Brussel, 30.11.2016

SWD(2016) 419 final

WERKDOCUMENT VAN DE DIENSTEN VAN DE COMMISSIE

SAMENVATTING VAN DE EFFECTBEOORDELING

bij

Voorstel voor een richtlijn van het Europees Parlement en de Raad tot wijziging van Richtlijn 2009/28/EG van het Europees Parlement en de Raad van 23 april 2009 ter bevordering van het gebruik van energie uit hernieuwbare bronnen

{COM(2016) 767 final}
{SWD(2016) 416 final}
{SWD(2016) 417 final}
{SWD(2016) 418 final}


Samenvatting

Effectbeoordeling van een voorstel voor een richtlijn van het Europees Parlement en de Raad tot wijziging van Richtlijn 2009/28/EG van het Europees Parlement en de Raad van 23 april 2009 ter bevordering van het gebruik van energie uit hernieuwbare bronnen

A. Behoefte aan actie

Wat is het probleem en waarom is het een probleem op EU-niveau?

Richtlijn 2009/28/EG (de "richtlijn hernieuwbare energiebronnen (HEB)") voorziet in een Europees kader ter bevordering van hernieuwbare energie (HE), met nationale bindende streefcijfers voor het aandeel hernieuwbare energie in het bruto-eindverbruik van energie in elke lidstaat in 2020. In oktober 2014 heeft de Europese Raad overeenstemming bereikt over een bindend streefcijfer op EU-niveau van ten minste 27 % voor het aandeel in de EU verbruikte hernieuwbare energie in 2030, dat moet worden bereikt zonder nationale bindende streefcijfers. De combinatie van de langdurige effecten van het huidige beleid, het verbeterde kostenconcurrentievermogen in samenhang met de technologische vooruitgang, de initiatieven in het kader van het emissiehandelssysteem (ETS) en de niet-ETS-sectoren, de opzet van de elektriciteitsmarkt, de governance en de energie-efficiëntie zal naar verwachting een stijging van het aandeel hernieuwbare energie opleveren. Door het gebrek aan aanvullend EU-beleid is deze stijging echter niet kostenefficiënt en niet voldoende om het overeengekomen aandeel hernieuwbare energie op EU-niveau te bereiken.

Wat is het streefdoel? 

In het kader van de strategie voor de energie-unie heeft de herziening van de richtlijn hernieuwbare energiebronnen vier hoofddoelstellingen: i) de gemiddelde temperatuurstijging wereldwijd helpen beperken tot niet meer dan 2 °C, met als doel de stijging te beperken tot 1,5 °C in overeenstemming met de verbintenis van de EU om de doelstellingen van de COP 21-overeenkomst van Parijs te verwezenlijken; ii) op kosteneffectieve wijze een aandeel van ten minste 27 % hernieuwbare energie in de EU bereiken tegen 2030; iii) de energiezekerheid van de EU-economie versterken door de invoerafhankelijkheid te verminderen; iv) de wereldleider op het gebied van hernieuwbare energie en een mondiale hub voor de ontwikkeling van geavanceerde en concurrerende technologieën voor hernieuwbare energie worden.

Wat is de meerwaarde van EU-maatregelen (subsidiariteit)? 

Door specifieke tekortkomingen en belemmeringen van de markt is er beleid op EU-niveau nodig om ervoor te zorgen dat het bindende EU-streefcijfer van ten minste 27 % hernieuwbare energie gezamenlijk wordt gehaald door de lidstaten, en op de meest kosteneffectieve en minst verstorende manier. EU-actie biedt de investeerders zekerheid door middel van een EU-breed regelgevingskader, de consistente en kostenefficiënte toepassing van hernieuwbare energie in de hele EU en een efficiënte werking van de interne energiemarkt, waarbij rekening wordt gehouden met het potentieel van de lidstaten om verschillende vormen van hernieuwbare energie te produceren naargelang van de gekozen energiemix.

B. Oplossingen

Welke opties dienen zich aan? Is er al dan niet een voorkeursoptie? Zo neen, waarom niet? 

Er zijn wetgevende en niet-wetgevende beleidsopties in overweging genomen om de inzet van hernieuwbare energie te bevorderen. De effectbeoordeling omvat een gedetailleerde analyse van elke beleidsoptie met een geleidelijke aanpak, te beginnen met een basisscenario (optie 0) tot uitgebreidere EU-maatregelen. Er werd geen voorkeursoptie gekozen zodat de politieke beoordelingsvrijheid van de Commissie wordt behouden om een keuze te maken tussen opties op de volgende vijf gebieden:

i) Opties voor meer hernieuwbare energie in de elektriciteitssector (HE-E)

Een gemeenschappelijk Europees kader voor steunregelingen: 1 uitsluitend gebruik van marktmechanismen; 2 verduidelijking van de regels door middel van een toolkit; 3 verplichte verschuiving naar investeringssteun.

Een meer gecoördineerde regionale aanpak: 1 verplichte regionale steun; 2 verplichte gedeeltelijke openstelling van steunregelingen voor grensoverschrijdende deelname.

Een op hernieuwbare energie gericht financieringsinstrument: 1 een financieringsinstrument op EU-niveau met brede criteria; 2 een financieringsinstrument op EU-niveau ter ondersteuning van HEB-projecten met hoger risico.

Administratieve vereenvoudiging: 1 versterkte bepalingen met "one-stop-shops", tijdschema's en vergemakkelijkte procedures voor repowering; 2 vergunningsprocedures met beperkte tijdsduur, door middel van automatische goedkeuring en eenvoudige kennisgeving voor kleine projecten.

ii) Opties voor meer hernieuwbare energie in de sector verwarming en koeling (HE-V&K):

Brede integratie van hernieuwbare energie in de verwarming- en koelingsvoorziening: 1 invoering van HE-V&K-verplichtingen voor leveranciers van fossiele brandstoffen; 2 dezelfde verplichting voor alle brandstofleveranciers.

Het gebruik van hernieuwbare energie en afvalwarmte in stadsverwarming en -koeling vergemakkelijken: 1 delen van beste praktijken; 2 energieprestatiecertificaten en toegang tot lokale verwarming en koeling openstellen; 3 combinatie van de maatregelen van optie 2 en een aanvullend versterkt kader inzake consumentenrechten.

iii) Opties voor meer hernieuwbare energie in de vervoerssector (HE-V):

Brede integratie van hernieuwbare energie in de vervoersector: 1 EU-incorporatieverplichting voor geavanceerde hernieuwbare brandstoffen; 2 EU-incorporatieverplichting voor alle hernieuwbare brandstoffen die worden verbruikt in het vervoer  in combinatie met een uitfasering van biobrandstoffen op basis van voedingsgewassen (subopties: 2A een gedeeltelijke uitfasering van biobrandstoffen op basis van voedingsgewassen tegen 2030; 2B een volledige uitfasering van dergelijke biobrandstoffen tegen 2030; 2C een snellere uitfasering van biodiesel op basis van voedingsgewassen en hogere broeikasgasemissiereducties tegen 2030); 3 Voorgaande opties en een specifieke EU-incorporatieverplichting voor hernieuwbare brandstoffen die worden verbruikt in de lucht- en zeevaartsector. 4 verplichtingen betreffende de reductie van broeikasgasemissies (richtlijn brandstofkwaliteit) (subopties: 4B algemene verplichting betreffende de reductie van broeikasgasemissies op het gebied van brandstoffen en elektriciteit; 4C verplichting betreffende de reductie van broeikasgasemissies op het gebied van geavanceerde brandstoffen en elektriciteit; 4D verplichting betreffende de reductie van broeikasgasemissies op het gebied van geavanceerde brandstoffen, elektriciteit en conventionele brandstoffen).

iv) Opties gericht op het mondig maken van consumenten wat betreft hernieuwbare energie en hen daarover in te lichten:

Consumenten in staat stellen hernieuwbare elektriciteit te produceren, te verbruiken en op te slaan: 1 EU-richtsnoeren betreffende het verbruik van zelfgeproduceerde energie; 2 burgers in staat stellen zelfgeproduceerde hernieuwbare elektriciteit te verbruiken en op te slaan; 3 verbruik van zelfgeproduceerde energie op afstand voor gemeenten.

Verstrekken van informatie voor hernieuwbare elektriciteit: 1 het systeem inzake garanties van oorsprong versterken; 2 combinatie van de maatregelen onder optie 1 en verplichte verstrekking van garanties van oorsprong invoeren; 3 combinatie van de maatregelen onder optie 2 en garanties van oorsprong uitbreiden tot alle bronnen van elektriciteitsproductie.

Traceren van hernieuwbare brandstoffen die worden gebruikt voor verwarming en koeling en vervoer: 1 uitbreiding van garanties van oorsprong tot gasvormige hernieuwbare brandstoffen; 2 uitbreiding van garanties van oorsprong tot vloeibare en gasvormige hernieuwbare brandstoffen; 3 ontwikkelen van een alternatief traceersysteem voor vloeibare en gasvormige hernieuwbare brandstoffen.

v) Opties waarmee het bereiken van het streefcijfer van ten minste 27 % hernieuwbare energie in 2030 wordt gewaarborgd:

Nationale streefcijfers voor 2020: nationale streefcijfers voor 2020 als uitgangspunt ten opzichte van het basisscenario.

Traject: lineair versus niet-lineair.

Mechanismen om een amibitiekloof ten opzichte van het EU-streefcijfers voor hernieuwbare energie te vermijden: 1 de ambitie van de nationale plannen herzien; 2 een herzieningsclausule voorzien teneinde op een later tijdstip aanvullende uitvoeringsmechanismen op EU-niveau voor te stellen; 3 de ambitie van EU-brede maatregelen verhogen; 4 bindende nationale streefcijfers invoeren.

Een gebrek aan concrete resultaten voorkomen en corrigeren: 1 de nationale plannen herzien; 2 een herzieningsclausule voorzien teneinde op een later tijdstip aanvullende uitvoeringsmechanismen op EU-niveau voor te stellen; 3 de ambitie van EU-brede maatregelen verhogen; 4 bindende nationale streefcijfers invoeren.

Hoe reageren de verschillende belanghebbenden? Wie steunt welke optie?

Tussen 18 november 2015 en 10 februari 2016 werd een online openbare raadpleging gehouden. De raadpleging bevestigt dat de lidstaten, ngo’s, denktanks, investeerders en organisaties het grotendeels eens zijn over de noodzaak van een stabiel en betrouwbaar juridisch EU-kader voor hernieuwbare energie, het belang van het vaststellen van maatregelen inzake HE-E, HE-V&K en HE-V, verhoogde deelname van de consumenten aan de interne energiemarkt, het wegwerken van administratieve belemmeringen en het bereiken van het bindend EU-streefcijfer van ten minste 27 %. Alle belanghebbenden waren het over het algemeen eens dat de infrastructuurontwikkeling verbeterd moet worden, voornamelijk op het gebied van slimme netten en opslagsystemen.

De lidstaten hebben beklemtoond dat zij zich zullen blijven inzetten om broeikasgasemissies te verminderen, en dat het nodig is economische groei en de levensvatbaarheid van hernieuwbare energie te ontkoppelen. Sommige lidstaten hebben de rol van hernieuwbare energie ten aanzien van energiezekerheid en invoerafhankelijkheid onderstreept. De industrie heeft benadrukt dat er behoefte is aan een markt die geschikt is voor hernieuwbare energie door middel van marktintegratie en een versterkte langetermijnregeling betreffende de bescherming van investeringen, waarvoor een stabiel regelgevingskader nodig is om innovatie te stimuleren, economische levensvatbaarheid te waarborgen en het concurrentievermogen op EU-niveau te verhogen. Ngo’s hebben gewezen op het belang van meer rechten voor de burgers om decentralisatie te bevorderen, lokale gemeenschappen zelfstandiger te maken en het maatschappelijk draagvlak voor toekomstige initiatieven te verbreden.

C. Effecten van de voorkeursoptie

Wat zijn de voordelen van de voorkeursoptie (indien er een voorkeur is, anders van de belangrijkste opties)? 

Momenteel is het niet mogelijk de effecten volledig te kwantificeren, aangezien er geen voorkeursopties zijn gekozen. De bovenstaande opties 1 tot en met 4 strekken ertoe de onzekerheid bij investeerders aan te pakken, de kosteneffectiviteit te verbeteren, marktfalen tegen te gaan, het bestaande regelgevingskader te actualiseren en de participatie van de burger te verhogen.

De uitvoering van de belangrijkste maatregelen zal de EU helpen haar doelstellingen voor de vermindering van broeikasgasemissies te verwezenlijken (door bij te dragen aan de bijkomende broeikasgasemissiereductie van 5 % die nodig is ten aanzien van de prognoses in het kader van het referentiescenario). Daarnaast kunnen de maatregelen de factuur van de energie-invoer helpen verlagen (de cumulatieve effecten van de uitvoering van de streefcijfers voor 2030 zouden een verlaging van 221 miljard EUR opleveren in de periode 2021-2030) en leiden tot extra voordelen, zoals bijdragen tot een algemene verlaging van de kosten voor vervuiling en gezondheidsproblemen met 12,3 tot 19,5 miljard EUR per jaar.

Wat zijn de kosten van de voorkeursoptie (indien er een voorkeur is, anders van de belangrijkste opties)? 

De belangrijkste opties die werden opgesteld kunnen sociale, economische en ecologische effecten hebben op zowel het niveau van de lidstaten als van de EU. Indien mogelijk zijn deze effecten gekwantificeerd.

Wat zijn de gevolgen voor kleine en middelgrote ondernemingen (kmo's) en het concurrentievermogen?

De effectbeoordeling bevat specifieke uitzonderingen voor kmo’s om ervoor te zorgen dat hun concurrentievermogen wordt bevorderd door de maatregelen voor het halen van het EU-streefcijfer voor 2030 inzake hernieuwbare energie (bv. administratieve vereenvoudiging, specifieke bepalingen inzake overheidssteun en bredere maatregelen met betrekking tot het verbruik van zelfgeproduceerde energie).

Zijn er significante gevolgen voor de nationale begrotingen en overheden? 

Aan de lidstaten zal worden gevraagd bij te dragen tot de gezamenlijke inspanning om het overeengekomen EU-streefcijfer voor 2030 inzake hernieuwbare energie te halen door middel van een reeks maatregelen die mogelijk gevolgen hebben voor de nationale begrotingen en overheden.

D. Follow-up

Wanneer wordt dit beleid geëvalueerd?

Sommige bepalingen van de richtlijn hernieuwbare energiebronnen lopen af in december 2020, met name wat nationale bindende streefcijfers betreft. De effectbeoordeling heeft tot doel de maatregelen die na 2020 zullen worden opgenomen in de richtlijn hernieuwbare energiebronnen te behandelen. Voor bepaalde opties is het nodig herzieningsclausules op te nemen in de herziene richtlijn hernieuwbare energiebronnen om ervoor te zorgen dat de verschuiving van nationale bindende streefcijfers naar een EU-streefcijfer voor 2030 naar behoren wordt gecontroleerd en uitgevoerd.


Brussel, 30.11.2016

SWD(2016) 419 final

WERKDOCUMENT VAN DE DIENSTEN VAN DE COMMISSIE

SAMENVATTING VAN DE EFFECTBEOORDELING

Duurzaamheid van bio-energie

bij

Voorstel voor een richtlijn van het Europees Parlement en de Raad tot wijziging van Richtlijn 2009/28/EG van het Europees Parlement en de Raad van 23 april 2009 ter bevordering van het gebruik van energie uit hernieuwbare bronnen (herschikking)

{COM(2016) 767 final}
{SWD(2016) 416 final}
{SWD(2016) 417 final}
{SWD(2016) 418 final}


Samenvatting

Effectbeoordeling betreffende de duurzaamheid van bio-energie

A. Behoefte aan actie

Waarom? Wat is het probleem?

De toegenomen productie van bio-energie speelt weliswaar een doorslaggevende rol bij het bereiken van de klimaat- en energiedoelstellingen van de EU, maar het toegenomen gebruik ervan in de warmte- en elektriciteitssector gaat gepaard met een aantal problemen en potentiële risico's. Ook uit de openbare raadpleging is gebleken dat de publieke opinie over de voordelen en risico's van bio-energie uiteenloopt, hetgeen ondermijnend kan werken ten aanzien van investeringen in deze sector, met name bij afwezigheid van een robuust kader inzake overheidsbeleid.

Op basis van de input van belanghebbenden, studies en ander wetenschappelijk bewijsmateriaal hebben de diensten van de Commissie vastgesteld dat er hoofdzakelijk drie problemen of potentiële risico's zijn die verband houden met het gebruik van vaste biomassa voor warmte en elektriciteit: i) De klimaatprestatie van bio-energie. ii) Milieueffecten op de biodiversiteit en de kwaliteit van de bodem en de lucht. iii) Toenemende verbranding van grote hoeveelheden biomassa in laagefficiënte installaties.

Deze effectbeoordeling biedt een aanvullende analyse op de effectbeoordeling ter ondersteuning van de voorgestelde herziening van de richtlijn hernieuwbare energie, waarin specifieke kwesties in verband met het gebruik van biobrandstoffen in het vervoer worden onderzocht, met name met betrekking tot emissies uit indirecte veranderingen in landgebruik en de ontwikkeling van geavanceerde biobrandstoffen.

Wat moet met dit initiatief worden bereikt?

Het belangrijkste doel van dit initiatief is het waarborgen van de duurzaamheid van de productie van bio-energie en het gebruik ervan voor warmte en elektriciteit. Daartoe is het van essentieel belang dat de bovengenoemde problemen en risico's worden aangepakt door middel van een duidelijk beleidskader, waarbij alle nieuwe acties een efficiënte aanvulling vormen op reeds bestaand beleid en maatregelen, zowel op EU- als op nationaal niveau.

Het initiatief moet voordelen opleveren wat betreft klimaatactie, milieubescherming, het efficiënt gebruik van hulpbronnen en de werking van de interne markt, waarbij de maatregelen evenredig blijven aan de omvang van de problemen en risico's. Het initiatief is ook gericht op de overkoepelende doelstellingen van de Commissie, met name door de bevordering van i) groei, banen en investeringen en ii) het leiderschap van de EU op het gebied van hernieuwbare energie.

Wat is de meerwaarde van maatregelen op EU-niveau? 

De streefcijfers inzake beperking van de klimaatverandering en hernieuwbare energie worden op EU-niveau vastgesteld, en met name het streefcijfer inzake hernieuwbare energie heeft de afgelopen tien jaar in de EU geleid tot een toename van het verbruik van biomassa voor energie. Daarom moet op EU-niveau worden gewaarborgd dat het gebruik van bio-energie met het oog op het bereiken van streefcijfers voor hernieuwbare energie eveneens bijdraagt tot de algehele klimaatdoelstelling. Sommige van de duurzaamheidsrisico's in verband met de ontwikkeling van bio-energie hebben een grensoverschrijdende dimensie en kunnen daarom efficiënter op EU-niveau worden aangepakt. Dat geldt met name voor milieueffecten zoals klimaatverandering, biodiversiteitsverlies en luchtverontreiniging. Door de markt tot stand gebrachte effecten kunnen zich ook over grenzen heen voordoen, bijvoorbeeld ten aanzien van mededingingsproblemen op het gebied van grondstoffen voor biomassa.

B. Oplossingen

Welke wetgevende en niet-wetgevende beleidsmaatregelen zijn overwogen? Heeft een bepaalde optie de voorkeur? Waarom? 

Naar aanleiding van het raadplegingsproces en de bestudering van het bewijsmateriaal deed zich het volgende dilemma voor:

– Enerzijds zijn veel belanghebbenden van mening dat de toekomstige ontwikkeling van bio-energie, die belangrijk is voor de vervanging van fossiele brandstoffen, wordt belemmerd door twijfels bij het publiek omtrent de milieuvoordelen van bepaalde soorten gebruik van biomassa voor energie;

– Anderzijds komt uit het wetenschappelijk bewijsmateriaal duidelijk naar voren dat de algehele gevolgen van het gebruik van biomassa voor energie op broeikasgasemissies en de biodiversiteit van een groot aantal variabelen afhankelijk zijn en dat deze niet op algemene wijze kunnen worden beoordeeld of gewaarborgd, maar voor elk geval en elke locatie afzonderlijk moeten worden beoordeeld.

Het is daarom niet mogelijk om op EU-niveau op betrouwbare wijze een onderscheid te maken tussen "duurzame" en "niet-duurzame" bronnen van bio-energie voor de sectoren warmte en elektriciteit; dit onderscheid kan derhalve evenmin in wetgeving worden vastgelegd. In plaats daarvan wordt er door middel van één niet-regelgevende en vier regelgevende opties naar gestreefd de oorzaken van de hierboven genoemde problemen en risico's aan te pakken. De basisoptie (optie 1) is gebaseerd op het mainstreamen van de oplossingen in andere elementen van het klimaat- en energiekader 2030 en in ander bestaand beleid. Gezien de aanzienlijke effecten van dat beleid zonder aanvullende specifieke regelgeving zou deze optie de meest efficiënte benadering bieden wat betreft de balans tussen resultaten en administratieve lasten, maar er wordt niet voorzien in wetgevende waarborgen indien praktijken waardoor de problemen ernstiger worden, zich vaker voordoen dan is verwacht bij de toepassing van modellen. Dit is van belang met het oog op de mate van onzekerheid wat betreft de toekomstige ontwikkeling betreffende biomassa, inclusief handelspatronen en de keuzen van grondstoffen. De andere vier beleidsopties bieden een reeks waarborgen tegen de geconstateerde risico's, hoewel in het bijzonder de specifieke kwestie betreffende klimaatgevolgen ("biogene koolstof") moeilijk aan te pakken is. Tegen deze achtergrond konden de diensten van de Commissie niet voorzien in een beleidsoptie die duidelijk de voorkeur ten opzichte van de andere opties verdient.

Wie steunt welke optie? 

In de raadpleging van de belanghebbenden was 35 % van de respondenten van mening dat het huidige EU- en nationale beleid afdoende is om de onderhavige kwesties aan te pakken, terwijl 59 % een nieuw beleidsinstrument op EU-niveau nodig acht. Optie 2, waardoor de duurzaamheidseisen worden geformaliseerd die momenteel de status van een aanbeveling van de Commissie hebben, kon niet op duidelijke, brede steun rekenen. Optie 3 kreeg steun van een aantal producenten en gebruikers van bio-energie en van verschillende lidstaten. Een aantal niet aan energie gerelateerde houtverwerkende branches en maatschappelijke organisaties gaf de voorkeur aan het aanpakken van het omzettingsrendement (optie 4). Het merendeel van de laatstgenoemde groep staat ook achter een algehele limiet betreffende bio-energie.

C. Effecten van de voorkeursoptie

Wat zijn de voordelen van de voorkeursoptie (indien van toepassing, anders die van de belangrijkste opties)?

Uit de analyse blijkt dat de vastgestelde beleidsopties onder de door middel van de modellen geprojecteerde omstandigheden slechts beperkte, hoewel positieve, effecten op de geconstateerde problemen zouden hebben. Deze zouden eerder als "waarborgen" fungeren indien praktijken waardoor de problemen ernstiger worden zich vaker voordoen dan blijkt uit de prognoses van de modellen.

Bio-energie is weliswaar cruciaal voor het bereiken van de doelstelling van 27 % hernieuwbare energie in de energiemix van de EU tegen 2030, maar een marginaal groter aandeel van bio-energie ten opzichte van andere hernieuwbare bronnen leidt tot een marginaal lagere stimulans voor opkomende technologieën. De opties die beperkingen voor het gebruik van bio-energie omvatten (opties 1, 3, 4 en 5) zullen daarom indirect stimuleren dat de energiesector zich op andere hernieuwbare energiebronnen richt, hetgeen leidt tot aanvullende investeringen en banen in de sector hernieuwbare energie. Aangezien alle opties een betrekkelijk beperkt gekwantificeerd effect op toekomstige hoeveelheden bio-energie hebben, zijn de effecten op de groei en werkgelegenheid eveneens gering.

Wat zijn de kosten van de voorkeursoptie (indien van toepassing, anders die van de belangrijkste opties)?

Aanvullende administratieve kosten zouden zich voordoen voor producenten van agrarische biomassa, boseigenaren en de houtgerelateerde waardeketen alsmede voor bio-energie-installaties als gevolg van nieuwe wettelijke vereisten in het kader van de opties 2 tot en met 5. Volgens de ramingen zouden deze variëren van 63 tot 150 miljoen EUR aan eenmalige kosten en van 31 tot 51 miljoen EUR aan terugkerende jaarlijkse kosten (cumulatief voor alle marktdeelnemers). Deze extra kosten worden waarschijnlijk doorgegeven aan de uiteindelijke verbruiker (indien er geen overheidssubsidie is) of aan de samenleving in bredere zin (indien subsidies worden toegepast), of aan een combinatie van beiden. Zoals reeds genoemd zouden de opties in totaal een gering economisch voordeel opleveren in verband met de marginale verschuiving naar andere hernieuwbare energiebronnen.

Wat zijn de gevolgen voor bedrijven, kleine, middelgrote en micro-ondernemingen?

Kleine, middelgrote en micro-ondernemingen zijn ruim vertegenwoordigd in de productie- en verbruiksketen van bio-energie door, met name, kleine boseigenaren en kleine bio-energie-installaties. De laatstgenoemde groep zou echter alleen gevolgen ondervinden naargelang van de minimale grootte van de installaties waarop de duurzaamheidsvereiste toepassing is (1-5MW, 5-10MW, 10-20MW of meer dan 20MW). Kleine boseigenaren kunnen gevolgen van de in overweging genomen opties ondervinden, maar in mindere mate in het geval van een risicogebaseerde benadering (optie 3).

Zijn er significante gevolgen voor de nationale begrotingen en overheden?

Er ontstaan slechts beperkte administratieve kosten voor de nationale overheden in verband met de tenuitvoerlegging van de wetgeving en de desbetreffende taken betreffende verslaglegging, toezicht en verificatie. Deze kosten omvatten eenmalige kosten van ongeveer 60 000 tot 200 000 EUR alsmede terugkerende jaarlijkse kosten van tussen de 400 000 en 1 miljoen EUR.

Zijn er nog andere significante gevolgen?

Nee.

D. Follow-up

Wanneer wordt dit beleid geëvalueerd?  

Het beleid zal regelmatig worden geëvalueerd in de context van het governancekader voor de energie-unie, waarbij in het bijzonder het toezicht op de totale hoeveelheden voor energie gebruikte biomassa alsmede het soort biomassa, het soort grondstof, de geografische oorsprong en het uiteindelijke gebruik ervan belangrijk zullen zijn voor de beoordeling van de ontwikkeling met betrekking tot de in de effectbeoordeling geconstateerde problemen en risico's. Er is geen specifieke herzieningsclausule voorzien.