formulier 52 Conformiteitsverklaring voor luchtvaartuigen

Aanhangsel IX — EASA-formulier 53 Bewijs van vrijgave voor gebruik

Aanhangsel X — EASA-formulier 55 Certificaat erkenning als productieorganisatie

Aanhangsel XI — EASA-formulier 65 Akkoordverklaring voor productie zonder erkenning als productieorganisatie

Aanhangsel XII — Categorieën vliegproeven en kwalificaties van bemanningsleden voor vliegproeven 85




Aanhangsel I

Certificaat van vrijgave — EASA-formulier 1, waarnaar in bijlage I (deel 21) wordt verwezen

image

►(5) M2  

►(5) M2  

►(5) M2  

►(5) M2  

►(5) M2  

Instructies voor het gebruik van EASA-formulier 1

▼M2

Deze instructies gelden slechts voor het gebruik van EASA-formulier 1 voor productiedoeleinden. De aandacht wordt gevestigd op aanhangsel II van bijlage I (deel M) bij Verordening (EG) nr. 2042/2003, dat het gebruik beschrijft van EASA-formulier 1 voor onderhoudsdoeleinden.

▼B

1.   DOEL EN TOEPASSINGSGEBIED

1.1. Een primaire doelstelling van het certificaat is het luchtwaardig verklaren van nieuwe luchtvaartproducten, onderdelen en uitrustingsstukken (hierna „artikel(en)” genoemd).

1.2. Tussen het certificaat en het artikel of de artikelen moet een correlatie zijn vastgesteld. De opdrachtgever moet een certificaat bijhouden in een vorm die controle van de originele gegevens toelaat.

1.3. Het certificaat wordt aanvaard door veel luchtwaardigheidsautoriteiten, maar kan afhangen van bilaterale overeenkomsten en/of het beleid van de luchtwaardigheidsautoriteit.

1.4. Het certificaat is geen leveringsbon of verschepingsdocument.

1.5. Luchtvaartuigen mogen niet worden vrijgegeven door middel van dit certificaat.

1.6. Het certificaat is geen goedkeuring om het artikel te installeren in een welbepaald luchtvaartuig, een welbepaalde motor of propeller, maar helpt de eindgebruiker zich een oordeel te vormen over de stand van zaken bij de goedkeuring van de luchtwaardigheid ervan.

1.7. Een mengeling van door fabricage en door onderhoud vrijgegeven artikelen is niet geoorloofd op hetzelfde certificaat.

1.8. Een mengeling van artikelen die conform „goedgekeurde gegevens” en „niet-goedgekeurde gegevens” gecertificeerd zijn, is niet toegestaan op hetzelfde certificaat.

2   ALGEMEEN

2.1. Het certificaat moet overeenstemmen met het bijgevoegde formaat inclusief de nummers van de vakken en de plaats van elk vak. De opmaak van ieder vak mag evenwel worden aangepast aan de individuele aanvraag, maar niet in zodanige mate dat de conformiteitsverklaring er onherkenbaar door wordt.

2.2. Het certificaat moet opgemaakt zijn in „liggende” indeling, maar het totale formaat van het certificaat mag in aanzienlijke mate worden vergroot of verkleind zolang het certificaat herkenbaar en leesbaar blijft. In geval van twijfel dient u de bevoegde autoriteit te raadplegen.

2.3. De verklaring in verband met de verantwoordelijkheden van de gebruiker/installateur mag op de voor- of de achterzijde van het formulier worden geplaatst.

2.4. Tekst moet duidelijk en leesbaar worden aangebracht om het leesgemak te vergroten.

2.5. Het certificaat kan ofwel voorgedrukt ofwel per computer gegenereerd worden; in beide gevallen moeten de regels en tekens duidelijk en goed leesbaar en in overeenstemming met de vastgestelde opmaak worden afgedrukt.

2.6. Het certificaat moet worden opgesteld in het Engels en, voor zover van toepassing, in een of meer andere talen.

2.7. De gegevens die op het certificaat moeten worden ingevuld, kunnen machinaal of per computer worden afgedrukt of kunnen met de hand worden ingevuld in blokletters en de tekst moet gemakkelijk leesbaar zijn.

2.8. Het gebruik van afkortingen moet, voor de duidelijkheid, tot een minimum worden beperkt.

2.9. De open ruimte op de achterkant van het certificaat mag door de opsteller worden gebruikt om aanvullende informatie te geven maar mag geen certificeringsverklaring bevatten. Als het certificaat op de achterkant wordt ingevuld, moet hiernaar worden verwezen in het betreffende vak op de voorkant van het certificaat.

3.   AFSCHRIFTEN

3.1. Het aantal afschriften van het certificaat dat naar de klant gestuurd wordt of door de opsteller bewaard wordt, is onbeperkt.

4.   FOUT(EN) OP EEN CERTIFICAAT

4.1. Als een eindgebruiker een fout of fouten aantreft op een certificaat, moet hij deze schriftelijk melden aan de opsteller. De opsteller mag een nieuw certificaat opmaken als deze de fout(en) kan verifiëren en verbeteren.

4.2. Het nieuwe certificaat moet een nieuw volgnummer krijgen en het moet opnieuw ondertekend en gedateerd worden.

4.3. De aanvraag van een nieuw certificaat kan worden gehonoreerd zonder een hernieuwde verificatie van de toestand van het artikel of de artikelen. Het nieuwe certificaat is geen verklaring over de huidige toestand en dient in vak 12 naar het vorige certificaat te verwijzen door middel van de volgende verklaring: „Dit certificaat corrigeert de fout(en) in vak(ken) [gecorrigeerd(e) vak(ken) invullen] van certificaat [oorspronkelijk volgnummer invullen] op datum van [oorspronkelijke afgiftedatum invullen] en houdt geen verklaring van overeenstemming/toestand/vrijgave voor gebruik in”. Beide certificaten moeten worden bewaard gedurende de bewaringsperiode die geldt voor het eerste certificaat.

5.   INVULLEN VAN HET CERTIFICAAT DOOR DE OPSTELLER

Vak 1   Bevoegde autoriteit /land van afgifte erkenning

Vermeld de naam en het land van de bevoegde autoriteit onder wier bevoegdheid dit certificaat wordt afgegeven. Indien de bevoegde autoriteit het Agentschap is, moet alleen „EASA” vermeld worden.

Vak 2   Koptekst EASA-formulier 1

„CERTIFICAAT VAN VRIJGAVE EASA-FORMULIER 1”

Vak 3   Volgnummer formulier

In dit vak moet een uniek nummer staan dat wordt vastgesteld door het nummeringssysteem of de nummeringsprocedure van de in vak 4 vermelde organisatie; dit nummer mag alfanumerieke en numerieke tekens bevatten.

Vak 4   Naam en adres organisatie

Vul de volledige naam en het adres in van de productieorganisatie (raadpleeg EASA-formulier 55 blad A) die het artikel of de artikelen waarover het certificaat handelt, vrijgeeft. Logo’s e.d. van de organisatie zijn toegestaan als ze in het vak passen.

Vak 5   Werkopdracht/contract/factuur

Vul het werkopdrachtnummer, contractnummer, factuurnummer of een gelijkaardig referentienummer in om de traceerbaarheid van het artikel of de artikelen te vergemakkelijken.

Vak 6   Artikel

Vul regelartikelnummers in wanneer er meer dan een regelartikel is. Dit vak maakt het mogelijk om kruisverwijzingen aan te brengen met de opmerkingen in vak 12.

Vak 7   Omschrijving

Hier moet de naam of een omschrijving van het artikel worden ingevuld. Het verdient de voorkeur de benaming te gebruiken uit de instructies voor blijvende luchtwaardigheid of onderhoudsgegevens (bv. geïllustreerde onderdelencatalogus, handboek voor luchtvaartuigonderhoud, onderhoudsrapport, handboek voor onderdelenonderhoud).

Vak 8   Onderdeelnummer

Vul het onderdeelnummer in zoals dit wordt vermeld op het artikel of het label/de verpakking. Voor een motor of propeller mag de benaming van het type worden gebruikt.

Vak 9   Aantal

Vermeld het aantal artikelen.

Vak 10   Serienummer

Als het artikel volgens de regelgeving moet worden geïdentificeerd met een serienummer, moet dit hier worden vermeld. Bovendien mogen alle andere serienummers worden vermeld die niet door de regelgeving worden vereist. Vul „n.v.t.” in als het artikel geen serienummer draagt.

Vak 11   Status/werk

Vermeld hier „PROTOTYPE” of „NIEUW”.

Vermeld „PROTOTYPE” voor:

i) de productie van een nieuw artikel in overeenstemming met niet-goedgekeurde ontwerpgegevens;

ii) hercertificering door de organisatie vermeld in vak 4 van het vorige certificaat na veranderings- of rectificatiewerkzaamheden aan een artikel voorafgaand aan de ingebruikneming (bv. na verwerking van een wijziging aan het ontwerp, verbetering van een defect, een inspectie of test, of hernieuwing van de levensduur). Gegevens over de oorspronkelijke vrijgave en de veranderings- of rectificatiewerkzaamheden moeten in vak 12 worden vermeld.

Vermeld „NIEUW” voor:

i) de productie van een nieuw artikel in overeenstemming met de goedgekeurde ontwerpgegevens;

ii) hercertificering door de organisatie vermeld in vak 4 van het vorige certificaat na veranderings- of rectificatiewerkzaamheden aan een artikel voorafgaand aan de ingebruikneming (bv. na verwerking van een wijziging aan het ontwerp, verbetering van een defect, een inspectie of test, of hernieuwing van de levensduur). Gegevens over de oorspronkelijke vrijgave en de veranderings- of rectificatiewerkzaamheden moeten in vak 12 worden vermeld;

iii) hercertificering door de productfabrikant of de organisatie vermeld in vak 4 van het vorige certificaat van artikelen van „prototype” (uitsluitend conform niet-goedgekeurde gegevens) tot „nieuw” (conform goedgekeurde gegevens en geschikt voor veilig gebruik), na goedkeuring van de toepasselijke ontwerpgegevens, op voorwaarde dat de ontwerpgegevens niet gewijzigd zijn. In vak 12 moet de volgende verklaring worden ingevuld:

„HERCERTIFICERING VAN ARTIKELEN VAN „PROTOTYPE” TOT „NIEUW”: DIT DOCUMENT CERTIFICEERT DAT DE ONTWERPGEGEVENS [TC/STC-NUMMER, REVISIENIVEAU VERMELDEN] OP BASIS WAARVAN DIT ARTIKEL (DEZE ARTIKELEN) WERD(EN) VERVAARDIGD, WERDEN GOEDGEKEURD OP [ZO NODIG DATUM INVULLEN TER IDENTIFICATIE VAN REVISIESTATUS].”

Het vak „goedgekeurde ontwerpgegevens en kunnen veilig worden gebruikt” in vak 13a moet worden aangekruist;

iv) het onderzoek van een eerder vrijgegeven nieuw artikel voordat dit in gebruik genomen wordt in overeenstemming met een klantspecifieke norm of specificatie (bijzonderheden en de oorspronkelijke vrijgave moeten worden ingevuld in vak 12) of om de luchtwaardigheid vast te stellen (een uitleg van de basis voor vrijgave en gedetailleerde gegevens over de oorspronkelijke vrijgave moeten worden ingevuld in vak 12).

Vak 12   Opmerkingen

Beschrijf het werk vermeld in vak 11, ofwel direct, ofwel met verwijzing naar ondersteunende documentatie, dat voor de gebruiker of installateur nodig is bij de bepaling van de luchtwaardigheid van het artikel of de artikelen met betrekking tot het werk dat gecertificeerd wordt. Indien nodig mag er een afzonderlijk blad worden gebruikt met verwijzing naar EASA-formulier 1. Van iedere verklaring moet duidelijk zijn naar welk(e) artikel(en) in vak 6 zij verwijst. Indien geen verklaring wordt gegeven, moet „Geen” worden ingevuld.

Vermeld de verantwoording voor vrijgave voor niet-goedgekeurde ontwerpgegevens in vak 12 (bv. in afwachting van een typecertificaat, bestemd voor testdoeleinden, in afwachting van goedgekeurde gegevens).

Als de gegevens van een elektronisch EASA-formulier 1 worden afgedrukt, moeten alle gegevens die niet in andere vakken passen in dit vak worden ingevuld.

Vak 13a   Kruis slechts een van de twee vakjes aan.

1. Kruis het vakje „goedgekeurde ontwerpgegevens en kunnen veilig worden gebruikt” aan als het artikel of de artikelen werden vervaardigd met behulp van goedgekeurde ontwerpgegevens en geschikt bevonden zijn voor veilig gebruik.

2. Kruis het vakje „niet-goedgekeurde ontwerpgegevens zoals gespecificeerd in vak 12” aan als het artikel of de artikelen werden vervaardigd met behulp van toepasselijke niet-goedgekeurde ontwerpgegevens. Preciseer de gegevens in vak 12 (bv. in afwachting van een typecertificaat, bestemd voor testdoeleinden, in afwachting van goedgekeurde gegevens).

Een mengeling van artikelen die worden vrijgegeven op grond van goedgekeurde en niet-goedgekeurde ontwerpgegevens, is niet toegestaan op hetzelfde certificaat.

Vak 13b   Bevoegde handtekening

In deze ruimte moet de handtekening van de bevoegde persoon worden gezet. Alleen personen die specifiek gemachtigd zijn volgens de regels en het beleid van de bevoegde autoriteit, mogen dit vak ondertekenen. Ter vergroting van de herkenbaarheid mag een uniek nummer worden toegevoegd dat de bevoegde persoon identificeert.

Vak 13c   Nummer erkenning/autorisatie

Vermeld het nummer/de referentie van de erkenning/autorisatie. Dit nummer of deze referentie wordt afgegeven door de bevoegde autoriteit.

Vak 13d   Naam

Vermeld de naam van de persoon wiens handtekening in vak 13b wordt gezet in een leesbare vorm.

Vak 13e   Datum

Hier moet de datum waarop vak 13b wordt ondertekend, worden ingevuld in de volgende vorm: dd = 2 cijfers voor de dag, mmm = de 3 eerste letters van de maand, jjjj = 4 cijfers voor het jaartal.

Vak 14a-14e   Algemene vereisten voor de vakken 14a-14e:

worden niet gebruikt voor productievrijgave. Breng schaduw of een donkere kleur aan of markeer deze vakken zodanig dat er geen onopzettelijk of onbevoegd gebruik van kan worden gemaakt.

Verantwoordelijkheden van de gebruiker/installateur

Zet de volgende verklaring op het certificaat om de eindgebruikers erop te wijzen dat zij niet van hun verantwoordelijkheden ontheven worden betreffende installatie en gebruik van een artikel dat door dit formulier wordt vergezeld:

„DIT CERTIFICAAT HOUDT NIET AUTOMATISCH TOESTEMMING TOT INSTALLATIE IN.

INDIEN DE GEBRUIKER/INSTALLATEUR TE WERK GAAT VOLGENS DE VOORSCHRIFTEN VAN EEN ANDERE LUCHTWAARDIGHEIDSAUTORITEIT DAN DE IN VAK 1 VERMELDE LUCHTWAARDIGHEIDSAUTORITEIT, IS HET VAN ESSENTIEEL BELANG DAT DE GEBRUIKER/INSTALLATEUR ZICH ERVAN VERGEWIST DAT ZIJN/HAAR LUCHTWAARDIGHEIDSAUTORITEIT DE ARTIKELEN VAN DE IN VAK 1 VERMELDE LUCHTWAARDIGHEIDSAUTORITEIT ACCEPTEERT.

DE VERKLARINGEN IN VAKKEN 13a EN 14a VORMEN GEEN INSTALLATIECERTIFICERING. HET ONDERHOUDSRAPPORT VOOR LUCHTVAARTUIGEN MOET IN ALLE GEVALLEN EEN INSTALLATIECERTIFICERING BEVATTEN DIE OVEREENKOMSTIG DE NATIONALE VOORSCHRIFTEN AAN DE GEBRUIKER/INSTALLATEUR IS AFGEGEVEN VOORDAT ER MET HET LUCHTVAARTUIG GEVLOGEN MAG WORDEN.”.

▼M3




Aanhangsel II

Certificaat van herbeoordeling van de luchtwaardigheid — EASA-formulier 15a

image

▼B




Aanhangsel III

image




Aanhangsel IV

image




Aanhangsel V

Beperkt bewijs van luchtwaardigheid — EASA-formulier 24

image




Aanhangsel VI

Bewijs van luchtwaardigheid — EASA-formulier 25

image




Aanhangsel VII

image




Aanhangsel VIII

Conformiteitsverklaring voor luchtvaartuigen — EASA-formulier 52

image

Instructies voor het gebruik van het EASA-formulier 52 Conformiteitsverklaring voor luchtvaartuigen

1.   DOEL EN TOEPASSINGSGEBIED

1.1. Het gebruik van de door de uit hoofde van deel 21, sectie A, subdeel F, producerende fabrikant afgegeven conformiteitsverklaring voor luchtvaartuigen wordt beschreven in punt 21.A.130 en de bijhorende aanvaardbare middelen ter naleving.

1.2. Met de krachtens deel 21, sectie A, subdeel G, afgegeven conformiteitsverklaring voor luchtvaartuigen (EASA-formulier 52) wordt beoogd de houder van een toepasselijke erkenning als productieorganisatie in staat te stellen zijn privilege te laten gelden om een individueel bewijs van luchtwaardigheid voor een luchtvaartuig te verkrijgen van de bevoegde autoriteit van de lidstaat van registratie.

2.   ALGEMEEN

2.1. De conformiteitsverklaring moet overeenstemmen met het bijgevoegde formaat inclusief de nummers van de vakken en de plaats van elk vak. De opmaak van ieder vak mag evenwel worden aangepast aan de individuele aanvraag, maar niet in zodanige mate dat de conformiteitsverklaring er onherkenbaar door wordt. In geval van twijfel dient u de bevoegde autoriteit te raadplegen.

2.2. De conformiteitsverklaring kan ofwel voorgedrukt ofwel per computer gegenereerd worden; in beide gevallen moeten de regels en tekens duidelijk en goed leesbaar worden afgedrukt. Voorgedrukte formuleringen zijn toegestaan overeenkomstig het aangehechte model maar andere certificeringsverklaringen zijn niet toegestaan.

2.3. U mag het formulier met de typemachine/computer of met de hand invullen indien u blokletters gebruikt om de tekst gemakkelijk leesbaar te maken. De conformiteitsverklaringen mogen worden opgesteld in het Engels en, voor zover van toepassing, in een of meerdere officiële talen van de lidstaten die het afgeven.

2.4. Een afschrift van de verklaring en alle referentiestukken moeten door de erkende productieorganisatie worden bewaard.

3.   INVULLEN VAN DE CONFORMITEITSVERKLARING DOOR DE OPSTELLER

3.1. Om van dit document een geldige verklaring te maken moeten alle vakken worden ingevuld.

3.2. Een conformiteitsverklaring mag niet worden afgegeven door de bevoegde autoriteit van de lidstaat van registratie als het ontwerp van het luchtvaartuig en de daarop te monteren producten niet zijn goedgekeurd.

3.3. De in de vakken 9, 10, 11, 12, 13 en 14 in te vullen gegevens mogen een verwijzing zijn naar een apart document dat door de productieorganisatie in haar archieven wordt bewaard, tenzij de bevoegde autoriteit anders beslist.

3.4. Met deze conformiteitsverklaring worden niet alle artikelen van de uitrusting bedoeld die geschikt zouden moeten zijn voor installatie ter naleving van de van toepassing zijnde operationele voorschriften. Evenwel kunnen een aantal individuele artikelen worden opgenomen in vak 10 of in het goedgekeurde typeontwerp. Exploitanten worden derhalve herinnerd aan hun verantwoordelijkheid de naleving van de toepasselijke operationele voorschriften voor hun eigen particuliere exploitanten te garanderen.

Vak 1

Vul hier de naam van de lidstaat van vervaardiging in.

Vak 2

Hier moet de bevoegde autoriteit worden vermeld uit hoofde waarvan de conformiteitsverklaring wordt afgegeven.

Vak 3

Een uniek serienummer moet worden voorgedrukt in dit vak ten behoeve van controle en traceerbaarheid van de verklaring. In het geval van een per computer gegenereerd document hoeft het nummer niet voorgedrukt te zijn, als de computer zodanig geprogrammeerd is dat het een uniek nummer kan produceren en printen.

Vak 4

Hier komt de volledige naam en het adres van de organisatie die de verklaring afgeeft. Dit vak mag voorgedrukt zijn. Logo's e.d. zijn toegestaan mits deze in het vak passen.

Vak 5

Schrijf het luchtvaartuigtype voluit zoals gedefinieerd in het typecertificaat en het bijbehorende gegevensblad.

Vak 6

Referentienummers van het typecertificaat en datum van afgifte voor het desbetreffende luchtvaartuig.

Vak 7

Indien het luchtvaartuig geregistreerd is, moeten hier de registratietekens worden ingevuld. Indien het luchtvaartuig niet geregistreerd is, moet hier een teken worden ingevuld dat door de bevoegde autoriteit van de lidstaat aanvaard wordt en, indien van toepassing, door de bevoegde autoriteit van een derde land.

Vak 8

Vermeld hier het identificatienummer van de fabrikant ten behoeve van controle, traceerbaarheid en productondersteuning. Soms wordt hiernaar verwezen als serienummer van de fabrikant of nummer van de constructeur.

Vak 9

Schrijf het type motor en propeller voluit zoals gedefinieerd in het typecertificaat en het bijhorende gegevensblad. Het identificatienummer van de fabrikant en het bijbehorende adres moeten ook worden vermeld.

Vak 10

Goedgekeurde wijzigingen in het ontwerp van de definitie van het luchtvaartuig.

Vak 11

Een opsomming van alle toepasselijke luchtwaardigheidsaanwijzingen (of equivalente voorschriften) en een verklaring omtrent naleving hiervan, samen met een beschrijving van de wijze van naleving voor individuele luchtvaartuigen inclusief producten en gemonteerde onderdelen, uitrustingsstukken en apparatuur. Eventuele toekomstige vereisten wat betreft uitvoeringstermijn moeten worden vermeld.

Vak 12

Goedgekeurde, niet-opzettelijke afwijking van het goedgekeurde typeontwerp waarnaar soms verwezen wordt als concessie, divergentie of niet-conform ontwerp.

Vak 13

Uitsluitend overeengekomen vrijstellingen, afstandsverklaringen of derogaties mogen hier worden opgenomen.

Vak 14

Opmerkingen. Eventuele verklaringen, informatie, bijzondere gegevens of beperkingen die van invloed kunnen zijn op de luchtwaardigheid van het luchtvaartuig. Indien dergelijke informatie of gegevens ontbreken, vul „GEEN” in.

Vak 15

Vul in „Bewijs van luchtwaardigheid” of „Beperkt bewijs van luchtwaardigheid” al naargelang de toepassing.

Vak 16

Bijkomende vereisten zoals meegedeeld door een importerend land moeten in dit vak worden vermeld.

Vak 17

De conformiteitsverklaring is geldig als alle vakken op het formulier zijn ingevuld. Een kopie van het testvluchtrapport dient samen met eventueel geregistreerde defecten en rectificatiegegevens door de EPO-houder te worden gearchiveerd. Het rapport moet worden ondertekend als voldoende door het ter zake kundige certificeringspersoneel en een lid van de bemanning, bv. de testpiloot of de boordwerkdeskundige tijdens de testvlucht. De uitgevoerde testvluchten gebeuren overeenkomstig de bepalingen van het kwaliteitssysteem, zoals vastgesteld door punt 21.A.139 en met name 21.A.139, onder b), 1, vi), teneinde te waarborgen dat het luchtvaartuig overeenstemt met de toepasselijke ontwerpgegevens en geschikt is voor veilig gebruik.

De opsomming van verschafte (of beschikbaar gestelde) artikelen om te voldoen aan de veilige exploitatieaspecten van deze verklaring moeten door de EPO-houder worden gearchiveerd.

Vak 18

De conformiteitsverklaring mag worden ondertekend door de persoon die daartoe geautoriseerd is door de houder van de erkenning als productieorganisatie in overeenstemming met punt 21.A.145, onder d). Gebruik van een stempel is niet toegestaan.

Vak 19

Hier moet de naam van de ondertekenaar worden ingevuld in een leesbare vorm, gedrukt of getypt.

Vak 20

Hier moet de datum worden vermeld waarop de conformiteitsverklaring is ondertekend.

Vak 21

Vermeld hier het door de bevoegde autoriteit verstrekte erkenningsnummer.




Aanhangsel IX

image

CERTIFICAAT VAN VRIJGAVE VOOR GEBRUIK — EASA-FORMULIER 53

INSTRUCTIES VOOR HET INVULLEN

Het vak KORTE BESCHRIJVING VAN DE UITGEVOERDE WERKZAAMHEDEN op EASA-formulier 53 moet een verwijzing bevatten naar de goedgekeurde gegevens die gebruikt zijn om de werkzaamheden uit te voeren.

Het vak LOCATIE op EASA-formulier 53 verwijst naar de plaats waar het onderhoud is gepleegd, niet de plaats waar de organisatie haar faciliteiten heeft (indien verschillend).




Aanhangsel X

Certificaten erkenning als productieorganisatie waarnaar in subdeel G van bijlage I (deel 21) wordt verwezen — EASA-formulier 55

image

image




Aanhangsel XI

Akkoordverklaring — EASA-formulier 65 — waarnaar in subdeel F van bijlage I (deel 21) wordt verwezen

image

▼M3




Aanhangsel XII

Categorieën vliegproeven en kwalificaties van bemanningsleden voor vliegproeven

A.    Algemeen

In dit aanhangsel worden de nodige kwalificaties vastgesteld voor cockpitbemanningsleden die betrokken zijn bij het uitvoeren van vliegproeven met volgens CS-23 voor luchtvaartuigen met een maximale startmassa van ten minste 2 000  kg, CS-25, CS-27, CS-29 of gelijkwaardige luchtwaardigheidsvoorschriften gecertificeerde of te certificeren luchtvaartuigen.

B.    Definities

1.

„Boordwerktuigkundige voor vliegproeven” : boordwerktuigkundige die betrokken is bij vliegproeven op de grond en in de lucht.

2.

„Hoofdboordwerktuigkundige voor vliegproeven” : boordwerktuigkundige die aan boord van een luchtvaartuig wordt ingezet voor het uitvoeren van vliegproeven of voor het ondersteunen van de piloot tijdens de bediening van het luchtvaartuig en zijn systemen tijdens vliegproefactiviteiten.

3.

„Vliegproeven” :

3.1. vluchten tijdens de ontwikkelingsfase van een nieuw ontwerp (luchtvaartuig, voortstuwingssystemen, onderdelen en uitrustingsstukken);

3.2. vluchten om overeenstemming met de certificeringsbasis of het typeontwerp aan te tonen;

3.3. vluchten om nieuwe ontwerpconcepten te testen, waarbij ongebruikelijke manoeuvres of profielen nodig zijn en de reeds goedgekeurde begrenzingen van het luchtvaartuig eventueel moeten worden overschreden;

3.4. opleidingsvluchten voor vliegproeven.

C.    Categorieën vliegproeven

1.    Algemeen

De onderstaande beschrijvingen gelden voor vluchten die worden uitgevoerd door ontwerp- en productieorganisaties volgens bijlage I (deel 21).

2.    Toepassingsgebied

Als voor een vliegproef meer dan één luchtvaartuig wordt ingezet, wordt elk luchtvaartuig afzonderlijk op grond van deze bijlage beoordeeld om vast te stellen of het om een vliegproef gaat en zo ja, van welke categorie.

Alleen de vluchten als bedoeld onder B, punt 3, vallen binnen het toepassingsgebied van dit aanhangsel.

3.    Categorieën vliegproeven

Vliegproeven omvatten de volgende vier categorieën:

3.1. Categorie één (1)

a) Eerste vlucht(en) van een nieuw type luchtvaartuig of van een luchtvaartuig waarvan de vliegeigenschappen aanzienlijk zijn gewijzigd;

b) vluchten waarbij mogelijk vliegeigenschappen aan het licht kunnen komen die sterk verschillen van de al bekende eigenschappen;

c) vluchten waarbij nieuwe of ongewone ontwerpkenmerken of -technieken worden onderzocht;

d) vluchten waarbij de operationele begrenzingen worden vastgesteld of uitgebreid;

e) vluchten waarbij de gereglementeerde prestaties, de vliegeigenschappen en de bestuurbaarheid worden vastgesteld tegen de operationele begrenzingen aan;

f) opleidingen voor vliegproeven van categorie 1.

3.2. Categorie twee (2)

a) Vluchten die niet zijn ingedeeld in categorie 1 met een luchtvaartuig waarvan het type nog niet is gecertificeerd;

b) vluchten die niet zijn ingedeeld in categorie 1 met een luchtvaartuig waarvan het type al is gecertificeerd, nadat een nog niet goedgekeurde wijziging is doorgevoerd waardoor:

i) het algemene gedrag van het luchtvaartuig moet worden beoordeeld, of

ii) ingeval er een nieuw of gewijzigd systeem actief of noodzakelijk is, de basisprocedures voor de bemanning moeten worden beoordeeld, of

iii) doelbewust moet worden gevlogen buiten de goedgekeurde operationele begrenzingen, maar binnen de onderzochte vluchtbegrenzingen.

c) opleidingen voor vliegproeven van categorie 2.

3.3. Categorie drie (3)

Vluchten voor de afgifte van een conformiteitsverklaring voor nieuwe luchtvaartuigen, waarbij de grenzen van het typecertificaat of het vlieghandboek niet worden overschreden

3.4. Categorie vier (4)

Vluchten die niet zijn ingedeeld in categorie 1 of 2 met een luchtvaartuig waarvan het type al is gecertificeerd, nadat een nog niet goedgekeurde ontwerpwijziging is doorgevoerd.

E.    Bekwaamheid en ervaring van andere boordwerktuigkundigen voor vliegproeven.

Voor zover van toepassing, beschikken andere boordwerktuigkundigen die zich tijdens vliegproeven boord van het luchtvaartuig bevinden over de nodige ervaring en opleiding voor de taken die zij als bemanningsleden moeten uitvoeren, overeenkomstig het operationeel handboek voor vliegproeven.

De organisatie stelt alle relevante gegevens met betrekking tot de vluchtactiviteiten beschikbaar voor de desbetreffende boordwerktuigkundige voor vliegproeven.

▼B




BIJLAGE II



Ingetrokken verordening met overzicht van de achtereenvolgende wijzigingen ervan

Verordening (EG) nr. 1702/2003 van de Commissie

(PB L 243 van 27.9.2003, blz. 6)

Verordening (EG) nr. 381/2005 van de Commissie

(PB L 61 van 8.3.2005, blz. 3)

Verordening (EG) nr. 706/2006 van de Commissie

(PB L 122 van 9.5.2006, blz. 16)

Verordening (EG) nr. 335/2007 van de Commissie

(PB L 88 van 29.3.2007, blz. 40)

Verordening (EG) nr. 375/2007 van de Commissie

(PB L 94 van 4.4.2007, blz. 3)

Verordening (EG) nr. 287/2008 van de Commissie

(PB L 87 van 29.3.2008, blz. 3)

Verordening (EG) nr. 1057/2008 van de Commissie

(PB L 283 van 28.10.2008, blz. 30)

Verordening (EG) nr. 1194/2009 van de Commissie

(PB L 321 van 8.12.2009, blz. 5)




BIJLAGE III



Concordantietabel

Verordening (EG) nr. 1702/2003

De onderhavige verordening

Artikel 1

Artikel 1

Artikel 2, leden 1 en 2

Artikel 2, leden 1 en 2

Artikel 2, lid 3

Artikel 2 bis, lid 1, aanhef

Artikel 3, lid 1, aanhef

Artikel 2 bis, lid 1, onder a) en b)

Artikel 3, lid 1, onder a) en b)

Artikel 2 bis, lid 1, onder c) en d)

Artikel 2 bis, leden 2 t/m 5

Artikel 3, leden 2 t/m 5

Artikel 2 ter

Artikel 4

Artikel 2 quater, lid 1

Artikel 5

Artikel 2 quater, leden 2 en 3

Artikel 2 quinquies

Artikel 6

Artikel 2 sexies, eerste alinea

Artikel 7

Artikel 2 sexies, tweede alinea

Artikel 3, leden 1 en 2 en lid 3, eerste zin

Artikel 8, leden 1, 2 en 3

Artikel 3, lid 3, tweede zin, en leden 4 en 5

Artikel 3, lid 6, aanhef

Artikel 8, lid 4, aanhef

Artikel 3, lid 6, punt 1)

Artikel 8, lid 4, onder a)

Artikel 3, lid 6, punt 2)

Artikel 8, lid 4, onder b)

Artikel 4, leden 1, 2 en lid 3, eerste zin

Artikel 9, leden 1, 2 en 3

Artikel 4, lid 3, tweede zin, en leden 4 en 5

Artikel 4, lid 6

Artikel 9, lid 4

Artikel 10

Artikel 5, lid 1

Artikel 11

Artikel 5, leden 2 t/m 5

Bijlage

Bijlage I

Bijlage II

Bijlage III



( 1 ) PB L 79 van 19.3.2008, blz. 1.

( 2 ) PB L 243 van 27.9.2003, blz. 6.

( 3 ) Zie bijlage II.

( 4 ) PB L 315 van 28.11.2003, blz. 1.