02009R0642 — NL — 09.01.2017 — 002.001


Onderstaande tekst dient louter ter informatie en is juridisch niet bindend. De EU-instellingen zijn niet aansprakelijk voor de inhoud. Alleen de besluiten die zijn gepubliceerd in het Publicatieblad van de Europese Unie (te raadplegen in EUR-Lex) zijn authentiek. Deze officiële versies zijn rechtstreeks toegankelijk via de links in dit document

►B

VERORDENING (EG) Nr. 642/2009 VAN DE COMMISSIE

van 22 juli 2009

tot uitvoering van Richtlijn 2005/32/EG van het Europees Parlement en de Raad betreffende eisen inzake ecologisch ontwerp voor televisies

(Voor de EER relevante tekst)

(PB L 191 van 23.7.2009, blz. 42)

Gewijzigd bij:

 

 

Publicatieblad

  nr.

blz.

datum

►M1

VERORDENING (EU) Nr. 801/2013 VAN DE COMMISSIE van 22 augustus 2013

  L 225

1

23.8.2013

►M2

VERORDENING (EU) 2016/2282 VAN DE COMMISSIE van 30 november 2016

  L 346

51

20.12.2016




▼B

VERORDENING (EG) Nr. 642/2009 VAN DE COMMISSIE

van 22 juli 2009

tot uitvoering van Richtlijn 2005/32/EG van het Europees Parlement en de Raad betreffende eisen inzake ecologisch ontwerp voor televisies

(Voor de EER relevante tekst)



Artikel 1

Doel en toepassingsgebied

In deze verordening worden eisen inzake ecologisch ontwerp voor het in de handel brengen van televisies vastgesteld.

Artikel 2

Definities

In aanvulling op de in Richtlijn 2005/32/EG bepaalde definities wordt verstaan onder:

1.

„televisie” : een televisietoestel of beeldmonitor;

2.

„televisietoestel” :

een product dat primair is ontworpen voor de weergave en ontvangst van audiovisuele signalen, dat op de markt wordt gebracht onder één model- of systeemaanduiding en dat bestaat uit

a) een beeldscherm,

b) één of meer afstemmers/ontvangers en optionele aanvullende functies voor gegevensopslag en/of -weergave, zoals een digital versatile disc (dvd), harddiskdrive (hdd) of videocassetterecorder (VCR), hetzij als één geheel met het beeldscherm, hetzij als één of meer afzonderlijke eenheden;

3.

„beeldmonitor” : een product dat is ontworpen voor de weergave op een geïntegreerd scherm van videosignalen die afkomstig kunnen zijn uit verschillende bronnen, waaronder televisie-uitzendingen, waarmee optioneel audiosignalen uit een externe bron worden bestuurd en gereproduceerd en dat met die bronnen is verbonden via gestandaardiseerde videosignaalpaden, daaronder begrepen cinch (component, composiet), scart, HDMI en toekomstige draadloze standaarden (maar uitgezonderd niet-gestandaardiseerde videosignaalpaden zoals DVI en SDI), maar dat geen ethersignalen kan ontvangen en verwerken;

4.

„gebruiksstand” : de toestand waarin de televisie is aangesloten op de netvoedingsbron en beeld en geluid voortbrengt;

5.

„thuisstand” : de televisie-instelling die door de fabrikant wordt aanbevolen voor normaal thuisgebruik;

6.

„slaapstand” :

toestand waarbij de apparatuur is aangesloten op het elektriciteitsnet, afhankelijk is van de energietoevoer van het elektriciteitsnet om naar behoren te functioneren en uitsluitend de volgende functies biedt, die voor onbepaalde tijd kunnen voortduren:

 reactiveringsfunctie, of reactiveringsfunctie met slechts een indicatie van de ingeschakelde reactiveringsfunctie, en/of

 informatie- of statusweergave;

7.

„uit-stand” :

toestand waarbij de apparatuur is aangesloten op het elektriciteitsnet en geen enkele functie biedt; de uit-stand omvat ook:

a) toestanden waarin alleen een indicatie van de uit-stand wordt gegeven,

b) toestanden waarin alleen functies worden geboden die bedoeld zijn om elektromagnetische compatibiliteit te waarborgen krachtens Richtlijn 2004/108/EG van het Europees Parlement en de Raad ( 1 );

8.

„reactiveringsfunctie” : functie die de activering van andere standen, waaronder de gebruiksstand, mogelijk maakt, door middel van een schakelaar op afstand, waaronder afstandsbediening, een interne sensor of een timer die aanvullende functies, waaronder de gebruiksstand, inschakelt;

9.

„informatie- of statusweergave” : doorlopende functie die zorgt voor de weergave van informatie of van de toestand van de apparatuur op een scherm, waaronder de tijdsaanduiding;

10.

„verplicht menu” : een reeks televisie-instellingen die vooraf door de fabrikant zijn bepaald, waaruit de gebruiker van de televisie een keuze voor een bepaalde instelling moet maken wanneer de televisie voor het eerst wordt ingeschakeld;

11.

„volwaardige HD-resolutie” : een schermresolutie met ten minste 1 920 × 1 080 fysieke beeldpunten;

▼M1

12.

„netwerk” : een communicatie-infrastructuur met een topologie van verbindingen, een architectuur, inclusief de fysieke componenten daarvan, organisatiebeginselen, communicatieprocedures en formaten (protocols);

13.

„netwerkpoort” : een bedrade of draadloze fysieke interface van de netwerkverbinding, gelokaliseerd in het apparaat, waardoor dat apparaat vanop afstand kan worden geactiveerd;

14.

„netwerkgebonden televisie” : een televisie die met een netwerk kan worden verbonden en die beschikt over één of meer netwerkpoorten;

15.

„netwerkbeschikbaarheid” : de capaciteit van het apparaat om functies te reactiveren nadat door een netwerkpoort een trigger-op-afstand is gedetecteerd;

16.

„trigger-op-afstand” : een signaal dat komt van buiten het apparaat via een netwerk;

17.

„netwerkgebonden slaapstand” : een toestand waarin een televisie in staat is een functie te reactiveren bij middel van een trigger-op-afstand via een netwerkverbinding;

18.

„netwerkgebonden televisie met hoge-netwerkbeschikbaarheidsfunctionaliteit” (een televisie met HiNA-functionaliteit) : een televisie met daarin vervat de functionaliteit van een router, netwerkswitch, draadloos netwerktoegangspunt (dat geen terminal is) of combinatie daarvan;

19.

„router” : een netwerkapparaat waarvan de hoofdfunctie is het optimale pad voor het netwerkverkeer te kiezen. Routers verzenden datapakketten van één netwerk naar een ander, gebaseerd op netwerklaaginformatie (L3);

20.

„netwerkswitch” : een netwerkapparaat waarvan de hoofdfunctie is om frames op basis van het adres van bestemming van elk frame te filteren, door te sturen en te verspreiden. Alle switches werken minimaal op de datalinklaag (L2);

21.

„draadloos netwerktoegangspunt” : een apparaat waarvan de hoofdfunctie is om IEEE 802.11 (Wi-Fi)-connectiviteit te verstrekken aan meerdere clienten.

▼B

Artikel 3

Eisen inzake ecologisch ontwerp

De eisen inzake ecologisch ontwerp van televisies worden uiteengezet in bijlage I.

Naleving van de eisen inzake ecologisch ontwerp wordt gemeten volgens de in bijlage II beschreven methoden.

Artikel 4

Overeenstemmingsbeoordeling

De in artikel 8 van Richtlijn 2005/32/EG bedoelde overeenstemmingsbeoordelingsprocedure is het in bijlage IV bij die richtlijn bepaalde interne ontwerpcontrolesysteem of het in bijlage V van die richtlijn bepaalde beheersysteem.

Op de voor de overeenstemmingsbeoordeling benodigde technische documentatie wordt ingegaan in hoofdstuk 5, punt 1, van bijlage I, bij deze verordening.

Artikel 5

Controleprocedure voor markttoezicht

Het toezicht wordt uitgeoefend overeenkomstig de in bijlage III beschreven controleprocedure.

Artikel 6

Herziening

De Commissie herziet deze verordening uiterlijk drie jaar na de inwerkingtreding ervan in het licht van de technologische vooruitgang en legt de resultaten van deze herziening voor aan het Overlegforum inzake ecologisch ontwerp.

Artikel 7

Wijziging van Verordening (EG) nr. 1275/2008

Bijlage I, punt 3, van Verordening (EG) nr. 1275/2008 wordt vervangen door de tekst in bijlage IV bij deze verordening.

Artikel 8

Inwerkingtreding

1.  Deze verordening treedt in werking op de twintigste dag volgende op die van haar bekendmaking in het Publicatieblad van de Europese Unie.

2.  De in hoofdstuk 1, punt 1, hoofdstuk 3 en 4 en hoofdstuk 5, punt 2, van bijlage I gestelde eisen inzake ecologisch ontwerp zijn van toepassing met ingang van 20 augustus 2010.

De in hoofdstuk 1, punt 2, van bijlage I gestelde eisen inzake ecologisch ontwerp zijn van toepassing met ingang van 1 april 2012.

De in hoofdstuk 2, punt 1, onder a) tot en met d), van bijlage I gestelde eisen inzake ecologisch ontwerp zijn van toepassing met ingang van 7 januari 2010.

De in hoofdstuk 2, punt 2, onder a) tot en met e), van bijlage I gestelde eisen inzake ecologisch ontwerp zijn van toepassing met ingang van 20 augustus 2011.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.




BIJLAGE I

EISEN INZAKE ECOLOGISCH ONTWERP

1.   ELEKTRICITEITSVERBRUIK IN GEBRUIKSSTAND

1. Met ingang van 20 augustus 2010:

Het elektriciteitsverbruik in de gebruiksstand van een televisie met een zichtbaar schermoppervlak A uitgedrukt in dm2 mag de volgende grenswaarden niet overschrijden:



 

Volwaardige HD-resolutie

Alle overige resoluties

Televisietoestellen

20 W + A · 1,12 · 4,3224 W/dm2

20 W + A · 4,3224 W/dm2

Beeldmonitoren

15 W + A · 1,12 · 4,3224 W/dm2

15 W + A · 4,3224 W/dm2

2. Met ingang van 1 april 2012:

Het elektriciteitsverbruik in de gebruiksstand van een televisie met een zichtbaar schermoppervlak A uitgedrukt in dm2 mag de volgende grenswaarden niet overschrijden:



 

Alle resoluties

Televisietoestellen

16 W + A · 3,4579 W/dm2

Beeldmonitoren

12 W + A · 3,4579 W/dm2

2.   ELEKTRICITEITSVERBRUIK IN SLAAP- EN UIT-STAND

1. Met ingang van 7 januari 2010:

a) Elektriciteitsverbruik in uit-stand:

Het elektriciteitsverbruik van televisies in een uit-stand mag de grenswaarde van 1,00 W niet overschrijden.

b) Elektriciteitsverbruik in slaapstand:

Het elektriciteitsverbruik van televisies in een toestand waarin uitsluitend een reactiveringsfunctie of uitsluitend een reactiveringsfunctie en een indicatie van de ingeschakelde reactiveringsfunctie wordt geboden, mag de grenswaarde van 1,00 W niet overschrijden.

Het elektriciteitsverbruik van televisies in enige toestand waarin uitsluitend een informatie- of statusweergave of uitsluitend een combinatie van een reactiveringsfunctie en een informatie- of statusweergave wordt geboden, mag de grenswaarde van 2,00 W niet overschrijden.

c) Beschikbaarheid van uit-stand en/of slaapstand

Televisies moeten zijn uitgerust met een uit-stand en/of slaapstand, en/of een andere toestand waarin het elektriciteitsverbruik het in de uit-stand en/of slaapstand toegestane elektriciteitsverbruik niet overschrijdt wanneer de televisie is aangesloten op het elektriciteitsnet.

d) Voor televisietoestellen die bestaan uit een beeldscherm en één of meer afstemmers/ontvangers en optionele aanvullende functies voor gegevensopslag en/of -weergave, zoals een digital versatile disc (dvd), harddiskdrive (hdd) of videocassetterecorder (VCR), in één of meer afzonderlijke eenheden, is hetgeen onder a) tot en met c) separaat van toepassing op het beeldscherm en de afzonderlijke eenheden.

2. Met ingang van 20 augustus 2011:

a) Elektriciteitsverbruik in uit-stand

Het elektriciteitsverbruik van televisies in een uit-stand mag de grenswaarde van 0,30 W niet overschrijden, tenzij aan de voorwaarde in de volgende alinea wordt voldaan.

Voor televisies met een gemakkelijk zichtbare schakelaar, die de televisie in een toestand met een elektriciteitsverbruik van niet meer dan 0,01 W brengt wanneer deze in de uit-positie wordt gezet, mag het elektriciteitsverbruik in geen enkele andere uit-stand van de televisie hoger zijn dan 0,50 W.

b) Elektriciteitsverbruik in slaapstand

Het elektriciteitsverbruik van televisies in een toestand waarin uitsluitend een reactiveringsfunctie of uitsluitend een reactiveringsfunctie en een indicatie van de ingeschakelde reactiveringsfunctie wordt geboden, mag de grenswaarde van 0,50 W niet overschrijden.

Het elektriciteitsverbruik van televisies in enige toestand waarin uitsluitend een informatie- of statusweergave of uitsluitend een combinatie van een reactiveringsfunctie en een informatie- of statusweergave wordt geboden, mag de grenswaarde van 1,00 W niet overschrijden.

c) Beschikbaarheid van uit-stand en/of slaapstand

Televisies moeten zijn uitgerust met een uit-stand en/of slaapstand, en/of een andere toestand waarin het elektriciteitsverbruik het in de uit-stand en/of slaapstand toegestane elektriciteitsverbruik niet overschrijdt wanneer de televisie is aangesloten op het elektriciteitsnet.

d) Automatische uitschakeling

Televisies moeten zijn uitgerust met een functie met de volgende kenmerken:

i) Na uiterlijk 4 uur in de gebruiksstand na de laatste gebruikersinteractie en/of verandering van kanaal, wordt de televisie automatisch geschakeld van de gebruiksstand naar de

 slaapstand, of de

 uit-stand, of

 een andere toestand waarin het elektriciteitsverbruik het in de uit-stand en/of slaapstand toegestane elektriciteitsverbruik niet overschrijdt.

ii) Voordat de automatische schakeling van de gebruiksstand naar de andere toestand/standen plaatsvindt, moet op de televisie een waarschuwing worden weergegeven.

Deze functie moet de systeemgekozen instelling zijn.

e) Voor televisietoestellen die bestaan uit een beeldscherm en één of meer afstemmers/ontvangers en optionele aanvullende functies voor gegevensopslag en/of -weergave, zoals op een digital versatile disc (dvd), harddiskdrive (hdd) of videocassetterecorder (VCR), in een afzonderlijke eenheid, is hetgeen onder a) tot en met d) separaat van toepassing op het beeldscherm en de afzonderlijke eenheid.

▼M1

3.   ELEKTRICITEITSVERBRUIK IN NETWERKGEBONDEN SLAAPSTAND

Voor netwerkgebonden televisies gelden de volgende eisen:

1. Met ingang van 1 januari 2015:

a) mogelijkheid om draadloze netwerkverbinding(en) uit te schakelen

Wanneer een netwerkgebonden televisie kan verbonden worden met een draadloos netwerk, moet het voor de gebruiker mogelijk zijn de draadloze netwerkverbinding(en) te deactiveren. Deze eis geldt niet voor producten die voor hun toepassingen gebruikmaken van één draadloze netwerkverbinding en die niet over een bedrade netwerkverbinding beschikken;

b) stroombeheer voor netwerkgebonden televisies

Netwerkgebonden televisies beschikken over een functie met de volgende kenmerken:

Na meer dan 4 uren in gebruiksstand volgende op de laatste gebruikersinteractie en/of verandering van kanaal wordt de televisie automatisch overgeschakeld van gebruiksstand naar een toestand van netwerkgebonden stand-by of een andere toestand waarin de toepasselijke grenswaarden qua stroomverbruik bij toestanden met netwerkgebonden stand-by niet worden overschreden.

Vóór de automatische overschakeling van een bepaalde stand naar de toepasselijke toestand/modi tonen televisies een waarschuwingsbericht. Deze functie wordt als default ingesteld.

In een toestand waarin netwerkgebonden slaapstand beschikbaar is, kan de stroombeheerfunctie de televisie automatisch overschakelen naar de slaapstand of de uit-stand of een andere toestand waarin de toepasselijke grenzen voor het elektriciteitsverbruik in de uit- en/of slaapstand niet worden overschreden.

De stroombeheerfunctie, of een soortgelijke functie, moet beschikbaar zijn voor alle netwerkpoorten van de netwerkgebonden televisie.

De stroombeheerfunctie, of een soortgelijke functie, moet geactiveerd zijn, tenzij alle draadloze netwerkpoorten gedeactiveerd zijn. In dat geval moet de stroombeheerfunctie of een soortgelijke functie geactiveerd zijn wanneer één van die netwerkpoorten geactiveerd is;

c) een netwerkgebonden televisie die beschikt over één of meer slaapstanden, moet voldoen aan de eisen voor deze slaapstand(en) wanneer alle draadloze netwerkpoorten gedeactiveerd zijn;

d) elektriciteitsverbruik in een toestand waarin netwerkgebonden slaapstand beschikbaar is:

Het elektriciteitsverbruik van een televisie met HiNA-functionaliteit, in een toestand waarin netwerkgebonden slaapstand beschikbaar is waarnaar de televisie door de stroombeheerfunctie of een soortgelijke functie is overgeschakeld, mag niet hoger liggen dan 12,00 W.

Het elektriciteitsverbruik van televisies zonder HiNA-functionaliteit, in een toestand waarin netwerkgebonden slaapstand beschikbaar is waarnaar de televisie door de stroombeheerfunctie of een soortgelijke functie is overgeschakeld, mag niet hoger liggen dan 6,00 W.

2. Met ingang van 1 januari 2017:

afgezien van de in punt 1, onder a) en b), genoemde eisen, gelden de volgende bepalingen:

a) een netwerkgebonden televisie die beschikt over één of meer slaapstanden, moet voldoen aan de eisen voor deze slaapstand(en) wanneer alle bedrade netwerkpoorten ontkoppeld zijn en wanneer alle draadloze netwerkpoorten gedeactiveerd zijn;

b) een netwerkgebonden televisie moet voldoen aan het bepaalde in punt 2.2, onder d), wanneer alle bedrade netwerkpoorten ontkoppeld zijn en wanneer alle netwerkpoorten gedeactiveerd zijn;

c) elektriciteitsverbruik in een toestand waarin netwerkgebonden slaapstand beschikbaar is:

Het elektriciteitsverbruik van een televisie met HiNA-functionaliteit, in een toestand waarin netwerkgebonden slaapstand beschikbaar is waarnaar de televisie door de stroombeheerfunctie of een soortgelijke functie is overgeschakeld, mag niet hoger liggen dan 8,00 W.

Het elektriciteitsverbruik van televisies zonder HiNA-functionaliteit, in een toestand waarin netwerkgebonden slaapstand beschikbaar is waarnaar de televisie door de stroombeheerfunctie of een soortgelijke functie is overgeschakeld, mag niet hoger liggen dan 3,00 W.

3. Met ingang van 1 januari 2019:

afgezien van de in punt 1, onder a) en b), en in punt 2, onder a), b) en c), genoemde eisen, geldt de volgende bepaling voor netwerkgebonden televisies die geen HiNA-apparatuur of televisies met HiNA-functionaliteit zijn:

het elektriciteitsverbruik van televisies zonder HiNA-functionaliteit, in een toestand waarin netwerkgebonden slaapstand beschikbaar is waarnaar de televisie door de stroombeheerfunctie of een soortgelijke functie is overgeschakeld, mag niet hoger liggen dan 2,00 W.

▼B

►M1  4. ◄    THUISSTAND VOOR TELEVISIES DIE WORDEN GELEVERD MET EEN VERPLICHT MENU

Met ingang van 20 augustus 2010:

Televisies met een verplicht menu bij eerste inschakeling van de televisie moeten in het verplichte menu een thuisstand aanbieden die de systeemgekozen waarde bij eerste inschakeling van de televisie dient te zijn. Als de gebruiker bij eerste inschakeling van de televisie een andere stand kiest dan de thuisstand, dient een tweede selectieproces te worden geactiveerd waarin deze keuze moet worden bevestigd.

►M1  5. ◄    PIEKLUMINANTIEVERHOUDING

Met ingang van 20 augustus 2010:

 Televisies zonder verplicht menu: de piekluminantie van de gebruiksstand van de televisie bij levering door de fabrikant mag niet minder zijn dan 65 % van de piekluminantie van de helderste toestand in de gebruiksstand die de televisie biedt.

 Televisies met verplicht menu: de piekluminantie van de thuisstand mag niet minder zijn dan 65 % van de piekluminantie van de helderste toestand in de gebruiksstand die de televisie biedt.

►M1  6. ◄    DOOR FABRIKANTEN TE VERSTREKKEN INFORMATIE

1. Met het oog op de in artikel 5 bepaalde overeenstemmingsbeoordeling omvat de technische documentatie de volgende elementen:

a) Testparameters voor metingen

 omgevingstemperatuur,

 testvoltage in V en frequentie in Hz,

 totale harmonische vervorming van het elektriciteitsvoorzieningssysteem,

 de ingangspoort voor de audio- en videotestsignalen,

 informatie en documentatie over de voor elektrische testen gebruikte instrumenten, opstelling en schakelingen.

b) Gebruiksstand

 de gegevens inzake elektriciteitsverbruik in watt, afgerond op één decimaal voor vermogensmetingen tot 100 W en op het dichtstbijzijnde gehele getal voor vermogensmetingen boven 100 W,

 de karakteristieken van het dynamische videosignaal met uitgezonden inhoud die representatief is voor gebruikelijke televisie-uitzendingen,

 de opeenvolging van stappen waarmee een stabiele toestand met betrekking tot het elektriciteitsverbruik wordt bereikt,

 aanvullend voor televisies met een verplicht menu: de verhouding tussen de piekluminantie van de thuisstand en de piekluminantie van de helderste toestand in de gebruiksstand die de televisie biedt, uitgedrukt als percentage,

 aanvullend voor beeldmonitoren: een beschrijving van de relevante karakteristieken van de voor metingen gebruikte afstemmer.

c) Voor elke slaapstand en/of uit-stand

 de gegevens inzake elektriciteitsverbruik in watt, afgerond op twee decimalen,

 de gebruikte meetmethode,

 een beschrijving van de wijze waarop de stand werd geselecteerd of geprogrammeerd,

 de opeenvolging van gebeurtenissen waardoor de stand van de televisie automatisch wordt gewijzigd.

d) Automatische uitschakeling

De duur van de gebruiksstand voordat de televisie automatisch wordt geschakeld naar de slaapstand of de uit-stand, of een andere toestand waarin het elektriciteitsverbruik het in de uit-stand en/of slaapstand toegestane elektriciteitsverbruik niet overschrijdt.

▼M1

e) voor netwerkgebonden slaapstand:

 het aantal en het type netwerkpoorten en, behalve voor draadloze netwerkpoorten, waar deze poorten zich op de televisie bevinden; met name wordt vermeld of dezelfde fysieke netwerkpoort dienstdoet voor twee of meer types netwerkpoorten,

 of alle netwerkpoorten vóór levering gedeactiveerd zijn,

 of de televisie kan worden gekwalificeerd als een televisie met HiNA-functionaliteit; als geen informatie wordt gegeven, wordt de televisie geacht geen HiNA-apparatuur of televisie met HiNA-functionaliteit te zijn.

f) voor elk type netwerkpoort:

 de standaard uitschakelvertraging waarna de stroombeheerfunctie, of een soortgelijke functie, het apparaat overschakelt naar een toestand waarin netwerkgebonden slaapstand beschikbaar is,

 de trigger die wordt gebruikt om het apparaat opnieuw te activeren,

 de specificaties inzake (maximale) prestaties,

 het (maximale) elektriciteitsverbruik van de televisie in een toestand waarin netwerkgebonden slaapstand beschikbaar is waarnaar de stroombeheerfunctie of een soortgelijke functie het apparaat zal overschakelen als uitsluitend deze poort voor activering op afstand wordt gebruikt.

Indien geen informatie wordt verstrekt, wordt de televisie niet als netwerkgebonden televisie beschouwd.

▼B

►M1  (g) ◄  Gevaarlijke stoffen

Als de televisie kwik of lood bevat: het gehalte kwik als X,X mg en de aanwezigheid van lood.

2. Met ingang van 20 augustus 2010:

De volgende informatie moet openbaar worden gemaakt op vrij toegankelijke websites:

 de gegevens inzake het elektriciteitsverbruik in de gebruiksstand in watt, afgerond op één decimaal voor vermogensmetingen tot 100 W en op het dichtstbijzijnde gehele getal voor vermogensmetingen boven 100 W;

▼M1

 voor elke slaapstand en/of uit-stand en de toestand waarin netwerkgebonden slaapstand beschikbaar is: de gegevens inzake het elektriciteitsverbruik, in watt, afgerond op twee decimalen;

▼B

 voor televisies zonder verplicht menu: de verhouding tussen de piekluminantie van de toestand in de gebruiksstand van de televisie zoals die door de fabrikant is geleverd, en de piekluminantie van de helderste toestand in de gebruiksstand die de televisie biedt, uitgedrukt als percentage en afgerond op het dichtstbijzijnde gehele getal;

 voor televisies met een verplicht menu: de verhouding tussen de piekluminantie van de toestand in de thuisstand en de piekluminantie van de helderste toestand in de gebruiksstand die de televisie biedt, uitgedrukt als percentage en afgerond op het dichtstbijzijnde gehele getal;

 als de televisie kwik of lood bevat: het gehalte als X,X mg en de aanwezigheid van lood.




BIJLAGE II

METINGEN

1.    Meting van elektriciteitsverbruik in gebruiksstand

Metingen van het elektriciteitsverbruik zoals bedoeld in hoofdstuk 1 van bijlage I dienen te voldoen aan alle volgende voorwaarden.

a) Metingen worden uitgevoerd volgens een betrouwbare, nauwkeurige en reproduceerbare meetprocedure die rekening houdt met de algemeen erkende meest recente meetmethoden.

b) Voorwaarden ten aanzien van televisies waarvan het elektriciteitsverbruik in de gebruiksstand wordt gemeten:

 Televisietoestellen zonder verplicht menu: het in de punten 1 en 2 bedoelde elektriciteitsverbruik dient te worden gemeten in de gebruiksstand van de televisie zoals deze is geleverd door de fabrikant, dat wil zeggen dat de helderheidsinstellingen van de televisie zijn zoals deze door de fabrikant voor de eindgebruiker zijn gekozen.

 Televisietoestellen met verplicht menu: het in de punten 1 en 2 bedoelde elektriciteitsverbruik dient te worden gemeten in de thuisstand.

 Beeldmonitoren zonder verplicht menu: de beeldmonitor moet zijn aangesloten op een daarvoor geschikte afstemmer. Het in de punten 1 en 2 bedoelde elektriciteitsverbruik dient te worden gemeten in de gebruiksstand van de televisie zoals deze is geleverd door de fabrikant, dat wil zeggen dat de helderheidsinstellingen van de beeldmonitor zijn zoals deze door de fabrikant voor levering aan de eindgebruiker zijn gekozen. Het elektriciteitsverbruik van de afstemmer is niet van belang voor de metingen van het elektriciteitsverbruik van de beeldmonitor in de gebruiksstand.

 Beeldmonitoren met verplicht menu: de beeldmonitor moet zijn aangesloten op een daarvoor geschikte afstemmer. Het in de punten 1 en 2 bedoelde elektriciteitsverbruik dient te worden vastgesteld in de thuisstand.

c) Algemene voorwaarden:

 Metingen dienen te worden uitgevoerd bij een omgevingstemperatuur van 23 °C ± 5 °C.

 Metingen dienen te worden uitgevoerd met een dynamisch videosignaal met uitgezonden inhoud die representatief is voor gebruikelijke televisie-uitzendingen. Als gemeten waarde dient te worden genomen het gemiddelde elektriciteitsverbruik tijdens een aaneengesloten periode van tien minuten.

 Metingen dienen te worden uitgevoerd nadat de televisie ten minste één uur in de uit-stand is geweest, onmiddellijk gevolgd door ten minste één uur in de gebruiksstand, en dienen te worden voltooid voordat ten hoogste drie uur in de gebruiksstand zijn verstreken. Het relevante videosignaal dient tijdens de gehele duur van de gebruiksstand te worden weergegeven. Voor televisies waarvan bekend is dat zij zich binnen één uur stabiliseren, mogen deze tijdsduren worden verminderd indien de resulterende meting aantoonbaar binnen een marge van 2 % ligt ten opzichte van de uitkomsten die anders zouden zijn bereikt met de hier beschreven tijdsduren.

▼M2 —————

▼B

 Voor de uitvoering van de metingen wordt de automatische helderheidsregeling, indien het toestel daarover beschikt, uitgeschakeld. Indien het toestel is uitgerust met een automatische helderheidsregeling die niet kan worden uitgeschakeld, worden de metingen uitgevoerd met rechtstreekse lichtinval in de omgevingslichtsensor van 300 lux of meer.

▼M1

2.    Meting van elektriciteitsverbruik in slaap-/uit-stand en netwerkgebonden slaapstand

Metingen van het elektriciteitsverbruik zoals bedoeld in de hoofdstukken 2 en 3 van bijlage I dienen te voldoen aan alle volgende voorwaarden:

Het elektriciteitsverbruik zoals bedoeld in punt 2.1, onder a) en b), punt 2.2, onder a) en b), punt 3.1, onder d), en punt 3.2, onder c), wordt bepaald met behulp van een betrouwbare, nauwkeurige en reproduceerbare meetprocedure, die rekening houdt met de algemeen erkende stand van de techniek.

▼B

3.    Meting van de piekluminantie

Metingen van de piekluminantie zoals bedoeld in hoofdstuk 4 van bijlage I dienen te voldoen aan alle volgende voorwaarden.

a) Metingen worden uitgevoerd volgens een betrouwbare, nauwkeurige en reproduceerbare meetprocedure die rekening houdt met de algemeen erkende meest recente meetmethoden.

b) Metingen van de piekluminantie worden uitgevoerd met een luminantiemeter, die het gedeelte van het scherm detecteert met een volledig (100 %) wit beeld dat deel uitmaakt van een „full screen test”-testpatroon dat de gemiddelde helderheid van het beeld (APL) niet overschrijdt wanneer er in de luminantie-driver van het scherm een stroombeperking optreedt.

c) Metingen van de luminantieverhouding worden uitgevoerd zonder bij het schakelen tussen de in hoofdstuk 4 van bijlage I bedoelde standen het detectiepunt van de luminantiemeter op het scherm te verstoren.

▼M1




BIJLAGE III

▼M2

CONTROLE OP DE NALEVING VAN PRODUCTVOORSCHRIFTEN DOOR DE MARKTTOEZICHTAUTORITEITEN

A.    De in deze bijlage vastgestelde controletoleranties worden uitsluitend gebruikt voor de controle van de gemeten parameters door de autoriteiten van de lidstaten; zij mogen door de fabrikant of de importeur niet worden gebruikt als een toegestane tolerantie voor de vaststelling van de in de technische documentatie opgenomen waarden of om deze waarden te interpreteren om ervoor te zorgen dat naleving wordt bereikt of om op welke manier dan ook betere prestaties naar buiten te brengen.

Wanneer de autoriteiten van de lidstaten aan de hand van de in deze verordening vervatte eisen, overeenkomstig artikel 3, lid 2, van Richtlijn 2009/125/EG, controleren of een productmodel aan de in deze bijlage vervatte eisen voldoet, passen de autoriteiten van de lidstaten de volgende procedure toe. Zij passen de stappen van punt 2, onder a) en b), en punt 3, hieronder ook toe tijdens de in deel B van deze bijlage uiteengezette controleprocedure.

(1) De autoriteiten van de lidstaat controleren één eenheid van het model.

(2) Het model wordt geacht te voldoen aan de toepasselijke eisen als:

a) de waarden in de technische documentatie als bedoeld in punt 2 van bijlage IV bij Richtlijn 2009/125/EG (opgegeven waarden) en, indien van toepassing, de waarden die worden gebruikt voor de berekening van deze waarden, niet gunstiger zijn voor de fabrikant of de importeur dan de resultaten van de metingen die worden uitgevoerd overeenkomstig punt 2, onder g), en

b) de opgegeven waarden aan de in deze verordening vastgestelde eisen voldoen en de door de fabrikant of de importeur bekendgemaakte, vereiste productinformatie geen waarden bevat die gunstiger zijn voor de fabrikant of de importeur dan de opgegeven waarden, en

c) de vastgestelde waarden (de waarden voor de betrokken parameters zoals gemeten bij tests en de waarden die op basis van deze metingen worden berekend), aan de respectieve, in tabel 1 vastgestelde controletoleranties voldoen wanneer de autoriteiten van de lidstaat de eenheid van het model testen.

(3) Als de in punt 2, onder a) of b), bedoelde resultaten niet worden behaald, wordt het model geacht niet aan deze verordening te voldoen.

(4) Als het in punt 2, onder c), bedoelde resultaat niet wordt behaald, selecteren de autoriteiten van de lidstaat drie extra te testen eenheden van hetzelfde model.

(5) Het model wordt geacht te voldoen aan de toepasselijke eisen als voor deze drie eenheden het rekenkundig gemiddelde van de vastgestelde waarden aan de in tabel 1 vastgestelde respectieve controletoleranties voldoet.

(6) Als het in punt 5 bedoelde resultaat niet wordt behaald, wordt het model geacht niet aan deze verordening te voldoen.

(7) Zodra het besluit van niet-overeenstemming van het model overeenkomstig de punten 3 en 6 is genomen, verstrekken de autoriteiten van de lidstaat alle relevante informatie aan de autoriteiten van de overige lidstaten en aan de Commissie.

De autoriteiten van de lidstaten gebruiken de in bijlage I vastgestelde berekeningsmethoden en de in bijlage II vastgestelde meetvoorwaarden.

De autoriteiten van de lidstaten passen uitsluitend de controletoleranties toe die in tabel 1 zijn vastgesteld, en gebruiken uitsluitend de in de punten 1 tot en met 7 beschreven procedure voor de in deze bijlage bedoelde eisen. Er worden geen andere toleranties, zoals die welke zijn opgenomen in geharmoniseerde normen of in een andere meetmethode, toegepast.



Tabel 1

Controletoleranties

Parameters

Controletoleranties

Het in bijlage I, deel 1, punten 1 en 2, gegeven opgenomen vermogen in de gebruiksstand

De vastgestelde waarde mag de opgegeven waarde met niet meer dan 7 % overschrijden.

Uitstand/slaapstand, voor zover van toepassing, in bijlage I, deel 2, punt 1, onder a) en b), en punt 2, onder a) en b)

De vastgestelde waarde mag de opgegeven waarde met niet meer dan 0,10 W overschrijden.

De in bijlage I, deel 5, gegeven piekluminantieverhouding

De vastgestelde waarde mag niet minder zijn dan 60 % van de piekluminantie van de helderste toestand in de gebruiksstand die de televisie biedt.

▼M1

B.    Controleprocedure voor de in deel 3 van bijlage I vastgestelde eisen

Met het oog op de markttoezichtscontroles overeenkomstig artikel 3, lid 2, van Richtlijn 2009/125/EG maken de autoriteiten van de lidstaten gebruik van de volgende controleprocedure voor de eisen als uiteengezet in bijlage I, deel 3, punt 1, onder d), en punt 2, onder c), als van toepassing. Zij maken gebruik van de onderstaande procedure, na alle netwerkpoorten van de eenheid te hebben gedeactiveerd en/of ontkoppeld, naargelang van toepassing.

De autoriteiten van de lidstaat testen één televisie en wel als volgt:

wanneer de televisie, zoals aangegeven in de technische documentatie, één type netwerkpoort heeft en als twee of meer poorten van dat type beschikbaar zijn, wordt één van deze poorten ad random gekozen en wordt die poort verbonden met het passende netwerk dat voldoet aan de maximumspecificatie van die poort. Wanneer er meerdere draadloze netwerkpoorten van hetzelfde type zijn, worden de andere draadloze poorten indien mogelijk gedeactiveerd. In het geval van meerdere bedrade netwerkpoorten van hetzelfde type worden voor de verificatie van de in bijlage I, punt 2, genoemde eisen de andere netwerkpoorten zo mogelijk gedeactiveerd. Als uitsluitend één netwerkpoort beschikbaar is, wordt die poort verbonden met het passende netwerk dat voldoet aan de maximumspecificatie van die poort;

de eenheid wordt vervolgens in de gebruiksstand gezet. Zodra de eenheid in de gebruiksstand naar behoren werkt, wordt zij gebracht in een toestand waarin netwerkgebonden slaapstand beschikbaar is en wordt het elektriciteitsverbruik gemeten. Via de netwerkpoort wordt dan de passende trigger aan de televisie gegeven en vervolgens wordt getoetst of de televisie opnieuw geactiveerd is;

wanneer de televisie, zoals aangegeven in de technische documentatie, meer dan één type netwerkpoort heeft, wordt voor elk type netwerkpoort de volgende procedure herhaald. Wanneer twee of meer netwerkpoorten van een bepaald type beschikbaar zijn, wordt één poort ad random gekozen en wordt die poort verbonden met het passende netwerk dat voldoet aan de maximumspecificatie van die poort;

wanneer voor een bepaald type netwerkpoort uitsluitend één poort beschikbaar is, wordt die poort verbonden met het passende netwerk dat voldoet aan de maximumspecificatie van die poort. Niet gebruikte draadloze poorten worden zo mogelijk gedeactiveerd. In het geval van verificatie van de in bijlage II, punt 3, genoemde eisen, worden de niet-gebruikte bedrade netwerkpoorten zo mogelijk gedeactiveerd;

de eenheid wordt in de gebruiksstand gezet. Zodra de eenheid in de gebruiksstand naar behoren werkt, kan zij gaan naar een toestand waarin netwerkgebonden slaapstand beschikbaar is, en wordt het elektriciteitsverbruik gemeten. Via de netwerkpoort wordt dan de passende trigger aan de televisie gegeven en vervolgens wordt getoetst of het apparaat opnieuw geactiveerd is;

wanneer één fysieke netwerkpoort wordt gedeeld door twee of meer types van (logische) netwerkpoorten, wordt deze procedure herhaald voor elk type logische netwerkpoort, waarbij de andere logische netwerkpoorten logisch-onaangesloten zijn;

▼M2

het model wordt geacht te voldoen aan deze verordening als de resultaten voor elk type netwerkpoort de opgegeven waarde met niet meer dan 7 % overschrijden;

anders worden drie extra eenheden getest. Het model wordt geacht te voldoen aan deze verordening als het rekenkundige gemiddelde van de vastgestelde waarden de opgegeven waarde met niet meer dan 7 % overschrijdt;

anders wordt het model geacht niet te voldoen.

Zodra het besluit van niet-overeenstemming van het model is genomen, verstrekken de autoriteiten van de lidstaat de testresultaten en andere relevante informatie aan de autoriteiten van de overige lidstaten en aan de Commissie.

▼M1

C.    Controle van de overeenstemming

Met het oog op de controle van de overeenstemming met de eisen maken de autoriteiten van de lidstaten gebruik van de in bijlage II beschreven procedure en van betrouwbare, nauwkeurige en reproduceerbare meetprocedures, rekening houdend met de algemeen erkende stand van de techniek, waaronder begrepen de methoden die zijn beschreven in documenten waarvan de referentienummers met dat doel openbaar zijn gemaakt in het Publicatieblad van de Europese Unie.

▼B




BIJLAGE IV

Lijst van energieverbruikende producten waarop bijlage I, punt 3, van Verordening (EG) nr. 1275/2008 van toepassing is

Radiotoestellen

Videocamera’s

Videorecorders

Hifirecorders

Geluidsversterkers

Huisbioscoopsystemen

Muziekinstrumenten

En andere apparatuur voor het opnemen of weergeven van geluid of beelden, waaronder signalen of andere beeld- en geluidverspreidingstechnieken dan telecommunicatie, uitgezonderd televisies zoals bepaald in Verordening (EG) nr. 642/2009 van de Commissie.



( 1 ) PB L 390 van 31.12.2004, blz. 24.