2011D0173 — NL — 22.03.2015 — 004.001


Dit document vormt slechts een documentatiehulpmiddel en verschijnt buiten de verantwoordelijkheid van de instellingen

►B

BESLUIT 2011/173/GBVB VAN DE RAAD

van 21 maart 2011

betreffende beperkende maatregelen vanwege de situatie in Bosnië en Herzegovina

(PB L 076, 22.3.2011, p.68)

Gewijzigd bij:

 

 

Publicatieblad

  No

page

date

 M1

BESLUIT 2012/158/GBVB VAN DE RAAD van 19 maart 2012

  L 80

17

20.3.2012

 M2

BESLUIT 2013/134/GBVB VAN DE RAAD van 18 maart 2013

  L 75

33

19.3.2013

 M3

BESLUIT 2014/157/GBVB VAN DE RAAD van 20 maart 2014

  L 87

95

22.3.2014

►M4

BESLUIT (GBVB) 2015/487 VAN DE RAAD van 20 maart 2015

  L 77

17

21.3.2015




▼B

BESLUIT 2011/173/GBVB VAN DE RAAD

van 21 maart 2011

betreffende beperkende maatregelen vanwege de situatie in Bosnië en Herzegovina



DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,

Gezien het Verdrag betreffende de Europese Unie, en met name artikel 29,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

De Raad heeft op 14 december 2010 bevestigd vastbesloten te zijn het Algemeen Kaderakkoord voor vrede van Dayton en Parijs te steunen en zich bereid getoond voorstellen te overwegen die de Unie beter in staat moeten stellen om in dit verband effectief met Bosnië en Herzegovina samen te werken.

(2)

In dat verband moeten beperkende maatregelen worden opgelegd aan bepaalde natuurlijke en rechtspersonen wier activiteiten de soevereiniteit, de territoriale integriteit, de constitutionele orde en de internationale rechtspersoonlíjkheid van Bosnië en Herzegovina ondermijnen, een ernstige bedreiging vormen voor de veiligheidssituatie in Bosnië en Herzegovina of het Algemeen Kaderakkoord voor de vrede van Dayton en Parijs en de bijlagen bij dit akkoord ondermijnen.

(3)

Voor de uitvoering van bepaalde maatregelen is nieuw optreden van de Unie nodig,

HEEFT HET VOLGENDE BESLUIT VASTGESTELD:



Artikel 1

1.  De lidstaten nemen de nodige maatregelen om de binnenkomst op of doorreis via hun grondgebied te beletten van de personen die:

a) de soevereiniteit, de territoriale integriteit, de constitutionele orde en de internationale rechtspersoonlijkheid van Bosnië en Herzegovina ondermijnen;

b) een ernstige bedreiging vormen voor de veiligheidssituatie in Bosnië en Herzegovina, of

c) het Algemeen Kaderakkoord voor de vrede van Dayton en Parijs en de bijlagen bij dit akkoord, waaronder de maatregelen die ter uitvoering van dit akkoord zijn vastgesteld, ondermijnen;

alsook van de met hen geassocieerde personen die op de lijst in de bijlage zijn vermeld.

2.  Lid 1 verplicht lidstaten niet eigen onderdanen te beletten hun grondgebied binnen te komen.

3.  Lid 1 laat gevallen onverlet waarin lidstaten uit hoofde van het internationale recht gebonden zijn, en wel:

a) als gastland van een internationale intergouvernementele organisatie;

b) als gastland van een internationale conferentie die is bijeengeroepen door, of plaatsvindt onder auspiciën van de VN;

c) krachtens een multilaterale overeenkomst die voorrechten en immuniteiten verleent, of

d) krachtens het Concordaat (Verdrag van Lateranen) van 1929 dat werd gesloten tussen de Heilige Stoel (Vaticaanstad) en Italië.

4.  Lid 3 wordt ook geacht van toepassing te zijn op gevallen waarin een lidstaat optreedt als gastland van de Organisatie voor Veiligheid en Samenwerking in Europa (OVSE).

5.  De Raad wordt naar behoren geïnformeerd in elk van de gevallen waarin een lidstaat krachtens lid 3 of lid 4 een vrijstelling verleent.

6.  De lidstaten kunnen van de krachtens lid 1 opgelegde maatregelen vrijstelling verlenen voor reizen die plaatsvinden op grond van dringende humanitaire noden, of om vergaderingen van intergouvernementele instanties, met inbegrip van door de Unie geïnitieerde vergaderingen, of vergaderingen waarvoor een lidstaat als fungerend voorzitter van de OVSE als gastheer optreedt, bij te wonen wanneer een politieke dialoog wordt gevoerd waarbij de democratie, de mensenrechten en de rechtsstaat in Bosnië en Herzegovina rechtstreeks worden bevorderd.

7.  Een lidstaat die de in lid 6 bedoelde vrijstellingen wil verlenen, brengt zulks schriftelijk ter kennis van de Raad. De vrijstelling wordt geacht te zijn toegestaan, tenzij door één of meer leden van de Raad binnen twee werkdagen na ontvangst van de kennisgeving van de voorgestelde vrijstelling, schriftelijk bezwaar wordt gemaakt bij de Raad. Indien één of meer leden van de Raad bezwaar maken, kan de Raad met een gekwalificeerde meerderheid van stemmen besluiten de voorgestelde vrijstelling te verlenen.

8.  Wanneer een lidstaat krachtens de leden 3, 4, 6 en 7 een machtiging verleent tot binnenkomst op of doorreis via zijn grondgebied van de in de bijlage vermelde personen, dan geldt deze machtiging uitsluitend voor het doel waarvoor ze is verleend en voor de personen waarop deze betrekking heeft.

Artikel 2

1.  Alle tegoeden en economische middelen die toebehoren aan, eigendom zijn van of in het bezit zijn van of gecontroleerd worden door personen:

a) die de soevereiniteit, de territoriale integriteit, de constitutionele orde en de internationale rechtspersoonlijkheid van Bosnië en Herzegovina ondermijnen;

b) een ernstige bedreiging vormen voor de veiligheidssituatie in Bosnië en Herzegovina, of

c) het Algemeen Kaderakkoord voor de vrede van Dayton en Parijs en de bijlagen bij dit akkoord, waaronder de maatregelen die ter uitvoering van dit akkoord zijn vastgesteld, ondermijnen;

alsook door de met hen geassocieerde natuurlijke of rechtspersonen die in de bijlage zijn vermeld, worden bevroren.

2.  Er worden geen tegoeden of economische middelen rechtstreeks of onrechtstreeks ter beschikking gesteld aan of ten behoeve van de in de bijlage vermelde natuurlijke of rechtspersonen.

3.  De bevoegde autoriteit van een lidstaat kan, onder voorwaarden die zij passend acht, toestemming geven voor de vrijgave of de beschikbaarstelling van bepaalde bevroren tegoeden of economische middelen, indien zij heeft vastgesteld dat de betrokken tegoeden of economische middelen:

a) noodzakelijk zijn voor het dekken van uitgaven voor de basisbehoeften van de in de bijlage genoemde natuurlijke personen en de leden van hun gezin die van hen afhankelijk zijn, zoals betalingen voor voedsel, huur of hypotheeklasten, geneesmiddelen of geneeskundige behandelingen, belastingen, verzekeringspremies of openbare voorzieningen;

b) uitsluitend bestemd zijn voor de betaling van redelijke honoraria en de vergoeding van kosten in verband met de verlening van juridische diensten;

c) uitsluitend bestemd zijn voor de betaling van honoraria of kosten voor alleen het houden of beheren van bevroren tegoeden of economische middelen, of

d) noodzakelijk zijn voor de betaling van buitengewone lasten, mits de bevoegde autoriteit de bevoegde autoriteiten van de andere lidstaten en de Commissie ten minste twee weken voordat zij de toestemming geeft, in kennis stelt van de redenen waarom zij meent dat specifieke toestemming moet worden gegeven.

De lidstaten stellen elkaar en de Commissie in kennis van elke toestemming die zij overeenkomstig dit lid verlenen.

4.  In afwijking van lid 1 kunnen de bevoegde autoriteiten van een lidstaat toestemming geven voor de vrijgave van bepaalde bevroren tegoeden of economische middelen mits aan de volgende voorwaarden is voldaan:

a) de tegoeden of economische middelen zijn het voorwerp van een gerechtelijk, administratief of arbitraal retentierecht of vonnis dat is vastgesteld vóór de datum waarop de natuurlijke of rechtspersoon, bedoeld in lid 1, op de lijst in de bijlage werd geplaatst;

b) de tegoeden of economische middelen worden uitsluitend aangewend om te voldoen aan vorderingen die door een dergelijk retentierecht zijn gewaarborgd of door een dergelijk vonnis geldig zijn verklaard, overeenkomstig de wet- en regelgeving tot vaststelling van de rechten van de personen die titularis zijn van dergelijke vorderingen;

c) het retentierecht of het vonnis komt niet ten goede aan een natuurlijke of rechtspersoon genoemd in de bijlage, en

d) de erkenning van het retentierecht of het vonnis is niet in strijd met de openbare orde van de betrokken lidstaat.

De lidstaten stellen elkaar en de Commissie in kennis van elke toestemming die overeenkomstig dit lid is verleend.

5.  Lid 1 belet niet dat een in de lijst vermelde persoon een betaling verricht die verschuldigd is uit hoofde van een contract dat is gesloten voordat deze persoon op de lijst werd geplaatst, op voorwaarde dat de betrokken lidstaat heeft vastgesteld dat de betaling niet rechtstreeks of onrechtstreeks wordt ontvangen door een in lid 1 bedoelde persoon.

6.  Lid 2 is niet van toepassing op de bijboeking op de bevroren rekeningen van:

a) rente of andere inkomsten op deze rekeningen, of

b) betalingen die verschuldigd zijn uit hoofde van contracten, overeenkomsten of verplichtingen die zijn gesloten of zijn ontstaan vóór de datum waarop dit besluit op de betrokken rekeningen van toepassing werd,

mits deze rente, andere inkomsten en betalingen onder lid 1 blijven vallen.

Artikel 3

1.  De Raad stelt op voorstel van een lidstaat of van de hoge vertegenwoordiger van de Unie voor buitenlandse zaken en veiligheidsbeleid de in de bijlage opgenomen lijst en eventuele wijzigingen daarin vast.

2.  De Raad stelt de betrokken persoon of het betrokken lichaam in kennis van zijn besluit en van de motivering voor de plaatsing op de lijst, hetzij rechtstreeks, indien het adres bekend is, hetzij middels de bekendmaking van een kennisgeving, zodat deze persoon daarover opmerkingen kan indienen.

3.  Indien er opmerkingen worden ingediend of substantieel nieuw bewijsmateriaal wordt overgelegd, toetst de Raad zijn besluit en brengt hij de betrokken persoon daarvan op de hoogte.

Artikel 4

1.  In de bijlage worden de gronden voor opneming van de betrokken personen in de lijst vermeld.

2.  De bijlage bevat tevens de informatie, indien beschikbaar, die nodig is om de betrokken personen te identificeren. Met betrekking tot natuurlijke personen kan die informatie bestaan uit namen, inclusief aliassen, geboortedatum en geboorteplaats, nationaliteit, paspoort- en identiteitskaartnummers, geslacht, adres indien bekend, en functie of beroep. Met betrekking tot rechtspersonen kan die informatie namen, plaats en datum van registratie, registratienummer en de plaats van vestiging omvatten.

Artikel 5

Om het effect van de in dit besluit vastgelegde beperkende maatregelen zo groot mogelijk te maken, moedigt de Unie derde landen aan soortgelijke beperkende maatregelen vast te stellen.

Artikel 6

Dit besluit treedt in werking op de datum waarop het wordt vastgesteld.

▼M4

Dit besluit is van toepassing tot en met 31 maart 2016.

▼B

Dit besluit wordt voortdurend getoetst. Het wordt zo nodig verlengd of gewijzigd indien de Raad van oordeel is dat de doelstellingen ervan niet zijn verwezenlijkt.




BIJLAGE

Lijst van de in de artikelen 1 en 2 bedoelde natuurlijke en rechtspersonen