15.6.2017   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 189/35


Conclusies van de Raad over strategische perspectieven voor Europese samenwerking in jeugdzaken na 2018

(2017/C 189/07)

DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,

HERINNEREND AAN:

1.

De politieke achtergrond van deze problematiek, die in de bijlage bij deze conclusies uit de doeken wordt gedaan.

ZICH BEWUST VAN HETGEEN VOLGT:

2.

De mededeling van de Commissie aan de Raad, het Europees Parlement, het Europees Economisch en Sociaal Comité en het Comité van de Regio’s getiteld „Een EU-strategie voor jongeren — Investeringen en empowerment. Een vernieuwde open coördinatiemethode om op de uitdagingen en kansen voor jongeren in te spelen” (1) was erop gericht een sectordoorsnijdende aanpak tot stand te brengen om jongeren in Europa de kans te geven zichzelf te verwezenlijken en hun de middelen en kansen te geven om een zelfstandig leven te leiden.

3.

De resolutie van de Raad over een nieuw kader voor Europese samenwerking in jeugdzaken (2010-2018) (2) bevatte de meest alomvattende en ambitieuze EU-strategie voor jongeren tot dusver. De tijdspanne van het kader viel samen met de financiële en economische crisis, die weliswaar alle EU-burgers en -lidstaten in meerdere of mindere mate trof, maar waar jongeren, en met name kansarme jongeren, zwaar en disproportioneel onder te lijden hadden, hetgeen leidde tot hoge niveaus van werkloosheid en tot een hoger risico op sociale ontwrichting, politieke vervreemding en zelfs gewelddadige vormen van radicalisering en extremisme, waardoor de democratische waarden en de sociale samenhang onder druk kwamen te staan.

4.

Zoals blijkt uit de jeugdverslagen van 2012 en 2015 van de Europese Commissie en het gezamenlijk verslag van de Raad en de Commissie over de uitvoering van het nieuwe kader voor Europese samenwerking in jeugdzaken (2010-2018) (3), levert dat kader niet alleen een belangrijke en waardevolle bijdrage aan de samenwerking in jeugdzaken, maar ook aan de levens, de vooruitzichten, het welzijn, de participatie en inclusie van jongeren in de hele Europese Unie.

5.

De EU-werkplannen voor jeugdzaken voor 2014-2015 (4) en 2016-2018 (5) hebben de instrumenten en procedures voor de uitvoering van het nieuwe kader voor Europese samenwerking in jeugdzaken versterkt en verbeterd, waardoor de uitvoering beter is afgestemd op de doelstellingen van de Europa 2020-strategie, en opkomende uitdagingen worden aangegaan.

NEEMT ER NOTA VAN DAT:

6.

De operationele termijn van het nieuwe kader voor Europese samenwerking in jeugdzaken verstrijkt aan het einde van 2018 en de operationele termijn van zowel Europa 2020, de tienjarige strategie van de Europese Unie voor banen en groei, als het Erasmus+-programma verstrijkt aan het einde van 2020.

BENADRUKT HETGEEN VOLGT:

7.

Het propageren en veiligstellen van de in artikel 2 van het VEU (6) beschreven waarden van de Europese Unie en het bevorderen bij jongeren van het gevoel van Europese identiteit en het vertrouwen in het Europese project door het ontwikkelen van hun competenties en het ondersteunen van hun politieke participatie, maatschappelijk engagement, vrijwilligerswerk en leermobiliteit zullen van cruciaal belang blijven voor de toekomstige Europese samenwerking in jeugdzaken.

8.

Jeugdwerk en niet-formeel en informeel leren vervullen een centrale rol op jeugdgebied en dragen bij tot de ontwikkeling van competenties bij jongeren.

IS HET EENS OVER HETGEEN VOLGT:

9.

Mede op basis van de evaluatie van het huidige kader moet er een nieuw kader voor Europese samenwerking in jeugdzaken na 2018 worden ontwikkeld en ondersteund waarin de nadruk komt te liggen op een sectordoorsnijdende aanpak met een duidelijke meerwaarde op EU-niveau, en waarin mogelijke EU-werkplannen voor jongeren worden opgenomen.

VERZOEKT DE LIDSTATEN EN DE COMMISSIE, BINNEN HUN RESPECTIEVE BEVOEGDHEDEN EN MET INACHTNEMING VAN HET SUBSIDIARITEITSBEGINSEL:

10.

Te waarborgen dat de ontwikkeling van het kader voor toekomstige Europese samenwerking in jeugdzaken empirisch onderbouwd is, en voortbouwt en stoelt op breed en inclusief overleg met alle relevante stakeholders, onder meer jongeren, jeugdwerkaanbieders (7), jeugdwerkers (zowel beroeps- als vrijwilligers) en beleidsmakers op alle niveaus, zodat kan worden toegewerkt naar eensgezindheid over en inzet voor de doelstellingen van het toekomstige jeugdbeleid.

11.

Zich ervan bewust te zijn dat het kader voor toekomstige Europese samenwerking in jeugdzaken sectordoorsnijdend, flexibel, responsief en transparant is, en rekening te houden met de snel veranderende politieke, sociale, culturele en economische omstandigheden op alle niveaus, in Europa en daarbuiten.

12.

Er zorg voor te dragen dat Erasmus+ en andere programma’s en instrumenten bijdragen, en waar dat van toepassing is, worden aangepast aan de invoering van het kader.

13.

Het voornaamste accent te leggen op het kader betreffende de specifieke jeugdbeleidthema’s die tot de bevoegdheid van de met jeugdzaken belaste instanties behoren, maar ook de ontwikkelingen en initiatieven in gerelateerde beleidsdomeinen verder te versterken met het oog op sectoroverschrijdende samenwerking en wederzijdse steun.

14.

De gestructureerde dialoog en de doelstellingen ervan te evalueren, te herzien en te vernieuwen met het oog op het faciliteren van een innovatieve, zinvolle en gerichte constructieve dialoog met jongeren, niet alleen uit jongerenorganisaties maar ook jongeren met verschillende achtergronden, kansarmere en niet-georganiseerde jongeren.

15.

Verder rekening te houden met de competenties (kennis, vaardigheden en attitudes) en waarden die jongeren nodig hebben om een gelukkig persoonlijk, sociaal en beroepsleven te leiden, en met name de hand te reiken naar kansarmere jongeren en hen te betrekken in de samenleving.

16.

In aanmerking te nemen dat het internet, sociale media en digitalisering een rol kunnen vervullen bij het propageren van solidariteit, politieke participatie en actief burgerschap bij jongeren en bij het bestrijden van politieke vervreemding, populisme, propaganda en radicalisering die kan leiden tot gewelddadig extremisme.

17.

Te zorgen voor de evaluatie, verdere versterking en, waar mogelijk, ontwikkeling van beleidsinstrumenten, hulpmiddelen en methoden en aanvullende samenwerkingsverbanden, zoals het partnerschap tussen de EU en de Raad van Europa in jeugdzaken, teneinde na 2018 doeltreffende Europese samenwerking in jeugdzaken te handhaven en te versterken.

KOMT BIJGEVOLG OVEREEN

18.

De komende voorzitterschappen te verzoeken om, rekening houdend met deze conclusies en het aanstaande initiatief van de Commissie voor een EU-strategie voor jongeren na 2018, een nieuw kader voor Europese samenwerking in jeugdzaken na 2018 te ontwerpen. Dit ontwerp dient ter aanneming aan de Raad te worden voorgelegd.


(1)  Doc. 9008/09.

(2)  PB C 311 van 19.12.2009, blz. 1.

(3)  PB C 417 van 15.12.2015, blz. 17.

(4)  PB C 183 van 14.6.2014, blz. 5.

(5)  PB C 417 van 15.12.2015, blz. 1.

(6)  PB C 326 van 26.10.2012, blz. 17.

(7)  Onder „jeugdwerkaanbieders” worden alle — zowel door de overheid ondersteunde als vrijwillige — organisaties, instanties en andere organen verstaan die op jeugdwerk gebaseerde programma’s, projecten, initiatieven en activiteiten voor jongeren aanbieden.


BIJLAGE

POLITIEKE ACHTERGROND

1.

Het Verdrag betreffende de Europese Unie (1).

2.

Het nieuwe kader voor Europese samenwerking in jeugdzaken (2010-2018), dat twee algemene strategische doelstellingen bevatte, alsook een tweeledige aanpak om ze te verwezenlijken door gebruik te maken van specifieke initiatieven op jeugdgebied en door initiatieven op acht actiegebieden te mainstreamen. Het kader voorzag ook in werkcycli van drie jaar, waarvoor de prioriteiten moesten worden overeengekomen, en in een gestructureerde dialoog met jongeren om bijdragen te leveren aan dit proces.

3.

Het gezamenlijk verslag van de Raad en de Commissie over de uitvoering van het nieuwe kader voor Europese samenwerking in jeugdzaken (2015), waarin de impact van het kader in de periode 2013-2015 wordt geëvalueerd.

4.

Europa 2020, de tienjarige strategie van de Europese Unie voor banen en groei, met onder meer de vlaggenschipinitiatieven „Jeugd in beweging” en „Een agenda voor nieuwe vaardigheden en banen”.

5.

De Verklaring van Parijs van 17 maart 2015, die diende ter bevordering van burgerschap en de gemeenschappelijke waarden van vrijheid, tolerantie en non-discriminatie door middel van onderwijs.

6.

De mededeling van de Commissie van 28 april 2015 over de Europese Veiligheidsagenda, waarin wordt gesteld dat jongerenparticipatie door het bevorderen van gemeenschappelijke Europese waarden, sociale integratie, wederzijds begrip en tolerantie een belangrijke rol kan spelen bij het voorkomen van gewelddadige radicalisering.

7.

De mededeling van de Commissie aan het Europees Parlement, de Raad, het Europees Economisch en Sociaal Comité en het Comité van de Regio’s van 10 juni 2016 over een nieuwe agenda voor vaardigheden voor Europa — Samenwerken ter versterking van het menselijk kapitaal, de inzetbaarheid op de arbeidsmarkt en het concurrentievermogen.

8.

De resolutie van de Raad van 15 december 2016 over een nieuwe vaardighedenagenda voor een inclusief en concurrerend Europa.

9.

De mededelingen van de Europese Commissie van 7 december 2016 over investeren in de jongeren van Europa, over onderwijs verbeteren en moderniseren, en over een Europees solidariteitskorps.

10.

Het witboek over de toekomst van Europa — Overwegingen en scenario’s voor de EU-27 in 2025.


(1)  PB C 326 van 26.10.2012, blz. 13.