02009R0207 — NL — 23.03.2016 — 002.006


Onderstaande tekst dient louter ter informatie en is juridisch niet bindend. De EU-instellingen zijn niet aansprakelijk voor de inhoud. Alleen de besluiten die zijn gepubliceerd in het Publicatieblad van de Europese Unie (te raadplegen in EUR-Lex) zijn authentiek. Deze officiële versies zijn rechtstreeks toegankelijk via de links in dit document

►B

VERORDENING (EG) Nr. 207/2009 VAN DE RAAD

van 26 februari 2009

inzake het ►M1  Uniemerk ◄

(Gecodificeerde versie)

(Voor de EER relevante tekst)

(PB L 078 van 24.3.2009, blz. 1)

Gewijzigd bij:

 

 

Publicatieblad

  nr.

blz.

datum

►M1

VERORDENING (EU) 2015/2424 VAN HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD van 16 december 2015

  L 341

21

24.12.2015


Gewijzigd bij:

►A1

VERDRAGTUSSEN BETREFFENDE DE TOETREDING VAN DE REPUBLIEK KROATIË TOT DE EUROPESE UNIE

  L 112

21

24.4.2012


Gerectificeerd bij:

►C1

Rectificatie, PB L 116, 28.4.2012, blz.  34 (207/2009)

 C2

Rectificatie, PB L 071, 16.3.2016, blz.  322 (2015/2424)

►C3

Rectificatie, PB L 267, 30.9.2016, blz.  1 (2015/2424)




▼B

VERORDENING (EG) Nr. 207/2009 VAN DE RAAD

van 26 februari 2009

inzake het ►M1  Uniemerk ◄

(Gecodificeerde versie)

(Voor de EER relevante tekst)



TITEL I

ALGEMENE BEPALINGEN

Artikel 1

▼M1

Uniemerk

▼B

1.  Merken voor waren of diensten die overeenkomstig deze verordening worden ingeschreven, worden hierna ►M1  „merken van de Europese Unie” („Uniemerken”) ◄ genoemd.

2.  Het ►M1  Uniemerk ◄ vormt een eenheid: het heeft dezelfde rechtsgevolgen in de gehele ►M1  Unie ◄ . Inschrijving, overdracht, afstand, vervallen- of nietigverklaring en verbod op het gebruik ervan zijn slechts voor de gehele ►M1  Unie ◄ mogelijk. Dit beginsel is van toepassing tenzij deze verordening anders bepaalt.

▼M1

Artikel 2

Bureau

1.  Er wordt een Bureau voor intellectuele eigendom van de Europese Unie („het Bureau”) ingesteld.

2.  Alle verwijzingen in het recht van de Unie naar het Bureau voor harmonisatie binnen de interne markt (merken, tekeningen en modellen) worden gelezen als verwijzingen naar het Bureau.

▼B

Artikel 3

Handelingsbevoegdheid

Voor deze verordening worden met rechtspersonen gelijkgesteld, vennootschappen en andere juridische eenheden die overeenkomstig het op hen toepasselijke recht bevoegd zijn om in eigen naam drager te zijn van ongeacht welke rechten en verplichtingen, overeenkomsten aan te gaan of andere rechtshandelingen te verrichten en in rechte op te treden.



TITEL II

MERKENRECHT



AFDELING 1

Definitie en verkrijging van het ►M1  Uniemerk ◄

Artikel 4

Tekens die een ►M1  Uniemerk ◄ kunnen vormen

►M1  Uniemerken ◄ kunnen worden gevormd door alle tekens die vatbaar zijn voor grafische voorstelling, met name woorden, met inbegrip van namen van personen, tekeningen, letters, cijfers, vormen van waren of van verpakking, mits deze de waren of diensten van een onderneming kunnen onderscheiden.

Artikel 5

Houders van ►M1  Uniemerken ◄

Alle natuurlijke of rechtspersonen, met inbegrip van publiekrechtelijke lichamen, kunnen houder van een ►M1  Uniemerk ◄ zijn.

Artikel 6

Verkrijging van het ►M1  Uniemerk ◄

Het ►M1  Uniemerk ◄ wordt verkregen door inschrijving.

Artikel 7

Absolute weigeringsgronden

1.  Geweigerd wordt inschrijving van:

a) tekens die niet in overeenstemming zijn met artikel 4;

b) merken die elk onderscheidend vermogen missen;

c) merken die uitsluitend bestaan uit tekens of aanduidingen die in de handel kunnen dienen tot aanduiding van soort, kwaliteit, hoeveelheid, bestemming, waarde, plaats van herkomst, tijdstip van vervaardiging van de waren of verrichting van de dienst of andere kenmerken van de waren of diensten;

d) merken die uitsluitend bestaan uit tekens of benamingen die in het normale taalgebruik of in het bona fide handelsverkeer gebruikelijk zijn geworden;

▼M1

e) tekens die uitsluitend bestaan uit:

i) de vorm die, of een ander kenmerk dat, door de aard van de waren wordt bepaald;

ii) de vorm van de waren die, of een ander kenmerk van de waren dat, noodzakelijk is om een technische uitkomst te verkrijgen;

iii) de vorm die, of een ander kenmerk dat, een wezenlijke waarde aan de waren geeft;

▼B

f) merken die in strijd zijn met de openbare orde of de goede zeden;

g) merken die het publiek kunnen misleiden, bijvoorbeeld ten aanzien van soort, kwaliteit of plaats van herkomst van de waren of diensten;

h) merken die bij gebreke van goedkeuring van de bevoegde autoriteiten krachtens artikel 6 ter van het Verdrag van Parijs tot bescherming van de industriële eigendom, hierna „Verdrag van Parijs” te noemen, geweigerd moeten worden;

i) merken die andere badges, emblemen en wapenschilden, zoals bepaald volgens de bij de bij de uitvoeringsverordening vastgestelde procedure, van bijzonder openbaar belang omvatten dan de in artikel 6 ter van het Verdrag van Parijs bedoelde, tenzij de bevoegde autoriteiten de inschrijving daarvan hebben toegestaan;

▼M1

j) merken die van inschrijving zijn uitgesloten op grond van Uniewetgeving of nationaal recht of op grond van internationale overeenkomsten waarbij de Unie of de betrokken lidstaat partij is en die in bescherming van oorsprongsbenamingen en geografische aanduidingen voorzien;

k) merken die van inschrijving zijn uitgesloten ingevolge Uniewetgeving of internationale overeenkomsten waarbij de Unie partij is en die in bescherming van traditionele aanduidingen voor wijn voorzien;

▼M1

l) merken die van inschrijving zijn uitgesloten ingevolge Uniewetgeving of internationale overeenkomsten waarbij de Unie partij is en die in bescherming van gegarandeerde traditionele specialiteiten voorzien;

m) merken die bestaan uit of de essentiële onderdelen reproduceren van een oudere plantenrasbenaming die is ingeschreven overeenkomstig Uniewetgeving of nationaal recht of internationale overeenkomsten waarbij de Unie of de betrokken lidstaat partij is, ter bescherming van kweekproducten, en die betrekking hebben op kweekproducten van hetzelfde of een nauwverwant plantenras.

▼B

2.  Lid 1 is ook van toepassing indien de weigeringsgronden slechts in een deel van de ►M1  Unie ◄ bestaan.

3.  Lid 1, onder b), c) en d), is niet van toepassing indien het merk als gevolg van het gebruik dat ervan is gemaakt, onderscheidend vermogen heeft verkregen voor de waren of diensten waarvoor inschrijving is aangevraagd.

Artikel 8

Relatieve weigeringsgronden

1.  Na oppositie door de houder van een ouder merk wordt inschrijving van het aangevraagde merk geweigerd:

a) wanneer het gelijk is aan het oudere merk en wanneer de waren of diensten waarvoor het merk is aangevraagd, dezelfde zijn als de waren of diensten waarvoor het oudere merk is ingeschreven;

b) wanneer het gelijk is aan of overeenstemt met het oudere merk en betrekking heeft op dezelfde of soortgelijke waren of diensten, indien daardoor verwarring bij het publiek kan ontstaan op het grondgebied waarop het oudere merk beschermd wordt; verwarring omvat het gevaar van associatie met het oudere merk.

2.  Onder „oudere merken” in de zin van lid 1 worden verstaan:

a) de merken waarvan de datum van de aanvrage om inschrijving voorafgaat aan de datum van de aanvrage om een ►M1  Uniemerk ◄ , waarbij in voorkomend geval rekening wordt gehouden met het ten behoeve van die merken ingeroepen recht van voorrang, en die behoren tot de volgende categorieën:

i)  ►M1  Uniemerken ◄ ;

ii) in de lidstaat of, in het geval van België, Nederland en Luxemburg, bij het Benelux-Bureau voor de Intellectuele Eigendom ingeschreven merken;

iii) merken ingeschreven ingevolge internationale overeenkomsten met werking in een lidstaat;

iv) merken ingeschreven ingevolge internationale overeenkomsten met werking in de ►M1  Unie ◄ ;

b) de aanvragen om merken bedoeld onder a), mits deze zullen worden ingeschreven;

c) de merken die op de datum van indiening van de aanvrage om het ►M1  Uniemerk ◄ of, in voorkomend geval van het ten behoeve van de aanvrage om het ►M1  Uniemerk ◄ ingeroepen recht van voorrang, in een lidstaat algemeen bekend zijn in de zin van artikel 6 bis van het Verdrag van Parijs.

▼C1

3.  Na oppositie door de houder wordt de inschrijving van een merk geweigerd indien deze door de gemachtigde of de vertegenwoordiger van de houder op eigen naam en zonder toestemming van de houder wordt aangevraagd, tenzij de gemachtigde of vertegenwoordiger zijn handelwijze rechtvaardigt.

▼B

4.  Na oppositie door de houder van een niet-ingeschreven merk of een ander in het economisch verkeer gebruikt teken van meer dan alleen plaatselijke betekenis, wordt de inschrijving van het aangevraagde merk geweigerd, indien en voor zover krachtens het op dat teken toepasselijke Gemeenschapsrecht of het voor dat teken geldende recht van de lidstaat:

a) de rechten op dit teken verworven zijn vóór de datum van indiening van de aanvrage om het ►M1  Uniemerk ◄ of, in voorkomend geval, de datum van het ten behoeve van de aanvrage om een ►M1  Uniemerk ◄ ingeroepen recht van voorrang;

b) dit teken de houder ervan het recht verleent om het gebruik van een later merk te verbieden.

▼M1

4 bis.  Bij oppositie door een persoon die krachtens de toepasselijke wetgeving gemachtigd is de uit een oorsprongsbenaming of geografische aanduiding voortvloeiende rechten uit te oefenen, wordt de inschrijving van een merk geweigerd indien en voor zover overeenkomstig Uniewetgeving of nationaal recht ter bescherming van oorsprongsbenamingen en geografische aanduidingen:

i) er al overeenkomstig Uniewetgeving of nationaal recht een aanvraag voor een oorsprongsbenaming of geografische aanduiding is ingediend vóór de depotdatum van de aanvraag om inschrijving van het Uniemerk of vóór de voorrangsdatum voor de aanvraag, mits latere inschrijving;

ii) de oorsprongsbenaming of de geografische aanduiding het recht verleent om het gebruik van een jonger merk te verbieden.

▼M1

5.  Bij oppositie door de houder van een ingeschreven ouder merk in de zin van lid 2 wordt de inschrijving van het aangevraagde merk geweigerd wanneer het gelijk is aan of overeenstemt met het oudere merk, ongeacht of de waren of diensten waarvoor de inschrijving wordt aangevraagd, gelijk zijn aan of al dan niet overeenstemmen met die waarvoor het oudere merk is ingeschreven, wanneer het in geval van een ouder Uniemerk een in de Unie bekend merk betreft, of in geval van een ouder nationaal merk, het een in de betrokken lidstaat bekend merk betreft, en wanneer door het gebruik zonder geldige reden van het aangevraagde merk ongerechtvaardigd voordeel wordt gehaald uit of afbreuk wordt gedaan aan het onderscheidend vermogen of de reputatie van het oudere merk.

▼B



AFDELING 2

Rechtsgevolgen van het ►M1  Uniemerk ◄

▼M1

Artikel 9

Rechten verbonden aan het Uniemerk

1.  De inschrijving van een Uniemerk geeft de houder een uitsluitend recht.

2.  Onverminderd de rechten die houders vóór de datum van indiening of de datum van voorrang van het Uniemerk hebben verkregen, is de houder van dat Uniemerk gerechtigd iedere derde die niet zijn toestemming hiertoe heeft verkregen, het gebruik van een teken in het economische verkeer voor waren en diensten te verbieden wanneer:

a) het teken gelijk is aan het Uniemerk en wordt gebruikt voor dezelfde waren of diensten als die waarvoor het Uniemerk is ingeschreven;

b) het teken gelijk is aan of overeenstemt met het Uniemerk en wordt gebruikt met betrekking tot waren of diensten die gelijk zijn aan of overeenstemmen met de waren of diensten waarvoor het Uniemerk is ingeschreven, indien daardoor verwarring bij het publiek kan ontstaan; verwarring behelst ook de mogelijkheid van associatie met het merk;

c) het teken gelijk is aan of overeenstemt met het Uniemerk ongeacht of het wordt gebruikt voor waren of diensten die gelijk zijn aan, overeenstemmen met of niet overeenstemmen met die waarvoor het Uniemerk is ingeschreven, wanneer het een in de Unie bekend merk betreft en wanneer door het gebruik zonder geldige reden van het teken ongerechtvaardigd voordeel wordt gehaald uit of afbreuk wordt gedaan aan het onderscheidend vermogen of de reputatie van het Uniemerk.

3.  Krachtens lid 2 kan met name worden verboden:

a) het aanbrengen van het teken op de waren of op de verpakking;

b) het aanbieden, in de handel brengen of daartoe in voorraad hebben van waren of het aanbieden of verrichten van diensten onder het teken;

c) het invoeren of uitvoeren van waren onder het teken;

d) het gebruik van het teken als handels- of bedrijfsnaam of als deel van een handels- of bedrijfsnaam;

e) het gebruik van het teken in stukken voor zakelijk gebruik en in advertenties;

f) het gebruik van het teken in vergelijkende reclame op een wijze die strijdig is met Richtlijn 2006/114/EG van het Europees Parlement en de Raad ( 1 ).

4.  Onverminderd de rechten van houders die vóór de datum van indiening of de datum van voorrang van het Uniemerk zijn verkregen, heeft de houder van dat Uniemerk eveneens het recht te verhinderen dat derden in het economische verkeer waren binnenbrengen in de Unie zonder dat deze daar in de vrije handel worden gebracht, wanneer deze waren, met inbegrip van verpakking, uit derde landen afkomstig zijn en zonder toestemming een merk dragen dat gelijk is aan het voor deze waren ingeschreven Uniemerk of in zijn belangrijkste onderdelen niet van dat merk kan worden onderscheiden.

Het recht van de houder van een Uniemerk op grond van de eerste alinea vervalt indien door de aangever of de houder van de waren tijdens de procedure om te bepalen of er inbreuk op het Uniemerk is gemaakt, die is ingeleid overeenkomstig Verordening (EU) nr. 608/2013 van het Europees Parlement en de Raad ( 2 ) inzake de handhaving van intellectuele-eigendomsrechten door de douane, het bewijs wordt geleverd dat de houder van het Uniemerk niet gerechtigd is om het op de markt brengen van waren in het land van eindbestemming te verbieden.

▼M1

Artikel 9 bis

Het recht om voorbereidende handelingen in verband met het gebruik van een verpakking of andere middelen te verbieden

Wanneer het risico bestaat dat de verpakking, labels, etiketten, beveiligings- of echtheidskenmerken of alle andere middelen waarop het merk is aangebracht, kunnen worden gebruikt met betrekking tot waren of diensten en een dergelijk gebruik een inbreuk zou vormen op de rechten van de houder van een Uniemerk op grond van artikel 9, leden 2 en 3, heeft de houder van dat merk het recht de volgende handelingen te verbieden indien zij in het economische verkeer worden verricht:

a) het aanbrengen van een teken dat gelijk is aan of overeenstemt met het Uniemerk op verpakking, labels, etiketten, beveiligings- of echtheidskenmerken of alle andere middelen waarop het merk kan worden aangebracht;

b) het aanbieden, in de handel brengen of daartoe in voorraad hebben, of het invoeren of uitvoeren van verpakking, labels, etiketten, beveiligings- of echtheidskenmerken of alle andere middelen waarop het merk is aangebracht.

Artikel 9 ter

Datum vanaf wanneer rechten tegenover derden gelden

1.  Op de aan het Uniemerk verbonden rechten kan tegenover derden een beroep worden gedaan vanaf de datum van publicatie van de inschrijving van het merk.

2.  Een redelijke vergoeding kan worden gevorderd wegens handelingen die na de publicatie van een aanvraag voor een Uniemerk hebben plaatsgevonden, wanneer deze handelingen na de publicatie van de inschrijving van het merk krachtens deze publicatie verboden zouden zijn.

3.  Een aangezochte rechter doet geen uitspraak ten gronde over die zaak voordat de inschrijving is gepubliceerd.

▼B

Artikel 10

Afbeelding van het ►M1  Uniemerk ◄ in naslagwerken

Wanneer door de afbeelding van een ►M1  Uniemerk ◄ in een woordenboek, een encyclopedie of een ander naslagwerk de indruk wordt gewekt dat het hierbij gaat om de soortnaam van de waren of diensten waarvoor het merk is ingeschreven, is de uitgever gehouden op verzoek van de houder van het ►M1  Uniemerk ◄ zich ervan te verzekeren dat de afbeelding van het merk uiterlijk bij de volgende uitgave van het werk vergezeld gaat van de vermelding dat het een ingeschreven merk betreft.

Artikel 11

Verbod op het gebruik van het ►M1  Uniemerk ◄ dat voor een gemachtigde of vertegenwoordiger ingeschreven is

Indien een ►M1  Uniemerk ◄ zonder toestemming van de merkhouder ingeschreven is op naam van de gemachtigde of vertegenwoordiger van de merkhouder, heeft deze het recht zich te verzetten tegen het gebruik van zijn merk door zijn gemachtigde of vertegenwoordiger, indien hij met dit gebruik niet heeft ingestemd, tenzij de gemachtigde of vertegenwoordiger zijn handelwijze rechtvaardigt.

▼M1

Artikel 12

Beperking van de aan het Uniemerk verbonden rechtsgevolgen

1.  Een Uniemerk verleent de houder niet het recht een derde te verbieden om in het economische verkeer gebruik te maken van:

a) de naam of het adres van de derde, indien het om een natuurlijke persoon gaat;

b) tekens of aanduidingen die geen onderscheidend vermogen hebben of die betrekking hebben op soort, hoedanigheid, hoeveelheid, bestemming, waarde, plaats van herkomst, tijdstip van vervaardiging van de waren of van verrichting van de dienst of andere kenmerken van de waren of diensten;

c) het Uniemerk met het oog op de identificatie van of de verwijzing naar waren of diensten als die van de houder van dat merk, in het bijzonder indien het gebruik van dat merk noodzakelijk is om de bestemming van een goed of dienst aan te duiden, met name als accessoire of reserveonderdeel.

2.  Lid 1 is alleen van toepassing wanneer het gebruik door de derde plaatsvindt volgens de eerlijke gebruiken in nijverheid en handel.

▼B

Artikel 13

Uitputting van het aan het ►M1  Uniemerk ◄ verbonden recht

▼M1

1.  Een Uniemerk verleent de houder niet het recht het gebruik daarvan te verbieden voor waren die onder dit merk door de houder of met diens toestemming in de Europese Economische Ruimte in de handel zijn gebracht.

▼B

2.  Lid 1 is niet van toepassing wanneer er voor de houder gegronde redenen zijn om zich te verzetten tegen verdere verhandeling van de waren, met name wanneer de toestand van de waren, nadat zij in de handel zijn gebracht, gewijzigd of verslechterd is.

▼M1

Artikel 13 bis

Recht van de houder van een later ingeschreven merk om tussen te komen als verweer in een inbreukprocedure

1.  In een inbreukprocedure is de houder van een Uniemerk niet gerechtigd het gebruik van een later ingeschreven Uniemerk te verbieden wanneer dat jongere merk niet nietig zou worden verklaard op grond van artikel 53, leden 1, 3 of 4, artikel 54, lid 1 of 2, of artikel 57, lid 2, van deze verordening.

2.  In een inbreukprocedure is de houder van een Uniemerk niet gerechtigd het gebruik van een later ingeschreven nationaal merk te verbieden wanneer dat later ingeschreven nationaal merk niet nietig zou worden verklaard op grond van artikel 8, of artikel 9, lid 1 of 2, of artikel 46, lid 3, van Richtlijn (EU) 2015/2436 van het Europees Parlement en de Raad ( 3 ).

3.  Wanneer de houder van een Uniemerk overeenkomstig lid 1 of 2 niet gerechtigd is het gebruik van een later ingeschreven merk te verbieden, is de houder van dat later ingeschreven merk in een inbreukprocedure niet gerechtigd het gebruik van dit oudere Uniemerk te verbieden.

▼B

Artikel 14

Aanvullende toepassing van het nationale recht inzake inbreuk

1.  De rechtsgevolgen van een ►M1  Uniemerk ◄ worden uitsluitend beheerst door deze verordening. Daarnaast is bij inbreuk op een ►M1  Uniemerk ◄ het nationale recht inzake inbreuk op een nationaal merk van toepassing overeenkomstig titel X.

2.  Deze verordening sluit niet uit dat ter zake van een ►M1  Uniemerk ◄ vorderingen worden ingesteld die gegrond zijn op het recht van de lidstaten inzake met name wettelijke aansprakelijkheid en oneerlijke concurrentie.

3.  De procedureregels worden overeenkomstig titel X bepaald.



AFDELING 3

Gebruik van het ►M1  Uniemerk ◄

Artikel 15

Gebruik van het ►M1  Uniemerk ◄

1.  Een ►M1  Uniemerk ◄ waarvan de houder vijf jaar na de inschrijving binnen de ►M1  Unie ◄ geen normaal gebruik heeft gemaakt voor de waren of diensten waarvoor het ingeschreven is, of waarvan gedurende een ononderbroken tijdvak van vijf jaar geen normaal gebruik is gemaakt, is vatbaar voor de sancties van deze verordening, tenzij er geldige redenen zijn voor het niet gebruiken.

▼M1

Als gebruik in de zin van de eerste alinea wordt eveneens beschouwd:

a) het gebruik van het Uniemerk in een op onderdelen afwijkende vorm die het onderscheidend vermogen van het merk in de vorm waarin het is ingeschreven, niet wijzigt, ongeacht of het merk in de gebruikte vorm al dan niet ook op naam van de houder ervan is ingeschreven;

b) het aanbrengen van het Uniemerk op waren of verpakking daarvan in de Unie, uitsluitend met het oog op uitvoer.

▼B

2.  Het gebruik van het ►M1  Uniemerk ◄ met toestemming van de houder geldt als gebruik door de merkhouder.



AFDELING 4

Het ►M1  Uniemerk ◄ als deel van het vermogen

Artikel 16

Behandeling van ►M1  Uniemerken ◄ als nationale merken

▼M1

1.  Tenzij in de artikelen 17 tot en met 24 anders is bepaald, wordt een Uniemerk als vermogensbestanddeel in zijn geheel en voor het gehele grondgebied van de Unie beschouwd als een nationaal merk dat ingeschreven is in de lidstaat waar, volgens het register:

▼B

a) de merkhouder op de betrokken dag zijn woonplaats of zetel had;

b) indien het bepaalde onder a) niet van toepassing is, de merkhouder op de betrokken dag een vestiging had.

2.  Indien lid 1 niet van toepassing is, is de in dat lid bedoelde lidstaat de lidstaat waar het Bureau zijn zetel heeft.

3.  Indien twee of meer personen als gezamenlijke merkhouders zijn ingeschreven in het register van ►M1  Uniemerken ◄ , wordt lid 1 toegepast op de eerst genoemde gezamenlijke houder; zo dit niet mogelijk is, op de eerstvolgende gezamenlijke merkhouders in volgorde van inschrijving. Indien lid 1 op geen van de gezamenlijke merkhouders van toepassing is, is lid 2 van toepassing.

Artikel 17

Overgang

1.  Het ►M1  Uniemerk ◄ kan onafhankelijk van de onderneming overgaan voor alle of een deel van de waren of diensten waarvoor het ingeschreven is.

2.  De overdracht van een onderneming in haar geheel houdt in dat ook het ►M1  Uniemerk ◄ overgaat, tenzij krachtens de op de overdracht toepasselijke wetgeving iets anders overeengekomen is of duidelijk uit de omstandigheden blijkt. Deze bepaling is van toepassing op de verbintenis uit een overeenkomst tot overdracht van de onderneming.

3.  Onverminderd lid 2, geschiedt overgang van het ►M1  Uniemerk ◄ , tenzij zij het gevolg is van een rechterlijke uitspraak, bij een door de partijen bij de overeenkomst ondertekende akte; bij gebreke daarvan is de overgang nietig.

4.  Indien uit de stukken waarin de overgang is vastgelegd, duidelijk blijkt dat het ►M1  Uniemerk ◄ ten gevolge van deze overgang het publiek kan misleiden, met name inzake soort, kwaliteit of plaats van herkomst van de waren of diensten waarvoor het ingeschreven is, weigert het Bureau de overgang in te schrijven, tenzij de rechtverkrijgende ermee instemt dat het ►M1  Uniemerk ◄ alleen wordt ingeschreven voor de waren of diensten waarvoor het niet misleidend kan zijn.

5.  Op verzoek van een der partijen wordt de overgang ingeschreven in het register en gepubliceerd.

▼C3

5 ter.  De Commissie stelt uitvoeringshandelingen vast met betrekking tot:

a) de nadere gegevens die moeten worden opgenomen in de aanvraag om inschrijving van een overgang;

b) het voor een overgang vereiste soort documentatie, met inachtneming van de toestemming van de ingeschreven merkhouder en de rechtsopvolger;

c) de bijzonderheden betreffende het verwerken van aanvragen om gedeeltelijke overgang, waarbij wordt gewaarborgd dat de waren en diensten in de overgebleven inschrijving en de nieuwe inschrijving niet overlappen, en dat voor de nieuwe inschrijving een afzonderlijk bestand, met inbegrip van een nieuw inschrijvingsnummer, wordt aangemaakt.

Die uitvoeringshandelingen worden vastgesteld volgens de in artikel 163, lid 2, bedoelde onderzoeksprocedure.

▼B

6.  Zolang de overgang niet in het register is ingeschreven, mag de rechtverkrijgende zich niet op de uit de inschrijving van het ►M1  Uniemerk ◄ voortvloeiende rechten beroepen.

7.  Indien tegenover het Bureau bepaalde termijnen in acht moeten worden genomen, mag de rechtverkrijgende de betrokken verklaringen tegenover het Bureau afleggen wanneer het verzoek om inschrijving van de overgang door het Bureau is ontvangen.

8.  Alle documenten waarvan overeenkomstig artikel 79 aan de houder van het ►M1  Uniemerk ◄ kennis moet worden gegeven, worden gezonden aan degene die als merkhouder ingeschreven staat.

Artikel 18

Overgang van een merk ingeschreven op naam van een gemachtigde

Indien een ►M1  Uniemerk ◄ zonder instemming van de merkhouder ingeschreven is op naam van de gemachtigde of vertegenwoordiger van de merkhouder, heeft deze het recht overgang van de inschrijving te zijnen behoeve te vorderen, tenzij de gemachtigde of vertegenwoordiger zijn handelwijze rechtvaardigt.

Artikel 19

Zakelijke rechten

1.  Het ►M1  Uniemerk ◄ kan onafhankelijk van de onderneming in pand worden gegeven of het voorwerp vormen van een ander zakelijk recht.

2.  Op verzoek van een der partijen worden de in lid 1 bedoelde rechten ingeschreven in het register en gepubliceerd.

Artikel 20

Gedwongen tenuitvoerlegging

1.  Het ►M1  Uniemerk ◄ kan het voorwerp vormen van gedwongen tenuitvoerlegging.

2.  Inzake gedwongen tenuitvoerlegging betreffende een ►M1  Uniemerk ◄ zijn uitsluitend bevoegd de rechterlijke instanties en de andere autoriteiten van de overeenkomstig artikel 16 aangewezen lidstaat.

3.  Op verzoek van een der partijen wordt de tenuitvoerlegging ingeschreven in het register en gepubliceerd.

Artikel 21

Insolventieprocedure

1.  De enige insolventieprocedure waarin een ►M1  Uniemerk ◄ kan worden opgenomen, is een insolventieprocedure die is ingeleid in de lidstaat op het grondgebied waarvan het centrum van de voornaamste belangen van de schuldenaar gelegen is.

Indien de schuldenaar echter een verzekeringsonderneming of een kredietinstelling is zoals omschreven in respectievelijk Richtlijn 2001/17/EG van het Europees Parlement en de Raad van 19 maart 2001 betreffende de sanering en de liquidatie van verzekeringsondernemingen ( 4 ) en Richtlijn 2001/24/EG van het Europees Parlement en de Raad van 4 april 2001 betreffende de sanering en de liquidatie van kredietinstellingen ( 5 ), is de enige insolventieprocedure waarin een ►M1  Uniemerk ◄ kan worden opgenomen, een insolventieprocedure die is ingeleid in de lidstaat waar die onderneming of instelling een machtiging heeft verkregen.

2.  In geval van medehouderschap van een ►M1  Uniemerk ◄ is lid 1 van toepassing op het aandeel van de medehouder.

3.  Indien een ►M1  Uniemerk ◄ betrokken is in een insolventieprocedure, wordt op verzoek van de bevoegde nationale instantie een vermelding hiervan in het register ingeschreven en in het in artikel 89 bedoelde Blad van ►M1  Uniemerken ◄ gepubliceerd.

Artikel 22

Licentie

1.  Een ►M1  Uniemerk ◄ kan het voorwerp zijn van een licentie voor alle of voor een deel van de waren of diensten waarvoor het ingeschreven is en voor de gehele ►M1  Unie ◄ of voor een deel daarvan. Een licentie kan al dan niet uitsluitend zijn.

2.  De aan het ►M1  Uniemerk ◄ verbonden rechten kunnen door de merkhouder worden ingeroepen tegen een licentiehouder die handelt in strijd met een van de bepalingen van de licentieovereenkomst inzake:

a) de duur daarvan;

b) de door de inschrijving gedekte vorm waarin het merk mag worden gebruikt;

c) de waren of diensten waarvoor de licentie is verleend;

d) het grondgebied waarbinnen het merk mag worden aangebracht, of

e) de kwaliteit van de door de licentiehouder vervaardigde waren of verrichte diensten.

3.  Onverminderd het bepaalde in de licentieovereenkomst kan de licentiehouder een vordering wegens inbreuk op een ►M1  Uniemerk ◄ alleen instellen met toestemming van de houder van dat merk. De houder van een uitsluitende licentie kan een dergelijke vordering evenwel instellen indien de merkhouder niet, na daartoe te zijn aangespoord, binnen een redelijke termijn zelf een vordering wegens inbreuk instelt.

4.  De licentiehouder kan in de vordering wegens inbreuk die de houder van het ►M1  Uniemerk ◄ aanhangig heeft gemaakt, tussenkomen om de door hem geleden schade vergoed te krijgen.

5.  Op verzoek van een van de partijen wordt de verlening of overdracht van een licentie betreffende een ►M1  Uniemerk ◄ ingeschreven in het register en gepubliceerd.

Artikel 23

Werking jegens derden

1.  De in de artikelen 17, 19 en 22 bedoelde rechtshandelingen betreffende het ►M1  Uniemerk ◄ kunnen in alle lidstaten slechts aan derden worden tegengeworpen nadat zij in het register ingeschreven zijn. Wel kan een zodanige handeling vóór deze inschrijving worden tegengeworpen aan derden die rechten op het merk verworven hebben na de datum van die handeling, maar die op de datum waarop zij de betrokken rechten verwierven, van die handeling op de hoogte waren.

2.  Lid 1 is niet van toepassing op een persoon die het ►M1  Uniemerk ◄ of een recht op het ►M1  Uniemerk ◄ verworven heeft door overdracht van de onderneming in haar geheel of krachtens andere rechtsopvolging onder algemene titel.

3.  De werking jegens derden van de in artikel 20 bedoelde rechtshandelingen wordt beheerst door het recht van de overeenkomstig artikel 16 aangewezen lidstaat.

4.  Totdat gemeenschappelijke bepalingen inzake faillissement voor de lidstaten in werking treden, wordt de werking jegens derden van een faillissements- of soortgelijke procedure beheerst door het recht van de lidstaat waar de procedure het eerst is ingeleid overeenkomstig het nationale recht of verdragen ter zake.

Artikel 24

De aanvrage om een ►M1  Uniemerk ◄ als deel van het vermogen

De artikelen 16 tot en met 23 zijn van toepassing op aanvragen om een ►M1  Uniemerk ◄ .



TITEL III

DE AANVRAGE OM EEN ►M1  UNIEMERK ◄



AFDELING 1

Indiening van de aanvrage en voorwaarden waaraan deze moet voldoen

▼M1

Artikel 25

Indiening van de aanvraag

1.  De aanvraag voor een Uniemerk wordt ingediend bij het Bureau.

2.  Het Bureau verstrekt de aanvrager onverwijld een ontvangstbewijs, waarop ten minste het dossiernummer, een afbeelding, een beschrijving of een andere aanduiding van het merk, de aard en het aantal van de stukken alsmede de datum waarop zij zijn ontvangen, worden vermeld. Dat ontvangstbewijs kan langs elektronische weg worden afgegeven.

▼B

Artikel 26

Voorschriften waaraan de aanvrage moet voldoen

1.  De aanvrage om een ►M1  Uniemerk ◄ moet bevatten:

a) een verzoek om inschrijving van een ►M1  Uniemerk ◄ ;

b) gegevens op grond waarvan de aanvrager geïdentificeerd kan worden;

c) een opgave van de waren of diensten waarvoor de aanvrage wordt ingediend;

d) een afbeelding van het merk.

▼M1

2.  Bij de indiening van de aanvraag voor een Uniemerk moet de indieningstaks worden betaald voor een klasse van waren of diensten en, in voorkomend geval, één of meer klassetaksen voor iedere klasse van waren en diensten boven de eerste en, in voorkomend geval, de recherchetaks.

▼B

3.  De aanvrage om een ►M1  Uniemerk ◄ moet voldoen aan de voorwaarden van de in artikel 162 bedoelde uitvoeringsverordening, hierna „de uitvoeringsverordening” te noemen.

▼M1

4.  De Commissie stelt uitvoeringshandelingen vast met betrekking tot de nadere gegevens die de aanvraag moet bevatten. Die uitvoeringshandelingen worden vastgesteld volgens de in artikel 163, lid 2, bedoelde onderzoeksprocedure.

▼M1

Artikel 27

Datum van indiening

De datum van indiening van de aanvraag voor een Uniemerk is die waarop de aanvrager de documenten met de in artikel 26, lid 1, bedoelde gegevens bij het Bureau indient, op voorwaarde dat de indieningstaks wordt betaald binnen een maand nadat die documenten zijn ingediend.

Artikel 28

Aanduiding en indeling van waren en diensten

1.  Waren en diensten waarvoor merkinschrijving wordt aangevraagd, worden ingedeeld overeenkomstig het classificatiesysteem ingevoerd bij de Overeenkomst van Nice betreffende de internationale classificatie van waren en diensten ten behoeve van de inschrijving van merken van 15 juni 1957 („de Classificatie van Nice”).

2.  Waren en diensten waarvoor bescherming van het merk wordt aangevraagd, worden door de aanvrager voldoende duidelijk en nauwkeurig omschreven zodat de bevoegde autoriteiten en de marktdeelnemers louter op basis daarvan de omvang van de aangevraagde bescherming kunnen vaststellen.

3.  Voor de toepassing van lid 2 kunnen de algemene benamingen van de klasseomschrijvingen van de Classificatie van Nice of andere algemene bewoordingen worden gebruikt, op voorwaarde dat deze voldoen aan de in dit artikel gestelde basisvereisten van duidelijkheid en nauwkeurigheid.

4.  Het Bureau wijst een aanvraag af in geval van onduidelijke of onnauwkeurige benamingen of bewoordingen wanneer de aanvrager geen aanvaardbare formulering voorstelt binnen de daartoe door het Bureau gestelde termijn.

5.  Het gebruik van algemene bewoordingen, waaronder de algemene aanduidingen van de klasseomschrijvingen van de Classificatie van Nice, wordt geacht mede alle waren of diensten te omvatten die duidelijk onder de letterlijke betekenis van de aanduiding of bewoordingen vallen. Het gebruik van deze benamingen of bewoordingen wordt niet geacht mede waren of diensten te omvatten die niet als zodanig kunnen worden begrepen.

6.  Wanneer de aanvrager verzoekt om inschrijving voor meer dan één klasse, groepeert hij de waren en diensten volgens de klassen van de Classificatie van Nice, waarbij elke groep wordt voorafgegaan door het nummer van de klasse waartoe deze groep van waren of diensten behoort, en stelt hij ze in de volgorde van de klassen voor.

7.  Waren en diensten worden niet geacht overeen te stemmen op grond van het feit dat zij in dezelfde klasse volgens de Classificatie van Nice voorkomen. Waren en diensten worden niet geacht van elkaar te verschillen op grond van het feit dat zij in onderscheiden klassen volgens de Classificatie van Nice voorkomen.

8.  Houders van vóór 22 juni 2012 aangevraagde Uniemerken die voor een volledige klasseomschrijving van de Classificatie van Nice zijn ingeschreven, kunnen verklaren dat zij op de datum van indiening het voornemen hadden bescherming aan te vragen voor nog andere waren of diensten dan die welke onder de letterlijke betekenis van de klasseomschrijving vallen, op voorwaarde dat de aldus aangewezen waren of diensten voorkomen op de alfabetische lijst voor die klasse van de op de datum van indiening geldende versie van de Classificatie van Nice.

De verklaring wordt uiterlijk op 24 september 2016 bij het Bureau ingediend en vermeldt op duidelijke, nauwkeurige en specifieke wijze de andere oorspronkelijk door de houder bedoelde waren en diensten dan die welke duidelijk onder de letterlijke betekenis van de benamingen van de klasseomschrijving vallen. Het Bureau neemt passende maatregelen om het register dienovereenkomstig te wijzigen. De mogelijkheid om een verklaring af te leggen overeenkomstig de eerste alinea van dit lid doet geen afbreuk aan de toepassing van artikel 15, artikel 42, lid 2, artikel 51, lid 1, onder a), en artikel 57, lid 2.

Uniemerken waarvoor binnen de in de tweede alinea bedoelde termijn geen verklaring is ingediend, worden na afloop van deze termijn geacht alleen betrekking te hebben op de waren en diensten die voor de desbetreffende klasse onder de letterlijke betekenis van de benamingen van de klasseomschrijving vallen.

9.  Bij wijziging van het register verhinderen de uitsluitende rechten die overeenkomstig artikel 9 voortvloeien uit het Uniemerk derden niet gebruik te blijven maken van een merk met betrekking tot waren en diensten wanneer en voor zover het gebruik van het merk voor die waren of diensten:

a) een aanvang heeft genomen vóór de wijziging van het register, en

b) geen inbreuk vormde op de rechten van de houder op grond van de letterlijke betekenis van de lijst van waren en diensten die op dat moment waren ingeschreven.

De wijziging van de lijst van in het register ingeschreven waren of diensten verleent de houder van het Uniemerk niet het recht zich te verzetten tegen of te verzoeken om nietigverklaring van een jonger merk wanneer en voor zover:

a) het jongere merk al in gebruik was, of de aanvraag voor het merk voor waren of diensten in te schrijven, al was ingediend vóór het register werd gewijzigd, en

b) het gebruik van het merk met betrekking tot die waren of diensten geen inbreuk vormde of zou hebben gevormd op de rechten van de houder op grond van de letterlijke betekenis van de lijst van waren en diensten die op dat moment waren ingeschreven.

▼B



AFDELING 2

Voorrang

Artikel 29

Recht van voorrang

1.  Wie op regelmatige wijze in of voor een staat die partij is bij het Verdrag van Parijs of bij de Overeenkomst tot oprichting van de Wereldhandelsorganisatie een merk heeft aangevraagd, of zijn rechtverkrijgende, geniet voor de indiening van een aanvrage om een ►M1  Uniemerk ◄ voor hetzelfde merk en voor waren of diensten die gelijk zijn aan of vallen onder de waren of diensten waarvoor dit merk is aangevraagd, voorrang gedurende zes maanden na de indiening van de eerste aanvrage.

2.  Elke aanvrage die de waarde heeft van een regelmatige nationale aanvrage overeenkomstig het recht van de staat waarin de aanvrage is ingediend dan wel overeenkomstig bilaterale of multilaterale overeenkomsten, wordt geacht het recht van voorrang te doen ontstaan.

3.  Onder regelmatige nationale aanvrage moet worden verstaan een aanvrage waarvan de datum van indiening kan worden vastgesteld, ongeacht het verdere lot van die aanvrage.

4.  Met een eerste aanvrage waarvan de datum van indiening het begintijdstip van de termijn van voorrang is, moet gelijkgesteld worden een latere aanvrage die is ingediend voor hetzelfde merk, voor dezelfde waren of diensten en in of voor dezelfde staat als een eerdere aanvrage, mits de eerdere aanvrage op de datum van indiening van de latere aanvrage is ingetrokken, prijsgegeven of afgewezen, zonder voor het publiek ter inzage te hebben gelegen en zonder rechten te hebben laten bestaan, en mits zij nog niet als grondslag heeft gediend voor het beroep op het recht van voorrang. De eerdere aanvrage kan dan niet meer als grondslag dienen voor het beroep op het recht van voorrang.

5.  Indien de eerste aanvrage is ingediend in een staat die geen partij is bij het Verdrag van Parijs of bij de Overeenkomst tot oprichting van de Wereldhandelsorganisatie, zijn de leden 1 tot en met 4 slechts van toepassing voor zover deze staat, blijkens gepubliceerde gegevens, aan een bij het Bureau ingediende eerste aanvrage een recht van voorrang verbindt onder vergelijkbare voorwaarden en met vergelijkbare rechtsgevolgen als die van deze verordening.

▼M1

Artikel 30

Beroep op voorrang

2.  De Commissie stelt uitvoeringshandelingen vast met betrekking tot welke documentatie moet worden ingediend voor het inroepen van voorrang van een eerdere aanvraag overeenkomstig lid 1 van dit artikel. Die uitvoeringshandelingen worden vastgesteld volgens de in artikel 163, lid 2, bedoelde onderzoeksprocedure.

▼B

Artikel 31

Rechtsgevolgen van het recht van voorrang

Het recht van voorrang heeft ten gevolge dat de voorrangsdatum beschouwd wordt als de datum van indiening van de aanvrage om een ►M1  Uniemerk ◄ voor de vaststelling van de rangorde van de rechten.

Artikel 32

Gelijkwaardigheid van de aanvrage met een nationale aanvrage

De aanvrage om een ►M1  Uniemerk ◄ waaraan een indieningsdatum is toegekend, is in de lidstaten gelijkwaardig met een regelmatig ingediende nationale aanvrage, waarbij zo nodig rekening gehouden wordt met het recht van voorrang dat voor de aanvrage om een ►M1  Uniemerk ◄ wordt ingeroepen.



AFDELING 3

Voorrang in geval van tentoonstelling

Artikel 33

Voorrang in geval van tentoonstelling

1.  Indien de aanvrager van een ►M1  Uniemerk ◄ waren of diensten onder het aangevraagde merk exposeert op een officiële of officieel erkende internationale tentoonstelling in de zin van het Verdrag betreffende internationale tentoonstellingen, ondertekend te Parijs op 22 november 1928 en laatstelijk herzien op 30 november 1972, kan hij zich, wanneer hij de aanvrage indient binnen zes maanden na de datum van de eerste expositie van de waren of diensten onder het aangevraagde merk, vanaf die datum beroepen op het recht van voorrang in de zin van artikel 31.

2.  De aanvrager die aanspraak wenst te maken op de voorrang volgens lid 1 moet overeenkomstig de uitvoeringsverordening met bewijsstukken staven dat de waren of diensten onder het aangevraagde merk op de tentoonstelling geëxposeerd zijn.

3.  Voorrang voor een tentoonstelling, toegekend in een lidstaat of een derde land, verlengt de voorrangstermijn van artikel 29 niet.

▼M1

4.  De Commissie stelt uitvoeringshandelingen vast met betrekking tot de aard en de details van het in te dienen bewijs voor een beroep op voorrang in geval van tentoonstelling overeenkomstig lid 2 van dit artikel. Die uitvoeringshandelingen worden vastgesteld volgens de in artikel 163, lid 2, bedoelde onderzoeksprocedure.

▼B



AFDELING 4

Inroepen van de anciënniteit van een nationaal merk

Artikel 34

Inroepen van de anciënniteit van een nationaal merk

1.  De houder van een in een lidstaat ingeschreven ouder merk, met inbegrip van een op het grondgebied van de Benelux ingeschreven merk, of van een ouder merk waarvoor een internationale inschrijving met rechtsgevolgen in een lidstaat bestaat, die voor waren of diensten welke gelijk zijn aan of vallen onder de waren of diensten waarvoor het oudere merk ingeschreven is, de inschrijving van eenzelfde merk als ►M1  Uniemerk ◄ aanvraagt, kan voor het ►M1  Uniemerk ◄ de anciënniteit van het oudere merk inroepen met betrekking tot de lidstaat waar of waarvoor dit merk ingeschreven is.

2.  Het enige rechtsgevolg van de anciënniteit krachtens deze verordening bestaat erin, dat wanneer de houder van het ►M1  Uniemerk ◄ afstand doet van het oudere merk of het laat vervallen, hij geacht wordt dezelfde rechten te blijven genieten als wanneer het oudere merk ingeschreven was gebleven.

▼M1

3.  De voor het Uniemerk ingeroepen anciënniteit gaat teniet wanneer het oudere merk waarvoor anciënniteit wordt ingeroepen, nietig of vervallen wordt verklaard. Wanneer het oudere merk vervallen wordt verklaard, gaat de anciënniteit teniet op voorwaarde dat het verval ingaat vóór de datum van indiening of de datum van voorrang van het Uniemerk.

▼M1

5.  De Commissie stelt uitvoeringshandelingen vast met betrekking tot welk soort documentatie moet worden ingediend voor het overeenkomstig lid 1 bis van dit artikel inroepen van de anciënniteit van een nationaal merk of een merk ingeschreven ingevolge internationale overeenkomsten met rechtsgevolgen in een lidstaat. Die uitvoeringshandelingen worden vastgesteld volgens de in artikel 163, lid 2, bedoelde onderzoeksprocedure.

▼B

Artikel 35

Inroepen van de anciënniteit na de inschrijving van het ►M1  Uniemerk ◄

1.  De houder van een ►M1  Uniemerk ◄ die voor waren of diensten die gelijk zijn aan of vallen onder de waren of diensten waarvoor een ouder merk is ingeschreven, houder is van dat oudere in een lidstaat ingeschreven merk, met inbegrip van een op het grondgebied van de Benelux ingeschreven merk, of van eenzelfde ouder merk waarvoor een internationale inschrijving met rechtsgevolgen in een lidstaat bestaat, kan de anciënniteit van het oudere merk inroepen met betrekking tot de lidstaat waarin of waarvoor dit merk ingeschreven is.

2.  Artikel 34, leden 2 en 3, is van toepassing.



TITEL IV

INSCHRIJVINGSPROCEDURE



AFDELING 1

Onderzoek van de aanvrage

Artikel 36

Onderzoek van de voorwaarden voor indiening

1.  Het Bureau onderzoekt:

a) of de aanvrage om een ►M1  Uniemerk ◄ voldoet aan de vereisten voor toekenning van een datum van indiening op grond van artikel 27;

b) of de aanvrage om een ►M1  Uniemerk ◄ voldoet aan de in deze verordening en in de uitvoeringsverordening gestelde voorwaarden;

c) of in voorkomend geval de klassetaksen binnen de voorgeschreven termijn zijn betaald.

2.  Indien de aanvrage niet voldoet aan de in lid 1 gestelde vereisten, verzoekt het Bureau de aanvrager binnen de voorgeschreven termijnen de vastgestelde gebreken op te heffen of de achterstallige betalingen alsnog te verrichten.

3.  Indien binnen deze termijnen de op grond van lid 1, onder a), vastgestelde gebreken niet worden opgeheven of de vastgestelde achterstallige betalingen niet alsnog worden verricht, wordt de aanvrage niet als aanvrage om een ►M1  Uniemerk ◄ behandeld. Indien de aanvrager gehoor geeft aan het verzoek van het Bureau, kent het Bureau als datum van indiening van de aanvrage de datum toe, waarop de vastgestelde gebreken zijn opgeheven of de vastgestelde achterstallige betalingen alsnog zijn verricht.

4.  Indien de op grond van lid 1, onder b), vastgestelde gebreken niet binnen de gestelde termijnen worden opgeheven, wordt de aanvrage door het Bureau afgewezen.

5.  Indien de op grond van lid 1, onder c), vastgestelde achterstallige betalingen niet alsnog worden verricht, wordt de aanvrage geacht ingetrokken te zijn, tenzij uit de aanvrage duidelijk blijkt welke waren- of dienstenklassen het betaalde bedrag moet dekken.

6.  Indien de bepalingen betreffende het beroep op voorrang niet in acht worden genomen, vervalt het recht van voorrang voor de aanvrage.

7.  Indien niet voldaan is aan de voorwaarden betreffende het inroepen van de anciënniteit van een nationaal merk, vervalt dit recht ten aanzien van de aanvrage.

Artikel 37

Onderzoek van absolute weigeringsgronden

1.  Indien het merk krachtens artikel 7 uitgesloten is van inschrijving voor alle of een deel van de waren of diensten waarvoor het ►M1  Uniemerk ◄ wordt aangevraagd, wordt de aanvrage voor deze waren of diensten afgewezen.

▼M1 —————

▼B

3.  De aanvrage kan pas worden afgewezen, nadat de aanvrager in de gelegenheid is gesteld zijn aanvrage in te trekken of te wijzigen of zijn opmerkingen kenbaar te maken.



AFDELING 2

Recherche

▼M1

Artikel 38

Rechercheverslag

1.  Het Bureau stelt, op verzoek van de aanvrager van het Uniemerk bij het indienen van de aanvraag, een rechercheverslag van de Europese Unie („EU-rechercheverslag”) op, waarin melding wordt gemaakt van ontdekte oudere Uniemerken of oudere Uniemerkaanvragen, die overeenkomstig artikel 8 tegen de inschrijving van het aangevraagde Uniemerk kunnen worden ingeroepen.

2.  Indien de aanvrager bij de indiening van een Uniemerkaanvraag om een rechercheverslag door de centrale bureaus voor de industriële eigendom van de lidstaten verzoekt en de desbetreffende recherchetaks is betaald binnen de voor de betaling van de indieningstaks gestelde termijn, stuurt het Bureau onverwijld een kopie van de aanvraag voor een Uniemerk naar het centraal bureau voor industriële eigendom van elke lidstaat die aan het Bureau kennis heeft gegeven van zijn besluit om met betrekking tot Uniemerkaanvragen een recherche te verrichten in zijn eigen merkenregister.

3.  Elk in lid 2 van dit artikel genoemd centraal bureau voor de industriële eigendom van de lidstaten verstrekken een rechercheverslag, waarin hetzij ontdekte oudere nationale merken, nationale merkaanvragen of merken ingeschreven op grond van in de betrokken lidstaat of lidstaten van kracht zijnde internationale overeenkomsten worden genoemd die overeenkomstig artikel 8 aan de inschrijving van het aangevraagde Uniemerk kunnen worden tegengeworpen, hetzij wordt vermeld dat bij de recherche het bestaan van dergelijke rechten niet is gebleken.

4.  Het Bureau legt, na raadpleging van de in artikel 124 bedoelde raad van bestuur („de raad van bestuur”), de inhoud en nadere regelingen van de verslagen vast.

5.  Het Bureau betaalt aan elk centraal bureau voor industriële eigendom een bepaald bedrag voor elk rechercheverslag dat het overeenkomstig lid 3 van de bureaus ontvangt. Dit bedrag is voor elk bureau hetzelfde en wordt bij een met een meerderheid van drie vierde van de vertegenwoordigers der lidstaten genomen besluit vastgesteld door het Begrotingscomité.

6.  Het Bureau doet het EU-rechercheverslag en alle ontvangen nationale rechercheverslagen waarom is verzocht, toekomen aan de aanvrager van het Uniemerk.

7.  Bij de publicatie van de aanvraag voor een Uniemerk stelt het Bureau de houders van oudere Uniemerken of Uniemerkaanvragen die worden genoemd in het EU-rechercheverslag, in kennis van de publicatie van de aanvraag voor een Uniemerk. Dat geldt ongeacht of de aanvrager om het EU-rechercheverslag heeft verzocht, tenzij de houder van een oudere inschrijving of aanvraag erom verzoekt de kennisgeving niet te ontvangen.

▼B



AFDELING 3

Publicatie van de aanvrage

Artikel 39

Publicatie van de aanvrage

▼M1

1.  Indien is voldaan aan de voorwaarden die zijn gesteld aan de aanvraag voor een Uniemerk, wordt de aanvraag gepubliceerd voor de toepassing van artikel 41, tenzij de aanvraag overeenkomstig artikel 37 is afgewezen. De publicatie van de aanvraag doet niet af aan informatie die overeenkomstig deze verordening of krachtens deze verordening vastgestelde handelingen reeds op andere wijze aan het publiek beschikbaar is gesteld.

▼B

2.  Indien de aanvrage, na publicatie, overeenkomstig artikel 37 wordt afgewezen, wordt deze beslissing, wanneer zij onherroepelijk wordt, openbaar gemaakt.

▼M1

5.  De Commissie stelt uitvoeringshandelingen vast met betrekking tot de nadere gegevens die de publicatie van de aanvraag moet bevatten. Die uitvoeringshandelingen worden vastgesteld volgens de in artikel 163, lid 2, bedoelde onderzoeksprocedure.

▼B



AFDELING 4

Opmerkingen van derden en oppositie

▼M1

Artikel 40

Opmerkingen van derden

1.  Iedere natuurlijke of rechtspersoon en iedere groepering of entiteit die fabrikanten, producenten, dienstverleners, handelaren of consumenten vertegenwoordigt, kan bij het Bureau schriftelijke opmerkingen indienen en daarbij uiteenzetten op welke gronden van de artikelen 5 en 7 de inschrijving van het merk ambtshalve zou moeten worden geweigerd.

De in de eerste alinea vermelde personen en groeperingen of entiteiten zijn geen partij in de procedure voor het Bureau.

2.  Opmerkingen van derden worden ingediend vóór het einde van de oppositietermijn of wanneer oppositie tegen het merk is ingediend, voordat de eindbeslissing over de oppositie wordt genomen.

3.  De in lid 1 bedoelde indiening van opmerkingen doet geen afbreuk aan het recht van het Bureau om, in voorkomend geval, het onderzoek van de absolute gronden op eigen initiatief en te allen tijde vóór de inschrijving van het merk te heropenen.

4.  De in lid 1 bedoelde opmerkingen worden meegedeeld aan de aanvrager, die daarover zijn mening kan geven.

▼B

Artikel 41

Oppositie

1.  Binnen een termijn van drie maanden na de dag waarop de aanvrage om een ►M1  Uniemerk ◄ is gepubliceerd, kan tegen de inschrijving van dit merk oppositie worden ingesteld op grond van het feit dat de inschrijving van het merk krachtens artikel 8 moet worden geweigerd, en wel:

a) in de in artikel 8, leden 1 en 5, vermelde gevallen, door de houders van in artikel 8, lid 2, bedoelde oudere merken alsmede de door deze houders gemachtigde licentiehouders;

b) in de in artikel 8, lid 3, vermelde gevallen, door de houders van de daar bedoelde merken;

c) in de in artikel 8, lid 4, vermelde gevallen, door de houders van de daar bedoelde merken of tekens, alsook door degenen die op grond van de toepasselijke nationale wetgeving die rechten kunnen doen gelden;

▼M1

d) door degenen die op grond van de toepasselijke Uniewetgeving of het toepasselijke nationale recht de in artikel 8, lid 4 bis, bedoelde rechten mogen uitoefenen.

▼B

2.  Tegen inschrijving van een merk kan overeenkomstig lid 1 ook oppositie worden ingesteld in geval van publicatie van een gewijzigde aanvrage als bedoeld in artikel 43, lid 2, tweede zin.

▼M1

3.  De oppositie wordt schriftelijk ingesteld en met redenen omkleed. De oppositie wordt pas geacht te zijn ingesteld nadat de oppositietaks is betaald.

▼M1

4.  Binnen een door het Bureau vast te stellen termijn kan de opposant tot staving van de oppositie feiten, bewijzen en argumenten aanvoeren.

▼B

Artikel 42

Onderzoek van de oppositie

1.  Bij het onderzoek van de oppositie verzoekt het Bureau, zo dikwijls als nodig, de partijen binnen een door het Bureau te stellen termijn te antwoorden op mededelingen van de andere partijen of van het Bureau zelf.

▼M1

2.  Op verzoek van de aanvrager levert de houder van een ouder Uniemerk die oppositie heeft ingesteld, het bewijs dat in de termijn van vijf jaar vóór de datum van indiening of de datum van voorrang van de aanvraag voor het Uniemerk het oudere Uniemerk in de Unie normaal is gebruikt voor de waren of diensten waarvoor het ingeschreven is en waarop de oppositie gebaseerd is, of dat er geldige redenen zijn voor het niet-gebruik, voor zover het oudere Uniemerk op die datum sinds ten minste vijf jaar ingeschreven was. Bij gebreke van dat bewijs wordt de oppositie afgewezen. Indien het oudere Uniemerk slechts wordt gebruikt voor een deel van de waren of diensten waarvoor het is ingeschreven, wordt het voor het onderzoek van de oppositie geacht alleen voor dat deel van de waren of diensten te zijn ingeschreven.

▼B

3.  Lid 2 is van toepassing op de in artikel 8, lid 2, onder a), bedoelde oudere nationale merken, met dien verstande dat het gebruik in de ►M1  Unie ◄ wordt vervangen door het gebruik in de lidstaat waar het oudere nationale merk beschermd wordt.

4.  Indien het Bureau dat nuttig acht, verzoekt het partijen tot een minnelijke schikking te komen.

5.  Indien uit het onderzoek van de oppositie blijkt, dat het merk niet kan worden ingeschreven voor alle of een deel van de waren of diensten waarvoor het ►M1  Uniemerk ◄ wordt aangevraagd, wordt de aanvrage voor de betrokken waren of diensten afgewezen. Zo niet, dan wordt de oppositie afgewezen.

6.  Wanneer de beslissing waarbij de aanvrage wordt afgewezen onherroepelijk is geworden, wordt zij gepubliceerd.

▼M1

Artikel 42 bis

Delegatie van bevoegdheden

De Commissie wordt overeenkomstig artikel 163 bis gemachtigd gedelegeerde handelingen vast te stellen ter vastlegging van de nadere bepalingen voor de in de artikelen 41 en 42 bepaalde procedure voor de indiening en het onderzoek van een oppositie.

▼B



AFDELING 5

Intrekking, beperking, wijziging en afsplitsing van de aanvrage

Artikel 43

Intrekking, beperking en wijziging van de aanvrage

1.  De aanvrager kan te allen tijde zijn aanvrage om een ►M1  Uniemerk ◄ intrekken of de daarin opgenomen opgave van de waren of diensten beperken. Wanneer de aanvrage al gepubliceerd is, wordt ook de intrekking of de beperking gepubliceerd.

2.  Overigens kan de aanvrage om een ►M1  Uniemerk ◄ , op verzoek van de aanvrager, alleen worden gewijzigd om de naam en het adres van de aanvrager te corrigeren of om taal- en schrijffouten of andere kennelijke vergissingen te verbeteren, voor zover een dergelijke verandering het merk niet wezenlijk verandert noch de opgave van de waren of diensten uitbreidt. Indien de wijzigingen betrekking hebben op de afbeelding van het merk of de opgave van de waren of diensten, en wanneer deze wijzigingen na de publicatie van de aanvrage worden aangebracht, wordt de aanvrage in de gewijzigde vorm gepubliceerd.

▼M1

3.  De Commissie wordt overeenkomstig artikel 163 bis gemachtigd om gedelegeerde handelingen vast te stellen ter bepaling van de nadere procedureregels voor de wijziging van de aanvraag.

▼B

Artikel 44

Afsplitsing van de aanvrage

1.  De aanvrager kan de aanvrage afsplitsen door te verklaren dat een deel van de waren of diensten die onder de oorspronkelijke aanvrage vallen, het voorwerp van één of meer afgesplitste aanvragen zal zijn. De waren of diensten van de afgesplitste aanvrage mogen de waren of diensten die nog steeds onder de oorspronkelijke aanvrage vallen of die het voorwerp zijn van andere afgesplitste aanvragen, niet overlappen.

2.  De verklaring van afsplitsing is niet ontvankelijk:

a) indien, in gevallen waarin tegen de oorspronkelijke aanvrage oppositie is ingesteld, deze verklaring leidt tot de afsplitsing van de waren of diensten waartegen de oppositie is gericht, totdat de beslissing van de oppositieafdeling onherroepelijk is geworden of totdat van de oppositieprocedure wordt afgezien;

b) gedurende de in de uitvoeringsverordening vastgestelde perioden.

3.  De verklaring van afsplitsing moet voldoen aan de uitvoeringsverordening.

4.  Op de verklaring van afsplitsing is een taks van toepassing. De verklaring van afsplitsing wordt pas geacht te zijn afgegeven nadat de taks is betaald.

5.  De afsplitsing gaat in op de datum van vermelding ervan in het door het Bureau bewaarde dossier over de oorspronkelijke aanvrage.

6.  Alle verzoeken en aanvragen en alle taksen die met betrekking tot de oorspronkelijke aanvrage zijn ingediend of betaald vóór de datum van ontvangst van de verklaring van afsplitsing door het Bureau, worden geacht ook vóór de afgesplitste aanvrage of aanvragen te zijn ingediend of betaald. De taksen die vóór de datum van ontvangst van de verklaring van afsplitsing voor de oorspronkelijke aanvrage zijn betaald, zijn niet terugvorderbaar.

7.  De afgesplitste aanvrage behoudt de datum van indiening en de datum van voorrang en anciënniteit van de oorspronkelijke aanvrage.

▼M1

9.  De Commissie stelt uitvoeringshandelingen vast met betrekking tot:

a) de nadere gegevens die moeten worden opgenomen in een verklaring van afsplitsing van een aanvraag overeenkomst lid 1;

b) de nadere gegevens betreffende het verwerken van een verklaring van afsplitsing van een aanvraag, waarbij wordt gewaarborgd dat voor de afgesplitste aanvraag een afzonderlijk bestand, met inbegrip van een nieuw aanvraagnummer, wordt aangemaakt;

c) de nadere gegevens die moeten worden opgenomen in de bekendmaking van de afgesplitste aanvraag overeenkomstig lid 8.

Die uitvoeringshandelingen worden vastgesteld volgens de in artikel 163, lid 2, bedoelde onderzoeksprocedure.

▼B



AFDELING 6

Inschrijving

▼M1

Artikel 45

Inschrijving

1.  Indien een aanvraag voldoet aan de in deze verordening gestelde voorwaarden en er geen oppositie is ingesteld binnen de in artikel 41, lid 1, bedoelde termijn, of indien enige ingediende oppositie door middel van intrekking, weigering of op enige andere wijze definitief is afgewezen, worden het merk en de in artikel 87, lid 2, bedoelde nadere gegevens ingeschreven in het register. De inschrijving wordt bekendgemaakt.

2.  Het Bureau geeft een inschrijvingsbewijs af. Dat bewijs kan langs elektronische weg worden afgegeven. Het Bureau verstrekt al dan niet voor eensluidend gewaarmerkte kopieën van het inschrijvingsbewijs, zulks tegen betaling van een taks indien deze kopieën niet elektronisch worden verstrekt.

3.  De Commissie stelt uitvoeringshandelingen vast met betrekking tot de nadere gegevens die moeten worden opgenomen in en de vorm van het in lid 2 van dit artikel bedoelde inschrijvingsbewijs. Die uitvoeringshandelingen worden volgens de in artikel 163, lid 2, bedoelde onderzoeksprocedure vastgesteld.

▼B



TITEL V

DUUR, VERNIEUWING, WIJZIGING EN AFSPLITSING VAN HET ►M1  UNIEMERK ◄

Artikel 46

Duur van de inschrijving

De inschrijving van het ►M1  Uniemerk ◄ geldt voor tien jaar, te rekenen vanaf de datum van indiening van de aanvrage. Overeenkomstig artikel 47 kan de inschrijving voor telkens tien jaar worden vernieuwd.

▼M1

Artikel 47

Vernieuwing

1.  De inschrijving van het Uniemerk wordt vernieuwd op verzoek van de houder van het Uniemerk of van eenieder die uitdrukkelijk door hem gemachtigd is, mits de taksen betaald zijn.

2.  Het Bureau stelt de houder van het Uniemerk en elke houder van een ingeschreven recht op het Uniemerk ten minste zes maanden vóór het verstrijken van de geldigheid van de inschrijving van dat verstrijken in kennis. Verzuim van kennisgeving leidt niet tot aansprakelijkheid van het Bureau en laat het verstrijken van de geldigheidsduur van de inschrijving onverlet.

3.  Het verzoek tot vernieuwing moet worden ingediend in de periode van zes maanden vóór het verstrijken van de geldigheidsduur van de inschrijving. De basistaks voor de vernieuwing en, in voorkomend geval, één of meer klassetaksen voor elke klasse van waren of diensten meer dan de eerste moeten ook binnen deze termijn worden betaald. Bij gebreke daarvan kan het verzoek worden ingediend en kunnen de taksen worden betaald binnen een extra termijn van zes maanden na het verstrijken van de geldigheidsduur van de inschrijving, op voorwaarde dat een toeslag voor laattijdige betaling van de vernieuwingstaks of voor laattijdige indiening van het verzoek tot vernieuwing binnen deze extra termijn wordt betaald.

4.  In het verzoek tot vernieuwing worden vermeld:

a) de naam van de persoon die om vernieuwing verzoekt;

b) het inschrijvingsnummer van het te vernieuwen Uniemerk;

c) indien het verzoek tot vernieuwing slechts een deel van de ingeschreven waren en diensten betreft, een opgave van de klassen of waren en diensten waarvoor om vernieuwing wordt verzocht, of van de klassen of waren en diensten waarvoor niet om vernieuwing wordt verzocht, ingedeeld volgens de klassen van de Classificatie van Nice, waarbij elke groep van waren of diensten wordt voorafgegaan door het nummer van de klasse van die classificatie waartoe die groep van waren of diensten behoort, weergegeven in de volgorde van de klassen van die classificatie.

Van een verzoek tot vernieuwing is sprake wanneer de in lid 3 bedoelde betaling is verricht, mits deze alle nodige gegevens bevat om het doel van de betaling vast te stellen.

5.  Indien de aanvraag wordt ingediend of de taksen worden voldaan voor slechts een deel van de waren of diensten waarvoor het Uniemerk is ingeschreven, wordt de inschrijving enkel voor de betrokken waren of diensten vernieuwd. Indien de betaalde taksen niet volstaan ter dekking van alle klassen van waren en diensten waarvoor om vernieuwing wordt verzocht, wordt de inschrijving verlengd indien duidelijk is welke klasse of klassen daardoor worden gedekt. Bij gebreke van andere criteria neemt het Bureau de klassen in de volgorde van de classificatie in aanmerking.

6.  De vernieuwing gaat in daags na de datum waarop de geldigheid van de inschrijving verstrijkt. De vernieuwing wordt ingeschreven.

7.  Indien de aanvraag om vernieuwing binnen de in lid 3 vermelde termijnen wordt ingediend, maar niet is voldaan aan de andere in dit artikel gestelde vernieuwingsvoorwaarden, stelt het Bureau de aanvrager in kennis van de vastgestelde gebreken.

8.  Wanneer een aanvraag om vernieuwing niet is ingediend of is ingediend na het verstrijken van de in lid 3 gestelde termijn, of wanneer de taksen niet worden betaald of pas worden betaald nadat de betrokken termijn is verstreken, of indien de in lid 7 bedoelde gebreken niet binnen die termijn zijn verholpen, stelt het Bureau vast dat de geldigheidsduur van de inschrijving is verstreken en stelt het mee de houder van het Uniemerk hiervan in kennis. Wanneer de vaststelling definitief is geworden, haalt het Bureau de inschrijving van het merk in het register door. De doorhaling gaat in daags na de datum waarop de geldigheidsduur van de inschrijving verstrijkt. Wanneer de vernieuwingstaksen zijn betaald doch de vernieuwing van de inschrijving niet is gebeurd, worden deze taksen terugbetaald.

9.  Voor twee of meer merken kan tegen betaling van de verschuldigde taksen voor elk van de merken één enkele aanvraag om vernieuwing worden ingediend, mits de eigenaars of de vertegenwoordigers telkens dezelfde zijn.

▼B

Artikel 48

Wijziging

1.  Het ►M1  Uniemerk ◄ wordt in het register noch tijdens de geldigheidsduur van de inschrijving noch bij de vernieuwing daarvan gewijzigd.

2.  Indien echter het ►M1  Uniemerk ◄ de naam en het adres van de merkhouder bevat, kunnen op verzoek van de merkhouder alle naam- en adreswijzigingen worden ingeschreven die de identiteit van het merk zoals oorspronkelijk ingeschreven, niet wezenlijk beïnvloeden.

▼M1

3.  Het verzoek tot wijziging bevat het in het merk te wijzigen bestanddeel en dat bestanddeel in de gewijzigde vorm ervan.

De Commissie stelt uitvoeringshandelingen vast met betrekking tot de nadere gegevens die moeten worden opgenomen in het verzoek tot wijziging. Die uitvoeringshandelingen worden vastgesteld volgens de in artikel 163, lid 2, bedoelde onderzoeksprocedure.

▼M1

4.  Het verzoek wordt pas geacht te zijn ingediend nadat de verschuldigde taks is betaald. Indien de taks niet of niet volledig is betaald, stelt het Bureau de aanvrager daarvan in kennis. Voor wijziging van hetzelfde bestanddeel in twee of meer ingeschreven merken van dezelfde houder mag één enkel verzoek worden ingediend. De vereiste taks wordt betaald voor elke te wijzigen inschrijving. Indien niet is voldaan aan de voorwaarden voor wijziging van de inschrijving, stelt het Bureau de aanvrager van de gebreken in kennis. Indien de gebreken niet binnen de door het Bureau gestelde termijn zijn verholpen, wijst het Bureau het verzoek af.

5.  De bekendmaking van de inschrijving van de wijziging bevat een afbeelding van het gewijzigde Uniemerk. Derden wier rechten door de wijziging kunnen worden aangetast, kunnen de inschrijving ervan binnen drie maanden na de bekendmaking aanvechten.

Artikel 48 bis

Wijziging van de naam of het adres

1.  De Commissie stelt uitvoeringshandelingen vast met betrekking tot de nadere gegevens die moeten worden opgenomen in een verzoek tot wijziging van de naam of het adres overeenkomstig de eerste alinea van dit lid. Deze uitvoeringshandelingen worden vastgesteld volgens de in artikel 163, lid 2, bedoelde onderzoeksprocedure.

▼B

Artikel 49

Afsplitsing van de inschrijving

1.  De houder van het ►M1  Uniemerk ◄ kan de inschrijving afsplitsen door te verklaren dat een deel van de waren of diensten die onder de oorspronkelijke inschrijving vallen, het voorwerp zijn van één of meer afgesplitste inschrijvingen. De waren of diensten van de afgesplitste inschrijving mogen de waren of diensten die nog steeds onder de oorspronkelijke inschrijving vallen of die het voorwerp zijn van andere afgesplitste inschrijvingen, niet overlappen.

2.  De verklaring van afsplitsing is niet ontvankelijk:

a) indien zij, in gevallen waarin bij het Bureau tegen de oorspronkelijke inschrijving een vordering tot vervallenverklaring of nietigverklaring is ingediend, leidt tot de afsplitsing van waren of diensten waartegen de vordering tot vervallenverklaring- of nietigverklaring is gericht, totdat de beslissing van de nietigheidsafdeling onherroepelijk is geworden is gegaan of totdat de procedure anderszins is beëindigd;

b) indien zij, in gevallen waarin bij een ►M1  rechtbank voor het Uniemerk ◄ een reconventionele vordering tot vervallen-verklaring- of nietigverklaring is ingediend, leidt tot een afsplitsing van waren of diensten waartegen de reconventionele vordering is gericht, totdat de beslissing van de ►M1  rechtbank voor het Uniemerk ◄ overeenkomstig artikel 100, lid 6, in het register is vermeld.

3.  De verklaring van afsplitsing moet voldoen aan de uitvoeringsverordening.

4.  Op de verklaring van afsplitsing is een taks van toepassing. De verklaring van afsplitsing wordt pas geacht te zijn afgegeven nadat de taks is betaald.

5.  De afsplitsing gaat in op de datum waarop zij in het register wordt opgenomen.

6.  Alle verzoeken en aanvragen en alle taksen die met betrekking tot de oorspronkelijke inschrijving zijn ingediend of betaald vóór de datum van ontvangst van de verklaring van afsplitsing door het Bureau, worden geacht ook voor de afgesplitste inschrijving of inschrijvingen te zijn ingediend of betaald. De taksen die vóór de datum van ontvangst van de verklaring van afsplitsing voor de oorspronkelijke inschrijving zijn betaald, zijn niet terugvorderbaar.

7.  De afgesplitste inschrijving behoudt de datum van indiening en de datum van voorrang en anciënniteit van de oorspronkelijke inschrijving.

▼M1

8.  De Commissie stelt uitvoeringshandelingen vast met betrekking tot:

a) de nadere gegevens die moeten worden opgenomen in een verklaring van de afsplitsing van een inschrijving overeenkomstig lid 1;

b) de nadere gegevens betreffende het verwerken van een verklaring van de afsplitsing van een inschrijving, waarbij wordt gewaarborgd dat voor de afgesplitste inschrijving een afzonderlijk bestand, met inbegrip van een nieuw inschrijvingsnummer, wordt aangemaakt.

Die uitvoeringshandelingen worden vastgesteld volgens de in artikel 163, lid 2, bedoelde onderzoeksprocedure.

▼B



TITEL VI

AFSTAND, VERVAL EN NIETIGHEID



AFDELING 1

Afstand

Artikel 50

Afstand

1.  Van het ►M1  Uniemerk ◄ kan afstand worden gedaan voor alle of van een deel van de waren of diensten waarvoor het ingeschreven is.

2.  Van de afstand moet door de merkhouder schriftelijk kennis worden gegeven aan het Bureau. De afstand wordt eerst van kracht na inschrijving.

3.  De afstand wordt slechts ingeschreven met toestemming van de houder van een in het register ingeschreven recht. Indien een licentie ingeschreven is, wordt de afstand eerst in het register ingeschreven nadat de merkhouder aantoont dat hij de licentiehouder vooraf in kennis heeft gesteld van zijn voornemen om van het merk afstand te doen; de inschrijving vindt plaats na het verstrijken van de in de uitvoeringsverordening gestelde termijn.

▼M1

5.  De Commissie stelt uitvoeringshandelingen vast met betrekking tot de nadere gegevens die moeten worden opgenomen in een verklaring van afstand overeenkomstig lid 2 van dit artikel en het soort documentatie dat is vereist als bewijs van toestemming van een derde overeenkomstig lid 3 van dit artikel. Die uitvoeringshandelingen worden vastgesteld volgens de in artikel 163, lid 2, bedoelde onderzoeksprocedure.

▼B



AFDELING 2

Gronden van verval

Artikel 51

Gronden van verval

1.  De rechten van de houder van het ►M1  Uniemerk ◄ worden op vordering bij het Bureau of op reconventionele vordering in een inbreukprocedure vervallen verklaard:

a) wanneer het merk in een ononderbroken periode van vijf jaar niet normaal in de ►M1  Unie ◄ is gebruikt voor de waren of diensten waarvoor het ingeschreven is en er geen geldige reden is voor het niet gebruiken; vervallenverklaring van een ►M1  Uniemerk ◄ kan echter niet worden gevorderd wanneer het merk in de periode tussen het verstrijken van de vijfjarige periode en de instelling van de vordering of de reconventionele vordering, voor het eerst of opnieuw normaal is gebruikt; begin van gebruik of hernieuwd gebruik binnen drie maanden vóór de instelling van de vordering of van de reconventionele vordering, met dien verstande dat de periode van drie maanden ten vroegste na het verstrijken van de ononderbroken periode van vijf jaar van het niet gebruiken is ingegaan, wordt echter niet in aanmerking genomen indien de voorbereiding voor het begin van gebruik of het hernieuwde gebruik pas getroffen wordt, nadat de merkhouder er kennis van heeft gekregen dat de vordering of de reconventionele vordering kan worden ingesteld;

b) wanneer het merk door toedoen of nalaten van de merkhouder tot de in de handel gebruikelijke benaming is geworden van een waar of dienst waarvoor het ingeschreven is;

c) indien het merk als gevolg van het gebruik dat ervan wordt gemaakt door de merkhouder of met zijn instemming, voor de waren of diensten waarvoor het ingeschreven is, het publiek kan misleiden, met name over de soort, de kwaliteit of de plaats van herkomst van deze waren of diensten.

2.  Indien de grond van verval slechts bestaat voor een deel van de waren of diensten waarvoor het ►M1  Uniemerk ◄ is ingeschreven, worden de rechten van de merkhouder alleen voor de betrokken waren of diensten vervallen verklaard.



AFDELING 3

Nietigheidsgronden

Artikel 52

Absolute nietigheidsgronden

1.  Het ►M1  Uniemerk ◄ wordt op vordering bij het Bureau of op reconventionele vordering in een inbreukprocedure nietig verklaard, wanneer

a) het is ingeschreven in strijd met artikel 7;

b) de aanvrager bij indiening van de aanvrage te kwader trouw was.

2.  Wanneer het ►M1  Uniemerk ◄ is ingeschreven in strijd met artikel 7, lid 1, onder b), c) of d), kan het echter niet nietig worden verklaard wanneer het door het gebruik dat er na de inschrijving van gemaakt is, onderscheidend vermogen heeft verkregen voor de waren of diensten waarvoor het ingeschreven is.

3.  Indien de nietigheidsgrond slechts bestaat voor een deel van de waren of diensten waarvoor het ►M1  Uniemerk ◄ ingeschreven is, kan het merk alleen voor de betrokken waren of diensten nietig worden verklaard.

Artikel 53

Relatieve nietigheidsgronden

1.  Het ►M1  Uniemerk ◄ wordt op vordering bij het Bureau of bij reconventionele vordering in een inbreukprocedure nietig verklaard:

a) wanneer er een in artikel 8, lid 2, bedoeld ouder merk bestaat en aan de in lid 1 of lid 5 van dat artikel genoemde voorwaarden voldaan is;

b) wanneer er een in artikel 8, lid 3, bedoeld merk bestaat en aan de in dat lid genoemde voorwaarden voldaan is;

c) wanneer er een in artikel 8, lid 4, bedoeld ouder recht bestaat en aan de in dat lid genoemde voorwaarden voldaan is;

▼M1

d) wanneer er een oudere oorsprongsbenaming of geografische aanduiding als bedoeld in artikel 8, lid 4 bis bestaat en aan de in dat lid gestelde voorwaarden voldaan is.

Aan alle in de eerste alinea bedoelde voorwaarden moet voldaan zijn op de datum van indiening of de datum van voorrang van het Uniemerk.

▼B

2.  Het ►M1  Uniemerk ◄ wordt op vordering bij het Bureau of bij reconventionele vordering in een inbreukprocedure tevens nietig verklaard wanneer het gebruik ervan verboden kan worden op grond van het Gemeenschapsrecht of van het nationale recht inzake de bescherming van een ander ouder recht, met name van een

a) recht op de naam,

b) recht op een afbeelding,

c) auteursrecht,

d) recht van industriële eigendom.

3.  Het ►M1  Uniemerk ◄ kan niet nietig worden verklaard wanneer de houder van een der in lid 1 of lid 2 bedoelde rechten uitdrukkelijk toestemming geeft tot de inschrijving van dit merk voordat de vordering tot nietigverklaring of de reconventionele vordering is ingesteld.

4.  De houder van een der in lid 1 of lid 2 bedoelde rechten die de nietigverklaring van het ►M1  Uniemerk ◄ heeft gevorderd of een reconventionele vordering in een inbreukprocedure heeft ingesteld, kan geen nieuwe vordering tot nietigverklaring of reconventionele vordering instellen op grond van een van deze andere rechten die hij reeds tot staving van de eerste vordering tot nietigverklaring had kunnen inroepen.

5.  Artikel 52, lid 3, is van toepassing.

Artikel 54

Rechtsverwerking wegens gedogen

▼M1

1.  De houder van een Uniemerk die het gebruik van een jonger Uniemerk bewust heeft gedoogd gedurende vijf opeenvolgende jaren, kan niet langer op grond van het oudere merk vorderen dat het jongere merk nietig wordt verklaard voor de waren of diensten waarvoor dat jongere merk is gebruikt, tenzij het jongere Uniemerk te kwader trouw is aangevraagd.

2.  De houder van een in artikel 8, lid 2, bedoeld ouder nationaal merk of een in artikel 8, lid 4, bedoeld ander ouder teken die het gebruik van een jonger Uniemerk in de lidstaat waar het oudere merk of het andere oudere teken wordt beschermd, gedurende vijf opeenvolgende jaren bewust heeft gedoogd, kan niet langer op grond van het oudere merk of het andere oudere teken vorderen dat het jongere merk nietig wordt verklaard voor de waren of diensten waarvoor dat jongere merk is gebruikt, tenzij het jongere Uniemerk te kwader trouw is aangevraagd.

▼B

3.  In de in de leden 1 en 2 bedoelde gevallen kan de houder van een jonger ►M1  Uniemerk ◄ geen bezwaar maken tegen het gebruik van het oudere recht, ofschoon dat recht niet langer aan het jongere merk kan worden tegengeworpen.



AFDELING 4

Rechtsgevolgen van verval en nietigheid

Artikel 55

Rechtsgevolgen van verval en nietigheid

1.  In de mate waarin de merkhouder van zijn rechten vervallen verklaard is, wordt het ►M1  Uniemerk ◄ geacht geen rechtsgevolgen als bedoeld in deze verordening te hebben gehad vanaf de datum van de vordering tot vervallenverklaring of van de reconventionele vordering. Op verzoek van een partij kan in de beslissing een vroegere datum worden vastgesteld, waarop een van de gronden van het verval is ontstaan.

2.  In de mate waarin het nietig verklaard is, wordt het ►M1  Uniemerk ◄ geacht van de aanvang af geen rechtsgevolgen als bedoeld in deze verordening te hebben gehad.

3.  Onverminderd de nationale bepalingen betreffende vorderingen tot vergoeding van schade veroorzaakt door nalatigheid of kwade trouw van de merkhouder of betreffende ongerechtvaardigde verrijking, heeft de terugwerkende kracht van het verval of van de nietigheid van het merk geen invloed op:

a) een beslissing over inbreuk die vóór de vervallenverklaring of nietigverklaring in kracht van gewijsde gegaan en ten uitvoer gelegd is;

b) een vóór de vervallenverklaring of nietigverklaring gesloten overeenkomst, voor zover die vóór die verklaring is uitgevoerd; uit billijkheidsoverwegingen kan echter terugbetaling worden geëist van de op grond van deze overeenkomst betaalde bedragen en wel in de mate waarin dit door de omstandigheden gerechtvaardigd is.



AFDELING 5

Procedure voor het bureau inzake vervallenverklaring of nietigverklaring

Artikel 56

Vordering tot vervallenverklaring of nietigverklaring

1.  Een vordering tot vervallenverklaring of nietigverklaring van het ►M1  Uniemerk ◄ kan bij het Bureau worden ingesteld:

a) in de gevallen bedoeld in de artikelen 51 en 52, door iedere natuurlijke of rechtspersoon, alsmede iedere groepering die opgericht is om de belangen van fabrikanten, producenten, dienstverrichters, handelaars of consumenten te behartigen en die overeenkomstig het daarvoor geldende recht bevoegd is in eigen naam in rechte op te treden;

b) in de gevallen bedoeld in artikel 53, lid 1, door de in artikel 41, lid 1, bedoelde personen;

c) in de gevallen bedoeld in artikel 53, lid 2, door de houders van de in die bepaling genoemde oudere rechten of de personen die ►M1  krachtens de Uniewetgeving of het nationale recht van de betrokken lidstaat ◄ bevoegd zijn deze rechten te doen gelden.

2.  De vordering moet schriftelijk worden ingesteld en met redenen omkleed zijn. Zij wordt pas geacht te zijn ingesteld na betaling van de taks.

▼M1

3.  Een vordering tot vervallen- of nietigverklaring is niet ontvankelijk wanneer op een vordering met hetzelfde voorwerp en op dezelfde grond en aangaande dezelfde partijen door het Bureau of door een rechtbank voor het Uniemerk als bedoeld in artikel 95 bij een in kracht van gewijsde gegane beslissing uitspraak ten gronde is gedaan.

▼B

Artikel 57

Onderzoek van de vordering

1.  Bij het onderzoek van de vordering tot vervallenverklaring of nietigverklaring verzoekt het Bureau zo dikwijls als nodig de partijen binnen een door het Bureau te stellen termijn te antwoorden op mededelingen van de andere partijen of van het Bureau zelf.

▼M1

2.  Op verzoek van de houder van het Uniemerk levert de houder van een ouder Uniemerk die partij is in de nietigheidsprocedure, het bewijs dat in de vijf jaren die voorafgaan aan de datum van de vordering tot nietigverklaring, het oudere Uniemerk in de Unie normaal is gebruikt voor de waren of diensten waarvoor het ingeschreven is en die de houder van dat oudere merk tot staving van zijn vordering aanvoert, of dat er geldige redenen zijn voor het niet-gebruik, voor zover het oudere Uniemerk op die datum sinds ten minste vijf jaar was ingeschreven. Bovendien moet de houder van het oudere Uniemerk, indien het oudere Uniemerk op de datum van indiening of de datum van voorrang van de aanvraag voor een Uniemerk sinds ten minste vijf jaar was ingeschreven, eveneens het bewijs leveren dat op die datum aan de in artikel 42, lid 2, gestelde voorwaarden was voldaan. Kan dat bewijs niet worden geleverd, dan wordt de vordering tot nietigverklaring afgewezen. Wordt het oudere Uniemerk slechts gebruikt voor een deel van de waren of diensten waarvoor het is ingeschreven, dan wordt het voor het onderzoek van de vordering tot nietigverklaring geacht alleen voor dat deel van de waren of diensten te zijn ingeschreven.

▼B

3.  Lid 2 is van toepassing op de in artikel 8, lid 2, onder a), bedoelde oudere nationale merken, met dien verstande dat het gebruik in de ►M1  Unie ◄ wordt vervangen door het gebruik in de lidstaat waar het oudere nationale merk beschermd wordt.

4.  Het Bureau kan de partijen verzoeken tot een minnelijke schikking te komen.

5.  Indien uit het onderzoek van de vordering tot vervallenverklaring of nietigverklaring blijkt, dat het merk niet ingeschreven had moeten worden voor alle of een deel van de waren of diensten waarvoor het ingeschreven is, worden met betrekking tot die waren of diensten de rechten van de houder van het ►M1  Uniemerk ◄ vervallen verklaard of wordt het merk nietig verklaard. Zo niet, dan wordt de vordering tot vervallenverklaring of nietigverklaring afgewezen.

6.  Een vermelding van de beslissing van het Bureau betreffende de vordering tot vervallenverklaring of nietigverklaring wordt in het register opgenomen wanneer zij onherroepelijk is geworden.

▼M1

Artikel 57 bis

Delegatie van bevoegdheden

De Commissie is bevoegd overeenkomstig artikel 163 bis gedelegeerde handelingen vast te stellen ter bepaling van de bijzonderheden van de procedures voor de in de artikelen 56 en 57 bedoelde vervallen- en nietigverklaring van een Uniemerk en voor de in artikel 18 bedoelde overgang van een op naam van een gemachtigde ingeschreven Uniemerk.

▼B



TITEL VII

BEROEPSPROCEDURE

Artikel 58

Beslissingen waartegen beroep kan worden ingesteld

▼M1

1.  Tegen de beslissingen van de besluitvormingsorganen van het Bureau als bedoeld in artikel 130, onder a) tot en met d) en, in voorkomend geval, onder f), kan beroep worden ingesteld. Deze beslissingen treden pas in werking na het verstrijken van de in artikel 60 bedoelde beroepstermijn. De instelling van beroep heeft schorsende werking.

▼B

2.  Tegen een beslissing waarbij een procedure ten aanzien van een der partijen niet wordt afgesloten, kan slechts beroep worden ingesteld tegelijk met de eindbeslissing, tenzij tegen die beslissing afzonderlijk beroep openstaat.

Artikel 59

Personen die beroep kunnen instellen en partij kunnen zijn in de procedure

Een ieder die partij is in een procedure welke tot een beslissing heeft geleid, kan hiertegen in beroep gaan voor zover hij bij die beslissing in het ongelijk gesteld is. De andere partijen in die procedure zijn van rechtswege partij in de beroepsprocedure.

▼M1

Artikel 60

Termijn en vorm van beroep

1.  Het beroep wordt schriftelijk ingesteld bij het Bureau binnen twee maanden na de datum waarop van de beslissing kennis is gegeven. Het beroep wordt pas geacht te zijn ingesteld nadat de beroepstaks is betaald. Het wordt ingesteld in de procestaal van de bestreden beslissing. Een schriftelijke uiteenzetting van de gronden van het beroep wordt ingediend binnen vier maanden na de kennisgeving van de beslissing.

2.  Bij procedures op tegenspraak kan de verweerder in zijn memorie van antwoord verzoeken om vernietiging of wijziging van de bestreden beslissing op een niet in het beroep aan de orde gestelde kwestie. Deze eis wordt ongegrond als de appellant zich terugtrekt.

▼B

Artikel 61

Herziening van beslissingen bij beroepen ex parte

1.  Indien de partij die het beroep heeft ingesteld, de enige partij in de procedure is en de instantie waarvan de beslissing wordt betwist, het beroep ontvankelijk en gegrond acht, herziet deze instantie haar beslissing.

2.  Indien de beslissing niet binnen een maand na ontvangst van de uiteenzetting van de gronden wordt herzien, wordt het beroep onverwijld voorgelegd aan de kamer van beroep, zonder oordeel over de gronden daarvan.

▼M1 —————

▼B

Artikel 63

Onderzoek van het beroep

1.  Indien het beroep ontvankelijk is, onderzoekt de kamer van beroep, of het beroep gegrond is.

2.  Bij het onderzoek van het beroep verzoekt de kamer van beroep zo dikwijls als nodig de partijen, binnen een door de kamer te stellen termijn, te antwoorden op mededelingen van de andere partijen of van de kamer zelf.

Artikel 64

Beslissing over het beroep

1.  Nadat onderzocht is of het beroep ontvankelijk is, beslist de kamer van beroep over het beroep. De kamer van beroep kan hetzij de bevoegdheden uitoefenen van de instantie die de bestreden beslissing heeft genomen, hetzij de zaak voor verdere afdoening naar deze instantie terugwijzen.

2.  Indien de kamer van beroep de zaak voor verdere afdoening terugwijst naar de instantie die de bestreden beslissing heeft genomen, is deze instantie gebonden aan de beoordeling van de rechtsvragen door de kamer van beroep, voor zover de feiten dezelfde zijn.

▼M1

3.  De beslissing van de kamer van beroep treedt pas in werking na afloop van de in artikel 65, lid 5, gestelde termijn of, indien binnen deze termijn bij het Gerecht beroep is ingesteld, na verwerping van dit beroep of afwijzing van de hogere voorziening tegen de beslissing van het Gerecht bij het Hof van Justitie.

▼B

Artikel 65

Beroep bij het Hof van Justitie

▼M1

1.  Tegen de beslissingen van de kamer van beroep kan beroep worden ingesteld bij het Gerecht.

▼B

2.  Beroep kan worden ingesteld wegens onbevoegdheid, schending van wezenlijke vormvoorschriften, schending van het Verdrag, van deze verordening of een uitvoeringsregeling daarvan, of wegens misbruik van bevoegdheid.

▼M1

3.  Het Gerecht kan de bestreden beslissing vernietigen of wijzigen.

▼B

4.  Beroep kan worden ingesteld door partijen in de procedure voor de kamer van beroep, voor zover zij door de beslissing van deze kamer in het ongelijk zijn gesteld.

▼M1

5.  Het beroep bij het Gerecht wordt ingesteld binnen twee maanden na kennisgeving van de beslissing van de kamer van beroep.

6.  Het Bureau neemt de maatregelen die nodig zijn ter uitvoering van het arrest van het Gerecht of, in geval van hogere voorziening, van het arrest van het Hof van Justitie.

▼M1

Artikel 65 bis

Delegatie van bevoegdheden

De Commissie is bevoegd overeenkomstig artikel 163 bis gedelegeerde handelingen vast te stellen tot nadere bepaling van:

a) de formele inhoud van het beroep als bedoeld in artikel 60 en de procedure voor de indiening en het onderzoek van het beroep;

b) de formele inhoud en de vorm van de beslissingen van de kamer van beroep, als bedoeld in artikel 64;

c) de terugbetaling van de beroepstaksen als bedoeld in artikel 60.

▼B



TITEL VIII

▼M1

COLLECTIEVE UNIEMERKEN

▼B

Artikel 66

▼M1

Collectieve Uniemerken

▼B

1.  Een ►M1  „collectief merk van de Europese Unie” („collectief Uniemerk”) ◄ is een ►M1  Uniemerk ◄ dat bij de aanvrage als zodanig wordt aangewezen en op grond waarvan de waren of diensten van de leden van de vereniging die merkhouder is, onderscheiden kunnen worden van die van andere ondernemingen. Verenigingen van fabrikanten, producenten, dienstverrichters of handelaars, die overeenkomstig het daarvoor geldende recht bevoegd zijn om in eigen naam drager te zijn van ongeacht welke rechten en verplichtingen, overeenkomsten aan te gaan of andere rechtshandelingen te verrichten en in rechte op te treden, alsmede publiekrechtelijke rechtspersonen, kunnen ►M1  collectieve Uniemerken ◄ aanvragen.

2.  In afwijking van artikel 7, lid 1, onder c), kunnen ►M1  collectieve Uniemerken ◄ in de zin van lid 1 ook bestaan uit tekens of aanduidingen die in de handel kunnen wijzen op de plaats van herkomst van de waren of diensten. Een collectief merk staat de merkhouder niet toe, een derde te verbieden om in het economische verkeer deze tekens of aanduidingen te gebruiken, voor zover er sprake is van gebruik volgens de eerlijke gebruiken in nijverheid en handel; met name kan een dergelijk merk niet worden ingeroepen tegen een derde die gerechtigd is een geografische benaming te gebruiken.

3.  Tenzij in de artikelen 67 tot en met 74 anders wordt bepaald, is deze verordening van toepassing op ►M1  collectieve Uniemerken ◄ .

Artikel 67

Reglement van het merk

1.  De aanvrager van een ►M1  collectief Uniemerk ◄ moet binnen de gestelde termijn een reglement indienen.

2.  Het reglement bepaalt welke personen het merk mogen gebruiken, onder welke voorwaarden iemand tot de vereniging behoort en onder welke voorwaarden, voor zover deze bestaan, met inbegrip van sancties, het merk kan worden gebruikt. Het reglement van een in artikel 66, lid 2, bedoeld merk moet het lidmaatschap van de vereniging die houder is van dat merk openstellen voor een ieder wiens waren uit het betrokken geografische gebied afkomstig zijn.

▼M1

3.  De Commissie stelt uitvoeringshandelingen vast met betrekking tot de in lid 2 van dit artikel bedoelde nadere gegevens die moeten worden opgenomen in het reglement. Die uitvoeringshandelingen worden vastgesteld volgens de in artikel 163, lid 2, bedoelde onderzoeksprocedure.

▼B

Artikel 68

Afwijzing van de aanvrage

1.  Behalve in de bij de artikelen 36 en 37 bepaalde gevallen, wordt de aanvrage om een ►M1  collectief Uniemerk ◄ afgewezen, indien niet voldaan wordt aan artikel 66 of 67 of indien het reglement strijdig is met de openbare orde of de goede zeden.

2.  Een aanvrage om een ►M1  collectief Uniemerk ◄ wordt bovendien afgewezen wanneer het publiek kan worden misleid inzake de aard of betekenis van het merk, vooral wanneer dit de indruk kan wekken iets anders te zijn dan een collectief merk.

3.  De aanvrage wordt niet afgewezen wanneer de aanvrager door een wijziging van het reglement voldoet aan de in lid 1 en lid 2 gestelde eisen.

▼M1

Artikel 69

Opmerkingen van derden

Indien overeenkomstig artikel 40 bij het Bureau opmerkingen over een collectief Uniemerk worden ingediend, kunnen deze eveneens berusten op de bijzondere gronden op basis waarvan een collectief Uniemerk overeenkomstig artikel 68 zou moeten worden geweigerd.

▼B

Artikel 70

Gebruik van het merk

Het gebruik van het ►M1  collectieve Uniemerk ◄ door een ieder die dit merk mag gebruiken, voldoet aan deze verordening, voor zover de andere voorwaarden waarvan deze het gebruik van het ►M1  Uniemerk ◄ afhankelijk stelt, vervuld zijn.

Artikel 71

Wijziging van het reglement van het merk

1.  De houder van het ►M1  collectieve Uniemerk ◄ legt het Bureau elke wijziging van het reglement voor.

2.  Wanneer het gewijzigde reglement niet voldoet aan artikel 67 of een in artikel 68 vermelde afwijzingsgrond doet ontstaan, wordt de wijziging niet in het register vermeld.

▼M1

3.  Overeenkomstig artikel 69 gemaakte schriftelijke opmerkingen kunnen eveneens worden ingediend met betrekking tot de wijziging van het gebruiksreglement van het merk.

▼B

4.  Voor de toepassing van deze verordening worden wijzigingen van het reglement pas van kracht vanaf de datum waarop de wijziging in het register wordt vermeld.

Artikel 72

Uitoefening van het recht tot instelling van een vordering wegens inbreuk

1.  Artikel 22, leden 3 en 4, betreffende de rechten van licentiehouders is van toepassing op een ieder die bevoegd is een ►M1  collectief Uniemerk ◄ te gebruiken.

2.  De houder van een ►M1  collectief Uniemerk ◄ kan vergoeding eisen namens de personen die bevoegd zijn het merk te gebruiken, indien zij schade hebben geleden door onbevoegd gebruik van het merk.

Artikel 73

Gronden van verval

Behalve op de in artikel 51 vermelde gronden, wordt de houder van een ►M1  collectief Uniemerk ◄ op vordering bij het Bureau of op reconventionele vordering in een inbreukprocedure van zijn rechten vervallen verklaard wanneer:

a) de merkhouder geen redelijke maatregelen neemt om te voorkomen dat het merk wordt gebruikt op een wijze die niet strookt met de eventuele voorwaarden van het reglement, waarvan wijzigingen zo nodig in het register vermeld zijn;

b) door de wijze waarop de merkhouder het merk gebruikt heeft, het publiek kan worden misleid in de zin van artikel 68, lid 2;

c) een wijziging van het reglement in het register vermeld is in strijd met artikel 71, lid 2, tenzij de merkhouder door een nieuwe wijziging van het reglement voldoet aan de in dat lid gestelde eisen.

Artikel 74

Nietigheidsgronden

Behalve op de in de artikelen 52 en 53 vermelde gronden, wordt het ►M1  collectieve Uniemerk ◄ dat in strijd met artikel 68 is ingeschreven, op vordering bij het Bureau of bij reconventionele vordering in een inbreukprocedure nietig verklaard, tenzij de merkhouder door een wijziging van het reglement voldoet aan de in dat artikel gestelde eisen.

▼M1



AFDELING 2

Uniecertificeringsmerken

Artikel 74 ter

Reglement voor het gebruik van het Uniecertificeringsmerk

3.  De Commissie stelt uitvoeringshandelingen vast met betrekking tot de in lid 2 van dit artikel bedoelde nadere gegevens die moeten worden opgenomen in het reglement. Die uitvoeringshandelingen worden vastgesteld volgens de in artikel 163, lid 2, bedoelde onderzoeksprocedure.

▼B



TITEL IX

PROCEDUREREGELS



AFDELING 1

Algemene bepalingen

Artikel 75

Gronden van de beslissing

De beslissingen van het Bureau worden met redenen omkleed. Zij kunnen slechts worden genomen op gronden waartegen de partijen verweer hebben kunnen voeren.

Artikel 76

Ambtshalve onderzoek van de feiten

1.  Tijdens de procedure onderzoekt het Bureau ambtshalve de feiten; in procedures inzake relatieve afwijzingsgronden blijft dit onderzoek echter beperkt tot de door de partijen aangevoerde feiten, bewijsmiddelen en argumenten en tot de door hen ingestelde vordering. ►M1  In nietigheidsprocedures op basis van artikel 52 beperkt het Bureau zijn onderzoek tot de door de partijen aangevoerde gronden en argumenten.  ◄

2.  Het Bureau hoeft geen rekening te houden met feiten en bewijsmiddelen die de partijen niet tijdig hebben aangevoerd.

Artikel 77

Mondelinge procedure

1.  Het Bureau kan ambtshalve of op verzoek van een der partijen in de procedure tot mondelinge behandeling overgaan indien het zulks wenselijk acht.

2.  De mondelinge procedure voor onderzoekers, oppositieafdeling en afdeling merkenadministratie en juridische aangelegenheden is niet openbaar.

3.  De mondelinge procedure voor de nietigheidsafdeling en de kamers van beroep, met inbegrip van de uitspraak, is openbaar, tenzij de aangezochte instantie anders beslist indien openbaarheid met name aan een partij in de procedure ernstig en ongerechtvaardigd nadeel zou kunnen toebrengen.

▼M1

4.  De Commissie is bevoegd overeenkomstig artikel 163 bis gedelegeerde handelingen vast te stellen ter bepaling van de nadere regels voor mondelinge behandelingen, met inbegrip van de nadere regels voor het gebruik van talen overeenkomstig artikel 119.

▼B

Artikel 78

Bewijsvoering

1.  In de procedure voor het Bureau zijn onder meer de volgende bewijsmiddelen toegelaten:

a) horen van partijen;

b) inwinnen van inlichtingen;

c) overleggen van documenten en monsters;

d) getuigenverhoor;

e) deskundigenonderzoek;

f) schriftelijke verklaringen die onder ede of belofte zijn afgelegd of overeenkomstig het recht van de staat waar zij afgelegd zijn, een soortgelijke werking hebben.

2.  De betrokken dienst kan het onderzoek van deze bewijsmiddelen opdragen aan een van zijn leden.

3.  Indien het Bureau het nodig acht dat een partij, een getuige of een deskundige een mondelinge verklaring aflegt, roept het deze persoon daartoe op.

4.  De partijen worden in kennis gesteld van het verhoor van een getuige of deskundige door het Bureau. Zij hebben het recht daarbij aanwezig te zijn en de getuige of deskundige vragen te stellen.

▼M1

6.  De Commissie is bevoegd overeenkomstig artikel 163 bis gedelegeerde handelingen vast te stellen ter bepaling van de nadere regels voor de bewijsvoering.

▼M1

Artikel 79

Kennisgeving

5.  De Commissie is bevoegd overeenkomstig artikel 163 bis gedelegeerde handelingen vast te stellen ter bepaling van de nadere regels voor kennisgeving.

▼M1

Artikel 79 ter

Mededelingen aan het Bureau

2.  De Commissie is bevoegd overeenkomstig artikel 163 bis gedelegeerde handelingen vast te stellen ter bepaling van de regels voor de communicatiemiddelen, waaronder elektronische communicatiemiddelen, die door de partijen bij de procedure voor het Bureau moeten worden gebruikt en de formulieren die door het Bureau ter beschikking moeten worden gesteld.

Artikel 79 quater

Termijnen

5.  De Commissie is bevoegd overeenkomstig artikel 163 bis gedelegeerde handelingen vast te stellen ter bepaling van de nadere regels voor de berekening en de duur van termijnen.

▼B

Artikel 80

Doorhaling of herroeping

1.  Indien het Bureau een inschrijving in het register heeft gedaan of een beslissing heeft genomen waarbij het een kennelijke procedurefout heeft gemaakt, ziet het toe op de doorhaling van deze inschrijving, casu quo de herroeping van deze beslissing. Indien er slechts één partij in de procedure is en de inschrijving of handeling van invloed is op haar rechten, wordt de doorhaling of herroeping ook uitgevoerd wanneer de partij de fout niet had ontdekt.

2.  De in lid 1 bedoelde doorhaling of herroeping wordt, ambtshalve of op verzoek van een der partijen in de procedure, uitgevoerd door de instantie die de inschrijving heeft gedaan of de beslissing heeft genomen. De doorhaling of herroeping wordt uitgevoerd binnen zes maanden na de datum van inschrijving in het register of de aanneming van de beslissing, na raadpleging van de partijen in de procedure alsmede de eventuele, in het register vermelde houders van rechten op het betrokken Gemeenschapsmerk.

▼M1

3.  De Commissie is bevoegd overeenkomstig artikel 163 bis gedelegeerde handelingen vast te stellen ter bepaling van de procedure voor de herroeping van een beslissing of voor de doorhaling van een vermelding in het register.

▼B

Artikel 81

Herstel in de vorige toestand

1.  Indien de aanvrager of de houder van een ►M1  Uniemerk ◄ of iedere partij in een procedure voor het Bureau, ondanks het betrachten van alle in de gegeven omstandigheden noodzakelijke zorgvuldigheid, niet in staat is geweest tegenover het Bureau een termijn in acht te nemen, wordt hij op zijn verzoek in zijn rechten hersteld indien de verhindering ingevolge deze verordening rechtstreeks het verlies van een recht of een rechtsmiddel tot gevolg heeft.

2.  Het verzoek moet schriftelijk worden ingediend binnen twee maanden nadat de verhindering is geëindigd. De nog niet verrichte handeling moet alsnog binnen die termijn geschieden. Het verzoek is slechts ontvankelijk binnen een jaar na het verstrijken van de niet in acht genomen termijn. Indien het verzoek om vernieuwing niet is ingediend of de vernieuwingstaks niet is voldaan, wordt de termijn van zes maanden bedoeld in artikel 47, lid 3, derde zin, afgetrokken van de periode van een jaar.

3.  Het verzoek moet met redenen omkleed zijn en de feiten en argumenten bevatten waarop het gegrond is. Het verzoek wordt pas geacht te zijn ingediend nadat de taks voor herstel in de vorige toestand betaald is.

4.  De instantie die bevoegd is te beslissen over de niet verrichte handeling, beslist over het verzoek.

5.  Dit artikel is niet van toepassing op de termijnen bedoeld in lid 2, alsmede in artikel 41, leden 1 en 3, en in artikel 82.

6.  De aanvrager of de houder van een ►M1  Uniemerk ◄ die in zijn rechten wordt hersteld, kan zijn rechten niet doen gelden tegen een derde die in de periode tussen het verlies van het recht op de aanvrage of op het ►M1  Uniemerk ◄ en de bekendmaking van het herstel van dit recht, te goeder trouw waren op de markt heeft gebracht of diensten heeft verricht onder een teken dat gelijk is aan of overeenstemt met het ►M1  Uniemerk ◄ .

7.  Een derde die zich op lid 6 kan beroepen, kan binnen twee maanden na de datum waarop wordt bekendgemaakt dat de aanvrager of de houder van een ►M1  Uniemerk ◄ in zijn rechten wordt hersteld, tegen deze beslissing derdenverzet aantekenen.

8.  Dit artikel laat onverlet het recht van een lidstaat om herstel in de vorige toestand toe te kennen met betrekking tot bij deze verordening gestelde termijnen die in acht moeten worden genomen ten aanzien van de instanties van die staat.

Artikel 82

Voortzetting van de procedure

1.  Wanneer de aanvrager of de houder van een ►M1  Uniemerk ◄ of een andere partij in een procedure voor het Bureau tegenover het Bureau verzuimd heeft een termijn in acht te nemen, kan de procedure op diens verzoek worden voortgezet, op voorwaarde dat bij dit verzoek de verzuimde handeling alsnog wordt verricht. Het verzoek tot voortzetting van de procedure is alleen ontvankelijk wanneer het binnen twee maanden na het verstrijken van de niet in acht genomen termijn wordt ingediend. Het verzoek wordt pas geacht te zijn ingediend nadat een taks voor voortzetting van de procedure is betaald.

2.  Dit artikel is niet van toepassing op de termijnen bedoeld in artikel 25, lid 3, artikel 27, artikel 29, lid 1, artikel 33, lid 1, artikel 36, lid 2, artikel 41, artikel 42, artikel 47, lid 3, artikel 60, artikel 62, artikel 65, lid 5, artikel 81 en artikel 112 noch op de in dit artikel bedoelde termijnen, en evenmin op de termijnen bedoeld in de uitvoeringsverordening, voor het inroepen, na de indiening van de aanvrage, van voorrang uit hoofde van artikel 30, voorrang in geval van tentoonstelling uit hoofde van artikel 33 of anciënniteit uit hoofde van artikel 34.

3.  Over het verzoek wordt beslist door de instantie die beslissingsbevoegdheid heeft ten aanzien van de verzuimde handeling.

▼M1

4.  Indien het Bureau het verzoek inwilligt, worden de gevolgen van de niet-nakoming van de termijn geacht zich niet te hebben voorgedaan. Indien een beslissing is genomen tussen het einde van die termijn en het verzoek tot voortzetting van de procedure, heroverweegt de dienst die bevoegd is voor de beslissing inzake de niet verrichte handeling, zijn beslissing en neemt hij een andere beslissing wanneer het voldoende is de niet verrichte handeling aan te vullen. Indien het Bureau na de heroverweging beslist dat de aanvankelijke beslissing niet moet worden gewijzigd, bevestigt het die beslissing schriftelijk.

▼B

5.  Wanneer het Bureau het verzoek afwijst, wordt de taks terugbetaald.

▼M1

Artikel 82 bis

Onderbreking van de procedure

3.  De Commissie is bevoegd overeenkomstig artikel 163 bis gedelegeerde handelingen vast te stellen ter bepaling van de nadere regels voor de hervatting van de procedure voor het Bureau.

▼B

Artikel 83

Verwijzing naar algemene beginselen

Voor zover deze verordening, de uitvoeringsverordening, het reglement inzake de taksen of het reglement voor de procesvoering van de kamers van beroep geen procedureregels bevatten, richt het Bureau zich naar de beginselen die in de lidstaten algemeen aanvaard zijn.

Artikel 84

Einde van de financiële verplichtingen

1.  Vorderingen van het Bureau tot betaling van taksen vervallen vier jaar na het einde van het kalenderjaar waarin de taks opeisbaar is geworden.

2.  Vorderingen jegens het Bureau tot terugbetaling van taksen of van te veel betaalde bedragen vervallen vier jaar na het einde van het kalenderjaar waarin de vorderingen zijn ontstaan.

3.  De in de leden 1 en 2 genoemde termijn wordt in het geval bedoeld in lid 1 gestuit door een verzoek de taks te betalen en in het geval bedoeld in lid 2 door een verzoekschrift om de vordering te doen gelden. Deze termijn gaat opnieuw in op de datum van stuiting; hij verstrijkt uiterlijk zes jaar na het einde van het kalenderjaar waarin hij aanvankelijk ingegaan is, tenzij de vordering in rechte geldend wordt gemaakt; in dat geval verstrijkt de termijn op zijn vroegst één jaar na de datum waarop de beslissing in kracht van gewijsde is gegaan.



AFDELING 2

Kosten

Artikel 85

Verdeling van de kosten

1.  De verliezende partij in een procedure betreffende oppositie, verval, nietigheid of beroep, betaalt de taksen alsook, behoudens artikel 119, lid 6, alle vereiste procedurekosten die de andere partij heeft gedragen, met inbegrip van de reis- en verblijfkosten en de bezoldiging van een gemachtigde, raadsman of advocaat, met inachtneming van de tarieven die voor elke kostencategorie overeenkomstig de uitvoeringsverordening worden vastgesteld.

▼M1

1 bis.  De Commissie stelt uitvoeringshandelingen vast met betrekking tot het maximumtarief voor vergoeding van de werkelijk door de in het gelijk gestelde partij gemaakte, noodzakelijke procedurekosten. Die uitvoeringshandeling worden vastgesteld volgens de in artikel 163, lid 2, bedoelde onderzoeksprocedure.

Bij de bepaling van deze bedragen met betrekking tot de reis- en verblijfkosten, houdt de Commissie rekening met de afstand tussen de woon- of vestigingsplaats van de partij, vertegenwoordiger, getuige of deskundige en de plaats van de mondelinge procedure, met de fase van de procedure waarin de kosten zijn gemaakt en, wat betreft de kosten van vertegenwoordiging in de zin van artikel 93, lid 1, met de noodzaak ervoor te zorgen dat de verplichting tot het dragen van de kosten niet om tactische redenen door de andere partij kan worden misbruikt. Verblijfkosten worden overeenkomstig het Statuut van de ambtenaren van de Europese Unie en de Regeling welke van toepassing is op de andere personeelsleden van de Unie, vervat in Verordening (EEG, Euratom, EGKS) nr. 259/68 van de Raad ( 6 ), berekend.

De in het ongelijk gestelde partij draagt de kosten voor slechts één opposant en, in voorkomend geval, één vertegenwoordiger.

▼B

2.  Voor zover evenwel de partijen respectievelijk op één of meer punten in het ongelijk worden gesteld of voor zover de billijkheid zulks vereist, beslist de oppositieafdeling, de nietigheidsafdeling of de kamer van beroep dat de kosten anders worden verdeeld.

3.  De partij die door intrekking van de aanvrage om het ►M1  Uniemerk ◄ , van de oppositie, van de vordering tot vervallenverklaring- of nietigverklaring of van het beroep, door niet-vernieuwing van de inschrijving van het ►M1  Uniemerk ◄ of door afstand van het ►M1  Uniemerk ◄ , een einde maakt aan een procedure, betaalt de taksen, alsmede de door de andere partij gedragen kosten overeenkomstig de leden 1 en 2.

4.  Wanneer de procedure zonder voorwerp is geraakt, beslist de oppositieafdeling, de nietigheidsafdeling of de kamer van beroep vrijelijk over de kosten.

5.  Wanneer de partijen voor de oppositieafdeling, de nietigheidsafdeling of de kamer van beroep een andere kostenregeling overeenkomen dan die van de vorige leden, neemt de betrokken afdeling hiervan nota.

6.  De oppositieafdeling, de nietigheidsafdeling of de kamer van beroep stelt het bedrag vast dat op grond van de voorgaande leden moet worden vergoed, wanneer de kosten zich beperken tot de aan het Bureau betaalde taksen en tot de kosten van vertegenwoordiging. In alle andere gevallen stelt de griffie van de kamer van beroep of een lid van het personeel van de oppositieafdeling of de nietigheidsafdeling op verzoek het te vergoeden bedrag vast. Het verzoek is slechts ontvankelijk binnen twee maanden na de datum waarop de beslissing ten aanzien waarvan vaststelling van de kosten is gevraagd, onherroepelijk wordt. Het bedrag kan bij beslissing van de oppositieafdeling, de nietigheidsafdeling of de kamer van beroep worden herzien, indien hiertoe binnen de gestelde termijn een verzoek is gedaan.

Artikel 86

Tenuitvoerlegging van beslissingen tot vaststelling van de kosten

1.  Iedere onherroepelijke beslissing van het Bureau tot vaststelling van de kosten vormt een executoriale titel.

2.  De gedwongen tenuitvoerlegging geschiedt volgens de bepalingen van burgerlijke rechtsvordering die van kracht zijn in de staat van executie. ►M1  Elke lidstaat wijst één instantie aan die ermee belast is de echtheid van de in lid 1 bedoelde beslissing te onderzoeken, en deelt haar contactgegevens mee aan het Bureau, het Hof van Justitie en de Commissie. Het exequatur wordt door die instantie verleend, na een onderzoek dat zich beperkt tot de echtheid van de beslissing. ◄ Van de aanwijzing geeft zij kennis aan het Bureau en aan het Hof van Justitie.

3.  Nadat de bedoelde formaliteiten op verzoek van de belanghebbende zijn vervuld, kan deze de tenuitvoerlegging volgens de nationale wetgeving voortzetten door zich rechtstreeks te wenden tot de bevoegde instantie.

4.  De gedwongen tenuitvoerlegging kan slechts worden opgeschort door een beslissing van het Hof van Justitie. Het toezicht op de regelmatigheid van de tenuitvoerlegging behoort echter tot de bevoegdheid van de rechterlijke instanties van het betrokken land.



AFDELING 3

Voorlichting van het publiek en de instanties der lidstaten

▼M1

Artikel 87

Register van Uniemerken

1.  Het Bureau houdt een register van Uniemerken bij en actualiseert het.

2.  In het register worden de volgende vermeldingen betreffende aanvragen om en inschrijvingen van een Uniemerk opgenomen:

a) de datum van indiening van de aanvraag;

b) het dossiernummer van de aanvraag;

c) de datum van publicatie van de aanvraag;

d) de naam en het adres van de aanvrager;

e) de naam en het kantooradres van de vertegenwoordiger, behalve in het geval van een vertegenwoordiger als bedoeld in de eerste zin van artikel 92, lid 3;

f) de afbeelding van het merk, de aard van het merk, en in voorkomend geval een beschrijving van het merk;

g) de benaming van de waren en diensten;

h) gegevens over het in artikel 30 bedoelde beroep op voorrang;

i) gegevens over het in artikel 33 bedoelde beroep op voorrang in geval van tentoonstelling;

j) gegevens over het in artikel 34 bedoelde beroep op de anciënniteit van een ingeschreven ouder merk;

k) een verklaring dat het merk overeenkomstig artikel 7, lid 3, als gevolg van het gebruik dat daarvan is gemaakt, onderscheidend vermogen heeft verkregen;

l) een vermelding dat het merk een collectief merk is;

n) de taal waarin de aanvraag is ingediend en de tweede taal die de aanvrager in zijn aanvraag heeft opgegeven, overeenkomstig artikel 119, lid 3;

o) de datum van inschrijving van het merk in het register en het nummer van de inschrijving;

p) een verklaring dat de aanvraag voortvloeit uit de omzetting van een internationale inschrijving met aanduiding van de Unie, overeenkomstig artikel 161 van deze verordening, voorzien van de datum van de internationale inschrijving overeenkomstig artikel 3, lid 4, van het Protocol van Madrid, of de datum van vermelding van de territoriale uitbreiding van deze inschrijving tot de Unie, overeenkomstig artikel 3 ter, lid 2, van dat protocol, en in voorkomend geval de datum van voorrang van de internationale inschrijving.

3.  Het register bevat voorts de volgende vermeldingen, telkens voorzien van de datum van opneming in het register:

a) wijzigingen van de naam, het adres of de nationaliteit van de houder van een Uniemerk, of een wijziging van de staat waar hij zijn woonplaats, zetel of vestiging heeft;

b) wijzigingen van de naam of het kantooradres van de vertegenwoordiger, behalve in het geval van een vertegenwoordiger als bedoeld in de eerste zin van artikel 92, lid 3;

c) in geval van aanwijzing van een nieuwe vertegenwoordiger, diens naam en kantooradres;

d) wijzigingen van het merk, overeenkomstig de artikelen 43 en 48, alsmede correcties van fouten;

e) een mededeling van wijzigingen aan het gebruiksreglement voor het collectieve merk overeenkomstig artikel 71;

f) gegevens over het in artikel 34 bedoelde beroep op de anciënniteit van een ingeschreven ouder merk, overeenkomstig artikel 35;

g) volledige of gedeeltelijke overgangen op grond van artikel 17;

h) de vestiging of overgang van een zakelijk recht op grond van artikel 19, en de aard van het zakelijk recht;

i) gedwongen tenuitvoerlegging op grond van artikel 20, en insolventieprocedures op grond van artikel 21;

j) de verlening of overgang van een licentie op grond van artikel 22, en in voorkomend geval, het soort licentie;

k) de vernieuwing van de inschrijving op grond van artikel 47, de datum waarop zij ingaat, en beperkingen op grond van artikel 47, lid 4;

l) de vaststelling van het verstrijken van een inschrijving, overeenkomstig artikel 47;

m) verklaringen van intrekking of afstand door de houder van het merk overeenkomstig artikel 43 respectievelijk artikel 50;

n) de datum en de bijzonderheden betreffende de instelling van een oppositie op grond van artikel 41, van een vordering op grond van artikel 56, of een reconventionele vordering tot vervallen- of nietigverklaring op grond van artikel 100, lid 4, of van een beroep op grond van artikel 60;

o) de datum en de inhoud van een beslissing op een oppositie, op een vordering of een reconventionele vordering op grond van artikel 57, lid 6, of artikel 100, lid 6, derde zin, of op een beroep op grond van artikel 64;

p) de ontvangst van het verzoek tot omzetting op grond van artikel 113, lid 2;

q) de doorhaling van een overeenkomstig lid 2, onder e),van dit artikel ingeschreven vertegenwoordiging;

r) de doorhaling van de anciënniteit van een nationaal merk;

s) de wijziging van of doorhaling in het register van de onder h), i), en j), van dit lid bedoelde gegevens;

t) de vervanging van het Uniemerk door een internationale inschrijving op grond van artikel 157;

u) de datum en het nummer van internationale inschrijvingen, gebaseerd op een aanvraag voor een Uniemerk die tot een inschrijving als Uniemerk heeft geleid, overeenkomstig artikel 148, lid 1;

v) de datum en het nummer van internationale inschrijvingen die is gebaseerd op een Uniemerk, overeenkomstig artikel 148, lid 2;

w) de afsplitsing van een aanvraag op grond van artikel 44 en de afsplitsing van een inschrijving op grond van artikel 49, met de in lid 2 van dit artikel bedoelde gegevens betreffende de afgesplitste inschrijving, alsook de gewijzigde opgave van waren en diensten van de oorspronkelijke inschrijving;

x) de herroeping van een beslissing of de doorhaling van een inschrijving in het register op grond van artikel 80, wanneer de herroeping of de doorhaling een gepubliceerde beslissing of inschrijving betreft.

4.  De uitvoerend directeur kan bepalen dat, onverminderd artikel 123, lid 4, andere dan de in de leden 2 en 3 van dit artikel bedoelde gegevens in het register moeten worden vermeld.

5.  Het register kan in elektronische vorm worden gehouden. De in de leden 2 en 3 bedoelde gegevens, met inbegrip van persoonsgegevens, worden door het Bureau voor de in lid 9 bepaalde doeleinden verzameld, gestructureerd, gepubliceerd en opgeslagen. Het Bureau houdt het register gemakkelijk toegankelijk voor het publiek.

6.  De houder van een Uniemerk wordt van iedere wijziging in het register in kennis gesteld.

7.  Het Bureau verstrekt op verzoek en tegen betaling van een taks, al dan niet voor eensluidend gewaarmerkte uittreksels uit het register.

8.  De in de leden 2 en 3 bedoelde vermeldingen, met inbegrip van persoonsgegevens, worden verwerkt met het oog op:

a) het beheer van de aanvragen en/of inschrijvingen, zoals beschreven in deze verordening en op basis daarvan vastgestelde handelingen;

b) het houden van een openbaar register ter inzage door en ter informatie van de overheid en het bedrijfsleven, die aldus de hun bij deze verordening toegekende rechten kunnen uitoefenen en kennis kunnen nemen van het bestaan van oudere rechten van derden, en

c) het opstellen van verslagen en statistieken op basis waarvan het Bureau efficiënter te werk kan gaan en de werking van het systeem kan verbeteren.

9.  Alle gegevens, met inbegrip van persoonsgegevens, betreffende de in de leden 2 en 3 bedoelde vermeldingen worden geacht van algemeen belang te zijn en zijn voor derden toegankelijk. Ter wille van de rechtszekerheid worden de vermeldingen in het register voor onbepaalde tijd bewaard.

▼M1

Artikel 87 bis

Databank

1.  Op het Bureau rust, behalve de verplichting een register in de zin van artikel 87 te houden, de taak alle gegevens te verzamelen en in een elektronische databank op te slaan die door aanvragers en andere partijen bij procedures in het kader van deze verordening en op basis daarvan vastgestelde handelingen worden verstrekt.

2.  De elektronische databank kan andere dan de op grond van artikel 87 in het register opgenomen persoonsgegevens bevatten, voor zover deze verordening en op basis daarvan vastgestelde handelingen dat voorschrijven. Deze gegevens worden verzameld, opgeslagen en verwerkt met het oog op:

a) het beheer van de aanvragen en/of inschrijvingen, zoals beschreven in deze verordening en op basis daarvan vastgestelde handelingen;

b) het toegankelijk maken van de informatie die noodzakelijk is voor een vlotter en efficiënter verloop van de betrokken procedure;

c) de communicatie met de aanvragers en andere partijen bij de procedure;

d) het opstellen van verslagen en statistieken op basis waarvan het Bureau efficiënter te werk kan gaan en de werking van het systeem kan verbeteren.

3.  De uitvoerend directeur bepaalt onder welke voorwaarden de elektronische databank toegankelijk is en hoe de inhoud, met uitzondering van de in lid 2 van dit artikel, doch met inbegrip van de in artikel 87 bedoelde persoonsgegevens, elektronisch beschikbaar kan worden gesteld, en welke kosten voor een dergelijke toegang worden aangerekend.

4.  De in lid 2 bedoelde persoonsgegevens zijn beperkt toegankelijk; zij zijn slechts algemeen toegankelijk indien de betrokkene daarmee uitdrukkelijk heeft ingestemd.

5.  Alle gegevens worden voor onbepaalde tijd bewaard. De betrokkene kan evenwel verzoeken dat persoonsgegevens uit de databank worden verwijderd 18 maanden nadat het merk is verstreken of de betrokken procedure op tegenspraak is afgesloten. De betrokkene kan te allen tijde onnauwkeurige of onjuiste gegevens laten corrigeren.

Artikel 87 ter

Onlinetoegang tot beslissingen

1.  De beslissingen van het Bureau zijn met het oog op transparantie en voorspelbaarheid online beschikbaar voor het publiek. Elke partij bij de aan de beslissing voorafgaande procedure kan verzoeken om verwijdering van de in de beslissing vermelde persoonsgegevens.

2.  Het Bureau kan beslissingen van nationale rechterlijke instanties en rechterlijke instanties van de Unie die verband houden met zijn taken, online beschikbaar maken om bij het publiek een groter bewustzijn te wekken omtrent intellectuele eigendom en convergentie van praktijken te bevorderen. Het Bureau neemt ten aanzien van persoonsgegevens de voorwaarden in acht waaraan de oorspronkelijke publicatie was onderworpen.

▼B

Artikel 88

Openbare inzage

1.  De dossiers betreffende aanvragen om een ►M1  Uniemerk ◄ die nog niet gepubliceerd zijn, kunnen alleen met toestemming van de aanvrager worden ingezien.

2.  Een ieder die kan bewijzen dat de aanvrager van een ►M1  Uniemerk ◄ heeft verklaard dat deze na de inschrijving van het merk tegen hem een beroep op dit merk zou kunnen doen, kan het dossier inzien vóór de publicatie van de aanvrage en zonder toestemming van de aanvrager.

3.  Na publicatie van de aanvrage om een ►M1  Uniemerk ◄ kunnen de dossiers betreffende deze aanvrage en het merk op verzoek worden ingezien.

▼M1

4.  Bij inzage van een dossier krachtens lid 2 of lid 3 van dit artikel kunnen stukken betreffende uitsluiting, verschoning en wraking in de zin van artikel 137, ontwerpbeslissingen en adviezen, en alle andere interne stukken die bij de voorbereiding van een beslissing of advies zijn gebruikt, en delen van het dossier ten aanzien waarvan de betrokkene een bijzonder belang hecht aan vertrouwelijkheid voordat om inzage in het dossier werd verzocht, van inzage worden uitgesloten, tenzij legitieme belangen van de partij die inzage verlangt, prevaleren.

▼M1

5.  Inzage in de dossiers van aangevraagde en ingeschreven Uniemerken geschiedt aan de hand van de originele stukken of van afschriften daarvan of aan de hand van technische opslagmedia, indien de gegevens op die wijze worden opgeslagen. De uitvoerend directeur bepaalt de wijze van inzage.

6.  Indien inzage geschiedt zoals bedoeld in lid 7, wordt het verzoek om inzage geacht niet te zijn gedaan zolang de verschuldigde taks niet is betaald. Indien technische opslagmedia online worden ingezien, is geen taks verschuldigd.

7.  Het dossier wordt ten kantore van het Bureau ingezien. Op verzoek kan de inzage geschieden door het verstrekken van afschriften van dossierstukken. Voor het verstrekken van deze afschriften moet een vergoeding worden betaald. Op verzoek en tegen betaling van een taks verstrekt het Bureau tevens al dan niet voor eensluidend gewaarmerkte afschriften van de aanvraag voor een Uniemerk.

8.  De door het Bureau bijgehouden dossiers die betrekking hebben op internationale inschrijvingen met aanduiding van de Unie, kunnen op verzoek worden ingezien vanaf de datum van publicatie als bedoeld in artikel 152, lid 1, overeenkomstig de in de leden 1, 3 en 4 van dit artikel gestelde voorwaarden.

9.  Onder voorbehoud van de beperkingen in lid 4, kan het Bureau, op verzoek en tegen betaling van een taks, uit elk dossier van aangevraagde of ingeschreven Uniemerken informatie verstrekken. Het Bureau kan echter vereisen dat gebruik wordt gemaakt van het recht van inzage in het dossier indien het zulks wegens de hoeveelheid gevraagde informatie wenselijk acht.

Artikel 88 bis

Bewaring van dossiers

1.  Het Bureau bewaart de dossiers van alle procedures betreffende aanvragen om en inschrijvingen van Uniemerken. De uitvoerend directeur bepaalt in welke vorm deze dossiers worden bewaard.

2.  Indien dossiers elektronisch worden bewaard, worden de elektronische bestanden of reservekopieën daarvan voor onbepaalde tijd bewaard. De door de partijen bij de procedure ingediende originele documenten die de basis vormen van dergelijke elektronische bestanden, worden na een door de uitvoerend directeur vast te stellen termijn na ontvangst verwijderd.

3.  Indien en voor zover dossiers of delen daarvan anders dan elektronisch worden bewaard, worden de documenten of bewijsstukken die daarvan deel uitmaken, bewaard gedurende ten minste vijf jaar na het jaar waarin de aanvraag is afgewezen, ingetrokken of wordt geacht te zijn ingetrokken, de geldigheid van de inschrijving van het Uniemerk geheel is verstreken overeenkomstig artikel 47, de volledige afstand van het Uniemerk is ingeschreven overeenkomstig artikel 50, of het Uniemerk volledig uit het register is geschrapt overeenkomstig artikel 57, lid 6, of artikel 100, lid 6.

▼M1

Artikel 89

Periodieke publicaties

4.  De Commissie stelt uitvoeringshandelingen vast met betrekking tot:

a) de datum die geldt als datum van publicatie in het Uniemerkenblad;

b) de wijze waarop vermeldingen inzake de registratie van een Uniemerk die ten opzichte van de publicatie van de aanvraag niet zijn gewijzigd, worden gepubliceerd;

c) de vormen waarin uitgaven van het Publicatieblad van het Bureau aan het publiek beschikbaar kunnen worden gesteld.

Die uitvoeringshandelingen worden vastgesteld volgens de in artikel 163, lid 2, bedoelde onderzoeksprocedure.

▼B

Artikel 90

Administratieve samenwerking

►M1  1. ◄   Tenzij in deze verordening of in de nationale wetgevingen anders bepaald is, verlenen het Bureau en de bevoegde rechterlijke of andere instanties van de lidstaten elkaar op verzoek bijstand door elkaar gegevens te verstrekken of inzage in dossiers te geven. Wanneer het Bureau inzage van dossiers geeft aan de rechterlijke instanties, openbare ministeries of centrale diensten voor de industriële eigendom, is deze inzage niet onderworpen aan de in artikel 88 bedoelde beperkingen.

▼M1

2.  Het Bureau heft geen taksen voor het verstrekken van gegevens of voor het geven van inzage in dossiers.

3.  De Commissie stelt uitvoeringshandelingen vast met betrekking tot de nadere regels over hoe het Bureau en de instanties van de lidstaten onderling informatie moeten uitwisselen en inzage in dossiers moeten geven, rekening houdend met de beperkingen waaraan de inzage in dossiers betreffende aanvragen om of inschrijvingen van Uniemerken overeenkomstig artikel 88 is onderworpen wanneer inzage aan derden wordt gegeven. Die uitvoeringshandelingen worden vastgesteld volgens de in artikel 163, lid 2, bedoelde onderzoeksprocedure.

▼B

Artikel 91

Uitwisseling van publicaties

1.  Het Bureau en de centrale diensten voor de industriële eigendom van de lidstaten wisselen op verzoek, voor hun eigen behoeften en kosteloos, één of meer exemplaren van hun publicaties uit.

2.  Het Bureau kan overeenkomsten sluiten over de uitwisseling en toezending van publicaties.



AFDELING 4

Vertegenwoordiging

Artikel 92

Algemene beginselen betreffende de vertegenwoordiging

1.  Behoudens lid 2 is niemand verplicht zich voor het Bureau te doen vertegenwoordigen.

▼M1

2.  Onverminderd de tweede zin van lid 3 van dit artikel, laten natuurlijke of rechtspersonen die noch hun woonplaats, noch hun zetel of werkelijke en feitelijke bedrijfs- of handelsvestiging in de Europese Economische Ruimte hebben, zich overeenkomstig artikel 93, lid 1, in alle in deze verordening bedoelde procedures, met uitzondering van de indiening van een aanvraag voor een Uniemerk, voor het Bureau vertegenwoordigen.

3.  Natuurlijke en rechtspersonen die in de Europese Economische Ruimte een woonplaats, zetel of werkelijke en feitelijke vestiging voor bedrijf of handel hebben, kunnen voor het Bureau optreden door tussenkomst van een werknemer. De werknemer van een rechtspersoon als bedoeld in dit lid kan ook handelen voor andere rechtspersonen die met deze rechtspersoon economisch verbonden zijn, ook indien die andere rechtspersonen in de Europese Economische Ruimte geen woonplaats, zetel, noch werkelijke en feitelijke vestiging voor bedrijf of handel hebben. Werknemers die personen vertegenwoordigen in de zin van dit lid dienen, op verzoek van het Bureau of, in voorkomend geval, van de partij in de procedure een bij het dossier te voegen ondertekende volmacht in.

4.  Indien meerdere aanvragers of derden gezamenlijk optreden, wordt een gemeenschappelijke vertegenwoordiger aangewezen.

▼B

Artikel 93

Beroepsmatige vertegenwoordiging

▼M1

1.  Natuurlijke of rechtspersonen kunnen voor het Bureau slechts worden vertegenwoordigd door:

a) een advocaat die bevoegd is op het grondgebied van een van de lidstaten van de Europese Economische Ruimte praktijk uit te oefenen en kantoor houdt binnen de Europese Economische Ruimte, voor zover hij in die lidstaat bevoegd is op te treden als merkengemachtigde;

b) een erkende gemachtigde die op een daartoe door het Bureau bij te houden lijst staat ingeschreven.

Een vertegenwoordiger die voor het Bureau optreedt, dient, op verzoek van het Bureau of in voorkomend geval van de tegenpartij in de procedure, bij het Bureau een bij het dossier te voegen ondertekende volmacht in.

2.  Op de lijst van erkende gemachtigden kan iedere natuurlijke persoon worden geplaatst die aan de volgende voorwaarden voldoet:

a) hij bezit de nationaliteit van een van de lidstaten van de Europese Economische Ruimte;

b) zijn kantoor of werkplaats bevindt zich in de Europese Economische Ruimte;

c) hij is bevoegd om voor het Benelux-Bureau voor de Intellectuele Eigendom of voor het centraal bureau voor industriële eigendom van een lidstaat van de Europese Economische Ruimte natuurlijke personen en rechtspersonen te vertegenwoordigen op het gebied van merken. Wanneer deze bevoegdheid in de betrokken staat niet afhankelijk gesteld is van bijzondere beroepsbekwaamheid, is degene die om plaatsing op de lijst van het Bureau verzoekt, ten minste vijf jaar regelmatig als vertegenwoordiger op het gebied van merken opgetreden bij het Benelux-Bureau voor de Intellectuele Eigendom of bij die centrale bureaus voor industriële eigendom. Van personen ten aanzien van wie, overeenkomstig de in de betrokken lidstaat van de Europese Economische Ruimte bestaande voorschriften, officieel wordt erkend dat zij op het gebied van merken over de vereiste beroepsbekwaamheid beschikken om natuurlijke of rechtspersonen bij het Benelux-Bureau voor de Intellectuele Eigendom of bij die centrale bureaus voor industriële eigendom te vertegenwoordigen, wordt niet vereist dat ze het beroep hebben uitgeoefend.

▼B

3.  De inschrijving geschiedt op verzoek, waarbij een door de centrale dienst voor de industriële eigendom van de betrokken lidstaat afgegeven bewijs overgelegd dient te worden waaruit blijkt dat de in lid 2 bedoelde voorwaarden vervuld zijn.

▼M1

4.  De uitvoerend directeur kan ontheffing verlenen van:

a) de in de tweede zin van lid 2, onder c), gestelde voorwaarde, indien de verzoeker het bewijs levert dat hij de vereiste bekwaamheid anderszins heeft verworven;

b) de in lid 2, onder a), gestelde voorwaarde in het geval van een hooggekwalificeerde beroepsbeoefenaar, mits aan de voorwaarden van lid 2, onder b) en c), is voldaan.

5.  Een persoon kan, op eigen verzoek of indien hij niet langer tot vertegenwoordiging bevoegd is, van de lijst van erkende gemachtigden worden geschrapt. Wijzigingen van de lijst van erkende gemachtigden worden in het Publicatieblad van het Bureau bekendgemaakt.

▼M1

Artikel 93 bis

Delegatie van bevoegdheden

De Commissie is bevoegd overeenkomstig artikel 163 bis gedelegeerde handelingen vast te stellen ter nadere bepaling van:

a) de voorwaarden en de procedure voor de aanwijzing van een gemeenschappelijk vertegenwoordiger als bedoeld in artikel 92, lid 4;

b) de voorwaarden waaronder de in artikel 92, lid 3, bedoelde werknemers en de in artikel 93, lid 1, erkende gemachtigden bij het Bureau een ondertekende volmacht indienen om als vertegenwoordiger te kunnen optreden, alsmede de inhoud van die volmacht;

c) de omstandigheden waarin een persoon van de lijst van erkende gemachtigden kan worden geschrapt als bedoeld in artikel 93, lid 5.

▼B



TITEL X

BEVOEGDHEID EN PROCEDURE INZAKE RECHTSVORDERINGEN BETREFFENDE ►M1  UNIEMERKEN ◄



AFDELING 1

▼M1

Toepassing van de regels van de Unie betreffende de rechterlijke bevoegdheid en de erkenning en de tenuitvoerlegging van beslissingen in burgerlijke en handelszaken

▼B

Artikel 94

▼M1

Toepassing van de regels van de Unie betreffende de rechterlijke bevoegdheid en de erkenning en de tenuitvoerlegging van beslissingen in burgerlijke en handelszaken

▼B

1.  Tenzij deze verordening anders bepaalt, ►M1  zijn de regels van de Unie betreffende de rechterlijke bevoegdheid en de erkenning en de tenuitvoerlegging van beslissingen in burgerlijke en handelszaken van toepassing ◄ op de procedures betreffende ►M1  Uniemerken ◄ en aanvragen om ►M1  Uniemerken ◄ , alsmede op de procedures betreffende gelijktijdige en opeenvolgende vorderingen die worden ingesteld op grond van ►M1  Uniemerken ◄ en nationale merken.

2.  Met betrekking tot procedures die het gevolg zijn van de in artikel 96 bedoelde rechtsvorderingen:

a) zijn artikel 2, artikel 4, artikel 5, punten 1, 3, 4 en 5, en artikel 31 van Verordening (EG) nr. 44/2001 niet van toepassing;

b) zijn de artikelen 23 en 24 van Verordening (EG) nr. 44/2001 van toepassing binnen de grenzen van artikel 97, lid 4, van de onderhavige verordening;

c) zijn de bepalingen van hoofdstuk II van Verordening (EG) nr. 44/2001 die gelden voor personen met woonplaats in een lidstaat ook van toepassing op personen die geen woonplaats, maar een vestiging in een lidstaat hebben.

▼M1

3.  Verwijzingen in deze verordening naar Verordening (EG) nr. 44/2001 omvatten waar passend de Overeenkomst tussen de Europese Gemeenschap en het Koninkrijk Denemarken betreffende de rechterlijke bevoegdheid, de erkenning en de tenuitvoerlegging van beslissingen in burgerlijke en handelszaken gedaan op 19 oktober 2005.

▼B



AFDELING 2

Geschillen ter zake van inbreuk op en geldigheid van ►M1  Uniemerken ◄

Artikel 95

▼M1

Rechtbanken voor het Uniemerk

▼B

1.  De lidstaten wijzen op hun grondgebied een zo gering mogelijk aantal nationale rechterlijke instanties van eerste en tweede aanleg aan, hierna „ ►M1  rechtbanken voor het Uniemerk ◄ ” te noemen, die de hun bij deze verordening opgedragen taken vervullen.

2.  Binnen een termijn van drie jaar te rekenen vanaf de inwerkingtreding van Verordening (EG) nr. 40/94 deelt elke lidstaat aan de Commissie een lijst mee van de ►M1  rechtbanken voor het Uniemerk ◄ met hun naam en territoriale bevoegdheid.

3.  Elke verandering betreffende het aantal, de namen of de territoriale bevoegdheid van deze rechtbanken, die na de in lid 2 bedoelde mededeling plaatsvindt, wordt door de betrokken lidstaat onverwijld aan de Commissie gemeld.

4.  De in de leden 2 en 3 bedoelde gegevens worden door de Commissie aan de lidstaten meegedeeld en in het Publicatieblad van de Europese Unie bekendgemaakt.

5.  Zolang een lidstaat de in lid 2 bedoelde mededeling niet heeft gedaan, wordt elke procedure die het gevolg is van de in artikel 96 bedoelde vorderingen en waarvoor de rechterlijke instanties van die staat krachtens artikel 97 bevoegd zijn, ingesteld bij de rechterlijke instantie van die staat die absoluut en relatief bevoegd zou zijn indien het procedures inzake een in die lidstaat ingeschreven nationaal merk zou betreffen.

Artikel 96

Bevoegdheid ter zake van inbreuk en geldigheid

De ►M1  rechtbanken voor het Uniemerk ◄ hebben uitsluitende bevoegdheid ter zake van:

a) alle rechtsvorderingen betreffende inbreuk en — indien naar nationaal recht toegestaan — dreigende inbreuk op ►M1  Uniemerken ◄ ;

b) rechtsvorderingen tot vaststelling van niet-inbreuk, indien naar nationaal recht toegestaan;

c) alle rechtsvorderingen wegens feiten als bedoeld in ►M1  artikel 9 ter, lid 2 ◄ ;

d) reconventionele vorderingen tot vervallenverklaring of nietigverklaring van het ►M1  Uniemerk ◄ , als bedoeld in artikel 100.

Artikel 97

Internationale bevoegdheid

1.  Onverminderd de onderhavige verordening en de krachtens artikel 94 toepasselijke bepalingen van Verordening (EG) nr. 44/2001, worden de procedures ingevolge de in artikel 96 bedoelde rechtsvorderingen aanhangig gemaakt bij de rechterlijke instanties van de lidstaat waar de gedaagde zijn woonplaats heeft of, wanneer hij geen woonplaats heeft in een van de lidstaten, in de lidstaat waar hij een vestiging heeft.

2.  Wanneer de gedaagde woonplaats noch vestiging heeft in een van de lidstaten, worden de procedures aanhangig gemaakt bij de rechterlijke instanties van de lidstaat waar de eiser zijn woonplaats heeft, of, indien deze geen woonplaats heeft in een van de lidstaten, in de lidstaat waar hij een vestiging heeft.

3.  Wanneer gedaagde noch eiser aldaar een woonplaats of vestiging heeft, worden de procedures aanhangig gemaakt bij de rechterlijke instanties van de lidstaat waar het Bureau zijn zetel heeft.

4.  Onverminderd de leden 1, 2 en 3:

a) is artikel 23 van Verordening (EG) nr. 44/2001 van toepassing indien de partijen overeenkomen dat een andere ►M1  rechtbank voor het Uniemerk ◄ bevoegd is;

b) is artikel 24 van Verordening (EG) nr. 44/2001 van toepassing indien de gedaagde voor een andere ►M1  rechtbank voor het Uniemerk ◄ verschijnt.

5.  Met uitzondering van rechtsvorderingen tot verkrijging van een verklaring van niet-inbreuk op een ►M1  Uniemerk ◄ , kunnen de procedures ingevolge de in artikel 96 bedoelde rechtsvorderingen ook worden ingesteld bij de rechterlijke instanties van de lidstaat waar de inbreuk heeft plaatsgevonden of dreigt plaats te vinden, of waar een onder artikel 9, lid 3, tweede zin, vallende handeling is verricht.

Artikel 98

Omvang van de bevoegdheid

1.  Een krachtens artikel 97, leden 1 tot en met 4, bevoegde ►M1  rechtbank voor het Uniemerk ◄ is bevoegd ter zake van:

a) inbreuk of dreigende inbreuk op het grondgebied van alle lidstaten;

b) onder artikel 9, lid 3, tweede zin, vallende handelingen op het grondgebied van alle lidstaten.

2.  Een krachtens artikel 97, lid 5, bevoegde ►M1  rechtbank voor het Uniemerk ◄ is alleen bevoegd voor handelingen of dreigende handelingen op het grondgebied van de lidstaat waar die rechtbank gelegen is.

Artikel 99

Vermoeden van geldigheid — Verweer ten gronde

1.  De ►M1  rechtbanken voor het Uniemerk ◄ beschouwen het ►M1  Uniemerk ◄ als geldig, tenzij dit door de gedaagde bij een reconventionele vordering tot vervallenverklaring of nietigverklaring wordt bestreden.

2.  De geldigheid van een ►M1  Uniemerk ◄ kan niet worden aangevochten met een vordering tot vaststelling van niet-inbreuk.

▼M1

3.  In de in artikel 96, onder a) en c), bedoelde rechtsvorderingen kan het verval van het Uniemerk alleen op een andere wijze dan bij een reconventionele vordering worden opgeworpen wanneer de gedaagde betoogt dat het Uniemerk vervallen kan worden verklaard wegens ontoereikend normaal gebruik op het tijdstip waarop de vordering betreffende inbreuk is ingesteld.

▼B

Artikel 100

Reconventionele vordering

1.  De reconventionele vordering tot vervallenverklaring of nietigverklaring kan slechts steunen op de in deze verordening genoemde gronden voor vervallen- of nietigverklaring.

2.  Een ►M1  rechtbank voor het Uniemerk ◄ verwerpt een reconventionele vordering tot vervallenverklaring of nietigverklaring indien op een vordering met hetzelfde voorwerp en op dezelfde grond al door het Bureau tussen dezelfde partijen een onherroepelijke beslissing is gegeven.

3.  Indien de reconventionele vordering wordt ingesteld in een procedure waarin de merkhouder nog geen partij is, wordt hij daarvan in kennis gesteld en kan hij zich in het geding voegen overeenkomstig het nationale recht.

▼M1

4.  De rechtbank voor het Uniemerk waarbij een reconventionele vordering tot vervallen- of nietigverklaring van een Uniemerk is ingesteld, gaat niet over tot het onderzoek van de reconventionele vordering voordat de belanghebbende partij of de rechtbank het Bureau in kennis heeft gesteld van de datum van instelling van de reconventionele vordering. Het Bureau maakt hiervan melding in het register. Indien reeds bij het Bureau een vordering tot vervallen- of nietigverklaring van het Uniemerk was ingesteld alvorens de reconventionele vordering werd ingesteld, wordt de rechtbank door het Bureau hiervan in kennis gesteld en wordt de procedure overeenkomstig artikel 104, lid 1, geschorst totdat de beslissing over de vordering in kracht van gewijsde is gegaan of de vordering is ingetrokken.

▼B

5.  Artikel 57, leden 2, 3, 4 en 5, is van toepassing.

▼M1

6.  Wanneer een rechtbank voor het Uniemerk een in kracht van gewijsde gegane beslissing over een reconventionele vordering tot vervallen- of nietigverklaring van het Uniemerk heeft gewezen, wordt door de rechtbank of door een partij in de nationale procedure onverwijld een afschrift van de beslissing aan het Bureau toegezonden. Het Bureau of een andere belanghebbende partij kan verzoeken om informatie over de toezending. Het Bureau vermeldt de beslissing in het register en neemt de nodige maatregelen om zich te voegen naar het dictum.

▼B

7.  Indien bij een ►M1  rechtbank voor het Uniemerk ◄ een reconventionele vordering tot vervallenverklaring of nietigverklaring wordt ingesteld, kan zij, de andere partijen gehoord, de procedure schorsen op verzoek van de houder van het ►M1  Uniemerk ◄ en de gedaagde uitnodigen om binnen een door haar te bepalen termijn bij het Bureau een vordering tot vervallenverklaring of nietigverklaring in te stellen. Indien deze vordering niet binnen de bepaalde termijn wordt ingesteld, wordt de procedure voortgezet; de reconventionele vordering wordt dan als ingetrokken beschouwd. Artikel 104, lid 3, is van toepassing.

Artikel 101

Toepasselijk recht

1.  De ►M1  rechtbanken voor het Uniemerk ◄ passen de bepalingen van deze verordening toe.

▼M1

2.  Op alle niet bij deze verordening geregelde merkenkwesties past de bevoegde rechtbank voor het Uniemerk het toepasselijke nationale recht toe.

▼B

3.  Tenzij in deze verordening anders wordt bepaald, past een ►M1  rechtbank voor het Uniemerk ◄ het procesrecht toe dat geldt voor soortgelijke rechtsvorderingen betreffende een nationaal merk in de lidstaat waar de rechtbank gelegen is.

Artikel 102

Sancties

1.  Wanneer een ►M1  rechtbank voor het Uniemerk ◄ van oordeel is, dat de gedaagde inbreuk op een ►M1  Uniemerk ◄ heeft gemaakt of heeft gedreigd te maken, verbiedt zij de gedaagde de betrokken handelingen te verrichten, tenzij er speciale redenen zijn om dit niet te verbieden. Zij treft tevens maatregelen overeenkomstig het nationale recht om ervoor te zorgen dat dit verbod wordt nageleefd.

▼M1

2.  De rechtbank voor het Uniemerk kan tevens de in het toepasselijke recht beschikbare maatregelen of bevelen toepassen die zij in de gegeven omstandigheden passend acht.

▼B

Artikel 103

Voorlopige en beschermende maatregelen

1.  Aan de rechterlijke instanties, met inbegrip van de ►M1  rechtbanken voor het Uniemerk ◄ , van een lidstaat kunnen voor een ►M1  Uniemerk ◄ of aanvragen om een ►M1  Uniemerk ◄ dezelfde voorlopige en beschermende maatregelen worden gevraagd als het recht van die staat kent voor nationale merken, zelfs indien een ►M1  rechtbanken voor het Uniemerk ◄ van een andere lidstaat krachtens deze verordening bevoegd is van het bodemgeschil kennis te nemen.

2.  Een krachtens artikel 97, leden 1 tot en met 4, bevoegde ►M1  rechtbank voor het Uniemerk ◄ is bevoegd voorlopige en beschermende maatregelen te bevelen die, onverminderd de procedure voor erkenning en tenuitvoerlegging overeenkomstig titel III van Verordening (EG) nr. 44/2001, van kracht zijn op het grondgebied van elke lidstaat. Geen enkele andere rechterlijke instantie heeft deze bevoegdheid.

Artikel 104

Bijzondere bepalingen inzake verknochtheid

1.  Indien bij een ►M1  rechtbank voor het Uniemerk ◄ een in artikel 96 bedoelde vordering — anders dan een vordering tot vaststelling van niet-inbreuk — is ingesteld en de geldigheid van het ►M1  Uniemerk ◄ al voor een andere ►M1  rechtbank voor het Uniemerk ◄ bij een reconventionele vordering wordt betwist of bij het Bureau al een vordering tot vervallen- of nietigverklaring is ingesteld, schorst die rechtbank ambtshalve, de partijen gehoord, de procedure, tenzij er bijzondere redenen zijn om de behandeling voort te zetten.

2.  Indien bij het Bureau een vordering tot vervallenverklaring of nietigverklaring is ingesteld en de geldigheid van het ►M1  Uniemerk ◄ al bij een reconventionele vordering voor een ►M1  rechtbank voor het Uniemerk ◄ wordt aangevochten, schorst het Bureau ambtshalve, de partijen gehoord, of op verzoek van een partij en nadat de andere partijen zijn gehoord, de procedure, tenzij er bijzondere redenen zijn om de behandeling voort te zetten. Indien evenwel een van de partijen in de procedure voor de ►M1  rechtbank voor het Uniemerk ◄ daarom verzoekt, kan de rechtbank, nadat de andere partijen zijn gehoord, de procedure schorsen. In dat geval zet het Bureau de procedure voort.

3.  Indien de ►M1  rechtbank voor het Uniemerk ◄ de procedure schorst, kan zij voorlopige en beschermende maatregelen bevelen voor de duur van de schorsing.

Artikel 105

Bevoegdheid van de ►M1  rechtbank voor het Uniemerk ◄ van tweede aanleg — Beroep in cassatie

1.  Bij ►M1  rechtbanken voor het Uniemerk ◄ van tweede aanleg kan beroep worden ingesteld tegen beslissingen van ►M1  rechtbanken voor het Uniemerk ◄ van eerste aanleg ter zake van de in artikel 96 bedoelde vorderingen.

2.  De voorwaarden waaronder beroep kan worden ingesteld bij een ►M1  rechtbank voor het Uniemerk ◄ van tweede aanleg, worden bepaald door het nationale recht van de lidstaat waar die rechtbank gelegen is.

3.  Het nationale recht inzake beroep in cassatie is van toepassing op beslissingen van de ►M1  rechtbanken voor het Uniemerk ◄ van tweede aanleg.



AFDELING 3

Andere geschillen betreffende ►M1  Uniemerken ◄

Artikel 106

Aanvullende bepalingen inzake de bevoegdheid van andere nationale rechterlijke instanties dan de ►M1  rechtbanken voor het Uniemerk ◄

1.  In de lidstaat waar de rechterlijke instanties volgens artikel 94, lid 1, bevoegd zijn, worden andere rechtsvorderingen dan de in artikel 96 bedoelde ingesteld bij de rechterlijke instanties die absoluut en relatief bevoegd zouden zijn indien het rechtsvorderingen inzake een in die lidstaat ingeschreven nationaal merk zou betreffen.

2.  Indien op grond van artikel 94, lid 1, en van lid 1 van dit artikel geen rechterlijke instantie bevoegd is voor een andere rechtsvordering betreffende een ►M1  Uniemerk ◄ dan de in artikel 96 bedoelde rechtsvorderingen, kan deze rechtsvordering worden ingesteld bij de rechterlijke instanties van de lidstaat waar het Bureau gevestigd is.

Artikel 107

Verplichting van de nationale rechterlijke instantie

De nationale rechterlijke instantie waarbij een andere rechtsvordering betreffende het ►M1  Uniemerk ◄ wordt ingesteld dan de in artikel 96 bedoelde rechtsvorderingen, moet dat merk als geldig beschouwen.

▼M1 —————

▼B



TITEL XI

GEVOLGEN VOOR HET RECHT VAN DE LIDSTATEN



AFDELING 1

Civiele vorderingen op grond van meer merken

Artikel 109

Gelijktijdige en opeenvolgende civiele vorderingen op grond van ►M1  Uniemerken ◄ en nationale merken

1.  Wanneer voor rechterlijke instanties van verschillende lidstaten tussen dezelfde partijen met betrekking tot dezelfde handelingen vorderingen wegens inbreuk worden ingesteld, en de ene rechterlijke instantie op grond van een ►M1  Uniemerk ◄ en de andere rechterlijke instantie op grond van een nationaal merk wordt aangezocht:

a) moet de rechterlijke instantie waarbij de zaak het laatst is aangebracht, ook ambtshalve, de partijen verwijzen naar de rechterlijke instantie waarbij de zaak het eerst aanhangig is gemaakt indien de betrokken merken gelijk zijn en voor dezelfde waren of diensten gelden. De rechterlijke instantie die tot verwijzing zou moeten overgaan, kan zijn uitspraak aanhouden indien de bevoegdheid van de andere rechterlijke instantie wordt aangevochten;

b) kan de rechterlijke instantie waarbij de zaak het laatst is aangebracht, haar uitspraak aanhouden indien de betrokken merken dezelfde zijn en gelden voor soortgelijke waren of diensten en ook indien de betrokken merken overeenstemmen en voor dezelfde of soortgelijke waren of diensten gelden.

2.  De rechterlijke instantie waarbij op grond van een ►M1  Uniemerk ◄ een vordering wegens inbreuk is ingesteld, wijst de vordering af indien tussen dezelfde partijen met betrekking tot dezelfde handelingen een onherroepelijke beslissing over het bodemgeschil is gegeven op grond van een nationaal merk dat voor dezelfde waren of diensten geldt.

3.  De rechterlijke instantie waarbij op grond van een nationaal merk een vordering wegens inbreuk is ingesteld, wijst de vordering af indien tussen dezelfde partijen met betrekking tot dezelfde handelingen een onherroepelijke beslissing over het bodemgeschil is gegeven op grond van een ►M1  Uniemerk ◄ dat voor dezelfde waren of diensten geldt.

4.  De leden 1, 2 en 3 zijn niet van toepassing op voorlopige maatregelen en maatregelen tot bewaring van recht.



AFDELING 2

Toepassing van het recht van de lidstaten om het gebruik van ►M1  Uniemerken ◄ te verbieden

Artikel 110

Verbod op het gebruik van ►M1  Uniemerken ◄

1.  Voor zover niet anders is bepaald, laat deze verordening onverlet het krachtens het recht van de lidstaten bestaande recht om zich tegen het gebruik van een jonger ►M1  Uniemerk ◄ te beroepen op inbreuk op oudere rechten als bedoeld in artikel 8 of artikel 53, lid 2. Vorderingen wegens inbreuk op oudere rechten als bedoeld in artikel 8, leden 2 en 4, kunnen echter niet meer worden ingesteld wanneer de houder van het oudere recht krachtens artikel 54, lid 2, niet meer de nietigverklaring van het ►M1  Uniemerk ◄ kan vorderen.

2.  Voor zover niet anders is bepaald, laat deze verordening onverlet het recht om op grond van het burgerlijk, bestuurs- of strafrecht van een lidstaat of op grond van bepalingen van Gemeenschapsrecht in rechte een verbod op het gebruik van een ►M1  Uniemerk ◄ te eisen, voor zover het recht van die lidstaat of het Gemeenschapsrecht kan worden aangevoerd om het gebruik van een nationaal merk te verbieden.

Artikel 111

Oudere rechten van plaatselijke betekenis

1.  De houder van een ouder recht dat slechts plaatselijke betekenis heeft, kan bezwaar maken tegen het gebruik van het ►M1  Uniemerk ◄ op het grondgebied waar dit recht wordt beschermd, voor zover het recht van de betrokken lidstaat dit toestaat.

2.  Lid 1 is niet meer van toepassing wanneer de houder van het oudere recht gedurende vijf opeenvolgende jaren het gebruik van het ►M1  Uniemerk ◄ op het grondgebied waar zijn recht wordt beschermd heeft gedoogd, tenzij het ►M1  Uniemerk ◄ te kwader trouw is aangevraagd.

3.  De houder van het ►M1  Uniemerk ◄ kan geen bezwaar maken tegen het gebruik van het in lid 1 bedoelde recht, zelfs wanneer dat recht niet meer aan het ►M1  Uniemerk ◄ tegengeworpen kan worden.



AFDELING 3

Omzetting in een aanvrage om een nationaal merk

Artikel 112

Verzoek tot het inleiden van de nationale procedure

1.  De aanvrager of houder van een ►M1  Uniemerk ◄ kan verzoeken dat zijn aanvrage of zijn ►M1  Uniemerk ◄ in een aanvrage om een nationaal merk wordt omgezet

a) voor zover de aanvrage om een ►M1  Uniemerk ◄ is geweigerd of ingetrokken of geacht wordt te zijn ingetrokken;

b) voor zover het ►M1  Uniemerk ◄ geen rechtsgevolgen meer heeft.

2.  Er vindt geen omzetting plaats:

a) indien het ►M1  Uniemerk ◄ wegens niet gebruiken vervallen is verklaard, tenzij het ►M1  Uniemerk ◄ in de lidstaat waar om omzetting wordt verzocht zodanig is gebruikt, dat dit gebruik volgens de wetgeving van die lidstaat als normaal gebruik zou worden beschouwd;

b) indien bescherming wordt verlangd in een lidstaat waar voor de aanvrage of het ►M1  Uniemerk ◄ overeenkomstig de beslissing van het Bureau of van de nationale rechterlijke instantie een grond voor weigering, verval of nietigheid van toepassing is.

3.  De nationale aanvrage die uit de omzetting van een aanvrage of van een ►M1  Uniemerk ◄ voortvloeit, krijgt in de betrokken lidstaat de datum van de aanvrage of de datum van voorrang van de aanvrage respectievelijk van het ►M1  Uniemerk ◄ en, in voorkomend geval, de anciënniteit van een merk van die staat die op grond van artikel 34 of artikel 35 wordt ingeroepen.

4.  Indien de aanvrage om een ►M1  Uniemerk ◄ wordt geacht te zijn ingetrokken, doet het Bureau de aanvrager van het merk een mededeling toekomen en kent hem daarbij vanaf de datum van die mededeling een termijn van drie maanden toe voor de indiening van het verzoek tot omzetting.

5.  Indien de aanvrage om een ►M1  Uniemerk ◄ wordt ingetrokken of het ►M1  Uniemerk ◄ geen rechtsgevolgen meer heeft, doordat een afstand is ingeschreven of de inschrijving niet vernieuwd is, moet het verzoek tot omzetting worden ingediend binnen drie maanden nadat de aanvrage om het ►M1  Uniemerk ◄ is ingetrokken of het ►M1  Uniemerk ◄ geen rechtsgevolgen meer heeft.

6.  Indien de aanvrage om een ►M1  Uniemerk ◄ door een beslissing van het Bureau wordt afgewezen of geen rechtsgevolgen meer heeft op grond van een beslissing van het Bureau of een ►M1  rechtbank voor het Uniemerk ◄ , wordt het verzoek tot omzetting ingediend binnen drie maanden na de dag waarop de beslissing in kracht van gewijsde is gegaan.

7.  De in artikel 32 bedoelde rechtsgevolgen vervallen indien het verzoek niet tijdig is ingediend.

▼M1

Artikel 113

Indiening, publicatie en doorzending van het verzoek tot omzetting

▼B

1.  Het verzoek tot omzetting wordt bij het Bureau ingediend; in het verzoek moeten de lidstaten worden aangewezen waar de inleiding van de procedure voor inschrijving van een nationaal merk wordt verlangd. Het verzoek geldt pas als ingediend wanneer de omzettingstaks is betaald.

2.  Indien de aanvrage om het ►M1  Uniemerk ◄ gepubliceerd is, wordt de ontvangst van het verzoek in het register van ►M1  Uniemerken ◄ ingeschreven en wordt het verzoek gepubliceerd.

3.  Het Bureau gaat na of de omzetting waarom wordt verzocht, voldoet aan de voorwaarden van deze verordening, met name aan artikel 112, leden 1, 2, 4, 5 en 6, en lid 1 van het onderhavige artikel, alsmede aan de vormvereisten van de uitvoeringsverordening. Wanneer aan deze voorwaarden is voldaan, doet het Bureau het verzoek tot omzetting toekomen aan de diensten voor de industriële eigendom van de in het verzoek aangewezen lidstaten.

▼M1

6.  De Commissie stelt uitvoeringshandelingen vast met betrekking tot:

a) de nadere gegevens die moeten worden opgenomen in een verzoek tot omzetting van een aanvraag voor een Uniemerk of een ingeschreven Uniemerk in een aanvraag voor een nationaal merk op grond van lid 1;

b) de nadere gegevens die overeenkomstig lid 2 moeten worden opgenomen in de publicatie van het verzoek tot omzetting.

Die uitvoeringshandelingen worden volgens de in artikel 163, lid 2, bedoelde onderzoeksprocedure vastgesteld.

▼B

Artikel 114

Vormvereisten voor omzetting

1.  Elke centrale dienst voor de industriële eigendom waaraan het verzoek tot omzetting is meegedeeld, kan van het Bureau alle aanvullende informatie betreffende dit verzoek verkrijgen die hij behoeft om te beslissen over het nationale merk dat uit de omzetting voortvloeit.

2.  De aanvrage of het ►M1  Uniemerk ◄ waarvan overeenkomstig artikel 113 kennis is gegeven, mag niet onderworpen worden aan nationaalrechtelijke vormvereisten die afwijken van of verder reiken dan de in de onderhavige verordening of in de uitvoeringsverordening gestelde vormvereisten.

3.  De centrale dienst voor de industriële eigendom waaraan het verzoek tot omzetting is meegedeeld, kan eisen dat de aanvrager binnen een termijn die niet korter mag zijn dan twee maanden:

a) de nationale taks voor de aanvrage betaalt;

b) een in een van de officiële talen van de betrokken lidstaat gestelde vertaling van het verzoek en van de bij het verzoek tot omzetting gevoegde documenten indient;

c) een domicilieadres in de betrokken staat opgeeft;

d) een door die staat bepaald aantal exemplaren van een afbeelding van het merk verstrekt.



TITEL XII

HET BUREAU



AFDELING 1

Algemene bepalingen

Artikel 115

Rechtspositie

1.   ►M1  Het Bureau is een agentschap van de Unie. ◄

2.  In elk van de lidstaten beziet het Bureau de ruimst mogelijke rechtsbevoegdheid die door de nationale wetgeving aan rechtspersonen kan worden toegekend; het kan met name roerend en onroerend goed verkrijgen of vervreemden en in rechte optreden.

3.  Het Bureau wordt vertegenwoordigd door zijn ►M1  uitvoerend directeur ◄ .

Artikel 116

Personeel

1.  Het Statuut van de ambtenaren van de ►M1  Unie ◄ , hierna „het Statuut” te noemen, de regeling welke van toepassing is op de andere personeelsleden van de ►M1  Unie ◄ , en de in gemeenschappelijk overleg door de instellingen van deze ►M1  Unie ◄ vastgestelde regelingen ter uitvoering van deze bepalingen, gelden voor het personeel van het Bureau, onverminderd de toepassing van artikel 136 op de leden van de kamer van beroep.

▼M1

2.  Onverminderd lid 1, kan het Bureau een beroep doen op gedetacheerde nationale deskundigen of ander personeel dat het niet in dienst heeft. De raad van bestuur stelt bij besluit de voorschriften inzake detachering van nationale deskundigen bij het Bureau vast.

▼B

Artikel 117

Voorrechten en immuniteiten

Het Protocol betreffende de voorrechten en immuniteiten van de ►M1  Unie ◄ is van toepassing op ►M1  het Bureau en het personeel ervan ◄ .

Artikel 118

Aansprakelijkheid

1.  De contractuele aansprakelijkheid van het Bureau wordt beheerst door het recht dat op het contract van toepassing is.

2.  Het Hof van Justitie is bevoegd uitspraak te doen op grond van een arbitrale clausule in een overeenkomst die door het Bureau is gesloten.

3.  Inzake de niet-contractuele aansprakelijkheid moet het Bureau overeenkomstig de algemene beginselen welke de rechtsstelsels van de lidstaten gemeen hebben, de schade vergoeden die door zijn diensten of personeelsleden in de uitoefening van hun functie is veroorzaakt.

4.  Het Hof van Justitie is bevoegd kennis te nemen van geschillen over vergoeding van de in lid 3 bedoelde schade.

5.  De persoonlijke aansprakelijkheid der personeelsleden tegenover het Bureau wordt geregeld bij de bepalingen die hun statuut of de op hen toepasselijke regeling vaststellen.

Artikel 119

Talen

1.  De aanvragen om een ►M1  Uniemerk ◄ worden ingediend in een van de officiële talen van de ►M1  Unie ◄ .

2.  De talen van het Bureau zijn Duits, Engels, Frans, Italiaans en Spaans.

3.  De aanvrager geeft onder de talen van het Bureau een tweede taal op die wat hem betreft gebruikt kan worden in procedures betreffende oppositie, vervallenverklaring en nietigverklaring.

Indien de aanvrage gesteld is in een taal die geen taal van het Bureau is, zorgt het Bureau voor de vertaling van de aanvrage, als omschreven in artikel 26, lid 1, in de door de aanvrager opgegeven taal.

4.  Indien de aanvrager van een ►M1  Uniemerk ◄ de enige partij is in een procedure voor het Bureau, geldt als proceduretaal de taal waarin de aanvrage om het ►M1  Uniemerk ◄ gesteld is. Indien de aanvrage gesteld is in een andere taal dan de talen van het Bureau, kan het Bureau met de aanvrager corresponderen in de in zijn aanvrage opgegeven tweede taal.

5.  Bezwaarschriften en vorderingen tot vervallenverklaring of nietigverklaring worden in een van de talen van het Bureau ingediend.

6.  Wanneer het bezwaarschrift of de vordering tot vervallenverklaring of nietigverklaring overeenkomstig lid 5 gesteld is in dezelfde taal als de aanvrage om het ►M1  Uniemerk ◄ of in de bij de indiening van de aanvrage opgegeven tweede taal, wordt de procedure in die taal gevoerd.

Indien de overeenkomstig lid 5 voor het bezwaarschrift of de vordering tot vervallenverklaring of nietigverklaring gekozen taal noch de taal van de aanvrage om een ►M1  Uniemerk ◄ , noch de bij de indiening van deze aanvrage opgegeven tweede taal is, dient de opposant of de eiser in de procedure tot vervallenverklaring of nietigverklaring op zijn kosten een vertaling ervan, op voorwaarde dat het een taal van het Bureau is, hetzij in de taal van de aanvrage om het ►M1  Uniemerk ◄ , hetzij in de bij de indiening van de aanvrage opgegeven tweede taal in. De vertaling wordt binnen de in de uitvoeringsverordening gestelde termijn ingediend. De procedure vindt dan in de taal van de vertaling plaats.

7.  De partijen in de procedures inzake oppositie, verval, nietigheid en beroep kunnen overeenkomen een andere officiële taal van de ►M1  Unie ◄ als proceduretaal te hanteren.

▼M1

10.  De Commissie stelt uitvoeringshandelingen vast met betrekking tot:

a) de mate waarin bewijsstukken die in een schriftelijke procedure voor het Bureau worden gebruikt, kunnen worden ingediend in een taal van de Unie, en de mate waarin een vertaling moet worden verstrekt;

b) de maatstaven waaraan bij het Bureau in te dienen vertalingen moeten voldoen.

Die uitvoeringshandelingen worden volgens de in artikel 163, lid 2, bedoelde onderzoeksprocedure vastgesteld.

▼B

Artikel 120

Publicatie en inschrijving in het register

1.  Aanvragen om een ►M1  Uniemerk ◄ , zoals omschreven in artikel 26, lid 1, en alle overige mededelingen waarvan de publicatie bij deze verordening of bij de uitvoeringsverordening is voorgeschreven, worden in alle officiële talen van de ►M1  Unie ◄ gepubliceerd.

2.  Alle inschrijvingen in het register van ►M1  Uniemerken ◄ geschieden in alle officiële talen van de Europese ►M1  Unie ◄ .

3.  In geval van twijfel heeft de tekst in de taal van het Bureau waarin het ►M1  Uniemerk ◄ aangevraagd is, rechtskracht. Is de aanvrage in een andere officiële taal van de ►M1  Unie ◄ dan een van de talen van het Bureau gesteld, dan heeft de tekst in de door de aanvrager opgegeven tweede taal rechtskracht.

Artikel 121

De voor de werking van het Bureau vereiste vertalingen worden door het Vertaalcentrum van de organen van de Europese Unie verricht.

▼M1 —————

▼M1

Artikel 123

Transparantie

1.  Verordening (EG) nr. 1049/2001 van het Europees Parlement en de Raad ( 7 ) is van toepassing op de documenten die bij het Bureau berusten.

2.  De raad van bestuur stelt de nadere bepalingen ter uitvoering van Verordening (EG) nr. 1049/2001 vast.

3.  De beslissingen van het Bureau op grond van artikel 8 van Verordening (EG) nr. 1049/2001 kunnen onder de in de artikelen 228 respectievelijk 263 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie neergelegde voorwaarden worden aangevochten bij de Europese Ombudsman of bij het Hof van Justitie van de Europese Unie.

4.  Verordening (EG) nr. 45/2001 van het Europees Parlement en de Raad ( 8 ) is van toepassing op de verwerking van persoonsgegevens door het Bureau.

▼M1

Artikel 123 bis

Beveiligingsvoorschriften ter bescherming van gerubriceerde gegevens en gevoelige niet-gerubriceerde gegevens

Het Bureau past de beveiligingsbeginselen toe die zijn vervat in de veiligheidsvoorschriften van de Commissie betreffende de bescherming van gerubriceerde EU-informatie en gevoelige niet-gerubriceerde informatie, als vastgesteld in de Besluiten (EU, Euratom) 2015/443 ( 9 ) en 2015/444 ( 10 ) van de Commissie. De beveiligingsbeginselen bestrijken onder meer de uitwisseling, de verwerking en de opslag van deze informatie.



AFDELING 1 bis

Taken van het Bureau en samenwerking ter bevordering van convergentie

Artikel 123 ter

Taken van het Bureau

1.  Het Bureau heeft de volgende taken:

a) beheer en bevordering van het bij deze verordening ingevoerde Uniemerkenstelsel;

b) beheer en bevordering van het bij Verordening (EG) nr. 6/2002 van de Raad ( 11 ) ingevoerde Uniemodellenstelsel;

c) bevordering van convergentie van praktijken en instrumenten op het gebied van merken en modellen in samenwerking met de centrale bureaus voor industriële eigendom van de lidstaten, met inbegrip van het Benelux-Bureau voor de Intellectuele Eigendom;

d) de taken die zijn vermeld in Verordening (EU) nr. 386/2012 van het Europees Parlement en de Raad ( 12 );

e) de taken die het krachtens Richtlijn 2012/28/EU van het Europees Parlement en de Raad ( 13 ) heeft.

2.  Het Bureau werkt met betrekking tot de in lid 1 bedoelde taken samen met instellingen, autoriteiten, instanties, bureaus voor industriële eigendom, en internationale en niet-gouvernementele organisaties.

3.  Het Bureau kan facultatieve bemiddeling verlenen om de partijen tot een minnelijke schikking te helpen komen.

Artikel 123 quater

Samenwerking ter bevordering van convergentie van praktijken en instrumenten

1.  Het Bureau en de centrale bureaus voor industriële eigendom van de lidstaten en het Benelux-Bureau voor de Intellectuele Eigendom werken samen om convergentie van praktijken en instrumenten op het gebied van merken en modellen te bevorderen.

Onverminderd lid 3 heeft deze samenwerking in het bijzonder betrekking op:

a) de ontwikkeling van gemeenschappelijke normen voor het onderzoek;

b) de oprichting van gemeenschappelijke of gekoppelde databanken en portaalsites met het oog op raadpleging, recherche en classificatie in de gehele Unie;

c) de permanente verstrekking en uitwisseling van gegevens en informatie, met name met het oog op aanvulling van de onder b) bedoelde databanken en portaalsites;

d) de invoering van gemeenschappelijke normen en gebruiken, die de procedures en systemen in de Unie interoperabel en consistenter, efficiënter en effectiever maken;

e) informatie-uitwisseling over industriële-eigendomsrechten en procedures, met inbegrip van wederzijdse bijstand aan helpdesks en informatiecentra;

f) uitwisseling van technische expertise en assistentie op de onder a) tot en met e) bedoelde gebieden.

2.  Op voorstel van de uitvoerend directeur worden op de in lid 1 en lid 6 bedoelde gebieden door de raad van bestuur projecten omschreven en gecoördineerd die van belang zijn voor de Unie en de lidstaten, en de centrale bureaus voor de industriële eigendom van de lidstaten en het Benelux-Bureau voor de Intellectuele Eigendom worden uitgenodigd aan deze projecten deel te nemen.

De projectomschrijving bevat de specifieke verplichtingen en taken van elk deelnemend bureau voor industriële eigendom van de lidstaten, het Benelux-Bureau voor de Intellectuele Eigendom, en het Bureau. Het Bureau raadpleegt vertegenwoordigers van gebruikers, met name in de fasen waarin de projecten worden omschreven en de resultaten daarvan worden beoordeeld.

3.  De centrale bureaus voor industriële eigendom van de lidstaten en het Benelux-Bureau voor de Intellectuele Eigendom mogen afzien van medewerking aan de in de eerste alinea van lid 2 bedoelde projecten, hun medewerking daaraan beperken of tijdelijk stopzetten.

Wanneer de centrale bureaus voor industriële eigendom van de lidstaten en het Benelux-Bureau voor de Intellectuele Eigendom van de in de eerste alinea vastgestelde mogelijkheid gebruikmaken, verstrekken zij het Bureau een schriftelijke toelichting op de redenen voor hun beslissing.

4.  Nadat zij hun deelname aan bepaalde projecten hebben toegezegd, verlenen de centrale bureaus voor industriële eigendom van de lidstaten en het Benelux-Bureau voor de Intellectuele Eigendom, onverminderd lid 3, hun effectieve medewerking aan de in lid 2 bedoelde projecten, met als doel dat de projecten worden ontwikkeld, functioneren, interoperabel zijn en worden geactualiseerd.

5.  De in lid 2 bedoelde projecten worden door het Bureau financieel ondersteund, voor zover dat noodzakelijk is om, voor de toepassing van lid 4, ervoor te zorgen dat de centrale bureaus voor industriële eigendom van de lidstaten en het Benelux-Bureau voor de Intellectuele Eigendom hun effectieve medewerking verlenen. Financiële steun kan in de vorm van subsidies en bijdragen in natura worden verleend. Het totale bedrag van de financiering is ten hoogste 15 % van de jaarlijkse inkomsten van het Bureau. De begunstigden van de subsidies zijn de centrale bureaus voor industriële eigendom van de lidstaten en het Benelux-Bureau voor de Intellectuele Eigendom. Subsidies kunnen zonder oproepen tot het indienen van voorstellen worden toegekend overeenkomstig de financiële regels die van toepassing zijn op het Bureau en de beginselen van de subsidieprocedures in Verordening (EU, Euratom) nr. 966/2012 van het Europees Parlement en de Raad ( 14 ) en in gedelegeerde Verordening (EU) nr. 1268/2012 van de Commissie ( 15 ).

6.  Het Bureau en de bevoegde autoriteiten van de lidstaten werken vrijwillig samen aan bewustmaking met betrekking tot het merkenstelsel en de bestrijding van namaak. Deze samenwerking omvat projecten die in het bijzonder de toepassing van gevestigde normen en gebruiken en de organisatie van scholing en opleiding beogen. Die projecten worden uit het in lid 5 bedoelde totale bedrag gefinancierd. De leden 2 tot en met 5 zijn van overeenkomstige toepassing.

▼M1



AFDELING 2

Raad van bestuur

Artikel 124

Functies van de raad van bestuur

1.  Onverminderd de taken die in afdeling 5 aan het Begrotingscomité zijn opgedragen, heeft de raad van bestuur de volgende taken:

a) op basis van een ontwerp dat overeenkomstig artikel 128, lid 4, onder c), door de uitvoerend directeur is ingediend, het vaststellen, rekening houdend met het advies van de Commissie, van het jaarlijks werkprogramma van het Bureau voor het komende jaar, en het doen toekomen daarvan aan het Europees Parlement, aan de Raad en aan de Commissie;

b) op basis van een ontwerp dat overeenkomstig artikel 128, lid 4, onder e), door de uitvoerend directeur is ingediend, het vaststellen, rekening houdend met het advies van de Commissie en na overleg tussen de uitvoerend directeur en de bevoegde commissie van het Europees Parlement, van een strategisch meerjarenprogramma voor het Bureau, dat de strategie van het Bureau voor internationale samenwerking bevat, en het doen toekomen daarvan aan het Europees Parlement, aan de Raad en aan de Commissie;

c) op basis van een ontwerp dat overeenkomstig artikel 128, lid 4, onder g), door de uitvoerend directeur is ingediend, het vaststellen van het jaarverslag, en het doen toekomen daarvan aan het Europees Parlement, aan de Raad, aan de Commissie en aan de Rekenkamer;

d) op basis van een ontwerp dat overeenkomstig artikel 128, lid 4, onder h), door de uitvoerend directeur is ingediend, het vaststellen van het meerjarenplan inzake personeelsbeleid;

e) het uitoefenen van de hem bij artikel 123 quater, lid 2, verleende bevoegdheden;

f) het uitoefenen van de hem bij artikel 139, lid 5, verleende bevoegdheden;

g) het vaststellen van regels inzake de voorkoming en regeling van belangenconflicten in het Bureau;

i) het vaststellen, overeenkomstig artikel 110 van het Statuut, van passende regels ter uitvoering van het Statuut en van de Regeling welke van toepassing is op de andere personeelsleden;

j) het opstellen van de in artikel 129, lid 2, genoemde kandidatenlijst;

k) het zorgen voor adequate follow-up van de bevindingen en aanbevelingen die voortvloeien uit de interne en externe auditverslagen en de in artikel 165 bis bedoelde evaluaties, alsmede uit de onderzoeken van het Europees Bureau voor fraudebestrijding (OLAF);

l) het geraadpleegd worden voordat de richtsnoeren voor het onderzoek in het Bureau worden vastgesteld, en in de andere in deze verordening bepaalde gevallen;

m) indien hij dit nodig acht, het verstrekken van adviezen en het verzoeken om inlichtingen aan de uitvoerend directeur en de Commissie.

2.  Overeenkomstig artikel 110 van het Statuut van de ambtenaren en artikel 142 van de Regeling welke van toepassing is op de andere personeelsleden neemt de raad van bestuur op basis van artikel 2, lid 1, van het Statuut en artikel 6 van de Regeling welke van toepassing is op de andere personeelsleden, een besluit waarbij de desbetreffende bevoegdheden tot aanstelling aan de uitvoerend directeur worden gedelegeerd en de voorwaarden worden bepaald waaronder die delegatie van de bevoegdheden tot aanstelling kan worden geschorst.

De uitvoerend directeur mag deze bevoegdheden op zijn beurt delegeren.

Wanneer uitzonderlijke omstandigheden dit vereisen, mag de raad van bestuur een besluit nemen om de delegatie van de bevoegdheden tot aanstelling aan de uitvoerend directeur en de door hem verleende subdelegatie tijdelijk te schorsen en deze bevoegdheden zelf uit te oefenen dan wel te delegeren aan een van zijn leden of aan een ander personeelslid dan de uitvoerend directeur.

Artikel 125

Samenstelling van de raad van bestuur

1.  De raad van bestuur bestaat uit één vertegenwoordiger van elke lidstaat, twee vertegenwoordigers van de Commissie, alsmede één vertegenwoordiger van het Europees Parlement en hun respectieve plaatsvervangers.

2.  De leden van de raad van bestuur kunnen zich, overeenkomstig het reglement van orde, door adviseurs of deskundigen laten bijstaan.

Artikel 126

voorzitter van de raad van bestuur

1.  De raad van bestuur kiest uit zijn leden een voorzitter en een ondervoorzitter. De ondervoorzitter vervangt ambtshalve de voorzitter indien deze is verhinderd.

2.  De ambtstermijn van de voorzitter en de ondervoorzitter bedraagt vier jaar. De termijn kan eenmaal worden verlengd. De ambtstermijn eindigt echter automatisch wanneer zij niet langer lid zijn van de raad van bestuur.

Artikel 127

Vergaderingen

1.  De raad van bestuur wordt door de voorzitter in vergadering bijeengeroepen.

2.  De uitvoerend directeur neemt deel aan de beraadslagingen, tenzij de raad van bestuur anders bepaalt.

3.  De raad van bestuur belegt ten minste eenmaal per jaar een gewone vergadering. Daarnaast komt hij bijeen op initiatief van de voorzitter of op verzoek van de Commissie of één derde van de lidstaten.

4.  De raad van bestuur stelt zijn reglement van orde vast.

5.  De raad van bestuur neemt besluiten met absolute meerderheid van de leden. Voor besluiten die de raad van bestuur kan nemen overeenkomstig artikel 124, lid 1, onder a) en b), artikel 126, lid 1, en artikel 129, leden 2 en 4, is echter een tweederdemeerderheid van de leden vereist. In beide gevallen beschikt elk lid over één stem.

6.  De raad van bestuur mag waarnemers op zijn vergaderingen uitnodigen.

7.  Het Bureau levert het secretariaat van de raad van bestuur.



AFDELING 3

Uitvoerend directeur

Artikel 128

Functies van de uitvoerend directeur

1.  Het Bureau wordt beheerd door de uitvoerend directeur. De uitvoerend directeur legt verantwoording af aan de raad van bestuur.

2.  Onverminderd de bevoegdheden van de Commissie, de raad van bestuur en het Begrotingscomité, is de uitvoerend directeur onafhankelijk bij de uitvoering van zijn taken en vraagt noch aanvaardt hij instructies van een regering of andere instantie.

3.  De uitvoerend directeur vertegenwoordigt het Bureau in rechte.

4.  De uitvoerend directeur vervult in het bijzonder de volgende functies, die kunnen worden gedelegeerd:

a) hij neemt alle nodige maatregelen, zoals het vaststellen van interne administratieve instructies en bekendmaken van mededelingen, om de werking van het Bureau te waarborgen;

b) hij voert de besluiten van de raad van bestuur uit;

c) hij stelt een ontwerp van het jaarlijks werkprogramma op, met een raming van de personele en financiële middelen voor elke activiteit, en legt het na raadpleging van de Commissie voor aan de raad van bestuur;

d) hij legt overeenkomstig artikel 123 quater, lid 2, voorstellen aan de raad van bestuur voor;

e) hij stelt een ontwerp van het strategisch meerjarenprogramma op, met de strategie voor internationale samenwerking van het Bureau, en legt het voor aan de raad van bestuur, na raadpleging van de Commissie en overleg met de bevoegde commissie van het Europees Parlement;

f) hij voert het jaarlijks werkprogramma en het strategisch meerjarenprogramma uit, en brengt hierover verslag uit aan de raad van bestuur;

g) hij stelt het jaarverslag over de werkzaamheden van het Bureau op en legt het ter goedkeuring voor aan de raad van bestuur;

h) hij stelt een ontwerp van meerjarenplan inzake personeelsbeleid op en legt het na raadpleging van de Commissie voor aan de raad van bestuur;

i) hij stelt een actieplan op voor de opvolging van de conclusies van de interne of externe auditverslagen en evaluaties alsmede van de onderzoeken van OLAF, en legt de Commissie en de raad van bestuur tweemaal per jaar een voortgangsverslag voor;

j) hij beschermt de financiële belangen van de Unie door toepassing van maatregelen ter voorkoming van fraude, corruptie en andere onwettige activiteiten, door middel van effectieve controles en, indien onregelmatigheden worden vastgesteld, door ten onrechte betaalde bedragen terug te vorderen en, indien nodig, door doeltreffende, evenredige en afschrikkende administratieve en financiële sancties op te leggen;

k) hij stelt ten behoeve van het Bureau een strategie ter bestrijding van fraude op, die hij ter goedkeuring aan het Begrotingscomité voorlegt;

l) om de eenvormige toepassing van de verordening te verzekeren, legt hij, wanneer passend, aan de uitgebreide kamer van beroep, („de grote kamer”), rechtsvragen voor, in het bijzonder indien de kamers van beroep ter zake onderling afwijkende beslissingen hebben genomen;

m) hij stelt de raming van ontvangsten en uitgaven van het Bureau op en voert de begroting uit.

5.  De uitvoerend directeur wordt bijgestaan door één of meer plaatsvervangend uitvoerend directeurs. Bij afwezigheid of verhindering van de uitvoerend directeur wordt deze vervangen door de plaatsvervangend uitvoerend directeur of een van de plaatsvervangend uitvoerend directeurs volgens de door de raad van bestuur vastgestelde procedure.

Artikel 129

Benoeming en ontslag van de uitvoerend directeur en verlenging van zijn ambtstermijn

1.  De uitvoerend directeur wordt aangesteld als tijdelijk functionaris van het Bureau, overeenkomstig artikel 2, onder a), van de Regeling welke van toepassing is op de andere personeelsleden.

2.  De uitvoerend directeur wordt na een open en transparante selectieprocedure bij gewone meerderheid door de Raad benoemd uit een lijst van door de raad van bestuur voorgedragen kandidaten. Vóór zijn benoeming kan de door de raad van bestuur geselecteerde kandidaat worden verzocht om voor een bevoegde commissie van het Europees Parlement een verklaring af te leggen en te antwoorden op vragen van leden van deze commissie. Voor de sluiting van de overeenkomst met de uitvoerend directeur wordt het Bureau vertegenwoordigd door de voorzitter van de raad van bestuur.

De uitvoerend directeur mag uitsluitend uit zijn functie worden ontslagen bij besluit van de Raad op voorstel van de raad van bestuur.

3.  De ambtstermijn van de uitvoerend directeur is vijf jaar. Aan het eind van deze termijn wordt de uitvoerend directeur onderworpen aan een beoordeling door de raad van bestuur, waarbij rekening wordt gehouden met de evaluatie van zijn prestaties en met de toekomstige taken en uitdagingen van het Bureau.

4.  De ambtstermijn van de uitvoerend directeur mag door de Raad, rekening houdend met de in lid 3 bedoelde beoordeling, eenmaal met ten hoogste vijf jaar worden verlengd.

5.  Een uitvoerend directeur wiens ambtstermijn is verlengd, mag na afloop van de volledige ambtstermijn niet deelnemen aan een andere selectieprocedure voor dezelfde functie.

6.  De plaatsvervangend uitvoerend directeur of de plaatsvervangend uitvoerend directeurs worden aangesteld of uit het ambt ontslagen overeenkomstig lid 2, na raadpleging van de uitvoerend directeur en, indien van toepassing, de verkozen uitvoerend directeur. De ambtstermijn van de plaatsvervangend uitvoerend directeur is vijf jaar. De termijn mag door de Raad eenmaal, na raadpleging van de uitvoerend directeur, en met ten hoogste vijf jaar worden verlengd.

▼B



AFDELING 4

Toepassing van de procedures

Artikel 130

Bevoegdheid

Tot het nemen van beslissingen in verband met de in deze verordening voorgeschreven procedures zijn bevoegd:

a) de onderzoekers;

b) de oppositieafdelingen;

▼M1

c) een dienst die belast is met het register;

▼B

d) de nietigheidsafdelingen;

e) de kamers van beroep;

▼M1

f) elke andere eenheid of persoon die door de uitvoerend directeur daartoe is aangesteld.

▼B

Artikel 131

Onderzoekers

Een onderzoeker is bevoegd, namens het Bureau beslissingen te nemen over aanvragen om inschrijving van ►M1  Uniemerken ◄ , alsook over de in de ►M1  artikelen 36, 37, 68 en 74 quater ◄ bedoelde aangelegenheden, tenzij een oppositieafdeling bevoegd is.

Artikel 132

Oppositieafdelingen

1.  Een oppositieafdeling is bevoegd, beslissingen te nemen over bezwaren tegen aanvragen om inschrijving van ►M1  Uniemerken ◄ .

2.  De oppositieafdelingen beslissen in een samenstelling van drie leden. Ten minste één lid moet jurist zijn. In een aantal bijzondere gevallen die in de uitvoeringsverordening worden genoemd, kunnen beslissingen evenwel door één enkel lid worden genomen.

▼M1

De Commissie stelt uitvoeringshandelingen vast met betrekking tot welke soorten beslissingen door één enkel lid worden genomen. Die uitvoeringshandelingen worden volgens de in artikel 163, lid 2, bedoelde onderzoeksprocedure vastgesteld.

▼M1

Artikel 133

Dienst bevoegd voor het register

1.  De dienst die bevoegd is voor het register, neemt de beslissingen met betrekking tot vermeldingen in het register.

2.  Deze dienst is tevens bevoegd om de in artikel 93, lid 2, bedoelde lijst van erkende gemachtigden bij te houden.

3.  De beslissingen van de dienst worden door één enkel lid genomen.

▼B

Artikel 134

Nietigheidsafdelingen

1.  Een nietigheidsafdeling is bevoegd om beslissingen te nemen over vorderingen tot vervallenverklaring of nietigverklaring van ►M1  Uniemerken ◄ .

2.  De nietigheidsafdelingen beslissen in een samenstelling van drie leden. Ten minste één lid moet jurist zijn. In een aantal bijzondere gevallen die in de uitvoeringsverordening worden genoemd, kunnen beslissingen evenwel door één enkel lid worden genomen.

▼M1

Artikel 134 bis

Algemene bevoegdheid

Krachtens deze verordening vereiste beslissingen die niet binnen de bevoegdheid vallen van een onderzoeker, een oppositieafdeling, een nietigheidsafdeling of de voor het register bevoegde dienst, worden genomen door een ambtenaar of eenheid die door de uitvoerend directeur daartoe is aangesteld.

▼B

Artikel 135

Kamers van beroep

▼M1

1.  De kamers van beroep zijn bevoegd zich uit te spreken over het beroep dat is ingesteld tegen beslissingen die krachtens de artikelen 131 tot en met 134 bis zijn genomen.

▼B

2.  De kamers van beroep beslissen in een samenstelling van drie leden, onder wie ten minste twee juristen zijn. In een aantal bijzondere gevallen wordt beslist door ►M1  de grote kamer ◄ die wordt voorgezeten door de ►M1  uitvoerend directeur ◄ van de kamers van beroep, of door één enkel lid, dat jurist moet zijn.

▼M1

3.  Om vast te stellen welke bijzondere gevallen tot de bevoegdheid van de grote kamer behoren, wordt rekening gehouden met de juridische moeilijkheid, met het belang van de zaak of met bijzondere omstandigheden die ter rechtvaardiging dienen. In deze gevallen kan de zaak naar de grote kamer worden doorverwezen door:

a) het in artikel 136, lid 4, onder a), bedoelde orgaan van de kamers van beroep, of

b) de kamer die de zaak behandelt.

4.  De grote kamer is tevens bevoegd om een met redenen omkleed advies uit te brengen over rechtsvragen die haar overeenkomstig artikel 128, lid 4, onder l), door de uitvoerend directeur worden voorgelegd.

▼B

5.  Om vast te stellen in welke bijzondere gevallen door één lid kan worden beslist, wordt rekening gehouden met de geringe moeilijkheid van de juridische of feitelijke vraagstukken, het beperkte belang van de betrokken zaak of het ontbreken van andere bijzondere omstandigheden. De beslissing om een zaak in bovengenoemde gevallen aan één lid toe te wijzen, wordt genomen door de kamer die de zaak behandelt. ►M1  ————— ◄

▼M1

Artikel 136

Onafhankelijkheid van de leden van de kamers van beroep

1.  De president van de kamers van beroep en de kamervoorzitters worden voor een termijn van vijf jaar benoemd, volgens de in artikel 129 bedoelde procedure voor de benoeming van de uitvoerend directeur. Zij worden tijdens deze termijn niet uit hun ambt ontslagen, tenzij daarvoor ernstige redenen bestaan en het Hof van Justitie, op verzoek van de instelling die hen heeft benoemd, daartoe beslist.

2.  De ambtstermijn van de president van de kamers van beroep kan eenmaal, na een positieve evaluatie van zijn prestaties door de raad van bestuur, worden verlengd met een termijn van vijf jaar, of tot zijn pensionering indien de pensioenleeftijd in de loop van de nieuwe ambtstermijn wordt bereikt.

3.  De ambtstermijn van de kamervoorzitters kan, na een positieve evaluatie van hun prestaties door de raad van bestuur, en na raadpleging van de president van de kamers van beroep, worden verlengd met een termijn van vijf jaar, of tot hun pensionering indien de pensioenleeftijd in de loop van de nieuwe ambtstermijn wordt bereikt.

4.  De president van de kamers van beroep vervult de volgende taken op het gebied van leiding en organisatie:

a) hij zit het presidium van de kamers van beroep („het presidium”), dat de werkzaamheden van de kamers regelt en organiseert, voor;

b) hij draagt zorg voor de uitvoering van de beslissingen van het presidium;

c) hij wijst zaken aan de kamers toe volgens door het presidium vastgestelde objectieve criteria;

d) hij stelt de uitvoerend directeur in kennis van de behoeften inzake uitgaven van de kamers met het oog op de opstelling van een raming van uitgaven.

De president van de kamers van beroep zit de grote kamer voor.

5.  De leden van de kamers van beroep worden door de raad van bestuur voor een termijn van vijf jaar benoemd. Deze termijn kan, na een positieve evaluatie van hun prestaties door de raad van bestuur, en na raadpleging van de president van de kamers van beroep, worden verlengd met een termijn van vijf jaar, of tot hun pensionering indien de pensioenleeftijd in de loop van de nieuwe ambtstermijn wordt bereikt.

6.  De leden van de kamers van beroep worden niet uit hun ambt ontslagen, tenzij daarvoor ernstige redenen bestaan en het Hof van Justitie daartoe beslist nadat de zaak door de raad van bestuur aanhangig is gemaakt op aanbeveling van de president van de kamers van beroep, na raadpleging van de voorzitter van de kamer waartoe het betrokken lid behoort.

7.  De president van de kamers van beroep en de voorzitters en leden van de kamers zijn onafhankelijk. Bij hun beslissingen zijn zij niet aan instructies gebonden.

8.  De beslissingen van de grote kamer over beroepen of de adviezen inzake rechtsvragen die de grote kamer overeenkomstig artikel 135 door de uitvoerend directeur worden voorgelegd, zijn verbindend voor de in artikel 130 genoemde instanties met beslissingsbevoegdheid van het Bureau.

9.  De president van de kamers van beroep en de voorzitters en leden van de kamers vervullen niet de functie van onderzoeker oflid van een oppositieafdeling, een dienst die bevoegd is voor het register of een nietigheidsafdeling.

▼M1

Artikel 136 bis

Presidium van de kamers van beroep en van de grote kamer

1.  Het presidium bestaat uit de president van de kamers van beroep, die het voorzitterschap waarneemt, de kamervoorzitters, en de personen die daarnaast ieder kalenderjaar door de leden van de kamers uit hun midden worden gekozen, met uitzondering van de president van de kamers van beroep en de kamervoorzitters. Het aldus verkozen aantal kamerleden bedraagt één vierde van het aantal kamerleden, met uitzondering van de president van de kamers van beroep en de kamervoorzitters; dit aantal wordt indien nodig naar boven afgerond.

2.  De in artikel 135, lid 2, bedoelde grote kamer bestaat uit negen leden, waaronder de voorzitter van de kamers van beroep, de kamervoorzitters, in voorkomend geval de rapporteur die vóór de verwijzing naar de grote kamer is aangesteld, en de roterende leden uit een lijst met de namen van alle leden van de kamers van beroep, uitgezonderd de voorzitter van de kamers van beroep en de kamervoorzitters.

Artikel 136 ter

Delegatie van bevoegdheden

De Commissie is bevoegd overeenkomstig artikel 163 bis gedelegeerde handelingen vast te stellen tot nadere bepaling van de organisatie van de kamers van beroep, met inbegrip van de instelling en de rol van het presidium, de samenstelling van de grote kamer en de regels betreffende de aanhangigmaking bij die kamer, en de voorwaarden waaronder beslissingen door één lid moeten worden genomen overeenkomstig artikel 135, leden 2 en 5.

▼B

Artikel 137

Uitsluiting, verschoning en wraking

1.  De onderzoekers en de leden van de in het Bureau gevormde afdelingen en van de kamers van beroep mogen niet aan de behandeling van een zaak deelnemen, indien zij bij de zaak een persoonlijk belang hebben of indien zij daarin eerder als vertegenwoordiger van een van de partijen opgetreden zijn. Twee van de drie leden van een oppositieafdeling mogen niet aan het onderzoek van de aanvrage deelgenomen hebben. De leden van de nietigheidsafdelingen mogen niet deelnemen aan de behandeling van een zaak, indien zij bij de inschrijving van het merk of de oppositieprocedure betrokken zijn geweest bij de eindbeslissing. De leden van de kamers van beroep mogen niet aan een beroepsprocedure deelnemen, indien zij deel hebben genomen aan de beslissing waartegen beroep is ingesteld.

2.  Indien een lid van een afdeling of van een kamer van beroep, om een van de in lid 1 genoemde redenen of om een andere reden, van oordeel is dat hij niet kan deelnemen aan de behandeling van een zaak, stelt hij de afdeling of de kamer hiervan in kennis.

3.  De onderzoekers en de leden van de afdelingen of van een kamer van beroep kunnen door elke partij worden gewraakt om een van de in lid 1 genoemde redenen of indien aan hun onpartijdigheid kan worden getwijfeld. Wraking is niet ontvankelijk indien de betrokken partij een proceshandeling heeft verricht, ofschoon zij reeds kennis droeg van de reden tot wraking. Wraking kan niet gegrond zijn op de nationaliteit van een onderzoeker of van een lid.

4.  In de gevallen bedoeld in de leden 2 en 3 beslissen de afdelingen en de kamers van beroep zonder dat het betrokken lid daaraan deelneemt. Voor het nemen van deze beslissing wordt het lid dat niet deelneemt of gewraakt is, in de afdeling of de kamer vervangen door zijn plaatsvervanger.

▼M1

Artikel 137 bis

Centrum voor bemiddeling

1.  Het Bureau kan, voor de toepassing van artikel 123 ter, lid 3, een centrum voor bemiddeling instellen („het centrum”).

2.  Alle natuurlijke of rechtspersonen kunnen vrijwillig onderlinge geschillen, op basis van deze verordening of Verordening (EG) nr. 6/2002, aan het centrum voorleggen om deze in der minne te laten regelen.

3.  De partijen doen met een gemeenschappelijk verzoek beroep op bemiddeling. Het verzoek wordt geacht niet te zijn ingediend zolang de desbetreffende vergoeding niet is betaald. Overeenkomstig artikel 144, lid 1, wordt het bedrag van de vergoeding door de uitvoerend directeur bepaald.

4.  In geval van een procedure voor de oppositieafdelingen, de nietigheidsafdelingen of de kamers van beroep van het Bureau kan te allen tijde, nadat een oppositie, een vordering tot vervallen- of nietigverklaring, of beroep tegen een beslissing van een oppositie- of nietigheidsafdeling is ingesteld, een gezamenlijk verzoek tot bemiddeling in het geschil worden ingediend.

5.  De procedure wordt geschorst en de termijnen, met uitzondering van de termijn voor betaling van de toepasselijke taks, worden met ingang van de datum van indiening van het gezamenlijk verzoek onderbroken. De termijnen lopen verder vanaf de datum waarop de procedure wordt hervat.

6.  De partijen worden uitgenodigd om samen uit de in lid 12 bedoelde lijst een bemiddelaar te kiezen die heeft verklaard dat hij de betrokken taal van de bemiddeling beheerst. Indien de partijen niet binnen 20 dagen na de uitnodiging een bemiddelaar hebben gekozen, wordt de bemiddeling geacht te zijn mislukt.

7.  De partijen bepalen samen met de bemiddelaar de nadere regels voor de bemiddeling in een bemiddelingsovereenkomst.

8.  De bemiddelingsprocedure wordt afgesloten zodra de partijen een minnelijke schikking treffen, een van de partijen verklaart de bemiddeling te willen beëindigen, of de bemiddelaar vaststelt dat de partijen er niet in zijn geslaagd een schikking te treffen.

9.  De bemiddelaar stelt de partijen en de bevoegde dienst van het Bureau er onverwijld van in kennis dat de bemiddelingsprocedure is afgesloten.

10.  Eenieder die bij de bemiddeling is betrokken, in het bijzonder de bemiddelaar, de partijen en hun vertegenwoordigers, is omtrent de daarbij gevoerde besprekingen en onderhandelingen tot geheimhouding verplicht. Alle tijdens de bemiddeling overgelegde stukken en gegevens worden apart gehouden, buiten de dossiers van andere voor het Bureau gevoerde procedures.

11.  De bemiddeling verloopt in een van de door de partijen overeen te komen officiële talen van de Unie. Met betrekking tot geschillen die bij het Bureau aanhangig zijn, verloopt de bemiddeling, tenzij de partijen anders overeenkomen, in de taal van de desbetreffende procedure.

12.  Het Bureau stelt een lijst op van bemiddelaars die de partijen moeten helpen bij het beslechten van hun geschillen. De bemiddelaars zijn onafhankelijk en beschikken over de vereiste vaardigheden en ervaring. De bemiddelaars op de lijst kunnen al dan niet in dienst zijn bij het Bureau.

13.  Bemiddelaars betrachten onpartijdigheid bij de uitvoering van hun opdracht en maken bij hun aanstelling melding van reële of mogelijke belangenconflicten. De leden van de in artikel 130 genoemde instanties met beslissingsbevoegdheid van het Bureau nemen niet deel aan bemiddeling in zaken:

a) waarin zij reeds betrokken waren bij een aan bemiddeling onderworpen procedure;

b) waarbij zij persoonlijk belang hebben, of

c) waarbij zij reeds als vertegenwoordiger van een der partijen waren betrokken.

14.  Bemiddelaars nemen niet als lid van de in artikel 130 genoemde instanties met beslissingsbevoegdheid van het Bureau deel aan een procedure die wordt hervat na het mislukken van een bemiddeling.

15.  Het Bureau kan met andere erkende nationale en internationale instanties voor bemiddeling samenwerken.

▼B



AFDELING 5

Begroting en financiële controle

▼M1

Artikel 138

Begrotingscomité

1.  Het Begrotingscomité heeft de functies die het overeenkomstig deze afdeling worden toegekend.

2.  De artikelen 125 en 126 en artikel 127, leden 1 tot en met 4, en lid 5, voor zover dit lid betrekking heeft op de verkiezing van de voorzitter en de ondervoorzitter, en de leden 6 en 7, zijn van overeenkomstige toepassing op het Begrotingscomité.

3.  Het Begrotingscomité besluit bij absolute meerderheid van de stemmen van de leden. Voor besluiten waarvoor het Begrotingscomité overeenkomstig artikel 140, lid 3, en artikel 143 bevoegd is, is echter een tweederdemeerderheid van de leden vereist. In beide gevallen beschikt elk lid over één stem.

Artikel 139

Begroting

1.  Alle ontvangsten en uitgaven van het Bureau worden voor ieder begrotingsjaar geraamd en in de begroting van het Bureau opgenomen. Ieder begrotingsjaar stemt overeen met het kalenderjaar.

2.  De ontvangsten en uitgaven op de begroting zijn in evenwicht.

3.  De ontvangsten omvatten, onverminderd andere ontvangsten, de inkomsten aan taksen die op grond van bijlage -I bij deze verordening zijn verschuldigd, de inkomsten aan taksen als bedoeld in Verordening (EG) nr. 6/2002, de inkomsten aan taksen die op grond van het in artikel 145 van deze verordening genoemde Protocol van Madrid zijn verschuldigd voor een internationale inschrijving met aanduiding van de Unie, alsmede andere betalingen aan de overeenkomstsluitende partijen bij het Protocol van Madrid, de inkomsten aan de in artikel 106 quater van Verordening (EG) nr. 6/2002 bedoelde taksen die op grond van de Akte van Genève zijn verschuldigd voor een internationale inschrijving met aanduiding van de Unie en, voor zover nodig, een subsidie op een specifiek onderdeel van de afdeling Commissie van de algemene begroting van de Unie.

4.  Ieder jaar vergoedt het Bureau de kosten die door de centrale bureaus voor industriële eigendom van de lidstaten, het Benelux-Bureau voor de Intellectuele Eigendom en andere betrokken en door de lidstaten aan te wijzen autoriteiten zijn gemaakt in het kader van de specifieke opdrachten die zij als schakel in het Uniemerkenstelsel uitvoeren in verband met de volgende diensten en procedures:

a) de oppositieprocedures en de procedures tot nietigverklaring die met betrekking tot Uniemerken worden gevoerd bij de centrale bureaus voor industriële eigendom van de lidstaten en bij het Benelux-Bureau voor de Intellectuele Eigendom;

b) de informatieverstrekking over het Uniemerkenstelsel door helpdesks en informatiecentra;

c) de handhaving van Uniemerken, onder meer door middel van maatregelen uit hoofde van artikel 9, lid 4.

5.  De totale vergoeding van de in lid 4 bedoelde kosten bedraagt 5 % van de jaarlijkse ontvangsten van het Bureau. Onverminderd de derde alinea van dit lid stelt de raad van bestuur, op voorstel van het Bureau en na raadpleging van het Begrotingscomité, de verdeelsleutel vast aan de hand van de volgende redelijke, billijke en relevante indicatoren:

a) het jaarlijks aantal Uniemerkaanvragen dat uit elke lidstaat afkomstig is;

b) het jaarlijks aantal aanvragen om een nationaal merk in elke lidstaat;

c) het jaarlijks aantal opposities en vorderingen tot nietigverklaring die door houders van een Uniemerk in elke lidstaat zijn ingesteld;

d) het jaarlijks aantal zaken die bij de overeenkomstig artikel 95 door de lidstaten aangewezen gerechten voor het Uniemerk aanhangig zijn gemaakt;

Ten bewijze van de in lid 4 bedoelde kosten leggen de lidstaten uiterlijk op 31 maart van ieder jaar aan het Bureau statistieken over met de in de eerste alinea, onder a), b), c) en d), van dit lid bedoelde aantallen betreffende het voorgaande jaar, die in het bij de raad van bestuur in te dienen voorstel worden opgenomen.

Uit billijkheidsoverwegingen worden de in lid 4, bedoelde kosten van de instanties in iedere lidstaat geacht overeen te stemmen met ten minste 2 % van de totale vergoeding krachtens dit lid.

6.  De verplichting van het Bureau om de in lid 4 bedoelde kosten voor een bepaald jaar te vergoeden, geldt uitsluitend voor zover er dat jaar geen sprake is van een begrotingstekort.

7.  In geval van een begrotingsoverschot, en onverminderd lid 10, kan de raad van bestuur, op voorstel van het Bureau en na raadpleging van het Begrotingscomité, het in lid 5 neergelegde percentage verhogen tot maximaal 10 % van de jaarlijkse ontvangsten van het Bureau.

8.  Indien er gedurende vijf opeenvolgende jaren een aanzienlijk overschot wordt gegenereerd, besluit het Begrotingscomité, onverminderd de leden 4 tot en met 7, en lid 10 van dit artikel en de artikelen 123 ter en 123 quater, op voorstel van het Bureau en in overeenstemming met het jaarlijks werkprogramma en de strategische meerjarenprogramma's als bedoeld in artikel 124, lid 1, onder a) en b), met tweederdemeerderheid van stemmen over de overdracht van een gedeelte van het sinds 23 maart 2016 gegenereerde overschot naar de begroting van de Unie.

9.  Het Bureau stelt om de twee jaar voor het Europees Parlement, de Raad en de Commissie een verslag over zijn financiële situatie op, onder meer inzake de in het kader van artikel 123 quater, leden 5 en 6, en artikel 139, leden 5 en 7, verrichte financiële transacties. De financiële situatie van het Bureau wordt door de Commissie op basis van dat verslag beoordeeld.

10.  Het Bureau houdt een financiële reserve aan die overeenstemt met één jaar aan operationele uitgaven, om de operationele continuïteit en de uitvoering van zijn taken te verzekeren.

▼B

Artikel 140

Opstelling van de begroting

1.  De ►M1  uitvoerend directeur ◄ stelt jaarlijks voor het volgende begrotingsjaar een raming van ontvangsten en uitgaven van het Bureau op en doet deze, alsmede een lijst van het aantal ambten, uiterlijk op 31 maart van ieder jaar aan het Begrotingscomité toekomen.

2.  Voor zover de begrotingsramingen in een subsidie van de ►M1  Unie ◄ voorzien, doet het Begrotingscomité deze raming onverwijld aan de Commissie toekomen die haar aan de begrotingsautoriteit van de ►M1  Unie ◄ doorstuurt. De Commissie kan aan de raming een advies met een afwijkende raming toevoegen.

3.  Het Begrotingscomité stelt de begroting vast, die ook de lijst van het aantal ambten van het Bureau omvat. Voor zover de raming in een subsidie ten laste van de algemene begroting van de ►M1  Unie ◄ voorziet, wordt de begroting van het Bureau in voorkomend geval aangepast.

Artikel 141

Controle

1.  Bij het Bureau wordt de functie van intern controleur gecreëerd, die moet worden uitgeoefend met inachtneming van de geldende internationale normen. De interne controleur wordt benoemd door de ►M1  uitvoerend directeur ◄ en legt tegenover hem verantwoording af over de controle op de goede werking van de systemen en procedures voor de uitvoering van de begroting van het Bureau.

2.  De interne controleur adviseert de ►M1  uitvoerend directeur ◄ bij het beheersen van de risico’s door onafhankelijke adviezen uit te brengen over de kwaliteit van de beheersystemen en controlesystemen en aanbevelingen te formuleren ter verbetering van de uitvoeringsvoorwaarden van de verrichtingen en ter bevordering van een goed financieel beheer.

3.  De ordonnateur is belast met het invoeren van interne controlesystemen en controleprocedures die zijn toegesneden op de uitvoering van zijn taken.

▼M1

Artikel 141 bis

Fraudebestrijding

1.  Ter bevordering van de bestrijding van fraude, corruptie en andere onwettige activiteiten in de zin van Verordening (EU, Euratom) nr. 883/2013 van het Europees Parlement en de Raad ( 16 ) treedt het Bureau toe tot het Interinstitutioneel Akkoord van 25 mei 1999 betreffende de interne onderzoeken verricht door het Europees Bureau voor fraudebestrijding (OLAF), en stelt het volgens het model van de bijlage bij dat akkoord de nodige voorschriften vast die op alle personeelsleden van het Bureau van toepassing zijn.

2.  De Europese Rekenkamer is bevoegd om bij alle begunstigden van subsidies, contractanten en subcontractanten die van het Bureau Uniemiddelen hebben ontvangen, controles op stukken of controles en verificaties ter plaatse te verrichten.

3.  OLAF kan overeenkomstig de bepalingen en procedures van Verordening (EU, Euratom) nr. 883/2013 en Verordening (Euratom, EG) nr. 2185/96 van de Raad ( 17 ) onderzoeken, waaronder controles en inspecties ter plaatse, verrichten om vast te stellen of er sprake is van fraude, corruptie of andere onwettige activiteiten waardoor de financiële belangen van de Unie worden geschaad in verband met een subsidie of een contract dat door het Bureau wordt gefinancierd.

4.  Onverminderd de leden 1, 2 en 3 worden in samenwerkingsovereenkomsten met derde landen en internationale organisaties, contracten, subsidieovereenkomsten en subsidiebesluiten van het Bureau bepalingen opgenomen die de Europese Rekenkamer en OLAF uitdrukkelijk in staat stellen overeenkomstig hun respectieve bevoegdheden dergelijke controles en onderzoeken te verrichten.

5.  Het Begrotingscomité stelt een strategie ter bestrijding van fraude vast die, gelet op de kosten en baten van de treffen maatregelen, in verhouding staat tot het frauderisico.

▼B

Artikel 142

Rekening en verantwoording

1.  De ►M1  uitvoerend directeur ◄ doet de Commissie, het Europees Parlement, het Begrotingscomité en de Rekenkamer uiterlijk op 31 maart van elk jaar de rekeningen van alle ontvangsten en uitgaven van het Bureau in het afgelopen begrotingsjaar toekomen. De Rekenkamer onderzoekt de rekeningen overeenkomstig artikel 248 van het Verdrag.

2.  Het Begrotingscomtié verleent de ►M1  uitvoerend directeur van het Bureau ◄ kwijting voor de uitvoering van de begroting.

Artikel 143

Financiële bepalingen

Na advies van de Commissie en van de Rekenkamer van de ►M1  Unie ◄ stelt het Begrotingscomité de interne financiële bepalingen vast waarin met name de wijze van opstelling en uitvoering van de begroting van het Bureau worden geregeld. Voor de financiële bepalingen wordt, voor zover dit verenigbaar is met het eigen karakter van het Bureau, uitgegaan van de financiële reglementen van andere door de ►M1  Unie ◄ ingestelde organen.

▼M1

Artikel 144

Taksen en vergoedingen en termijnen

1.  De uitvoerend directeur bepaalt het aan te rekenen bedrag voor andere door het Bureau verleende diensten dan die welke in bijlage -I zijn vermeld, alsmede het bedrag van de vergoeding voor het Uniemerkenblad, het Publicatieblad van het Bureau en elke andere publicatie van het Bureau. De bedragen van de vergoedingen luiden in euro en worden bekendgemaakt in het Publicatieblad van het Bureau. Het bedrag van de vergoeding is niet hoger dan nodig is om de kosten van de specifieke door het Bureau verleende dienst te vergoeden.

2.  Taksen en vergoedingen waarvoor de betalingstermijn niet wordt gespecificeerd in deze verordening, zijn verschuldigd op de datum van ontvangst van het verzoek tot het verlenen van de dienst die tot de heffing van de taks of het aanrekenen van de kosten leidt.

Met toestemming van het Begrotingscomité kan de uitvoerend directeur bepalen voor welke van de in de eerste alinea bedoelde diensten geen vooruitbetaling van de betrokken taksen en vergoedingen is vereist.

▼M1

Artikel 144 bis

Betaling van taksen en vergoedingen

1.  De aan het Bureau verschuldigde taksen en vergoedingen worden door storting of overschrijving op een bankrekening van het Bureau betaald.

Met toestemming van het Begrotingscomité kan de uitvoerend directeur vaststellen welke specifieke betalingsmethoden naast de in de eerste alinea bedoelde methoden mogen worden gebruikt, zoals met name deposito's op lopende rekeningen van het Bureau.

Vaststellingen op grond van de tweede alinea worden bekendgemaakt in het Publicatieblad van het Bureau.

Alle betalingen, ook die welke worden verricht via een andere methode uit hoofde van de tweede alinea, geschieden in euro.

2.  Bij elke betaling moeten naast de naam van de betaler ook de nodige gegevens worden vermeld om het Bureau in staat te stellen onmiddellijk het doel van de betaling te kennen. Met name moeten de volgende gegevens worden verstrekt:

a) indien het gaat om de betaling van de indieningstaks, het doel van de betaling, namelijk „indieningstaks”;

b) indien het gaat om de betaling van de oppositietaks, het dossiernummer van de aanvraag en de naam van de aanvrager van het Uniemerk waartegen oppositie wordt ingesteld, alsmede het doel van de betaling, namelijk „oppositietaks”;

c) indien het gaat om de betaling van de taks voor vervallenverklaring en de taks voor nietigverklaring, het inschrijvingsnummer en de naam van de houder van het Uniemerk waartegen de vordering is gericht, alsmede het doel van de betaling, namelijk „taks voor vervallenverklaring” of „taks voor nietigverklaring”.

3.  Indien het doel van de in lid 2 bedoelde betalingen niet onmiddellijk kan worden vastgesteld, verzoekt het Bureau de betaler om het doel binnen een gegeven termijn schriftelijk toe te lichten. Indien de betaler niet tijdig aan dit verzoek voldoet, wordt de betaling geacht niet te zijn verricht. Het reeds betaalde bedrag wordt terugbetaald.

Artikel 144 ter

Datum waarop de betaling wordt geacht te zijn verricht

1.  In de in artikel 144 bis, lid 1, eerste alinea, bedoelde gevallen, is de datum waarop de betaling aan het Bureau wordt geacht te zijn verricht de datum waarop het bedrag van de storting of overschrijving daadwerkelijk op een bankrekening van het Bureau verschijnt.

2.  Wanneer de in artikel 144 bis, lid 1, tweede alinea, bedoelde betalingsmethoden kunnen worden gebruikt, bepaalt de uitvoerend directeur de datum waarop deze betalingen worden geacht te zijn verricht.

3.  Indien, krachtens de leden 1 en 2, de betaling van een taks niet wordt geacht te zijn verricht vóór het verstrijken van de termijn, wordt aangenomen dat deze termijn toch in acht genomen is indien aan het Bureau het bewijs wordt geleverd dat degene die de betaling in een lidstaat heeft verricht binnen de gestelde termijn, wel degelijk een bankinstelling opdracht heeft gegeven om het bedrag van de betaling over te schrijven en een toeslag heeft betaald van 10 % op de betrokken taks of taksen, met een maximum van 200 EUR. Geen toeslag is verschuldigd indien de betrokken opdracht aan de bankinstelling uiterlijk tien dagen vóór het verstrijken van de betalingstermijn is gegeven.

4.  Het Bureau kan de betaler verzoeken te bewijzen op welke datum de in lid 3 bedoelde opdracht aan de bankinstelling is gegeven en, indien nodig, de betrokken toeslag binnen een gegeven termijn te betalen. Indien die persoon hieraan geen gevolg geeft of het bewijs ontoereikend is of indien de vereiste toeslag niet tijdig wordt betaald, wordt de betalingstermijn geacht niet te zijn nageleefd.

Artikel 144 quater

Ontoereikende betalingen en terugbetaling van onbeduidende bedragen

1.  Een betalingstermijn wordt in beginsel slechts geacht te zijn nageleefd, indien het volledige bedrag van de taks tijdig is voldaan. Wanneer niet het volledige bedrag van de taks is voldaan, wordt hetgeen reeds is betaald na het verstrijken van de betalingstermijn terugbetaald.

2.  Het Bureau kan evenwel, voor zover dit mogelijk is vóór het verstrijken van de termijn, de betaler de kans geven het ontbrekende bedrag te voldoen, of, wanneer zulks gerechtvaardigd wordt geacht, besluiten ontbrekende geringe bedragen te negeren, zonder dat dit afbreuk doet aan de rechten van de betaler.

3.  Met goedkeuring van het Begrotingscomité kan de uitvoerend directeur afzien van gedwongen invordering van een verschuldigd bedrag wanneer het in te vorderen bedrag onbeduidend is of onvoldoende zeker is dat het kan worden ingevorderd.

4.  Wanneer meer wordt betaald dan uit hoofde van een taks of vergoeding is verschuldigd, wordt het te veel betaalde niet terugbetaald, indien dat een onbeduidend bedrag is en de betrokkene niet uitdrukkelijk om betaling heeft verzocht.

Met goedkeuring van het Begrotingscomité kan de uitvoerend directeur het bedrag vaststellen dat in geval van te hoge betaling voor een taks of een vergoeding niet wordt teruggegeven.

Vaststellingen op grond van de tweede alinea worden bekendgemaakt in het Publicatieblad van het Bureau.

▼B



TITEL XIII

INTERNATIONALE INSCHRIJVING VAN MERKEN



AFDELING 1

Algemene bepalingen

Artikel 145

Toepassing van bepalingen

Voor zover in deze titel niet anders is bepaald, zijn deze verordening en haar uitvoeringsverordeningen van toepassing op aanvragen voor een internationale inschrijving uit hoofde van het Protocol bij de Schikking van Madrid betreffende de internationale inschrijving van merken, aangenomen te Madrid op 27 juni 1989 („internationale aanvragen”, respectievelijk „het Protocol van Madrid”), die zijn gebaseerd op een aanvrage voor een ►M1  Uniemerk ◄ of op een ►M1  Uniemerk ◄ , en op inschrijvingen van een merk in het internationale register dat door het Internationale Bureau van de Wereldorganisatie voor de Intellectuele Eigendom wordt bijgehouden („internationale inschrijvingen”, respectievelijk „het Internationale Bureau”), waarin de ►M1  Unie ◄ wordt aangewezen.



AFDELING 2

Internationale inschrijving op basis van een aanvrage voor een ►M1  Uniemerk ◄ of op basis van een ►M1  Uniemerk ◄

Artikel 146

Indiening van een internationale aanvrage

1.  Internationale aanvragen in de zin van artikel 3 van het Protocol van Madrid, die op een aanvrage om een ►M1  Uniemerk ◄ of op een ►M1  Uniemerk ◄ gebaseerd zijn, worden bij het Bureau ingediend.

2.  Wanneer een internationale aanvrage wordt ingediend, voordat het merk waarop de internationale inschrijving moet zijn gebaseerd, als ►M1  Uniemerk ◄ is ingeschreven, moet de aanvrager van de internationale inschrijving aangeven, of de internationale inschrijving moet worden gebaseerd op een aanvrage voor of op een inschrijving van een ►M1  Uniemerk ◄ . Wanneer de internationale inschrijving op een ►M1  Uniemerk ◄ moet worden gebaseerd, wanneer dat ingeschreven is, wordt de internationale inschrijving door het Bureau geacht ontvangen te zijn op de datum van inschrijving van het ►M1  Uniemerk ◄ .

Artikel 147

Vorm en inhoud van de internationale aanvrage

1.  De internationale aanvrage wordt ingediend in een van de officiële talen van de ►M1  Unie ◄ , met gebruikmaking van een formulier dat door het Bureau wordt verstrekt. Tenzij de aanvrager bij de indiening van de internationale aanvrage op dat formulier iets anders heeft aangegeven, voert het Bureau een gestandaardiseerde briefwisseling met de aanvrager in de taal van de aanvrage.

2.  Indien de internationale aanvrage wordt ingediend in een taal die niet een van de talen is die overeenkomstig het Protocol van Madrid zijn toegestaan, moet de aanvrager een van deze talen opgeven als tweede taal. Deze tweede taal wordt de taal waarin het Bureau de internationale aanvrage bij het Internationale Bureau indient.

3.  Indien de internationale aanvrage wordt ingediend in een andere taal dan een van de talen die overeenkomstig het Protocol van Madrid voor de indiening van internationale aanvragen zijn toegestaan, kan de aanvrager een vertaling verstrekken van de lijst van waren of diensten in de taal waarin de internationale aanvrage uit hoofde van lid 2 bij het Internationale Bureau moet worden ingediend.

4.  Het Bureau doet de internationale aanvrage zo spoedig mogelijk aan het Internationale Bureau toekomen.

5.  Bij de indiening van een internationale aanvrage moet een taks aan het Bureau worden betaald. In het in artikel 146, lid 2, tweede zin, bedoelde geval moet de taks op de datum van de inschrijving van het ►M1  Uniemerk ◄ worden betaald. De aanvrage wordt eerst geacht te zijn ingediend, nadat de verschuldigde taks is betaald.

6.  De internationale aanvrage moet voldoen aan de desbetreffende voorwaarden die zijn vastgesteld in de uitvoeringsverordening.

▼M1

9.  De Commissie stelt uitvoeringshandelingen vast met betrekking tot de juiste vorm, met inbegrip van de bestanddelen daarvan, waarin de internationale aanvraag krachtens lid 1 moet worden ingediend. Die uitvoeringshandelingen worden vastgesteld volgens de in artikel 163, lid 2, bedoelde onderzoeksprocedure.

▼B

Artikel 148

Aantekening in het dossier en in het register

1.  De datum en het nummer van een internationale inschrijving die op een aanvrage voor een ►M1  Uniemerk ◄ gebaseerd is, worden in het dossier betreffende laatstgenoemde aanvrage aangetekend. Wanneer de aanvrage tot een ►M1  Uniemerk ◄ leidt, worden de datum en het nummer van de internationale inschrijving in het register aangetekend.

2.  De datum en het nummer van een internationale inschrijving die op een ►M1  Uniemerk ◄ gebaseerd is, worden in het register aangetekend.

▼M1

Artikel 148 bis

Kennisgeving van de ongeldigheid van de basisaanvraag of -inschrijving

2.  De Commissie stelt uitvoeringshandelingen vast met betrekking tot de individuele feiten en beslissingen waarvan overeenkomstig artikel 6, lid 3, van het Protocol van Madrid kennis moet worden gegeven, alsmede het tijdstip voor die kennisgevingen. Die uitvoeringshandelingen worden volgens de in artikel 163, lid 2, van deze verordening bedoelde onderzoeksprocedure vastgesteld.

▼M1

Artikel 149

Verzoek om territoriale uitbreiding na internationale inschrijving

2.  De Commissie stelt uitvoeringshandelingen vast met betrekking tot de nadere vereisten inzake het verzoek om territoriale uitbreiding uit hoofde van lid 1 van dit artikel. Die uitvoeringshandelingen worden volgens de in artikel 163, lid 2, bedoelde onderzoeksprocedure vastgesteld.

▼B

Artikel 150

Internationale taksen

Alle taksen die uit hoofde van het Protocol van Madrid aan het Internationale Bureau verschuldigd zijn, moeten rechtstreeks aan het Internationale Bureau worden betaald.



AFDELING 3

Internationale inschrijvingen waarin de ►M1  Unie ◄ wordt aangewezen

Artikel 151

Rechtsgevolgen van internationale inschrijvingen waarin de ►M1  Unie ◄ wordt aangewezen

1.  Een internationale inschrijving waarin de ►M1  Unie ◄ wordt aangewezen, heeft vanaf de datum van de inschrijving overeenkomstig artikel 3, lid 4, van het Protocol van Madrid of vanaf de datum van de latere aanwijzing van de ►M1  Unie ◄ overeenkomstig artikel 3 ter, lid 2, van het Protocol van Madrid dezelfde rechtsgevolgen als een aanvrage om een ►M1  Uniemerk ◄ .

2.  Indien er geen kennisgeving van weigering van bescherming overeenkomstig artikel 5, leden 1 en 2, van het Protocol van Madrid heeft plaatsgevonden of indien een zodanige weigering is ingetrokken, heeft de internationale inschrijving van een merk waarin de ►M1  Unie ◄ wordt aangewezen, vanaf de in lid 1 bedoelde datum dezelfde rechtsgevolgen als de inschrijving van een merk als ►M1  Uniemerk ◄ .

3.  Met het oog op de toepassing van artikel 9, lid 3, treedt de publicatie overeenkomstig artikel 152, lid 1, van de bijzonderheden van de internationale inschrijving waarin de ►M1  Unie ◄ wordt aangewezen, in de plaats van de publicatie van een aanvrage om een ►M1  Uniemerk ◄ en treedt de publicatie overeenkomstig artikel 152, lid 2, in de plaats van de publicatie van de inschrijving van een ►M1  Uniemerk ◄ .

Artikel 152

Publicatie

1.  Het Bureau publiceert de datum van de inschrijving van een merk waarin de ►M1  Unie ◄ wordt aangewezen overeenkomstig artikel 3, lid 4, van het Protocol van Madrid ofwel de datum van de latere aanwijzing van de ►M1  Unie ◄ overeenkomstig artikel 3 ter, lid 2, van het Protocol van Madrid, alsmede de taal waarin de internationale aanvrage is gesteld en de tweede taal die door de indiener is vermeld, alsook het nummer van de internationale inschrijving en de datum waarop het Internationale Bureau deze inschrijving openbaar heeft gemaakt in het blad dat het uitgeeft, een reproductie van het merk alsmede de nummers van de klassen van de waren of diensten waarvoor bescherming wordt gevraagd.

2.  Indien er geen kennisgeving van weigering van bescherming overeenkomstig artikel 5, leden 1 en 2, van het Protocol van Madrid heeft plaatsgevonden, of indien een zodanige weigering is ingetrokken, publiceert het Bureau dit feit, alsmede het nummer van de internationale inschrijving en, in voorkomend geval, de datum waarop het Internationale Bureau deze inschrijving openbaar heeft gemaakt in het blad dat het uitgeeft.

Artikel 153

Anciënniteit

1.  De aanvrager van een internationale inschrijving waarin de ►M1  Unie ◄ wordt aangewezen, kan in de internationale aanvrage een beroep doen op de anciënniteit van een in een lidstaat ingeschreven ouder merk, met inbegrip van een in de Benelux ingeschreven ouder merk, of een ouder merk waarvoor krachtens een internationale regeling een inschrijving met rechtsgevolgen in een lidstaat bestaat, zoals bepaald in artikel 34.

2.  De houder van een internationale inschrijving waarin de ►M1  Unie ◄ wordt aangewezen, kan vanaf de datum van publicatie van de rechtsgevolgen van een dergelijke inschrijving overeenkomstig artikel 152, lid 2, voor het bureau de anciënniteit inroepen van een in een lidstaat ingeschreven ouder merk, met inbegrip van een in de Benelux ingeschreven ouder merk of een ouder merk waarvoor krachtens een internationale regeling een inschrijving met rechtsgevolgen in een lidstaat bestaat, zoals bepaald in artikel 35. Het Bureau stelt daarvan het Internationale Bureau op de hoogte.

▼M1

Artikel 153 bis

Anciënniteit inroepen bij het Bureau

6.  De Commissie stelt uitvoeringshandelingen vast met betrekking tot de nadere gegevens die moeten worden opgenomen in een beroep op anciënniteit volgens lid 1van dit artikel, en de nadere gegevens van de overeenkomstig lid 5 van dit artikel te verstrekken informatie. Die uitvoeringshandelingen worden volgens de in artikel 163, lid 2, bedoelde onderzoeksprocedure vastgesteld.

▼M1

Artikel 154

Aanduiding van waren en diensten en onderzoek met betrekking tot absolute weigeringsgronden

1.  Internationale inschrijvingen met aanduiding van de Unie, worden op dezelfde wijze als Uniemerkaanvragen onderworpen aan een onderzoek met betrekking tot hun overeenstemming met artikel 28, leden 2 tot en met 4, en de absolute weigeringsgronden.

2.  Wanneer een internationale inschrijving met aanduiding van de Unie ingevolge artikel 28, lid 4, of artikel 37, lid 1, van deze verordening niet in aanmerking blijkt te komen voor bescherming van alle of een deel van de waren en diensten waarvoor het door het Internationaal Bureau is ingeschreven, zendt het Bureau ambtshalve een voorlopige kennisgeving van weigering aan het Internationaal Bureau, overeenkomstig artikel 5, leden 1 en 2, van het Protocol van Madrid.

3.  Wanneer de houder van een internationale inschrijving overeenkomstig artikel 92, lid 2, gehouden is zich voor het Bureau te doen vertegenwoordigen, bevat de in lid 2 van dit artikel bedoelde kennisgeving een verzoek om een gemachtigde aan te wijzen als bedoeld in artikel 93, lid 1.

4.  De kennisgeving van voorlopige weigering wordt met redenen omkleed, en voorziet in een termijn waarbinnen de houder van de internationale inschrijving zijn opmerkingen kan indienen en, in voorkomend geval, een gemachtigde aanwijst. De termijn gaat in op de datum waarop het Bureau de voorlopige weigering publiceert.

5.  Wanneer het Bureau vaststelt dat in de internationale aanvraag met aanduiding van de Unie geen tweede taal is aangegeven overeenkomstig artikel 161 ter van deze verordening, zendt het Bureau overeenkomstig artikel 5, leden 1 en 2, van het Protocol van Madrid ambtshalve een voorlopige kennisgeving van weigering aan het Internationaal Bureau.

6.  Indien de houder van een internationale inschrijving de redenen om bescherming te weigeren niet binnen de termijn weerlegt of, in voorkomend geval, geen gemachtigde of geen tweede taal aanwijst, weigert het Bureau de bescherming geheel of gedeeltelijk voor de waren en diensten waarvoor de internationale inschrijving is gedaan. De weigering van bescherming treedt in de plaats van de afwijzing van een aanvraag voor een Uniemerk. Tegen de beslissing kan beroep worden ingesteld overeenkomstig de artikelen 58 tot en met 65.

7.  Wanneer het Bureau bij het begin van de oppositietermijn bedoeld in artikel 156, lid 2, niet ambtshalve een voorlopige kennisgeving van weigering heeft gedaan overeenkomstig lid 2 van dit artikel, zendt het een verklaring aan het Internationaal Bureau, waarin wordt aangegeven dat het onderzoek van de absolute weigeringsgronden overeenkomstig artikel 37 van de verordening is voltooid, maar dat tegen de internationale inschrijving nog oppositie kan worden ingesteld of opmerkingen kunnen worden ingediend door derden. Deze tussentijdse verklaring doet geen afbreuk aan het recht van het Bureau om vóór de definitieve verklaring waarin de bescherming wordt toegekend op eigen initiatief het onderzoek van de absolute weigeringsgronden te heropenen.

8.  De Commissie stelt uitvoeringshandelingen vast met betrekking tot de nadere gegevens die moeten worden opgenomen in de van ambtswege aan het Internationaal Bureau te zenden kennisgeving van voorlopige weigering van bescherming en in de definitieve kennisgevingen die in verband met de definitieve toekenning of weigering van bescherming aan het Internationaal Bureau dienen te worden gezonden. Die uitvoeringshandelingen worden volgens de in artikel 163, lid 2, bedoelde onderzoeksprocedure vastgesteld.

▼M1

Artikel 154 bis

Collectieve merken en certificeringsmerken

3.  De Commissie is bevoegd overeenkomstig artikel 163 bis gedelegeerde handelingen vast te stellen tot nadere bepaling van de procedure omtrent internationale inschrijvingen die op een basisaanvraag of -inschrijving voor een collectief merk, certificeringsmerk of garantiemerk zijn gebaseerd.

▼B

Artikel 155

Recherche

1.  Zodra aan het Bureau een internationale inschrijving waarin de ►M1  Unie ◄ wordt aangewezen, ter kennis is gebracht, stelt het een communautair rechercheverslag op, zoals bepaald in artikel 38, lid 1 ►M1  , op voorwaarde dat een verzoek om een rechercheverslag als bedoeld in artikel 38, lid 1, binnen één maand vanaf de datum van kennisgeving wordt ingediend bij het Bureau. ◄

2.  Zodra aan het Bureau een internationale inschrijving waarin de ►M1  Unie ◄ wordt aangewezen, ter kennis is gebracht, zendt het aan de centrale dienst voor de industriële eigendom van elke lidstaat die zijn besluit om in het eigen merkenregister recherche te verrichten aan het Bureau heeft meegedeeld, een kopie daarvan toe, zoals bepaald in artikel 38, lid 2 ►M1  , op voorwaarde dat een verzoek om een rechercheverslag als bedoeld in artikel 38, lid 2, binnen één maand vanaf de datum van kennisgeving wordt ingediend bij het Bureau en de recherchetaks binnen dezelfde termijn wordt betaald. ◄

3.  Artikel 38, leden 3 tot en met 6, is mutatis mutandis van toepassing.

4.  Het Bureau geeft aan de houders van oudere ►M1  Uniemerken ◄ en aan de rechthebbenden op oudere aanvragen om een ►M1  Uniemerk ◄ , die in het communautaire rechercheverslag zijn vermeld, kennis van de publicatie overeenkomstig artikel 152, lid 1, van de internationale inschrijving waarin de ►M1  Unie ◄ wordt aangewezen. ►M1   Dat geldt ongeacht of de houder van de internationale inschrijving om het EU-rechercheverslag heeft verzocht, tenzij de houder van een oudere inschrijving of aanvraag erom verzoekt de kennisgeving niet te ontvangen. ◄

Artikel 156

Oppositie

1.  Tegen internationale inschrijvingen waarin de ►M1  Unie ◄ wordt aangewezen, kan op dezelfde wijze oppositie worden ingesteld als tegen gepubliceerde aanvragen om een ►M1  Uniemerk ◄ .

▼M1

2.  De oppositie moet worden ingesteld binnen een termijn van drie maanden die aanvangt één maand na de datum van bekendmaking overeenkomstig artikel 152, lid 1. De oppositie wordt pas geacht volgens de regels te zijn ingesteld als de oppositietaks is betaald.

▼B

3.  De weigering van bescherming treedt in de plaats van de afwijzing van een aanvrage om een ►M1  Uniemerk ◄ .

▼M1

4.  De Commissie is bevoegd overeenkomstig artikel 163 bis gedelegeerde handelingen vast te stellen ter bepaling van de procedure voor de indiening en beoordeling van een oppositie, met inbegrip van de vereiste kennisgevingen aan het Internationaal Bureau.

▼B

Artikel 157

Internationale inschrijving in de plaats van een ►M1  Uniemerk ◄

Het Bureau tekent op verzoek in het register aan, dat een internationale inschrijving wordt geacht in de plaats van een ►M1  Uniemerk ◄ te zijn getreden overeenkomstig artikel 4 bis van het Protocol van Madrid.

Artikel 158

Nietigverklaring van een internationale inschrijving

1.  Een internationale inschrijving waarin de ►M1  Unie ◄ wordt aangewezen, kan nietig worden verklaard.

2.  Het verzoek tot nietigverklaring van een internationale inschrijving waarin de ►M1  Unie ◄ wordt aangewezen, treedt in de plaats van een verzoek tot vervallenverklaring zoals bedoeld in artikel 51 of een verzoek tot nietigverklaring zoals bedoeld in artikel 52 of 53.

▼M1

4.  De Commissie stelt uitvoeringshandelingen vast met betrekking tot de nadere gegevens die moeten worden opgenomen in de in lid 3 van dit artikel bedoelde kennisgeving aan het Internationaal Bureau. Die uitvoeringshandelingen worden volgens de in artikel 163, lid 2, bedoelde onderzoeksprocedure vastgesteld.

▼B

Artikel 159

Omzetting van een aanwijzing van de ►M1  Unie ◄ die via een internationale inschrijving plaatsvindt, in een aanvrage om een nationaal merk of in een aanwijzing van lidstaten

1.  Wanneer een aanwijzing van de ►M1  Unie ◄ die via een internationale inschrijving plaatsvindt, wordt geweigerd of geen rechtsgevolgen meer heeft, kan de houder van de internationale inschrijving verzoeken om de omzetting van de aanwijzing van de ►M1  Unie ◄ :

a) in een aanvrage om een nationaal merk overeenkomstig de artikelen 112, 113 en 114, of

▼M1

b) in de aanwijzing van een lidstaat die partij is bij het Protocol van Madrid, op voorwaarde dat het op de datum van het verzoek tot omzetting mogelijk was deze lidstaat rechtstreeks aan te wijzen op basis van het Protocol van Madrid. De artikelen 112, 113 en 114 van deze verordening zijn van toepassing.

2.  De aanvraag voor een nationaal merk of de aanwijzing van een lidstaat die partij is bij het Protocol van Madrid welke uit de omzetting van de aanwijzing van de Europese Unie via een internationale inschrijving voortvloeit, draagt in de betrokken lidstaat de datum van de internationale inschrijving, overeenkomstig artikel 3, lid 4, van het Protocol van Madrid of de datum van aanwijzing van de Europese Unie overeenkomstig artikel 3 ter, lid 2, van het Protocol van Madrid, indien deze aanwijzing na de internationale inschrijving heeft plaatsgevonden, of de datum van voorrang van die inschrijving, en heeft, waar nodig, de anciënniteit van een merk van de betrokken lidstaat dat op grond van artikel 153 van deze verordening wordt ingeroepen.

▼B

3.  Het verzoek tot omzetting wordt gepubliceerd.

▼M1

10.  De Commissie stelt uitvoeringshandelingen vast met betrekking tot:

a) de nadere gegevens die moeten worden opgenomen in de in de leden 4 en 7 bedoelde verzoeken tot omzetting;

b) de nadere gegevens die moeten worden opgenomen in de bekendmaking van de verzoeken tot omzetting overeenkomstig lid 3.

Die uitvoeringshandelingen worden volgens de in artikel 163, lid 2, bedoelde onderzoeksprocedure vastgesteld.

▼B

Artikel 160

Gebruik van een merk dat het voorwerp van een internationale inschrijving vormt

Voor de toepassing van artikel 15, lid 1, artikel 42, lid 2, artikel 51, lid 1, onder a), en artikel 57, lid 2, treedt de datum van de publicatie overeenkomstig artikel 152, lid 2, in de plaats van de datum van inschrijving met het oog op de vaststelling van de datum waarop het merk dat het voorwerp vormt van de internationale inschrijving waarin de ►M1  Unie ◄ wordt aangewezen, in de ►M1  Unie ◄ normaal gebruikt moet worden.

Artikel 161

Omzetting

1.  Onverminderd het bepaalde in lid 2, zijn de bepalingen die van toepassing zijn op aanvragen voor een ►M1  Uniemerk ◄ , van overeenkomstige toepassing op verzoeken tot omzetting van een internationale inschrijving in een aanvrage om een ►M1  Uniemerk ◄ overeenkomstig artikel 9 quinquies van het Protocol van Madrid.

2.  Wanneer het verzoek tot omzetting betrekking heeft op een internationale inschrijving waarin de ►M1  Unie ◄ wordt aangewezen, waarvan de bijzonderheden overeenkomstig artikel 152, lid 2, zijn gepubliceerd, zijn de artikelen 37 tot en met 42 niet van toepassing.

▼M1

6.  De Commissie stelt uitvoeringshandelingen vast met betrekking tot de nadere gegevens die moeten zijn opgenomen in een aanvraag tot omzetting op grond van lid 3 van dit artikel. Die uitvoeringshandelingen worden vastgesteld volgens de in artikel 163, lid 2, bedoelde onderzoeksprocedure.

▼B



TITEL XIV

SLOTBEPALINGEN

▼M1 —————

▼M1

Artikel 163

Comitéprocedure

1.  De Commissie wordt bijgestaan door een comité inzake uitvoeringsbepalingen. Dat comité is een comité in de zin van Verordening (EU) nr. 182/2011 van het Europees Parlement en de Raad ( 18 ).

2.  Wanneer naar dit lid wordt verwezen, is artikel 5 van Verordening (EU) nr. 182/2011 van toepassing.

▼M1

Artikel 163 bis

Uitoefening van de bevoegdheidsdelegatie

1.  De bevoegdheid om gedelegeerde handelingen vast te stellen, wordt aan de Commissie toegekend onder de in dit artikel neergelegde voorwaarden.

2.  De in artikel 42 bis, artikel 43, lid 3, artikel 57 bis, artikel 65 bis, artikel 77, lid 4, artikel 78, lid 6, artikel 79, lid 5, artikel 79 ter, lid 2, artikel 79 quater, lid 5, artikel 80, lid 3, artikel 82 bis, lid 3, artikel 93 bis, artikel 136 ter, artikel 154 bis, lid 3, en artikel 156, lid 4, bedoelde bevoegdheidsdelegatie wordt voor onbepaalde tijd met ingang van 23 maart 2016 aan de Commissie toegekend. Het is van bijzonder belang dat de Commissie haar gebruikelijke praktijk volgt en deskundigen, waaronder deskundigen van de lidstaten, raadpleegt vooraleer die gedelegeerde handelingen vast te stellen

3.  Het Europees Parlement of de Raad kan de in lid 2 bedoelde bevoegdheidsdelegatie te allen tijde intrekken. Het besluit tot intrekking beëindigt de delegatie van de in dat besluit genoemde bevoegdheid. Het besluit wordt van kracht daags na de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie of op een daarin genoemde latere datum. Het besluit laat de geldigheid van de reeds van kracht zijnde gedelegeerde handelingen onverlet.

4.  Zodra de Commissie een gedelegeerde handeling vaststelt, stelt zij het Europees Parlement en de Raad daarvan gelijktijdig in kennis.

5.  Een overeenkomstig artikel 42 bis, artikel 43, lid 3, artikel 57 bis, artikel 65 bis, artikel 77, lid 4, artikel 78, lid 6, artikel 79, lid 5, artikel 79 ter, lid 2, artikel 79 quater, lid 5, artikel 80, lid 3, artikel 82 bis, lid 3, artikel 93 bis, artikel 136 ter, artikel 154 bis, lid 3, en artikel 156, lid 4, vastgestelde gedelegeerde handeling treedt alleen in werking indien het Europees Parlement noch de Raad binnen een termijn van twee maanden na de kennisgeving van de handeling aan het Europees Parlement en de Raad bezwaar heeft gemaakt, of indien zowel het Europees Parlement als de Raad de Commissie voor het verstrijken van die termijn hebben medegedeeld dat zij geen bezwaar zullen maken. Die termijn wordt op initiatief van het Europees Parlement of de Raad met twee maanden verlengd.

▼M1 —————

▼B

Artikel 165

Bepalingen betreffende de uitbreiding van de ►M1  Unie ◄

▼A1

1.  Vanaf de datum van toetreding van Bulgarije, Tsjechië, Estland, Kroatië, Cyprus, Letland, Litouwen, Hongarije, Malta, Polen, Roemenië, Slovenië en Slowakije, hierna „de nieuwe lidstaten” te noemen, wordt de geldigheid van een voor de desbetreffende datum van toetreding uit hoofde van deze verordening ingeschreven of aangevraagd ►M1  Uniemerk ◄ uitgebreid tot het grondgebied van de nieuwe lidstaten, waardoor het dezelfde rechtsgevolgen in de gehele ►M1  Unie ◄ krijgt.

▼B

2.  De inschrijving van een ►M1  Uniemerk ◄ waarvoor op de datum van toetreding een aanvrage is ingediend, kan niet worden geweigerd op basis van één van de in artikel 7, lid 1, vermelde absolute weigeringsgronden, indien die gronden louter wegens de toetreding van een nieuwe lidstaat van toepassing worden.

3.  Tegen de inschrijving van een ►M1  Uniemerk ◄ die is aangevraagd tijdens de periode van zes maanden die aan de datum van toetreding voorafgaat, kan krachtens artikel 41 oppositie worden ingesteld indien in een nieuwe lidstaat vóór de toetreding een ouder merk of een ander ouder recht in de zin van artikel 8 was verworven, op voorwaarde dat het te goeder trouw is verkregen en dat de datum van indiening, of, waar van toepassing, de voorrangsdatum of de datum van verkrijging in de nieuwe lidstaat van het oudere merk of andere oudere recht voorafgaat aan de datum van indiening of, waar van toepassing, de voorrangsdatum van het aangevraagde ►M1  Uniemerk ◄ .

4.  Een ►M1  Uniemerk ◄ als bedoeld in lid 1, kan niet ongeldig worden verklaard,

a) op grond van artikel 52, wanneer de gronden voor ongeldigheid alleen voortspruiten uit de toetreding van een nieuwe lidstaat;

b) op grond van artikel 53, leden 1 en 2, indien het oudere nationale merk voor de datum van toetreding in een nieuwe lidstaat is ingeschreven, aangevraagd of verkregen.

5.  Het gebruik van een ►M1  Uniemerk ◄ als bedoeld in lid 1, kan overeenkomstig de artikelen 110 en 111 worden verboden, indien het oudere merk of oudere recht in de nieuwe lidstaat voor de datum van toetreding van die staat te goeder trouw is ingeschreven, aangevraagd of verkregen, dan wel, in voorkomend geval, een voorrangsdatum van vóór de toetreding van de staat had.

▼M1

Artikel 165 bis

Evaluatie en herziening

1.  Uiterlijk op 24 maart 2021, en vervolgens om de vijf jaar, evalueert de Commissie de uitvoering van deze verordening.

2.  De evaluatie heeft betrekking op het regelgevingskader voor samenwerking tussen het Bureau en de centrale bureaus voor intellectuele eigendom van de lidstaten en het Benelux-Bureau voor de Intellectuele Eigendom, met bijzondere aandacht voor het in artikel 123 quater neergelegde financieringsmechanisme. De evaluatie behandelt verder de resultaten, de doelmatigheid en de efficiëntie van het Bureau en zijn werkmethoden. Zij richt zich in het bijzonder op de vraag of het mandaat van het Bureau moet worden gewijzigd, en op de financiële gevolgen van dergelijke wijzigingen.

3.  De Commissie zendt het evaluatieverslag met haar conclusies op basis van dat verslag toe aan het Europees Parlement, de Raad en de raad van bestuur. De resultaten van de evaluatie worden openbaar gemaakt.

4.  Bij elke tweede evaluatie worden de door het Bureau bereikte resultaten getoetst aan zijn doelstellingen, opdracht en taken.

▼B

Artikel 166

Intrekking

Verordening (EG) nr. 40/94, zoals gewijzigd bij de in bijlage I vermelden teksten, wordt ingetrokken.

Verwijzingen naar de ingetrokken verordening gelden als verwijzingen naar de onderhavige verordening en worden gelezen volgens de concordantietabel in bijlage II.

Artikel 167

Inwerkingtreding

1.  Deze verordening treedt in werking op de twintigste dag volgende op die van haar bekendmaking in het Publicatieblad van de Europese Unie.

2.  De lidstaten treffen de voor de toepassing van de artikelen 95 en 114 vereiste maatregelen binnen drie jaar na de inwerkingtreding van Verordening (EG) nr. 40/94.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

▼M1




BIJLAGE -I

BEDRAG VAN DE TAKSEN

A. De overeenkomstig deze verordening aan het Bureau te betalen taksen zijn als volgt (in EUR):

1. Basistaks voor de aanvraag voor een individueel Uniemerk (artikel 26, lid 2):

1 000  EUR

2. Basistaks voor de aanvraag voor een individueel Uniemerk langs elektronische weg (artikel 26, lid 2):

850 EUR

3. Taks voor de tweede klasse van waren en diensten voor een individueel Uniemerk (artikel 26, lid 2):

50 EUR

4. Taks voor elke klasse van waren en diensten boven de tweede voor een individueel Uniemerk (artikel 26, lid 2):

150 EUR

5. Basistaks voor de aanvraag voor een collectief Uniemerk of een Uniecertificeringsmerk (artikel 26, lid 2 en artikel 66, lid 3, of artikel 74 bis, lid 3):

1 800  EUR

6. Basistaks voor de aanvraag voor een collectief Uniemerk of een Uniecertificeringsmerk langs elektronische weg (artikel 26, lid 2, en artikel 66, lid 3, of artikel 74 bis, lid 3):

1 500  EUR

7. Taks voor de tweede klasse van waren en diensten voor een collectief Uniemerk of een Uniecertificeringsmerk (artikel 26, lid 2, en artikel 66, lid 3, of artikel 74 bis, lid 3):

50 EUR

8. Taks voor elke klasse van waren en diensten boven de tweede voor een collectief Uniemerk of een Uniecertificeringsmerk (artikel 26, lid 2, en artikel 66, lid 3, of artikel 74 bis, lid 3):

150 EUR

9. Recherchetaks voor de aanvraag voor een Uniemerk (artikel 38, lid 2) of voor een internationale inschrijving met aanduiding van de Unie (artikel 38, lid 2, en artikel 155, lid 2): 12 EUR vermenigvuldigd met het aantal centrale bureaus voor industriële eigendom, zoals bedoeld in artikel 38, lid 2; dat bedrag, en de daaropvolgende wijzigingen, worden door het Bureau in het Publicatieblad van het Bureau bekendgemaakt.

10. Oppositietaks (artikel 41, lid 3):

320 EUR

11. Basistaks voor de vernieuwing van een individueel Uniemerk (artikel 47, lid 3):

1 000  EUR

12. Basistaks voor de vernieuwing van een individueel Uniemerk langs elektronische weg (artikel 47, lid 3):

850 EUR

13. Taks voor de vernieuwing van de tweede klasse van waren en diensten voor een individueel Uniemerk (artikel 47, lid 3):

50 EUR

14. Taks voor de vernieuwing van elke klasse van waren en diensten boven de tweede voor een individueel Uniemerk (artikel 47, lid 3):

150 EUR

15. Basistaks voor de vernieuwing van een collectief Uniemerk of een Uniecertificeringsmerk (artikel 47, lid 3, en artikel 66, lid 3, of artikel 74 bis, lid 3):

1 800  EUR

16. Basistaks voor de vernieuwing van een collectief Uniemerk of een Uniecertificeringsmerk langs elektronische weg (artikel 47, lid 3, en artikel 66, lid 3, of artikel 74 bis, lid 3):

1 500  EUR

17. Taks voor de vernieuwing van de tweede klasse van waren en diensten voor een collectief Uniemerk of een Uniecertificeringsmerk (artikel 47, lid 3, en artikel 66, lid 3, of artikel 74 bis, lid 3):

50 EUR

18. Taks voor de vernieuwing van elke klasse van waren en diensten boven de tweede voor een collectief Uniemerk of een Uniecertificeringsmerk (artikel 47, lid 3, en artikel 66, lid 3, of artikel 74 bis, lid 3):

150 EUR

19. Toeslag voor laattijdige betaling van de vernieuwingstaks of voor te late indiening van het verzoek tot vernieuwing (artikel 47, lid 3): 25 % van de taks waarvoor de vernieuwingstermijn is verstreken, met een maximum van 1 500  EUR

20. Taksen voor de vordering tot vervallen- of nietigverklaring (artikel 56, lid 2):

630 EUR

21. Beroepstaks (artikel 60, lid 1):

720 EUR

22. Taks voor een aanvraag tot herstel in de vorige toestand (artikel 81, lid 3):

200 EUR

23. Taks voor het verzoek tot omzetting van een aanvraag voor een Uniemerk of van een Uniemerk (artikel 113, lid 1, tevens in samenhang met artikel 159, lid 1):

a) in een aanvraag voor een nationaal merk,

b) in een aanwijzing van lidstaten in het kader van het Protocol van Madrid:

200 EUR

24. Taks voor voortzetting van de procedure (artikel 82, lid 1):

400 EUR

25. Taks voor de verklaring van afsplitsing van een ingeschreven Uniemerk (artikel 49, lid 4) of een aanvraag voor een Uniemerk (artikel 44, lid 4):

250 EUR

26. Taks voor de aanvraag tot inschrijving van een licentie of een ander recht met betrekking tot een ingeschreven Uniemerk (voor 1 oktober 2017 regel 33, lid 2, van Verordening (EG) nr. 2868/95 en, vanaf die datum artikel 22 bis, lid 2), of een aanvraag voor een Uniemerk (voor 1 oktober 2017 regel 33, lid 2, van Verordening (EG) nr. 2868/95, en vanaf die datum artikel 22 bis, lid 2):

a) verlening van een licentie;

b) overdracht van een licentie;

c) creatie van een zakelijk recht;

d) overdracht van een zakelijk recht;

e) gedwongen tenuitvoerlegging:

200 EUR per inschrijving, maar wanneer er bij dezelfde aanvraag of tegelijkertijd meerdere verzoeken worden ingediend, mag het totale bedrag niet meer bedragen dan 1 000  EUR

27. Taks voor de doorhaling van de inschrijving van een licentie of een ander recht (voor 1 oktober 2017 regel 35, lid 3, van Verordening (EG) nr. 2868/95, en vanaf die datum artikel 24 bis, lid 3): 200 EUR per doorhaling, maar wanneer bij dezelfde aanvraag of tegelijkertijd meerdere verzoeken worden ingediend, mag het totale bedrag niet meer bedragen dan 1 000  EUR

28. Taks voor de wijziging van een ingeschreven Uniemerk (artikel 48, lid 4):

200 EUR

29. Taks voor de afgifte van een duplicaat van de aanvraag voor een Uniemerk (artikel 88, lid 7), een duplicaat van het inschrijvingsbewijs (artikel 45, lid 2), of een uittreksel uit het register (artikel 87, lid 7):

a) niet-gewaarmerkte kopie of uittreksel:

10 EUR

b) gewaarmerkte kopie of uittreksel:

30 EUR

30. Taks voor inzage van de dossiers (artikel 88, lid 6):

30 EUR

31. Taks voor de afgifte van afschriften van dossierstukken (artikel 88, lid 7):

a) niet-gewaarmerkte kopie:

10 EUR

b) gewaarmerkte kopie:

30 EUR

plus per bladzijde, boven de 10:

1 EUR

32. Taks voor mededeling van gegevens uit een dossier (artikel 88, lid 9):

10 EUR

33. Taks voor de verificatie van de proceskosten die moeten worden vergoed (voor 1 oktober 2017 regel 94, lid 4, van Verordening (EG) nr. 2868/95, en vanaf die datum artikel 85, lid 7):

100 EUR

34. Taks voor de indiening van een internationale aanvraag bij het Bureau (voor 1 oktober 2017 regel 147, lid 5, en vanaf die datum artikel 147, lid 4):

300 EUR

B. Aan het Internationaal Bureau te betalen taksen

I.   Individuele taks voor een internationale inschrijving met aanduiding van de Unie

1. De aanvrager van een internationale inschrijving met aanduiding van de Unie betaalt het Internationaal Bureau een individuele taks voor de aanduiding van de Unie overeenkomstig artikel 8, lid 7, van het Protocol van Madrid.

2. De houder van een internationale inschrijving die na de internationale inschrijving een verzoek om territoriale uitbreiding indient waarin de Unie wordt aangeduid, betaalt het Internationaal Bureau een individuele taks voor de aanduiding van de Unie overeenkomstig artikel 8, lid 7, van het Protocol van Madrid.

3. Het bedrag van de in B.I.1 of B.I.2 bedoelde taks komt overeen met de tegenwaarde in Zwitserse frank, zoals vastgesteld door de directeur-generaal van de WIPO overeenkomstig regel 35, lid 2, van de gemeenschappelijke regels krachtens de Schikking en het Protocol van Madrid, van de volgende bedragen:

a) voor een individueel merk: 820 EUR, in voorkomend geval vermeerderd met 50 EUR voor de tweede klasse van waren en diensten, en 150 EUR voor elke klasse van waren en diensten in de internationale inschrijving boven de tweede;

b) voor een collectief merk of een certificeringsmerk: 1 400  EUR, in voorkomend geval vermeerderd met 50 EUR voor de tweede klasse van waren en diensten, en 150 EUR voor elke klasse van waren en diensten boven de tweede.

II.   Individuele taks voor vernieuwing van een internationale inschrijving met aanduiding van de Unie

1. De houder van een internationale inschrijving met aanduiding van de Unie betaalt het Internationaal Bureau, als onderdeel van de taksen voor vernieuwing van de internationale inschrijving, een individuele taks voor de aanduiding van de Unie overeenkomstig artikel 8, lid 7, van het Protocol van Madrid.

2. Het bedrag van de in B.II.1 bedoelde taks komt overeen met de tegenwaarde in Zwitserse frank, zoals vastgesteld door de directeur-generaal van de WIPO overeenkomstig regel 35, lid 2, van de gemeenschappelijke regels krachtens de Schikking en het Protocol van Madrid, van de volgende bedragen:

a) voor een individueel merk: 820 EUR, in voorkomend geval vermeerderd met 50 EUR voor de tweede klasse van waren en diensten, en 150 EUR voor elke klasse van waren en diensten in de internationale inschrijving boven de tweede;

b) voor een collectief merk of een certificeringsmerk: 1 400  EUR, in voorkomend geval vermeerderd met 50 EUR voor de tweede klasse van waren en diensten, en 150 EUR voor elke klasse van waren en diensten in de internationale inschrijving boven de tweede.

▼B




BIJLAGE I

Ingetrokken verordening met de achtereenvolgende wijzigingen ervan

(als bedoeld in artikel 166)



Verordening (EG) nr. 40/94 van de Raad

(PB L 11 van 14.1.1994, blz. 1)

 

Verordening (EG) nr. 3288/94 van de Raad

(PB L 349 van 31.12.1994, blz. 83)

 

Verordening (EG) nr. 807/2003 van de Raad

(PB L 122 van 16.5.2003, blz. 36)

uitsluitend punt 48 van bijlage III

Verordening (EG) nr. 1653/2003 van de Raad

(PB L 245 van 29.9.2003, blz. 36)

 

Verordening (EG) nr. 1992/2003 van de Raad

(PB L 296 van 14.11.2003, blz. 1)

 

Verordening (EG) nr. 422/2004 van de Raad

(PB L 70 van 9.3.2004, blz. 1)

 

Verordening (EG) nr. 1891/2006 van de Raad

(PB L 386 van 29.12.2006, blz. 14)

Verordening (EG) nr. 1891/2006 van de Raad

Bijlage II, deel 4 C I, van de Toetredingsakte 2003

(PB L 236 van 23.9.2003, blz. 342)

 

Bijlage III, punt 1.I, van de Toetredingsakte 2005

(PB L 157 van 21.6.2005, blz. 231)

 




BIJLAGE II

Concordantietabel



Verordening (EG) nr. 40/94

De onderhavige verordening

Artikelen 1 tot en met 14

Artikelen 1 tot en met 14

Artikel 15, lid 1

Artikel 15, lid 1, eerste alinea

Artikel 15, lid 2, aanhef

Artikel 15, lid 1, tweede alinea, aanhef

Artikel 15, lid 2, onder a)

Artikel 15, lid 1, tweede alinea, onder a)

Artikel 15, lid 2, onder b)

Artikel 15, lid 1, tweede alinea, onder b)

Artikel 15, lid 3

Artikel 15, lid 2

Artikelen 16 tot en met 36

Artikelen 16 tot en met 36

Artikel 37

Artikel 38

Artikel 37

Artikel 39

Artikel 38

Artikel 40

Artikel 39

Artikel 41

Artikel 40

Artikel 42

Artikel 41

Artikel 43

Artikel 42

Artikel 44

Artikel 43

Artikel 44 bis

Artikel 44

Artikelen 45 tot en met 48

Artikel 45 tot en met 48

Artikel 48 bis

Artikel 49

Artikel 49

Artikel 50

Artikel 50

Artikel 51

Artikel 51

Artikel 52

Artikel 52

Artikel 53

Artikel 53

Artikel 54

Artikel 54

Artikel 55

Artikel 55

Artikel 56

Artikel 56

Artikel 57

Artikel 57

Artikel 58

Artikel 58

Artikel 59

Artikel 59

Artikel 60

Artikel 60

Artikel 61

Artikel 60 bis

Artikel 62

Artikel 61

Artikel 63

Artikel 62

Artikel 64

Artikel 63

Artikel 65

Artikel 64

Artikel 66

Artikel 65

Artikel 67

Artikel 66

Artikel 68

Artikel 67

Artikel 69

Artikel 68

Artikel 70

Artikel 69

Artikel 71

Artikel 70

Artikel 72

Artikel 71

Artikel 73

Artikel 72

Artikel 74

Artikel 73

Artikel 75

Artikel 74

Artikel 76

Artikel 75

Artikel 77

Artikel 76

Artikel 78

Artikel 77

Artikel 79

Artikel 77 bis

Artikel 80

Artikel 78

Artikel 81

Artikel 78 bis

Artikel 82

Artikel 79

Artikel 83

Artikel 80

Artikel 84

Artikel 81

Artikel 85

Artikel 82

Artikel 86

Artikel 83

Artikel 87

Artikel 84

Artikel 88

Artikel 85

Artikel 89

Artikel 86

Artikel 90

Artikel 87

Artikel 91

Artikel 88

Artikel 92

Artikel 89

Artikel 93

Artikel 90

Artikel 94

Artikel 91

Artikel 95

Artikel 92

Artikel 96

Artikel 93

Artikel 97

Artikel 94, lid 1, aanhef

Artikel 98, lid 1, aanhef

Artikel 94, lid 1, eerste streepje

Artikel 98, lid 1, onder a)

Artikel 94, lid 1, tweede streepje

Artikel 98, lid 1, onder b)

Artikel 94, lid 2

Artikel 98, lid 2

Artikel 95

Artikel 99

Artikel 96

Artikel 100

Artikel 97

Artikel 101

Artikel 98

Artikel 102

Artikel 99

Artikel 103

Artikel 100

Artikel 104

Artikel 101

Artikel 105

Artikel 102

Artikel 106

Artikel 103

Artikel 107

Artikel 104

Artikel 108

Artikel 105

Artikel 109

Artikel 106

Artikel 110

Artikel 107

Artikel 111

Artikel 108

Artikel 112

Artikel 109

Artikel 113

Artikel 110

Artikel 114

Artikel 111

Artikel 115

Artikel 112

Artikel 116

Artikel 113

Artikel 117

Artikel 114

Artikel 118

Artikel 115

Artikel 119

Artikel 116

Artikel 120

Artikel 117

Artikel 121

Artikel 118

Artikel 122

Artikel 118 bis

Artikel 123

Artikel 119

Artikel 124

Artikel 120

Artikel 125

Artikel 121, leden 1 en 2

Artikel 126, leden 1 en 2

Artikel 121, lid 3

Artikel 121, lid 4

Artikel 126, lid 3

Artikel 121, lid 5

Artikel 126, lid 4

Artikel 121, lid 6

Artikel 126, lid 5

Artikel 122

Artikel 127

Artikel 123

Artikel 128

Artikel 124

Artikel 129

Artikel 125

Artikel 130

Artikel 126

Artikel 131

Artikel 127

Artikel 132

Artikel 128

Artikel 133

Artikel 129

Artikel 134

Artikel 130

Artikel 135

Artikel 131

Artikel 136

Artikel 132

Artikel 137

Artikel 133

Artikel 138

Artikel 134

Artikel 139

Artikel 135

Artikel 140

Artikel 136

Artikel 141

Artikel 137

Artikel 142

Artikel 138

Artikel 143

Artikel 139

Artikel 144

Artikel 140

Artikel 145

Artikel 141

Artikel 146

Artikel 142

Artikel 147

Artikel 143

Artikel 148

Artikel 144

Artikel 149

Artikel 145

Artikel 150

Artikel 146

Artikel 151

Artikel 147

Artikel 152

Artikel 148

Artikel 153

Artikel 149

Artikel 154

Artikel 150

Artikel 155

Artikel 151

Artikel 156

Artikel 152

Artikel 157

Artikel 153

Artikel 158

Artikel 154

Artikel 159

Artikel 155

Artikel 160

Artikel 156

Artikel 161

Artikel 157, lid 1

Artikel 162, lid 1

Artikel 157, lid 2, aanhef

Artikel 162, lid 2, aanhef

Artikel 157, lid 2, punt 2

Artikel 162, lid 2, onder a)

Artikel 157, lid 2, punt 3

Artikel 162, lid 2, onder b)

Artikel 157, lid 2, punt 5

Artikel 162, lid 2, onder c)

Artikel 157, lid 2, punt 6

Artikel 162, lid 2, onder d)

Artikel 157, lid 2, punt 7

Artikel 162, lid 2, onder e)

Artikel 157, lid 2, punt 8

Artikel 162, lid 2, onder f)

Artikel 157, lid 2, punt 9

Artikel 162, lid 2, onder g)

Artikel 157, lid 2, punt 10

Artikel 162, lid 2, punt h)

Artikel 157, lid 2, punt 11

Artikel 162, lid 2, onder i)

Artikel 157, lid 2, punt 12

Artikel 162, lid 2, onder j)

Artikel 157, lid 2, punt 13

Artikel 162, lid 2, onder k)

Artikel 157, lid 2, punt 14

Artikel 162, lid 2, onder l)

Artikel 157, lid 3

Artikel 162, lid 3

Artikel 158

Artikel 163

Artikel 159

Artikel 164

Artikel 159 bis, leden 1, 2 en 3

Artikel 165, leden 1, 2 en 3

Artikel 159 bis, lid 4, aanhef

Artikel 165, lid 4, aanhef

Artikel 159 bis, lid 4, eerste streepje

Artikel 165, lid 4, onder a)

Artikel 159 bis, lid 4, tweede streepje

Artikel 165, lid 4, onder b)

Artikel 159 bis, lid 5

Artikel 165, lid 5

Artikel 166

Artikel 160, lid 1

Artikel 167, lid 1

Artikel 160, lid 2

Artikel 167, lid 2

Artikel 160, leden 3 en 4

Bijlage I

Bijlage II



( 1 ) Richtlijn 2006/114/EG van het Europees Parlement en de Raad van 12 december 2006 inzake misleidende reclame en vergelijkende reclame (PB L 376 van 27.12.2006, blz. 21).

( 2 ) Verordening (EU) nr. 608/2013 van het Europees Parlement en de Raad van 12 juni 2013 inzake de handhaving van intellectuele-eigendomsrechten door de douane en tot intrekking van Verordening (EG) nr. 1383/2003 van de Raad (PB L 181 van 29.6.2013, blz. 15).

( 3 ) Richtlijn (EU) 2015/2436 van het Europees Parlement en de Raad van 16 december 2015 betreffende de aanpassing van het merkenrecht der lidstaten (PB L 336 van 23.12.2015, blz. 1).

( 3 ) PB L 110 van 20.4.2001, blz. 28.

( 3 ) PB L 125 van 5.5.2001, blz. 15.

( 4 ) PB L 56 van 4.3.1968, blz. 1.

( 5 ) Verordening (EG) nr. 1049/2001 van het Europees Parlement en de Raad van 30 mei 2001 inzake de toegang van het publiek tot documenten van het Europees Parlement, de Raad en de Commissie (PB L 145 van 31.5.2001, blz. 43).

( 6 ) Verordening (EG) nr. 45/2001 van het Europees Parlement en de Raad van 18 december 2000 betreffende de bescherming van natuurlijke personen in verband met de verwerking van persoonsgegevens door de communautaire instellingen en organen en betreffende het vrije verkeer van die gegevens (PB L 8 van 12.1.2001, blz. 1).

( 7 ) Besluit (EU, Euratom) 2015/443 van de Commissie van 13 maart 2015 betreffende veiligheid binnen de Commissie (PB L 72 van 17.3.2015, blz. 41).

( 8 ) Besluit (EU, Euratom) 2015/444 van de Commissie van 13 maart 2015 betreffende de veiligheidsvoorschriften voor de bescherming van gerubriceerde EU-informatie (PB L 72 van 17.3.2015, blz. 53).

( 9 ) Verordening (EG) nr. 6/2002 van de Raad van 12 december 2001 betreffende Gemeenschapsmodellen (PB L 3 van 5.1.2002, blz. 1).

( 10 ) Verordening (EU) nr. 386/2012 van het Europees Parlement en de Raad van 19 april 2012 tot toewijzing aan het Harmonisatiebureau voor de interne markt (merken, tekeningen en modellen) van taken die verband houden met de handhaving van intellectuele-eigendomsrechten, met inbegrip van de vergadering van vertegenwoordigers van de publieke en private sector als Europees Waarnemingscentrum voor inbreuken op intellectuele-eigendomsrechten (PB L 129 van 16.5.2012, blz. 1).

( 11 ) Richtlijn 2012/28/EU van het Europees Parlement en de Raad van 25 oktober 2012 inzake bepaalde toegestane gebruikswijzen van verweesde werken (PB L 299 van 27.10.2012, blz. 5).

( 12 ) Verordening (EU, Euratom) nr. 966/2012 van het Europees Parlement en de Raad van 25 oktober 2012 tot vaststelling van de financiële regels van toepassing op de algemene begroting van de Unie en tot intrekking van Verordening (EG, Euratom) nr. 1605/2002 (PB L 298 van 26.10.2012, blz. 1).

( 13 ) Gedelegeerde Verordening (EU) nr. 1268/2012 van de Commissie van 29 oktober 2012 houdende uitvoeringsvoorschriften voor Verordening (EU, Euratom) nr. 966/2012 van het Europees Parlement en de Raad tot vaststelling van de financiële regels van toepassing op de algemene begroting van de Unie (PB L 362 van 31.12.2012, blz. 1).

( 14 ) Verordening (EU, Euratom) nr. 883/2013 van het Europees Parlement en de Raad van 11 september 2013 betreffende onderzoeken door het Europees Bureau voor fraudebestrijding (OLAF) en tot intrekking van Verordening (EG) nr. 1073/1999 van het Europees Parlement en de Raad en Verordening (Euratom) nr. 1074/1999 van de Raad (PB L 248 van 18.9.2013, blz. 1).

( 15 ) Verordening (Euratom, EG) nr. 2185/96 van de Raad van 11 november 1996 betreffende de controles en verificaties ter plaatse die door de Commissie worden uitgevoerd ter bescherming van de financiële belangen van de Europese Gemeenschappen tegen fraudes en andere onregelmatigheden (PB L 292 van 15.11.1996, blz. 2).

( 16 ) Verordening (EU) nr. 182/2011 van het Europees Parlement en de Raad van 16 februari 2011 tot vaststelling van de algemene voorschriften en beginselen die van toepassing zijn op de wijze waarop de lidstaten de uitoefening van de uitvoeringsbevoegdheden door de Commissie controleren (PB L 55 van 28.2.2011, blz. 13).