2002R2012 — NL — 28.06.2014 — 001.001


Dit document vormt slechts een documentatiehulpmiddel en verschijnt buiten de verantwoordelijkheid van de instellingen

►B

VERORDENING (EG) Nr. 2012/2002 VAN DE RAAD

van 11 november 2002

tot oprichting van het Solidariteitsfonds van de Europese Unie

(PB L 311, 14.11.2002, p.3)

Gewijzigd bij:

 

 

Publicatieblad

  No

page

date

►M1

VERORDENING (EU) Nr. 661/2014 VAN HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD van 15 mei 2014

  L 189

143

27.6.2014




▼B

VERORDENING (EG) Nr. 2012/2002 VAN DE RAAD

van 11 november 2002

tot oprichting van het Solidariteitsfonds van de Europese Unie



DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,

Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap, en met name op artikel 159, derde alinea, en artikel 308,

Gezien het voorstel van de Commissie ( 1 ),

Gezien het advies van het Europees Parlement ( 2 ),

Gezien het advies van het Economisch en Sociaal Comité ( 3 ),

Gezien de resolutie van het Comité van de Regio's ( 4 ),

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Bij grote rampen moet de Gemeenschap zich solidair met de bevolking van de betrokken regio's tonen door die regio's financieel te steunen om er zo spoedig mogelijk toe bij te dragen dat in alle rampgebieden weer normale levensomstandigheden heersen. De steun zou hoofdzakelijk bij natuurrampen moeten worden verstrekt.

(2)

De bestaande instrumenten op het gebied van economische en sociale cohesie maken de financiering mogelijk van acties om risico's te voorkomen of verwoeste infrastructuur te herstellen. Er dient echter ook een extra instrument naast de bestaande communautaire instrumenten te worden ingesteld dat het de Gemeenschap mogelijk maakt met spoed en doeltreffend te handelen om zo spoedig mogelijk bij te dragen tot de inzet van hulpdiensten die zich richten op de onmiddellijke behoeften van de bevolking en op de wederopbouw op korte termijn van de belangrijkste beschadigde infrastructuurvoorzieningen, zodat de economische bedrijvigheid in de rampgebieden weer op gang kan komen.

(3)

De Europese solidariteit moet ook tot uitdrukking komen ten aanzien van de staten waarmee wordt onderhandeld over hun toetreding tot de Europese Unie. Artikel 308 is nodig om deze verordening voor die staten te kunnen toepassen.

(4)

De hulp van de Gemeenschap moet de inspanningen van de betrokken staten aanvullen en moet een gedeelte van de overheidsuitgaven dekken die worden gedaan om het hoofd te bieden aan de door een grote ramp veroorzaakte schade.

(5)

Overeenkomstig het subsidiariteitsbeginsel moet de steun uit hoofde van dit instrument beperkt blijven tot grote rampen die ernstige gevolgen hebben voor de levensomstandigheden van de burgers, het natuurlijke milieu of de economie.

(6)

Als grote ramp moet worden beschouwd elke ramp die in ten minste één van de betrokken staten schade veroorzaakt die aanzienlijk is in financieel opzicht of als percentage van het brutonationaal inkomen (BNI). Om hulp te kunnen verlenen bij een ramp die kwantitatief gesproken weliswaar aanzienlijk is maar niet de vereiste drempelwaarden bereikt, kan onder uitzonderlijke omstandigheden ook steun worden verleend wanneer een buurland dat in aanmerking komt door dezelfde ramp getroffen is, of wanneer het grootste deel van de bevolking van een specifieke regio getroffen is door een ramp met zware en langdurige gevolgen voor de levensomstandigheden.

(7)

Het optreden van de Gemeenschap mag niet dienen als vervanging van de aansprakelijkheid van derden die uit hoofde van het beginsel dat de vervuiler betaalt in eerste instantie aansprakelijk zijn voor de door hen teweeggebrachte schade en mag evenmin preventieve maatregelen op zowel nationaal als communautair niveau ontmoedigen.

(8)

Een dergelijk instrument moet het met name mogelijk maken om door een snelle besluitvorming zo spoedig mogelijk specifieke financiële middelen toe te zeggen en beschikbaar te stellen. Administratieve procedures dienen dienovereenkomstig te worden aangepast en tot het absoluut noodzakelijke minimum te worden beperkt. Daartoe hebben het Europees Parlement, de Raad en de Commissie op 7 november 2002 een interinstitutioneel akkoord inzake de financiering van het Solidariteitsfonds van de Europese Unie ter aanvulling van het Interinstitutioneel Akkoord van 6 mei 1999 over de begrotingsdiscipline en de verbetering van de begrotingsprocedure gesloten.

(9)

Het kan voor de begunstigde staat wenselijk zijn om de regionale of plaatselijke autoriteiten bij de sluiting en de toepassing van de regelingen voor de uitvoering te betrekken, met inachtneming van hun constitutionele, institutionele, juridische of financiële bepalingen, waarbij de begunstigde staat hoe dan ook verantwoordelijk blijft voor de aanwending van de subsidie en voor het beheer en de controle van de verrichtingen die door de communautaire financiering worden ondersteund.

(10)

De nadere uitvoeringsbepalingen voor de toepassing van dit instrument moeten zijn aangepast aan het spoedeisende karakter van de situatie.

(11)

Voor een door dit instrument gefinancierde actie mag niet op dezelfde grond steun worden ontvangen krachtens Verordening (EG) nr. 1164/94 van de Raad van 16 mei 1994 tot oprichting van een Cohesiefonds ( 5 ), Verordening (EG) nr. 1260/1999 van de Raad van 21 juni 1999 houdende algemene bepalingen inzake de structuurfondsen ( 6 ), Verordening (EG) nr. 1257/1999 van de Raad van 17 mei 1999 inzake steun voor plattelandsontwikkeling uit het Europees Oriëntatie- en Garantiefonds voor de Landbouw (EOGFL) ( 7 ), Verordening (EEG) nr. 3906/89 van de Raad van 18 december 1989 betreffende economische hulp ten gunste van de Republiek Hongarije en de Volksrepubliek Polen ( 8 ), Verordening (EG) nr. 1267/1999 van de Raad van 21 juni 1999 tot instelling van een pretoetredingsinstrument voor structuurbeleid ( 9 ), Verordening (EG) nr. 1268/1999 van de Raad van 21 juni 1999 inzake steunverlening door de Gemeenschap voor pretoetredingsmaatregelen op het gebied van landbouw en plattelandsontwikkeling in de kandidaat-lidstaten in Midden- en Oost-Europa gedurende de pretoetredingsperiode ( 10 ) of Verordening (EG) nr. 2760/98 van de Commissie van 18 december 1998 betreffende de tenuitvoerlegging van een programma voor grensoverschrijdende samenwerking in het kader van het Phare-programma ( 11 ), Verordening (EG) nr. 1266/1999 van de Raad van 21 juni 1999 betreffende de coördinatie van de bijstand aan de kandidaat-lidstaten in het kader van de pretoetredingsstrategie en houdende wijziging van Verordening (EEG) nr. 3906/89 ( 12 ), Verordening (EG) nr. 555/2000 van de Raad van 13 maart 2000 betreffende de uitvoering van acties in het kader van de pretoetredingsstrategie voor de Republiek Cyprus en de Republiek Malta ( 13 ) of overeenkomstig Verordening (EG) nr. 2236/95 van de Raad van 18 september 1995 tot vaststelling van de algemene regels voor het verlenen van financiële bijstand van de Gemeenschap op het gebied van trans-Europese netwerken ( 14 ). Schadeherstellingen die gefinancierd zijn uit communautaire of internationale instrumenten voor de vergoeding van specifieke schadegevallen, mogen niet voor hetzelfde doel uit onderhavig instrument gefinancierd worden.

(12)

Er dient voor een maximale transparantie bij de uitvoering van de financiële steun van de Gemeenschap en voor een passende controle op het gebruik van de kredieten te worden gezorgd.

(13)

Een voorzichtig financieel beheer is noodzakelijk opdat de Gemeenschap in staat zal zijn hulp te verlenen, indien zich in hetzelfde jaar verscheidene grote rampen voordoen.

(14)

In uitzonderlijke gevallen en naar gelang van de financiële middelen van dit instrument voor het jaar waarin de ramp zich voordoet, dienen in het Fonds van het volgende jaar voorzieningen te worden aangelegd voor eventuele aanvullende subsidies uit dit instrument.

(15)

Er moet een uiterste datum voor het gebruik van de toegekende subsidie worden vastgesteld en bepaald dient te worden dat de begunstigde staten het gebruik van de ontvangen subsidies moeten verantwoorden. Ontvangen steun die vervolgens door derden terugbetaald is of steun die het definitieve schadebedrag overstijgt, moet worden teruggevorderd.

(16)

Gezien de uitzonderlijke omstandigheden dient te worden bepaald dat de staten die vanaf de zomer van 2002 door rampen zijn getroffen, in aanmerking komen voor steun uit hoofde van dit instrument.

(17)

Om voor een snelle steun aan de door de recente overstroming getroffen landen te zorgen, moet dit instrument zeer dringend worden aangenomen. Derhalve dient een uitzondering te worden gemaakt op de periode van zes weken waarover de nationale parlementen voor de behandeling beschikken en die is neergelegd in het Protocol betreffende de rol van de nationale parlementen in de Europese Unie dat is gehecht aan het Verdrag betreffende de Europese Unie en de Verdragen tot oprichting van de Europese Gemeenschappen,

HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:



Artikel 1

Er wordt een Solidariteitsfonds van de Europese Unie, hierna „Fonds” te noemen, opgericht. Het is bestemd om de Gemeenschap in staat te stellen snel, doeltreffend en soepel op noodsituaties te reageren overeenkomstig deze verordening.

▼M1

Artikel 2

1.  Op verzoek van een lidstaat of van een land dat toetredingsonderhandelingen met de Europese Unie voert (hierna „subsidiabele staat” genoemd), kan steun uit het Fonds worden verleend wanneer de levensomstandigheden, het natuurlijk milieu of de economie van een of meer regio’s van die subsidiabele staat ernstige gevolgen ondervinden van een grote of regionale natuurramp op het grondgebied van die subsidiabele staat of van een aangrenzende subsidiabele staat. Directe schade die het directe gevolg is van een natuurramp wordt beschouwd als deel van de door die natuurramp veroorzaakte schade.

2.  In deze verordening wordt onder een „grote natuurramp” verstaan een natuurramp die in een subsidiabele staat, tot directe schade leidt, die geraamd wordt op meer dan 3 000 000 000 EUR in prijzen van 2011 of meer dan 0,6 % van het bni van die staat of dat land.

3.  In deze verordening wordt onder een „regionale natuurramp” verstaan een natuurramp die in een regio op NUTS-niveau 2 van een subsidiabele staat, tot directe schade leidt van meer dan 1,5 % van het bruto binnenlands product (bbp) van die regio.

Bij wijze van afwijking van de eerste alinea wordt, indien de betrokken regio waarin zich een natuurramp heeft voorgedaan, een ultraperifeer gebied is in de zin van artikel 349 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie, onder „regionale natuurramp” verstaan een natuurramp die leidt tot directe schade van meer dan 1 % van het bbp van die regio.

Indien de natuurramp diverse regio’s op NUTS-niveau 2 treft, wordt de drempel toegepast op het gemiddelde bbp van die regio’s, gewogen naar het aandeel van de totale schade in elke regio.

4.  Bijdragen uit het Fonds kunnen ook worden verleend in het geval van een natuurramp in een subsidiabele staat die tevens een grote natuurramp in een aangrenzende subsidiabele staat is.

5.  Voor toepassing van dit artikel wordt gebruikgemaakt van door Eurostat verstrekte, geharmoniseerde statistische gegevens.

▼B

Artikel 3

▼M1

1.  De steun geschiedt in de vorm van een financiële bijdrage uit het Fonds. Voor een elke natuurramp wordt aan een subsidiabele staat één enkele financiële bijdrage toegekend.

2.  Het Fonds heeft tot doel een aanvulling te vormen op de inspanningen van de betrokken staten en dient een deel van hun overheidsuitgaven te dekken om de subsidiabele staat te helpen om, naar gelang van de aard van de natuurramp, de volgende noodacties inzake eerste levensbehoeften en herstel te treffen:

a) herstel van de infrastructuurvoorzieningen en uitrustingen op het gebied van energie, water en afvalwater, telecommunicatie, vervoer, gezondheidszorg en onderwijs;

b) uitvoering van voorlopige huisvestingsmaatregelen en inzet van hulpdiensten die zich op de behoeften van de bevolking richten;

c) veiligstelling van de infrastructurele preventievoorzieningen en op bescherming van het culturele erfgoed gerichte maatregelen;

d) reiniging van de door een ramp getroffen gebieden, inclusief natuurgebieden, in voorkomend geval volgens een ecosysteemaanpak, alsmede onverwijld herstel van getroffen natuurgebieden teneinde onmiddellijke effecten van bodemerosie te voorkomen.

Voor de toepassing van punt a) wordt onder „herstel” verstaan het herstellen van infrastructuurvoorzieningen en uitrustingen in de toestand waarin zij zich vóór de natuurramp bevonden. Indien het juridisch onmogelijk of economisch niet verantwoord is om de toestand van vóór de natuurramp te herstellen, of indien de begunstigde staat besluit de getroffen infrastructuurvoorzieningen of uitrustingen te verplaatsen of de functionaliteit ervan te verbeteren, teneinde de bestendigheid ervan tegen toekomstige natuurrampen te versterken, is de bijdrage van het Fonds aan de herstelkosten beperkt tot de geraamde kosten van de terugkeer naar de status quo ante.

De kosten die het in de tweede alinea bedoelde kostenniveau overstijgen, worden door de begunstigde staat uit eigen middelen of, indien mogelijk, uit andere fondsen van de Unie betaald.

Voor de toepassing van punt b) wordt onder „voorlopige huisvesting” verstaan de huisvesting waar de betrokken bevolking is ondergebracht totdat zij kan terugkeren naar de eigen woning nadat deze is hersteld of herbouwd.

3.  Betalingen uit het Fonds zijn beperkt tot de financiering van maatregelen om niet-verzekerbare schade te herstellen en worden overeenkomstig artikel 8, lid 4, teruggevorderd indien de herstelkosten later door een derde worden vergoed.

▼M1

4.  Belasting over de toegevoegde waarde (btw) is geen subsidiabele uitgave van een actie, tenzij zij niet terugvorderbaar is volgens de nationale btw-wetgeving.

5.  Technische bijstand voor beheer, toezicht, voorlichting en communicatie, klachtenafhandeling en controle en audit, komt niet in aanmerking voor een financiële bijdrage uit het Fonds.

Kosten die samenhangen met de voorbereiding en uitvoering van in lid 2 bedoelde acties, waaronder de kosten die samenhangen met onmisbare technische expertise, zijn subsidiabel als onderdeel van de projectkosten.

6.  Indien winst wordt gemaakt met in lid 2 bedoelde acties waarvoor een financiële bijdrage uit het Fonds is ontvangen, bedraagt de totale financiële bijdrage uit het Fonds niet meer dan de totale nettokosten van de nood- en herstelacties die de begunstigde staat heeft gemaakt. De begunstigde staat moet een verklaring van die strekking opnemen in het verslag over de uitvoering van de financiële bijdrage uit het Fonds volgens artikel 8, lid 3.

7.  Op 1 oktober van elk jaar moet ten minste een vierde van het jaarlijkse bedrag van het Fonds nog beschikbaar zijn om de behoeften te dekken die tot het einde van het begrotingsjaar ontstaan.

▼B

Artikel 4

▼M1

1.  Zo spoedig mogelijk, maar uiterlijk twaalf weken na de datum waarop de eerste als gevolg van een natuurramp ontstane schade zich heeft voorgedaan, kunnen de verantwoordelijke nationale autoriteiten van een subsidiabele staat een aanvraag voor een financiële bijdrage uit het Fonds indienen bij de Commissie, onder verstrekking van alle beschikbare informatie over ten minste:

a) de totale directe schade die door de natuurramp is teweeggebracht en de gevolgen voor de bevolking, de economie en het milieu;

b) de schatting van de kosten van de in artikel 3, lid 2, bedoelde acties;

c) eventuele andere financieringsbronnen op Unieniveau;

d) eventuele andere nationale en internationale financieringsbronnen, met inbegrip van publieke en particuliere verzekeringen, die zouden kunnen bijdragen tot herstel van de schade;

e) een korte beschrijving van de uitvoering van Uniewetgeving inzake rampenpreventie en -beheersing in verband met de aard van de natuurramp.

▼M1

1 bis.  In naar behoren gemotiveerde gevallen kunnen de verantwoordelijke nationale autoriteiten na het verstrijken van de in lid 1 bedoelde termijn aanvullende informatie verstrekken teneinde hun aanvraag te vervolledigen of te actualiseren.

1 ter.  De Commissie stelt richtsnoeren op betreffende de doeltreffende toegang tot en de doeltreffende uitvoering van het Fonds. Deze richtsnoeren zijn uiterlijk 30 september 2014 beschikbaar en bevatten gedetailleerde informatie over de procedures voor het opstellen van de aanvraag, met inbegrip van de vereisten voor de aan de Commissie te verstrekken informatie. De richtsnoeren worden bekendgemaakt op de websites van de desbetreffende directoraten-generaal van de Commissie en de Commissie zorgt voor de ruimere verspreiding ervan onder subsidiabele staten.

1 quater.  In het geval van een natuurramp die geleidelijk in omvang toeneemt, gaat de in lid 1 bedoelde termijn in op de datum waarop de overheid van de subsidiabele staat voor het eerst officieel maatregelen treft tegen de gevolgen van de natuurrampramp of op de datum waarop zij de noodtoestand afgekondigt.

▼M1

2.  Op basis van de in lid 1 bedoelde informatie en van eventueel door de subsidiabele staat te verstrekken preciseringen gaat de Commissie na of aan de voorwaarden voor het inzetten van het Fonds is voldaan, en bepaalt zij het bedrag van een eventuele financiële bijdrage uit het Fonds zo spoedig mogelijk en uiterlijk zes weken na ontvangst van de aanvraag, te rekenen vanaf de datum van ontvangst van de volledige aanvraag, exclusief de met de vertaling gemoeide tijd, en binnen de grenzen van de beschikbare financiële middelen.

Indien de Commissie een financiële bijdrage uit het Fonds heeft toegekend op basis van een na 28 juni 2014 ontvangen aanvraag betreffende een natuurramp die onder de werkingssfeer van deze verordening valt, kan zij een volgende aanvraag voor een financiële bijdrage in verband met een natuurramp van dezelfde aard afwijzen of het beschikbaar te stellen bedrag verlagen, indien tegen de betrokken lidstaat een inbreukprocedure is ingeleid en het Hof van Justitie van de Europese Unie een definitieve uitspraak heeft gedaan luidende dat de betrokken lidstaat de Uniewetgeving inzake rampenpreventie en -beheersing die rechtstreeks verband houdt met de aard van de betrokken natuurramp, niet heeft uitgevoerd.

De Commissie behandelt alle aanvragen van een financiële bijdrage uit het Fonds op billijke wijze.

3.  Wanneer de Commissie heeft geconcludeerd dat de voorwaarden voor het toekennen van een financiële bijdrage uit het Fonds zijn vervuld, dient zij onverwijld bij het Europees Parlement en de Raad de voorstellen in die nodig zijn om middelen uit het Fonds beschikbaar te stellen en de betrokken kredieten toe te staan. Deze voorstellen bevatten:

a) alle in lid 1 bedoelde beschikbare informatie;

b) alle andere nuttige informatie waarover de Commissie beschikt;

c) een bewijs dat aan de voorwaarden van artikel 2 is voldaan, en

d) een motivering van de voorgestelde bedragen.

Het besluit om middelen uit het Fonds beschikbaar te stellen, wordt gezamenlijk door het Europees Parlement en de Raad genomen zo spoedig mogelijk nadat de Commissie het voorstel heeft ingediend.

De Commissie, enerzijds, en het Europees Parlement en de Raad, anderzijds, spannen zich in om de periode die nodig is om middelen uit het Fonds beschikbaar te stellen, zo kort mogelijk te maken.

4.  Zodra het Europees Parlement en de Raad de kredieten beschikbaar hebben gesteld, stelt de Commissie door middel van een uitvoeringshandeling een besluit betreffende de toekenning van de financiële bijdrage uit het Fonds vast en verstrekt zij deze financiële bijdrage onmiddellijk en in één tranche aan de begunstigde staat. Als er een voorschot is betaald ingevolge artikel 4 bis, wordt alleen het saldo betaald.

5.  De subsidiabiliteitsperiode voor uitgaven begint op de datum van het eerste schadevoorval als bedoeld in lid 1. In het geval van een natuurramp die geleidelijk in omvang toeneemt, begint de subsidiabiliteitsperiode voor uitgaven op de datum waarop de autoriteiten van de subsidiabele staat voor het eerst maatregelen treffen of vanaf de datum waarop zij de noodtoestand afgekondigen, als bedoeld in lid 1 quater.

▼M1

Artikel 4 bis

1.  De lidstaat kan bij indiening van een aanvraag voor een financiële bijdrage uit het Fonds bij de Commissie verzoeken om de betaling van een voorschot. Daarop voert de Commissie een voorafgaande beoordeling uit om vast te stellen of de aanvraag voldoet aan de voorwaarden van artikel 4, lid 1, en gaat zij na of er begrotingsmiddelen beschikbaar zijn. Als de aanvraag voldoet aan die voorwaarden en er voldoende middelen zijn, kan de Commissie door middel van een uitvoeringshandeling besluiten tot toekenning van het voorschot, dat zij vervolgens onverwijld betaalt, voordat het in artikel 4, lid 4, bedoelde besluit is genomen. Betaling van een voorschot mag geen invloed hebben op de definitieve beslissing over de beschikbaarstelling van middelen uit het Fonds.

2.  Het voorschot mag niet meer bedragen dan 10 % van de verwachte financiële bijdrage en mag in geen geval meer bedragen dan 30 000 000 EUR. Na vaststelling van het definitieve bedrag van de financiële bijdrage verrekent de Commissie het voorschot met de uit te keren financiële bijdrage. De Commissie vordert ten onrechte betaalde voorschotten terug.

3.  De aan de algemene begroting van de Unie te verrichten terugbetaling geschiedt vóór de vervaldag die is vermeld in de invorderingsopdracht die is opgesteld overeenkomstig artikel 78 van Verordening (EU, Euratom) nr. 966/2012 van het Europees Parlement en de Raad ( 15 ). Deze vervaldatum is de laatste dag van de tweede maand die volgt op de maand waarin de invorderingsopdracht is gegeven.

4.  Telkens als het nodig is om de tijdige beschikbaarheid van begrotingsmiddelen te waarborgen, stelt de Commissie, wanneer zij het ontwerp van algemene begroting van de Unie voor een bepaald begrotingsjaar aanneemt, aan het Europees Parlement en de Raad voor om tot een maximum van 50 000 000 EUR uit het Fonds beschikbaar te stellen voor de betaling van voorschotten, alsook om de betrokken kredieten in de algemene begroting van de Unie op te nemen.

De begrotingsregelingen voldoen aan de maxima bedoeld in artikel 10, lid 1, van Verordening (EU, Euratom) nr. 1311/2013 van de Raad ( 16 ).

▼M1

Artikel 5

1.  De bijlage van een op grond van artikel 4, lid 4, vastgestelde uitvoeringshandeling bevat gedetailleerde bepalingen over de uitvoering van de financiële bijdrage uit het Fonds.

Die bepalingen dienen met name de aard en de locatie van de op voorstel van de subsidiabele staat door het Fonds te financieren acties te beschrijven.

2.  Alvorens een subsidiabele staat die geen lidstaat is een financiële bijdrage uit het Fonds te betalen, sluit de Commissie met die staat een delegatieovereenkomst met nadere bepalingen voor de in lid 1 bedoelde uitvoering van de financiële bijdrage uit het Fonds overeenkomstig Verordening (EU, Euratom) nr. 966/2012 en Gedelegeerde Verordening (EU) nr. 1268/2012 van de Commissie ( 17 ), en de verplichtingen inzake natuurrampenpreventie en -beheersing.

3.  De verantwoordelijkheid voor de keuze van individuele acties en voor de uitvoering van de financiële bijdrage uit het Fonds berust bij de begunstigde staat, overeenkomstig deze verordening, met name artikel 3, leden 2 en 3, de in artikel 4, lid 4, bedoelde uitvoeringshandeling en, in voorkomend geval, de in lid 2 van dit artikel bedoelde delegatieovereenkomst.

4.  De financiële bijdrage uit het Fonds aan een lidstaat wordt uitgevoerd in het kader van gedeeld beheer overeenkomstig Verordening (EU, Euratom) nr. 966/2012. De financiële bijdrage uit het Fonds aan een subsidiabele staat die geen lidstaat is, wordt uitgevoerd in het kader van indirect beheer overeenkomstig die verordening.

5.  Onverminderd de verantwoordelijkheid van de Commissie voor de uitvoering van de algemene begroting van de Unie, zijn de begunstigde staten verantwoordelijk voor het beheer en de financiële controle van de door het Fonds gefinancierde acties. Dat houdt in dat zij:

a) verifiëren dat de nodige beheers- en controleregelingen zijn getroffen en dat deze zodanig worden toegepast dat de middelen van de Unie op efficiënte en correcte wijze worden gebruikt en dat de beginselen van goed financieel beheer worden nageleefd;

b) verifiëren dat de gefinancierde acties naar behoren zijn uitgevoerd;

c) ervoor zorgen dat de gefinancierde uitgaven worden onderbouwd door verifieerbare bewijsstukken, correct zijn en geen onregelmatigheden vertonen;

d) onregelmatigheden voorkomen, opsporen en corrigeren, en onterecht betaalde bedragen terugvorderen, in voorkomend geval verhoogd met rente wegens laattijdige betaling. Zij stellen de Commissie van deze onregelmatigheden in kennis en houden haar op de hoogte van het verloop van administratieve en gerechtelijke procedures.

6.  Overeenkomstig de artikelen 59 en 60 van Verordening (EU, Euratom) nr. 966/2012 wijzen de begunstigde staten organen aan die bevoegd zijn om de door het Fonds gesteunde acties te beheren en te controleren. Daarbij houden zij rekening met criteria betreffende interne opzet, controleactiviteiten, voorlichting en communicatie, en toezicht. De lidstaten kunnen organen aanwijzen die al zijn aangewezen krachtens de Verordening (EU) nr. 1303/2013 van het Europees Parlement en de Raad ( 18 ).

Bij indiening van het verslag en de verklaring bedoeld in artikel 8, lid 3, van deze verordening verstrekken deze aangewezen organen aan de Commissie de in artikel 59, lid 5, of artikel 60, lid 5, van Verordening (EU, Euratom) nr. 966/2012 beschreven informatie voor de gehele uitvoeringsperiode.

7.  Bij vaststelling van een onregelmatigheid gaat de begunstigde staat over tot de nodige financiële correcties. De correcties door de begunstigde staat houden in dat de financiële bijdrage uit het Fonds geheel of gedeeltelijk wordt ingetrokken. Bedragen die door een vastgestelde onregelmatigheid verloren zijn gegaan, worden door de begunstigde staat teruggevorderd.

8.  Onverminderd de bevoegdheden van de Rekenkamer en de controles door de begunstigde staat overeenkomstig de nationale wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen, mag de Commissie de door het Fonds gefinancierde acties ter plaatse controleren. De Commissie stelt de begunstigde staat in kennis van de controle teneinde de volledige medewerking te verkrijgen. Aan deze controles mogen ambtenaren of andere functionarissen van de betrokken lidstaat deelnemen.

9.  De begunstigde staat zorgt ervoor dat alle bewijsstukken met betrekking tot uitgaven gedurende een periode van drie jaar na de afsluiting van de bijdrage uit het Fonds ter beschikking van de Commissie en de Rekenkamer worden gehouden.

Artikel 6

1.  De begunstigde staat draagt zorg voor de coördinatie tussen de financiële bijdrage van het Fonds voor de in artikel 3 genoemde acties enerzijds, en de bijstandsverlening van de Europese structuur- en investeringsfondsen, de Europese Investeringsbank en andere financieringsinstrumenten van de Unie anderzijds.

2.  De begunstigde staat zorgt ervoor dat ingevolge deze verordening vergoede uitgaven niet worden vergoed via andere financieringsinstrumenten van de Unie, in het bijzonder die in het kader van het cohesie-, landbouw- of visserijbeleid.

3.  Schade die is hersteld uit Unie- of internationale instrumenten voor de vergoeding van specifieke schade, komt niet in aanmerking voor een bijdrage uit het Fonds voor hetzelfde doel.

Artikel 7

De uit het Fonds gefinancierde acties moeten in overeenstemming zijn met de bepalingen van het Verdrag en de op grond daarvan goedgekeurde instrumenten, met beleidsinitiatieven en maatregelen van de Unie, in het bijzonder op het gebied van financieel beheer, overheidsopdrachten, milieubescherming, natuurrampenpreventie en -beheersing, aanpassing aan de klimaatverandering en, waar van toepassing, een ecosysteemaanpak, alsmede met instrumenten voor pretoetredingshulp. Waar mogelijk moet de uit het Fonds gefinancierde actie bijdragen tot de doelstellingen van het Uniebeleid op deze gebieden.

Artikel 8

1.  De financiële bijdrage uit het Fonds wordt gebruikt binnen achttien maanden na de datum waarop de Commissie het volledige steunbedrag heeft betaald. Het deel van de financiële bijdrage dat aan het eind van deze termijn niet is gebruikt of waarvan blijkt dat het is gebruikt voor niet-subsidiabele acties, wordt door de Commissie ten laste van de begunstigde staat teruggevorderd.

2.  Begunstigde staten dienen te streven naar alle mogelijke vergoedingen door derden.

3.  Uiterlijk zes maanden na afloop van de in lid 1 genoemde termijn van achttien maanden presenteert de begunstigde staat een verslag over de uitvoering van de financiële bijdrage van het Fonds, met een verantwoordingsstaat van de uitgaven waarin eventuele andere bronnen van voor de betrokken acties ontvangen financiering worden vermeld, met inbegrip van de verzekeringsuitkeringen en de van derden ontvangen schadevergoedingen.

Het verslag over de uitvoering vermeldt:

a) de door de begunstigde staat getroffen of voorgestelde preventiemaatregelen om toekomstige schade te beperken en voor zover mogelijk herhaling van dergelijke natuurrampen te voorkomen, zoals het gebruik van daartoe opgezette structuur- en investeringsfondsen van de Unie;

b) de stand van uitvoering van de desbetreffende Uniewetgeving inzake rampenpreventie en -beheersing;

c) de ervaring die is opgedaan met de natuurramp en de getroffen of voorgestelde maatregelen ter bescherming van het milieu en ter waarborging van de veerkracht ten aanzien van klimaatverandering en natuurrampen, en

d) eventuele overige relevante informatie over maatregelen die genomen zijn om de desbetreffende natuurramp te voorkomen en de gevolgen ervan te lenigen.

Overeenkomstig artikel 59, lid 5, en artikel 60, lid 5, van Verordening (EU, Euratom) nr. 966/2012 gaat het uitvoeringsverslag vergezeld van een volgens internationaal aanvaarde auditnormen opgesteld advies van een onafhankelijk auditorgaan waarin staat dat de verantwoordingsstaat van de uitgaven een juist en getrouw beeld geeft en dat de financiële bijdrage uit het Fonds wettig en regelmatig is. Aan het einde van de in de eerste alinea bedoelde procedure gaat de Commissie over tot afsluiting van de steun van het Fonds.

4.  Indien de kosten van herstel van de schade later door derden worden gedekt, eist de Commissie dat de begunstigde staat een dienovereenkomstig deel van de financiële bijdrage uit het Fonds terugbetaalt.

Artikel 9

Aanvragen voor een financiële bijdrage uit het Fonds en de in artikel 4, lid 4, bedoelde uitvoeringshandelingen luiden in euro, evenals de delegatieovereenkomst, de verslagen en alle andere betrokken documenten.

Uitgaven in nationale munteenheden moeten worden omgezet in euro tegen de in het Publicatieblad van de Europese Unie, C-serie, gepubliceerde koersen van de dag waarop de Commissie de betrokken uitvoeringshandeling heeft vastgesteld. Als het Publicatieblad van de Europese Unie de koers niet publiceert voor de dag waarop de Commissie de betrokken uitvoeringshandeling heeft vastgesteld, vindt de omzetting plaats tegen het gemiddelde van de door de Commissie vastgestelde maandelijkse boekhoudkundige koersen over die periode. Deze enkele wisselkoers wordt tijdens de gehele uitvoeringsperiode van de financiële bijdrage uit het Fonds gehanteerd en dient als basis voor het eindverslag over de uitvoering en de uitvoeringsstaat en de in artikel 59, lid 5, of artikel 60, lid 5, van Verordening (EU, Euratom) nr. 966/2012 voorgeschreven onderdelen van de financiële bijdrage.

▼B

Artikel 10

1.  In uitzonderlijke gevallen en indien de resterende beschikbare financiële middelen van het Fonds in het jaar dat de ramp zich voordoet, niet toereikend zijn voor de hulp die de begrotingsautoriteit nodig acht, kan de Commissie voorstellen dat het verschil uit het Fonds van het volgende jaar gefinancierd wordt. Het begrotingsplafond van het Fonds dat is vastgesteld voor het jaar waarin de ramp zich voordoet en dat voor het volgende jaar, mag in geen geval overschreden worden.

▼M1

2.  Indien uit nieuwe elementen blijkt dat de opgelopen schade aanzienlijk kleiner is, betaalt de begunstigde staat het overeenkomstige bedrag van de financiële bijdrage uit het Fonds terug aan de Commissie.

Artikel 11

1.  De Commissie neemt passende maatregelen om ervoor te zorgen dat bij de uitvoering van uit hoofde van deze verordening gefinancierde acties, de financiële belangen van de Unie worden beschermd door middel van preventieve maatregelen tegen fraude, corruptie en andere onwettige activiteiten, doeltreffende controles en, bij ontdekking van onregelmatigheden, door middel van terugvordering van de ten onrechte betaalde bedragen alsmede, in voorkomend geval, doeltreffende, evenredige en afschrikkende administratieve en financiële sancties.

2.  De Commissie of haar vertegenwoordigers en de Rekenkamer hebben de bevoegdheid om audits uit te voeren, op basis van documenten en ter plaatse, bij alle begunstigden, contractanten en subcontractanten die uit hoofde van deze verordening middelen van de Unie hebben ontvangen.

3.  Overeenkomstig de bepalingen en procedures van Verordening (EU, Euratom) nr. 883/2013 van het Europees Parlement en de Raad ( 19 ) en Verordening (Euratom, EG) nr. 2185/96 van de Raad ( 20 ) kan het Europees Bureau voor fraudebestrijding (OLAF) onderzoeken, waaronder controles en inspecties ter plaatse, uitvoeren om vast te stellen of er sprake is geweest van fraude, corruptie of andere onwettige activiteiten waardoor de financiële belangen van de Unie zijn geschaad in verband met een contract inzake financiering door de Unie.

4.  Onverminderd de leden 1, 2 en 3 moeten in uit de uitvoering van deze verordening voortvloeiende delegatieovereenkomsten met derde landen, contracten en besluiten tot toewijzing van een financiële bijdrage uit het Fonds bepalingen worden opgenomen die de Commissie, de Rekenkamer en OLAF uitdrukkelijk de bevoegdheid verlenen dergelijke audits en onderzoeken te verrichten overeenkomstig hun respectieve bevoegdheden.

▼B

Artikel 12

Elk jaar dient de Commissie vóór 1 juli bij het Europees Parlement en de Raad een verslag in over de activiteiten van het Fonds in het voorgaande jaar. Dit verslag bevat in het bijzonder de in de artikelen 3, 4 en 8, bedoelde informatie.

▼M1 —————

▼B

Artikel 15

Deze verordening treedt in werking op de dag volgende op die van haar bekendmaking in het Publicatieblad van de Europese Gemeenschappen.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.



( 1 ) Voorstel van de Commissie van 20 september 2002 (nog niet verschenen in het Publicatieblad).

( 2 ) Advies van 10 oktober 2002 (nog niet verschenen in het Publicatieblad).

( 3 ) Advies van 24 oktober 2002 (nog niet verschenen in het Publicatieblad).

( 4 ) Resolutie van 10 oktober 2002 (nog niet verschenen in het Publicatieblad).

( 5 ) PB L 130 van 25.5.1994, blz. 1. Verordening laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 1265/1999 (PB L 161 van 26.6.1999, blz. 62).

( 6 ) PB L 161 van 26.6.1999, blz. 80. Verordening laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 1447/2001 (PB L 198 van 21.7.2001, blz. 1).

( 7 ) PB L 160 van 26.6.1999, blz. 80.

( 8 ) PB L 375 van 23.12.1989, blz. 11. Verordening laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 2500/2001 (PB L 342 van 27.12.2001, blz. 1).

( 9 ) PB L 161 van 26.6.1999, blz. 73. Verordening laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 2500/2001 (PB L 342 van 27.12.2001, blz. 1).

( 10 ) PB L 161 van 26.6.1999, blz. 87. Verordening laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 2500/2001 (PB L 342 van 27.12.2001, blz. 1).

( 11 ) PB L 345 van 19.12.1998, blz. 49. Verordening laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 1596/2002 (PB L 240 van 7.9.2002, blz. 33).

( 12 ) PB L 161 van 26.6.1999, blz. 68.

( 13 ) PB L 68 van 16.3.2000, blz. 3. Verordening laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 2500/2001 (PB L 342 van 27.12.2001, blz. 1).

( 14 ) PB L 228 van 23.9.1995, blz. 1. Verordening laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 1655/1999 van het Europees Parlement en de Raad (PB L 197 van 29.7.1999, blz. 1).

( 15 ) Verordening (EU, Euratom) nr. 966/2012 van het Europees Parlement en de Raad van 25 oktober 2012 tot vaststelling van de financiële regels van toepassing op de algemene begroting van de Unie en tot intrekking van Verordening (EG, Euratom) nr. 1605/2002 (PB L 298 van 26.10.2012, blz. 1).

( 16 ) Verordening (EU, Euratom) nr. 1311/2013 van de Raad van 2 december 2013 tot bepaling van het meerjarig financieel kader voor de jaren 2014-2020 (PB L 347 van 20.12.2013, blz. 884).

( 17 ) Gedelegeerde Verordening (EU) nr. 1268/2012 van de Commissie van 29 oktober 2012 houdende uitvoeringsvoorschriften voor Verordening (EU, Euratom) nr. 966/2012 van het Europees Parlement en de Raad tot vaststelling van de financiële regels van toepassing op de algemene begroting van de Unie (PB L 362 van 31.12.2012, blz. 1).

( 18 ) Verordening (EU) nr. 1303/2013 van het Europees Parlement en de Raad van 17 december 2013 houdende gemeenschappelijke bepalingen inzake het Europees Fonds voor regionale ontwikkeling, het Europees Sociaal Fonds, het Cohesiefonds, het Europees Landbouwfonds voor plattelandsontwikkeling en het Europees Fonds voor maritieme zaken en visserij en algemene bepalingen inzake het Europees Fonds voor regionale ontwikkeling, het Europees Sociaal Fonds, het Cohesiefonds en het Europees Fonds voor maritieme zaken en visserij, en tot intrekking van Verordening (EG) nr. 1083/2006 van de Raad (PB L 347 van 20.12.2013, blz. 320).

( 19 ) Verordening (EU, Euratom) nr. 883/2013 van het Europees Parlement en de Raad van 11 september 2013 betreffende onderzoeken door het Europees Bureau voor fraudebestrijding (OLAF) en tot intrekking van Verordening (EG) nr. 1073/1999 van het Europees Parlement en de Raad en Verordening (Euratom) nr. 1074/1999 van de Raad (PB L 248 van 18.9.2013, blz. 1).

( 20 ) Verordening (Euratom, EG) nr. 2185/96 van de Raad van 11 november 1996 betreffende de controles en verificaties ter plaatse die door de Commissie worden uitgevoerd ter bescherming van de financiële belangen van de Europese Gemeenschappen tegen fraudes en andere onregelmatigheden (PB L 292 van 15.11.1996, blz. 2).