22.9.2012   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 287/35


Beroep ingesteld op 19 juli 2012 — T&L Sugars en Sidul Açúcares/Commissie

(Zaak T-335/12)

2012/C 287/66

Procestaal: Engels

Partijen

Verzoekende partijen: T&L Sugars Ltd (Londen, Verenigd Koninkrijk) en Sidul Açúcares, Unipessoal Lda (Santa Iria de Azóia, Portugal) (vertegenwoordigers: D. Waelbroeck, advocaat, en D. Slater, Solicitor)

Verwerende partijen: Europese Commissie en de Europese Unie, vertegenwoordigd door de Europese Commissie

Conclusies

het onderhavige verzoek om nietigverklaring krachtens artikel 263, vierde alinea, VWEU, en/of de exceptie van onwettigheid krachtens artikel 277 VWEU tegen verordeningen nrs. 367/2012, 397/2012, 356/2012, 382/2012, 444/2011 en 485/2012 ontvankelijk en gegrond verklaren;

uitvoeringsverordening (EU) nr. 367/2012 van de Commissie van 27 april 2012 tot vaststelling van de nodige maatregelen voor het tegen verlaagde overschotheffing op de markt van de Unie brengen van extra hoeveelheden buiten het quotum geproduceerde suiker en isoglucose in het verkoopseizoen 2011/2012 (PB L 116, blz. 12) nietig verklaren;

uitvoeringsverordening (EU) nr. 397/2012 van de Commissie van 8 mei 2012 tot vaststelling van de toewijzingscoëfficiënt, tot afwijzing van verdere aanvragen en tot sluiting van de periode voor de indiening van aanvragen voor beschikbare extra hoeveelheden buiten het quotum geproduceerde suiker die tijdens het verkoopseizoen 2011/2012 tegen verlaagde overschotheffing op de markt van de Unie moeten worden verkocht (PB L 123, blz. 35) nietig verklaren;

uitvoeringsverordening (EU) nr. 1239/2011 (PB L 318, blz. 4), zoals gewijzigd door uitvoeringsverordening (EU) nr. 356/2012 van de Commissie wat betreft de perioden waarin voor het verkoopseizoen 2011/2012 offertes voor de invoer van suiker tegen een verlaagd douanerecht mogen worden ingediend voor de tweede en de daaropvolgende deelinschrijvingen (PB L 113, blz. 4), nietig verklaren;

uitvoeringsverordening (EU) nr. 382/2012 van de Commissie van 3 mei 2012 inzake het minimumdouanerecht voor suiker dat moet worden vastgesteld naar aanleiding van de vijfde deelinschrijving in het kader van de bij uitvoeringsverordening (EU) nr. 1239/2011 geopende openbare inschrijving (PB L 119, blz. 41) nietig verklaren;

uitvoeringsverordening (EU) nr. 444/2012 van de Commissie van 24 mei 2012 inzake het minimumdouanerecht voor suiker dat moet worden vastgesteld naar aanleiding van de zesde deelinschrijving in het kader van de bij uitvoeringsverordening (EU) nr. 1239/2011 geopende openbare inschrijving (PB L 135, blz. 61) nietig verklaren;

uitvoeringsverordening (EU) nr. 485/2012 van de Commissie van 7 juni 2012 inzake het minimumdouanerecht voor suiker dat moet worden vastgesteld naar aanleiding van de zevende deelinschrijving in het kader van de bij uitvoeringsverordening (EU) nr. 1239/2011 geopende openbare inschrijving (PB L 148, blz. 24) nietig verklaren;

subsidiair, (i) de exceptie van onwettigheid tegen de artikelen 186, sub a, en 187 van verordening nr. 1234/2007 (1) ontvankelijk en gegrond verklaren en die bepalingen onwettig verklaren, alsmede de bestreden verordeningen die rechtstreeks of indirect hun grondslag in die bepalingen vinden, nietig verklaren, en (ii) de exceptie van onwettigheid tegen verordening nr. 367/2012 en verordening nr. 1239/2011, zoals gewijzigd bij verordening nr. 356/2012, ontvankelijk en gegrond verklaren;

de EU, vertegenwoordigd door de Commissie, veroordelen alle schade te vergoeden die verzoeksters ten gevolge van de schending door de Commissie van de op haar rustende wettelijke verplichtingen hebben geleden en het bedrag van die vergoeding voor de door verzoeksters geleden schade in de periode van 30 januari 2012 tot en met 24 juni 2012 vast stellen op 75 051 236 EUR bovenop alle aanhoudende verliezen die verzoeksters na dat tijdstip hebben geleden of op enig ander bedrag dat overeenstemt met de door verzoeksters geleden of nog te lijden schade die hierna in de loop van deze procedure door hen zal worden bewezen, met name teneinde rekening te houden met toekomstige schade;

de betaling van rente over het verschuldigde bedrag gelasten ter hoogte van de door de Europese Centrale Bank vastgestelde voet voor de voornaamste herfinancieringstransacties, vermeerderd met twee procentpunten, of een andere gepaste, door het Gerecht vast te stellen rentevoet, zulks vanaf de datum van het arrest van het Gerecht tot de daadwerkelijke betaling;

de Commissie verwijzen in de kosten.

Middelen en voornaamste argumenten

Ter ondersteuning van hun beroep voeren de verzoekende partijen acht middelen aan.

Eerste middel: schending van het verbod van discriminatie aangezien, enerzijds, verordening nr. 367/2012 voorziet in een vaste, algemeen toepasselijke overschotheffing van 211 EUR per ton — dit is minder dan de helft van het gebruikelijke bedrag van 500 EUR per ton — die van toepassing is op een specifieke hoeveelheid (250 000 ton) suiker, welke — op voet van gelijkheid — uitsluitend wordt verdeeld tussen de suikerbietenverwerkers die een aanvraag indienen. Anderzijds voorziet verordening nr. 1239/2011, zoals gewijzigd bij verordening nr. 356/2012, in een onbekend en onvoorspelbaar douanerecht dat enkel van toepassing is op gekozen inschrijvers (dit kunnen rietsuikerraffinaderijen, suikerbietenverwerkers of om het even welke derde zijn) en waarvan het totaalbedrag niet is gepreciseerd. Het douanerecht was laatstelijk vastgesteld op 312,60 EUR per ton, dit is bijna 50 % hoger dan de overschotheffing voor suikerbietenverwerkers. De tegenstelling tussen de twee maatregelen zou niet groter kunnen zijn. Elk onderdeel van de maatregelen discrimineert immers de raffinaderijen van rietsuiker ten opzichte van de suikerbietenverwerkers.

Tweede middel: schending van verordening nr. 1234/2007 en ontbreken van een passende rechtsgrondslag aangezien, wat verordening nr. 367/2012 betreft, de Commissie niet bevoegd is tot verhoging van de quota en integendeel verplicht is om hoge, ontmoedigende heffingen vast te stellen op het op de EU-markt brengen van buiten het quotum geproduceerde suiker. Wat de fiscale gunningsprocedures betreft, is het duidelijk dat de Commissie niet gemachtigd is tot of bevoegd is voor de vaststelling van een dergelijke, niet in de basiswetgeving vastgestelde maatregel.

Derde middel: schending van het rechtszekerheidsbeginsel aangezien de Commissie een stelsel heeft ingevoerd waarin de douanerechten niet voorspelbaar zijn en evenmin worden vastgesteld door de toepassing van consistente en objectieve criteria, maar veeleer op basis van de subjectieve bereidheid om te betalen (waarbij in dat verband bovendien de pressie die wordt uitgeoefend op en de stimulansen die worden gegeven aan de marktdeelnemers zeer onderscheiden zijn), zonder werkelijk verband met de ingevoerde producten.

Vierde middel: schending van het evenredigheidsbeginsel voor zover de Commissie gemakkelijk minder beperkende maatregelen had kunnen vaststellen om het voorzieningstekort te verhelpen, die niet uitsluitend ten nadele van de invoerende raffinaderijen zouden zijn genomen.

Vijfde middel: schending van het gewettigde vertrouwen, aangezien verzoeksters erop mochten vertrouwen dat de Commissie gebruik zou maken van de instrumenten waarin is voorzien bij verordening nr. 1234/2007 om ervoor te zorgen dat er weer ruwe rietsuiker beschikbaar komt voor raffinage. Verzoeksters mochten er tevens op vertrouwen dat de Commissie het evenwicht tussen de invoerende raffinaderijen en de suikerproducenten van de Unie zou bewaren.

Zesde middel: schending van de beginselen van zorgvuldigheid en behoorlijk bestuur, aangezien de maatregelen van de Commissie kennelijk ongeschikt waren in het licht van het voorzieningstekort. De Commissie had de invoerbeperkingen voor rietsuikerraffinaderijen moeten versoepelen. In plaats daarvan heeft zij de productie binnen de Unie verhoogd en het verhogen van de invoer onderworpen aan punitieve en onvoorspelbare douanerechten.

Zevende middel: schending van artikel 39 VWEU aangezien de Commissie twee van de in deze verdragsbepaling vermelde doelstellingen niet heeft verwezenlijkt.

Achtste middel: schending van verordening nr. 1006/2011 (2) van de Commissie, aangezien de voor witte suiker geldende douanerechten slechts een fractie hoger zijn dan die voor ruwe suiker; het verschil bedraagt circa 30 EUR per ton. Dit steekt sterk af tegen het verschil van 80 EUR tussen het in verordening nr. 1006/2011 van de Commissie vastgestelde normale invoerrecht voor geraffineerde suiker (419 EUR) en voor ruwe raffinagesuiker (339 EUR).

Ter ondersteuning van hun vordering tot schadevergoeding voeren verzoeksters bovendien aan dat de Commissie door haar stilzitten en met haar ongeschikte maatregelen de grenzen van de haar bij verordening nr. 1234/2007 verleende beoordelingsvrijheid ernstig en kennelijk heeft overschreden. Voorts maakt het verzuim van de Commissie om passende maatregelen vast te stellen kennelijk inbreuk op een rechtsregel „waarbij rechten worden toegekend aan particulieren”. De Commissie heeft met name inbreuk gemaakt op de algemene unierechtelijke beginselen van rechtszekerheid, non-discriminatie, evenredigheid, gewettigd vertrouwen, zorgvuldigheid en behoorlijk bestuur.


(1)  Verordening (EG) nr. 1234/2007 van de Raad van 22 oktober 2007 houdende een gemeenschappelijke ordening van de landbouwmarkten en specifieke bepalingen voor een aantal landbouwproducten (PB L 299, blz. 1).

(2)  Verordening (EU) nr. 1006/2011 van de Commissie van 27 september 2011 tot wijziging van bijlage I bij verordening (EEG) nr. 2658/87 van de Raad met betrekking tot de tarief- en statistieknomenclatuur en het gemeenschappelijk douanetarief (PB L 282, blz. 1).