Brussel, 29.5.2020

COM(2020) 403 final

2020/0108(COD)

Voorstel voor een

VERORDENING VAN HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD

tot vaststelling van het InvestEU-programma


TOELICHTING

1.ACHTERGROND VAN HET VOORSTEL

Voor het meerjarig financieel kader (MFK) 2021–2027 moet worden voorzien in een EU-investeringsprogramma ten behoeve van horizontale doelstellingen op het gebied van vereenvoudiging, flexibiliteit, synergieën en samenhang tussen de desbetreffende EU-beleidsmaatregelen. Uit de overwegingen in de discussienota van de Commissie over de toekomst van de EU-financiën blijkt dat het nodig is om “meer te doen met minder” en het hefboomeffect van de EU-begroting te benutten in tijden waarin de begrotingsmiddelen krap zijn en er behoefte is aan massale investeringen. Deze behoeften zijn fors toegenomen door de impact van de COVID-19-pandemie op de Europese economie en het risico op een asymmetrisch herstel in de EU en binnen lidstaten.

Daarom trekt de Commissie het voorstel voor het InvestEU-programma dat zij in mei 2018 presenteerde 1 , in en dient zij een nieuw voorstel in bij het Europees Parlement en de Raad. In dit nieuwe voorstel wordt maximaal rekening gehouden met het gedeeltelijke akkoord dat het Europees Parlement en de Raad in april 2019 al hadden bereikt 2 . De aanvankelijk voorgestelde financiële middelen worden in dit voorstel verhoogd en het toepassingsbereik ervan wordt gewijzigd, zodat kan worden ingespeeld op de specifieke behoeften van de Europese economie in de periode na de pandemie.

Parallel daarmee stelt de Commissie thans voor om oplossingen te bieden voor de negatieve sociaal-economische gevolgen van de COVID-19-pandemie voor werknemers, huishoudens en ondernemingen in de Unie. Vele Europese ondernemingen worden als gevolg van de crisis nu al met moeilijkheden geconfronteerd en de problemen zullen alleen maar verergeren, omdat de restricties op economische en sociale activiteiten blijven gelden en de regels inzake afstand houden in talrijke sectoren een effect blijven hebben op de bedrijfsactiviteiten. De problemen kunnen misschien lang aanslepen, zelfs na de huidige situaties van lockdown.

Om een antwoord te kunnen bieden op de economische en sociale crisis die door de COVID-19-pandemie wordt veroorzaakt, moet het InvestEU-voorstel dat de Commissie in 2018 heeft ingediend, worden gewijzigd zodat het beter aansluit bij de gewijzigde omstandigheden. De wijzigingen ten opzichte van het gedeeltelijke akkoord dat de medewetgevers hadden bereikt, bestaan in een verhoging van de financiële middelen die in het oorspronkelijke voorstel voor het InvestEU-programma waren uitgetrokken, om rekening te houden met de in totaal grotere investeringsbehoeften en met een omgeving van toegenomen risico. In het nieuwe voorstel wordt het toepassingsbereik van het InvestEU-programma ook uitgebreid. Om een antwoord te bieden op de toekomstige behoeften van de Europese economie en om strategische autonomie in vitale sectoren veilig te stellen of te behouden, wordt het programma uitgebreid met een nieuw beleidsterrein. Om de ambitieuze beleidsdoelstellingen van de Unie te behalen, blijft het van essentieel belang particulier kapitaal aan te trekken voor het financieren van investeringen, ook al wordt de aanpak bijgesteld in de richting van meer beleidsrelevantie. Het InvestEU-programma zal bijdragen aan het behalen van de Uniedoelstellingen, wanneer het gebruik van terugbetaalbare investeringssteun passend is.

Het InvestEU-programma is bij uitstek geschikt om langetermijnfinanciering te verschaffen en om Uniebeleid te ondersteunen bij het herstel van een diepe economische en sociale crisis. In de huidige crisis verloopt de middelenallocatie door de markt niet volledig efficiënt en verstoort risicoperceptie particuliere investeringsstromen aanzienlijk. Onder die omstandigheden is het sleutelaspect van InvestEU — projecten minder risicovol maken zodat particuliere financiering kan worden aangetrokken — bijzonder waardevol en moet dat worden benut. Dankzij een versterkt InvestEU-programma kunnen ondernemingen tijdens de herstelfase cruciale steun krijgen en zal er tegelijkertijd, en in overeenstemming met de oorspronkelijke doelstellingen van het programma, voor worden gezorgd dat investeerders sterk gefocust blijven op de beleidsprioriteiten van de Unie voor de middellange tot lange termijn, zoals de Europese Green Deal, het investeringsplan voor de Europese Green Deal en de strategie voor het vormgeven van de digitale toekomst van Europa. Met dit programma krijgen de Europese Investeringsbank Groep en nationale stimuleringsbanken en -instellingen, maar ook andere uitvoerende partners, meer ruimte om risico’s te nemen ter ondersteuning van het herstel nu zij in de huidige omstandigheden hun capaciteit om risico’s te nemen onder toenemende druk zien komen.

De COVID-19-pandemie veroorzaakt een grote schok voor de mondiale economie en de economie van de Unie. De economische activiteit in de EU is als gevolg van de vereiste beperkende maatregelen fors teruggelopen. De verwachting is dat het bbp in de EU in 2020 met rond 7,5 % zal krimpen, veel sterker dan tijdens de financiële crisis in 2009, hetgeen ook onvermijdelijk ongunstige sociale effecten zal hebben. De uitbraak van de pandemie heeft laten zien hoe de mondiale toeleveringsketens onderling verweven zijn en heeft een aantal kwetsbare punten aan het licht gebracht, zoals het feit dat strategische bedrijfstakken al te sterk afhankelijk zijn van niet-gediversifieerde externe bevoorradingsbronnen. Voor dergelijke kwetsbare punten moet er een oplossing komen, zodat de noodrespons van de Unie kan worden verbeterd, maar ook de veerkracht van de hele economie, terwijl de economie toch blijft openstaan voor concurrentie en handel in overeenstemming met de Unieregels.

Tijdens de economische neergang is een krachtige respons op Unieniveau vereist, met name om de veerkracht van economische spelers te vergroten en zodoende de autonomie van strategische bedrijfstakken te versterken en te behouden, zodat het concurrentievermogen van de Europese economie voor de lange termijn kan worden veiliggesteld. Deze doelstelling kan alleen worden verwezenlijkt met een sterke eengemaakte markt en een gelijk speelveld als basis. Het is van vitaal belang dat de economieën van de lidstaten die het hardst worden geraakt door de impact van de pandemie, steun kunnen krijgen uit programma’s in het kader van de Uniebegroting.

Voorts zou de Commissie moeten kunnen deelnemen aan een eventuele kapitaalverhoging (in één of meer ronden) van het Europees Investeringsfonds (EIF), dat bij het ondersteunen van het economische herstel een cruciale rol zal spelen door garanties af te geven, door securitisatietransacties uit te voeren en door overal in de Unie investeringen in eigen vermogen te ondersteunen. In het meerjarig financieel kader (MFK) 2021–2027 moet voor dat doel maximaal 900 000 000 EUR aan financiële middelen worden uitgetrokken, zodat de Unie, vertegenwoordigd door de Commissie, ten minste haar totale aandeel in het EIF-kapitaal zal kunnen behouden.

Motivering en doel van het voorstel 

Door de totstandbrenging van het InvestEU-programma komt er één EU-steunmechanisme voor investeringen ten behoeve van het interne beleid voor het MFK 2021–2027. Met het InvestEU-programma wordt voortgebouwd op het succes van het EFSI en de huidige financieringsinstrumenten voor het interne beleid. Het zal op vier pijlers berusten: i) het InvestEU-fonds dat de EU-garantie afgeeft; ii) de InvestEU-advieshub die met name technische bijstand in verband met projectontwikkeling verstrekt; iii) het InvestEU-portaal dat een gemakkelijk toegankelijke databank biedt voor het stimuleren van projecten waarvoor financiering wordt gezocht, en iv) blendingverrichtingen.

Het InvestEU-fonds zal vraaggestuurd zijn bij het aantrekken van particuliere investeringen. Het zal met name onderzoek, innovatie, digitalisering en duurzame investeringen in infrastructuur bevorderen, strategische ondernemingen ondersteunen, maar ook inspelen op de behoeften van de sociale sector en van kmo’s. Het zal belangrijk zijn ook kleinere en lokale projecten te bereiken.

Nieuwe elementen in verband met de crisis

De huidige situatie is nadelig voor ondernemingen in de Unie: zij kunnen negatief worden getroffen door factoren waarop zijzelf, maar ook de autoriteiten op nationaal niveau en op Unieniveau geen greep hebben. Door de huidige COVID-19-uitbraak kunnen ondernemingen in de Unie met liquiditeitsrisico’s te maken krijgen (hetgeen tot insolventie kan leiden), maar ook tot een meer systemisch risico dat hun activa aan waarde verliezen, waardoor strategische onderdelen van de industrie in de Unie zouden kunnen worden verzwakt. Voorts moet de industrie in de Unie, om de tekortkomingen weg te werken die tijdens de crisis als gevolg van de verstoring van de toeleveringsketens aan het licht zijn gekomen, haar capaciteit versterken om meer schakels van strategische waardeketens voor eigen rekening te nemen.

Door bepaalde investeringsterreinen als “strategisch” aan te merken en deze als dusdanig te behandelen, zal de EU aansturen op de broodnodige grootschalige industriële transformatie en zal zij de economie van de Unie meer autonomie kunnen bieden, waarmee zij aansluit bij de overkoepelende beleidslijnen zoals de strategie voor het vormgeven van de digitale toekomst van Europa en de Europese Green Deal. Dergelijke beleidsprioriteiten voor de lange termijn moeten worden gecombineerd met herstelmaatregelen die worden genomen in de nasleep van de COVID-19-uitbraak. Gerichte en ambitieuze maatregelen op Unieniveau, die het mogelijk maken om het potentieel van de eengemaakte markt ten volle te benutten, ongeacht de begrotingsruimte van lidstaten om deel te nemen in investeringen en deze te ondersteunen, zullen leiden tot een Unie die in de toekomst concurrerender, veerkrachtiger en veiliger is.

Daarom is het voorstel om, naast een verhoging van de middelen in het kader van het beleidsterrein “duurzame infrastructuur”, InvestEU te versterken met een faciliteit voor strategische investeringen (Strategic Investment Facility), d.w.z. een vijfde beleidsterrein — het beleidsterrein voor Europese strategische investeringen — waarbij de klemtoon zal liggen op het uitbouwen van stevigere Europese waardeketens in overeenstemming met de strategische agenda van de Unie en de nieuwe industriestrategie voor Europa 3 die de Commissie heeft gepresenteerd. Deze versterking is van bijzonder belang voor de periode na de crisis, omdat bepaalde lidstaten misschien niet over de financiële middelen beschikken om dergelijke projecten te ondersteunen met nationale staatssteun, en vele projecten grensoverschrijdend zijn en een Europese aanpak vergen. Daarbij komt dat, om het potentieel van de eengemaakte markt optimaal te benutten (met inbegrip van zijn aanjagers van innovatie en efficiëntie), ondernemingen uit vele lidstaten moeten deelnemen — en niet alleen uit lidstaten die budgettair de mogelijkheden hebben om na deze moeilijke periode te investeren. Dit voorstel zal helpen om die moeilijkheden te overwinnen.

Bij het beleidsterrein “Europese strategische investeringen” zal de klemtoon in de eerste plaats liggen op het ondersteunen van in een lidstaat gevestigde en binnen de Unie actieve 4 eindontvangers waarvan de activiteiten, met het oog op de groene en digitale transitie en versterkte veerkracht, op een van de volgende terreinen voor de Unie van strategisch belang zijn:

a)    kritieke gezondheidszorg, productie en het aanleggen van voorraden van farmaceutische middelen, medische apparatuur en medische benodigdheden, ter versterking van de responscapaciteit bij gezondheidscrises en van het systeem voor burgerbescherming;

b)    kritieke (fysieke dan wel virtuele) infrastructuur, daaronder begrepen als kritiek aangemerkte infrastructuurelementen in de sectoren energie, vervoer (met inbegrip van het goederenvervoer per spoor), milieu, gezondheid, veilige digitale communicatie, 5G, het internet van de dingen, platforms voor onlinediensten, veilige cloudcomputing, dataverwerking of -opslag, betalings- en financiële infrastructuur, ruimtevaart, defensie, communicatie, media, onderwijs en opleiding, verkiezingsinfrastructuur en gevoelige faciliteiten, alsmede gronden en vastgoed die van vitaal belang zijn voor het gebruik van die kritieke infrastructuur;

c)    de levering van goederen en diensten die van belang zijn om de onder b) genoemde kritieke infrastructuur te benutten en te onderhouden;

d)    essentiële ontsluitende, transformerende, groene en digitale technologieën en baanbrekende innovaties wanneer de investering voor de industriële toekomst van de Unie van strategisch belang is, daaronder begrepen:

i) kunstmatige intelligentie, blockchain, software, robotica, halfgeleiders, microprocessoren, edge-cloudtechnologie, high-performance computing, cyberveiligheid, kwantumtechnologie, fotonica, industriële biotechnologie;

ii) technologie voor hernieuwbare energie, technologie voor energieopslag, daaronder begrepen accu’s, technologie voor duurzaam vervoer (daaronder begrepen vernieuwing en retrofitting van mobiele activa waarin deze technologie wordt gebruikt), toepassingen voor schone waterstof- en brandstofcellen, technologie om de industrie koolstofarm te maken, koolstofafvang en -opslag, technologie voor de circulaire economie;

iii) biomedische wetenschap, nanotechnologie, farmaceutica en geavanceerde materialen (zoals grafeen);

e)    productievoorzieningen voor de massaproductie van onderdelen en apparatuur voor informatie- en communicatietechnologie (ICT) in de EU;

f)    levering aan en het aanleggen van voorraden kritieke input voor publieke spelers, bedrijven of consumenten in de Unie, daaronder begrepen energie, grondstoffen, engineered materialen of voedselzekerheid, rekening houdende met hulpbronnenefficiëntie en circulariteit in strategische waardeketens, en

g)    kritieke technologie en input voor de beveiliging van de Unie en haar lidstaten (zoals de defensie- en ruimtevaartsector en cyberbeveiliging) en producten voor tweeërlei gebruik in de zin van artikel 2, punt 1, van Verordening (EG) nr. 428/2009 van de Raad.

Het vijfde beleidsterrein zou in de huidige context een meerwaarde opleveren ten opzichte van de oorspronkelijke beleidsterreinen doordat het is toegespitst op ontvangers of projecten die van groot Europees strategisch belang zijn, een aspect waarop bij de andere beleidsterrein niet de klemtoon ligt. Zo zou het kunnen gaan om ondernemingen die actief zijn in de doelsectoren of om kmo’s die met specifieke onderdelen die zij produceren, onderdeel zijn van deze toeleveringsketens. Dit soort transacties is misschien inherent risicovoller in een post-COVID-19-omgeving, omdat projectpromotoren sterker zijn blootgesteld zijn aan een verhoogd risico aan de vraag- of aanbodzijde.

Bepaalde sectoren zoals halfgeleiders (met inbegrip van microprocessoren), datatechnologie, 5G en kwantumtechnologie zijn van bijzonder belang voor beveiliging, vertrouwen en innovatie. Tegelijkertijd vergen zij massale investeringen om de volledige keten van strategische inputs die soms bijna volledig van een beperkt aantal bronnen van buiten de EU afkomstig zijn, af te dekken, om vitale technologische knowhow te verwerven en te beschermen, en om kritieke infrastructuur uit te rollen en te vervangen om de buitensporige afhankelijkheid van leveranciers van buiten de EU te verminderen.  

Het vijfde beleidsterrein zou gericht zijn op zowel specifieke projecten (bv. het ondersteunen van grote consortia of publiek-private partnerschappen voor de ontwikkeling van specifieke technologie en de aanleg van kritieke infrastructuur) als het breder gespreid verschaffen van financiering, door bijvoorbeeld het ondersteunen van de opkomst van volledige ecosystemen van ondernemers die in de doelsectoren actief zijn (bv. innovatieve kmo’s die werken aan technologie die voor industriële biotechnologie en geneesmiddelen relevant kan zijn). Voorts zouden belangrijke projecten van gemeenschappelijk Europees belang (IPCEI’s) baat moeten kunnen vinden bij steun in het kader van dit beleidsterrein.

De additionaliteitseisen in het kader van dit beleidsterrein zouden verschillen van de additionaliteit die voor de oorspronkelijke InvestEU-beleidsterreinen werd overwogen. Zo zou de additionaliteit bij steun aan grote ondernemingen in het kader van het vijfde beleidsterrein erin bestaan productie binnen de Unie of, wanneer overwegingen inzake openbare orde of veiligheid daarvoor pleiten, onder de zeggenschap van Europese investeerders te houden en uit te bouwen en de uitrol van innovatieve technologie op te schalen — in plaats van in loutere risico-overwegingen van de InvestEU-steun. Deze steun zou complementair zijn aan de steun die beschikbaar wordt gesteld in het kader van het beleidsterrein “onderzoek, innovatie en digitalisering”, waar de klemtoon zal liggen op de upstreamontwikkeling van nieuwe strategische capaciteit. Ook is zo een bijzonder synergie-effect verzekerd voor vervolginvesteringen in het opschalen van strategische start-ups en kmo’s in de EU die ontstaan uit de Europese Innovatieraad (EIC) van de EU-kaderprogramma’s voor onderzoek en innovatie (Horizon Europa).

InvestEU-fonds

Het InvestEU-fonds is een EU-begrotingsgarantie die de door de uitvoerende partners verstrekte financiële producten afdekt. Het is gericht op projecten met meerwaarde voor de EU en bevordert een samenhangende aanpak van de financiering van EU-beleidsdoelstellingen. Het biedt een doeltreffende en doelmatige mix van EU-financieringsinstrumenten voor specifieke beleidsterreinen.

Als gemeenschappelijke investeringsregeling voor het interne beleid van de Unie is het InvestEU-programma zowel een beleidsinstrument als een uitvoeringsinstrument.

Als beleidsinstrument is de algemene doelstelling van het InvestEU-programma de ondersteuning van de beleidsdoelstellingen van de Unie door publieke en private investeringen in de EU te mobiliseren — en zo tekortkomingen van de markt en investeringskloven aan te pakken die een belemmering vormen voor de verwezenlijking van de EU-doelstellingen inzake duurzaamheid, concurrentievermogen en inclusieve groei, alsmede de strategische autonomie van de Unie.

Het doel is financiering te verstrekken aan economische actoren met een risicoprofiel dat particuliere financiers niet altijd kunnen of willen aanvaarden, om aldus het concurrentievermogen van de EU-economie, duurzame groei, convergentie, sociale veerkracht, inclusiviteit en de integratie van de kapitaalmarkten in de EU te bevorderen in overeenstemming met de EU-beleidsdoelstellingen in verschillende sectoren. Geschraagd door een EU-garantie zal het InvestEU-programma bijdragen aan de modernisering van de EU-begroting en de impact van de EU-begroting vergroten door “meer te doen met minder”. Voor economisch levensvatbare projecten met een inkomstengenererend vermogen kan een systematischer gebruik van een begrotingsgarantie helpen het effect van de overheidsmiddelen te vergroten.

Het InvestEU-programma moet over voldoende capaciteit beschikken om vorm te geven aan de EU-strategie voor het aanpakken van de nog steeds zwakke investeringsactiviteit in de Unie, die nog werd aangescherpt door de crisis als gevolg van de COVID-19-pandemie. Door de financieringsbronnen te diversifiëren en duurzaam houdbare financiering te stimuleren, zal het InvestEU-programma bijdragen tot de integratie van de Europese kapitaalmarkten, in het kader van de kapitaalmarktenunie, en tot de versterking van de eengemaakte markt, terwijl ook wordt bijgedragen aan de uitvoering van de Europese Green Deal en het investeringsplan voor de Europese Green Deal. Dit programma is een belangrijk instrument om de doelstellingen van de nieuwe industriestrategie voor Europa na te streven. Als instrument waarin EU-breed financiële, marktgerelateerde, technische en beleidsmatige expertise is samengebracht, moet het InvestEU-programma ook een katalysator zijn voor financiële innovatie ten dienste van de beleidsdoelstellingen.

Als uitvoeringsinstrument beoogt het InvestEU-fonds de EU-begroting door middel van een begrotingsgarantie efficiënter uit te voeren, schaalvoordelen te behalen, de zichtbaarheid van het EU-optreden te vergroten en het rapportage- en verantwoordingskader te vereenvoudigen. De voorgestelde structuur heeft als doel vereenvoudiging, verhoogde flexibiliteit en opheffing van mogelijke overlappingen tussen gelijksoortige EU-steuninstrumenten.

Naast de EU-garantie op het niveau van de Unie wordt in het voorstel voorzien in de mogelijkheid voor de lidstaten om een deel van de middelen onder gedeeld beheer te gebruiken via een specifiek compartiment van de EU-garantie in het kader van het InvestEU-fonds, om dezelfde doelstellingen na te streven wanneer op nationaal of regionaal niveau sprake is van tekortkomingen van de markt of suboptimale investeringssituaties.

De totale EU-garantie zou in het voorstel maximaal 75 153 850 000 EUR bedragen, waarvan maximaal 31 153 850 000 EUR specifiek voor het beleidsterrein “Europese strategische investeringen” is bestemd.

InvestEU-advieshub en -portaal

De InvestEU-advieshub zal gedurende de hele investeringscyclus projectontwikkelingsadvies en flankerende maatregelen verstrekken om de initiatie en ontwikkeling van projecten en de toegang tot financiering te bevorderen. De InvestEU-advieshub zal beschikbaar zijn op de beleidsterreinen van het InvestEU-programma en zal ook een uniek aanspreekpunt zijn voor projectontwikkelaars en intermediairs. De InvestEU-advieshub zal een aanvulling vormen op de in het kader van de programma’s onder gedeeld beheer verrichte technischebijstandsactiviteiten. Om zeker te zijn dat het beleidsterrein “Europese strategische investeringen” en de vier overige beleidsterreinen ten volle kunnen profiteren van alle kenmerken van het InvestEU-fonds, zouden de adviescomponent en andere flankerende maatregelen van het InvestEU-programma in verhouding moeten staan tot de doelstellingen van het voorstel. Om te voorzien in de behoeften van het nieuwe beleidsterrein en in de toenemende behoeften van de vier overige beleidsterreinen in de huidige omstandigheden, zouden de totale financiële middelen, met inbegrip van de flankerende maatregelen, maximaal 724 733 000 EUR moeten bedragen.

Ten slotte zal het InvestEU-portaal investeringskansen in de Unie beter in beeld brengen en zo projectpromotoren helpen die naar financiering op zoek zijn.

Dit voorstel zou van toepassing moeten zijn met ingang van 1 januari 2021.

Verenigbaarheid met bestaande bepalingen op het beleidsterrein

Dit voorstel strookt volledig met bestaande beleidsbepalingen, aangezien het InvestEU-programma de EU-garantie afgeeft om de EU-begrotingsmiddelen efficiënt te gebruiken wanneer verrichtingen met inkomstengenererend vermogen in overeenstemming met de EU-beleidsdoelstellingen worden gefinancierd. Daarbij gaat het om de kapitaalmarktenunie, de strategie voor een digitale eengemaakte markt, het pakket “Schone energie voor alle Europeanen”, het EU-Actieplan voor de circulaire economie, de strategie voor emissiearme mobiliteit, het Europees defensieactieplan en het Europees Defensiefonds, de ruimtestrategie voor Europa, de Europese pijler van sociale rechten, de Europese Green Deal, het investeringsplan voor de Europese Green Deal en de nieuwe industriestrategie voor Europa. Binnen zijn toepassingsgebied steunt het InvestEU-fonds uit financieringsoogpunt deze elkaar onderling versterkende strategieën.

Het voorstel is complementair aan het instrument voor solvabiliteitssteun (Solvency Support Instrument — SSI) in het kader van het EFSI. Het instrument voor solvabiliteitssteun moet de zwaarst getroffen ondernemingen ondersteuning bieden voor solvabiliteitsbehoeften op korte termijn die ontstaan door de directe fall-out van de door COVID-19 veroorzaakte economische krimp, met als doel het heropbouwen van hun kapitaalpositie, terwijl bij InvestEU de klemtoon zal liggen op langetermijninvesteringen om EU-beleidsdoelstellingen te ondersteunen, zoals de strategische autonomie en de veerkracht van de Europese economie.

Het beleidsterrein “Europese strategische investeringen” in het kader van dit voorstel zal in zijn benadering een scherpere focus hebben en meer toekomstgericht zijn dan het instrument voor solvabiliteitssteun in het kader van het EFSI. Het nieuwe beleidsterrein zal projecten en ondernemingen steunen die relevant zijn voor het bereiken of behouden van strategische autonomie in cruciale waardeketens in de eengemaakte markt door het opschalen van projecten in de Unie te ondersteunen en door de kapitaalbasis en langetermijnfinanciering van ondernemingen in de Unie te versterken als alternatief voor mogelijke overnames door ondernemingen van buiten de Unie. Ook strategische ondernemingen die grensoverschrijdend actief zijn, zouden steun kunnen krijgen.

Verenigbaarheid met andere beleidsterreinen van de Unie

Het InvestEU-programma vormt een aanvulling op subsidiefinanciering en andere acties op de beleidsterreinen die het ondersteunt, zoals Horizon Europa, de Connecting Europe Facility, het programma Digitaal Europa, het programma voor de eengemaakte markt, het concurrentievermogen van kmo’s en Europese statistieken, het Europees Ruimtevaartprogramma, het Europees Sociaal Fonds+, het programma Creatief Europa, het Programma voor het milieu en klimaatactie (LIFE) en het Europees Defensiefonds. Waar mogelijk zal voor synergieën met instrumenten voor extern beleid worden gezorgd. Dit initiatief is ook verenigbaar met ander Uniebeleid, zoals de Europese Green Deal, het investeringsplan voor de Europese Green Deal, de strategie voor het vormgeven van de digitale toekomst van Europa, de nieuwe industriestrategie voor Europa 5 , de kapitaalmarktenunie, het sterk sociaal Europa voor rechtvaardige transities en andere EU-beleidsinitiatieven en -programma’s die relevant zijn voor de strategische autonomie en de veerkracht van de Unie, zoals het Europees Defensiefonds, de EU-ruimtevaartverordening en de verordening screening BDI.

Combinatie met subsidiefinanciering zal zorgen voor complementariteit met andere uitgavenprogramma’s.

Het InvestEU-programma is ook complementair aan de Europese structuur- en investeringsfondsen. Om bepaalde fondsen onder gedeeld beheer (Europees Fonds voor regionale ontwikkeling (EFRO), Europees Sociaal Fonds+ (ESF+), Cohesiefonds, Europees Fonds voor maritieme zaken en visserij (EFMZV) en Europees Landbouwfonds voor plattelandsontwikkeling (ELFPO)) gemakkelijker via financiële producten te kunnen inzetten, zullen de lidstaten een beroep kunnen doen op het InvestEU-programma. Dit is een belangrijke vereenvoudiging ten opzichte van de huidige situatie, aangezien in dit geval slechts één stel regels van toepassing zal zijn.

De acties van het InvestEU-programma moeten worden gebruikt om tekortkomingen van de markt of suboptimale investeringssituaties aan te pakken, op evenredige wijze, zonder overlapping met of verdringing van particuliere financiering, en zij moeten een duidelijke Europese meerwaarde hebben. Een en ander zal ervoor zorgen dat de acties van het programma verenigbaar zijn met de EU-staatssteunvoorschriften, zodat buitensporige concurrentieverstoringen op de eengemaakte markt worden vermeden.

De Commissie zal, in samenwerking met uitvoerende partners, handvatten voor duurzaamheidstoetsing uitwerken, waarbij passend wordt gebruikgemaakt van de criteria die zijn vastgesteld in [de verordening betreffende de totstandbrenging van een kader ter bevordering van duurzame beleggingen]. Aan de hand daarvan zullen uitvoerende partners de milieu-, klimaat- en sociale impact van de gefinancierde projecten kunnen beoordelen. Die handvatten zouden de beleidsdoelstellingen van de Europese Green Deal kunnen ondersteunen en daarin zou kunnen worden bepaald dat projecten die de klimaat-, milieu- en sociale doelstellingen van de Unie ondermijnen, geen steun in het kader van InvestEU kunnen krijgen. Bovendien zouden gerichte stimuli kunnen worden overwogen voor financiële producten bestemd voor klimaat-, milieu- en sociale prioriteiten die moeilijk te verwezenlijken zijn, bijvoorbeeld in het kader van het beleidsterrein “kmo’s”, en waarvoor grotere risico’s zijn geïdentificeerd die zulke aanvullende stimuli rechtvaardigen.

Het InvestEU-fonds zal ook een specifieke regeling bevatten om aanvullende investeringen te genereren om regio’s een rechtvaardige transitie te helpen maken (pijler 2 van het mechanisme voor een rechtvaardige transitie (JTM)), als aanvulling op het fonds voor een rechtvaardige transitie (JTF) (pijler 1) en de leenfaciliteit voor de publieke sector (pijler 3).

2.RECHTSGRONDSLAG, SUBSIDIARITEIT EN EVENREDIGHEID

Rechtsgrondslag

Het voorstel is gebaseerd op artikel 173 (industrie) en artikel 175, derde alinea, (economische, sociale en territoriale samenhang) van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie (VWEU).

In overeenstemming met vaste rechtspraak dekt de rechtsgrondslag waarnaar wordt verwezen, de belangrijkste inhoud van het voorstel. Voor beide artikelen van de rechtsgrondslag geldt dezelfde procedure (gewone wetgevingsprocedure).

Subsidiariteit (bij niet-exclusieve bevoegdheid) 

De doelstellingen van het voorgestelde optreden kunnen onvoldoende door de lidstaten worden verwezenlijkt en kunnen daarom beter door de Unie worden verwezenlijkt. De door de COVID-19-pandemie veroorzaakte economische crisis vergt een respons op Europees niveau, als basis voor een snel herstel van de economie in de Unie door ondernemingen te stutten en de waardeketens in de Unie veilig te stellen.

Het voorstel is van bijzonder belang om in de periode na de crisis een veerkrachtige, inclusieve en geïntegreerde Europese economie op te bouwen en de eengemaakte markt veilig te stellen, mede ten behoeve van de lidstaten die over minder financiële middelen beschikken om dergelijke projecten uit nationale financieringsbronnen te ondersteunen. Grensoverschrijdende projecten vergen ook een aanpak op Unieniveau. De steun die met dit voorstel wordt geboden, zal helpen om die moeilijkheden te overwinnen.

Het multiplicatoreffect en de impact in de praktijk zullen veel groter zijn dan wat zou kunnen worden bereikt met een investeringsoffensief in individuele lidstaten. Hiermee zou het industriële beleid van de EU worden gesteund en zouden gezamenlijke inspanningen van lidstaten worden gestimuleerd om technologische en strategische autonomie te verwerven door investeringen te poolen. De eengemaakte markt van de Unie zal veel aantrekkelijker worden voor investeerders en er zal een grotere risicodiversificatie naar sectoren en geografische locatie komen.

Het InvestEU-programma zal betrekking hebben op investeringen en toegang tot financiering ter ondersteuning van EU-beleidsprioriteiten waarmee tekortkomingen van de markt en investeringskloven worden aangepakt. Het ondersteunt tevens het ontwerpen, ontwikkelen en EU-breed op de markt testen van innovatieve financiële producten — en de systemen voor de verspreiding ervan — voor nieuwe of complexe tekortkomingen van de markt en investeringskloven.

Met het vrijwillige lidstaatcompartiment zouden landspecifieke situaties van tekortkomingen van de markt en investeringskloven kunnen worden aangepakt, gebruikmakend van op centraal niveau ontworpen financiële producten, zodat zo nodig kan worden gezorgd voor een efficiënter geografisch gebruik van middelen. Dit zou de lidstaten in staat stellen om een deel van hun middelen uit hoofde van het Europees Fonds voor regionale ontwikkeling (EFRO), het Europees Sociaal Fonds+ (ESF+), het Cohesiefonds, het Europees Fonds voor maritieme zaken en visserij (EFMZV) en het Europees Landbouwfonds voor plattelandsontwikkeling (ELFPO) via het InvestEU-fonds te besteden.

De voorgestelde structuur met twee compartimenten in elk beleidsterrein maakt een doeltreffende toepassing van het subsidiariteitsbeginsel mogelijk. Voorts gelden voor de beide compartimenten binnen elk beleidsterrein dezelfde regels van het InvestEU-fonds, hetgeen een duidelijker en eenvoudiger kader zal bieden voor het gebruik van de verschillende EU-financieringsbronnen.

Evenredigheid

De langetermijndoelstellingen van de EU op het gebied van duurzaamheid, concurrentievermogen, inclusieve groei, strategische autonomie en veerkracht vergen aanzienlijke investeringen op verschillende beleidsterreinen. Het gaat hierbij onder meer om nieuwe modellen wat betreft mobiliteit, hernieuwbare energie, energie-efficiëntie, natuurlijk kapitaal, innovatie, digitalisering, vaardigheden, sociale infrastructuur, circulaire economie, klimaatactie, oceanen, de oprichting en groei van kleine ondernemingen, maar ook strategische autonomie en veerkracht van de Unie.

Hernieuwde inspanningen zijn nodig om hardnekkige marktfragmentatie en tekortkomingen van de markt aan te pakken die worden veroorzaakt door risicoaversie bij particuliere investeerders, de geringe financieringscapaciteit van de publieke sector en structurele ondoelmatigheden in het investeringsklimaat. De lidstaten alleen kunnen die investeringskloven onvoldoende overbruggen.

Optreden op EU-niveau zorgt ervoor dat een kritische massa aan middelen kan worden vrijgemaakt om het effect van de investeringen in de praktijk te maximaliseren. Het voorstel neemt niet de plaats van de investeringen van lidstaten in, maar vormt daar juist een aanvulling op, doordat de focus met name ligt op projecten die een Europese meerwaarde bieden. Voorts levert het EU-niveau schaalvoordelen op bij het gebruik van innovatieve financiële producten doordat particuliere investeringen in de hele EU worden aangezwengeld en doordat optimaal gebruik wordt gemaakt van de Europese instellingen en hun deskundigheid op dat gebied. Het EU-optreden biedt ook toegang tot een gediversifieerde portefeuille van Europese projecten, zodat particuliere investeringen worden aangezwengeld, en maakt de ontwikkeling mogelijk van innovatieve financieringsoplossingen die in alle lidstaten kunnen worden opgeschaald of gekopieerd, al naargelang.

Optreden op EU-niveau is het enige instrument dat een doeltreffend antwoord kan bieden op de investeringsbehoeften in verband met EU-brede beleidsdoelstellingen. Voorts blijven structurele hervormingen en een beter regelgevingsklimaat nog steeds noodzakelijk om de resterende investeringskloven in de periode 2021–2027 te dichten.

Met het voorstel wordt de ondersteuning beoogd van ondernemingen, waardeketens en ecosystemen die van strategisch belang zijn, en wordt gereageerd op kwetsbare punten die door de COVID-19-pandemie aan het licht zijn gekomen. Door naast publieke middelen particuliere middelen aan te trekken om investeringen en het herstel te ondersteunen, wordt een hefboom gezet op begrotingsmiddelen.

Het voorstel gaat niet verder dan nodig is om de beoogde doelstellingen te verwezenlijken.

Keuze van het instrument

Doel van het voorstel is te komen tot één instrument dat een EU-begrotingsgarantie afgeeft om financierings- en investeringsverrichtingen door de uitvoerende partners in overeenstemming met de conclusies van de effectbeoordeling te ondersteunen, om zo voort te bouwen op het succes van het EFSI en eerdere financieringsinstrumenten en tegelijkertijd rekening te houden met de lessen die zijn getrokken ten aanzien van onder meer het voorkomen van versnippering en mogelijke overlappingen. Daarom wordt een verordening voorgesteld.

3.EVALUATIE, RAADPLEGING VAN BELANGHEBBENDEN EN EFFECTBEOORDELING

Evaluatie van bestaande wetgeving en controle van de resultaatgerichtheid ervan

Met het voorstel wordt voortgebouwd op de lessen die uit evaluaties van eerdere financieringsinstrumenten en van het EFSI zijn getrokken. Meer bepaald is in 2018 een onafhankelijke evaluatie van het EFSI verricht 6 , naast diverse andere evaluaties van het EFSI sinds de oprichting ervan:

·evaluatie door de Commissie van het gebruik van de EU-garantie en het functioneren van het EFSI-garantiefonds 7 , vergezeld van een advies van de Rekenkamer 8 ;

·evaluatie door de EIB van het functioneren van het EFSI 9 (oktober 2016), en

·onafhankelijke externe evaluatie van de toepassing van de EFSI-verordening 10 (november 2016).

De belangrijkste bevindingen van deze evaluaties zijn samengevat in de mededeling van de Commissie over het investeringsplan voor Europa (COM(2016) 764) 11 .

Uit alle evaluaties bleek dat de EU-garantie relevant was en de EIB in staat stelde risicovollere activiteiten te ontplooien en producten met een hoger risico in te voeren ter ondersteuning van een breder scala aan begunstigden. Het EFSI bleek ook een nuttig instrument voor het mobiliseren van particulier kapitaal. Wat de governance betreft, bleek uit de onafhankelijke evaluatie van 2018 het belang van het investeringscomité voor de geloofwaardigheid van de regeling, de transparantie van de beslissingen ervan en de kwaliteit van het scorebord, dat volgens de evaluatie een nuttig instrument was dat een consequente aanpak van de projectpresentatie en de samenvatting van de beoordelingsconclusies mogelijk maakte.

Op basis van ondertekende verrichtingen heeft het EFSI per ultimo 2019 voor 401 miljard EUR aan investeringen gemobiliseerd, wat 80 % van het streefbedrag is. In termen van goedgekeurde verrichtingen bedroeg het volume tegen dat tijdstip 458 miljard EUR, wat 92 % van het streefbedrag is. De gemobiliseerde investeringen op basis van goedgekeurde verrichtingen bereikte medio 2018 het streefbedrag van 315 miljard EUR. De verwachting is dat het streefbedrag van 500 miljard EUR zal worden gehaald.

Bij de evaluaties werd een zekere concentratie in lidstaten met goed ontwikkelde institutionele capaciteiten geconstateerd. Als de gemobiliseerde investeringen echter worden afgezet tegen het bruto binnenlands product van de lidstaten, is deze concentratie veel minder uitgesproken. Niettemin is, om het geografische evenwicht verder te verbeteren, bij het EFSI 2.0 een grotere plaats ingeruimd voor de Europese investeringsadvieshub.

Per 31 december 2019 komt het feitelijke multiplicatoreffect van het EFSI in grote lijnen overeen met de initiële verwachtingen: een totale multiplicator van 15,66 eind 2019 tegenover een doelstelling van 15 aan het einde van de investeringsperiode. Het EFSI heeft ook op doeltreffende wijze particuliere investeringen gemobiliseerd. Rond 69 % van de gemobiliseerde investeringen komt uit de particuliere sector.

Qua efficiëntie bleek de beschikbaarheid van de EU-garantie een werkzaam middel om het volume risicovollere verrichtingen van de Europese Investeringsbank aanzienlijk te vergroten. Met name worden voor de EU-garantie minder begrotingsmiddelen “bevroren” dan voor financieringsinstrumenten, aangezien zij een prudente, maar vergeleken met de hoogte van de financiële verplichting beperkte voorziening vergt. Zij omvat een voorwaardelijke verplichting, zodat naar verwachting schaalvoordelen worden behaald die resulteren in hogere gemobiliseerde investeringen per bestede euro. Uit de bij de onafhankelijke evaluatie in 2018 geanalyseerde bewijsstukken bleek ook duidelijk dat de omvang van de EU-garantie in het kader van het EFSI passend was. Voorts bleek dat de voor de modellering van het EFSI-streefpercentage gehanteerde benadering grotendeels adequaat en in overeenstemming met de branchenormen was, al werden enkele verdere ontwikkelingen voorgesteld.

Een begrotingsgarantie bleek ook kostenefficiënter voor de EU-begroting, aangezien de betaling van beheersvergoedingen aan de uitvoerende partner beperkt blijft. In het geval van het EFSI ontvangt de EU zelfs een vergoeding voor de EU-garantie die wordt afgegeven in het kader van het beleidsterrein “infrastructuur en innovatie”.

In de onafhankelijke evaluatie van 2016 werd gewezen op de noodzaak om het begrip additionaliteit beter te omschrijven en te verduidelijken. De EFSI 2.0-verordening omvat dan ook verschillende maatregelen die dit begrip en de criteria verduidelijken en het proces transparanter hebben gemaakt.

Door de onafhankelijke evaluatie van 2018, waarbij alleen de in het kader van het EFSI goedgekeurde verrichtingen konden worden beoordeeld — en de nieuwe EFSI 2.0-maatregelen dus niet konden worden getoetst —, werd bevestigd dat het begrip additionaliteit en de omschrijving van suboptimale investeringssituaties verdere verduidelijking behoefden. Met name was de conclusie dat de EFSI-verrichtingen worden gekenmerkt door een hoger risico in vergelijking met de normale (niet-EFSI) verrichtingen van de Europese Investeringsbank, zoals vereist door de EFSI-verordening. Uit de diverse enquêtes en interviews bleek echter dat in het kader van het EFSI-beleidsterrein “infrastructuur en innovatie” sprake kan zijn geweest van een zekere mate van verdringing. De conclusie was dat het belangrijk is deze situatie bij het InvestEU-programma te voorkomen.

De onafhankelijke evaluatie van 2018 beklemtoonde ook de niet-financiële meerwaarde van het aantrekken van nieuwe investeerders, het demonstreren en op de markt testen van nieuwe producten en financieringsmodellen, en het steunen en goedkeuren van hogere normen voor verrichtingen van financiële dienstverleners.

Door de EIB-evaluatie van 2016 en de onafhankelijke evaluatie van 2018 werd bevestigd dat het EFSI aanvankelijk andere financieringsinstrumenten op EU-niveau verstoorde door vergelijkbare financiële producten aan te bieden, met name het schuldinstrument in het kader van de Connecting Europe Facility en een deel van het InnovFin, hetgeen gedeeltelijk werd verholpen door de bestaande instrumenten op nieuwe marktsegmenten te heroriënteren.

Met het voorstel voor het InvestEU-fonds wordt ook voortgebouwd op de lessen die zijn getrokken uit evaluaties van eerdere financieringsinstrumenten van de afgelopen twee decennia (Connecting Europe Facility, Horizon 2020, COSME enz.) en instrumenten die uit hoofde van vorige financiële kaders zijn ingevoerd, zoals het kaderprogramma voor concurrentievermogen en innovatie (CIP). Over het algemeen wordt door deze evaluaties bevestigd dat in Europa financieringskloven blijven bestaan in de sectoren en op de beleidsterreinen waarop de EU-financieringsinstrumenten betrekking hebben, en dat investeringssteun op EU-niveau belangrijk en noodzakelijk blijft om de beleidsdoelstellingen van de EU te bereiken. Benadrukt werd echter ook dat de samenhang tussen de verschillende financieringsinstrumenten op EU-niveau en andere EU-initiatieven moet worden versterkt, dat synergieën met nationale en regionale initiatieven beter moeten worden benut en dat sprake is van overlappingen tussen de bestaande instrumenten. Aangestipt werd dat een betere coördinatie en opzet van de investeringssteuninstrumenten nodig zijn om de eventuele overlappingen tot een minimum te beperken. Door de uitbreiding van de activiteiten is de behoefte ontstaan om de mechanismen voor de algemene coördinatie van acties te versterken, zodat wildgroei wordt voorkomen en meer synergieën tot stand worden gebracht.

Ten aanzien van de COSME-instrumenten ter ondersteuning van kmo’s die van cruciaal belang zijn voor het toekomstige concurrentievermogen van de Unie, blijkt uit de evaluaties dat bij deze instrumenten tekortkomingen van de markt een doorslaggevende factor zijn en dat beperkingen voor kmo’s in de toegang tot financiering een bepalende rol spelen. Met name hebben start-ups, kleinere kmo’s en kmo’s die over onvoldoende zekerheden beschikken, overal in de EU te maken met hardnekkige en structurele marktkloven wat betreft schuldfinanciering. De Rekenkamer kwam in een speciaal verslag tot de bevinding dat de garantiefaciliteit voor kmo’s een positief effect op de groei van de ondersteunde kmo’s heeft gehad. In overeenstemming met de aanbevelingen van de Rekenkamer zijn betere gerichtheid op begunstigden en meer coördinatie met nationale regelingen nodig 12 .

Wat meer bepaald de financieringsinstrumenten van InnovFin in het kader van Horizon 2020 betreft, blijkt uit de evaluaties dat de toegang tot financiering een cruciale kwestie blijft voor de verbetering van de Europese prestaties op het gebied van innovatie. De financieringsinstrumenten van InnovFin bleken goed te hebben gepresteerd tegen de achtergrond van de groeiende vraag naar risicofinanciering op het gebied van onderzoek en innovatie, en zij hebben de Europese Investeringsbank Groep in staat gesteld om nieuwe, risicovollere segmenten te bestrijken. In dit verband werd echter ook beklemtoond dat de synergieën met andere EU-financieringsprogramma’s moeten worden versterkt en dat de resterende barrières moeten worden weggenomen om innovatieve ondernemingen van begin- naar expansiefase te helpen groeien. Voorts werd erop gewezen dat slechts een relatief klein aantal ondernemingen dat subsidies uit Horizon 2020 ontving, van financieringsinstrumenten in het kader van Horizon 2020 profiteerde, hetgeen de opschaling van innovatieve bedrijven kan belemmeren.

Het InvestEU-fonds zal voortbouwen op deze ervaringen en gericht zijn op ontvangers op het gebied van onderzoek en innovatie (inclusief innovatieve kmo’s en midcaps) om hun in alle fasen van hun ontwikkeling betere toegang tot financiering te geven. Het zal synergieën tussen subsidies en marktgebaseerde financiering benutten door blending te vergemakkelijken. Voorts heeft de Europese Rekenkamer naar aanleiding van haar controle betreffende de garantiefaciliteit een betere gerichtheid op innovatievere bedrijven als begunstigden aanbevolen. Door het bundelen van deskundigheid en middelen zal het InvestEU-fonds zich steeds meer richten op steun aan ondernemingen die zich bezighouden met innovatieactiviteiten met een hoger risico.

Op sociaal gebied en met betrekking tot het programma voor werkgelegenheid en sociale innovatie (EaSI) is er empirisch bewijs dat er in de Unie een groot gebrek is aan investeringen in sociale infrastructuur, sociale ondernemingen die goederen produceren (“materiële activa”), en sociale diensten, ideeën en mensen (“immateriële activa”), hoewel deze voor de lidstaten van groot belang zijn om zich te ontwikkelen tot een eerlijke, inclusieve en kennissamenleving.

Microfinanciering en sociale ondernemingen zijn in Europa nog recente ontwikkelingen en maken deel uit van een opkomende markt die nog niet volledig is ontwikkeld. Zoals in de in 2017 uitgevoerde tussentijdse evaluatie van EaSI werd benadrukt, hebben de financieringsinstrumenten van EaSI kwetsbare personen en micro-ondernemingen ondersteund en de toegang tot financiering voor sociale ondernemingen vergemakkelijkt, hetgeen een aanzienlijk sociaal effect heeft opgeleverd. In de evaluatie werd geconcludeerd dat de benutting van het volledige potentieel dat door de tot dusver behaalde resultaten werd aangetoond, pleit voor de voortzetting van de investeringssteun op sociaal gebied en de behoefte aan extra vuurkracht in het kader van het InvestEU-programma.

Het effectbeoordelingsverslag over het InvestEU-programma bevat een gedetailleerde samenvatting van deze evaluatieresultaten.

In januari 2019 heeft de Europese Rekenkamer een speciaal verslag (nr. 03/2019) over het Europees Fonds voor strategische investeringen gepubliceerd. Volgens dat verslag is het EFSI doeltreffend geweest in het aantrekken van kapitaal om aanzienlijke aanvullende investeringen in de EU te ondersteunen. In het verslag werd ook een aantal verbeterpunten genoemd. De meeste daarvan zijn al grotendeels verholpen met de EFSI 2.0-verordening, terwijl er voor de overige een oplossing komt via het InvestEU-wetgevingsvoorstel.

Meer bepaald zal InvestEU de complementariteit versterken en duplicatie en overlapping tussen verschillende instrumenten voorkomen. Bovendien komt er met InvestEU een verdere aanscherping en verduidelijking van de criteria om de additionaliteit te beoordelen en om de aangetrokken investeringen te ramen, in overeenstemming met de vereisten van het nieuwe Financieel Reglement (Verordening (EU) 2018/1046).

Na de aanbeveling van de Europese Rekenkamer om de geografische spreiding te verbeteren, heeft het EFSI-bestuur in 2019 een studie uitgevoerd om de grondoorzaken te onderzoeken van de geconstateerde geografische spreiding en maatregelen getroffen om het geografische evenwicht verder te verbeteren, zonder afbreuk te doen aan het vraaggestuurde karakter van het EFSI.

In januari 2020 heeft de Europese Rekenkamer een speciaal verslag (nr. 12/2020) over de Europese investeringsadvieshub gepubliceerd. De conclusie van het verslag was dat deze hub eind 2018 nog geen doeltreffend instrument voor het stimuleren van investeringen in de EU was gebleken. In de gecontroleerde periode waren, zo was de conclusie, nog te weinig opdrachten voltooid om een significant effect te sorteren op het aanbod van projecten die geschikt zijn om in te investeren, en de meeste opdrachten van deze investeringsadvieshub hadden betrekking op de eerste fasen van de cyclus van projectinvesteringen, waardoor de mogelijke effecten zich wellicht alleen op langere termijn voordoen.

De Europese Rekenkamer wees ook op de grote tevredenheid van de begunstigden over de op maat gesneden adviesdiensten die zij met de steun van de investeringsadvieshub hadden ontvangen, en op het gegeven dat de meeste opdrachten van de hub op de sectoren en lidstaten met hoge prioriteit betrekking hadden. Wel moest de Europese Rekenkamer constateren dat de investeringsadvieshub, in verhouding tot de beschikbare middelen, weinig verzoeken had ontvangen die volwaardige adviesopdrachten opleverden. Bovendien behoefde de hub een duidelijkere strategie en betere procedures om follow-up te geven aan de investeringen die voortvloeiden uit de opdrachten van de hub. Daarnaast werd, ondanks de inspanningen van de hub, de samenwerking met partners met het oog op een betere geografische dekking traag opgebouwd vanwege juridische complexiteit en het feit dat de nationale stimuleringsbanken of -instellingen niet in gelijke mate bereid en in staat waren om samen te werken.

De InvestEU-advieshub zal grotendeels een antwoord bieden op de aanbevelingen die Europese Rekenkamer heeft gedaan, door de lessen die uit de Europese investeringsadvieshub zijn getrokken, mee te nemen door bijvoorbeeld:

de samenwerking met de nationale stimuleringsbanken of -instellingen verder uit te bouwen, om de lokale aanwezigheid en toegang tot adviesdiensten te verbeteren;

prioriteiten te stellen en specifieke criteria te bepalen voor het beoordelen van de waarde van adviesondersteuning, en een kader voor de monitoring van prestaties uit te werken;

screeningprocedures te versterken voor het beoordelen van de waarde van potentiële opdrachten, om zo zijn bijdrage te maximaliseren;

een inschatting te maken van adviesbehoeften en de te verwachten vraag naar gerichte adviesinitiatieven en naar de ontwikkeling van projecten die in het kader van de garantie van het InvestEU-fonds zouden kunnen worden ondersteund.

 Raadpleging van belanghebbenden

Het voorstel maakt deel uit van het pakket om de negatieve economische gevolgen van de COVID-19-pandemie te bestrijden en is een crisismaatregel. Gezien de dringende noodzaak om Europese ondernemingen te steunen die zwaar worden getroffen door de pandemie en de beperkende maatregelen, was het niet mogelijk om belanghebbenden te raadplegen over de elementen die nieuw zijn ten opzichte van het oorspronkelijke voorstel van de Commissie van 2018.

Voor de overige elementen berustte de effectbeoordeling op de openbare raadpleging over EU-financiering op het gebied van investeringen, onderzoek en innovatie, kmo’s en de interne markt, en met name op de antwoorden met betrekking tot de EU-steun voor investeringen 13 .

In dit voorstel wordt rekening gehouden met de uitkomsten van deze openbare raadpleging. Met name waren de meeste respondenten van mening dat de huidige EU-steun voor investeringen onvoldoende rekening houdt met beleidsuitdagingen zoals het terugdringen van de werkloosheid, het ondersteunen van sociale investeringen, het faciliteren van de digitale transitie, het bevorderen van de toegang tot financiering met name voor kmo’s, het zorgen voor een schoon en gezond milieu, en het ondersteunen van de industriële ontwikkeling.

De respondenten benadrukten het belang van EU-brede beleidsuitdagingen, onder meer op gebieden zoals onderzoek, steun voor onderwijs en opleiding, een schoon en gezond milieu en de transitie naar een koolstofarme en circulaire economie, en het terugdringen van de werkloosheid.

Rond 60 % van de respondenten van de openbare raadpleging over strategische infrastructuur was van mening dat de moeizame toegang tot financieringsinstrumenten een belemmering vormt waardoor de huidige programma’s de beleidsdoelstellingen niet met succes kunnen verwezenlijken.

Een grote meerderheid van de deelnemers was het eens met de maatregelen waarmee de regeldruk kan worden vereenvoudigd en verminderd. Hierbij ging het met name om minder, duidelijkere en beknoptere regels, onderlinge afstemming van de regels van de afzonderlijke EU-fondsen en een raamwerk dat van de ene programmeringsperiode tot de andere stabiel blijft, maar toch voldoende flexibiliteit biedt.

Het voorstel beoogt deze uitkomsten mee te nemen door meer het accent te leggen op de beleidsprioriteiten van de Unie in de context van de steun uit hoofde van het InvestEU-fonds. Het gemeenschappelijke stel regels dat met het InvestEU-fonds wordt ingevoerd, moet rekening houden met de kwestie van mogelijke overlappingen en moet het met name voor de eindontvangers gemakkelijker maken om steun aan te vragen. Het InvestEU-fonds heeft ook een ingebouwde flexibiliteit, zodat het zich kan aanpassen aan veranderende marktsituaties en -behoeften. Ook de rapportagevereisten zijn geharmoniseerd.

Bijeenbrengen en gebruik van expertise

Overeenkomstig artikel 18, lid 6, van Verordening (EU) 2015/1017 van het Europees Parlement en de Raad van 25 juni 2015 betreffende het Europees Fonds voor strategische investeringen, de Europese investeringsadvieshub en het Europese investeringsprojectenportaal en tot wijziging van de Verordeningen (EU) nr. 1291/2013 en (EU) nr. 1316/2013 — het Europees Fonds voor strategische investeringen 14 is een externe evaluatie verricht, zoals uiteengezet in het punt “Evaluatie van bestaande wetgeving en controle van de resultaatgerichtheid ervan” 15 .

Effectbeoordeling

Het voorstel maakt deel uit van het pakket om de negatieve economische gevolgen van de COVID-19-pandemie te bestrijden en is een crisismaatregel. Gezien de dringende noodzaak om Europese ondernemingen te steunen die zwaar worden getroffen door de pandemie en de beperkende maatregelen, was het niet mogelijk om een formele effectbeoordeling uit te voeren voor de elementen die nieuw zijn ten opzichte van het oorspronkelijke voorstel van de Commissie van 2018.

Voor de overige elementen zijn in de effectbeoordeling 16 die in het kader van het oorspronkelijke voorstel van de Commissie van 2018 is gepresenteerd, de belangrijkste uitdagingen voor het volgende MFK nader onderzocht, met name de investeringskloven en suboptimale investeringssituaties op verschillende beleidsterreinen zoals onderzoek en innovatie, duurzame infrastructuur, kmo-financiering en sociale investeringen. De keuzen voor de voorgestelde structuur van het InvestEU-fonds en de governance, doelstellingen, nagestreefde acties, financiële producten en eindontvangers ervan zijn in de effectbeoordeling geanalyseerd en toegelicht. Voor zover van toepassing werden in de effectbeoordeling de overwogen alternatieve oplossingen beschreven en de redenen voor de voorgestelde keuzes uitgelegd. Dit gold met name voor de redenen voor de oprichting van één instrument voor investeringssteun, de uitvoeringsmechanismen en de uitvoerende partners en voor de voorgestelde governancestructuur.

In de effectbeoordeling werd beklemtoond dat de huidige ervaring met EU-financieringsinstrumenten en de EFSI-begrotingsgarantie leerde dat behoefte bestaat aan vereenvoudiging, stroomlijning en betere coördinatie van EU-instrumenten voor investeringssteun tijdens het volgende MFK. Uit de ervaring met het EFSI bleek ook dat het waar mogelijk gebruiken van een begrotingsgarantie in plaats van traditionele financieringsinstrumenten aanzienlijke voordelen en efficiëntiewinsten oplevert.

In de effectbeoordeling werden de volgende hoofdkenmerken van het InvestEU-fonds vermeld:

·Eén structuur, die rechtstreeks wordt gecommuniceerd aan de financiële intermediairs, de projectpromotoren en de eindontvangers die op zoek zijn naar financiering.

·Een grotere hefboomwerking en een efficiënter gebruik van begrotingsmiddelen door gebruik te maken van één begrotingsgarantie die verschillende financiële producten met een gediversifieerde risicoportefeuille ondersteunt. Dit levert efficiëntiewinsten op in vergelijking met de optie om te beschikken over verschillende financieringsinstrumenten of afgeschermde begrotingsgaranties die een beperkt scala aan risico’s afdekken, aangezien er een lager voorzieningspercentage mee gemoeid is maar toch een gelijkwaardig niveau van bescherming wordt geboden.

·Een vereenvoudigd en doelgericht aanbod van investeringssteuninstrumenten voor de belangrijkste EU-beleidsdoelstellingen. Met een dergelijk aanbod zou het ook mogelijk zijn om subsidies en financiering uit verschillende EU-programma’s, conventionele EIB-leningen of particuliere financiering te combineren.

·De mogelijkheid om sectorspecifieke instrumenten aan te bieden als ondersteuning bij specifieke tekortkomingen van de markt (bv. groene scheepvaart, energiedemonstratieprojecten, natuurlijk kapitaal).

·Flexibiliteitsmaatregelen waardoor het InvestEU-fonds snel kan reageren op veranderende marktomstandigheden en mettertijd evoluerende beleidsprioriteiten.

·Een geïntegreerde governance- en uitvoeringsstructuur die de interne coördinatie verbetert en de positie van de Commissie ten opzichte van de uitvoerende partners versterkt. Een en ander zou ook leiden tot besparingen op beheerskosten, zou duplicatie en overlapping voorkomen en de zichtbaarheid voor investeerders vergroten.

·Vereenvoudigde rapportage-, monitoring- en controlevereisten. Dankzij het gemeenschappelijke raamwerk zal het InvestEU-fonds geïntegreerde en vereenvoudigde monitoring- en rapportageregels bieden.

·Betere complementariteit tussen centraal beheerde programma’s en programma’s onder gedeeld beheer. Dit omvat de mogelijkheid voor de lidstaten om toewijzingen onder gedeeld beheer via het InvestEU-fonds te kanaliseren (in het lidstaatcompartiment).

·De InvestEU-advieshub bij het InvestEU-fonds betrekken om de ontwikkeling en uitvoering van een pijplijn van financierbare projecten te ondersteunen.

Het scala aan geplande interventies in het kader van het InvestEU-fonds zal worden uitgevoerd via verschillende producten die op verschillende risico’s gericht zijn die inherent, afhankelijk van het soort geboden garantiedekking en de ondersteunde verrichtingen, hoge, gemiddelde of lage voorzieningspercentages vergen. De Commissie zal met handvatten komen en het gebruik van de verschillende producten en de daarmee gemoeide risico’s monitoren, zodat de volledige portefeuille verenigbaar is met het in het voorstel opgenomen voorzieningspercentage.

Op 27 april 2018 heeft de Raad voor regelgevingstoetsing een positief advies met punten van voorbehoud uitgebracht 17 . In het werkdocument van de diensten van de Commissie over de effectbeoordeling 18 wordt ingegaan op de daar aan de orde gestelde kwesties. In het verslag worden de huidige overlappingen tussen het EFSI en centraal beheerde financieringsinstrumenten nu beter uitgelegd. Ook wordt in het verslag verduidelijkt hoe de potentiële overlappingen in het kader van het InvestEU-fonds zullen worden voorkomen. Bovendien worden de keuze van de voorgestelde governancestructuur en de rol van de verschillende organen meer in detail toegelicht. Zo is een vergelijking gemaakt van de governanceregelingen die momenteel voor het EFSI en de financieringsinstrumenten worden gebruikt, met die welke in het kader van het InvestEU-fonds worden voorgesteld. Aanvullende toelichtingen op de aannamen voor het verwachte risiconiveau en het voorzieningspercentage zijn toegevoegd, alsmede verdere uitleg over de risicobeoordelingsfunctie binnen de governancestructuur.

Vereenvoudiging

Suboptimale investeringssituaties worden momenteel aangepakt via een heterogene en gefragmenteerde portefeuille van financieringsinstrumenten van de EU en het EFSI. Deze situatie leidt ook tot complexiteit voor financiële intermediairs en eindontvangers, die worden geconfronteerd met verschillende criteria om in aanmerking te komen en met verschillende rapportageregels.

Met het InvestEU-fonds wordt beoogd de investeringssteun van de EU te vereenvoudigen door één kader vast te stellen dat helpt de complexiteit te verminderen. Dankzij een kleiner aantal overeenkomsten op basis van een gemeenschappelijk stel regels zal het InvestEU-fonds de toegang tot EU-steun voor de eindontvangers, de governance en het beheer van de instrumenten voor investeringssteun vereenvoudigen.

Bovendien kunnen, doordat het InvestEU-fonds alle beleidsbehoeften inzake investeringssteun bestrijkt, de rapportagevereisten en prestatie-indicatoren worden gestroomlijnd en geharmoniseerd.

Grondrechten

Het voorstel heeft geen gevolgen voor de grondrechten.

4.GEVOLGEN VOOR DE BEGROTING

Overeenkomstig de mededeling van de Commissie 19 over de EU-begroting als drijvende kracht achter het herstelplan voor Europa (met daarin een versterkt meerjarig financieel kader voor 2021‑2027) wordt in het begrotingskader (vastleggingen in lopende prijzen) 33 524 733 000 EUR voor het InvestEU-programma uitgetrokken, waarvan 724 733 000 EUR voor bijstand voor projectontwikkeling en andere flankerende maatregelen. De totale voorziening zal 33 800 000 000 EUR bedragen, waarvan 1 000 000 000 EUR wordt gedekt door inkomsten, terugbetalingen en terugvorderingen die worden gegenereerd door bestaande financieringsinstrumenten en door het EFSI. Inkomsten en terugvorderingen uit het InvestEU-fonds zullen ook worden gebruikt om de voorziening aan te vullen. Van het hierboven genoemde totale begrotingskader zal 33 000 440 000 EUR beschikbaar komen via het Europees herstelinstrument op grond van de met het nieuwe eigenmiddelenbesluit verleende machtiging.

Voor de deelneming van de Unie in een mogelijke toekomstige kapitaalverhoging (in één of meerdere ronden) van het EIF zal in het meerjarig financieel kader 2021–2027 maximaal 900 000 000 EUR aan financiële middelen nodig zijn. Dit betreft het Unieaandeel in het volgestorte deel van een kapitaalverhoging. De Unie zou haar totale aandeel in het EIF-kapitaal moeten kunnen behouden, afdoende rekening houdende met de financiële implicaties. 

Een financieel memorandum met verdere begrotingsinformatie is opgenomen.

5.OVERIGE ELEMENTEN

Uitvoeringsplanning en regelingen betreffende controle, evaluatie en rapportage

Het InvestEU-fonds (de EU-garantie) zal via indirect beheer ten uitvoer worden gelegd. De Commissie zal de noodzakelijke garantieovereenkomsten met de uitvoerende partners sluiten. De InvestEU-advieshub zal via indirect of direct beheer ten uitvoer worden gelegd, afhankelijk van de aard van de bijstand. Het InvestEU-portaal zal hoofdzakelijk via direct beheer ten uitvoer worden gelegd.

Het effect van het InvestEU-programma zal worden beoordeeld door middel van evaluaties. De evaluaties zullen worden verricht overeenkomstig de punten 22 en 23 van het Interinstitutioneel Akkoord van 13 april 2016 20 , waarin de drie instellingen hebben bevestigd dat evaluaties van bestaande wetgeving en bestaand beleid de basis moeten vormen voor effectbeoordelingen van opties voor verdere acties. De evaluaties zullen de effecten van het InvestEU-programma op het terrein beoordelen op basis van de indicatoren/doelstellingen van het InvestEU-programma en van een nadere analyse van de mate waarin het InvestEU-programma kan worden geacht relevant, doeltreffend en doelmatig te zijn, voldoende toegevoegde waarde voor de EU te bieden en coherent te zijn met andere EU-beleidsmaatregelen. Ook zullen in de evaluaties lessen worden getrokken: wat zijn de lacunes/problemen, hoe kunnen de acties of de resultaten daarvan verder worden verbeterd en hoe kan de benutting/impact ervan worden geoptimaliseerd. De monitoring van de prestaties zal worden getoetst aan de in het voorstel vastgestelde indicatoren. Naast deze kernindicatoren zullen in de investeringsrichtsnoeren of de garantieovereenkomsten gedetailleerdere indicatoren worden opgenomen die zijn gebaseerd op de specifieke financiële producten die worden ingezet. Bovendien zullen specifieke indicatoren worden ontwikkeld voor de InvestEU-advieshub en het InvestEU-portaal.

Van de uitvoerende partners zal geharmoniseerde rapportage worden gevraagd overeenkomstig het Financieel Reglement.

Artikelsgewijze toelichting

Hoofdstuk I — Algemene bepalingen

In de algemene bepalingen zijn de algemene en specifieke doelstellingen van het InvestEU-programma opgenomen die vervolgens worden weerspiegeld in de beleidsterreinen.

De door de EU-garantie in het kader van het InvestEU-fonds te ondersteunen financierings- en investeringsverrichtingen zullen bijdragen aan: i) het concurrentievermogen van de Unie, met inbegrip van onderzoek, innovatie en digitalisering; ii) de groei en werkgelegenheid in de economie van de Unie, alsmede de duurzaamheid en de milieu- en klimaatdimensie van die economie, die zal bijdragen aan het verwezenlijken van de duurzame ontwikkelingsdoelen (SDG’s) en de doelstellingen van de Klimaatovereenkomst van Parijs en aan het scheppen van hoogwaardige banen; iii) de sociale veerkracht en de inclusiviteit en het innovatievermogen van de Unie; iv) de bevordering van wetenschappelijke en technologische vooruitgang, van cultuur, onderwijs en opleiding; v) de integratie van de kapitaalmarkten van de Unie en de versterking van de eengemaakte markt, met inbegrip van oplossingen om de fragmentatie van de kapitaalmarkten van de Unie aan te pakken, meer diversiteit te brengen in de financieringsbronnen voor ondernemingen in de Unie en duurzame financiering te bevorderen; vi) het bevorderen van economische, sociale en territoriale samenhang, door bij te dragen aan het bestrijden van het asymmetrische herstel na de crisis, of vii) het herstel van de economie van de Unie na de door de COVID-19-pandemie veroorzaakte crisis, de instandhouding en versterking van de strategische waardeketens in de Unie, die vaak voor meerdere lidstaten en regio's van belang zijn, en het versterken van activiteiten die voor de Unie van strategisch belang zijn met betrekking tot voor bedrijven en consumenten kritieke infrastructuur, technologie en input.

Voor de EU-garantie wordt een omvang van 75 153 850 000 EUR en een voorzieningspercentage van 45 % voorgesteld, d.w.z. dat 33 800 000 000 EUR nodig is voor de voorziening (beide bedragen in lopende prijzen). De indicatieve toewijzing van de EU-garantie voor de diverse beleidsterreinen is opgenomen in bijlage I. Voor het beleidsterrein “Europese strategische investeringen” is echter een specifieke toewijzing voor de EU-garantie van maximaal 31 153 850 000 EUR bestemd. De hoogte van de voorziening is gebaseerd op het soort geplande financiële producten en het risiconiveau van de portefeuilles, rekening houdende met de ervaring die in het kader van het EFSI en eerdere financieringsinstrumenten is opgedaan.

Voorgesteld wordt om voor de InvestEU-advieshub, het InvestEU-portaal en flankerende maatregelen 724 733 000 EUR (in lopende prijzen) aan financiële middelen uit te trekken. De omvang van de financiële middelen staat in verhouding tot het volume van de EU-garantie, om de soepele inzet van de beschikbare financiering te vergemakkelijken door afdoende adviesondersteuning te geven aan onder meer projectpromotoren.

Voorts kunnen derde landen in het kader van de beleidsterreinen van het InvestEU-fonds, met uitzondering van het beleidsterrein “Europese strategische investeringen”, bij financiële producten worden betrokken door hun volledige bijdrage in contanten te betalen. In deze mogelijkheid wordt met name voorzien om, voor zover gerechtvaardigd, de voortzetting van bestaande regelingen (onder meer op het gebied van onderzoek) of steun in verband met de toetredingsprocedures mogelijk te maken. Lidstaten die een deel van hun middelen onder gedeeld beheer via het InvestEU-fonds willen gebruiken, mogen ook bijdragen. Deze bedragen komen bovenop de EU-garantie van 75 153 850 000 EUR (in lopende prijzen).

Hoofdstuk II — InvestEU-fonds

In dit hoofdstuk worden de vijf beleidsterreinen van het InvestEU-fonds beschreven: i) duurzame infrastructuur; ii) onderzoek, innovatie en digitalisering; iii) kmo’s; iv) sociale investeringen en vaardigheden; v) Europese strategische investeringen (met een nadere beschrijving van de reikwijdte daarvan).

Ook worden de beide compartimenten van de EU-garantie beschreven: i) het EU-compartiment, en ii) het lidstaatcompartiment, dat zal bestaan uit één subcompartiment per lidstaat die besluit of hij een deel van zijn middelen onder gedeeld beheer aan het InvestEU-fonds bijdraagt.

In de specifieke regels met betrekking tot het lidstaatcompartiment wordt voorzien in een bijdrageovereenkomst tussen de Commissie en de betrokken lidstaat en worden de belangrijkste elementen van de bijdrage vastgesteld, zoals de omvang, het voorzieningspercentage en de voorwaardelijke verplichting. De verordening gemeenschappelijke bepalingen en andere relevante rechtsinstrumenten zullen de nodige machtigingsbepalingen bevatten. Zodra de overmaking aan het InvestEU-fonds plaatsvindt, verloopt de uitvoering van het lidstaatcompartiment volgens de regels van het InvestEU-fonds. De Commissie selecteert de uitvoerende partner op basis van een voorstel van de lidstaat en ondertekent de garantieovereenkomst met de betrokken lidstaat.

Het voorstel van de Commissie voor het MFK 2021–2027 is ambitieuzer wat de integratie van klimaatactie in alle EU-programma’s betreft, en stelt als algemeen doel dat 25 % van de EU-uitgaven aan klimaatdoelstellingen bijdragen. De bijdrage van het InvestEU-programma aan de verwezenlijking van dat algemene doel zal worden gevolgd via een EU-klimaatvolgsysteem. Voor het beleidsterrein “duurzame infrastructuur” is een ambitieuze, afzonderlijke doelstelling bepaald, namelijk dat ten minste 60 % van de investeringen bijdraagt tot de doelstellingen van de Unie inzake klimaat en milieu. De Commissie zal de informatie jaarlijks presenteren in het kader van de jaarlijkse ontwerpbegroting.

Als ondersteuning van het volledige gebruik van het potentieel van het InvestEU-programma om bij te dragen aan de klimaatdoelstellingen, zal de Commissie relevante acties in kaart trachten te brengen tijdens het proces van voorbereiding, uitvoering, beoordeling en evaluatie van het InvestEU-programma.

Hoofdstuk III — Partnerschap van de Commissie en de Europese Investeringsbank Groep

De Commissie en de Europese Investeringsbank Groep gaan een partnerschap aan. Dit betreft, naast de tenuitvoerlegging van 75 % van de EU-garantie, bepaalde adviestaken met betrekking tot bancaire aspecten van de garantieovereenkomsten, met name wat financiële risico’s betreft, en met betrekking tot het risicobeheer van de portefeuille. De Europese Investeringsbank Groep zal ook een centrale rol spelen bij de tenuitvoerlegging van adviesondersteuning in het kader van de InvestEU-advieshub. Daarnaast zal hij de Commissie adviseren en operationele taken uitvoeren met betrekking tot de hub.

De Europese Investeringsbank Groep zal alle vereiste maatregelen en voorzorgen nemen om belangenconflicten met andere uitvoerende partners te vermijden ten aanzien van de taken die hij in het kader van het partnerschap voor de Commissie uitvoert.

Hoofdstuk IV — EU-garantie

In dit hoofdstuk zijn de bepalingen met betrekking tot de EU-garantie en het gebruik ervan opgenomen. Zij hebben betrekking op het onherroepelijke en opvraagbare karakter van de EU-garantie, de investeringsperiode, vereisten voor de in aanmerking komende financierings- en investeringsverrichtingen en de in aanmerking komende soorten financiering. De sectoren die voor financierings- en investeringsverrichtingen in aanmerking komen, zijn vastgesteld in bijlage II.

Voorts bevat dit hoofdstuk de eisen die worden gesteld aan de uitvoerende partners (die onder meer voor de pijlerbeoordeling overeenkomstig het Financieel Reglement moeten slagen) en aan de garantieovereenkomsten tussen de Commissie en de uitvoerende partners. Ook bevat dit hoofdstuk vereisten met betrekking tot de vergoeding van de EU-garantie en de voorwaarden om de vergoeding in goed onderbouwde gevallen te verlagen.

Bij de selectie van de uitvoerende partners zal de Commissie rekening houden met hun mogelijkheden om de doelstellingen van het InvestEU-fonds te verwezenlijken en eigen middelen bij te dragen, particuliere investeerders aan te trekken, te zorgen voor adequate geografische en sectorale dekking, en bij te dragen aan nieuwe oplossingen voor tekortkomingen van de markt en suboptimale investeringssituaties. De Europese Investeringsbank Groep dient, gezien zijn rol krachtens de Verdragen, zijn mogelijkheden om in alle lidstaten actief te zijn en de ervaring die hij heeft opgedaan in het kader van de huidige financieringsinstrumenten en het EFSI, een bevoorrechte uitvoerende partner te blijven in het kader van het EU-compartiment. Hij zal 75 % van de EU-garantie ten uitvoer leggen. Nationale stimuleringsbanken of -instellingen kunnen ook uitvoerend partner worden. Bovendien zal het mogelijk zijn andere internationale financiële instellingen als uitvoerende partner te hebben, met name wanneer zij in bepaalde lidstaten een comparatief voordeel bieden in termen van specifieke deskundigheid en ervaring. Ook andere entiteiten die aan de criteria van het Financieel Reglement voldoen, moeten als uitvoerende partner kunnen optreden.

Dit hoofdstuk omvat ook gedetailleerde bepalingen over de dekking van de EU-garantie, afhankelijk van de verschillende aard van de financiering die in het kader daarvan kan worden verstrekt.

Hoofdstuk V – Governance

Het InvestEU-fonds zal een adviesraad hebben, bestaande uit: i) vertegenwoordigers van de uitvoerende partners; ii) vertegenwoordigers van de lidstaten; iii) een door het Europees Economisch en Sociaal Comité benoemde deskundige, en iv) een door het Comité van de Regio’s benoemde deskundige. De taken van deze raad omvatten het adviseren van de Commissie en het bestuur over de vormgeving van de in het kader van het InvestEU-fonds uit te voeren financiële producten en het geven van advies over marktontwikkelingen, tekortkomingen van de markt en suboptimale investeringssituaties, alsmede over marktomstandigheden. Ook wisselt de raad van gedachten over marktontwikkelingen en deelt hij goede praktijken.

Een bestuur wordt opgericht dat strategische en operationele richtsnoeren vaststelt, het kader voor de risicomethodiek vaststelt, toezicht houdt op de uitvoering van het InvestEU-programma, wordt geraadpleegd over de shortlist van kandidaten voor het investeringscomité, het reglement van orde van het secretariaat van het investeringscomité vaststelt en de regels vaststelt die van toepassing zijn op de verrichtingen met investeringsplatformen.

Dit bestuur bestaat uit vier vertegenwoordigers van de Commissie, drie vertegenwoordigers van de Europese Investeringsbank Groep en twee vertegenwoordigers van andere uitvoerende partners. Daarnaast mag het Europees Parlement één deskundige zonder stemrecht benoemen. Een vertegenwoordiger van de Commissie is de voorzitter.

Voordat een voorstel bij het investeringscomité wordt ingediend, voert de Commissie een beleidscontrole uit met betrekking tot voorgestelde financierings- of investeringsverrichtingen, om na te gaan of deze in overeenstemming zijn met het Unierecht. Wat betreft de Europese Investeringsbank wordt voorgesteld dat haar voorstellen geen beleidscontrole hoeven te ondergaan omdat deze bij de Commissie worden ingediend in het kader van de procedure van artikel 19 van Protocol nr. 5. Alleen indien de Commissie in dat verband een ongunstig advies uitbrengt, wordt een financierings- of investeringsverrichting uitgesloten van de dekking van de EU-garantie.

Het investeringscomité keurt het gebruik van de EU-garantie voor financierings- en investeringsverrichtingen goed. Zijn leden zijn externe deskundigen met ervaring in de betrokken sectoren. Het comité komt in vijf verschillende formaties bijeen, die overeenstemmen met de beleidsterreinen. Elke formatie telt zes leden, waarvan er vier permanente leden zijn die aan alle formaties deelnemen. De resterende twee leden worden geselecteerd om meer in het bijzonder rekening te houden met de gebieden waarop het desbetreffende beleidsterrein betrekking heeft.

Een onafhankelijk secretariaat wordt opgericht dat het investeringscomité bijstaat. Het secretariaat valt bestuurlijk onder de Commissie, maar legt verantwoording af aan de voorzitter van het investeringscomité.

Het investeringscomité zorgt ook voor de toekenning van de EU-garantie aan verrichtingen in het kader van de EFSI-verordening 21 .

Een scorebord is vereist voor alle financierings- en investeringsverrichtingen die bij het investeringscomité worden ingediend. Aan de hand daarvan kunnen de garantieaanvragen onafhankelijk, transparant en geharmoniseerd worden beoordeeld. Dit scorebord moet voor de betrokken financierings- of investeringsverrichting nadere informatie bevatten over onder meer de bijdrage van de verrichting aan Uniebeleidsdoelstellingen, de additionaliteit, een beschrijving van de tekortkoming van de markt of de suboptimale investeringssituatie, het effect van de investering en het financiële profiel.

Hoofdstuk VI – InvestEU-advieshub

De InvestEU-advieshub zal ondersteuning in de vorm van advies bieden bij het identificeren, voorbereiden, ontwikkelen, structureren, aanbesteden en uitvoeren van projecten, met inbegrip van capaciteitsopbouw. De hub zal beschikbaar zijn voor publieke en private projectpromotoren en voor financiële en andere intermediairs.

Hoofdstuk VII — InvestEU-portaal

Het InvestEU-portaal zal worden opgericht, voortbouwend op de ervaring met het projectenportaal in het kader van het investeringsplan voor Europa. De Commissie zal de projecten stelselmatig controleren op hun verenigbaarheid met het recht en het beleid van de Unie. Voorts zullen uitvoerende partners de projecten moeten onderzoeken die aan de verenigbaarheidseisen voldoen en binnen hun activiteitenbereik vallen. Dit is bedoeld om zichtbaarheid te geven aan voor investering in aanmerking komende projecten in de EU waarvoor financiering wordt gezocht. Een project hoeft echter niet op het portaal te worden geplaatst om voor EU-financiering in aanmerking te komen. Indiening van een project bij het portaal betekent evenmin dat het uiteindelijk de EU-garantie zal krijgen.

Hoofdstuk VIII — Verantwoordingsplicht, monitoring en rapportage, evaluatie en controle

De voorzitter van het bestuur kan worden gevraagd aan het Europees Parlement of de Raad verslag uit te brengen of mondeling of schriftelijk op door hen gestelde vragen te antwoorden.

Dit hoofdstuk bevat bepalingen inzake regelmatige monitoring en rapportage, terwijl de indicatoren waaraan de prestaties zullen worden getoetst, zijn opgenomen in bijlage III. Voorts bevat het bepalingen inzake audits en de rechten van OLAF met betrekking tot financierings- en investeringsverrichtingen in derde landen.

Daarnaast wordt voorgesteld dat het gebruik van de EU-garantie zal worden geëvalueerd door middel van een tussentijdse evaluatie en een eindevaluatie overeenkomstig de vereisten van het Financieel Reglement. In de tussentijdse evaluatie moet naar een aantal specifieke aspecten van de verordening worden gekeken, zoals het functioneren van de nadere bepalingen op grond van het partnerschap tussen de Commissie en de Europese Investeringsbank Groep, de verdeling van de EU-garantie tussen de Europese Investeringsbank Groep en de overige uitvoerende partners, de uitvoering van de InvestEU-advieshub.

Hoofdstuk IX — Transparantie en zichtbaarheid

Deze bepalingen zijn opgenomen om afdoende transparantie en zichtbaarheid te garanderen ten aanzien van, respectievelijk, de eindontvangers en het brede publiek.

Hoofdstuk X — Overgangs- en slotbepalingen

Dit laatste hoofdstuk bevat bepalingen met betrekking tot het gebruik van ontvangsten, terugbetalingen en invorderingen van voorafgaande programma’s. Een lijst van die programma’s, naast het EFSI, is opgenomen in bijlage IV. In dit hoofdstuk wordt ook de procedure voor de gedelegeerde handelingen vastgesteld.

Voorzien is dat de verordening vanaf 1 januari 2021 van toepassing is.

2020/0108 (COD)

Voorstel voor een

VERORDENING VAN HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD

tot vaststelling van het InvestEU-programma

HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie, en met name artikel 173 en artikel 175, derde alinea,

Gezien het voorstel van de Europese Commissie,

Na toezending van het ontwerp van wetgevingshandeling aan de nationale parlementen,

Gezien het advies van het Europees Economisch en Sociaal Comité 22 ,

Gezien het advies van het Comité van de Regio's 23 ,

Handelend volgens de gewone wetgevingsprocedure,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)De COVID-19-pandemie veroorzaakt een grote schok voor de mondiale economie en de economie van de Unie. De economische activiteit in de EU is als gevolg van de vereiste beperkende maatregelen fors teruggelopen. De verwachting is dat het bbp in de EU in 2020 met ongeveer 7,5 % zal krimpen, veel sterker dan tijdens de financiële crisis in 2009. De uitbraak van de pandemie heeft laten zien hoe de mondiale toeleveringsketens onderling verweven zijn en heeft een aantal kwetsbare punten aan het licht gebracht, zoals het feit dat strategische bedrijfstakken al te sterk afhankelijk zijn van niet-gediversifieerde externe bevoorradingsbronnen. Voor dergelijke kwetsbare punten moet er een oplossing komen, zodat de noodrespons van de Unie kan worden verbeterd, maar ook de veerkracht van de hele economie, terwijl de economie toch blijft openstaan voor concurrentie en handel in overeenstemming met de Unieregels. Verwacht kan worden dat de investeringsactiviteit aanzienlijk is gedaald. Zelfs vóór de pandemie, toen de investeringsquotes in de Unie zich bleken te herstellen, bleven zij onder het niveau dat in een krachtig herstel mocht worden verwacht en waren zij ontoereikend om de jarenlange onderinvesteringen na de crisis van 2009 te compenseren. Belangrijker is dat de huidige investeringsniveaus en -prognoses niet de behoeften aan structurele investeringen van de Unie dekken voor een nieuwe start en voor het behoud van de groei op de lange termijn, rekening houdend met de technologische veranderingen en het mondiale concurrentievermogen, onder meer wat betreft innovatie, vaardigheden, infrastructuur, kleine en middelgrote ondernemingen (kmo's) en de noodzaak om belangrijke maatschappelijke uitdagingen zoals duurzaamheid of vergrijzing aan te gaan. Met het oog op de verwezenlijking van de beleidsdoelstellingen van de Unie en de ondersteuning van een snel, inclusief en gezond economisch herstel is steun dan ook noodzakelijk om marktfalen en suboptimale investeringssituaties aan te pakken en de investeringskloof in specifieke sectoren te dichten.

(2)Uit evaluaties is gebleken dat de verscheidenheid aan financiële instrumenten die in het kader van het meerjarig financieel kader 2014-2020 zijn gecreëerd, heeft geleid tot overlappingen wat hun toepassingsgebied betreft. Deze verscheidenheid heeft ook tot complexiteit geleid voor intermediairs en eindontvangers, die met verschillende subsidiabiliteits- en rapportageregels werden geconfronteerd. Het ontbreken van verenigbare regels heeft ook het combineren van verschillende fondsen van de Unie belemmerd, hoewel dergelijke combinaties gunstig zouden zijn geweest om projecten te ondersteunen die verschillende soorten financiering nodig hadden. Daarom moet onder meer op basis van de ervaringen met het Europees Fonds voor strategische investeringen (EFSI), dat in het kader van het investeringsplan voor Europa is opgericht, één enkel fonds, het InvestEU-fonds, worden opgericht om de steun aan de eindontvangers efficiënter te laten verlopen door de aangeboden financiering te groeperen en te vereenvoudigen onder één enkele begrotingsgarantieregeling, waardoor de impact van de steun van de Unie wordt vergroot en de uit de begroting van de Unie te betalen kosten worden verminderd.

(3)De afgelopen jaren heeft de Unie ambitieuze strategieën aangenomen om de eengemaakte markt te voltooien en duurzame en inclusieve groei en banen te stimuleren, zoals "Europa 2020 - een strategie voor slimme, duurzame en inclusieve groei" van 3 maart 2010, het “Actieplan voor de opbouw van een kapitaalmarktenunie” van 30 september 2015, “Een nieuwe Europese agenda voor cultuur” van 22 mei 2018, het pakket "Schone energie voor alle Europeanen" van 30 november 2016, "Maak de cirkel rond - Een EU-actieplan voor de circulaire economie” van 2 december 2015, “Een Europese strategie voor emissiearme mobiliteit” van 20 juli 2016, het “Europees defensieactieplan” van 30 november 2016, de “Oprichting van het Europees Defensiefonds” van 7 juni 2017, de “Ruimtestrategie voor Europa” van 26 oktober 2016, de “Interinstitutionele proclamatie betreffende de Europese pijler van sociale rechten” van 13 december 2017, de “Europese Green Deal” van 11 december 2019, het “Investeringsplan voor de Europese Green Deal” van 14 januari 2020, “Een sterk sociaal Europa voor rechtvaardige transities” van 14 januari 2020, de “Strategie om de digitale toekomst van Europa vorm te geven”, de “Datastrategie” en de “Mededeling inzake artificiële intelligentie” van 19 februari 2020, “Een nieuwe industriestrategie voor Europa” van 10 maart 2020 en de “Kmo-strategie voor een duurzaam en digitaal Europa” van 10 maart 2020. Het InvestEU-fonds moet de synergieën tussen deze wederzijds versterkende strategieën benutten en versterken door steun te verlenen voor investeringen en toegang tot financiering.

(4)Op het niveau van de Unie vormt het Europees Semester voor de coördinatie van het economisch beleid het kader om de nationale hervormingsprioriteiten vast te stellen en de uitvoering ervan te monitoren. De lidstaten ontwikkelen, in voorkomend geval in samenwerking met lokale en regionale autoriteiten, hun eigen nationale meerjarige investeringsstrategieën ter ondersteuning van deze hervormingsprioriteiten. Deze strategieën moeten samen met de jaarlijkse nationale hervormingsprogramma's worden gepresenteerd om een overzicht te bieden van en te zorgen voor de coördinatie van de prioritaire investeringsprojecten die met nationale middelen of EU-middelen, of met beide, moeten worden ondersteund. Voorts moeten deze strategieën op samenhangende wijze gebruik maken van de EU-financiering en de toegevoegde waarde maximaliseren van de financiële steun die met name uit hoofde van de Europese structuur- en investeringsfondsen, de faciliteit voor herstel en veerkracht en het InvestEU-fonds wordt verleend.

(5)Het InvestEU-fonds dient bij te dragen aan een sterker concurrentievermogen en een grotere sociaal-economische convergentie en cohesie van de Unie, onder meer op het gebied van innovatie en digitalisering, het efficiënte gebruik van hulpbronnen volgens de beginselen van de circulaire economie, de duurzaamheid en inclusiviteit van de economische groei van de Unie en de sociale veerkracht en integratie van de kapitaalmarkten van de Unie, onder meer via oplossingen om de versnippering daarvan tegen te gaan en de financieringsbronnen voor ondernemingen in de Unie te diversifiëren. Daartoe moet het InvestEU-fonds projecten ondersteunen die technisch en economisch levensvatbaar zijn, door een kader te bieden voor het gebruik van schuld-, risicodelings- en eigenvermogensinstrumenten op basis van een garantie uit hoofde van de begroting van de Unie en, naargelang van het geval, door financiële bijdragen van uitvoerende partners. Het InvestEU-fonds moet vraaggestuurd zijn en moet er tegelijkertijd op gericht zijn strategische voordelen op lange termijn te leveren met betrekking tot essentiële terreinen van het beleid van de Unie die anders niet of onvoldoende zouden worden gefinancierd, zodat wordt bijgedragen tot de verwezenlijking van de beleidsdoelstellingen van de Unie. Steun in het kader van het InvestEU-fonds moet een breed scala aan sectoren en regio's bestrijken, maar moet buitensporige sectorale of geografische concentratie vermijden en toegang bieden voor projecten met partnerentiteiten in talrijke regio’s over de gehele EU.

(6)De culturele en de creatieve sector zijn belangrijke en snel groeiende sectoren in de Unie, die zowel economische als culturele waarde uit intellectuele eigendom en individuele creativiteit genereren. De beperkingen op sociale contacten die tijdens de COVID-19-crisis werden ingevoerd, hebben echter aanzienlijke negatieve economische effecten teweeggebracht in deze sectoren. Voorts hebben kmo’s en organisaties uit deze sectoren vanwege de immateriële aard van hun activa beperkte toegang tot particuliere financiering, hetgeen onontbeerlijk is om op internationaal niveau te kunnen investeren, doorgroeien en concurreren. Het InvestEU-programma moet de toegang tot financiering voor kmo's en organisaties uit de culturele en creatieve sector blijven bevorderen. De culturele en creatieve sector, de audiovisuele wereld en de media zijn essentieel voor onze culturele diversiteit en democratie in het digitale tijdperk, en een intrinsiek onderdeel van onze soevereiniteit en autonomie, en strategische investeringen in audiovisuele en media-inhoud en technologie zullen bepalend zijn om op lange termijn inhoud te kunnen produceren en te verspreiden voor een breed publiek over de nationale grenzen heen.

(7)Om duurzame en inclusieve groei, investeringen en werkgelegenheid te bevorderen, en aldus bij te dragen aan een beter welzijn, een eerlijkere inkomensverdeling en meer economische, sociale en territoriale samenhang in de Unie, moet het InvestEU-fonds steun verlenen voor investeringen in materiële en immateriële activa, waaronder cultureel erfgoed. De door InvestEU gefinancierde projecten moeten voldoen aan de milieu- en sociale normen van de Unie, met inbegrip van de arbeidsrechten. Steun uit het InvestEU-fonds moet een aanvulling vormen op steun van de Unie die wordt verleend via subsidies.

(8)De Unie heeft haar goedkeuring gehecht aan de doelstellingen van de Agenda 2030 voor duurzame ontwikkeling van de Verenigde Naties (“Agenda 2030”), de doelstellingen inzake duurzame ontwikkeling van die Agenda (SDG’s) en de Overeenkomst van Parijs die is aangenomen in het kader van het Raamverdrag van de Verenigde Naties inzake klimaatverandering 24 (“Overeenkomst van Parijs inzake klimaatverandering”) en het kader van Sendai voor rampenrisicovermindering 2015-2030. Om deze doelstellingen te bereiken alsmede de doelstellingen die bepaald zijn in het milieubeleid van de Unie, moeten de maatregelen voor duurzame ontwikkeling aanzienlijk worden uitgebreid. Daarom moeten de beginselen van duurzame ontwikkeling een prominente plaats innemen bij de vormgeving van het InvestEU-fonds.

(9)Het InvestEU-programma moet bijdragen tot de opbouw van een duurzaam financieel stelsel in de Unie dat de heroriëntering van particulier kapitaal naar duurzame investeringen ondersteunt overeenkomstig de doelstellingen die zijn geformuleerd in de mededeling van de Commissie van 8 maart 2018 over het actieplan voor de financiering van duurzame groei en de mededeling van de Commissie van 14 januari 2020 over het investeringsplan voor de Europese Green Deal.

(10)Om uitdrukking te geven aan het belang van de strijd tegen klimaatverandering overeenkomstig de toezeggingen van de Unie voor de uitvoering van de Overeenkomst van Parijs inzake klimaatverandering en de SDG’s, zal het InvestEU-programma bijdragen tot het mainstreamen van klimaatacties en tot het realiseren van de algemene doelstelling om 25% van de uitgaven uit de begroting van de Unie aan klimaatdoelen te besteden. Bij de acties in het kader van het InvestEU-programma zal naar verwachting 30 % van de totale financiële middelen van het InvestEU-programma aan de realisatie van klimaatdoelstellingen bijdragen. De desbetreffende acties zullen tijdens de voorbereiding en de uitvoering van het InvestEU-programma worden vastgesteld en opnieuw worden beoordeeld in het kader van de betrokken evaluatie- en herzieningsprocedures. 

(11)De bijdrage van het InvestEU-fonds aan de verwezenlijking van het klimaatstreefdoel zal worden gevolgd aan de hand van het klimaatvolgsysteem van de Unie dat door de Commissie in samenwerking met potentiële uitvoerende partners moet worden ontwikkeld, waarbij op passende wijze gebruik zal worden gemaakt van de criteria die bij [de verordening betreffende de totstandbrenging van een raamwerk om duurzame beleggingen te bevorderen 25 ] zijn vastgesteld om te bepalen of een economische activiteit duurzaam is uit milieuoogpunt. Het InvestEU-programma moet ook bijdragen tot de uitvoering van andere aspecten van de SDG’s.

(12)Volgens het Global Risks Report 2018 van het World Economic Forum heeft de helft van de tien meest kritieke risico's die de wereldeconomie bedreigen, betrekking op het milieu. Die risico's zijn onder meer lucht-, bodem-, binnenwateren- en oceaanverontreiniging, extreme weersomstandigheden, biodiversiteitsverlies en gebrekkige mitigatie van en aanpassing aan klimaatverandering. Milieubeginselen zijn sterk verankerd in de Verdragen en in tal van beleidsdomeinen van de Unie. Daarom moet het mainstreamen van milieudoelstellingen in de verrichtingen met betrekking tot het InvestEU-fonds worden bevorderd. Milieubescherming en de preventie en het beheer van daarmee samenhangende risico's moeten worden geïntegreerd in de voorbereiding en de uitvoering van investeringen. De Unie moet ook haar uitgaven met betrekking tot biodiversiteit en beheer van luchtverontreiniging traceren om te voldoen aan de rapportageverplichtingen krachtens het Verdrag inzake biologische diversiteit 26 en Richtlijn (EU) 2016/2284 van het Europees Parlement en de Raad 27 . Investeringen op basis van doelstellingen inzake ecologische duurzaamheid moeten daarom worden getraceerd met behulp van gemeenschappelijke methoden die coherent zijn met die welke zijn ontwikkeld in het kader van andere Unieprogramma's met betrekking tot klimaat, biodiversiteit en beheer van luchtverontreiniging, zodat de individuele en gecombineerde effecten van investeringen op de belangrijkste componenten van het natuurlijke kapitaal, waaronder lucht, water, land en biodiversiteit, kunnen worden beoordeeld.

(13)Investeringsprojecten waarvoor met name op het gebied van infrastructuur substantiële steun van de Unie wordt verleend, moeten door de uitvoerende partner worden gescreend om na te gaan of deze gevolgen hebben voor het milieu, het klimaat of de maatschappij. Investeringen die dergelijke gevolgen hebben, moeten worden onderworpen aan een duurzaamheidstoets in overeenstemming met de richtsnoeren die de Commissie in nauwe samenwerking met potentiële uitvoerende partners in het kader van het InvestEU-programma moet ontwikkelen. In deze richtsnoeren moet een passend gebruik worden gemaakt van de criteria die zijn vastgesteld in [de verordening tot vaststelling van een kader ter bevordering van duurzame investeringen] om te bepalen of een economische activiteit ecologisch duurzaam is en coherent met de richtsnoeren die voor andere programma's van de Unie zijn ontwikkeld. Dergelijke richtsnoeren moeten conform het evenredigheidsbeginsel passende bepalingen omvatten om onnodige administratieve lasten te voorkomen, en projecten die een bepaalde, in de richtsnoeren vast te stellen omvang niet overschrijden, moeten worden uitgesloten van de duurzaamheidstoets. Indien de uitvoerende partner concludeert dat er geen duurzaamheidstoets hoeft te worden verricht, moet hij hiervoor een motivering verstrekken aan het voor het InvestEU-fonds ingestelde investeringscomité. Verrichtingen die niet stroken met de verwezenlijking van de klimaatdoelstellingen, mogen niet in aanmerking komen voor steun uit hoofde van deze verordening.

(14)De lage investeringspercentages voor infrastructuur in de Unie tijdens de financiële crisis en opnieuw tijdens de COVID-19-crisis hebben het vermogen van de Unie ondermijnd om duurzame groei, concurrentievermogen en convergentie te stimuleren. Ook ontstaat het risico dat onevenwichtigheden worden geconsolideerd en wordt de langetermijnontwikkeling van regio’s getroffen. Om de duurzaamheidsdoelstellingen van de Unie, waaronder de verbintenissen van de Unie met betrekking tot de SDG's, en de energie- en klimaatstreefcijfers voor 2030 te halen, zijn forse investeringen in de infrastructuur van de Unie van fundamenteel belang, met name met betrekking tot interconnectie en energie-efficiëntie en met het oog op de invoering van een interne Europese vervoersruimte. De steun uit het InvestEU-fonds moet dan ook gericht zijn op investeringen in vervoer, energie, met inbegrip van energie-efficiëntie en hernieuwbare energie en andere veilige en duurzame emissiearme energiebronnen, milieu-infrastructuur, infrastructuur voor klimaatactie en maritieme en digitale infrastructuur. In het InvestEU-programma moet prioriteit worden gegeven aan gebieden waar onvoldoende wordt geïnvesteerd en die bijkomende investeringen nodig hebben. Om het effect en de toegevoegde waarde van de financieringssteun van de Unie te maximaliseren, is het aangewezen een gestroomlijnd investeringsproces te bevorderen dat zorgt voor zichtbaarheid van de projectenpijplijn en maximale synergie tussen de betrokken programma's van de Unie tot stand brengt op gebieden als vervoer, energie en digitalisering. Gelet op bedreigingen op het vlak van veiligheid en beveiliging moeten investeringsprojecten waarvoor steun van de Unie wordt verstrekt, maatregelen inhouden inzake bestendigheid van de infrastructuur, onder meer het onderhoud en de veiligheid van de infrastructuur, en moet rekening worden gehouden met de beginselen inzake bescherming van burgers in de publieke ruimte. Een en ander moet een aanvulling vormen op de inspanningen van andere fondsen van de Unie, zoals het Europees Fonds voor Regionale Ontwikkeling, waarmee steun wordt verleend voor de veiligheidscomponenten van investeringen met betrekking tot de publieke ruimte, vervoer, energie en andere kritieke infrastructuur.

(15)In voorkomend geval moet het InvestEU-programma bijdragen tot de doelstellingen van Richtlijn (EU) 2018/2001 van het Europees Parlement en de Raad 28 en de governanceverordening 29 , alsmede energie-efficiëntie in investeringsbesluiten stimuleren.

(16)Echte multimodaliteit is een kans om een efficiënt en milieuvriendelijk vervoersnetwerk tot stand te brengen dat het potentieel van alle vervoersmiddelen maximaal benut en onderlinge synergie creëert. Het InvestEU-programma moet worden ingezet ter ondersteuning van investeringen in multimodale vervoersknooppunten, die ondanks hun aanzienlijk economisch potentieel en hun aanmerkelijke businesscases een groot risico voor particuliere investeerders inhouden. Het InvestEU-programma moet ook bijdragen tot de ontwikkeling en invoering van intelligente vervoerssystemen (ITS). Het InvestEU-programma moet een stimulans geven aan het ontwerp en de toepassing van technologieën om de veiligheid van voertuigen en weginfrastructuur te helpen verbeteren.

(17)Het InvestEU-programma moet een bijdrage leveren tot het beleid van de Unie met betrekking tot zeeën en oceanen, via de ontwikkeling van projecten en ondernemingen op het gebied van de blauwe economie, en tot de beginselen inzake duurzame financiering van deze blauwe economie. Dit kan maatregelen inhouden op het gebied van maritiem ondernemerschap en de maritieme sector, een innoverende en concurrerende maritieme sector, alsmede hernieuwbare mariene energie en de circulaire economie.

(18)Hoewel het totale investeringsniveau in de Unie vóór de Covid-19-crisis toenam, waren investeringen in activiteiten met een hoger risico, zoals onderzoek en innovatie, nog steeds ontoereikend. Er wordt nu verwacht dat dergelijke investeringen zwaar zullen lijden onder de crisis. De daaruit voortvloeiende onderinvesteringen in onderzoek en innovatie zijn schadelijk voor het industriële en economische concurrentievermogen van de Unie en voor de levenskwaliteit van haar burgers. Het InvestEU-fonds moet passende financiële producten aanbieden voor de verschillende stadia van de innovatiecyclus en een breed scala van belanghebbenden, met name om de opschaling en de uitrol van oplossingen op commerciële schaal in de Unie mogelijk te maken. Het doel is dergelijke oplossingen concurrerend te maken op de wereldmarkten en excellentie van de Unie op het gebied van duurzame technologieën op mondiaal niveau te bevorderen, in synergie met Horizon Europa en met betrokkenheid van de Europese Innovatieraad. In dat opzicht moet de ervaring die is opgedaan met de in het kader van Horizon 2020 ingevoerde financieringsinstrumenten, zoals InnovFin – EU-financiering voor innovatieve ondernemingen, die innoverende ondernemingen gemakkelijker en sneller toegang tot financiering verlenen, een stevige basis vormen voor deze gerichte steun.

(19)Toerisme is een belangrijk onderdeel van de economie van de Unie en deze sector heeft een bijzonder zware krimp doorgemaakt ten gevolge van de COVID-19-pandemie. Het InvestEU-programma moet bijdragen tot een versterking van het concurrentievermogen op lange termijn voor deze sector door verrichtingen ter bevordering van duurzaam, innovatief en digitaal toerisme te ondersteunen.

(20)Er moeten dringend zware inspanningen worden geleverd om te investeren in digitale transformatie, deze te stimuleren en de voordelen ervan ten goede te laten komen aan alle burgers en bedrijven in de Unie. Tegenover het sterke beleidskader van de strategie voor een digitale eengemaakte markt moeten nu investeringen met een soortgelijke ambitie komen te staan, onder meer in artificiële intelligentie, in overeenstemming met het programma Digitaal Europa.

(21)Kleine en middelgrote ondernemingen (kmo’s) vertegenwoordigen meer dan 99 % van de bedrijven in de Unie en hebben een aanzienlijke en zelfs cruciale economische waarde. Bij de toegang tot financiering komen zij echter voor moeilijkheden te staan omdat het risico in hun geval hoog wordt ingeschat en zij onvoldoende onderpand hebben. Kmo's en ondernemingen in de sociale economie staan voor bijkomende uitdagingen omdat zij concurrerend moeten blijven en moeten inzetten op digitalisering, internationalisering, transformatie volgens de logica van een circulaire economie, alsmede op innovatie en bij- en nascholing van hun personeel. Voorts beschikken kmo's en ondernemingen in de sociale economie over een beperkter aantal financieringsbronnen dan grotere ondernemingen omdat zij gewoonlijk geen obligaties uitgeven en slechts beperkte toegang hebben tot effectenbeurzen of grote institutionele beleggers. Innoverende oplossingen zoals de mogelijkheid voor werknemers om de eigendom van het bedrijf te verwerven of er een aandeel in te nemen komen ook steeds vaker voor bij kmo's en ondernemingen in de sociale economie. De toegang tot financiering is nog moeilijker voor kmo’s waarvan de activiteiten op immateriële activa zijn gericht. Kmo’s in de Unie zijn in hoge mate afhankelijk van banken en van schuldfinanciering in de vorm van rekening-courantkredieten, bankleningen of leasing. Om beter in staat te zijn hun oprichting, groei, innovatie en duurzame ontwikkeling te financieren, concurrentieel te zijn en economische schokken op te vangen, en om de economie en het financiële stelsel veerkrachtiger te maken in tijden van economische neergang, zodat zij in staat blijven werkgelegenheid en sociaal welzijn te creëren, moeten kmo's die met de bovengenoemde uitdagingen worden geconfronteerd, worden ondersteund door de toegang tot financiering vlotter te maken en meer gediversifieerde financieringsbronnen ter beschikking te stellen. Deze verordening vormt ook een aanvulling op de initiatieven die reeds zijn genomen in het kader van de kapitaalmarktenunie. Het InvestEU-fonds moet daarom voortbouwen op succesvolle programma's van de Unie, zoals het programma voor het concurrentievermogen van ondernemingen en kleine en middelgrote ondernemingen (Cosme), en gedurende de gehele levenscyclus van een onderneming voorzien in werkkapitaal en investeringen alsook in financiering voor leasingtransacties, alsmede de gelegenheid bieden om te focussen op specifieke, meer doelgroepgerichte financiële producten. Het moet ook een maximale slagkracht verlenen aan publieke/particuliere financieringsvehikels, zoals het fonds voor beursintroducties van kmo’s (SME IPO), dat tot doel heeft kmo’s te ondersteunen door meer particulier en publiek eigen vermogen met name naar strategische ondernemingen te kanaliseren.

(22)Zoals aangegeven in de discussienota van de Commissie van 26 april 2017 over de sociale dimensie van Europa, de mededeling over de Europese pijler van sociale rechten, het kader van de Unie voor het VN-Verdrag inzake de rechten van personen met een handicap en de mededeling “Een sterk sociaal Europa voor rechtvaardige transities” van 14 januari 2020, is het opbouwen van een inclusievere en rechtvaardige Unie een topprioriteit van de Unie om ongelijkheid te bestrijden en het beleid inzake sociale inclusie in Europa te bevorderen. Ongelijkheid van kansen heeft met name invloed op de toegang tot onderwijs, opleiding, cultuur, werkgelegenheid, gezondheidszorg en sociale diensten. Investeringen in de sociale economie waar vaardigheden en menselijk kapitaal van belang zijn, alsmede in integratie van kwetsbare bevolkingsgroepen in de samenleving kunnen de economische kansen vergroten, vooral als de investeringen worden gecoördineerd op het niveau van de Unie. Het InvestEU-fonds moet worden gebruikt om investeringen in onderwijs en opleiding te ondersteunen, met inbegrip van bij- en nascholing van werknemers, onder meer in regio's die afhankelijk zijn van een koolstofintensieve economie en die door de structurele overgang naar een koolstofarme economie worden getroffen. Het moet worden gebruikt voor de ondersteuning van projecten met positieve sociale effecten en de versterking van de sociale inclusie door bij te dragen tot meer werkgelegenheid in alle regio’s, met name voor ongeschoolden en langdurig werklozen, alsmede door de situatie te verbeteren wat betreft gendergelijkheid, gelijke kansen, non-discriminatie, toegankelijkheid, gezondheidssector en sociale diensten, sociale huisvesting, dakloosheid, digitale inclusiviteit, gemeenschapsontwikkeling, de rol en de plaats van jongeren in de samenleving en van kwetsbare mensen, waaronder onderdanen van derde landen. Het InvestEU-programma moet ook ondersteuning bieden aan Europese cultuur en creativiteit met een maatschappelijk doel.

(23)Om de negatieve effecten te trotseren van ingrijpende transformaties van samenlevingen in de Unie en van de arbeidsmarkt in het komende decennium, moet worden geïnvesteerd in menselijk kapitaal, sociale infrastructuur, microfinanciering, ethische financiering en financiering van sociale ondernemingen en nieuwe bedrijfsmodellen voor de sociale economie, waaronder investeringen met sociale effecten en aanbesteding van contracten met sociale resultaten. Het InvestEU-programma moet het zich ontwikkelende socialemarktecosysteem versterken om het aanbod van en de toegang tot financiering voor micro- en sociale ondernemingen en instellingen voor maatschappelijke solidariteit te vergroten, en aldus tegemoet te komen aan de vraag van degenen die hieraan het meest behoefte hebben. In het verslag van de taskforce op hoog niveau inzake investeringen in sociale infrastructuur in Europa van januari 2018, dat de titel “Boosting Investment in Social Infrastructure in Europe” droeg, is vastgesteld dat er voor de periode 2018-2030 een totale investeringskloof van ten minste 1,5 biljoen EUR bestaat met betrekking tot sociale infrastructuur en diensten, onder meer op het gebied van onderwijs, opleiding, gezondheid en huisvesting. Deze investeringen vereisen ondersteuning, ook op het niveau van de Unie. Bijgevolg moeten de collectieve kracht van publiek, commercieel en filantropisch kapitaal en de steun van stichtingen en van alternatieve soorten kapitaalverstrekkers, zoals ethische, sociale en duurzame actoren, worden aangewend om de ontwikkeling van de waardeketen van de sociale markt en van een veerkrachtigere Unie te ondersteunen.

(24)In de economische crisis ten gevolge van de COVID-19-pandemie verloopt de allocatie van de middelen door de markt niet volledig efficiënt en worden de particuliere investeringsstromen aanzienlijk verstoord door de risicoperceptie. In die omstandigheden is het sleutelaspect van InvestEU – projecten minder risicovol maken zodat particuliere financiering kan worden aangetrokken – bijzonder waardevol en moet het worden versterkt, onder meer om het risico op asymmetrisch herstel tegen te gaan. Het InvestEU-programma moet ondernemingen tijdens de herstelfase cruciale steun kunnen verlenen en er tegelijkertijd voor zorgen dat investeerders sterk gefocust blijven op de beleidsprioriteiten van de Unie voor de middellange tot lange termijn, zoals de Europese Green Deal, het investeringsplan voor de Europese Green Deal, de strategie voor het vormgeven van de digitale toekomst van Europa en het sterk sociaal Europa voor rechtvaardige transities. Met het programma krijgen de Europese Investeringsbank Groep en nationale stimuleringsbanken en -instellingen, maar ook andere uitvoerende partners, aanzienlijk meer ruimte om risico’s te nemen ter ondersteuning van het economisch herstel.

(25)De COVID-19-pandemie veroorzaakt een grote schok voor de mondiale economie en de economie van de Unie. De verwachting is dat het bbp in de EU veel sterker zal krimpen dan tijdens de financiële crisis in 2009, hetgeen ook onvermijdelijk ongunstige sociale effecten zal hebben. Door de uitbraak van de pandemie is duidelijk geworden dat strategische zwakke punten moeten worden aangepakt om te komen tot een betere noodrespons van de Unie en een sterkere weerbaarheid van de hele economie. Alleen een veerkrachtige, inclusieve en geïntegreerde Europese economie kan de eengemaakte markt en het gelijke speelveld veiligstellen, ook ten behoeve van de zwaarste getroffen lidstaten.

(26)Het InvestEU fonds moet in het kader van vier beleidsterreinen opereren, die de belangrijkste beleidsprioriteiten van de Unie weerspiegelen, namelijk: duurzame infrastructuur, onderzoek, innovatie en digitalisering, kleine en middelgrote ondernemingen, sociale investeringen en vaardigheden, en Europese strategische investeringen.

(27)Hoewel het beleidsterrein van de kleine en middelgrote ondernemingen zich in de eerste plaats moet richten op kmo's, moeten kleine midcap-ondernemingen eveneens in aanmerking komen voor steun in dit kader. Midcap-ondernemingen moeten eveneens steun kunnen krijgen in het kader van de andere vier beleidsterreinen.

(28)Het beleidsterrein van de Europese strategische investeringen moet zich in eerste instantie toespitsen op ondersteuning van in een lidstaat gevestigde en in de Unie werkzame eindontvangers waarvan de activiteiten van strategisch belang zijn voor de Unie, met name met het oog op de groene en digitale transitie en een sterkere veerkracht op het gebied van i) het verstrekken van kritieke gezondheidszorg, het vervaardigen van geneesmiddelen en het aanleggen van voorraden, medische hulpmiddelen en medische benodigdheden, het versterken van de responscapaciteit voor gezondheidscrises en van het systeem voor civiele bescherming, ii) kritieke fysieke of virtuele infrastructuur; (iii) het leveren van goederen en diensten die noodzakelijk zijn voor de exploitatie en het onderhoud van dergelijke infrastructuur; (iv) essentiële ontsluitende, transformerende, groene en digitale technologieën en baanbrekende innovaties waar de investering van strategisch belang is voor de industriële toekomst van de Unie, met inbegrip van artificiële intelligentie, blockchain, software, robotica, halfgeleiders, microprocessoren, edge-cloudtechnologieën, high-performance computing, cyberbeveiliging, kwantumtechnologie, fotonica, industriële biotechnologie, technologieën voor hernieuwbare energie en opslag van energie, waaronder accu’s, technologieën voor duurzaam vervoer, toepassingen voor schone waterstof en brandstofcellen, het koolstofvrij maken van de industrie, koolstofafvang en -opslag, technologieën voor de circulaire economie, biogeneeskunde, nanotechnologieën, farmaceutica en geavanceerde materialen; (v) voorzieningen voor de massaproductie van onderdelen en apparatuur voor informatie- en communicatietechnologie (ICT) in de EU; (vi) het leveren van kritieke input, en het aanleggen van voorraden daarvan, voor overheden, bedrijven of consumenten in de Unie, (vii) kritieke technologie en input voor de beveiliging van de Unie en haar lidstaten, zoals de defensie- en ruimtevaartsector en cyberbeveiliging, en producten voor tweeërlei gebruik in de zin van artikel 2, punt 1, van Verordening (EG) nr. 428/2009 van de Raad. De eindontvangers moeten hun statutaire zetel in een lidstaat hebben en moeten in de Unie actief zijn in die zin dat zij in de Unie substantiële activiteiten hebben in termen van personeel, productie, onderzoek en ontwikkeling of andere bedrijfswerkzaamheden. Projecten die bijdragen tot de diversificatie van strategische toeleveringsketens in de eengemaakte markt via verrichtingen op meerdere plaatsen in de EU, moeten hiervan gebruik kunnen maken.

(29)Het beleidsterrein van de Europese strategische investeringen moet ook gericht zijn op in de Unie gevestigde en werkzame aanbieders waarvan de activiteiten van strategisch belang zijn voor de Unie en die langetermijninvesteringen nodig hebben of onder het screeningmechanisme voor buitenlandse directe investeringen vallen. Daarnaast moeten met name belangrijke projecten van gemeenschappelijk Europees belang kunnen profiteren van het beleidsterrein voor Europese strategische investeringen.

(30)InvestEU moet ook financieringssteun bieden om investeringen te genereren ten behoeve van rechtvaardigetransitieregio’s.

(31)Elk beleidsterrein moet uit twee compartimenten bestaan, namelijk een EU-compartiment en een lidstaatcompartiment. Het EU-compartiment moet tekortkomingen van de markt of suboptimale investeringssituaties in de hele Unie of in een specifieke lidstaat op evenredige wijze aanpakken. Ondersteunde acties moeten een duidelijke toegevoegde waarde voor de Unie hebben. Het lidstaatcompartiment moet de lidstaten alsook de regionale autoriteiten via hun lidstaat de mogelijkheid bieden een deel van hun middelen uit de fondsen onder gedeeld beheer bij te dragen voor de voorziening van de EU-garantie en de EU-garantie te gebruiken voor financierings- of investeringsverrichtingen zodat specifiek marktfalen of suboptimale investeringssituaties op hun eigen grondgebied kunnen worden aangepakt, ook in kwetsbare en afgelegen gebieden zoals de ultraperifere gebieden van de Unie, zoals in de bijdrageovereenkomst moet worden vastgesteld, teneinde de doelstellingen van de fondsen onder gedeeld beheer te verwezenlijken. Acties die uit hoofde van het InvestEU fonds worden gesteund via EU- of lidstaatcompartimenten, mogen private financiering niet overlappen of verdringen en mogen de concurrentie op de interne markt niet verstoren.

(32)Het lidstaatcompartiment moet specifiek zijn geconcipieerd om het gebruik van middelen onder gedeeld beheer mogelijk te maken voor de voorziening van een door de Unie verleende garantie. De meerwaarde van de EU-garantie zou toenemen met de mogelijkheid om steun aan een bredere groep ontvangers van financiering en projecten te bieden en te zorgen voor een diversificatie van de manieren om de doelstellingen van de fondsen in gedeeld beheer te verwezenlijken, terwijl tegelijkertijd een consistent risicobeheer van de voorwaardelijke verplichtingen wordt gewaarborgd door de uitvoering van de EU-garantie in indirect beheer. De Unie moet de financierings- en investeringsverrichtingen garanderen waarin de garantieovereenkomsten tussen de Commissie en de uitvoerende partners in het kader van het lidstaatcompartiment voorzien. De fondsen onder gedeeld beheer moeten voor de voorziening van de garantie zorgen, volgens een voorzieningspercentage dat op basis van de aard van de verrichtingen en de daaruit voortvloeiende verwachte verliezen door de Commissie wordt bepaald en in de bijdrageovereenkomst met de lidstaat wordt vastgesteld. De lidstaat zal de verliezen boven de verwachte verliezen dragen door een back-to-backgarantie aan de Unie te verlenen. Deze regelingen moeten worden gesloten in de vorm van één enkele bijdrageovereenkomst met elke lidstaat die vrijwillig voor deze optie kiest. De bijdrageovereenkomst moet een of meer specifieke garantieovereenkomsten omvatten die in de betrokken lidstaat moeten worden uitgevoerd, alsook eventuele regionaal afgeschermde regelingen, op basis van de regels van het InvestEU-fonds. De vaststelling van het voorzieningspercentage per geval vereist een afwijking van artikel 211, lid 1, van Verordening (EU, Euratom) 2018/1046 van het Europees Parlement en de Raad 30 (het Financieel Reglement). Bij deze opzet is ook voorzien in één regeling voor door centraal beheerde fondsen of fondsen onder gedeeld beheer ondersteunde begrotingsgaranties, waardoor het combineren ervan zou worden vergemakkelijkt.

(33)Er moet een partnerschap tussen de Commissie en de EIB-groep tot stand worden gebracht waarin de sterke punten van elke partner worden aangewend om te zorgen voor maximale beleidseffecten, een efficiënte uitvoering en een passend toezicht op het begrotings- en risicobeheer. Dit partnerschap moet een doeltreffende en inclusieve rechtstreekse toegang tot de EU-garantie bevorderen.

(34)Om steun naar de Europese economie te kunnen kanaliseren via het Europees Investeringsfonds (EIF), moet de Commissie de mogelijkheid hebben deel te nemen aan een of meer eventuele kapitaalverhogingen van het EIF zodat het Fonds de Europese economie en het herstel daarvan kan blijven ondersteunen. De Unie zou haar totale aandeel in het EIF-kapitaal moeten kunnen behouden, afdoende rekening houdende met de financiële implicaties. In het meerjarig financieel kader voor 2021–2027 moeten voor dat doel toereikende financiële middelen worden uitgetrokken.

(35)De Commissie moet, samen met de EIB-groep, de standpunten van andere potentiële uitvoerende partners verzamelen in verband met investeringsrichtsnoeren, het klimaatvolgsysteem, de richtsnoeren inzake duurzaamheidstoetsing en de gemeenschappelijke methoden, naargelang van het geval, teneinde inclusiviteit en operationaliteit te waarborgen totdat de bestuursorganen worden opgericht, waarna de medewerking van de uitvoerende partners moet worden geregeld in het kader van de adviesraad en het bestuur van het InvestEU-programma.

(36)Het InvestEU-fonds moet openstaan voor bijdragen van derde landen die lid zijn van de Europese Vrijhandelsassociatie, toetredende landen, kandidaten en potentiële kandidaten, landen die onder het Europees nabuurschapsbeleid vallen en andere landen, overeenkomstig de voorwaarden die tussen de Unie en die landen zijn vastgesteld. Dit moet in voorkomend geval verdere samenwerking met de betrokken landen mogelijk maken, met name op het gebied van onderzoek en innovatie en kleine en middelgrote ondernemingen.

(37)Deze verordening stelt de financiële middelen vast voor de andere maatregelen van het InvestEU-programma dan de voorziening van de EU-garantie, die voor het Europees Parlement en de Raad in de loop van de jaarlijkse begrotingsprocedure het voornaamste referentiebedrag vormen in de zin van [verwijzing die in voorkomend geval moet worden bijgewerkt overeenkomstig het nieuw interinstitutioneel akkoord: punt 16 van het voorstel voor een Interinstitutioneel Akkoord van 2 december 2013 tussen het Europees Parlement, de Raad en de Commissie betreffende de begrotingsdiscipline, de samenwerking in begrotingszaken en een goed financieel beheer, zoals aangenomen door de genoemde instellingen 31 ].

(38)De EU-garantie van 75 153 850 000 EUR (lopende prijzen) op het niveau van de Unie zal naar verwachting meer dan 1 000 000 000 000 EUR aan extra investeringen in de hele Unie mobiliseren en moet indicatief over de beleidsterreinen worden verdeeld. Het beleidsterrein van de Europese strategische investeringen moet echter een specifiek gedeelte van de EU-garantie krijgen.

(39)Op 18 april 2019 heeft de Commissie verklaard dat onverminderd de bevoegdheden van de Raad met betrekking tot de tenuitvoerlegging van het stabiliteits- en groeipact eenmalige bijdragen van de lidstaten, ofwel van een lidstaat ofwel van nationale stimuleringsbanken die zijn ingedeeld bij de sector algemene overheid of die namens een lidstaat optreden, aan thematische of meerlandeninvesteringsplatformen, in principe moeten worden beschouwd als eenmalige maatregelen in de zin van artikel 5, lid 1, en artikel 9, lid 1, van Verordening (EG) nr. 1466/97 van de Raad 32 en artikel 3, lid 4, van Verordening (EG) nr. 1467/97 van de Raad 33 . Daarnaast heeft de Commissie verklaard onverminderd de bevoegdheden van de Raad met betrekking tot de tenuitvoerlegging van het stabiliteits- en groeipact te zullen nagaan in welke mate voor het InvestEU-programma, als opvolger van het EFSI, kan worden voorzien in dezelfde behandeling als voor het EFSI in de context van de mededeling van de Commissie over flexibiliteit, als het gaat om eenmalige bijdragen van de lidstaten in contanten om een extra bedrag van de EU-garantie te financieren ten behoeve van het lidstaatcompartiment.

(40)De EU-garantie die het InvestEU-fonds ondersteunt, moet indirect worden geïmplementeerd door de Commissie, die voor het benaderen van financiële intermediairs, indien van toepassing, en eindontvangers steunt op uitvoerende partners. De selectie van de uitvoerende partners moet transparant verlopen en vrij zijn van belangenconflicten. De Commissie dient met elke uitvoerende partner een garantieovereenkomst voor de toewijzing van garantiecapaciteit uit het InvestEU-fonds te sluiten voor de ondersteuning van de financierings- en investeringsverrichtingen die aan de subsidiabiliteitscriteria van het InvestEU-fonds voldoen en bijdragen tot zijn doelstellingen. Het beheer van het aan de EU-garantie verbonden risico mag rechtstreekse toegang tot de EU-garantie door de uitvoerende partners niet belemmeren. Zodra de EU-garantie in het kader van het EU-compartiment aan de uitvoerende partners is verleend, moeten zij de volledige verantwoordelijkheid dragen voor het gehele investeringsproces en het zorgvuldigheidsonderzoek met betrekking tot de financierings- of investeringsverrichtingen. Het InvestEU-fonds moet projecten ondersteunen die doorgaans een hoger risicoprofiel hebben dan de projecten die door de normale verrichtingen van de uitvoerende partners worden ondersteund en die in de periode waarin de EU-garantie kon worden benut, zonder InvestEU-steun niet of niet in dezelfde mate door andere overheids- of particuliere bronnen hadden kunnen worden uitgevoerd. Voor het additionaliteitscriterium met betrekking tot de financierings- en investeringsverrichtingen in het beleidsterrein van de Europese strategische investeringen kunnen vanwege de doelstelling daarvan echter specifieke voorwaarden gelden.

(41)Het InvestEU-fonds moet een bestuursstructuur krijgen waarvan de functie in verhouding moet staan tot het enige doel ervan, namelijk toezien op een passend gebruik van de EU-garantie, met inachtneming van de politieke onafhankelijkheid van investeringsbesluiten. Die bestuursstructuur dient te bestaan uit een adviesraad, een bestuur en een volledig onafhankelijk investeringscomité. Bij de algemene samenstelling van de bestuursstructuur moet naar genderevenwicht worden gestreefd. De bestuursstructuur mag de besluitvorming van de EIB-groep of andere uitvoerende partners niet aantasten of verstoren, en mag evenmin in de plaats komen van de respectieve bestuursorganen.

(42)Er dient een adviesraad te worden ingesteld, bestaande uit vertegenwoordigers van de uitvoerende partners, vertegenwoordigers van de lidstaten, één deskundige benoemd door het Europees Economisch en Sociaal Comité, en één deskundige benoemd door het Comité van de Regio's, om informatie uit te wisselen en van gedachten te wisselen over de benutting van de financiële producten die in het kader van het InvestEU-fonds worden ingezet, en om veranderende behoeften en nieuwe producten, met inbegrip van specifieke territoriale marktkloven, te bespreken.

(43)Om de adviesraad vanaf de start te kunnen samenstellen, dient de Commissie de vertegenwoordigers van de potentiële uitvoerende partners voor een tijdelijke periode van één jaar te benoemen, waarna uitvoerende partners met ondertekende garantieovereenkomsten deze taak op zich zouden nemen.

(44)Een bestuur bestaande uit vertegenwoordigers van de Commissie, vertegenwoordigers van uitvoerende partners en één deskundige zonder stemrecht benoemd door het Europees Parlement, moet de strategische en operationele richtsnoeren voor het InvestEU-fonds vaststellen.

(45)De Commissie moet beoordelen in welke mate de door de uitvoerende partners ingediende investerings- en financieringsverrichtingen verenigbaar zijn met het volledige recht en beleid van de Unie. De besluiten over financierings- en investeringsverrichtingen moeten uiteindelijk door een uitvoerende partner worden genomen.

(46)Een investeringscomité, bestaande uit onafhankelijke deskundigen, dient tot een besluit te komen over de verlening van steun uit hoofde van de EU-garantie voor financierings- en investeringsverrichtingen die aan de subsidiabiliteitscriteria voldoen, en dient externe deskundigheid te leveren bij de beoordeling van investeringsprojecten. Het investeringscomité dient verschillende formaties te hebben om de verschillende beleidsterreinen en sectoren zo goed mogelijk te bestrijken.

(47)Het investeringscomité moet vanaf de samenstelling ervan verantwoordelijkheid dragen voor het verlenen van het voordeel van de EU-garantie voor financierings- en investeringsverrichtingen uit hoofde van Verordening (EU) 2015/1017, om te voorkomen dat soortgelijke parallelle structuren de voorstellen voor het gebruik van de EU-garantie beoordelen.

(48)Het investeringscomité moet worden bijgestaan door een onafhankelijk secretariaat dat door de Commissie wordt beheerd en verantwoording aflegt aan de voorzitter van het investeringscomité.

(49)Bij de selectie van de uitvoerende partners voor de inzet van het InvestEU-fonds moet de Commissie rekening houden met de capaciteit van de tegenpartij om de doelstellingen van het InvestEU-fonds te verwezenlijken en eigen middelen bij te dragen, teneinde een adequate geografische dekking en diversificatie te waarborgen, particuliere investeerders aan te trekken en te zorgen voor voldoende risicodiversificatie en oplossingen om tekortkomingen van de markt en suboptimale investeringssituaties aan te pakken. Gezien de rol van de EIB krachtens de Verdragen, haar capaciteit om in alle lidstaten actief te zijn en de ervaring die zij heeft opgedaan in het kader van de huidige financiële instrumenten en het EFSI, dient de EIB-groep een bevoorrechte uitvoeringspartner te blijven in het kader van het EU-compartiment van het InvestEU-fonds. Naast de EIB-groep moeten nationale stimuleringsbanken of -instellingen in staat zijn een aanvullend financieel productassortiment aan te bieden, aangezien hun ervaring en capaciteiten op nationaal en regionaal niveau gunstig kunnen zijn om een maximale impact van openbare middelen op het gehele grondgebied van de Unie te bereiken en om een billijk geografisch evenwicht tussen de projecten te waarborgen. Het InvestEU-programma moet zodanig worden uitgevoerd dat het een gelijk speelveld voor kleinere en jongere stimuleringsbanken en -instellingen bevordert. Voorts moeten andere internationale financiële instellingen uitvoerende partner kunnen worden, met name wanneer zij qua specifieke deskundigheid en ervaring in bepaalde lidstaten een concurrentievoordeel bieden en wanneer een meerderheid van de aandeelhouders ervan afkomstig is uit de Unie. Ook andere entiteiten die aan de criteria van het Financieel Reglement voldoen, moeten uitvoerende partner kunnen worden.

(50)Ter bevordering van een betere geografische diversificatie kunnen investeringsplatformen worden opgericht om de inspanningen en de deskundigheid van uitvoerende partners te combineren met die van andere nationale stimuleringsbanken of -instellingen met minder ervaring in het gebruik van financieringsinstrumenten. Dergelijke structuren moeten worden aangemoedigd, onder andere met beschikbare steun uit de InvestEU-advieshub. Het verdient aanbeveling, om het gebruik van investeringsplatformen in de betrokken sectoren te bevorderen, mede-investeerders, overheidsinstanties, deskundigen, onderwijs-, opleidings- en onderzoeksinstellingen, de betrokken sociale partners en vertegenwoordigers van het maatschappelijk middenveld, en andere relevante actoren op Unie-, nationaal en regionaal niveau samen te brengen.

(51)De EU-garantie in het kader van het lidstaatcompartiment moet worden toegewezen aan elke uitvoerende partner die overeenkomstig artikel 62, lid 1, onder c), van het Financieel Reglement subsidiabel is, met inbegrip van nationale of regionale stimuleringsbanken of -instellingen, de EIB, het Europees Investeringsfonds en andere internationale financiële instellingen. Bij de selectie van de uitvoerende partners in het kader van het lidstaatcompartiment moet de Commissie rekening houden met de voorstellen van elke lidstaat, zoals vermeld in de bijdrageovereenkomst. Overeenkomstig artikel 154 van het Financieel Reglement moet de Commissie de regels en procedures van de uitvoerende partner beoordelen om zich ervan te vergewissen dat deze een niveau van bescherming van de financiële belangen van de Unie biedt dat gelijkwaardig is aan het door de Commissie geboden niveau.

(52)Financierings- en investeringsverrichtingen moeten uiteindelijk in eigen naam door een uitvoerende partner worden vastgesteld, overeenkomstig zijn interne regels, beleid en procedures worden uitgevoerd en in zijn eigen financiële staten administratief worden verwerkt of, indien van toepassing, in de opmerkingen bij de financiële staten worden bekendgemaakt. De Commissie dient dan ook uitsluitend verantwoording af te leggen over uit de EU-garantie voortvloeiende financiële verplichtingen en dient het maximumbedrag van de garantie bekend te maken, met inbegrip van alle relevante informatie betreffende de verstrekte garantie.

(53)Indien van toepassing, dient het InvestEU-fonds een soepele, naadloze en efficiënte combinatie van subsidies of financieringsinstrumenten, of beide, mogelijk te maken die uit de begroting van de Unie of uit andere fondsen, zoals het EU-innovatiefonds voor de handel in emissierechten (ETS), worden gefinancierd, waarbij de EU-garantie wordt verleend in situaties waarin dit noodzakelijk is voor een optimale ondersteuning van investeringen om specifieke tekortkomingen van de markt of suboptimale investeringssituaties aan te pakken.

(54)Projecten die door uitvoerende partners worden ingediend voor steun in het kader van het InvestEU-programma, met inbegrip van het combineren van steun in het kader van het InvestEU-fonds met steun uit andere programma’s van de Unie, moeten in hun geheel ook in overeenstemming zijn met de doelstellingen en subsidiabiliteitscriteria van de andere desbetreffende programma's van de Unie. Over het gebruik van de EU-garantie moet worden beslist in het kader van het InvestEU-programma.

(55)De InvestEU-advieshub moet de ontwikkeling van een robuuste pijplijn van investeringsprojecten op elk beleidsterrein ondersteunen door middel van adviesinitiatieven die door de EIB-groep of andere adviespartners, of rechtstreeks door de Commissie worden uitgevoerd. De InvestEU-advieshub moet geografische diversificatie bevorderen om tot de doelstellingen van de Unie inzake economische, sociale en territoriale cohesie bij te dragen en regionale verschillen te verminderen. De InvestEU-advieshub moet bijzondere aandacht besteden aan het samenvoegen van kleine projecten in grotere portefeuilles. De Commissie, de EIB-groep en de andere adviespartners moeten nauw samenwerken om te zorgen voor doeltreffendheid, synergie en een daadwerkelijke geografische dekking van de steun in de gehele Unie, rekening houdend met de deskundigheid en lokale capaciteit van lokale uitvoerende partners en van de Europese investeringsadvieshub opgericht in het kader van Verordening (EU) 2015/1017 van het Europees Parlement en de Raad 34 . Daarnaast moet in het kader van de InvestEU-advieshub worden voorzien in een centraal contactpunt voor bijstand voor projectontwikkeling die in het kader van de InvestEU-advieshub wordt geboden aan autoriteiten en projectontwikkelaars.

(56)De InvestEU-advieshub moet door de Commissie worden opgericht met de EIB-groep als voornaamste partner en moet voortbouwen op de ervaring die is opgedaan via de Europese investeringsadvieshub. De Commissie is verantwoordelijk voor de aansturing van het beleid van de InvestEU-advieshub en voor het beheer van het centraal contactpunt. De EIB-groep dient adviesinitiatieven te verstrekken in het kader van de beleidsterreinen. Daarnaast dient de EIB-groep operationele diensten aan de Commissie te verlenen, onder meer door input te geven in verband met de strategische en beleidsrichtsnoeren met betrekking tot adviezen, bestaande en komende adviesinitiatieven in kaart te brengen, de adviesbehoeften te beoordelen en de Commissie te adviseren over de beste methoden om te voldoen aan deze behoeften via bestaande of nieuwe adviesinitiatieven.

(57)Om te zorgen voor een brede geografische spreiding van de adviesdiensten in de hele Unie en met succes gebruik te maken van de lokale kennis over het InvestEU-fonds, moet rekening houdend met de bestaande steunregelingen en de aanwezigheid van lokale partners indien nodig worden gezorgd voor een lokale aanwezigheid van de InvestEU-advieshub, zodat in de praktijk tastbare en proactieve maatwerkhulp kan worden geboden. Om op lokaal niveau gemakkelijker ondersteunend advies te kunnen verlenen en te zorgen voor doeltreffendheid, synergie en een daadwerkelijke geografische dekking van de steun in de gehele Unie, moet de InvestEU-advieshub samenwerken met nationale stimuleringsbanken of -instellingen en hun expertise benutten en toepassen.

(58)De InvestEU-advieshub moet ondersteunend advies verlenen aan kleine projecten en projecten voor start-ups, in het bijzonder wanneer deze ernaar streven hun investeringen in onderzoek en innovatie te beschermen door de aanvraag van intellectuele-eigendomsrechten zoals octrooien, rekening houdend met het bestaan van andere diensten die dit soort activiteiten kunnen verrichten, en in synergie hiermee.

(59)In het kader van het InvestEU-fonds moet worden voorzien in steun voor projectontwikkeling en capaciteitsopbouw om de organisatorische capaciteiten en activiteiten inzake marktontwikkeling te ontplooien die nodig zijn om kwalitatief hoogwaardige projecten tot stand te brengen. Deze steun moet ook gericht zijn op de financiële intermediairs die essentieel zijn om kleine ondernemingen vlottere toegang tot financiering te verschaffen en hen te helpen hun volledige potentieel te realiseren. Verder heeft adviesondersteuning tot doel de voorwaarden te scheppen om te komen tot een uitbreiding van het potentiële aantal subsidiabele ontvangers in zich ontwikkelende marktsegmenten, met name wanneer de geringe omvang van individuele projecten de transactiekosten op projectniveau aanzienlijk verhoogt, zoals voor het ecosysteem van de sociale financiering of voor de culturele en creatieve sector. De steun voor capaciteitsopbouw moet complementair en additioneel zijn ten opzichte van acties in het kader van andere programma's van de Unie die specifieke beleidsterrein bestrijken. Ook moeten inspanningen worden geleverd om de capaciteitsopbouw van potentiële projectontwikkelaars, met name lokale organisaties en autoriteiten, te ondersteunen.

(60)Het InvestEU-portaal moet worden opgezet om te voorzien in een gemakkelijk toegankelijke en gebruikersvriendelijke projectdatabank ter bevordering van de zichtbaarheid van investeringsprojecten die financiering vragen, met een sterkere focus op het verstrekken aan de uitvoerende partners van een mogelijke pijplijn van investeringsprojecten die verenigbaar zijn met het recht en het beleid van de Unie.

(61)Overeenkomstig Verordening [herstelinstrument van de Europese Unie] en binnen de grenzen van de daarin toegewezen middelen moeten maatregelen voor herstel en weerbaarheid in het kader van InvestEU worden uitgevoerd om de ongekende gevolgen van de COVID-19-crisis aan te pakken. Deze extra middelen moeten zodanig worden gebruikt dat de in Verordening [herstelinstrument van de Europese Unie] gestelde termijnen in acht worden genomen.

(62) Ingevolge de punten 22 en 23 van het Interinstitutioneel Akkoord voor beter wetgeven van 13 april 2016 35 moet het InvestEU-programma worden geëvalueerd op basis van informatie die aan de hand van specifieke monitoringvereisten is verzameld, waarbij overregulering en administratieve lasten, met name voor de lidstaten, moeten worden vermeden. Deze vereisten kunnen in voorkomend geval meetbare indicatoren omvatten als basis voor de evaluatie van de effecten van het InvestEU-programma in de praktijk.

(63)Er moet een solide raamwerk voor monitoring op basis van output-, resultaat- en impactindicatoren worden geïmplementeerd om de vorderingen bij de verwezenlijking van de doelstellingen van de Unie te volgen. Om te zorgen voor verantwoording ten aanzien van de burgers van de Unie, moet de Commissie bij het Europees Parlement en de Raad jaarlijks verslag uitbrengen over de voortgang, de effecten en de verrichtingen van het InvestEU-programma.

(64)De horizontale financiële regels die het Europees Parlement en de Raad op grond van artikel 322 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie (VWEU) vaststellen, zijn van toepassing op deze verordening. Deze regels zijn vastgelegd in het Financieel Reglement en bepalen met name de procedure voor de vaststelling en uitvoering van de begroting door middel van subsidies, aanbestedingen, prijzen en indirecte uitvoering, en voorzien in controle van de verantwoordelijkheid van de financiële actoren. De op grond van artikel 322 VWEU vastgestelde regels hebben ook betrekking op de bescherming van de begroting van de Unie in geval van algemene tekortkomingen ten aanzien van de rechtsstaat in de lidstaten, aangezien de eerbiediging van de rechtsstaat een essentiële basisvoorwaarde is voor een goed financieel beheer en doeltreffende EU-financiering.

(65)Het Financieel Reglement is van toepassing op het InvestEU-programma. Het stelt regels vast voor de uitvoering van de begroting van de Unie, met inbegrip van de regels inzake begrotingsgaranties.

(66)Overeenkomstig het Financieel Reglement, Verordening (EU, Euratom) nr. 883/2013 van het Europees Parlement en de Raad 36 , Verordening (EG, Euratom) nr. 2988/95 van de Raad 37 , Verordening (Euratom, EG) nr. 2185/96 van de Raad 38 en Verordening (EU) 2017/1939 van de Raad 39 moeten de financiële belangen van de Unie worden beschermd door evenredige maatregelen, waaronder voorkoming, opsporing, correctie en onderzoek van onregelmatigheden en fraude, terugvordering van verloren gegane, onverschuldigd betaalde of onjuist bestede financiële middelen alsmede, in voorkomend geval, oplegging van administratieve sancties. In het bijzonder kan het Europees Bureau voor fraudebestrijding (OLAF) overeenkomstig Verordening (EU, Euratom) nr. 883/2013 en Verordening (Euratom, EG) nr. 2185/96 administratieve onderzoeken, waaronder controles en verificaties ter plaatse uitvoeren om vast te stellen of er sprake is van fraude, corruptie of andere onwettige activiteiten waardoor de financiële belangen van de Unie worden geschaad. Overeenkomstig Verordening (EU) 2017/1939 kan het Europees Openbaar Ministerie (EOM) overgaan tot onderzoek en vervolging van strafbare feiten waardoor de financiële belangen van de Unie worden geschaad in de zin van Richtlijn (EU) 2017/1371 van het Europees Parlement en de Raad 40 . Personen of entiteiten die middelen van de Unie ontvangen, moeten overeenkomstig het Financieel Reglement ten volle meewerken aan de bescherming van de financiële belangen van de Unie, de nodige rechten en toegang verlenen aan de Commissie, OLAF, het EOM ten aanzien van de lidstaten die deelnemen aan de nauwere samenwerking overeenkomstig Verordening (EU) 2017/1939, en de Europese Rekenkamer, en ervoor zorgen dat derden die betrokken zijn bij de uitvoering van middelen van de Unie, gelijkwaardige rechten verlenen.

(67)Derde landen die lid zijn van de Europese Economische Ruimte (EER), mogen deelnemen aan Unieprogramma's in het krachtens de EER-overeenkomst vastgestelde samenwerkingskader, dat voorziet in de uitvoering van de programma's door een besluit in het kader van die overeenkomst. Derde landen kunnen ook op basis van andere rechtsinstrumenten deelnemen. In deze verordening moet een specifieke bepaling worden opgenomen om de nodige rechten en toegang te verlenen aan de bevoegde ordonnateur, OLAF en de Europese Rekenkamer zodat zij hun respectieve bevoegdheden ten volle kunnen uitoefenen.

(68)Krachtens artikel 83 van het [voorstel voor een besluit van de Raad inzake de associatie van de landen en gebieden overzee met de Europese Unie, met inbegrip van de betrekkingen tussen de Europese Unie enerzijds en Groenland en het Koninkrijk Denemarken anderzijds ("LGO-besluit") 41 zijn in landen en gebieden overzee gevestigde personen en entiteiten subsidiabel overeenkomstig de voorschriften en doelstellingen van het InvestEU-programma en eventuele regelingen die van toepassing zijn op de lidstaat waarmee het betrokken land of gebied overzee banden heeft.

(69)Teneinde de niet-essentiële onderdelen van deze verordening aan te vullen met investeringsrichtsnoeren en een scorebord van indicatoren om een snelle en flexibele aanpassing van de prestatie-indicatoren te vergemakkelijken en om het voorzieningspercentage aan te passen, moet aan de Commissie de bevoegdheid worden overgedragen om overeenkomstig artikel 290 VWEU handelingen vast te stellen ten aanzien van de opstelling van de investeringsrichtsnoeren voor de financierings- en investeringsverrichtingen in het kader van verschillende beleidsterreinen, het scorebord, de wijziging van bijlage III bij deze verordening om de indicatoren te herzien of aan te vullen, en de aanpassing van het voorzieningspercentage. In overeenstemming met het evenredigheidsbeginsel moeten dergelijke investeringsrichtsnoeren passende bepalingen omvatten om onnodige administratieve lasten te voorkomen. Het is van bijzonder belang dat de Commissie bij haar voorbereidende werkzaamheden tot passende raadplegingen overgaat, onder meer op deskundigenniveau, en dat die raadplegingen gebeuren in overeenstemming met de beginselen die zijn vastgelegd in het Interinstitutioneel Akkoord van 13 april 2016 over beter wetgeven. Met name om te zorgen voor gelijke deelname aan de voorbereiding van gedelegeerde handelingen, ontvangen het Europees Parlement en de Raad alle documenten op hetzelfde tijdstip als de deskundigen van de lidstaten, en hebben hun deskundigen systematisch toegang tot de vergaderingen van de deskundigengroepen van de Commissie die zich bezighouden met de voorbereiding van gedelegeerde handelingen.

(70)Het InvestEU-programma moet tekortkomingen van de markt en suboptimale investeringssituaties in de hele Unie en/of in specifieke lidstaten aanpakken en voorzien in Uniebrede markttests van innovatieve financiële producten, en systemen om deze te verspreiden, voor nieuwe of complexe tekortkomingen van de markt. Bijgevolg is optreden op het niveau van de Unie gerechtvaardigd,

HEBBEN DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

HOOFDSTUK I

ALGEMENE BEPALINGEN

Artikel 1

Onderwerp

1.Bij deze verordening wordt het InvestEU-fonds ingesteld, dat voorziet in een EU-garantie ter ondersteuning van door de uitvoerende partners uitgevoerde financierings- en investeringsverrichtingen waarmee aan de doelstellingen van het interne beleid van de Unie wordt bijgedragen.

2.Bij deze verordening wordt ook een adviesmechanisme ingesteld om ondersteuning te bieden voor de ontwikkeling van voor investering in aanmerking komende projecten en de toegang tot financiering en om bijstand te verlenen voor daarmee samenhangende capaciteitsopbouw (de “InvestEU-advieshub”). Voorts wordt een databank opgezet om zichtbaarheid te verlenen aan projecten waarvoor projectontwikkelaars financiering zoeken, en om investeerders informatie te verstrekken over investeringskansen (het “InvestEU-portaal”).

3.In deze verordening worden de doelstellingen van het InvestEU-programma, de begroting daarvan en het bedrag voor de EU-garantie voor de periode 2021-2027, de vormen van financiering door de Unie alsmede de regels voor de verstrekking van die financiering vastgesteld.

Artikel 2

Definities

1.    Voor de toepassing van deze verordening wordt verstaan onder:

(1)“InvestEU-programma”: het InvestEU-fonds, de InvestEU-advieshub, het InvestEU-portaal en de blendingverrichtingen gezamenlijk;

(2)“EU-garantie”: een door de begroting van de Unie verstrekte algemene, onherroepelijke, onvoorwaardelijke en afroepbare begrotingsgarantie op grond waarvan de begrotingsgaranties overeenkomstig artikel 219, lid 1, van het financieel reglement van kracht worden door de inwerkingtreding van individuele garantieovereenkomsten met uitvoerende partners;

(3)“beleidsterrein”: een aangewezen gebied voor ondersteuning door de EU-garantie als bepaald in artikel 7, lid 1;

(4)“compartiment”: een deel van de EU-garantie gedefinieerd op basis van de oorsprong van de middelen waardoor het wordt gedekt;

(5)“blendingverrichting”: een door de begroting van de Unie ondersteunde verrichting, waarbij niet-terugbetaalbare vormen van steun, terugbetaalbare vormen van steun, of beide, uit de begroting van de Unie worden gecombineerd met terugbetaalbare vormen van steun van instellingen voor ontwikkelingsfinanciering of andere openbare financiële instellingen, of van commerciële financiële instellingen en investeerders. Voor de toepassing van deze definitie mogen programmaʼs van de Unie die worden gefinancierd uit andere bronnen dan de begroting van de Unie, zoals het innovatiefonds van de EU-regeling voor de handel in emissierechten (ETS), worden gelijkgesteld met uit de begroting van de Unie gefinancierde programmaʼs van de Unie;

(6)“EIB”: de Europese Investeringsbank;

(7)“EIB-groep”: de EIB, haar filialen en andere lichamen die zijn opgericht overeenkomstig artikel 28, lid 1, van Protocol nr. 5 betreffende de statuten van de Europese Investeringsbank, gehecht aan het Verdrag betreffende de Europese Unie en het VWEU (de statuten van de EIB);

(8)“financiële bijdrage”: een bijdrage van een uitvoerende partner in de vorm van eigen risicodragende capaciteit die op gelijke voet met de EU-garantie wordt verstrekt, of in een andere vorm die een efficiënte uitvoering van het InvestEU-programma mogelijk maakt en een passende afstemming van belangen waarborgt;

(9)“bijdrageovereenkomst”: een rechtsinstrument waarin de Commissie en een of meer lidstaten de voorwaarden voor de onder het lidstaatcompartiment vallende EU-garantie specificeren, als bepaald in artikel 9;

(10)“financieel product”: een financieel mechanisme of een financiële regeling op grond waarvan de uitvoerende partner directe financiering of financiering via intermediairs aan eindontvangers verstrekt gebruikmakend van een van de in artikel 15 bedoelde soorten financiering;

(11)“financierings- en/of investeringsverrichtingen”: verrichtingen waarbij financiering aan eindontvangers op directe of indirecte wijze door middel van financiële producten wordt verstrekt, die door een uitvoerende partner in eigen naam worden uitgevoerd, die door de uitvoerende partner in overeenstemming met zijn interne regels, beleid en procedures worden verstrekt en in de financiële staten van de uitvoerende partner worden verwerkt of, in voorkomend geval, in de opmerkingen bij die financiële staten worden vermeld;

(12)“fondsen in gedeeld beheer”: fondsen die voorzien in de mogelijkheid om een deel van die fondsen toe te wijzen aan de voorziening voor een onder het lidstaatcompartiment van het InvestEU-fonds vallende begrotingsgarantie, namelijk het Europees Fonds voor regionale ontwikkeling (EFRO), het Europees Sociaal Fonds Plus (ESF+), het Cohesiefonds, het Europees Fonds voor maritieme zaken en visserij (EFMZV), het Europees Landbouwfonds voor plattelandsontwikkeling (Elfpo) en het [Fonds voor een rechtvaardige transitie (JTF)] 42 ;

(13)“garantieovereenkomst”: een rechtsinstrument waarin de Commissie en een uitvoerende partner de voorwaarden bepalen waaronder financierings- of investeringsverrichtingen met het oog op dekking door de EU-garantie worden voorgesteld, de EU-garantie voor die verrichtingen wordt verleend, en die verrichtingen in overeenstemming met de bepalingen van deze verordening worden uitgevoerd;

(14)“uitvoerende partner”: een in aanmerking komende tegenpartij zoals een financiële instelling of een andere financiële intermediair waarmee de Commissie een garantieovereenkomst heeft gesloten;

(15)“belangrijk project van gemeenschappelijk Europees belang”: een project dat voldoet aan alle criteria die zijn vastgesteld in de mededeling van de Commissie betreffende criteria voor de beoordeling van de verenigbaarheid met de interne markt van staatssteun ter bevordering van de verwezenlijking van belangrijke projecten van gemeenschappelijk Europees belang (PB C 188 van 20.6.2014, blz. 4) of een latere herziening daarvan;

(16) “InvestEU-advieshub”: de technische bijstand als omschreven in artikel 24;

(17) “adviesovereenkomst”: een rechtsinstrument waarin de Commissie en de adviespartner de voorwaarden voor de uitvoering van de InvestEU-advieshub specificeren;

(18)“adviesinitiatief”: technische bijstand en adviesdiensten die investeringen ondersteunen, met inbegrip van acties voor capaciteitsopbouw, die worden uitgevoerd door adviespartners, door externe dienstverleners in opdracht van de Commissie of door uitvoerende agentschappen;

(19)“adviespartner”: een in aanmerking komende tegenpartij zoals een financiële instelling of een andere entiteit waarmee de Commissie een adviesovereenkomst heeft gesloten met het oog op het uitvoeren van een of meer andere adviesinitiatieven dan de adviesinitiatieven die door externe dienstverleners in opdracht van de Commissie of door uitvoerende agentschappen worden uitgevoerd;

(20)“InvestEU-portaal”: de databank als omschreven in artikel 25;

(21)“investeringsrichtsnoeren”: de richtsnoeren die zijn vastgesteld bij een gedelegeerde handeling als bedoeld in artikel 7, lid 7;

(22)“investeringsplatform”: een special purpose vehicle, een beheerde rekening, een contractuele regeling voor medefinanciering of risicodeling dan wel een met andere middelen ingestelde regeling die entiteiten gebruiken om bij te dragen aan de financiering van een aantal investeringsprojecten, en waartoe kunnen behoren:

(a)een nationaal of subnationaal platform voor diverse investeringsprojecten op het grondgebied van een bepaalde lidstaat;

(b)een grensoverschrijdend, meerlanden-, regionaal of macroregionaal platform voor partners uit diverse lidstaten, regioʼs of derde landen die geïnteresseerd zijn in investeringsprojecten in een bepaald geografisch gebied;

(c)een thematisch platform voor investeringsprojecten binnen een bepaalde sector;

(23)“microfinanciering”: microfinanciering als omschreven in artikel [2, punt 11,] van Verordening [[ESF+] nummer];

(24)“nationale stimuleringsbank of -instelling” of “NPBI”: een juridische entiteit die beroepsmatig financiële activiteiten verricht en van een lidstaat of een entiteit van een lidstaat op centraal, regionaal of lokaal niveau, de opdracht heeft gekregen om ontwikkelings- of stimuleringsactiviteiten te verrichten;

(25)“kleine en middelgrote onderneming” of “kmo”: een micro-, kleine of middelgrote onderneming in de zin van de bijlage bij Aanbeveling 2003/361/EG van de Commissie 43 ;

(26)“kleine midcap-onderneming”: een entiteit die geen kmo is en die maximaal 499 werknemers in dienst heeft;

(27)“sociale onderneming”: een sociale onderneming als omschreven in artikel [2, punt 15] van Verordening [[ESF+] nummer];

(28) “derde land”: een land dat geen lidstaat van de Unie is.

Artikel 3

Doelstellingen van het InvestEU-programma

1.De algemene doelstelling van het InvestEU-programma is de ondersteuning van de beleidsdoelstellingen van de Unie door middel van financierings- en investeringsverrichtingen die bijdragen tot:

a)    het concurrentievermogen van de Unie, ook wat betreft onderzoek, innovatie en digitalisering;

b)    groei en werkgelegenheid in de economie van de Unie, de duurzaamheid van de economie van de Unie en de milieu- en klimaatdimensie ervan die de SDGʼs, de doelstellingen van de Klimaatovereenkomst van Parijs en het scheppen van hoogwaardige banen helpen te verwezenlijken;

c)    de sociale veerkracht, de inclusiviteit en het innovatievermogen van de Unie;

d)    de bevordering van wetenschappelijke en technologische vooruitgang, van cultuur, onderwijs en opleiding;

e)    de integratie van kapitaalmarkten van de Unie en de versterking van de eengemaakte markt, met inbegrip van oplossingen om de versnippering van kapitaalmarkten van de Unie aan te pakken, meer diversiteit in de financieringsbronnen voor ondernemingen in de Unie te brengen en duurzame financiering te bevorderen;

f)    het bevorderen van economische, sociale en territoriale samenhang, of

g)    het duurzame en inclusieve herstel van de economie van de Unie na de door de COVID-19-pandemie veroorzaakte crisis, de instandhouding en versterking van haar strategische waardeketens en de handhaving en de versterking van activiteiten die voor de Unie van strategisch belang zijn met betrekking tot voor bedrijven en consumenten kritieke infrastructuur, transformerende technologieën, baanbrekende innovaties en input.

2.De specifieke doelstellingen van het InvestEU-programma zijn:

a)    het ondersteunen van financierings- en investeringsverrichtingen met betrekking tot duurzame infrastructuur op de gebieden bedoeld in artikel 7, lid 1, punt a);

b)    het ondersteunen van financierings- en investeringsverrichtingen met betrekking tot onderzoek, innovatie en digitalisering, waaronder ondersteuning voor de opschaling van innovatieve bedrijven en de uitrol van technologieën op de markt, op de gebieden bedoeld in artikel 7, lid 1, punt b);

c)    het verbeteren van de toegang tot en de beschikbaarheid van financiering voor kmo’s en kleine midcap-ondernemingen en het vergroten van het mondiale concurrentievermogen van deze kmo’s;

d)    het verbeteren van de toegang tot en de beschikbaarheid van microfinanciering en financiering voor sociale ondernemingen, om financierings- en investeringsverrichtingen met betrekking tot sociale investeringen, competenties en vaardigheden te ondersteunen, en om markten voor sociale investeringen, op de gebieden bedoeld in artikel 7, lid 1, punt d), te ontwikkelen en te consolideren;

e)    het ondersteunen van financierings- en investeringsverrichtingen in de in artikel 7, lid 1, punt e), bedoelde sectoren, teneinde de strategische autonomie van de Unie en van haar economie te handhaven en te versterken.

Artikel 4

Begroting en bedrag van de EU-garantie

1.De EU-garantie ten behoeve van het EU-compartiment bedoeld in artikel 8, lid 1, punt a), bedraagt 75 153 850 000 EUR (lopende prijzen). Er wordt een voorzieningspercentage van 45 % ingesteld. Het in artikel 34, lid 3, eerste alinea, punt a), vermelde bedrag wordt ook in aanmerking genomen om bij te dragen aan de voorziening die uit dit voorzieningspercentage voortvloeit. 

Een bijkomend bedrag van de EU-garantie kan worden verstrekt ten behoeve van het lidstaatcompartiment bedoeld in artikel 8, lid 1, punt b), op voorwaarde dat de overeenstemmende bedragen overeenkomstig [artikel 10, lid 1,] van Verordening [[GB-verordening] nummer] 44 en artikel [75, lid 1,] van Verordening [[strategische GLB-plannen] nummer] 45 door de lidstaten worden toegewezen.

Een bijkomend bedrag van de EU-garantie kan door de lidstaten ook in de vorm van contanten worden verstrekt ten behoeve van het lidstaatcompartiment. Dit bedrag wordt aangemerkt als een externe bestemmingsontvangst overeenkomstig de tweede zin van artikel 21, lid 5, van het financieel reglement.

Tevens wordt de in de eerste alinea bedoelde EU-garantie verhoogd door de in artikel 5 bedoelde bijdragen van derde landen, door verstrekking in de vorm van geldmiddelen, volledig conform artikel 218, lid 2, van het financieel reglement.

2.Een bedrag van 31 153 850 000 EUR (lopende prijzen) van het in lid 1, eerste alinea, vermelde bedrag wordt toegewezen voor verrichtingen tot uitvoering van de in artikel 2 van Verordening [EURI] bedoelde maatregelen voor de in artikel 3, lid 2, punt e), genoemde doelstellingen.

Een bedrag van 41 500 000 000 EUR (lopende prijzen) van het in lid 1, eerste alinea, vermelde bedrag wordt toegewezen voor verrichtingen tot uitvoering van de in artikel 2 van Verordening [EURI] bedoelde maatregelen voor de in artikel 3, lid 2, punten a) tot en met d), genoemde doelstellingen.

Een bedrag van 2 500 000 000 EUR (lopende prijzen) van het in lid 1, eerste alinea, vermelde bedrag wordt toegewezen voor de in artikel 3, lid 2, punten a) tot en met d), genoemde doelstellingen.

De in de eerste en de tweede alinea vermelde bedragen zijn slechts beschikbaar vanaf de in artikel 4, lid 3, van Verordening [EURI] bedoelde datum.

De indicatieve verdeling van de EU-garantie ten behoeve van het EU-compartiment staat beschreven in bijlage I bij deze verordening. De Commissie kan zo nodig de in bijlage I vermelde bedragen wijzigen en het in de eerste alinea vermelde bedrag verhogen met maximaal 15 % voor elke doelstelling. De Commissie stelt het Europees Parlement en de Raad in kennis van dergelijke wijzigingen.

3.De financiële middelen voor de uitvoering van de maatregelen waarin de hoofdstukken VI en VII voorzien, bedragen 724 733 000 EUR (lopende prijzen).

4.Het in lid 3 vermelde bedrag kan ook worden gebruikt voor technische en administratieve bijstand voor de uitvoering van het InvestEU-programma, zoals activiteiten op het gebied van voorbereiding, monitoring, controle, audit en evaluatie, waaronder voor bedrijfsinformatietechnologiesystemen.

Artikel 5

Met het InvestEU-fonds geassocieerde derde landen

Aan het in artikel 8, lid 1, punt a), bedoelde EU-compartiment van het InvestEU-fonds en voor elk van de in artikel 7, lid 1, vermelde beleidsterreinen, met uitzondering van het beleidsterrein strategische Europese investeringen, kunnen de hieronder bedoelde derde landen bijdragen leveren met het oog op deelname aan bepaalde financiële producten overeenkomstig artikel 218, lid 2, van het financieel reglement:

a)    landen van de Europese Vrijhandelsassociatie (EVA) die lid zijn van de Europese Economische Ruimte (EER), in overeenstemming met de in de Overeenkomst betreffende de Europese Economische Ruimte vastgestelde voorwaarden;

b)    toetredingslanden, kandidaat-lidstaten en potentiële kandidaten, in overeenstemming met de algemene beginselen en algemene voorwaarden voor hun deelname aan programmaʼs van de Unie zoals vastgesteld in de desbetreffende kaderovereenkomsten en besluiten van de Associatieraad, of in soortgelijke overeenkomsten, alsmede in overeenstemming met de specifieke voorwaarden die zijn vastgesteld in overeenkomsten tussen de Unie en die derde landen;

c)    derde landen die onder het Europees nabuurschapsbeleid vallen, in overeenstemming met de algemene beginselen en algemene voorwaarden voor deelname van die landen aan programmaʼs van de Unie zoals vastgesteld in de desbetreffende kaderovereenkomsten en besluiten van de Associatieraad, of in soortgelijke overeenkomsten, alsmede in overeenstemming met de specifieke voorwaarden die zijn vastgesteld in overeenkomsten tussen de Unie en die derde landen;

d)    derde landen, in overeenstemming met de voorwaarden die zijn vastgesteld in een specifieke overeenkomst betreffende de deelname van het derde land aan programmaʼs van de Unie, op voorwaarde dat de overeenkomst:

i)    een billijk evenwicht waarborgt tussen de bijdragen van en de voordelen voor het derde land dat aan programmaʼs van de Unie deelneemt;

ii)    de voorwaarden voor deelname aan de programmaʼs van de Unie bevat, met inbegrip van de berekening van de financiële bijdragen aan afzonderlijke programmaʼs en de administratieve kosten daarvan. Deze bijdragen worden aangemerkt als externe bestemmingsontvangsten overeenkomstig de tweede zin van artikel 21, lid 5, van het financieel reglement;

iii)    het derde land geen beslissingsbevoegdheid ten aanzien van het programma van de Unie verleent;

iv)    de rechten van de Unie om een goed financieel beheer te garanderen en haar financiële belangen te beschermen, waarborgt.

Artikel 6

Uitvoering en vormen van financiering door de Unie

1.De EU-garantie wordt ten uitvoer gelegd in indirect beheer met organen als bedoeld in artikel 62, lid 1, punt c), ii), punt c), iii), punt c), v) en punt c), vi), van het financieel reglement. Andere vormen van Uniefinanciering uit hoofde van deze verordening worden - zo vlot mogelijk, op een manier die efficiënte en coherente ondersteuning van het beleid van de Unie garandeert - in direct of indirect beheer overeenkomstig het financieel reglement ten uitvoer gelegd, met inbegrip van subsidies die overeenkomstig titel VIII van het financieel reglement ten uitvoer worden gelegd, en blendingverrichtingen die overeenkomstig dit artikel ten uitvoer worden gelegd.

2.Door de EU-garantie gedekte financierings- en investeringsverrichtingen die deel uitmaken van blendingverrichtingen waarbij steun uit hoofde van deze verordening wordt gecombineerd met steun uit hoofde van een of meer andere programmaʼs van de Unie of steun die door het innovatiefonds van de EU-regeling voor de handel in emissierechten (ETS) wordt gedekt:

a)    zijn in overeenstemming met de beleidsdoelstellingen en voldoen aan de criteria om in aanmerking te komen overeenkomstig de regels van het programma van de Unie op grond waarvan de steun wordt toegekend;

b)    voldoen aan deze verordening. 

3.Blendingverrichtingen die een financieringsinstrument omvatten dat volledig door andere programmaʼs van de Unie of door het EU-ETS-innovatiefonds zonder het gebruik van de EU-garantie uit hoofde van deze verordening wordt gefinancierd, stroken met de beleidsdoelstellingen en voldoen aan de criteria om in aanmerking te komen overeenkomstig de regels van het programma van de Unie op grond waarvan de steun wordt toegekend.

4.Overeenkomstig artikel 6, lid 2, wordt over de niet-terugbetaalbare vormen van steun en financieringsinstrumenten uit de begroting van de Unie die deel uitmaken van de in de leden 2 en 3 van dit artikel bedoelde blendingverrichting, beslist volgens de regels van het desbetreffende programma van de Unie en worden deze in de blendingverrichting ten uitvoer gelegd in overeenstemming met deze verordening en titel X van het financieel reglement.

   De rapportage met betrekking tot dergelijke blendingverrichtingen bestrijkt ook de wijze waarop zij stroken met de beleidsdoelstellingen en voldoen aan de criteria om in aanmerking te komen overeenkomstig de regels van het programma van de Unie op grond waarvan de steun wordt toegekend, alsmede de wijze waarop zij deze verordening naleven. 

HOOFDSTUK II

InvestEU-fonds

Artikel 7

Beleidsterreinen

1.Het InvestEU-fonds verricht zijn activiteiten via de volgende vijf beleidsterreinen, waarop tekortkomingen van de markt of suboptimale investeringssituaties worden aangepakt binnen hun specifieke toepassingsgebied:

a)    een beleidsterrein duurzame infrastructuur, dat duurzame investeringen omvat op het gebied van vervoer, met inbegrip van multimodaal vervoer, en verkeersveiligheid, onder meer in overeenstemming met doelstelling van de Unie om uiterlijk in 2050 een einde te maken aan verkeersongevallen met doden en zwaargewonden, de renovatie en het onderhoud van spoor- en weginfrastructuur, energie, met name hernieuwbare energie, energie-efficiëntie overeenkomstig het energiekader voor 2030, renovatieprojecten gericht op het energiezuinig maken van gebouwen en de integratie van gebouwen in een verbonden energie-, opslag-, digitaal en vervoerssysteem, een grotere mate van interconnectie, digitale connectiviteit en toegang, ook in plattelandsgebieden, levering en verwerking van grondstoffen, ruimtevaart, oceanen, water, waaronder binnenwateren, afvalbeheer conform de afvalhiërarchie en de circulaire economie, natuur en andere milieu-infrastructuur, cultureel erfgoed, toerisme, uitrusting, mobiele activa en de uitrol van innovatieve technologieën die bijdragen aan de doelstellingen inzake ecologische of klimaatveerkracht of sociale duurzaamheid van de Unie, en die voldoen aan de normen van de Unie inzake ecologische of sociale duurzaamheid;

b)    een beleidsterrein onderzoek, innovatie en digitalisering, dat activiteiten op het gebied van onderzoek, productontwikkeling en innovatie omvat, de overdracht van technologieën en onderzoeksresultaten aan de markt om marktaanjagers en samenwerking tussen ondernemingen te stimuleren, de demonstratie en invoering van innovatieve oplossingen, steun voor de opschaling van innovatieve ondernemingen en digitalisering van het bedrijfsleven in de Unie;

c)    een beleidsterrein kleine en middelgrote ondernemingen, dat toegang tot en de beschikbaarheid van financiering omvat, in de eerste plaats voor kleine en middelgrote ondernemingen, waaronder voor innovatieve kmoʼs en kmoʼs uit de culturele en creatieve sectoren, alsmede voor kleine midcap-ondernemingen;

d)    een beleidsterrein sociale investeringen en vaardigheden, dat microfinanciering, financiering voor sociale ondernemingen en sociale economie omvat, alsook maatregelen ter bevordering van gendergelijkheid, vaardigheden, educatie, opleiding en aanverwante diensten, sociale infrastructuur (met inbegrip van gezondheids- en onderwijsinfrastructuur en sociale woningen en studentenwoningen), sociale innovatie, gezondheidszorg en langdurige zorg, inclusie en toegankelijkheid, culturele en creatieve activiteiten met een maatschappelijk doel, integratie van kwetsbare personen, waaronder onderdanen van derde landen;

e)    een beleidsterrein Europese strategische investeringen, dat strategische investeringen omvat ter ondersteuning van in een lidstaat gevestigde en in de Unie werkzame eindontvangers waarvan de activiteiten van strategisch belang zijn voor de Unie, met name met het oog op de groene en digitale transitie en een sterkere veerkracht op een van de volgende gebieden:

i)    het verstrekken van kritieke gezondheidszorg, het vervaardigen van geneesmiddelen en het aanleggen van voorraden, medische hulpmiddelen en medische benodigdheden, het versterken van de responscapaciteit voor gezondheidscrises en van het systeem voor civiele bescherming;

ii)    kritieke infrastructuur, fysieke dan wel virtuele, daaronder begrepen als kritiek aangemerkte infrastructuurelementen in de sectoren energie, vervoer, milieu, gezondheid, veilige digitale communicatie, 5G, het internet van de dingen, platforms voor onlinediensten, veilige cloudcomputing, dataverwerking of -opslag, betalings- en financiële infrastructuur, ruimtevaart, defensie, communicatie, media, onderwijs en opleiding, verkiezingsinfrastructuur en gevoelige faciliteiten, alsmede gronden en vastgoed die van vitaal belang zijn voor het gebruik van die kritieke infrastructuur;

iii)    de levering van goederen en diensten die van belang zijn om de in punt ii) genoemde kritieke infrastructuur te benutten en te onderhouden;

iv)    essentiële ontsluitende, transformerende, groene en digitale technologieën en baanbrekende innovaties wanneer de investering voor de industriële toekomst van de Unie van strategisch belang is, daaronder begrepen:

a) kunstmatige intelligentie, blockchain, software, robotica, halfgeleiders, microprocessoren, edge-cloudtechnologie, high-performance computing, cyberbeveiliging, kwantumtechnologie, fotonica, industriële biotechnologie;

b) technologie voor hernieuwbare energie, technologie voor energieopslag, daaronder begrepen accu’s, technologie voor duurzaam vervoer, toepassingen voor schone waterstofcellen en brandstofcellen, technologie om de industrie koolstofarm te maken, koolstofafvang en -opslag, technologie voor de circulaire economie;

c) biomedische wetenschap, nanotechnologie, farmaceutica en geavanceerde materialen;

v)    productievoorzieningen voor de massaproductie van onderdelen en apparatuur voor informatie- en communicatietechnologie in de EU;

vi)    levering aan en het aanleggen van voorraden kritieke input voor publieke spelers, bedrijven of consumenten in de Unie, daaronder begrepen energie, grondstoffen of voedselzekerheid, rekening houdende met hulpbronnenefficiëntie en circulariteit in strategische waardeketens;

vii)    kritieke technologieën en input voor de beveiliging van de Unie en haar lidstaten, zoals de defensie- en ruimtevaartsector en cyberbeveiliging, en producten voor tweeërlei gebruik in de zin van artikel 2, punt 1, van Verordening (EG) nr. 428/2009 van de Raad.

Met het oog op de bescherming van de veiligheid van de Unie en haar lidstaten mogen eindontvangers voorts, in het geval van investeringen in de defensie- en ruimtevaartsector en cyberbeveiliging, en in specifieke soorten projecten met werkelijke en directe veiligheidsimplicaties in kritieke sectoren, niet onder zeggenschap staan van een derde land of entiteiten uit een derde land, en moeten zij hun uitvoerende bestuursstructuren in de Unie hebben.

Het bestuur stelt, in het licht van alle toepasselijke overwegingen inzake openbare orde of veiligheid, alle noodzakelijke voorwaarden betreffende de zeggenschap over en de uitvoerende bestuursstructuren van eindontvangers vast voor andere gebieden in het kader van het beleidsterrein Europese strategische investeringen, en betreffende de zeggenschap over intermediairs in het kader van dat beleidsterrein.

2.Wanneer een financierings- of investeringsverrichting die aan het in artikel 23 bedoelde investeringscomité wordt voorgesteld, betrekking heeft op meer dan één beleidsterrein, wordt deze toegewezen aan het beleidsterrein waarop haar hoofddoel of het hoofddoel van de meeste van haar subprojecten betrekking heeft, tenzij de investeringsrichtsnoeren anders bepalen.

3.Financierings- en investeringsverrichtingen worden gescreend om na te gaan of zij een effect hebben op het milieu, het klimaat of de maatschappij. Indien die verrichtingen een dergelijk effect hebben, worden zij getoetst op hun duurzaamheid voor klimaat, milieu en maatschappij, met als doel nadelige gevolgen tot een minimum te beperken en zoveel mogelijk voordelen te genereren voor het milieu, het klimaat en de maatschappij. Met dat doel verstrekken projectontwikkelaars die om financiering verzoeken, passende informatie op basis van de in lid 4 bedoelde richtsnoeren. Projecten die een bepaalde omvang zoals vastgesteld in de richtsnoeren niet overschrijden, worden uitgesloten van de toetsing. Projecten die onverenigbaar zijn met de klimaatdoelstellingen, komen niet in aanmerking voor steun uit hoofde van deze verordening. Wanneer de uitvoerende partner concludeert dat er geen duurzaamheidstoets hoeft te worden verricht, verstrekt hij hiervoor een motivering aan het investeringscomité.

4.De Commissie ontwikkelt richtsnoeren inzake duurzaamheid die het, in overeenstemming met de milieudoelstellingen en - normen en de sociale doelstellingen en normen van de Unie, mogelijk maken:

a)wat adaptatie betreft, veerkracht ten opzichte van potentiële ongunstige gevolgen van klimaatverandering te garanderen door middel van een kwetsbaarheids- en risicobeoordeling, waaronder door middel van toepasselijke adaptatiemaatregelen, en wat mitigatie betreft, de kosten van broeikasgasemissies en de positieve effecten van mitigerende maatregelen in de kosten-batenanalyse op te nemen;

b)rekenschap te geven van het totaaleffect van projecten op de voornaamste bestanddelen van het natuurlijk kapitaal: lucht, water, bodem en biodiversiteit;

c)het maatschappelijke effect van projecten in te schatten, onder meer op gendergelijkheid, op de sociale inclusie van bepaalde gebieden of bevolkingsgroepen en op de economische ontwikkeling van gebieden en sectoren die geconfronteerd worden met structurele uitdagingen zoals de noodzaak de economie koolstofvrij te maken;

d)projecten aan te merken die onverenigbaar zijn met de verwezenlijking van de klimaatdoelstellingen;

e)uitvoerende partners te begeleiden bij de in lid 3 bedoelde screening.

5.De uitvoerende partners verschaffen de nodige informatie voor het volgen van investeringen die bijdragen tot de verwezenlijking van de doelstellingen van de Unie inzake klimaat en milieu, op basis van door de Commissie te verstrekken richtsnoeren.

6.De uitvoerende partners passen als streefcijfer toe dat ten minste 60 % van de investeringen uit hoofde van het beleidsterrein duurzame infrastructuur bijdraagt tot de doelstellingen van de Unie inzake klimaat en milieu.

De Commissie tracht er samen met de uitvoerende partners voor te zorgen dat het deel van de EU-garantie dat wordt gebruikt voor het beleidsterrein duurzame infrastructuur, zodanig wordt verdeeld dat een evenwicht tussen de verschillende in lid 1, punt a), vermelde gebieden wordt bereikt.

7.De Commissie is bevoegd overeenkomstig artikel 33 gedelegeerde handelingen vast te stellen om deze verordening aan te vullen door de investeringsrichtsnoeren voor elk van de beleidsterreinen te bepalen. De investeringsrichtsnoeren worden in nauwe samenspraak met de EIB-groep en andere potentiële uitvoerende partners opgesteld.

8.    Voor financierings- en investeringsverrichtingen in het kader van het beleidsterrein Europese strategische investeringen in de defensie- en ruimtevaartsector en in cyberbeveiliging kunnen de investeringsrichtsnoeren beperkingen vaststellen met betrekking tot de overdracht en licentiëring van intellectuele-eigendomsrechten op kritieke technologieën en technologieën die van belang zijn om de veiligheid van de Unie en haar lidstaten te waarborgen.

9.De Commissie stelt de informatie over de toepassing en interpretatie van de investeringsrichtsnoeren ter beschikking van de uitvoerende partners, het investeringscomité en de adviespartners.

Artikel 8

Compartimenten

1.De in artikel 7, lid 1, bedoelde beleidsterreinen bestaan uit een EU-compartiment en een lidstaatcompartiment. Die compartimenten pakken tekortkomingen van de markt of suboptimale investeringssituaties als volgt aan:

a)het EU-compartiment dient voor de aanpak van een van de volgende situaties:

i)    tekortkomingen van de markt of suboptimale investeringssituaties met betrekking tot beleidsprioriteiten van de Unie,

ii)    tekortkomingen van de markt of suboptimale investeringssituaties in de hele Unie of in specifieke lidstaten, of

iii)    tekortkomingen van de markt of suboptimale investeringssituaties, waarvoor innovatieve financiële oplossingen en marktstructuren moeten worden ontwikkeld, met name nieuwe of complexe tekortkomingen van de markt of suboptimale investeringssituaties;

b)het lidstaatcompartiment dient voor de aanpak van specifieke tekortkomingen van de markt of suboptimale investeringssituaties in een of meer regio's of lidstaten om de beleidsdoelstellingen van de bijdragende fondsen in gedeeld beheer of van het door een lidstaat op grond van artikel 4, lid 1, derde alinea verstrekte aanvullende bedrag te verwezenlijken, met name versterking van de economische, sociale en territoriale samenhang in de Unie door het verhelpen van onevenwichtigheden tussen de regio's.

2.De in lid 1 bedoelde compartimenten worden in voorkomend geval op complementaire wijze gebruikt ter ondersteuning van een bepaalde financierings- of investeringsverrichting, onder meer door steun van beide compartimenten te combineren.

Artikel 9

Specifieke bepalingen die van toepassing zijn op het lidstaatcompartiment

1.Bedragen die door een lidstaat op vrijwillige basis zijn toegewezen krachtens artikel [10, lid 1,] van Verordening [[GB-verordening] nummer] of artikel [75, lid 1,] van Verordening [[strategische GLB-plannen] nummer], worden gebruikt voor de voorziening voor het gedeelte van de EU-garantie in het lidstaatcompartiment ter dekking van financierings- en investeringsverrichtingen in de betrokken lidstaat, of voor de eventuele bijdrage uit fondsen in gedeeld beheer aan de InvestEU-advieshub. Die bedragen worden gebruikt om bij te dragen aan het bereiken van de beleidsdoelstellingen die nader zijn bepaald in de in artikel 7 van Verordening [[GB-verordening] nummer] bedoelde partnerschapsovereenkomst, in de programma's of in het strategische GLB-plan dat aan InvestEU bijdraagt.

Een aanvullend bedrag dat door een lidstaat op grond van artikel 4, lid 1, derde alinea is toegewezen, wordt gebruikt voor de voorziening voor het gedeelte van de EU-garantie in het lidstaatcompartiment.

2.Om het gedeelte van de EU-garantie in het lidstaatcompartiment in te stellen wordt een bijdrageovereenkomst gesloten tussen een lidstaat en de Commissie.

De vierde alinea van dit lid en lid 5 van dit artikel zijn niet van toepassing op het bijkomende bedrag waarin een lidstaat voorziet uit hoofde van artikel 4, lid 1, derde alinea.

De bepalingen van dit artikel betreffende bedragen die zijn toegewezen uit hoofde van artikel 10, lid 1, van Verordening [[GB-verordening] nummer] of artikel 75, lid 1, van Verordening [[strategische GLB-plannen] nummer], zijn niet van toepassing op een bijdrageovereenkomst betreffende een bijkomend bedrag dat door een lidstaat is toegewezen, als bedoeld in artikel 4, lid 1, derde alinea.

De lidstaat en de Commissie sluiten een bijdrageovereenkomst of een wijziging daarvan binnen vier maanden na het besluit van de Commissie tot goedkeuring van de partnerschapsovereenkomst uit hoofde van artikel 9, lid 4, van Verordening [GB-verordening] of het strategische GLB-plan uit hoofde van Verordening [GLB], of gelijktijdig met het besluit van de Commissie tot wijziging van een programma overeenkomstig artikel 10 van Verordening [GB-verordening] of een strategisch GLB-plan overeenkomstig artikel 107 van Verordening [GLB].

Twee of meer lidstaten kunnen een gezamenlijke bijdrageovereenkomst met de Commissie sluiten.

In afwijking van artikel 211, lid 1, van het financieel reglement wordt het voorzieningspercentage voor de EU-garantie in het lidstaatcompartiment vastgesteld op 40 % en kan het in elke bijdrageovereenkomst naar boven of naar beneden worden bijgesteld om rekening te houden met de risico's die zijn verbonden aan de voor gebruik bestemde financiële producten.

3.De bijdrageovereenkomst bevat ten minste de volgende elementen:

a)    het totale bedrag van het gedeelte van de EU-garantie in het lidstaatcompartiment dat aan de lidstaat toebehoort, het voorzieningspercentage daarvan, het bedrag van de bijdrage uit fondsen in gedeeld beheer, de opbouwfase van de voorziening in overeenstemming met het jaarlijks financieel plan en het bedrag van de daaruit voortvloeiende voorwaardelijke verplichting, die met een door de betrokken lidstaat verstrekte back-to-backgarantie moet worden gedekt;

b)    de strategie van de lidstaat met betrekking tot de financiële producten en het minimale hefboomeffect daarvan, de geografische dekking, zo nodig met inbegrip van regionale dekking, de soorten projecten, de investeringsperiode en indien van toepassing, de categorieën eindontvangers en in aanmerking komende intermediairs;

c)    de potentiële overeenkomstig artikel 14, lid 1, vierde alinea, voorgestelde uitvoerende partner of partners en de verplichting voor de Commissie om de betrokken lidstaat te informeren over de geselecteerde uitvoerende partner of partners;

d)    alle bijdragen uit de fondsen in gedeeld beheer aan de InvestEU-advieshub;

e)    de verplichtingen om de lidstaat jaarverslagen te verstrekken, met inbegrip van de rapportage over de in de bijdrageovereenkomst vermelde relevante indicatoren inzake de beleidsdoelstellingen die in de partnerschapsovereenkomst, het programma of het strategische GLB-plan zijn vastgelegd;

f)    bepalingen over de vergoeding voor het gedeelte van de EU-garantie in het lidstaatcompartiment;

g)    mogelijke combinatie met middelen in het EU-compartiment in overeenstemming met artikel 8, lid 2, onder meer in een gelaagde structuur om een betere risicodekking te bereiken.

4.De bijdrageovereenkomsten worden door de Commissie ten uitvoer gelegd door middel van overeenkomstig artikel 16 met de uitvoerende partners gesloten garantieovereenkomsten en van overeenkomstig artikel 24, lid 1, tweede alinea, met de adviespartners gesloten adviesovereenkomsten.

Indien binnen negen maanden na de ondertekening van de bijdrageovereenkomst geen garantieovereenkomst is gesloten, wordt de bijdrageovereenkomst in onderling overleg beëindigd of verlengd. Indien binnen negen maanden na de ondertekening van de bijdrageovereenkomst het bedrag van een bijdrageovereenkomst niet volledig is vastgelegd door middel van een of meer garantieovereenkomsten, wordt dat bedrag dienovereenkomstig gewijzigd. Het niet-gebruikte bedrag van de voorziening dat toe te schrijven is aan bedragen die door de lidstaten uit hoofde van artikel [10, lid 1,] van Verordening [[GB-verordening]] of artikel [75, lid 1,] van Verordening [[GLB]] zijn toegewezen, wordt opnieuw gebruikt overeenkomstig [artikel 10, lid 5,] van Verordening [[GB-verordening] nummer] en artikel [75, lid 5,] van Verordening [[strategische GLB-plannen] nummer]. Het niet-gebruikte bedrag van de voorziening dat toe te schrijven is aan bedragen die door een lidstaat uit hoofde van artikel 4, lid 1, derde alinea, van deze verordening zijn toegewezen, wordt aan de lidstaat terugbetaald.

Indien een garantieovereenkomst niet naar behoren ten uitvoer is gelegd binnen een termijn conform artikel [10, lid 6,] van Verordening [[GB-verordening] nummer] of artikel [75, lid 6,] van Verordening [[strategische GLB-plannen] nummer], wordt de bijdrageovereenkomst gewijzigd. Het niet-gebruikte bedrag van de voorziening dat toe te schrijven is aan bedragen die door de lidstaten uit hoofde van artikel [10, lid 1,] van Verordening [[GB-verordening]] of artikel [75, lid 1,] van Verordening [[GLB]] zijn toegewezen, wordt opnieuw gebruikt overeenkomstig [artikel 10, lid 6,] van Verordening [[GB-verordening] nummer] en artikel [75, lid 6,] van Verordening [[strategische GLB-plannen] nummer]. Het niet-gebruikte bedrag van de voorziening dat toe te schrijven is aan bedragen die door een lidstaat uit hoofde van artikel 4, lid 1, derde alinea, van deze verordening zijn toegewezen, wordt aan de lidstaat terugbetaald.

5.De volgende regels zijn van toepassing op de voorziening voor het gedeelte van de EU-garantie in het lidstaatcompartiment dat bij een bijdrageovereenkomst is ingesteld.

a)    Na de in lid 3, punt a), van dit artikel bedoelde opbouwfase wordt elk jaarlijks overschot van voorzieningen, berekend door vergelijking tussen het bedrag van voorzieningen dat vereist is door het in de bijdrageovereenkomst vastgestelde voorzieningspercentage en het daadwerkelijke bedrag van de voorzieningen, opnieuw gebruikt in overeenstemming met [artikel 10, lid 7,] van Verordening [[GB-verordening] nummer] en artikel [75, lid 7,] van Verordening [[GLB-plannen] nummer];

b)    In afwijking van artikel 213, lid 4, van het financieel reglement geeft de voorziening na de in lid 3, punt a), van dit artikel bedoelde opbouwfase geen aanleiding tot jaarlijkse aanvullingen tijdens de beschikbaarheidsperiode van dat gedeelte van de EU-garantie in het lidstaatcompartiment;

c)    De Commissie stelt de lidstaat onmiddellijk in kennis wanneer het niveau van de voorzieningen voor dat gedeelte van de EU-garantie als gevolg van een beroep op dat gedeelte van de EU-garantie in het lidstaatcompartiment onder 20 % van de initiële voorziening valt.

d)    Indien het niveau van de voorzieningen voor dat gedeelte van de EU-garantie in het lidstaatcompartiment 10 % van de initiële voorziening bereikt, verstrekt de betrokken lidstaat aan het in artikel 212 van het financieel reglement bedoelde gemeenschappelijk voorzieningsfonds op verzoek van de Commissie maximaal 5 % van de initiële voorziening.

HOOFDSTUK III

PARTNERSCHAP TUSSEN DE COMMISSIE EN DE EIB-GROEP

Artikel 10

Reikwijdte van het partnerschap

1.    De Commissie en de EIB-groep brengen in het kader van deze verordening een partnerschap tot stand dat als doel heeft de uitvoering van het InvestEU-programma te ondersteunen en samenhang, inclusiviteit, additionaliteit en efficiënte uitrol te bevorderen. Overeenkomstig deze verordening en als nader gespecificeerd in de in lid 3 bedoelde overeenkomsten, gelden voor de EIB-groep de volgende bepalingen:

a)    de EIB-groep zorgt voor de uitvoering van het aandeel van de EU-garantie als gespecificeerd in artikel 12, lid 4;

b)    de EIB-groep ondersteunt de uitvoering van het EU-compartiment van het InvestEU-fonds en, waar van toepassing, het lidstaatcompartiment, met name door:

i)    samen met potentiële uitvoerende partners een bijdrage te leveren aan de investeringsrichtsnoeren overeenkomstig artikel 7, lid 7, en aan het opstellen van het scorebord overeenkomstig artikel 21 en aan andere documenten waarin de operationele richtsnoeren van het InvestEU-fonds zijn opgenomen;

ii)    samen met de Commissie en potentiële uitvoerende partners de risicomethodiek en het systeem voor het in kaart brengen van de risicoʼs met betrekking tot de financierings- en investeringsverrichtingen van de uitvoerende partners vast te stellen, zodat deze verrichtingen kunnen worden beoordeeld op basis van een gemeenschappelijke beoordelingsschaal;

iii)    op verzoek van de Commissie en met instemming van de betrokken potentiële uitvoerende partner een beoordeling van de systemen van die potentiële uitvoerende partner uit te voeren en gericht technisch advies in verband met die systemen te verstrekken, indien en voor zover dit vereist is op basis van de conclusies van de audit van de pijlerbeoordeling met het oog op de uitvoering van de financiële producten als gepland door die potentiële uitvoerende partner;

iv)    een niet-bindend advies te verstrekken over de bankgerelateerde aspecten, met name het financiële risico en de financiële voorwaarden in verband met het aandeel van de EU-garantie dat aan een andere uitvoerende partner dan de EIB-groep zal worden toegewezen als vastgesteld in de garantieovereenkomst die met die uitvoerende partner wordt gesloten; 

v)    simulaties en prognoses op te stellen van het financiële risico en de vergoeding van de samengevoegde portefeuille op basis van met de Commissie afgesproken hypothesen;

vi)    het financiële risico van de totale portefeuille te meten en financiële verslagen over de totale portefeuille te verstrekken, en

vii)    de in de in lid 3, punt b), bedoelde overeenkomst vermelde herstructurerings- en invorderingsdiensten te verstrekken aan de Commissie, op verzoek van de Commissie en met instemming van de uitvoerende partner, in overeenstemming met artikel 16, lid 2, punt g), indien de uitvoerende partner uit hoofde van de desbetreffende garantieovereenkomst niet langer verantwoordelijk is voor het verrichten van herstructurerings- en invorderingsactiviteiten;

c)    de EIB-groep kan capaciteitsopbouw als bedoeld in artikel 24, lid 2, punt h), bieden aan een nationale stimuleringsbank of -instelling en andere diensten, met betrekking tot de uitvoering van financiële producten die door de EU-garantie worden ondersteund, indien die nationale stimuleringsbank of -instelling daarom verzoekt;

d)    in verband met de InvestEU-advieshub:

i)    wordt voor de in artikel 24 bedoelde adviesinitiatieven en de in punt ii) van dit punt d) bedoelde operationele taken een bedrag van maximaal 525 000 000 EUR toegekend uit de in artikel 4, lid 3, bedoelde financiële middelen;

ii)    verstrekt de EIB-groep advies aan de Commissie en verricht zij operationele taken, die worden vastgelegd in de in lid 3, punt c), bedoelde overeenkomst, door:

   de Commissie ondersteuning te bieden bij de ontwikkeling, de oprichting en de werking van de InvestEU-advieshub;

   een beoordeling te geven van de verzoeken om ondersteunend advies die volgens de Commissie niet onder bestaande adviesinitiatieven vallen, met het oog op de onderbouwing van het toewijzingsbesluit van de Commissie met betrekking tot adviesverzoeken die onder het in artikel 24, lid 2, punt a), omschreven centrale contactpunt zijn ontvangen;

   ondersteuning te bieden aan nationale stimuleringsbanken of -instellingen door, op hun verzoek, te zorgen voor de in artikel 24, lid 2, punt h), bedoelde capaciteitsopbouw, opdat zij hun adviescapaciteiten ontwikkelen met het oog op hun deelname aan adviesinitiatieven;

   op verzoek van de Commissie en van een potentiële adviespartner, en met instemming van de EIB-groep, namens de Commissie een overeenkomst te sluiten met een adviespartner voor het uitvoeren van adviesinitiatieven.

De EIB-groep zorgt ervoor dat de uitvoering van de in punt d), ii), van de eerste alinea genoemde taken volledig onafhankelijk verloopt van haar rol als adviespartner.

In voorkomend geval gaat de Commissie in gesprek met de uitvoerende partner op basis van de bevindingen van het in punt b), iv), van de eerste alinea van dit lid bedoelde advies van de EIB-groep. De Commissie stelt de EIB-groep op de hoogte van het resultaat van haar besluitvorming,

2.    De bankgerelateerde informatie die uit hoofde van lid 1, punt b), ii), punt b), iv), punt b), v), en punt b), vi), door de Commissie aan de EIB-groep wordt doorgegeven, is beperkt tot informatie die strikt noodzakelijk is om de EIB-groep in staat te stellen haar verplichtingen uit hoofde van die punten te vervullen. De Commissie omschrijft in nauwe samenspraak met de EIB-groep en potentiële uitvoerende partners de aard en de reikwijdte van die bankgerelateerde informatie, met inachtneming van de vereisten inzake het goede financiële beheer van de EU-garantie, de rechtmatige belangen van de uitvoerende partner ten aanzien van commercieel gevoelige informatie en de behoeften van de EIB-groep om te kunnen voldoen aan haar verplichtingen uit hoofde van die punten.

3.    De voorwaarden van het partnerschap worden vastgelegd in overeenkomsten, die het volgende omvatten:

a)    in verband met de toekenning en uitvoering van het aandeel van de EU-garantie als gespecificeerd in artikel 12, lid 4:

i)    een garantieovereenkomst tussen de Commissie en de EIB-groep, of

ii)    afzonderlijke garantieovereenkomsten tussen de Commissie en de EIB en haar filialen of andere lichamen die zijn opgericht overeenkomstig artikel 28, lid 1, van de statuten van de EIB, naargelang het geval;

b)    een overeenkomst tussen de Commissie en de EIB-groep met betrekking tot lid 1, punten b) en c);

c)    een overeenkomst tussen de Commissie en de EIB-groep met betrekking tot de InvestEU-advieshub;

d)    dienstenovereenkomsten tussen de EIB-groep en nationale stimuleringsbanken of -instellingen met betrekking tot capaciteitsopbouw en andere diensten verleend overeenkomstig lid 1, punt c).

4.    Onverminderd artikel 17, lid 3, en artikel 24, lid 4, van deze verordening zijn de kosten die de EIB-groep maakt in het verrichten van de in lid 1, punten b) en c), van dit artikel bedoelde taken in overeenstemming met de voorwaarden van de in lid 3, punt b), van dit artikel bedoelde overeenkomst, en kunnen deze kosten worden gedekt door de terugbetalingen of ontvangsten die aan de EU-garantie toe te schrijven zijn, of door de voorziening, in overeenstemming met artikel 211, leden 4 en 5, van het financieel reglement, of ten laste komen van de in artikel 4, lid 3, van deze verordening bedoelde financiële middelen, mits die kosten door de EIB-groep worden gemotiveerd en onder het totale maximumbedrag van 10 000 000 EUR blijven.

5.    De kosten die de EIB-groep maakt voor het verrichten van de in lid 1, punt d), ii), bedoelde operationele taken worden volledig gedekt en betaald aan de hand van het in lid 1, punt d), i), bedoelde bedrag, mits die kosten door de EIB-groep worden gemotiveerd en onder het totale maximumbedrag van 15 000 000 EUR blijven.

Artikel 11

Belangenconflicten

1.    Binnen het kader van het in artikel 10 bedoelde partnerschap neemt de EIB-groep alle nodige maatregelen en voorzorgsmaatregelen om belangenconflicten met andere uitvoerende partners te vermijden, onder meer door een specifiek en onafhankelijk team samen te stellen voor de in artikel 10, lid 1, punt b), iii) tot met vi), bedoelde taken. Dat team houdt zich aan strikte vertrouwelijkheidsregels, die ook blijven gelden voor leden die het team hebben verlaten.

2.    De EIB-groep en andere uitvoerende partners stellen de Commissie onverwijld in kennis van elke situatie die een belangenconflict vormt of tot een belangenconflict zou kunnen leiden. In geval van twijfel bepaalt de Commissie of er sprake is van een belangenconflict en stelt zij de EIB-groep van haar conclusies in kennis. Indien er sprake is van een belangenconflict, neemt de EIB-groep passende maatregelen. Het bestuur wordt in kennis gesteld van die maatregelen en de resultaten daarvan.

3.    De EIB-groep neemt de nodige voorzorgsmaatregelen om situaties te vermijden waarin bij de uitvoering van de InvestEU-advieshub een belangenconflict zou kunnen ontstaan, met name met betrekking tot haar operationele taken in haar rol ter ondersteuning van de Commissie als bedoeld in artikel 10, lid 1, punt d), ii). Indien er sprake is van een belangenconflict, neemt de EIB-groep passende maatregelen.

HOOFDSTUK IV

EU-garantie

Artikel 12

EU-garantie

1.    De EU-garantie wordt aan de uitvoerende partners verleend als een onherroepelijke, onvoorwaardelijke en afroepbare garantie in overeenstemming met artikel 219, lid 1, van het financieel reglement en wordt in indirect beheer overeenkomstig titel X van dat reglement uitgevoerd.

2.    De vergoeding voor de EU-garantie wordt gekoppeld aan de kenmerken en het risicoprofiel van de financiële producten, rekening houdend met de aard van de onderliggende financierings- en investeringsverrichtingen en de verwezenlijking van de door de financiële producten beoogde beleidsdoelstellingen.

Wanneer dit naar behoren wordt gerechtvaardigd door de aard van de door het financiële product beoogde beleidsdoelstellingen en de noodzaak dat de financiële producten voor de beoogde eindontvangers betaalbaar zijn, kunnen de kosten van de aan de eindontvanger verstrekte financiering worden verminderd of kunnen de voorwaarden van die financiering worden verbeterd door de vergoeding voor de EU-garantie aan te passen of, indien nodig, de door de uitvoerende partner gedragen en nog te betalen administratieve kosten uit de begroting van de Unie te dekken, met name:

a)    indien gespannen omstandigheden op de financiële markten de uitvoering van een financierings- of investeringsverrichting voor marktconforme prijzen zouden belemmeren, of

b)    indien dit noodzakelijk is voor het bevorderen van financierings- en investeringsverrichtingen in sectoren of op gebieden die te maken hebben met een aanzienlijke tekortkoming van de markt of suboptimale investeringssituatie of ter facilitering van de oprichting van investeringsplatformen,

voor zover de vermindering van de vergoeding voor de EU-garantie of de dekking van de door de uitvoerende partner gedragen en nog te betalen administratieve kosten geen aanmerkelijke gevolgen heeft voor de voorziening van de EU-garantie.

De vermindering van de vergoeding voor de EU-garantie is volledig ten gunste van de eindontvangers.

3.    De in artikel 219, lid 4, van het financieel reglement vermelde voorwaarde geldt voor iedere uitvoerende partner op portefeuillebasis.

4.    Van de EU-garantie in het kader van het EU-compartiment als bedoeld in artikel 4, lid 1, eerste alinea, wordt 75 %, ten bedrage van 56 365 380 000 EUR, toegekend aan de EIB-groep. De EIB-groep levert een totale financiële bijdrage van 9 418 270 000 EUR. Deze bijdrage wordt verstrekt op een wijze en in een vorm die bevorderlijk is voor de uitvoering van het InvestEU-fonds en de verwezenlijking van de doelstellingen van artikel 14, lid 2.

5.    De resterende 25 % van de EU-garantie in het kader van het EU-compartiment wordt toegekend aan andere uitvoerende partners, die ook een financiële bijdrage leveren waarvan het bedrag wordt vastgesteld in de garantieovereenkomsten.

6.    Er wordt alles in het werk gesteld om ervoor te zorgen dat aan het eind van de investeringsperiode een breed scala van sectoren en regio's aan bod is gekomen en buitensporige sectorale of geografische concentratie is voorkomen. Daartoe worden onder meer stimulansen geboden voor kleinere of minder geavanceerde NPBI's die een relatief voordeel hebben door hun lokale aanwezigheid, kennis en competenties op het gebied van investeringen. De Commissie ontwikkelt een coherente aanpak ter ondersteuning van deze inspanningen.

7.     De in artikel 4, lid 2, eerste en tweede alinea, bedoelde ondersteuning met de EU-garantie wordt toegekend onder de in artikel 4, lid 6, van Verordening [EURI] vastgestelde voorwaarden. In alle andere gevallen kan ondersteuning met de EU-garantie voor onder deze verordening vallende financierings- en investeringsverrichtingen worden verleend voor een investeringsperiode die eindigt op 31 december 2027.

Contracten tussen de uitvoerende partner en de eindontvanger of de financiële intermediair of een andere entiteit als bedoeld in artikel 15, lid 1, punt a), in het kader van de in artikel 4, lid 2, eerste en tweede alinea, bedoelde EU-garantie worden uiterlijk één jaar na de goedkeuring van de desbetreffende financierings- of investeringsverrichting door de uitvoerende partner ondertekend. In alle andere gevallen worden contracten tussen de uitvoerende partner en de eindontvanger of de financiële intermediair of een andere entiteit als bedoeld in artikel 15, lid 1, punt a), ondertekend vóór 31 december 2028.

Artikel 13

In aanmerking komende financierings- en investeringsverrichtingen

1.    Het InvestEU-fonds ondersteunt alleen financierings- en investeringsverrichtingen die:

a)    voldoen aan de voorwaarden van artikel 209, lid 2, punten a) tot en met e), van het financieel reglement, met name betreffende tekortkomingen van de markt, suboptimale investeringssituaties en additionaliteit aan artikel 209, lid 2, punten a) en b), van het financieel reglement en bijlage V bij deze verordening, en, indien van toepassing, het maximaliseren van particuliere investeringen overeenkomstig artikel 209, lid 2, punt d), van het financieel reglement;

b)    bijdragen aan de beleidsdoelstellingen van de Unie en binnen het toepassingsgebied vallen van de domeinen die in aanmerking komen voor financierings- en investeringsverrichtingen op het passende beleidsterrein in overeenstemming met bijlage II bij deze verordening;

c)    niet voorzien in financiële steun voor in bijlage V, punt B, bij deze verordening vermelde uitgesloten activiteiten, en

d)    stroken met de investeringsrichtsnoeren.

2.    Naast projecten die zich bevinden in de Unie of in een met een lidstaat verbonden land of gebied overzee als vermeld in bijlage II bij het VWEU, kan het InvestEU-fonds de volgende projecten en verrichtingen ondersteunen door middel van financierings- en investeringsverrichtingen in het kader van andere beleidsterreinen dan het beleidsterrein strategische Europese investeringen:

a)    projecten waarbij entiteiten die zich in een of meer lidstaten bevinden of er gevestigd zijn, betrokken zijn, die zich uitstrekken over een of meer derde landen, waaronder toetredende landen, kandidaat-landen en potentiële kandidaten, landen die onder het toepassingsgebied van het Europees nabuurschapsbeleid vallen, leden van de EER of van de EVA, over landen en gebieden overzee als vermeld in bijlage II bij het VWEU of een geassocieerd derde land, ongeacht of er een partner is in die derde landen of overzeese landen of gebieden;

b)    financierings- en investeringsverrichtingen in de in artikel 5 bedoelde derde landen die aan een specifiek financieel product hebben bijgedragen.

3.    Het InvestEU-fonds kan financierings- en investeringsverrichtingen ondersteunen die financiering verstrekken aan eindontvangers die juridische entiteiten zijn die gevestigd zijn in een van de volgende landen of gebieden:

a)    een lidstaat of een met een lidstaat verbonden land of gebied overzee als vermeld in bijlage II bij het VWEU;

b)    een derde land dat met het InvestEU-programma geassocieerd is in overeenstemming met artikel 5;

c)    een derde land als bedoeld in lid 2, punt a), indien van toepassing;

d)    andere derde landen waar dat nodig is voor de financiering van een project in een land of gebied als bedoeld in de punten a), b) en c).

Onverminderd de eerste alinea zijn in het kader van het beleidsterrein Europese strategische investeringen eindontvangers en intermediairs juridische entiteiten die voldoen aan de vereisten die in de inleidende zin, in de tweede alinea en overeenkomstig de derde alinea van artikel 7, lid 1, punt e), zijn vastgelegd.

Artikel 14

Selectie van andere uitvoerende partners dan de EIB-groep

1.    De Commissie selecteert andere uitvoerende partners dan de EIB-groep overeenkomstig artikel 154 van het Financieel Reglement.

Uitvoerende partners kunnen een groep vormen. Een uitvoerende partner kan lid zijn van een of meer groepen.

Voor het EU-compartiment hebben de in aanmerking komende tegenpartijen hun interesse laten blijken in verband met het aandeel van de EU-garantie bedoeld in artikel 12, lid 5.

Voor het lidstaatcompartiment kan de betrokken lidstaat een of meer tegenpartijen als uitvoerende partners voorstellen uit die de tegenpartijen die hun interesse hebben laten blijken. De betrokken lidstaat kan tevens de EIB-groep als uitvoerende partner voorstellen en kan op eigen kosten een overeenkomst met de EIB-groep sluiten voor het verrichten van de in artikel 10 vermelde diensten.

Indien de betrokken lidstaat geen uitvoerende partner voorstelt, handelt de Commissie overeenkomstig de derde alinea van dit lid en selecteert zij als uitvoerende partners in aanmerking komende tegenpartijen die in staat zijn financierings- en investeringsverrichtingen te dekken in de betrokken geografische gebieden.

2.    Bij de selectie van uitvoerende partners zorgt de Commissie ervoor dat de portefeuille van financiële producten in het InvestEU-fonds strookt met de volgende doelstellingen:

a)    het maximaliseren van de dekking van de in artikel 3 genoemde doelstellingen;

b)    het maximaliseren van de impact van de EU-garantie door middel van de eigen middelen die door de uitvoerende partner worden ingezet;

c)    het maximaliseren, waar mogelijk, van particuliere investeringen;

d)    het bevorderen van innovatieve financiële en risico-oplossingen om tekortkomingen van de markt en suboptimale investeringssituaties aan te pakken;

e)    het tot stand brengen van geografische diversificatie via een trapsgewijze toewijzing van de EU-garantie, en het mogelijk maken van de financiering van kleinere projecten;

f)    voorzien in voldoende risicodiversificatie.

3.    Bij de selectie van uitvoerende partners houdt de Commissie ook rekening met:

a)    de mogelijke kosten en vergoedingen voor de begroting van de Unie;

b)    de capaciteit van de uitvoerende partner om de vereisten van artikel 155, leden 2 en 3, van het financieel reglement met betrekking tot belastingontwijking, belastingfraude, belastingontduiking, witwassen, terrorismefinanciering en niet-coöperatieve rechtsgebieden nauwgezet uit te voeren.

4.    Nationale stimuleringsbanken of -instellingen kunnen als uitvoerende partner worden geselecteerd, op voorwaarde dat zij voldoen aan de vereisten van dit artikel.

Artikel 15

In aanmerking komende soorten financiering

1.    De EU-garantie kan worden gebruikt ten behoeve van risicodekking voor de volgende soorten financiering die door uitvoerende partners worden verstrekt:

a)    leningen, garanties, tegengaranties, kapitaalmarktinstrumenten, andere vormen van financiering of kredietverbetering, waaronder achtergestelde schulden, investeringen in eigen vermogen of quasi-eigen vermogen, die direct of indirect door financiële intermediairs, fondsen, investeringsplatformen of andere instrumenten worden verstrekt om aan eindontvangers te worden doorgegeven;

b)    financiering of garanties door een uitvoerende partner aan een andere financiële instelling om deze laatste in staat te stellen de in punt a) bedoelde financiering te verrichten.

Voor de dekking door de EU-garantie wordt de in de punten a) en b) van de eerste alinea van dit lid bedoelde financiering verleend, verkregen of uitgegeven ten behoeve van de in artikel 13, lid 1, bedoelde financierings- of investeringsverrichtingen, indien de financiering door de uitvoerende partner was verleend conform een financieringsovereenkomst of -transactie die de uitvoerende partner heeft ondertekend of is aangegaan na de ondertekening van de garantieovereenkomst, en die niet is verstreken of niet is geannuleerd.

2.    Financierings- en investeringsverrichtingen via fondsen of andere intermediaire structuren worden door de EU-garantie ondersteund overeenkomstig in de investeringsrichtsnoeren vast te leggen bepalingen, zelfs indien deze structuren een minderheid van hun geïnvesteerde bedragen investeren buiten de Unie en in de in artikel 13, lid 2, bedoelde derde landen, of een minderheid van hun geïnvesteerde bedragen investeren in andere activa die die welke uit hoofde van deze verordening in aanmerking komen.

De investeringsrichtsnoeren kunnen verdere beperkingen vaststellen wat betreft het aandeel van bedragen die buiten de Unie in financierings- en investeringsverrichtingen door middel van fondsen of andere intermediaire structuren in het kader van het beleidsterrein Europese strategische investeringen worden geïnvesteerd, met inbegrip van potentiële clausules inzake de uitstap uit dergelijke investeringen.

Artikel 16

Garantieovereenkomsten

1.    De Commissie sluit met iedere uitvoerende partner een garantieovereenkomst met betrekking tot de verlening van de EU-garantie ten belope van een door de Commissie vast te stellen bedrag.

Indien uitvoerende partners een groep vormen, wordt er één enkele garantieovereenkomst gesloten tussen de Commissie en iedere uitvoerende partner binnen de groep of met één uitvoerende partner namens de groep.

2.    De garantieovereenkomst bevat:

a)    het bedrag en de voorwaarden van de door de uitvoerende partner te verstrekken financiële bijdrage;

b)    de voorwaarden van de financiering of de garanties die door de uitvoerende partner aan een andere aan de uitvoering deelnemende juridische entiteit worden verstrekt, wanneer dat het geval is;

c)    nadere regels betreffende de verlening van de EU-garantie overeenkomstig artikel 18, waaronder de dekking van portefeuilles van specifieke soorten instrumenten en de verschillende gebeurtenissen die aanleiding geven tot een mogelijk beroep op de EU-garantie;

d)    de vergoeding voor het nemen van risico's, te verdelen tussen de Unie en de uitvoerende partner in verhouding tot hun respectieve aandeel in het nemen van risico's, of als aangepast in naar behoren gemotiveerde gevallen overeenkomstig artikel 12, lid 2;

e)    de betalingsvoorwaarden;

f)    de verbintenis van de uitvoerende partner om de besluiten van de Commissie en het investeringscomité te aanvaarden met betrekking tot het gebruik van de EU-garantie ten behoeve van de voorgestelde financierings- of investeringsverrichting, onverminderd de beslissingen van de uitvoerende partner met betrekking tot de voorgestelde verrichting zonder de EU-garantie;

g)    bepalingen en procedures met betrekking tot de invordering van schuldvorderingen die de uitvoerende partner wordt toevertrouwd;

h)    financiële en operationele rapportage en monitoring van de financierings- en investeringsverrichtingen onder de EU-garantie;

i)    essentiële prestatie-indicatoren, met name met betrekking tot het gebruik van de EU-garantie, de verwezenlijking van de in de artikelen 3, 7 en 13 vermelde doelstellingen en criteria, en het aantrekken van particulier kapitaal;

j)    indien van toepassing, bepalingen en procedures met betrekking tot blendingverrichtingen;

k)    andere toepasselijke bepalingen overeenkomstig de vereisten van artikel 155, lid 2, en titel X van het financieel reglement;

l)    de beschikbaarheid van adequate mechanismen om tegemoet te komen aan mogelijke bezorgdheden van particuliere investeerders.

3.    De garantieovereenkomst bepaalt tevens dat de vergoeding die de Unie toekomt uit hoofde van onder deze verordening vallende financierings- en investeringsverrichtingen, wordt verminderd met betalingen als gevolg van een beroep op de EU-garantie.

4.    Voorts bepaalt de garantieovereenkomst dat aan de uitvoerende partner verschuldigde bedragen die met de EU-garantie verband houden, worden afgetrokken van het totale bedrag van de vergoedingen, de inkomsten en de terugbetalingen die de uitvoerende partner aan de Unie verschuldigd is uit hoofde van onder deze verordening vallende financierings- en investeringsverrichtingen. Indien dat bedrag niet toereikend is om het overeenkomstig artikel 17, lid 3, aan de uitvoerende partner verschuldigde bedrag te dekken, wordt het uitstaande bedrag opgenomen uit de voorziening voor de EU-garantie.

5.    Indien de garantieovereenkomst in het kader van het lidstaatcompartiment wordt gesloten, kan zij voorzien in participatie door vertegenwoordigers van de lidstaat of de regio's die betrokken is/zijn bij de monitoring van de uitvoering van die garantieovereenkomst.

Artikel 17

Vereisten voor het gebruik van de EU-garantie

1.    De verlening van de EU-garantie is afhankelijk van de inwerkingtreding van de garantieovereenkomst met de betrokken uitvoerende partner.

2.    Financierings- en investeringsverrichtingen worden alleen door de EU-garantie gedekt indien zij aan de in deze verordening en in de desbetreffende investeringsrichtsnoeren vastgelegde criteria voldoen en indien het investeringscomité heeft geconcludeerd dat die verrichtingen voldoen aan de vereisten om door de EU-garantie te worden gedekt. Het blijft de verantwoordelijkheid van de uitvoerende partners om ervoor te zorgen dat de financierings- en investeringsverrichtingen voldoen aan deze verordening en de desbetreffende investeringsrichtsnoeren.

3.    Voor de uitvoering van financierings- en investeringsverrichtingen met de EU-garantie is de Commissie geen administratieve kosten of vergoedingen aan de uitvoerende partner verschuldigd, tenzij de uitvoerende partner op grond van de aard van de beleidsdoelstellingen die door het uit te voeren financiële product worden beoogd, en de betaalbaarheid voor de beoogde eindontvangers of het type financiering dat wordt verleend, ten aanzien van de Commissie naar behoren kan motiveren dat er een uitzondering moet worden gemaakt. De dekking van die kosten door de begroting van de Unie wordt beperkt tot het bedrag dat strikt noodzakelijk is voor de uitvoering van de desbetreffende financierings- en investeringsverrichtingen, en wordt slechts verleend in zoverre de kosten niet worden gedekt door ontvangsten van de uitvoerende partners uit de betrokken financierings- en investeringsverrichtingen. De vergoedingsregelingen worden vastgesteld in de garantieovereenkomst en voldoen aan artikel 16, lid 4 en aan artikel 209, lid 2, punt g), van het financieel reglement.

4.    Bovendien mag de uitvoerende partner de EU-garantie overeenkomstig artikel 16, lid 4, gebruiken voor de dekking van het betreffende aandeel in de mogelijke invorderingskosten, tenzij die kosten in mindering worden gebracht op de opbrengst van de invordering.

Artikel 18

Dekking en voorwaarden van de EU-garantie

1.    Vergoeding voor het nemen van risico's wordt verdeeld tussen de Unie en een uitvoerende partner in verhouding tot hun respectieve aandeel in het nemen van risico's met betrekking tot een portefeuille van financierings- en investeringsverrichtingen of, in voorkomend geval, met betrekking tot afzonderlijke financierings- en investeringsverrichtingen. De vergoeding voor de EU-garantie kan worden verminderd in naar behoren gemotiveerde gevallen als bedoeld in artikel 12, lid 2.

De uitvoerende partner heeft op eigen risico passende blootstelling aan financierings- en investeringsverrichtingen die door de EU-garantie worden ondersteund, tenzij de beleidsdoelstellingen die door het uit te voeren financiële product worden beoogd, bij wijze van uitzondering van dien aard zijn dat de uitvoerende partner redelijkerwijs niet zijn eigen risicodragende capaciteit daaraan kan bijdragen.

2.    De EU-garantie dekt:

a)    voor de in artikel 15, lid 1, punt a), bedoelde schuldproducten;

i)    de hoofdsom en alle overeenkomstig de voorwaarden van de financieringsverrichtingen aan de uitvoerende partner verschuldigde maar niet door hem ontvangen rente en bedragen vóórafgaand aan de wanbetaling;

ii)    herstructureringsverliezen;

iii)    verliezen die voortvloeien uit schommelingen van andere valuta's dan de euro op markten waarop de mogelijkheden tot langetermijnhedging beperkt zijn; 

b)    voor de in artikel 15, lid 1, punt a), bedoelde investeringen in eigen vermogen of quasi-eigen vermogen; de geïnvesteerde bedragen en de eraan verbonden financieringskosten en verliezen die voortvloeien uit schommelingen van andere valuta’s dan de euro;

c)    voor financiering of garanties door een uitvoerende partner aan een andere financiële instelling overeenkomstig artikel 15, lid 1, punt b): de gebruikte bedragen en de eraan verbonden financieringskosten.

Voor de toepassing van punt a), i), van de eerste alinea worden met betrekking tot achtergestelde schuld een uitstel, een verlaging of een vereiste exit als wanbetaling beschouwd.

3.    Indien de Unie ten gevolge van een beroep op de EU-garantie een betaling aan de uitvoerende partner doet, treedt zij in de desbetreffende rechten van de uitvoerende partner met betrekking tot zijn financierings- of investeringsverrichtingen die door de EU-garantie worden gedekt, in zoverre die rechten blijven bestaan.

De uitvoerende partner gaat namens de Unie over tot invordering van de schuldvorderingen voor de gesubrogeerde bedragen, en betaalt de Unie terug met de ingevorderde bedragen.

HOOFDSTUK V

BESTUUR

Artikel 19

Adviesraad

1.    De Commissie en het uit hoofde van artikel 20 opgerichte bestuur worden geadviseerd door een adviesraad.

2.    De adviesraad streeft naar genderevenwicht en bestaat uit:

a)     één vertegenwoordiger van iedere uitvoerende partner;

b)     één vertegenwoordiger van elke lidstaat;

c)     één door het Europees Economisch en Sociaal Comité benoemde deskundige;

d)     één door het Comité van de Regio's benoemde deskundige.

3.    De adviesraad wordt voorgezeten door een vertegenwoordiger van de Commissie. De vertegenwoordiger van de EIB-groep is de vicevoorzitter.

De adviesraad komt op gezette tijden, ten minste tweemaal per jaar, op verzoek van de voorzitter bijeen.

4.    De adviesraad:

a)    verleent advies aan de Commissie en het bestuur over het ontwerp van de op grond van deze verordening in te zetten financiële producten;

b)    verleent de Commissie en het bestuur advies over marktontwikkelingen, marktomstandigheden, tekortkomingen van de markt en suboptimale investeringssituaties;

c)    houdt gedachtewisselingen over marktontwikkelingen en deelt beste praktijken.

5.    De Commissie benoemt na raadpleging van potentiële uitvoerende partners de eerste leden van de adviesraad die de andere uitvoerende partners dan de EIB-groep vertegenwoordigen. Hun aanstelling is beperkt tot één jaar.

6.    Ten minste tweemaal per jaar worden er in een afzonderlijke formatie bijeenkomsten van vertegenwoordigers van de lidstaten gehouden die worden voorgezeten door de Commissie.

7.    De adviesraad en de in lid 6 bedoelde bijeenkomsten van vertegenwoordigers van de lidstaten kunnen aan het bestuur ter overweging aanbevelingen doen betreffende de uitvoering en werking van het InvestEU-programma.

8.    Uitvoerige notulen van de vergaderingen van de adviesraad worden zo snel mogelijk na goedkeuring ervan door de adviesraad bekendgemaakt.

   De Commissie stelt de werkingsregels en -procedures voor de adviesraad vast en beheert het secretariaat van de adviesraad. De adviesraad krijgt toegang tot alle nodige documentatie en informatie om zijn taken te kunnen vervullen.

9.    De in de adviesraad vertegenwoordigde NPBI's selecteren uit hun midden de vertegenwoordigers van de andere uitvoerende partners dan de EIB-groep in het in artikel 20, lid 1, bedoelde bestuur. De NPBI's streven naar het bereiken van een evenwichtige vertegenwoordiging in het bestuur qua omvang en geografische ligging. De geselecteerde vertegenwoordigers vertolken het overeengekomen gemeenschappelijke standpunt van alle andere uitvoerende partners dan de EIB-groep.

Artikel 20

Bestuur

1.    Er wordt een bestuur opgericht voor het InvestEU-programma. Dit bestuur bestaat uit vier vertegenwoordigers van de Commissie, drie vertegenwoordigers van de EIB-groep, twee vertegenwoordigers van de andere uitvoerende partners dan de EIB-groep en één door het Europees Parlement benoemde deskundige zonder stemrecht. De door het Europees Parlement benoemde deskundige zonder stemrecht vraagt of aanvaardt geen instructies van instellingen, organen, bureaus of agentschappen van de Unie, van enige regering van een lidstaat of van enige andere openbare of particuliere entiteit, en handelt in volledige onafhankelijkheid. Die deskundige verricht zijn of haar taken onpartijdig en in het belang van het InvestEU-fonds.

De leden van het bestuur worden benoemd voor een termijn van vier jaar, die eenmaal kan worden verlengd, met uitzondering van de vertegenwoordigers van de andere uitvoerende partners dan de EIB-groep, die voor een termijn van twee jaar worden benoemd.

2.    Het bestuur selecteert een voorzitter uit de vertegenwoordigers van de Commissie voor een termijn van vier jaar, die eenmaal kan worden verlengd. De voorzitter brengt tweemaal per jaar verslag uit aan de vertegenwoordigers van de lidstaten in de adviesraad over de uitvoering en werking van het InvestEU-programma.

Uitvoerige notulen van de vergaderingen van het bestuur worden bekendgemaakt zodra zij zijn goedgekeurd door het bestuur.

3.    Het bestuur:

a)    verschaft strategische en operationele richtsnoeren voor de uitvoerende partners, met inbegrip van richtsnoeren over het ontwerp van financiële producten en andere operationele beleidskeuzes en procedures die noodzakelijk zijn voor de werking van het InvestEU-fonds;

b)    stelt het door de Commissie in samenwerking met de EIB-groep en de andere uitvoerende partners ontwikkelde kader voor de risicomethodiek vast;

c)    houdt toezicht op de uitvoering van het InvestEU-programma;

d)    wordt overeenkomstig artikel 23, lid 2, geraadpleegd over de shortlist van kandidaten voor het investeringscomité vóór hun selectie, en formuleert in dat verband het standpunt van al zijn leden;

e)    stelt het reglement van orde van het secretariaat van het investeringscomité als bedoeld in artikel 23, lid 4, vast;

f)    stelt de regels vast die van toepassing zijn op de verrichtingen met investeringsplatformen.

4.    Bij zijn besprekingen streeft het bestuur consensus na en houdt derhalve zoveel mogelijk rekening met de standpunten van alle leden. Indien de leden geen consensus kunnen bereiken, neemt het bestuur zijn besluiten met gekwalificeerde meerderheid van de stemgerechtigde leden, hetgeen neerkomt op ten minste zeven stemmen.

Artikel 21

Scorebord

1.    Er wordt een scorebord van indicatoren (“het scorebord”) tot stand gebracht opdat het investeringscomité verzoeken om het gebruik van de EU-garantie voor door uitvoerende partners voorgestelde financierings- of investeringsverrichtingen op onafhankelijke, transparante en geharmoniseerde wijze kan beoordelen.

2.    De uitvoerende partners vullen het scorebord in voor de financierings- en investeringsverrichtingen die zij voorstellen.

3.    Het scorebord omvat de volgende elementen:

a)    een beschrijving van de voorgestelde financierings- en investeringsverrichting;

b)    hoe de voorgestelde verrichting aan de EU-beleidsdoelstellingen bijdraagt;

c)    een beschrijving van de additionaliteit;

d)    een beschrijving van de tekortkoming van de markt of suboptimale investeringssituatie;

e)    de financiële en technische bijdrage van de uitvoerende partner;

f)    de impact van de investering;

g)    het financiële profiel van de financierings- of investeringsverrichting;

h)    aanvullende indicatoren.

4.    De Commissie is overeenkomstig artikel 33 bevoegd gedelegeerde handelingen vast te stellen ter aanvulling van deze verordening met bijkomende elementen voor het scorebord, met inbegrip van gedetailleerde regels voor de uitvoerende partners in verband met het gebruik van het scorebord.

Artikel 22

Beleidscontrole

1.    De Commissie verricht een controle om te bevestigen of de door de andere uitvoerende partners dan de EIB voorgestelde financierings- en investeringsverrichtingen voldoen aan het recht en het beleid van de Unie.

2.    De financierings- en investeringsverrichtingen van de EIB die binnen het toepassingsgebied van deze verordening vallen, worden niet gedekt door de EU-garantie indien de Commissie in het kader van de procedure van artikel 19 van de statuten van de EIB een ongunstig advies uitbrengt.

Artikel 23

Investeringscomité

   

1.    Er wordt een volledig onafhankelijk investeringscomité voor het InvestEU-fonds (“het investeringscomité”) ingesteld. Het investeringscomité:

a)    onderzoekt de voorstellen voor financierings- en investeringsverrichtingen die door uitvoerende partners met het oog op dekking door de EU-garantie worden ingediend en die bij de in artikel 22, lid 1, bedoelde beleidscontrole goed zijn bevonden of die een gunstig advies hebben gekregen in het kader van de procedure van artikel 19 van de statuten van de EIB;

b)    gaat na of die voorstellen aan deze verordening en de desbetreffende investeringsrichtsnoeren voldoen; 

c)    besteedt bijzondere aandacht aan het in artikel 209, lid 2, punt b), van het financieel reglement en in bijlage V bij deze verordening vastgestelde additionaliteitsvereiste, en aan het in artikel 209, lid 2, punt d), van het financieel reglement vastgestelde vereiste om particuliere investeringen aan te trekken, en

d)    controleert of de financierings- en investeringsverrichtingen die door de EU-garantie zouden worden ondersteund, aan alle relevante vereisten voldoen.

2.    Het investeringscomité vergadert in vijf verschillende formaties die overeenstemmen met de vijf in artikel 7, lid 1, bedoelde beleidsterreinen.

Elke formatie van het investeringscomité bestaat uit zes bezoldigde externe deskundigen. De deskundigen worden geselecteerd en benoemd door de Commissie, op aanbeveling van het bestuur. De deskundigen worden benoemd voor een termijn van ten hoogste vier jaar, die eenmaal kan worden verlengd. Hun bezoldiging is afkomstig uit de begroting van de Unie. De Commissie kan op aanbeveling van het bestuur besluiten de ambtstermijn van een zittend lid van het investeringscomité te verlengen zonder de in dit lid vastgelegde procedure te hoeven volgen.

De deskundigen beschikken over veel relevante marktervaring inzake projectstructurering en -financiering of financiering van kmo's of grote ondernemingen.

Bij de samenstelling van het investeringscomité wordt ervoor gezorgd dat het beschikt over een ruime kennis van de sectoren die behoren tot de in artikel 7, lid 1, bedoelde beleidsterreinen, en een ruime kennis van de geografische markten in de Unie, en wordt ervoor gezorgd dat het investeringscomité in zijn geheel genderevenwichtig is.

Vijf leden van het investeringscomité zijn permanente leden van elk van de vijf formaties van het investeringscomité. Ten minste één van de permanente leden beschikt over deskundigheid op het gebied van duurzame investeringen. Bovendien heeft elk van de vijf formaties twee deskundigen met ervaring op het gebied van investeringen in de sectoren die behoren tot het overeenkomstige beleidsterrein. Het bestuur wijst de leden van het investeringscomité aan de passende formatie of formaties toe. Het investeringscomité kiest een voorzitter uit zijn permanente leden.

3.    De leden van het investeringscomité voeren hun taken voor dit comité onpartijdig en uitsluitend in het belang van het InvestEU-fonds uit. Zij vragen noch aanvaarden instructies van de uitvoerende partners, de instellingen van de Unie, de lidstaten of andere publieke of private organen.

De curricula vitae en belangenverklaringen van alle leden van het investeringscomité worden openbaar gemaakt en voortdurend geactualiseerd. Elk lid van het investeringscomité deelt de Commissie en het bestuur onverwijld alle informatie mee die nodig is om op continue basis de afwezigheid van belangenconflicten te bevestigen.

Het bestuur kan de Commissie aanbevelen dat zij een lid uit zijn of haar functie ontheft als dat lid de in dit lid vastgelegde vereisten niet naleeft, of om andere naar behoren gemotiveerde redenen.

4.    Wanneer het investeringscomité overeenkomstig dit artikel handelt, wordt het bijgestaan door een secretariaat. Het secretariaat is onafhankelijk en legt verantwoording af aan de voorzitter van het investeringscomité. Het secretariaat valt bestuurlijk onder de Commissie. In het reglement van orde van het secretariaat wordt voorzien in vertrouwelijkheid van de uitwisseling van gegevens en documenten tussen de uitvoerende partners en de respectieve bestuursorganen. De EIB-groep kan haar voorstellen voor financierings- en investeringsverrichtingen rechtstreeks bij het investeringscomité indienen en stelt het secretariaat hiervan in kennis. 

De door de uitvoerende partners te verstrekken documentatie omvat een gestandaardiseerd aanvraagformulier, het in artikel 21 bedoelde scorebord en eventuele andere documenten die het investeringscomité van belang acht, met name een beschrijving van de aard van de tekortkoming van de markt of suboptimale investeringssituatie en hoe de financierings- of investeringsverrichting die zal verhelpen, alsmede een betrouwbare beoordeling waaruit de additionaliteit van de financierings- of investeringsverrichting blijkt. Het secretariaat controleert of de door andere uitvoerende partners dan de EIB-groep verstrekte documentatie volledig is. Het investeringscomité kan de betrokken uitvoerende partner verzoeken om verduidelijkingen met betrekking tot een voorstel voor een investerings- of financieringsverrichting, onder meer door te vragen dat een vertegenwoordiger van de uitvoerende partner zelf aanwezig is wanneer bovengenoemde verrichting wordt besproken. Voor het toekennen van dekking door de EU-garantie aan een financierings- of investeringsverrichting zijn projectbeoordelingen door een uitvoerende partner niet bindend voor het investeringscomité.

Het investeringscomité gebruikt voor zijn beoordeling en controle van de voorgestelde financierings- en investeringsverrichtingen het in artikel 21 bedoelde scorebord van indicatoren.

5.    De conclusies van het investeringscomité worden bij gewone meerderheid van alle leden aangenomen, mits deze gewone meerderheid ten minste een van de niet-permanente leden van de formatie omvat voor het beleidsterrein waarop het voorstel betrekking heeft. Bij staking van stemmen is de stem van de voorzitter van het investeringscomité doorslaggevend.

De conclusies van het investeringscomité waarbij de dekking van de EU-garantie voor een financierings- of investeringsverrichting wordt goedgekeurd, worden openbaar toegankelijk gemaakt en bevatten de redenen voor de goedkeuring en informatie over de verrichting, met name een beschrijving ervan, de identiteit van de ontwikkelaars of financiële intermediairs, en de doelstellingen van de verrichting. In de conclusies wordt tevens verwezen naar de algemene beoordeling op basis van het scorebord.

Het desbetreffende scorebord wordt openbaar toegankelijk gemaakt na de ondertekening van de financierings- of investeringsverrichting of het subproject, indien van toepassing.

Informatie die op grond van de tweede en de derde alinea openbaar toegankelijk moet worden gemaakt, bevat geen commercieel gevoelige informatie of persoonsgegevens die op grond van de gegevensbeschermingsregels van de Unie niet openbaar mogen worden gemaakt. Commercieel gevoelige onderdelen van de conclusies van het investeringscomité worden door de Commissie op verzoek toegezonden aan het Europees Parlement en de Raad, met inachtneming van strikte vertrouwelijkheidseisen.

Tweemaal per jaar dient het investeringscomité bij het Europees Parlement en de Raad een lijst in met alle conclusies van het investeringscomité in de voorafgaande zes maanden, evenals de openbaar gemaakte scoreborden die daarop betrekking hebben. Ook alle besluiten waarbij het gebruik van de EU-garantie wordt afgewezen, maken deel uit van deze lijst, met inachtneming van strikte vertrouwelijkheidseisen.

De conclusies van het investeringscomité worden tijdig door het secretariaat van het investeringscomité beschikbaar gesteld aan de betrokken uitvoerende partner.

Het secretariaat van het investeringscomité neemt alle aan het investeringscomité verstrekte informatie met betrekking tot voorstellen voor financierings- en investeringsverrichtingen en de bijbehorende conclusies van het investeringscomité in een centraal register op.

6.    Indien het investeringscomité wordt gevraagd zijn goedkeuring te hechten aan het gebruik van de EU-garantie voor een financierings- of investeringsverrichting die een faciliteit, programma of structuur met onderliggende subprojecten is, ziet die goedkeuring ook op de onderliggende subprojecten, tenzij het investeringscomité besluit zich het recht voor te behouden die onderliggende subprojecten afzonderlijk goed te keuren. Het investeringscomité heeft niet het recht subprojecten met een omvang van minder dan 3 000 000 EUR afzonderlijk goed te keuren.

7.    Wanneer het dat noodzakelijk acht, kan het investeringscomité zich tot de Commissie wenden in verband met operationele kwesties over de toepassing of interpretatie van de investeringsrichtsnoeren.

8.    Vanaf de datum van zijn oprichting is het investeringscomité ook belast met de goedkeuring van het gebruik van de EU-garantie uit hoofde van Verordening (EU) 2015/1017 voor de verdere duur van de investeringsperiode op grond van die verordening. De voorstellen worden beoordeeld overeenkomstig de in die verordening vastgelegde criteria. De formaties van het investeringscomité die voor het beleidsterrein duurzame infrastructuur en het beleidsterrein Europese strategische investeringen verantwoordelijk zijn, beoordelen die voorstellen. Artikel 22 is niet van toepassing op die voorstellen.

HOOFDSTUK VI

InvestEU-advieshub

Artikel 24

InvestEU-advieshub

1.    De Commissie stelt de InvestEU-advieshub in. De InvestEU-advieshub verstrekt ondersteunend advies voor het in kaart brengen, voorbereiden, ontwikkelen, structureren, aanbesteden en uitvoeren van investeringsprojecten, en voor de versterking van de capaciteit van projectontwikkelaars en financiële intermediairs om financierings- en investeringsverrichtingen uit te voeren. Deze steun kan betrekking hebben op alle fasen van de levenscyclus van een project of financiering van een ondersteunde entiteit.

De Commissie sluit adviesovereenkomsten met de EIB-groep en andere potentiële adviespartners en belast hen met de verstrekking van het in de eerste alinea bedoelde ondersteunend advies en met de verrichting van de in lid 2 bedoelde diensten. De Commissie kan ook adviesinitiatieven uitvoeren, onder meer door overeenkomsten te sluiten met externe dienstverleners. De Commissie stelt een centraal contactpunt voor de InvestEU-advieshub in en wijst de verzoeken om ondersteunend advies voor behandeling toe aan het geschikte adviesinitiatief. De Commissie, de EIB-groep en de andere adviespartners werken nauw samen om te zorgen voor doeltreffendheid, synergie en daadwerkelijke geografische dekking van de steun in de gehele Unie, en houden hierbij terdege rekening met de bestaande structuren en werkzaamheden.

Adviesinitiatieven zijn beschikbaar als onderdeel van elk in artikel 7, lid 1, bedoeld beleidsterrein en bestrijken sectoren binnen dat beleidsterrein. Bovendien zijn er adviesinitiatieven voorhanden in het kader van een sectoroverschrijdend onderdeel. 

2.    De InvestEU-advieshub heeft met name de volgende taken:

a)    het instellen van een centraal contactpunt, beheerd en georganiseerd door de Commissie, voor projectontwikkelingsbijstand aan autoriteiten en projectontwikkelaars in het kader van de InvestEU-advieshub;

b)    het verspreiden onder autoriteiten en projectontwikkelaars van alle beschikbare aanvullende informatie over de investeringsrichtsnoeren, met inbegrip van door de Commissie verstrekte informatie over de toepassing of interpretatie ervan;

c)    het bijstaan van projectontwikkelaars, waar nodig, bij de ontwikkeling van hun projecten zodat die voldoen aan de in de artikelen 3 en 7 vastgelegde doelstellingen en aan de in artikel 13 vastgestelde criteria om in aanmerking te komen, en het vergemakkelijken van de ontwikkeling van belangrijke projecten van gemeenschappelijk Europees belang en aggregatoren voor kleine projecten, onder meer via investeringsplatformen als bedoeld in punt f) van dit lid, mits met die bijstand niet wordt vooruitgelopen op de conclusies van het investeringscomité over de dekking van die projecten door de EU-garantie;

d)    het ondersteunen van acties en het mobiliseren van lokale kennis om het gebruik van steun uit het InvestEU-fonds in de hele Unie te faciliteren, en het actief bijdragen, waar mogelijk, aan de doelstelling van de sectorale en geografische diversificatie van het InvestEU-fonds door uitvoerende partners te ondersteunen bij het creëren en ontwikkelen van potentiële financierings- en investeringsverrichtingen;

e)    het faciliteren van de oprichting van samenwerkingsplatformen voor collegiale uitwisselingen en de deling van gegevens, knowhow en beste praktijken ter ondersteuning van projectpijplijnen en sectorontwikkeling;

f)    het verstrekken van proactief ondersteunend advies met betrekking tot de oprichting van investeringsplatformen, waaronder grensoverschrijdende en macroregionale investeringsplatformen en investeringsplatformen waarop kleine en middelgrote projecten in een of meer lidstaten worden samengevoegd op basis van thema of regio;

g)    het ondersteunen van combinaties met subsidies of financiële instrumenten die uit de begroting van de Unie of andere bronnen worden gefinancierd, teneinde de synergie en de complementariteit tussen de instrumenten van de Unie te versterken en de hefboomwerking en het effect van het InvestEU-programma te maximaliseren;

h)    het ondersteunen van acties voor capaciteitsopbouw met als doel organisatiecapaciteit, -vaardigheden en -processen te ontwikkelen en de investeringsbereidheid van organisaties te verhogen, zodat autoriteiten en projectontwikkelaars pijplijnen van investeringsprojecten kunnen aanleggen, financieringsmechanismen en investeringsplatformen kunnen ontwikkelen en projecten kunnen beheren, en financiële intermediairs financierings- en investeringsverrichtingen kunnen uitvoeren voor entiteiten die moeilijkheden bij het verkrijgen van financiering ondervinden, onder meer door steun te verlenen voor de ontwikkeling van risicobeoordelingscapaciteit of sectorspecifieke kennis;

i)    het verstrekken van ondersteunend advies aan start-ups, in het bijzonder wanneer deze hun investeringen in onderzoek en innovatie willen beschermen door intellectuele-eigendomsrechten zoals octrooien aan te vragen.

3.    De InvestEU-advieshub is beschikbaar voor openbare en particuliere projectontwikkelaars, met inbegrip van kmo's en start-ups, voor openbare autoriteiten, alsmede voor nationale stimuleringsbanken en -instellingen en financiële en niet-financiële intermediairs.

4.    De Commissie sluit met elke adviespartner een adviesovereenkomst over de uitvoering van een of meer adviesinitiatieven. Er mogen vergoedingen voor de in lid 2 bedoelde diensten worden aangerekend om een deel van de kosten van de dienstverrichting te dekken, behalve voor diensten aan openbare projectontwikkelaars of instellingen zonder winstoogmerk, die kosteloos worden verricht wanneer dat gerechtvaardigd is. De vergoedingen die voor die in lid 2 bedoelde diensten aan kmo's in rekening worden gebracht, bedragen maximaal een derde van de kosten van de dienstverrichting.

5.    Om de in lid 1 bedoelde doelstelling te bereiken en het verlenen van ondersteunend advies te vergemakkelijken, bouwt de InvestEU-advieshub voort op de deskundigheid van de Commissie, de EIB-groep en de andere adviespartners.

6.    Elk adviesinitiatief omvat een regeling voor het delen van de kosten tussen de Commissie en de adviespartner, behalve wanneer de Commissie aanvaardt alle kosten van het adviesinitiatief op zich te nemen in een naar behoren gemotiveerd geval indien dit noodzakelijk is vanwege de specifieke kenmerken van het adviesinitiatief en een samenhangende en billijke behandeling van alle adviespartners gewaarborgd is.

7.    De InvestEU-advieshub is waar nodig lokaal aanwezig. Er wordt met name voorzien in een lokale aanwezigheid in lidstaten of regio's die moeilijkheden ondervinden bij de ontwikkeling van projecten in het kader van het InvestEU-fonds. De InvestEU-advieshub biedt ondersteuning bij de overdracht van kennis aan regionale en lokale instanties teneinde regionale en lokale capaciteit en deskundigheid op te bouwen om het in lid 1 bedoelde ondersteunend advies te kunnen verstrekken, met inbegrip van steun voor het uitvoeren en bijstaan van kleine projecten.

8.    Om het in lid 1 bedoelde ondersteunend advies te verstrekken en het beter beschikbaar te kunnen stellen op lokaal niveau, werkt de InvestEU-advieshub waar mogelijk samen met nationale stimuleringsbanken of -instellingen en maakt hij gebruik van hun deskundigheid. In voorkomend geval worden in het kader van de InvestEU-advieshub samenwerkingsovereenkomsten met nationale stimuleringsbanken of -instellingen gesloten, met deelname van ten minste één nationale stimuleringsbank of -instelling per lidstaat.

9.    De uitvoerende partners adviseren, waar nodig, projectontwikkelaars die financiering aanvragen, met name voor kleine projecten, om de InvestEU-advieshub om steun voor hun projecten te verzoeken, zodat hun projecten in voorkomend geval beter kunnen worden voorbereid, en er kan worden nagegaan of projecten kunnen worden gebundeld.

De uitvoerende partners en adviespartners brengen in voorkomend geval de projectontwikkelaars ook op de hoogte van de mogelijkheid hun projecten op het in artikel 25 bedoelde InvestEU-portaal te plaatsen.

HOOFDSTUK VII

InvestEU-portaal

Artikel 25

InvestEU-portaal

1.    De Commissie stelt het InvestEU-portaal in. Het InvestEU-portaal is een gemakkelijk toegankelijke en gebruiksvriendelijke projectdatabank die relevante informatie over elk project bevat.

2.    Het InvestEU-portaal biedt een kanaal voor projectontwikkelaars om hun projecten waarvoor zij financiering zoeken, zichtbaarheid te geven bij investeerders. De opname van projecten in het InvestEU-portaal heeft geen invloed op de besluiten betreffende de projecten die uiteindelijk worden geselecteerd voor ondersteuning uit hoofde van deze verordening of van enig ander Unie-instrument, of op besluiten voor publieke financiering.

3.    Alleen projecten die met het recht en het beleid van de Unie verenigbaar zijn, worden op het InvestEU-portaal geplaatst.

4.    De Commissie zendt projecten die aan de voorwaarden van lid 3 voldoen, toe aan de relevante uitvoerende partners. Indien er een adviesinitiatief bestaat, zendt de Commissie deze projecten eventueel ook toe aan de InvestEU-advieshub.

5.    De uitvoerende partners onderzoeken de projecten die binnen hun geografische reikwijdte en activiteitenbereik vallen.

HOOFDSTUK VIII

VERANTWOORDINGSPLICHT, monitoring en rapportage, evaluatie en controle

Artikel 26

Verantwoordingsplicht

1.    Op verzoek van het Europees Parlement of de Raad brengt de voorzitter van het bestuur aan de verzoekende instelling verslag uit over de prestaties van het InvestEU-fonds, onder meer door deel te nemen aan een hoorzitting in het Europees Parlement.

2.    De voorzitter van het bestuur antwoordt mondeling of schriftelijk op door het Europees Parlement of door de Raad aan het InvestEU-fonds gestelde vragen binnen vijf weken na ontvangst ervan.

Artikel 27

Monitoring en rapportage

1.    De indicatoren voor rapportage over de voortgang van het InvestEU-programma met de verwezenlijking van de in artikel 3 vermelde algemene en specifieke doelstellingen zijn opgenomen in bijlage III.

2.    Het prestatierapportagesysteem waarborgt dat de gegevens voor het monitoren van de uitvoering en de resultaten op een efficiënte, doeltreffende en tijdige manier worden verzameld, en dat die gegevens een passende monitoring van de risico- en garantieportefeuille mogelijk maken. Daartoe worden evenredige rapportagevereisten opgelegd aan de uitvoerende partners, de adviespartners en andere ontvangers van middelen van de Unie, naargelang het geval.

3.    De Commissie rapporteert over de uitvoering van het InvestEU-programma overeenkomstig de artikelen 241 en 250 van het financieel reglement. Overeenkomstig artikel 41, lid 5, van het financieel reglement wordt in het jaarverslag informatie verstrekt over de uitvoeringsgraad van het programma met betrekking tot de doelstellingen en prestatie-indicatoren ervan. Iedere uitvoerende partner verstrekt daartoe op jaarbasis de informatie, onder meer over de werking van de EU-garantie, die de Commissie nodig heeft om haar rapportageverplichting te kunnen nakomen.

4.    Iedere uitvoerende partner dient om de zes maanden bij de Commissie een verslag in over de financierings- en investeringsverrichtingen die onder deze verordening vallen, uitgesplitst tussen EU-compartiment en lidstaatcompartiment, naargelang het geval. Iedere uitvoerende partner dient informatie over het lidstaatcompartiment eveneens in bij de lidstaat waarvan hij het compartiment ten uitvoer legt. Het verslag bevat een beoordeling van de naleving van de vereisten voor het gebruik van de EU-garantie en van de in bijlage III bij deze verordening vastgestelde essentiële prestatie-indicatoren. Het verslag bevat ook operationele, statistische, financiële en boekhoudkundige gegevens voor elke financierings- en investeringsverrichting en een raming van de verwachte kasstromen, op het niveau van de compartimenten, de beleidsterreinen en het InvestEU-fonds. Eenmaal per jaar wordt in het verslag van de EIB-groep, en in voorkomend geval van andere uitvoerende partners, ook informatie opgenomen over investeringsbelemmeringen die zich voordoen bij de uitvoering van financierings- en investeringsverrichtingen die onder deze verordening vallen. De verslagen bevatten de informatie die de uitvoerende partners moeten verstrekken op grond van artikel 155, lid 1, punt a), van het financieel reglement.

5.    Teneinde te zorgen voor de effectieve beoordeling van de voortgang van het InvestEU-programma met de verwezenlijking van zijn doelstellingen, is de Commissie bevoegd overeenkomstig artikel 33 gedelegeerde handelingen vast te stellen tot wijziging van deze verordening door de in bijlage III vastgestelde indicatoren, indien nodig, en de bepalingen inzake de vaststelling van een kader voor monitoring en evaluatie te herzien of aan te vullen.

Artikel 28

Evaluatie 

1.    Evaluaties van het InvestEU-programma worden zodanig verricht zodat ze tijdig in de besluitvorming kunnen worden meegenomen.

2.    Uiterlijk op 30 september 2024 dient de Commissie bij het Europees Parlement en de Raad een onafhankelijk tussentijds evaluatieverslag over het InvestEU-programma in, in het bijzonder over het gebruik van de EU-garantie, de naleving van de verplichtingen van de EIB-groep uit hoofde van artikel 10, lid 1, punten b) en c), de toewijzing van de EU-garantie waarin is voorzien in artikel 12, leden 4 en 5, de uitvoering van de InvestEU-advieshub, de begrotingstoewijzing waarin is voorzien in artikel 10, lid 1, punt d), i), en over artikel 7, lid 6. Met deze evaluatie wordt met name aangetoond hoe de deelname van de uitvoerende partners en adviespartners aan de uitvoering van het InvestEU-programma een rol heeft gespeeld bij het bereiken van de streefdoelen van het InvestEU-programma en de beleidsdoelstellingen van de EU, met name wat betreft de toegevoegde waarde en het geografisch en sectoraal evenwicht van de ondersteunde financierings- en investeringsverrichtingen. Deze evaluatie omvat ook een beoordeling van de toepassing van de duurzaamheidstoets uit hoofde van artikel 7, lid 3, en de focus op kmo's die in het kader van het artikel 7, lid 1, punt c), bedoelde beleidsterrein kmo's is bereikt.

3.    Aan het einde van de uitvoering van het InvestEU-programma, doch uiterlijk vier jaar na afloop van de in artikel 1, lid 3, genoemde periode, dient de Commissie bij het Europees Parlement en de Raad een onafhankelijk eindevaluatieverslag over het InvestEU-programma in, in het bijzonder over het gebruik van de EU-garantie.

4.    De Commissie deelt de conclusies van de evaluaties tezamen met haar opmerkingen mee aan het Europees Parlement, aan de Raad, aan het Europees Economisch en Sociaal Comité en aan het Comité van de Regio's.

5.    De uitvoerende partners en de adviespartners dragen bij aan en verstrekken de Commissie de nodige informatie voor het verrichten van de in de leden 2 en 3 bedoelde evaluaties.

6.    Overeenkomstig artikel 211, lid 1, van het financieel reglement neemt de Commissie om de drie jaar in het in artikel 250 van het financieel reglement bedoelde jaarverslag een herziening op van de toereikendheid van het in artikel 4, lid 1, van deze verordening bedoelde voorzieningspercentage in het licht van het werkelijke risicoprofiel van de financierings- en investeringsverrichtingen die door de EU-garantie worden gedekt. De Commissie is bevoegd overeenkomstig artikel 33 van deze verordening gedelegeerde handelingen vast te stellen om het in artikel 4, lid 1, van deze verordening bedoelde voorzieningspercentage op basis van die herziening met ten hoogste 15 % aan te passen.

Artikel 29

Audits

Audits van het gebruik van de financiering van de Unie uitgevoerd door personen of entiteiten, daaronder begrepen door andere personen of entiteiten dan die welke door instellingen of organen van de Unie zijn gemachtigd, vormen de basis van de algemene zekerheid in de zin van artikel 127 van het financieel reglement.

Artikel 30

Bescherming van de financiële belangen van de Unie

Wanneer een derde land aan het InvestEU-programma deelneemt op grond van een besluit in het kader van een internationale overeenkomst of op grond van een ander rechtsinstrument, verleent het derde land de nodige rechten en toegang aan de verantwoordelijke ordonnateur, het Europees Bureau voor fraudebestrijding (OLAF) en de Europese Rekenkamer, zodat deze hun respectieve bevoegdheden ten volle kunnen uitoefenen. In het geval van OLAF omvatten deze rechten het recht om onderzoeken, waaronder controles en verificaties ter plaatse, uit te voeren, overeenkomstig Verordening (EU, Euratom) nr. 883/2013 van het Europees Parlement en de Raad betreffende onderzoeken door het Europees Bureau voor fraudebestrijding (OLAF).

HOOFDSTUK IX

Transparantie en zichtbaarheid 

Artikel 31

Informatie, communicatie en publiciteit

1.    Uitvoerende partners en adviespartners erkennen de oorsprong van en geven zichtbaarheid aan de financiering van de Unie (met name wanneer zij de acties en de resultaten ervan promoten), door meerdere doelgroepen, waaronder de media en het grote publiek, doelgericht en op samenhangende en doeltreffende wijze te informeren.

Bij de toepassing van de vereisten van de eerste alinea op projecten in de defensie- en ruimtevaartsector worden vertrouwelijkheids- of geheimhoudingsverplichtingen in acht genomen.

2.    De uitvoerende partners en de adviespartners informeren de eindontvangers, met inbegrip van kmo's, over het bestaan van de steun van het InvestEU-programma, of verplichten andere financiële intermediairs om die eindontvangers over die steun te informeren, door die informatie duidelijk zichtbaar te maken in de relevante financieringsovereenkomst voor de verstrekking van steun van het InvestEU-programma, met name in het geval van kmo's, om het programma op die manier zichtbaarder en bekender bij het publiek te maken.

3.    De Commissie voert informatie- en communicatieacties uit met betrekking tot het InvestEU-programma en de acties en de resultaten ervan. De aan het InvestEU-programma toegewezen financiële middelen dragen tevens bij aan de institutionele communicatie over de politieke prioriteiten van de Unie, in zoverre die prioriteiten verband houden met de in artikel 3 bedoelde doelstellingen.

HOOFDSTUK X

OVERGANGS- EN SLOTBEPALINGEN

Artikel 32

Deelneming in een kapitaalverhoging van het Europees Investeringsfonds

De Unie schrijft in toekomstige kapitaalverhogingen van het Europees Investeringsfonds op aandelen in zodat haar relatieve aandeel in het kapitaal op het huidige niveau blijft. De inschrijving op de aandelen en de betaling van maximaal 900 000 000 EUR van het gestorte gedeelte van de aandelen worden verricht overeenkomstig de voorwaarden die door de algemene vergadering van het fonds worden goedgekeurd.

Artikel 33

Uitoefening van de bevoegdheidsdelegatie

1.    De bevoegdheid om gedelegeerde handelingen vast te stellen, wordt aan de Commissie toegekend onder de in dit artikel neergelegde voorwaarden. Indien gedelegeerde handelingen betrekking hebben op activiteiten die door of met medewerking van de EIB-groep en andere uitvoerende partners worden uitgevoerd, pleegt de Commissie overleg met de EIB-groep en andere potentiële uitvoerende partners voordat die gedelegeerde handelingen worden voorbereid.

2.    De in artikel 7, lid 7, artikel 21, lid 4, artikel 27, lid 5, en artikel 28, lid 6, bedoelde bevoegdheid om gedelegeerde handelingen vast te stellen, wordt aan de Commissie toegekend tot en met 31 december 2028. De Commissie stelt uiterlijk negen maanden voor het einde van die termijn van vijf jaar een verslag op over de bevoegdheidsdelegatie. De bevoegdheidsdelegatie wordt stilzwijgend met termijnen van dezelfde duur verlengd, tenzij het Europees Parlement of de Raad zich uiterlijk drie maanden voor het einde van elke termijn tegen deze verlenging verzet.

3.    Het Europees Parlement of de Raad kan de in artikel 7, lid 7, artikel 21, lid 4, artikel 27, lid 5, en artikel 28, lid 6, bedoelde bevoegdheidsdelegatie te allen tijde intrekken. Het besluit tot intrekking beëindigt de delegatie van de in dat besluit genoemde bevoegdheid. Het wordt van kracht op de dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie of op een daarin genoemde latere datum. Het laat de geldigheid van de reeds van kracht zijnde gedelegeerde handelingen onverlet.

4.    Vóór de vaststelling van een gedelegeerde handeling raadpleegt de Commissie de door elke lidstaat aangewezen deskundigen overeenkomstig de beginselen die zijn neergelegd in het Interinstitutioneel Akkoord van 13 april 2016 over beter wetgeven.

5.    Zodra de Commissie een gedelegeerde handeling heeft vastgesteld, doet zij daarvan gelijktijdig kennisgeving aan het Europees Parlement en de Raad.

6.    Een overeenkomstig artikel 7, lid 7, artikel 21, lid 4, artikel 27, lid 5, en artikel 28, lid 6, vastgestelde gedelegeerde handeling treedt alleen in werking indien het Europees Parlement noch de Raad daartegen binnen een termijn van twee maanden na de kennisgeving van de handeling aan het Europees Parlement en de Raad bezwaar heeft gemaakt, of indien zowel het Europees Parlement als de Raad voor het verstrijken van die termijn de Commissie hebben medegedeeld dat zij daartegen geen bezwaar zullen maken. Die termijn wordt op initiatief van het Europees Parlement of de Raad met twee maanden verlengd.

Artikel 34

Overgangsbepalingen

1.    In afwijking van de eerste en de laatste alinea van artikel 209, lid 3, van het financieel reglement kunnen ontvangsten, terugbetalingen en invorderingen van financieringsinstrumenten die bij de in bijlage IV bij deze verordening genoemde programma's zijn ingesteld, worden gebruikt voor de voorziening van de EU-garantie uit hoofde van deze verordening, rekening houdend met artikel [4] van Verordening [de leenfaciliteit voor de overheidssector].

2.    In afwijking van punt a) van artikel 213, lid 4, van het financieel reglement kunnen overschotten van voorzieningen voor de EU-garantie die bij Verordening (EU) 2015/1017 is ingesteld, worden gebruikt voor de voorziening van de EU-garantie uit hoofde van deze verordening, rekening houdend met artikel [4] van Verordening [de leenfaciliteit voor de overheidssector].

3.     Het bedrag van 33 000 440 000 EUR (lopende prijzen) bedoeld in punt i) van artikel 3, lid 2, punt c), van Verordening [EURI] wordt gebruikt:

(a)voor de voorziening van de EU-garantie uit hoofde van deze verordening met een bedrag van 32 800 000 000 EUR (lopende prijzen), bovenop de in artikel 211, lid 4, eerste alinea, van het financieel reglement vermelde middelen,

(b)voor de uitvoering van de maatregelen waarin de hoofdstukken V en VI voorzien, en de maatregelen bedoeld in de tweede zin van artikel 2, lid 2, van Verordening [EURI], met inachtneming van artikel 4, leden 4 en 8, van die verordening, met een bedrag van 200 440 000 EUR (lopende prijzen).

Dit bedrag wordt aangemerkt als een externe bestemmingsontvangst overeenkomstig artikel 21, lid 5, van het financieel reglement.

Artikel 35

Inwerkingtreding

Deze verordening treedt in werking op de twintigste dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Zij is van toepassing met ingang van 1 januari 2021.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

Gedaan te Brussel,

Voor het Europees Parlement    Voor de Raad

De voorzitter    De voorzitter

FINANCIEEL MEMORANDUM

Inhoud

1.KADER VAN HET VOORSTEL/INITIATIEF

1.1.Benaming van het voorstel/initiatief

1.2.Betrokken beleidsterrein(en) (programmacluster)

1.3.Het voorstel/initiatief betreft:

1.4.Motivering van het voorstel/initiatief

1.4.1.Behoefte(n) waarin op korte of lange termijn moet worden voorzien, met een gedetailleerd tijdschema voor de uitrol van het initiatief

1.4.2.Toegevoegde waarde van de deelname van de Unie (deze kan het resultaat zijn van verschillende factoren, bijvoorbeeld coördinatiewinst, rechtszekerheid, grotere doeltreffendheid of complementariteit). Voor de toepassing van dit punt wordt onder “toegevoegde waarde van de deelname van de Unie” verstaan de waarde die een optreden van de Unie oplevert bovenop de waarde die door een optreden van alleen de lidstaat zou zijn gecreëerd.

1.4.3.Nuttige ervaring die bij soortgelijke activiteiten in het verleden is opgedaan

1.4.4.Verenigbaarheid en eventuele synergie met andere passende instrumenten

1.5.Duur en financiële gevolgen

1.6.Beheersvorm(en)

2.BEHEERSMAATREGELEN

2.1.Regels inzake het toezicht en de verslagen

2.2.Beheers- en controlesyste(e)m(en)

2.2.1.Rechtvaardiging van de voorgestelde beheersvorm(en), uitvoeringsmechanisme(n) voor financiering, betalingsvoorwaarden en controlestrategie

2.2.2.Informatie over de geïdentificeerde risico's en het (de) systeem (systemen) voor interne controle dat is (die zijn) opgezet om die risico's te beperken

2.2.3.Raming en motivering van de kosteneffectiviteit van de controles (verhouding van de controlekosten tot de waarde van de desbetreffende financiële middelen) en evaluatie van het verwachte foutenrisico (bij betaling en bij afsluiting).

2.3.Maatregelen ter voorkoming van fraude en onregelmatigheden

3.GERAAMDE FINANCIËLE GEVOLGEN VAN HET VOORSTEL/INITIATIEF

3.1.Rubriek van het meerjarig financieel kader en voorgesteld(e) nieuw(e) begrotingsonderde(e)l(en) voor uitgaven

3.2.Geraamde gevolgen voor de uitgaven

3.2.1.Samenvatting van de geraamde gevolgen voor de uitgaven

3.2.2.Samenvatting van de geraamde gevolgen voor de administratieve kredieten

3.3.Geraamde gevolgen voor de ontvangsten

FINANCIEEL MEMORANDUM

1.KADER VAN HET VOORSTEL/INITIATIEF 

1.1.Benaming van het voorstel/initiatief 

Gewijzigd voorstel voor een

VERORDENING VAN HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD tot vaststelling van het InvestEU-programma

1.2.Betrokken beleidsterrein(en) (programmacluster)

Europese strategische investeringen

1.3.Het voorstel/initiatief betreft: 

 een nieuwe actie 

 een nieuwe actie na een proefproject/voorbereidende actie 46  

 de verlenging van een bestaande actie 

x de samenvoeging of ombuiging van een of meer acties naar een andere/een nieuwe actie

1.4.Motivering van het voorstel/initiatief 

1.4.1.Behoefte(n) waarin op korte of lange termijn moet worden voorzien, met een gedetailleerd tijdschema voor de uitrol van het initiatief

Het InvestEU-programma is bij uitstek geschikt om langetermijnfinanciering te verschaffen en om Uniebeleid te ondersteunen bij het herstel van een diepe economische crisis. Dit is al gebleken uit de ervaring met de uitvoering van het Europees Fonds voor strategische investeringen (EFSI) en de financiële instrumenten — de voorlopers van InvestEU — in de nasleep van de financiële crisis.

In de huidige crisis verloopt de middelenallocatie door de markt niet volledig efficiënt en verstoort risicoperceptie particuliere investeringsstromen aanzienlijk. Onder die omstandigheden is het sleutelaspect van InvestEU — projecten minder risicovol maken zodat particuliere financiering kan worden aangetrokken — bijzonder waardevol en moet dat worden benut. Dankzij een versterkt InvestEU-programma kunnen ondernemingen tijdens de herstelfase cruciale steun krijgen en zal er tegelijkertijd, en in overeenstemming met de oorspronkelijke doelstellingen van het programma, voor worden gezorgd dat investeerders sterk gefocust blijven op de beleidsprioriteiten van de Unie voor de middellange tot lange termijn, zoals de Europese Green Deal, het investeringsplan voor de Europese Green Deal en de strategie voor het vormgeven van de digitale toekomst van Europa. Met dit programma krijgen de Europese Investeringsbank Groep en nationale stimuleringsbanken en -instellingen, maar ook andere uitvoerende partners, meer ruimte om risico’s te nemen ter ondersteuning van het herstel nu zij in de huidige omstandigheden hun capaciteit om risico’s te nemen onder toenemende druk zien komen.

1.4.2.Toegevoegde waarde van de deelname van de Unie (deze kan het resultaat zijn van verschillende factoren, bijvoorbeeld coördinatiewinst, rechtszekerheid, grotere doeltreffendheid of complementariteit). Voor de toepassing van dit punt wordt onder “toegevoegde waarde van de deelname van de Unie” verstaan de waarde die een optreden van de Unie oplevert bovenop de waarde die door een optreden van alleen de lidstaat zou zijn gecreëerd.

Dit voorstel stemt overeen met het oorspronkelijke InvestEU-voorstel en versterkt dat nog om te helpen bij het herstel na de economische crisis ten gevolge van Covid-19. Daarnaast is het complementair aan het instrument voor solvabiliteitssteun (Solvency Support Instrument — SSI) in het kader van het EFSI. Het instrument voor solvabiliteitssteun moet de zwaarst getroffen ondernemingen ondersteuning bieden voor solvabiliteitsbehoeften die ontstaan door de door COVID-19 veroorzaakte economische krimp, met als doel het heropbouwen van hun kapitaalpositie, terwijl bij InvestEU de klemtoon zal liggen op langetermijninvesteringen om EU-beleidsdoelstellingen te ondersteunen, zoals de strategische autonomie en de veerkracht van de Europese economie.

Het nieuwe beleidsterrein Europese strategische investeringen zal specifieker en meer op de toekomst gericht zijn dan het instrument voor solvabiliteitssteun en zal projecten en ondernemingen steunen die relevant zijn voor het bereiken of behouden van strategische autonomie in cruciale waardeketens in de eengemaakte markt door het opschalen van projecten in de Unie te ondersteunen en door de kapitaalbasis en langetermijnfinanciering van ondernemingen in de Unie te versterken als alternatief voor overnames door ondernemingen van buiten de Unie. Ook strategische ondernemingen die grensoverschrijdend actief zijn, zouden steun kunnen krijgen.

Het initiatief moet ertoe bijdragen dat ruim 1 biljoen EUR aan projectfinanciering wordt gemobiliseerd. Op die manier moet worden bijgedragen tot het aanpakken van marktfalen en moet toegang tot financiering worden verleend aan entiteiten die anders geen financiering op redelijke voorwaarden hadden kunnen verkrijgen, waardoor de totale investeringen in de Unie en daarmee de groei en de werkgelegenheid toenemen.

1.4.3.Nuttige ervaring die bij soortgelijke activiteiten in het verleden is opgedaan

Het EFSI is relevant gebleken voor het aanpakken van kloven op de investeringsmarkten en suboptimale investeringssituaties in de nasleep van de economische crisis. Aangezien er op de investeringsmarkten nog steeds kloven bestaan, is er behoefte aan meer beleidsgerichte investeringssteun om specifieke suboptimale investeringssituaties aan te pakken.

Met de begrotingsgarantie van het EFSI is het effect van de beperkte begrotingsmiddelen doeltreffend vergroot.

Op een aantal gebieden bleken de EFSI-ondersteuning en diverse centraal beheerde financiële instrumenten elkaar te overlappen. De integratie van alle toekomstige investeringsprogramma’s van de Unie in één fonds is gericht op vereenvoudiging, verhoogde flexibiliteit en opheffing van mogelijke overlappingen tussen soortgelijke EU-instrumenten voor investeringssteun.

Adviesdiensten en technische bijstand zijn hard nodig om de capaciteit van de lidstaten en de projectontwikkelaars te verbeteren om investeringsprojecten op te starten, te ontwikkelen en te implementeren. Voor de periode 2021-2027 wordt voorgesteld centraal beheerde initiatieven voor technische bijstand ter ondersteuning van investeringsprojecten op te nemen in het kader van InvestEU.

Een begrotingsgarantie die de uitvoerende partners risicodragend vermogen biedt, zodat zij, voortbouwend op het succes van het EFSI en de financiële instrumenten, investeringen in de Unie kunnen financieren, maakt het mogelijk dat de investeringssteun vanaf 2021 probleemloos wordt voortgezet.

1.4.4.Verenigbaarheid en eventuele synergie met andere passende instrumenten

Het InvestEU-fonds omvat terugvorderbare steun van de Unie voor financierings- en investeringsverrichtingen door het verschaffen van risicodragende capaciteit via een begrotingsgarantie aan uitvoerende partners op essentiële interne beleidsterreinen. Al deze steun wordt aldus verleend in het kader van één enkel instrument om het hefboomeffect te vergroten, de voorziening te optimaliseren, mogelijke overlappingen te voorkomen en de zichtbaarheid van het optreden van de Unie te vergroten. Combinaties met subsidiefinanciering (blending) zijn eventueel mogelijk om synergieën tot stand te brengen, bijvoorbeeld in de sectoren vervoer, onderzoek en digitalisering.

De voorgestelde verhoging van het oorspronkelijke InvestEU-beleidsterreinen en de toevoeging van een vijfde beleidsterrein zijn in overeenstemming met het beleid van de Unie ter zake, zoals de Europese Green Deal, het investeringsplan voor de Europese Green Deal, de strategie voor het vormgeven van de digitale toekomst van Europa, de nieuwe industriestrategie voor Europa, de kapitaalmarktenunie en andere EU-beleidsinitiatieven en -programma’s die relevant zijn voor de strategische autonomie en de veerkracht van de Unie, zoals het Europees Defensiefonds, de EU-ruimtevaartverordening, de missies, de Europese partnerschappen en de Europese Innovatieraad van het Horizon Europa-programma en de verordening screening BDI.

Een lidstaatcompartiment zal het voor de lidstaten mogelijk maken om de in het kader van de cohesiefinanciering beschikbare middelen op een aantrekkelijke en vereenvoudigde manier als hefboom te gebruiken.

1.5.Duur en financiële gevolgen 

x beperkte geldigheidsduur

x    van kracht vanaf 1.1.2021 tot en met 31.12.2027

Financiële gevolgen vanaf 2021 tot en met 2027 voor vastleggingskredieten en vanaf 2021 tot en met 2030 voor betalingskredieten voor de voorziening van de EU-garantie

 onbeperkte geldigheidsduur

Uitvoering met een opstartperiode vanaf JJJJ tot en met JJJJ,

gevolgd door een volledige uitvoering.

1.6.Beheersvorm(en) 47

x direct beheer door de Commissie

x door haar diensten, waaronder het personeel in de delegaties van de Unie;

   door de uitvoerende agentschappen;

 gedeeld beheer met lidstaten

x indirect beheer door begrotingsuitvoeringstaken te delegeren aan:

derde landen of de door hen aangewezen organen;

x internationale organisaties en hun agentschappen (geef aan welke);

x de EIB en het Europees Investeringsfonds;

de in de artikelen 70 en 71 van het Financieel Reglement bedoelde organen;

x publiekrechtelijke organen;

x privaatrechtelijke organen met een openbare dienstverleningstaak, voor zover zij voldoende financiële garanties bieden;

x privaatrechtelijke organen van een lidstaat, waaraan de uitvoering van een publiek-privaat partnerschap is toevertrouwd en die voldoende financiële garanties bieden;

personen aan wie de uitvoering van specifieke maatregelen op het gebied van het GBVB in het kader van titel V van het VEU is toevertrouwd en die worden genoemd in de betrokken basishandeling.

Opmerkingen

De Commissie selecteert de uitvoerende partners op basis van de in het wetgevingsvoorstel vastgestelde criteria. Daarbij kan het om alle of een deel van de bovenbedoelde partners gaan.

Rechtstreeks beheer kan betrekking hebben op een deel van de uitvoering van de InvestEU-advieshub en het InvestEU-portaal.

2.BEHEERSMAATREGELEN 

2.1.Regels inzake het toezicht en de verslagen 

De uitvoerende partners brengen op gezette tijden overeenkomstig het Financieel Reglement verslag uit aan de Commissie. Voor de monitoring passen zij hun regels en procedures toe die in overeenstemming met artikel 154 van het Financieel Reglement zijn beoordeeld met het oog op het voldoen aan de daarin neergelegde vereisten. De Commissie zal de prestaties per beleidsvenster volgen.

2.2.Beheers- en controlesyste(e)m(en) 

2.2.1.Rechtvaardiging van de voorgestelde beheersvorm(en), uitvoeringsmechanisme(n) voor financiering, betalingsvoorwaarden en controlestrategie

Het InvestEU-fonds (de EU-garantie) zal via indirect beheer ten uitvoer worden gelegd via uitvoerende partners, die in de regel ook bijdragen in de steun die aan de eindbegunstigden moet worden verleend.

De uitvoerende partners zullen bestaan uit de EIB-groep, internationale financiële instellingen, nationale stimuleringsbanken en -instellingen en andere financiële intermediairs die organen van de Unie zijn en gereguleerd zijn en/of onder toezicht staan van de banksector. De verrichtingen die door de EU-garantie worden ondersteund, blijven verrichtingen die zijn goedgekeurd door de bestuursorganen van de uitvoerende partners, die op deze verrichtingen hun zorgvuldigheids- en controlekader zullen moeten toepassen. De uitvoerende partners verstrekken de Commissie gecontroleerde financiële staten.

De Commissie sluit de garantieovereenkomsten met de uitvoerende partners. De InvestEU-advieshub zal via indirect of direct beheer ten uitvoer worden gelegd, afhankelijk van de aard van de bijstand.

Het effect van het InvestEU-programma in het algemeen (met de voorgestelde verhoging) zal worden beoordeeld aan de hand van evaluaties zoals uiteengezet in het oorspronkelijke voorstel. In de voorgestelde verordening worden essentiële prestatie-indicatoren vastgesteld. In de garantieovereenkomsten zullen specifieke indicatoren worden opgenomen op basis van de specifieke financiële producten die worden ingezet.

Van de uitvoerende partners zal geharmoniseerde rapportage worden gevraagd overeenkomstig het Financieel Reglement.

2.2.2.Informatie over de geïdentificeerde risico's en het (de) systeem (systemen) voor interne controle dat is (die zijn) opgezet om die risico's te beperken

Het risico voor de begroting van de Unie houdt verband met de begrotingsgarantie die de Unie aan de uitvoerende partners verleent voor hun financierings- en investeringsverrichtingen. De EU-garantie verschaft een onherroepelijke garantie op eerste verzoek, gewoonlijk op portefeuillebasis voor eronder vallende verrichtingen. De begroting van de Unie en de uitvoerende partner delen de risicogerelateerde beloning voor de verrichtingen op basis van hun respectieve aandeel in de risico's die worden genomen.

De EU-garantie is beperkt tot 75 153 850 000 EUR.

De begrotingspost ("p.m.") die de begrotingsgarantie voor de uitvoerende partner weergeeft, zou alleen worden geactiveerd als daadwerkelijk een beroep op de garantie wordt gedaan dat niet volledig door de voorziening kan worden gedekt (geleidelijk gefinancierd met ten minste 33 800 000 000 EUR tot eind 2030). Het voorzieningspercentage van 45 % is gebaseerd op de ervaring die in het verleden met het EFSI en de financiële instrumenten is opgedaan. Dit is een gewogen gemiddelde van een nominaal voorzieningspercentage van 40 % voor de vier oorspronkelijk door de Commissie voorgestelde terreinen en een nominaal voorzieningspercentage van 52 % voor het voorgestelde nieuwe beleidsterrein Europese strategische investeringen. Dat laatste is iets hoger als gevolg van het vermeende risico dat bepaalde sectoren in het kader van het vijfde terrein moeten worden ondersteund en van de aard van de uit te voeren financiële producten.

De voorwaardelijke verplichting met betrekking tot het lidstaatcompartiment wordt gedekt door een back-to-backgarantie van elke betrokken lidstaat.

De financierings- en investeringsverrichtingen in het kader van InvestEU worden uitgevoerd volgens het standaardreglement van orde van de uitvoerende partners en volgens goede bankpraktijken. De geselecteerde uitvoerende partners en de Commissie sluiten een garantieovereenkomst waarin de gedetailleerde voorschriften en procedures voor de uitvoering van het InvestEU-fonds worden vastgelegd.

Hoe passend de regels en procedures van de uitvoerende partners zijn, en hoe zij worden toegepast, zal door de Commissie worden gecontroleerd aan de hand van de pijlerbeoordeling overeenkomstig het Financieel Reglement. Aangezien de uitvoerende partner in de regel een deel van het risico draagt, zijn de belangen van de Unie en de uitvoerende partner bovendien op elkaar afgestemd, waardoor het risico voor de begroting wordt beperkt.

Er zal een specifieke governancestructuur worden opgezet om het gebruik van de EU-garantie toe te staan (investeringscomité).

De Commissie ontvangt van de uitvoerende partners jaarlijkse gecontroleerde financiële overzichten van de verrichtingen.

2.2.3.Raming en motivering van de kosteneffectiviteit van de controles (verhouding van de controlekosten tot de waarde van de desbetreffende financiële middelen) en evaluatie van het verwachte foutenrisico (bij betaling en bij afsluiting). 

De EU staat borg voor de verrichtingen die door de entiteiten waaraan zij de uitvoering toevertrouwt, worden uitgevoerd volgens hun regels en procedures, met inbegrip van hun internecontrolekader. Kosten voor de EU-begroting zouden alleen ontstaan in verband met specifieke vereisten die door de EU worden opgelegd bovenop het internecontrolekader van de entiteiten waaraan de uitvoering is toevertrouwd en die nog niet kunnen worden gekwantificeerd.

2.3.Maatregelen ter voorkoming van fraude en onregelmatigheden 

De geselecteerde uitvoerende partners zullen de in artikel 154 van het Financieel Reglement vastgestelde pijlerbeoordeling hebben ondergaan, die een solide kwaliteit van de interne controle en onafhankelijke externe auditsystemen waarborgt. Bovendien moeten zij voldoen aan de vereisten van titel X van het Financieel Reglement. Als financiële instellingen zullen de uitvoerende partners beschikken over interne controlekaders. Het zorgvuldigheidsonderzoek, de monitoring en de controle van de door de EU-garantie ondersteunde financierings- of investeringsverrichtingen zullen worden verricht door de uitvoerende partners. Bovendien bepaalt artikel 29 van de voorgestelde verordening dat audits naar het gebruik van de financiering van de Unie uitgevoerd door personen of entiteiten, daaronder begrepen door andere personen of entiteiten dan die welke door de instellingen of organen van de Unie zijn gemachtigd, de basis vormen van de algemene zekerheid in de zin van artikel 127 van het Financieel Reglement.

3.GERAAMDE FINANCIËLE GEVOLGEN VAN HET VOORSTEL/INITIATIEF 

3.1.Rubriek van het meerjarig financieel kader en voorgesteld(e) nieuw(e) begrotingsonderde(e)l(en) voor uitgaven 

Rubriek van het meerjarig financieel kader

Begrotingsonderdeel

Soort
uitgave

Bijdrage

Nummer
rubriek 1

GK/NGK 48

van EVA-landen 49

van kandidaat-lidstaten 50

van derde landen

in de zin van artikel [21, lid 2, onder b),] van het Financieel Reglement

1

02.0101 Ondersteunende uitgaven voor “InvestEU”

NGK

JA

JA

JA

NEEN

1

02.0201 Garantie voor InvestEU

GK

JA

JA

JA

NEEN

1

02.0202 InvestEU-garantie - Voorziening van het gemeenschappelijk voorzieningsfonds

GK

JA

JA

JA

NEEN

1

02.0203 InvestEU-advieshub, InvestEU-portaal en begeleidende maatregelen

GK

JA

JA

JA

NEEN

3.2.Geraamde gevolgen voor de uitgaven 

3.2.1.Samenvatting van de geraamde gevolgen voor de uitgaven 

in miljoenen euro's (tot op drie decimalen)

Rubriek van het meerjarig
financieel kader

<…>

Rubriek 1

2021

2022

2023

2024

2025

2026

2027

Na 2027

TOTAAL

02.0201 Garantie voor InvestEU

Vastleggingen

(1)

p.m.

p.m.

p.m.

p.m.

p.m.

p.m.

p.m.

Betalingen

(2)

p.m.

p.m.

p.m.

p.m.

p.m.

p.m.

p.m.

02.0202 InvestEU-garantie - Voorziening van het gemeenschappelijk voorzieningsfonds

Vastleggingen

(1)

404,322

412,872

11,604

13,371

17,673

19,511

20,646

900,000

Betalingen

(2)

200,036

415,183

204,374

48,920

7,059

11,396

13,032

900,000

02.0203 InvestEU-advieshub, InvestEU-portaal en begeleidende maatregelen

Vastleggingen

(1)

72,658

73,658

76,158

76,158

73,658

73,658

74,397

520,345

Betalingen

(2)

38,172

66,572

82,772

84,772

84,272

81,772

82,011

520,345

02.0101 Ondersteunende uitgaven voor “InvestEU”

Vastleggingen = betalingen

(3)

0,564

0,564

0,564

0,564

0,564

0,564

0,564

3,948

TOTAAL kredieten voor het budget van het programma

Vastleggingen

=1+3

477,544

487,094

88,326

90,093

91,895

93,733

95,607

1 424,293

Betalingen

=2+3

238,772

482,319

287,710

134,256

91,895

93,733

95,607

1 424,293

Bovenop de in bovenstaande tabellen vermelde financiële middelen zal 33 000,440 miljoen EUR (in lopende prijzen) beschikbaar zijn als externe bestemmingsontvangsten in de zin van artikel 21, lid 5, van het Financieel Reglement als financiering uit het herstelinstrument van de Europese Unie. Hiervan kan maximaal 8,960 miljoen EUR worden bestemd voor administratieve uitgaven, met inbegrip van uitgaven voor extern personeel.

Een specifiek bedrag van 191 miljoen EUR is nodig voor adviesdiensten, technische bijstand en andere begeleidende maatregelen.

De indicatieve verdeling van de uitgaven uit externe bestemmingsontvangsten is als volgt:

InvestEU

2021

2022

2023

2024

2025

2026

2027

Na 2027

TOTAAL

Operationele uitgaven uit externe bestemmingsontvangsten van het herstelinstrument van de Europese Unie

Vastleggingen

(1)

9 643,720

9 836,720

6 688,720

6 822,320

32 991,480

Betalingen

(2)

817,000

6 040,913

6 042,912

6 042,913

6 042,913

4 409,913

3 592,913

32 991,480

Administratieve ondersteuningsuitgaven uit externe bestemmingsontvangsten van het herstelinstrument van de Europese Unie

Vastleggingen = betalingen

(3)

1,280

1,280

1,280

1,280

1,280

1,280

1,280

8,960

Totaal externe bestemmingsontvangsten

Vastleggingen

=1+3

9 645,000

9 838,000

6 690,000

6 823,600

1,280

1,280

1,280

33 000,440

Betalingen

=2+3

818,280

6 044,193

6 044,193

6 044,193

6 044,193

4 411,193

3 594,193

33 000,440



Rubriek van het meerjarig
financieel kader

7

“Administratieve uitgaven”



in miljoenen euro's (tot op drie decimalen)

2021

2022

2023

2024

2025

2026

2027

Na 2027

TOTAAL

Personele middelen

Andere administratieve uitgaven

TOTAAL kredieten onder RUBRIEK 7 van het meerjarig financieel kader

(totaal vastleggingen = totaal betalingen)

in miljoenen euro's (tot op drie decimalen)

2021

2022

2023

2024

2025

2026

2027

Na 2027

TOTAAL

TOTAAL kredieten
voor alle RUBRIEKEN
van het meerjarig financieel kader 

Vastleggingen

Betalingen

3.2.2.Samenvatting van de geraamde gevolgen voor de administratieve kredieten

   Voor het voorstel/initiatief zijn geen administratieve kredieten nodig

x Voor het voorstel/initiatief zijn administratieve kredieten nodig, zoals hieronder nader wordt beschreven:

in miljoenen euro's (tot op drie decimalen)

Jaren

2021

2022

2023

2024

2025

2026

2027

TOTAAL

RUBRIEK 7 
van het meerjarig financieel kader

Personele middelen

Andere administratieve uitgaven

Subtotaal RUBRIEK 7 
van het meerjarig financieel kader

Buiten RUBRIEK 7 
van het meerjarig financieel kader

Personele middelen 51  

1,280

1,280

1,280

1,280

1,280

1,280

1,280

8,960

Andere administratieve
uitgaven 52

0,564

0,564

0,564

0,564

0,564

0,564

0,564

3,948

Subtotaal
buiten RUBRIEK 7 
van het meerjarig financieel kader

1,844

1,844

1,844

1,844

1,844

1,844

1,844

12,908

TOTAAL

1,844

1,844

1,844

1,844

1,844

1,844

1,844

12,908

De benodigde kredieten voor personeel en andere administratieve uitgaven zullen worden gefinancierd uit de kredieten van het DG die reeds voor het beheer van deze actie zijn toegewezen en/of binnen het DG zijn herverdeeld, eventueel aangevuld met middelen die in het kader van de jaarlijkse toewijzingsprocedure met inachtneming van de budgettaire beperkingen aan het beherende DG kunnen worden toegewezen.



3.2.2.1.Geraamde personeelsbehoeften

   Voor het voorstel/initiatief zijn geen personele middelen nodig

x    Voor het voorstel/initiatief zijn personele middelen nodig, zoals hieronder nader wordt beschreven:

Raming in voltijdequivalenten

Jaren

2021

2022

2023

2024

2025

2026

2027

• Posten opgenomen in de lijst van het aantal ambten (ambtenaren en tijdelijke functionarissen)

Zetel en vertegenwoordigingen van de Commissie

Delegaties

Onderzoek

Extern personeel (in voltijdequivalenten VTE) – AC, AL, END, INT en JPD  53

Rubriek 7

Gefinancierd uit RUBRIEK 7 van het meerjarig financieel kader 

- in zetel

- in delegaties

Gefinancierd uit het budget van het programma  54

- in zetel

- in delegaties

Onderzoek

Andere (bestemmingsontvangsten)

16

16

16

16

16

16

16

TOTAAL

16

16

16

16

16

16

16

DG ECFIN/BUDG is het beleidsterrein of de begrotingstitel.

Voor de benodigde personele middelen zal een beroep worden gedaan op het personeel van het DG dat reeds voor het beheer van deze actie is toegewezen en/of binnen het DG is herverdeeld, eventueel aangevuld met middelen die in het kader van de jaarlijkse toewijzingsprocedure met inachtneming van de budgettaire beperkingen aan het beherende DG kunnen worden toegewezen. Additioneel extern personeel wordt uitsluitend uit bestemmingsontvangsten gefinancierd.

Beschrijving van de uit te voeren taken:

Ambtenaren en tijdelijk personeel

Front office (opstellen van beleids- en richtsnoerendocumenten, voorbereiden van en onderhandelen over garantie- en adviesovereenkomsten, marketing, operationele follow-up en verslaglegging, beheer van advies- en technische bijstand);

Secretariaat van het InvestEU-fonds (ontvangst en verspreiding van de voorstellen van uitvoerende partners, contacten met uitvoerende partners, secretariaat van het investeringscomité, de adviesraad en het bestuur, coördinatie binnen de Commissie, voorbereiden van beleidsdocumenten, bepalen van het standpunt van de Commissie, verslaglegging);

Backoffice (monitoring en follow-up van het programma, met inbegrip van beroepen op de garantie, operationele en financiële verslaglegging en andere diensten inzake het beheer van de garantie; monitoring van en verslaglegging over adviesdiensten en technische bijstand);

Risico (monitoring van het kredietrisicoprofiel van portefeuilles van verrichtingen in het kader van de EU-garantie, beoordeling en verslaglegging);

Extern personeel

Backoffice (monitoring en follow-up van het programma, met inbegrip van beroepen op de garantie, operationele en financiële verslaglegging en andere diensten inzake het beheer van de garantie; monitoring van en verslaglegging over adviesdiensten en technische bijstand);

Secretariaat van het InvestEU-fonds.

3.3.Geraamde gevolgen voor de ontvangsten 

   Het voorstel/initiatief heeft geen financiële gevolgen voor de ontvangsten

x    Het voorstel/initiatief heeft de hieronder beschreven financiële gevolgen:

   voor de eigen middelen

x    voor overige ontvangsten

Geef aan of de ontvangsten worden toegewezen aan de begrotingsonderdelen voor uitgaven x    

in miljoenen euro's (tot op drie decimalen)

Begrotingsonderdeel voor ontvangsten:

Gevolgen van het voorstel/initiatief 55

2021

2022

2023

2024

2025

2026

2027

6 4 1 (Bijdragen van financiële instrumenten — Bestemmingsontvangsten)

250,000

100,000

100,000

250,000

100,000

100,000

100,000

Overeenkomstig artikel 28, lid 1, van het voorstel zullen ontvangsten, terugbetalingen en invorderingen worden toegewezen aan het volgende begrotingsonderdeel voor uitgaven: 02.02.02 Voorziening van de InvestEU-garantie + 02.02.03 InvestEU-advieshub, InvestEU-portaal en begeleidende maatregelen

Andere opmerkingen (bv. over de methode/formule voor de berekening van de gevolgen voor de ontvangsten of andere informatie): Bestemmingsontvangsten uit InvestEU zullen in de eerste plaats worden aangewend ter dekking van vergoedingen.

Deze ontvangsten hebben geen betrekking op ontvangsten die zijn gegenereerd in het kader van het voorstel voor een verordening betreffende het herstelinstrument van de Europese Unie.

(1)    COM (2018) 439.
(2)    2018/229 (COD).
(3)    COM (2020) 102.
(4)    D.w.z. dat zij hun statutaire zetel in een lidstaat moeten hebben en in de Unie actief moeten zijn in die zin dat zij in de Unie substantiële activiteiten hebben in termen van personeel, productie, onderzoek en ontwikkeling of andere bedrijfswerkzaamheden.
(5)    COM(2020) 102.
(6)    SWD(2018) 316 final.
(7)    http://eur-lex.europa.eu/legal-content/EN/TXT/HTML/?uri=CELEX:52016SC0297&from=EN
(8)    https://www.eca.europa.eu/Lists/News/NEWS1611_11/OP16_02_NL.pdf
(9)    http://www.eib.org/infocentre/publications/all/evaluation-of-the-functioning-of-the-efsi.htm
(10)    https://ec.europa.eu/commission/publications/independent-evaluation-investment-plan_en
(11)    https://eur-lex.europa.eu/legal-content/NL/TXT/?qid=1590398253047&uri=CELEX:52016DC0764
(12)    https://www.eca.europa.eu/nl/Pages/DocItem.aspx?did=44174
(13)    Dit was een onderdeel van de openbare raadpleging over investeringen, onderzoek en innovatie, kmo’s en de interne markt;https://ec.europa.eu/info/consultations/public-consultation-eu-funds-area-investment-research-innovation-smes-and-single-market_nl
(14)    PB L 169 van 1.7.2015, blz. 1.
(15)    https://ec.europa.eu/info/sites/info/files/economy-finance/efsi_evaluation_-_final_report.pdf
(16)    SWD(2018) 314 final.
(17)     https://ec.europa.eu/transparency/regdoc/rep/2/2018/EN/SEC-2018-293-1-EN-MAIN-PART-1.PDF
(18)    SWD(2018) 314 final.
(19)    COM(2020) 442 final.
(20)    Interinstitutioneel Akkoord tussen het Europees Parlement, de Raad van de Europese Unie en de Europese Commissie van 13 april 2016 over beter wetgeven (PB L 123 van 12.5.2016, blz. 1).
(21)    Verordening (EU) 2015/1017 van het Europees Parlement en de Raad van 25 juni 2015 betreffende het Europees Fonds voor strategische investeringen, de Europese investeringsadvieshub en het Europese investeringsprojectenportaal en tot wijziging van de Verordeningen (EU) nr. 1291/2013 en (EU) nr. 1316/2013 — het Europees Fonds voor strategische investeringen (PB L 169 van 1.7.2015, blz. 1).
(22)    PB C […], […], blz. […].
(23)    PB C […], […], blz. […].
(24)

   PB L 282 van 19.10.2016, blz. 4.

(25)    COM(2018) 353 final.
(26)    PB L 309 van 13.12.1993, blz. 3.
(27)    Richtlijn (EU) 2016/2284 van het Europees Parlement en de Raad van 14 december 2016 betreffende de vermindering van de nationale emissies van bepaalde luchtverontreinigende stoffen, tot wijziging van Richtlijn 2003/35/EG en tot intrekking van Richtlijn 2001/81/EG. (PB L 344 van 17.12.2016, blz. 1).
(28)    Richtlijn (EU) 2018/2001 van het Europees Parlement en de Raad van 11 december 2018 ter bevordering van het gebruik van energie uit hernieuwbare bronnen, PB L 328 van 21.12.2018, blz. 82.
(29)    Verordening (EU) 2018/1999 van het Europees Parlement en de Raad van 11 december 2018 inzake de governance van de energie-unie en van de klimaatactie, tot wijziging van Verordeningen (EG) nr. 663/2009 en (EG) nr. 715/2009 van het Europees Parlement en de Raad, Richtlijnen 94/22/EG, 98/70/EG, 2009/31/EG, 2009/73/EG, 2010/31/EU, 2012/27/EU en 2013/30/EU van het Europees Parlement en de Raad, Richtlijnen 2009/119/EG en (EU) 2015/652 van de Raad, en tot intrekking van Verordening (EU) nr. 525/2013 van het Europees Parlement en de Raad (PB L 328 van 21.12.2018, blz. 1).
(30)

   Verordening (EU, Euratom) 2018/1046 van het Europees Parlement en de Raad van 18 juli 2018 tot vaststelling van de financiële regels van toepassing op de algemene begroting van de Unie, tot wijziging van Verordeningen (EU) nr. 1296/2013, (EU) nr. 1301/2013, (EU) nr. 1303/2013, (EU) nr. 1304/2013, (EU) nr. 1309/2013, (EU) nr. 1316/2013, (EU) nr. 223/2014, (EU) nr. 283/2014 en Besluit nr. 541/2014/EU en tot intrekking van Verordening (EU, Euratom) nr. 966/2012 (PB L 193 van 30.7.2018, blz. 1).

(31)    COM(2018) 323 final.
(32)    Verordening (EG) nr. 1466/97 van de Raad van 7 juli 1997 over versterking van het toezicht op begrotingssituaties en het toezicht op en de coördinatie van het economisch beleid (PB L 209 van 2.8.1997, blz. 1).
(33)    Verordening (EG) nr. 1467/97 van de Raad van 7 juli 1997 over de bespoediging en verduidelijking van de tenuitvoerlegging van de procedure bij buitensporige tekorten (PB L 209 van 2.8.1997, blz. 6).
(34)    Verordening (EU) 2015/1017 van het Europees Parlement en de Raad van 25 juni 2015 betreffende het Europees Fonds voor strategische investeringen, de Europese investeringsadvieshub en het Europese investeringsprojectenportaal en tot wijziging van de Verordeningen (EU) nr. 1291/2013 en (EU) nr. 1316/2013 - het Europees Fonds voor strategische investeringen (PB L 169 van 1.7.2015, blz. 1).
(35)    PB L 123 van 12.5.2016, blz. 1.
(36)    Verordening (EU, Euratom) nr. 883/2013 van het Europees Parlement en de Raad van 11 september 2013 betreffende onderzoeken door het Europees Bureau voor fraudebestrijding (OLAF) en tot intrekking van Verordening (EG) nr. 1073/1999 van het Europees Parlement en de Raad en Verordening (Euratom) nr. 1074/1999 van de Raad (PB L 248 van 18.9.2013, blz. 1).
(37)    Verordening (EG, Euratom) nr. 2988/95 van de Raad van 18 december 1995 betreffende de bescherming van de financiële belangen van de Europese Gemeenschappen (PB L 312 van 23.12.1995, blz. 1).
(38)    Verordening (Euratom, EG) nr. 2185/96 van de Raad van 11 november 1996 betreffende de controles en verificaties ter plaatse die door de Commissie worden uitgevoerd ter bescherming van de financiële belangen van de Europese Gemeenschappen tegen fraudes en andere onregelmatigheden (PB L 292 van 15.11.1996, blz. 2).
(39)    Verordening (EU) 2017/1939 van de Raad van 12 oktober 2017 betreffende nauwere samenwerking bij de instelling van het Europees Openbaar Ministerie (“EOM”) (PB L 283 van 31.10.2017, blz. 1).
(40)    Richtlijn (EU) 2017/1371 van het Europees Parlement en de Raad van 5 juli 2017 betreffende de strafrechtelijke bestrijding van fraude die de financiële belangen van de Unie schaadt (PB L 198 van 28.7.2017, blz. 29).
(41)    SEC(2018) 310; SWD(2018) 337 final.
(42)    COM(2020) 22 final.
(43)    Aanbeveling 2003/361/EG van de Commissie van 6 mei 2003 betreffende de definitie van kleine, middelgrote en micro-ondernemingen (PB L 124 van 20.5.2003, blz. 36).
(44)    In de zin van artikel 58, lid 2, onder a) of b), van het Financieel Reglement.
(45)    Nadere gegevens over de beheersvormen en verwijzingen naar het Financieel Reglement zijn beschikbaar op BudgWeb: https://myintracomm.ec.europa.eu/budgweb/EN/man/budgmanag/Pages/budgmanag.aspx  
(46)    GK = gesplitste kredieten/NGK = niet-gesplitste kredieten.
(47)    EVA: Europese Vrijhandelsassociatie.
(48)    Kandidaat-lidstaten en, in voorkomend geval, aspirant-kandidaten van de Westelijke Balkan.
(49)    Externe bestemmingsontvangsten
(50)    Technische en/of administratieve bijstand en uitgaven ter ondersteuning van de uitvoering van programma’s en/of acties van de EU (vroegere “BA”-onderdelen), onderzoek door derden, eigen onderzoek.
(51)    AC= Agent Contractuel (arbeidscontractant); AL= Agent Local (plaatselijk functionaris); END = Expert National Détaché (gedetacheerd nationaal deskundige); INT= Intérimaire (uitzendkracht); JPD = Junior Professional in Delegations (jonge deskundige in delegaties).
(52)    Subplafond voor extern personeel uit beleidskredieten (vroegere “BA”-onderdelen).
(53)    Voor traditionele eigen middelen (douanerechten en suikerheffingen) moeten nettobedragen worden vermeld, d.w.z. na aftrek van 20 % aan inningskosten.

Brussel, 29.5.2020

COM(2020) 403 final

BIJLAGE

bij

Voorstel voor een VERORDENING VAN HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD

tot vaststelling van het InvestEU-programma


BIJLAGE II
Voor financierings- en investeringsverrichtingen in aanmerking komende gebieden

De financierings- en investeringsverrichtingen op andere beleidsterreinen dan het beleidsterrein Europese strategische investeringen kunnen betrekking hebben op een of meer van de volgende gebieden:

De financierings- en investeringsverrichtingen op het beleidsterrein Europese strategische investeringen vallen onder de in artikel 7, lid 1, onder e), vastgestelde gebieden. Zij kunnen met name betrekking hebben op belangrijke projecten van gemeenschappelijk Europees belang.

1.    De ontwikkeling van de energiesector, overeenkomstig de prioriteiten van de energie-unie, met inbegrip van energievoorzieningszekerheid, transitie naar schone energie, en de verbintenissen die in de Agenda 2030 voor duurzame ontwikkeling en de Klimaatovereenkomst van Parijs zijn aangegaan, in het bijzonder door middel van:

(a)    de uitbreiding van de opwekking, de levering of het gebruik van schone en duurzame hernieuwbare energie en veilige en duurzame andere emissiearme en emissievrije energiebronnen en oplossingen;

(b)    energie-efficiëntie en energiebesparing (met klemtoon op het verminderen van de vraag door middel van vraagzijdebeheer en de renovatie van gebouwen);

(c)    het ontwikkelen, slimmer maken en moderniseren van duurzame energie-infrastructuur, met name, maar niet beperkt tot, transmissie- en distributieniveau, opslagtechnologieën, interconnectie van de elektriciteitsnetten van de lidstaten en slimme netten;

(d)    het ontwikkelen van innovatieve emissieloze en emissiearme verwarmingssystemen en warmte-krachtkoppeling; 

(e)    de productie en levering van duurzame synthetische brandstoffen uit hernieuwbare/koolstofneutrale bronnen en andere veilige en duurzame emissiearme en emissiearme bronnen, biobrandstoffen, biomassa en alternatieve brandstoffen, ook voor alle vervoerswijzen, in overeenstemming met de doelstellingen van Richtlijn (EU) 2018/2001 van het Europees Parlement en de Raad 1 ; en

(f)    infrastructuur voor koolstofafvang en -opslag in industriële processen, bio-energie-installaties en productiefaciliteiten met het oog op de energietransitie.

2.    De ontwikkeling van duurzame en veilige vervoersinfrastructuren en mobiliteitsoplossingen en uitrusting en innovatieve technologieën overeenkomstig de prioriteiten van de Unie op het gebied van vervoer en de verbintenissen die in de Klimaatovereenkomst van Parijs zijn aangegaan, in het bijzonder door middel van:

(a)    projecten ter ondersteuning van de infrastructuur van het trans-Europees vervoersnetwerk (TEN-T), met inbegrip van onderhoud en veiligheid van de infrastructuur, de stedelijke knooppunten van TEN-T, zee- en binnenhavens, luchthavens, multimodale terminals en hun verbinding met de TEN-T-netwerken, en de telematicatoepassingen bedoeld in Verordening (EU) nr. 1315/2013 van het Europees Parlement en de Raad 2 ;

(b)    TEN-T-infrastructuurprojecten die het gebruik mogelijk maken van ten minste twee verschillende vervoerswijzen, met name multimodale vrachtterminals en knooppunten voor personenvervoer;

(c)    slimme en duurzame projecten op het gebied van stedelijke mobiliteit die gericht zijn op stadsvervoermiddelen met lage emissie, met inbegrip van binnenvaart en innovatieve mobiliteitsoplossingen, niet-discriminerende toegankelijkheid, minder luchtvervuiling en lawaai, energieverbruik, netwerken van slimme steden, onderhoud, en meer veiligheid en minder ongevallen, ook voor fietsers en voetgangers;

(d)    ondersteuning van de vernieuwing en modernisering van rollend materieel om emissiearme en emissieloze mobiliteitsoplossingen uit te rollen, met inbegrip van het gebruik van alternatieve brandstoffen in voertuigen van alle vervoerswijzen;

(e)    spoorweginfrastructuur, overige spoorwegprojecten, binnenvaartinfrastructuur, massavervoersprojecten, zeehavens en maritieme snelwegen;

(f)    infrastructuur voor alternatieve brandstoffen voor alle vervoerswijzen, waaronder elektrische laadpunten;

(g)    andere slimme en duurzame mobiliteitsprojecten die gericht zijn op:

(i)    verkeersveiligheid;

(ii)    toegankelijkheid;

(iii)    emissiereductie; of

(iv)    de ontwikkeling en invoering van nieuwe vervoerstechnologieën en -diensten, bijvoorbeeld met betrekking tot geconnecteerde en autonome vervoerswijzen of geïntegreerde ticketing; en

(h)    projecten voor het onderhoud of de modernisering van bestaande vervoersinfrastructuur, met inbegrip van snelwegen op het TEN-T-netwerk, indien nodig om de verkeersveiligheid te verbeteren of te handhaven, diensten voor intelligente vervoerssystemen (ITS) te ontwikkelen of de integriteit en normen van de infrastructuur te waarborgen of te zorgen voor veilige parkeerterreinen en -voorzieningen of oplaad- en tankstations voor alternatieve brandstoffen.

3.    Milieu en hulpbronnen, in het bijzonder met betrekking tot:

(a)    water, met inbegrip van drinkwatervoorziening en -zuivering, en netwerkefficiëntie, vermindering van het aantal lekkages, infrastructuur voor de opvang en behandeling van afvalwater, kustinfrastructuur en andere watergerelateerde groene infrastructuur;

(b)    infrastructuur voor afvalbeheer;

(c)    projecten en ondernemingen op het gebied van milieubronnenbeheer en duurzame technologieën;

(d)    de verbetering en het herstel van ecosystemen en de bijbehorende diensten, onder meer door versterking van de natuur en de biodiversiteit door middel van groene en blauwe infrastructuurprojecten;

(e)    duurzame stads-, plattelands- en kustontwikkeling;

(f)    maatregelen op het gebied van klimaatverandering, adaptatie aan en mitigatie van klimaatverandering, met inbegrip van vermindering van het risico op natuurrampen;

(g)    projecten en ondernemingen die de circulaire economie uitvoeren door in de productie en de levenscyclus van producten aspecten van hulpbronnenefficiëntie te integreren, met inbegrip van de duurzame voorziening van primaire en secundaire grondstoffen;

(h)    het koolstofarm maken van energie-intensieve industrieën en het substantieel verminderen van de emissies ervan, met inbegrip van de demonstratie van innovatieve lage-emissietechnologieën en de uitrol daarvan;

(i)    het koolstofarm maken van de energieproductie- en -distributieketen door het gebruik van kolen en olie geleidelijk af te schaffen; en

(j)    projecten die duurzaam cultureel erfgoed bevorderen.

4.    De ontwikkeling van infrastructuur voor digitale connectiviteit, in het bijzonder door middel van projecten die de uitrol van digitale netwerken met zeer hoge capaciteit en 5G-connectiviteit ondersteunen of digitale connectiviteit en toegang, met name voor plattelandsgebieden en perifere regio's, verbeteren.

5.    Onderzoek, ontwikkeling en innovatie, in het bijzonder door middel van:

(a)    onderzoeks- en innovatieprojecten die bijdragen aan de doelstellingen van Horizon Europa, met inbegrip van onderzoeksinfrastructuur en ondersteuning van de academische wereld;

(b)    projecten van ondernemingen, met inbegrip van opleiding en de bevordering van het opzetten van clusters en bedrijfsnetwerken;

(c)    demonstratieprojecten en -programma's evenals de uitrol van de bijbehorende infrastructuren, technologieën en processen;

(d)    samenwerkingsprojecten inzake onderzoek en innovatie tussen de academische wereld, organisaties voor onderzoek en innovatie en de industrie; publiek-private partnerschappen en maatschappelijke organisaties;

(e)    kennis- en technologieoverdracht;

(f)    onderzoek op het gebied van sleuteltechnologieën (KET’s) en de industriële toepassingen daarvan, met inbegrip van nieuwe en geavanceerde materialen; en

(g)    nieuwe doeltreffende en toegankelijke gezondheidsproducten, met inbegrip van geneesmiddelen, medische hulpmiddelen, diagnostiek en medicinale producten voor geavanceerde therapie, nieuwe antimicrobiële stoffen en innovatieve ontwikkelingsprocessen waarbij het gebruik van dierproeven wordt vermeden.

6.    De ontwikkeling, uitrol en opschaling van digitale technologieën en diensten, met name digitale technologieën en diensten die bijdragen aan de doelstellingen van het programma Digitaal Europa, in het bijzonder door middel van:

(a)    artificiële intelligentie;

(b)    kwantumtechnologie;

(c)    infrastructuren voor cyberbeveiliging en netwerkbescherming;

(d)    het internet der dingen;

(e)    blockchain- en andere distributed-ledgertechnologieën;

(f)    geavanceerde digitale vaardigheden;

(g)    robotica en automatisering;

(h)    fotonica; en

(i)    andere geavanceerde digitale technologieën en diensten die bijdragen aan de digitalisering van de industrie van de Unie en de integratie van digitale technologieën, diensten en vaardigheden in de vervoersector van de Unie.

7.    Financiële steun voor entiteiten met maximaal 499 werknemers, vooral voor kmo's en kleine midcap-ondernemingen, in het bijzonder door middel van:

(a)    het verstrekken van werkkapitaal en investeringen;

(b)    het verstrekken van risicokapitaal van de zaai- tot de uitbreidingsfase met het oog op het verwerven van een leiderschapspositie op technologisch gebied in innovatieve en duurzame sectoren, met inbegrip van het verbeteren van hun digitaliserings- en innovatiecapaciteit, en het waarborgen van hun mondiale concurrentievermogen;

(c)    het verstrekken van financiering voor het verwerven van een onderneming door werknemers of voor een participatie in een onderneming door werknemers.

8.    De culturele en de creatieve sector, cultureel erfgoed, media, de audiovisuele sector, journalistiek en pers, met name door middel van, maar niet beperkt tot, de ontwikkeling van nieuwe technologieën, het gebruik van digitale technologieën en technologisch beheer van intellectuele-eigendomsrechten.

9.    Toerisme.

10.    De sanering van industrieterreinen (met inbegrip van verontreinigde sites) en het herstel ervan met het oog op duurzaam gebruik.

11.    Duurzame landbouw, bosbouw, visserij, aquacultuur en andere onderdelen van de ruimere duurzame bio-economie.

12.    Sociale investeringen, met inbegrip van investeringen ter ondersteuning van de verwezenlijking van de Europese pijler van sociale rechten, in het bijzonder door middel van:

(a)    microfinanciering, ethische financiering, financiering voor sociale ondernemingen en sociale economie;

(b)    vraag naar en aanbod van vaardigheden;

(c)    onderwijs, opleiding en aanverwante diensten, ook voor volwassenen;

(d)    sociale infrastructuur, met name:

(i)    onderwijs en opleiding met een inclusief karakter, met inbegrip van voor- en vroegschoolse educatie en opvang, en de bijbehorende onderwijsinfrastructuur en -faciliteiten, alternatieve kinderopvang, studentenwoningen en digitale uitrusting, die voor iedereen toegankelijk zijn;

(ii)    betaalbare sociale huisvesting 3 ;

(iii)    gezondheid en langetermijnzorg, met inbegrip van klinieken, ziekenhuizen, eerstelijnszorg, thuiszorg en gemeenschapszorg;

(e)    sociale innovatie, met inbegrip van innovatieve sociale oplossingen en regelingen om sociale effecten en resultaten op de in punt 12 bedoelde gebieden te bevorderen;

(f)    culturele activiteiten met een maatschappelijk doel;

(g)    maatregelen ter bevordering van gendergelijkheid;

(h)    de integratie van kwetsbare personen, waaronder onderdanen van derde landen;

(i)    innovatieve gezondheidsoplossingen, waaronder e-gezondheid, gezondheidsdiensten en nieuwe zorgmodellen;

(j)    inclusie van en toegankelijkheid voor personen met een handicap.

13.    De ontwikkeling van de defensie-industrie om bij te dragen aan de strategische autonomie van de Unie, in het bijzonder door middel van steun voor:

(a)    de toeleveringsketen van de defensie-industrie van de Unie, in het bijzonder door middel van financiële steun voor kmo's en midcaps;

(b)    ondernemingen die deelnemen aan disruptieve-innovatieprojecten in de defensiesector en nauw daarmee samenhangende technologieën voor tweeërlei gebruik;

(c)    de toeleveringsketen van de defensiesector bij samenwerkingsprojecten voor onderzoek en ontwikkeling op het gebied van defensie, met inbegrip van die welke door het Europees Defensiefonds worden gesteund;

(d)    infrastructuur voor onderzoek en opleiding op het gebied van defensie.

14.    Ruimte, in het bijzonder met betrekking tot de ontwikkeling van de ruimtevaartsector volgens de doelstellingen van de ruimtestrategie voor Europa om:

(a)    de voordelen voor de samenleving en economie van de Unie zo groot mogelijk te maken;

(b)    het concurrentievermogen van ruimtevaartsystemen en -technologieën te bevorderen, door in het bijzonder de kwetsbaarheid van de toeleveringsketens te verhelpen;

(c)    ondernemerschap op het gebied van ruimtevaart, met inbegrip van downstreamontwikkeling, te ondersteunen;

(d)    de autonomie van de Unie te bevorderen door een veilige en beveiligde toegang tot de ruimte, zowel civiel als militair.

15.    Zeeën en oceanen, door projecten en ondernemingen op het gebied van de blauwe economie en de duurzame financieringsbeginselen voor de blauwe economie te ontwikkelen, met name via maritiem ondernemerschap en maritieme industrie, hernieuwbare mariene energie en circulaire economie.

(1)    Richtlijn (EU) 2018/2001 van het Europees Parlement en de Raad van 11 december 2018 ter bevordering van het gebruik van energie uit hernieuwbare bronnen, PB L 328 van 21.12.2018, blz. 82.
(2)    Verordening (EU) nr. 1315/2013 van het Europees Parlement en de Raad van 11 december 2013 betreffende richtsnoeren van de Unie voor de ontwikkeling van het trans-Europees vervoersnetwerk en tot intrekking van Besluit nr. 661/2010/EU (PB L 348 van 20.12.2013, blz. 1).
(3)    Betaalbare sociale huisvesting is huisvesting ten behoeve van kansarme personen of sociaal kansarme groepen, die als gevolg van solvabiliteitsbeperkingen te maken hebben met ernstige woningnood of niet in staat zijn huisvesting te verkrijgen aan marktvoorwaarden.

Brussel, 29.5.2020

COM(2020) 403 final

BIJLAGE

bij

Voorstel voor een VERORDENING VAN HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD

tot vaststelling van het InvestEU-programma


BIJLAGE III
Essentiële prestatie-indicatoren

1. Volume van de door het InvestEU-fonds ondersteunde financiering (uitgesplitst naar beleidsterrein)

1.1 Volume van de ondertekende verrichtingen

1.2 Gemobiliseerde investeringen

1.3 Gemobiliseerd bedrag aan particuliere financiering

1.4 Bereikte hefboom- en multiplicatoreffecten

2. Geografische dekking van de door het InvestEU-fonds ondersteunde financiering (uitgesplitst naar beleidsterrein, land en regio op het niveau van de nomenclatuur van territoriale eenheden voor de statistiek (NUTS) 2)

2.1 Aantal landen (lidstaten en derde landen) met InvestEU-verrichtingen

2.2 Aantal regio’s met InvestEU-verrichtingen

2.3 Volume van de verrichtingen per land (lidstaat en derde land) en per regio

3.  Effect van de financiering uit het InvestEU-fonds

3.1 Aantal gecreëerde of ondersteunde banen

3.2 Investeringen ter ondersteuning van klimaatdoelstellingen, in voorkomend geval uitgesplitst naar beleidsterrein

3.3 Investeringen ter ondersteuning van digitalisering

3.4 Investeringen ter ondersteuning van industriële transitie

4. Duurzame infrastructuur

4.1 Energie: Extra geïnstalleerde capaciteit voor de opwekking van hernieuwbare en andere veilige en duurzame emissieloze en emissiearme energie, uitgedrukt in megawatt (MW)

4.2 Energie: Aantal huishoudens, aantal openbare en commerciële gebouwen en terreinen met een verbeterde energieverbruikclassificatie

4.3 Energie: Geraamde energiebesparing als gevolg van de projecten, uitgedrukt in kilowattuur (kWh)

4.4 Energie: Broeikasgasemissies die elk jaar worden beperkt/vermeden, uitgedrukt in ton CO2-equivalent

4.5 Energie: Volume van investeringen in het ontwikkelen, slimmer maken en moderniseren van duurzame energie-infrastructuur

4.6 Digitalisering: Extra huishoudens, ondernemingen of openbare gebouwen met een breedbandtoegang van ten minste 100 megabit per seconde die kan worden opgewaardeerd tot gigabitsnelheid, of aantal gecreëerde wifihotspots

4.7 Vervoer: Gemobiliseerde investeringen, met name in TEN-T-projecten

– Aantal projecten voor grensoverschrijdende verbindingen en missing links (waaronder projecten in verband met stedelijke knooppunten, regionale grensoverschrijdende spoorwegverbindingen, multimodale platformen, zeehavens, binnenhavens, verbindingen met luchthavens en terminals voor overslag tussen weg- en spoorvervoer op het TEN-T-kernnetwerk en het uitgebreide TEN-T-netwerk)

– Aantal projecten dat bijdraagt tot de digitalisering van het vervoer, met name door de uitrol van het Europees beheersysteem voor het spoorverkeer (ERTMS), het Rivierinformatiesysteem (RIS), het intelligent vervoerssysteem (ITS), het monitoring- en informatiesysteem voor de zeescheepvaart (VTMIS)/elektronische maritieme diensten en het ATM-onderzoek voor het gemeenschappelijk Europees luchtruim (SESAR)

– Aantal gecreëerde of gemoderniseerde bevoorradingspunten voor alternatieve brandstoffen

– Aantal projecten dat bijdraagt tot de veiligheid van het vervoer

4.8 Milieu: Investeringen die bijdragen aan de uitvoering van plannen en programma's die op grond van het acquis van de Unie op milieugebied met betrekking tot luchtkwaliteit, water, afval en natuur vereist zijn

5. Onderzoek, innovatie en digitalisering

5.1 Bijdrage aan de doelstelling dat 3 % van het bruto binnenlands product (bbp) van de Unie in onderzoek, ontwikkeling en innovatie wordt geïnvesteerd

5.2 Aantal ondersteunde ondernemingen per grootte die onderzoeks- en innovatieprojecten verrichten

6. Kmo’s

6.1 Aantal ondersteunde ondernemingen per grootte (micro, klein, middelgroot en kleine midcaps)

6.2 Aantal ondersteunde ondernemingen per fase (start, groei/uitbreiding)

6.3 Aantal ondersteunde ondernemingen per lidstaat en regio op NUTS 2-niveau

6.4 Aantal ondersteunde ondernemingen naar sector per code van de statistische nomenclatuur van de economische activiteiten in de Europese Unie (NACE)

6.5 Percentage van het investeringsvolume op het beleidsterrein kmo's dat naar kmo’s is gegaan

7. Sociale investeringen en vaardigheden

7.1 Sociale infrastructuur: Capaciteit van en toegang tot de ondersteunde sociale infrastructuur per sector: huisvesting, onderwijs, gezondheid, andere

7.2 Microfinanciering en financiering voor sociale ondernemingen:  Aantal ondersteunde ontvangers van microfinanciering en ondernemingen uit de sociale economie

7.3 Vaardigheden: Aantal personen dat nieuwe vaardigheden verwerft of vaardigheden laat valideren en certificeren: formele onderwijs- en opleidingskwalificatie

8. Europese strategische investeringen

8.1 Aantal en volume van verrichtingen die bijdragen tot de verstrekking van kritieke infrastructuur, in voorkomend geval uitgesplitst naar fysieke infrastructuur en de bijbehorende goederen en diensten

8.2 Extra capaciteit voor kritieke infrastructuur, in voorkomend geval uitgesplitst naar gebieden

8.3 Aantal en volume van verrichtingen die bijdragen tot de ontwikkeling van kritieke technologie en input voor de beveiliging van de Unie en haar lidstaten, en producten voor tweeërlei gebruik

8.4 Aantal ondersteunde ondernemingen naar omvang die kritieke technologie en input voor de beveiliging van de Unie en haar lidstaten en producten voor tweeërlei gebruik ontwikkelen en produceren

8.5 Aantal en volume van verrichtingen die bijdragen tot de levering van, de productie van en de aanleg van voorraden kritieke input, met inbegrip van die voor gezondheidszorg

8.6 Additionele kritieke input, met inbegrip van die voor gezondheidszorg, ondersteund voor levering, productie en aanleg van voorraden, in voorkomend geval uitgesplitst naar type

8.7 Aantal en volume van verrichtingen die ondersteuning bieden voor sleuteltechnologieën en digitale technologieën die van strategisch belang zijn voor de industriële toekomst van de Unie.


Brussel, 29.5.2020

COM(2020) 403 final

BIJLAGE

bij

Voorstel voor een VERORDENING VAN HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD

tot vaststelling van het InvestEU-programma


BIJLAGE V
Tekortkomingen van de markt, suboptimale investeringssituaties, additionaliteit en uitgesloten activiteiten

A.    Tekortkomingen van de markt, suboptimale investeringssituaties en additionaliteit

Overeenkomstig artikel 209 van het Financieel Reglement pakt de EU-garantie tekortkomingen van de markt of suboptimale investeringssituaties aan (artikel 209, lid 2, onder a)) en bewerkstelligt zij additionaliteit door te voorkomen dat potentiële steun en investeringen uit andere overheids- of particuliere bronnen worden vervangen (artikel 209, lid 2, onder b)).

Om in overeenstemming te zijn met artikel 209, lid 2, onder a) en b), van het Financieel Reglement, voldoen de financierings- en investeringsverrichtingen die worden ondersteund door de EU-garantie aan de hieronder in de punten 1 en 2 vastgestelde vereisten:

1. Tekortkomingen van de markt en suboptimale investeringssituaties

Teneinde tekortkomingen van de markt of suboptimale investeringssituaties aan te pakken, zoals bedoeld in artikel 209, lid 2, onder a), van het Financieel Reglement, omvatten de door de financierings- en investeringsverrichtingen beoogde investeringen een van volgende aspecten:

a)    publieke goederen die de exploitant of onderneming onvoldoende financiële voordelen opleveren (zoals onderwijs en vaardigheden, gezondheidszorg en toegankelijkheid, beveiliging en defensie, en infrastructuur die beschikbaar is zonder kosten of tegen verwaarloosbare kosten);

b)    externe factoren die de exploitant of onderneming in het algemeen niet kan internaliseren, zoals investeringen in onderzoek en ontwikkeling, energie-efficiëntie, bescherming van het klimaat of het milieu;

c)    informatieasymmetrie, met name in het geval van kmo's en kleine midcap-ondernemingen, met inbegrip van hogere risiconiveaus voor startende bedrijven, bedrijven met voornamelijk immateriële activa of onvoldoende onderpand, of bedrijven die zich richten op activiteiten met een hoger risicogehalte;

d)    grensoverschrijdende infrastructuurprojecten en bijbehorende diensten of fondsen die op grensoverschrijdende basis investeren om de versnippering op de eengemaakte markt tegen te gaan en er een betere coördinatie tot stand te brengen;

e)    blootstelling in bepaalde sectoren, landen of regio's aan risiconiveaus die hoger zijn dan particuliere financiële actoren kunnen of willen aanvaarden, ook als de investering niet of niet in dezelfde mate zou hebben plaatsgevonden vanwege het nieuwheid van een innovatie of onbeproefde technologie of de risico's die eraan verbonden zijn;

f)    in het geval van steun voor financierings- en investeringsverrichtingen in het kader van de Europese strategische investeringen, zou de investering niet of niet in dezelfde mate hebben plaatsgevonden via marktfinanciering door entiteiten die in de Unie gevestigd en werkzaam zijn wegens moeilijkheden bij het internaliseren van de voordelen van het Europees strategisch belang;

g)    nieuwe of complexe tekortkomingen van de markt of suboptimale investeringssituaties overeenkomstig artikel 8, lid 1, onder a), iii), van deze verordening.

2. Additionaliteit

Financierings- en investeringsverrichtingen voldoen aan beide aspecten van additionaliteit als bedoeld in artikel 209, lid 2, onder b), van het Financieel Reglement. Dit betekent dat de verrichtingen zonder de steun van het InvestEU-fonds niet of niet in dezelfde mate zouden zijn uitgevoerd door andere overheids- of particuliere bronnen. Voor de toepassing van deze verordening houdt dit in dat financierings- en investeringsverrichtingen moeten voldoen aan de volgende twee criteria:

1)    Om te worden beschouwd als additioneel op de in artikel 209, lid 2, onder b), van het Financieel Reglement bedoelde particuliere bronnen verstrekt het InvestEU-fonds steun voor financierings- en investeringsverrichtingen van de uitvoerende partners die gericht zijn op investeringen die vanwege hun specifieke eigenschappen (publieke goederen, externe factoren, informatieasymmetrie, overwegingen in verband met sociaal-economische cohesie, en andere) onvoldoende financieel rendement op marktniveau opleveren of als te riskant worden gezien (ten opzichte van de risiconiveaus die de desbetreffende particuliere entiteiten bereid zijn te aanvaarden). Gezien deze kenmerken is toegang tot marktfinanciering onder redelijke voorwaarden wat betreft prijsstelling, zekerheidsvereisten, soort financiering, looptijd van verstrekte financiering en andere voorwaarden, onmogelijk voor dergelijke financierings- en investeringsverrichtingen, waardoor ze helemaal niet of niet in dezelfde mate in de Unie zouden plaatsvinden zonder overheidssteun.

2) Om te worden beschouwd als additioneel op de in artikel 209, lid 2, onder b), van het Financieel Reglement bedoelde overheidsbronnen verstrekt het InvestEU-fonds alleen steun aan financierings- en investeringsverrichtingen waarvoor de volgende voorwaarden gelden:

a)        de financierings- of investeringsverrichtingen zouden zonder de steun van het InvestEU-fonds niet of niet in dezelfde mate zijn uitgevoerd door de uitvoerende partner; en

b)     de financierings- of investeringsverrichtingen zouden in de Unie niet of niet in dezelfde mate zijn uitgevoerd in het kader van andere bestaande instrumenten, zoals financieringsinstrumenten voor gedeeld beheer die op regionaal of nationaal niveau werken, hoewel het complementaire gebruik van InvestEU en andere publieke bronnen mogelijk moet zijn, met name wanneer toegevoegde waarde van de Unie kan worden bereikt en wanneer het gebruik van openbare middelen om beleidsdoelstellingen op een efficiënte manier te bereiken, kan worden geoptimaliseerd.

3)    Financierings- en investeringsverrichtingen in het kader van de Europese strategische investeringen kunnen ook als additioneel worden beschouwd wanneer deze verrichtingen zonder steun van het InvestEU-fonds niet of niet in dezelfde mate zouden zijn uitgevoerd door andere in de Unie gevestigde en werkzame particuliere en publieke entiteiten.

Om aan te tonen dat de financierings- en investeringsverrichtingen die door de EU-garantie worden ondersteund additioneel zijn ten opzichte van de bestaande markt- en andere overheidssteun, verstrekken de uitvoerende partners gegevens waarmee ten minste één van de volgende kenmerken wordt aangetoond:

a)    steun die wordt verstrekt via een positie die achtergesteld is ten opzichte van andere openbare of particuliere kredietverleners of binnen de financieringsstructuur;

b)    steun die wordt verstrekt via deelnemingen of quasi-deelnemingen of via schuldvorderingen met een lange looptijd, prijsstelling, zekerheidsvereisten of andere voorwaarden die onvoldoende beschikbaar zijn op de markt of via andere overheidsbronnen;

c)    steun voor verrichtingen die een hoger risicoprofiel dragen dan het risico dat de uitvoerende partner gewoonlijk aanvaardt bij zijn gebruikelijke activiteiten, of steun aan uitvoerende partners als aanvulling op de eigen capaciteit van die partners om deze verrichtingen te ondersteunen;

d)    participatie in mechanismen voor risicodeling die gericht zijn op beleidsterreinen die de uitvoerende partner blootstellen aan risiconiveaus die hoger liggen dan de niveaus die deze uitvoerende partner gewoonlijk aanvaardt of hoger dan particuliere financiële actoren kunnen aanvaarden of bereid zijn te aanvaarden;

e)    steun die extra openbare of particuliere financiering katalyseert of aantrekt en die een aanvulling vormt op andere particuliere en commerciële bronnen, met name van traditioneel risicomijdende categorieën beleggers of institutionele beleggers, als gevolg van het signaaleffect van de steun die in het kader van het InvestEU-fonds wordt verstrekt;

f)    steun die wordt verstrekt via financiële producten die in de beoogde landen of regio's niet beschikbaar zijn of niet in voldoende mate worden aangeboden als gevolg van ontbrekende, onderontwikkelde of onvolledige markten.

Voor financierings- en investeringsverrichtingen via een intermediair, met name in het geval van steun voor kmo's, wordt de additionaliteit gecontroleerd op het niveau van de intermediair in plaats van het niveau van de eindontvanger. Er wordt geacht sprake te zijn van additionaliteit wanneer via het InvestEU-fonds steun wordt verstrekt aan een financieel intermediair voor de totstandbrenging van een nieuwe portefeuille met een hoger risiconiveau of voor het vergroten van het volume aan activiteiten die reeds een groot risico met zich meebrengen in vergelijking met de risiconiveaus die particuliere en openbare financiële actoren momenteel kunnen aanvaarden of bereid zijn te aanvaarden in de beoogde landen of regio's.

De EU-garantie wordt niet verleend ter ondersteuning van herfinancieringstransacties (zoals het vervangen van bestaande leningsovereenkomsten of andere vormen van financiële steun voor projecten die al gedeeltelijk of volledig hebben plaatsgevonden), behalve in specifieke uitzonderlijke en goed gemotiveerde omstandigheden waarin bewezen is dat de verrichting met ondersteuning van de EU-garantie een nieuwe investering zal genereren op een voor financierings- en investeringsverrichtingen in aanmerking komende beleidsterreinen als vermeld in bijlage II ter waarde van een bedrag dat een aanvulling vormt op het gebruikelijke activiteitenvolume van de uitvoerende partner of financiële intermediair en ten minste gelijkwaardig is aan het bedrag van de verrichting die voldoet aan de in deze verordening vastgestelde subsidiabiliteitscriteria. Dergelijke herfinancieringsverrichtingen voldoen aan de vereisten als bepaald in afdeling A van deze bijlage met betrekking tot marktfalen, suboptimale investeringssituaties en additionaliteit.

B.    Uitgesloten activiteiten

Het InvestEU-fonds verleent geen steun aan:

1)    activiteiten die een inperking van de individuele rechten en vrijheden of een schending van de mensenrechten vormen;

2)    activiteiten op het gebied van defensie die betrekking hebben op het gebruik, de ontwikkeling of de vervaardiging van producten en technologieën die uit hoofde van het toepasselijk internationaal recht verboden zijn;

3)    producten en activiteiten in verband met tabak (productie, distributie, verwerking en handel);

4)    activiteiten die van financiering zijn uitgesloten in artikel [X] van de verordening [Horizon Europa] 1 : onderzoek naar het klonen van mensen voor voortplantingsdoeleinden; activiteiten bedoeld om het genetisch erfgoed van mensen te wijzigen waardoor dergelijke wijzigingen erfelijk zouden kunnen worden; en activiteiten voor de productie van menselijke embryo's uitsluitend ten behoeve van onderzoek of het verkrijgen van stamcellen, onder meer via overdracht van de celkern van somatische cellen;

5)    activiteiten in verband met gokken (productie, constructie, distributie, verwerking, handel of software);

6)    mensenhandel met het oog op seksuele uitbuiting en de bijbehorende infrastructuur, diensten en media;

7)    activiteiten waarbij levende dieren worden gebruikt voor experimentele en wetenschappelijke doeleinden, voor zover naleving van de Europese Overeenkomst voor de bescherming van gewervelde dieren die worden gebruikt voor experimentele en andere wetenschappelijke doeleinden 2 niet kan worden gewaarborgd;

8)    activiteiten in verband met vastgoedontwikkeling, zoals activiteiten die uitsluitend tot doel hebben bestaande gebouwen te renoveren en deze opnieuw te verhuren of te verkopen, en nieuwbouwprojecten; activiteiten in de vastgoedsector die verband houden met de specifieke doelstellingen van het InvestEU-programma als gespecificeerd in artikel 3, lid 2, en verband houden met de voor financierings- en investeringsverrichtingen in aanmerking komende beleidsterreinen als vermeld in bijlage II bij deze verordening, zoals investeringen in projecten op het gebied van energie-efficiëntie of sociale huisvesting, komen echter wel in aanmerking;

9)    financiële activiteiten zoals het aankopen of verhandelen van financiële instrumenten. Met name interventies gericht op een buy-out met het oog op de verkoop van waardevolle activa, of vervangingskapitaal met het oog op de verkoop van waardevolle activa, zijn uitgesloten;

10)    activiteiten die uit hoofde van het toepasselijk nationaal recht verboden zijn;

11)    de ontmanteling, exploitatie, aanpassing of bouw van kerncentrales;

12)    investeringen in verband met de ontginning of winning, verwerking, distributie, opslag of verbranding van vaste fossiele brandstoffen en olie en investeringen in verband met gaswinning. Deze uitsluiting geldt niet voor de volgende activiteiten:

a)    projecten waarvoor geen levensvatbare alternatieve technologie beschikbaar is;

b) projecten in verband met preventie en beheersing van verontreiniging;

c)    projecten die zijn uitgerust met installaties voor koolstofafvang en -opslag of voor koolstofafvang en -gebruik; industriële of onderzoeksprojecten die tot een wezenlijke reductie van broeikasgasemissies leiden in vergelijking met de toepasselijke benchmark(s) van het EU-emissiehandelssysteem;

13)    investeringen in voorzieningen voor de verwijdering van afval op stortplaatsen. Deze uitsluiting geldt niet voor investeringen in:

a)    stortplaatsen die een bijkomend onderdeel zijn van een industrieel of ontginningsgerelateerd investeringsproject, indien is aangetoond dat een stortplaats de enige levensvatbare optie is voor de behandeling van het industrieel of ontginningsafval dat door de activiteit in kwestie wordt geproduceerd;

b)    bestaande stortplaatsen met het oog op de benutting van stortgas en ter bevordering van het recupereren van stortplaatsmaterialen en de herverwerking van ontginningsafval;

14)    investeringen in installaties voor mechanisch-biologische behandeling (MBT). Deze uitsluiting geldt niet voor investeringen voor het aanpassen van bestaande MBT-installaties met het oog op energieterugwinning of activiteiten voor het recycleren van gescheiden afval, zoals compostering of anaerobe vergisting;

15)    investeringen in verbrandingsovens voor de behandeling van afval. Deze uitsluiting geldt niet voor investeringen in:

a)    installaties die uitsluitend bedoeld zijn voor de behandeling van niet-recycleerbaar gevaarlijk afval;

b)    bestaande installaties met het oog op een grotere energie-efficiëntie, het afvangen van uitlaatgassen met het oog op opslag, of het gebruik of hergebruik van materialen uit verbrandingsresten, op voorwaarde dat deze investeringen de afvalverwerkingscapaciteit van de installatie niet vergroten.

De uitvoerende partners moeten ervoor zorgen dat de financierings- en investeringsverrichtingen niet zijn uitgesloten op grond van de in deze bijlage bij ondertekening vastgestelde uitsluitingscriteria, moeten tijdens de uitvoering van het project toezien op deze naleving en moeten in voorkomend geval passende corrigerende maatregelen nemen.

(1)    Artikel 14 van het Voorstel voor een VERORDENING VAN HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD tot vaststelling van Horizon Europa – het kaderprogramma voor onderzoek en innovatie, en tot vaststelling van de regels voor deelname en verspreiding, 2018/0224 (COD).
(2)    PB L 222 van 24.8.1999, blz. 31.

Brussel, 29.5.2020

COM(2020) 403 final

BIJLAGE

bij

Voorstel voor een VERORDENING VAN HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD

tot vaststelling van het InvestEU-programma


BIJLAGE I
Bedragen van de EU-garantie per specifieke doelstelling

Voor financierings- en investeringsverrichtingen geldt overeenkomstig artikel 4, lid 2, vijfde alinea, de volgende indicatieve verdeling:

(a)    tot 20 051 970 000 EUR voor de in artikel 3, lid 2, onder a), genoemde doelstellingen;

(b)    tot 10 166 620 000 EUR voor de in artikel 3, lid 2, onder b), genoemde doelstellingen;

(c)    tot 10 166 620 000 EUR voor de in artikel 3, lid 2, onder c), genoemde doelstellingen;

(d)    tot 3 614 800 000 EUR voor de in artikel 3, lid 2, onder d), genoemde doelstellingen;

(e)    tot 31 153 850 000 EUR voor de in artikel 3, lid 2, onder e), genoemde doelstellingen.


Brussel, 29.5.2020

COM(2020) 403 final

BIJLAGE

bij

Voorstel voor een VERORDENING VAN HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD

tot vaststelling van het InvestEU-programma


BIJLAGE IV
Het InvestEU-programma - Voorgaande instrumenten

   

A. Eigenvermogensinstrumenten:

   Europese Technologiefaciliteit (ETF98): Besluit 98/347/EG van de Raad van 19 mei 1998 betreffende maatregelen voor financiële bijstand aan innoverende en werkgelegenheid scheppende kleine en middelgrote ondernemingen (kmo's) - Het groei- en werkgelegenheidsinitiatief (PB L 155 van 29.5.1998, blz. 43).

   Proefproject technologieoverdracht: Besluit van de Commissie tot vaststelling van een aanvullend financieringsbesluit betreffende de financiering van acties van de activiteit "Interne goederenmarkt en sectoraal beleid" van het directoraat-generaal Ondernemingen en Industrie voor 2007 en tot vaststelling van het kaderbesluit betreffende de financiering van de voorbereidende actie "De Europese Unie speelt zijn rol in een geglobaliseerde wereld" en van vier proefprojecten "Erasmus voor jonge ondernemers", "Maatregelen ter bevordering van samenwerking en partnerschappen tussen micro-, kleine en middelgrote ondernemingen", "Technologie-overdracht" en "Europese topbestemmingen" van het directoraat-generaal Ondernemingen en Industrie voor 2007.

   Europese Technologiefaciliteit (ETF01): Beschikking 2000/819/EG van de Raad van 20 december 2000 betreffende een meerjarenprogramma voor ondernemingen en ondernemerschap, met name voor het midden- en kleinbedrijf (mkb) (2001-2005) (PB L 333 van 29.12.2000, blz. 84).

    Faciliteit voor snelgroeiende, innovatieve kleine en middelgrote ondernemingen in het kader van het programma voor concurrentievermogen en innovatie (GIF - CIP): Besluit nr. 1639/2006/EG van het Europees Parlement en de Raad van 24 oktober 2006 tot vaststelling van een kaderprogramma voor concurrentievermogen en innovatie (2007-2013) (PB L 310 van 9.11.2006, blz. 15).

   Connecting Europe Facility (CEF): Verordening (EU) nr. 1316/2013 van het Europees Parlement en de Raad van 11 december 2013 tot vaststelling van de financieringsfaciliteit voor Europese verbindingen, tot wijziging van Verordening (EU) nr. 913/2010 en tot intrekking van Verordeningen (EG) nr. 680/2007 en (EG) nr. 67/2010 (PB L 348 van 20.12.2013, blz. 129), zoals gewijzigd bij Verordening (EU) 2015/1017 van het Europees Parlement en de Raad van 25 juni 2015 betreffende het Europees Fonds voor strategische investeringen, de Europese investeringsadvieshub en het Europese investeringsprojectenportaal en tot wijziging van de Verordeningen (EU) nr. 1291/2013 en (EU) nr. 1316/2013 — het Europees Fonds voor strategische investeringen (PB L 169 van 1.7.2015, blz. 1).

   Eigenvermogensfaciliteit voor groei van Cosme (Cosme-EFG): Verordening (EU) nr. 1287/2013 van het Europees Parlement en de Raad van 11 december 2013 tot vaststelling van een programma voor het concurrentievermogen van ondernemingen en kleine en middelgrote ondernemingen (COSME) (2014-2020) en tot intrekking van Besluit nr. 1639/2006/EG (PB L 347 van 20.12.2013, blz. 33).

   InnovFin Equity:

   Verordening (EU) nr. 1291/2013 van het Europees Parlement en de Raad van 11 december 2013 tot vaststelling van Horizon 2020 - het kaderprogramma voor onderzoek en innovatie (2014-2020) en tot intrekking van Besluit nr. 1982/2006/EG (PB L 347 van 20.12.2013, blz. 104);

   Verordening (EU) nr. 1290/2013 van het Europees Parlement en de Raad van 11 december 2013 tot vaststelling van de regels voor de deelname aan acties en de verspreiding van resultaten in het kader van “Horizon 2020 - het kaderprogramma voor onderzoek en innovatie (2014-2020)” en tot intrekking van Verordening (EG) nr. 1906/2006 (PB L 347 van 20.12.2013, blz. 81);

   Besluit 2013/743/EU van de Raad van 3 december 2013 tot vaststelling van het specifieke programma tot uitvoering van “Horizon 2020” - het kaderprogramma voor onderzoek en innovatie (2014-2020) en tot intrekking van de Besluiten 2006/971/EG, 2006/972/EG, 2006/973/EG, 2006/974/EG en 2006/975/EG (PB L 347 van 20.12.2013, blz. 965).

   Programma voor werkgelegenheid en sociale innovatie (EaSI) - Investeringen in capaciteitsopbouw: Verordening (EU) nr. 1296/2013 van het Europees Parlement en de Raad van 11 december 2013 betreffende een programma van de Europese Unie voor werkgelegenheid en sociale innovatie (“EaSI”) en tot wijziging van Besluit nr. 283/2010/EU tot instelling van een Europese Progress-microfinancieringsfaciliteit voor werkgelegenheid en sociale insluiting (PB L 347 van 20.12.2013, blz. 238).

B. Garantie-instrumenten:

   Garantiefaciliteit voor kmo’s ’98 (SMEG98): Besluit 98/347/EG van de Raad van 19 mei 1998 betreffende maatregelen voor financiële bijstand aan innoverende en werkgelegenheid scheppende kleine en middelgrote ondernemingen (kmo’s) - Het groei- en werkgelegenheidsinitiatief (PB L 155 van 29.5.1998, blz. 43).

   Garantiefaciliteit voor kmo’s ’01 (SMEG01): Beschikking 2000/819/EG van de Raad van 20 december 2000 betreffende een meerjarenprogramma voor ondernemingen en ondernemerschap, met name voor het midden- en kleinbedrijf (mkb) (2001-2005) (PB L 333 van 29.12.2000, blz. 84).

    Garantiefaciliteit voor het mkb in het kader van het programma voor concurrentievermogen en innovatie ’07(CIP SMEG07): Besluit nr. 1639/2006/EG van het Europees Parlement en de Raad van 24 oktober 2006 tot vaststelling van een kaderprogramma voor concurrentievermogen en innovatie (2007-2013) (PB L 310 van 9.11.2006, blz. 15).

   Europese Progress-microfinancieringsfaciliteit - Garantie (EPMF-G): Besluit nr. 283/2010/EU van het Europees Parlement en de Raad van 25 maart 2010 tot instelling van een Europese Progress-microfinancieringsfaciliteit voor werkgelegenheid en sociale insluiting (PB L 87 van 7.4.2010, blz. 1).

   Instrument voor risicodeling van de financieringsfaciliteit met risicodeling (RSI):

   Besluit nr. 1982/2006/EG van het Europees Parlement en de Raad van 18 december 2006 betreffende het zevende kaderprogramma van de Europese Gemeenschap voor activiteiten op het gebied van onderzoek, technologische ontwikkeling en demonstratie (2007-2013) Verklaringen van de Commissie (PB L 412 van 30.12.2006, blz. 1);

   Beschikking 2006/971/EG van de Raad van 19 december 2006 betreffende het specifieke programma Samenwerking tot uitvoering van het zevende kaderprogramma van de Europese Gemeenschap voor activiteiten op het gebied van onderzoek, technologische ontwikkeling en demonstratie (2007-2013) (PB L 400 van 30.12.2006, blz. 86);

   Beschikking 2006/974/EG van de Raad van 19 december 2006 betreffende het specifieke programma: Capaciteiten tot uitvoering van het zevende kaderprogramma van de Europese Gemeenschap voor activiteiten op het gebied van onderzoek, technologische ontwikkeling en demonstratie (2007-2013) (PB L 400 van 30.12.2006, blz. 299).

   EaSI-garantie-instrument: Verordening (EU) nr. 1296/2013 van het Europees Parlement en de Raad van 11 december 2013 betreffende een programma van de Europese Unie voor werkgelegenheid en sociale innovatie (“EaSI”) en tot wijziging van Besluit nr. 283/2010/EU tot instelling van een Europese Progress-microfinancieringsfaciliteit voor werkgelegenheid en sociale insluiting (PB L 347 van 20.12.2013, blz. 238).

   Leninggarantiefaciliteit van Cosme (Cosme-LGF): Verordening (EU) nr. 1287/2013 van het Europees Parlement en de Raad van 11 december 2013 tot vaststelling van een programma voor het concurrentievermogen van ondernemingen en kleine en middelgrote ondernemingen (COSME) (2014-2020) en tot intrekking van Besluit nr. 1639/2006/EG (PB L 347 van 20.12.2013, blz. 33).

   InnovFin Debt:

   Verordening (EU) nr. 1290/2013 van het Europees Parlement en de Raad van 11 december 2013 tot vaststelling van de regels voor de deelname aan acties en de verspreiding van resultaten in het kader van “Horizon 2020 - het kaderprogramma voor onderzoek en innovatie (2014-2020)” en tot intrekking van Verordening (EG) nr. 1906/2006 (PB L 347 van 20.12.2013, blz. 81);

   Verordening (EU) nr. 1291/2013 van het Europees Parlement en de Raad van 11 december 2013 tot vaststelling van Horizon 2020 - het kaderprogramma voor onderzoek en innovatie (2014-2020) en tot intrekking van Besluit nr. 1982/2006/EG (PB L 347 van 20.12.2013, blz. 104);

   Besluit 2013/743/EU van de Raad van 3 december 2013 tot vaststelling van het specifieke programma tot uitvoering van “Horizon 2020” - het kaderprogramma voor onderzoek en innovatie (2014-2020) en tot intrekking van de Besluiten 2006/971/EG, 2006/972/EG, 2006/973/EG, 2006/974/EG en 2006/975/EG (PB L 347 van 20.12.2013, blz. 965).

   Garantiefaciliteit voor de culturele en creatieve sectoren (CCS GF): Verordening (EU) nr. 1295/2013 van het Europees Parlement en de Raad van 11 december 2013 tot vaststelling van het programma Creatief Europa (2014-2020) en tot intrekking van de Besluiten nr. 1718/2006/EG, nr. 1855/2006/EG en nr. 1041/2009/EG (PB L 347 van 20.12.2013, blz. 221).

   Garantiefaciliteit voor studentenleningen (SLGF): Verordening (EU) nr. 1288/2013 van het Europees Parlement en de Raad van 11 december 2013 tot vaststelling van “Erasmus+”: het programma van de Unie voor onderwijs, opleiding, jeugd en sport en tot intrekking van Besluiten nr. 1719/2006/EG, nr. 1720/2006/EG en nr. 1298/2008/EG (PB L 347 van 20.12.2013, blz. 50).

   Particuliere financiering van energie-efficiëntie (PF4EE): Verordening (EU) nr. 1293/2013 van het Europees Parlement en de Raad van 11 december 2013 inzake de vaststelling van een programma voor het milieu en klimaatactie (LIFE) en tot intrekking van Verordening (EG) nr. 614/2007 (PB L 347 van 20.12.2013, blz. 185).

C. Instrumenten voor risicodeling:

   Financieringsfaciliteit met risicodeling (RSFF): Besluit nr. 1982/2006/EG van het Europees Parlement en de Raad van 18 december 2006 betreffende het zevende kaderprogramma van de Europese Gemeenschap voor activiteiten op het gebied van onderzoek, technologische ontwikkeling en demonstratie (2007-2013) Verklaringen van de Commissie (PB L 412 van 30.12.2006, blz. 1).

   InnovFin:

   Verordening (EU) nr. 1291/2013 van het Europees Parlement en de Raad van 11 december 2013 tot vaststelling van Horizon 2020 - het kaderprogramma voor onderzoek en innovatie (2014-2020) en tot intrekking van Besluit nr. 1982/2006/EG (PB L 347 van 20.12.2013, blz. 104);

   Verordening (EU) nr. 1290/2013 van het Europees Parlement en de Raad van 11 december 2013 tot vaststelling van de regels voor de deelname aan acties en de verspreiding van resultaten in het kader van “Horizon 2020 - het kaderprogramma voor onderzoek en innovatie (2014-2020)” en tot intrekking van Verordening (EG) nr. 1906/2006 (PB L 347 van 20.12.2013, blz. 81);

   Schuldinstrument van de Connecting Europe Facility (CEF DI): Verordening (EU) nr. 1316/2013 van het Europees Parlement en de Raad van 11 december 2013 tot vaststelling van de financieringsfaciliteit voor Europese verbindingen, tot wijziging van Verordening (EU) nr. 913/2010 en tot intrekking van Verordeningen (EG) nr. 680/2007 en (EG) nr. 67/2010 (PB L 348 van 20.12.2013, blz. 129).

   Faciliteit voor de financiering van natuurlijk kapitaal (NCFF): Verordening (EU) nr. 1293/2013 van het Europees Parlement en de Raad van 11 december 2013 inzake de vaststelling van een programma voor het milieu en klimaatactie (LIFE) en tot intrekking van Verordening (EG) nr. 614/2007 (PB L 347 van 20.12.2013, blz. 185).

D. Specifieke investeringsinstrumenten:

   Europese Progress-microfinancieringsfaciliteit – Fonds commun de placement – Fonds d'investissement spécialisé (EPMF FCP-FIS): Besluit nr. 283/2010/EU van het Europees Parlement en de Raad van 25 maart 2010 tot instelling van een Europese Progress-microfinancieringsfaciliteit voor werkgelegenheid en sociale insluiting (PB L 87 van 7.4.2010, blz. 1).

   Marguerite:

   Verordening (EG) nr. 680/2007 van het Europees Parlement en de Raad van 20 juni 2007 tot vaststelling van de algemene regels voor het verlenen van financiële bijstand van de Gemeenschap op het gebied van de trans-Europese netwerken voor vervoer en energie (PB L 162 van 22.6.2007, blz. 1);

   Besluit van de Commissie van 25 februari 2010 over de deelname van de Europese Unie aan het Europees Fonds 2020 voor energie, klimaatverandering en infrastructuur (het Margueritefonds).

   Europees Fonds voor energie-efficiëntie (EEEF): Verordening (EU) nr. 1233/2010 van het Europees Parlement en de Raad van 15 december 2010 tot wijziging van Verordening (EG) nr. 663/2009 tot vaststelling van een programma om het economische herstel te bevorderen via financiële bijstand van de Gemeenschap aan projecten op het gebied van energie (PB L 346 van 30.12.2010, blz. 5).