16.3.2015   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 89/27


Beroep ingesteld op 26 november 2014 — Slowakije/Commissie

(Zaak T-779/14)

(2015/C 089/33)

Procestaal: Slowaaks

Partijen

Verzoekende partij: Slowaakse Republiek (vertegenwoordiger: B. Ricziová, gemachtigde)

Verwerende partij: Europese Commissie

Conclusies

het in de brief van 24 september 2014 vervatte besluit van de Commissie, waarbij zij de Slowaakse Republiek gelast de financiële middelen ter beschikking te stellen ten bedrage van het verlies aan traditionele eigen middelen, nietig verklaren;

de Commissie verwijzen in de kosten.

Middelen en voornaamste argumenten

Ter ondersteuning van haar beroep voert de verzoekende partij vier middelen aan.

1.

Eerste middel: onbevoegdheid van de Commissie

Volgens de Slowaakse Republiek is de Commissie niet bevoegd om het bestreden besluit vast te stellen. Geen enkele bepaling van het Unierecht verleent de Commissie de bevoegdheid om te handelen op de wijze zoals zij heeft gedaan bij de vaststelling van het bestreden besluit, dat wil zeggen de bevoegdheid om, na de bepaling van het bedrag van het verlies aan traditionele eigen middelen in de vorm van niet geïnde invoerrechten, een lidstaat die niet verantwoordelijk was voor de bepaling en de inning van die rechten, te verplichten de door de Commissie bepaalde financiële middelen ter beschikking van haar te stellen, welke volgens haar overeenkomen met dat verlies.

2.

Tweede middel: schending van de vereisten van rechtszekerheid

Volgens de Slowaakse Republiek heeft de Commissie, gesteld al dat zij bevoegd zou zijn om het bestreden besluit vast te stellen (quod non), in casu het rechtszekerheidsbeginsel geschonden. De bij het bestreden besluit aan de Slowaakse Republiek opgelegde verplichting was volgens haar vóór de vaststelling ervan redelijkerwijs niet te voorzien.

3.

Derde middel: onjuiste bevoegdheidsuitoefening door de Commissie

Ook al zou de Commissie bevoegd zijn om het bestreden besluit vast te stellen en zou zij bij de vaststelling ervan in overeenstemming met het rechtszekerheidsbeginsel hebben gehandeld (quod non), dan heeft zij volgens de Slowaakse Republiek haar bevoegdheid in casu niet op juiste wijze uitgeoefend. Ten eerst heeft de Commissie een kennelijk onjuiste beoordeling gemaakt voor zover zij van de Slowaakse Republiek financiële middelen eist niettegenstaande het feit dat het verlies van traditionele eigen middelen zich voor een deel niet heeft voorgedaan en voor de rest zich niet heeft voorgedaan als rechtstreeks gevolg van de voorvallen die de Commissie aan de Slowaakse Republiek toeschrijft. Ten tweede heeft de Commissie de rechten van verweer van de Slowaakse Republiek en het beginsel van behoorlijk bestuur geschonden.

4.

Vierde middel: ontoereikende motivering van het bestreden besluit

In het kader van dit middel stelt de Slowaakse Republiek dat de motivering van het bestreden besluit verscheidene tekortkomingen vertoont op grond waarvan zij als ontoereikend moet worden aangemerkt, hetgeen schending van wezenlijke vormvoorschriften vormt en indruist tegen de vereisten van rechtszekerheid. Volgens de Slowaakse Republiek heeft de Commissie in het bestreden besluit niet de rechtsgrondslag ervan vermeld. Voorts heeft zij niet de herkomst en de grond van enkele van haar gevolgtrekkingen duidelijk gemaakt. Ten slotte is het bestreden besluit volgens de Slowaakse Republiek in verschillende opzichten warrig.