Brussel, 4.5.2016

COM(2016) 271 final

2016/0131(COD)

Voorstel voor een

VERORDENING VAN HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD

inzake het Asielagentschap van de Europese Unie en tot intrekking van Verordening (EU) nr. 439/2010


TOELICHTING

1.ACHTERGROND VAN HET VOORSTEL

Motivering en doel van het voorstel

Op 6 april 2016 heeft de Commissie een mededeling aangenomen over een hervorming van het gemeenschappelijk Europees asielstelsel en een verbetering van de legale mogelijkheden om naar Europa te komen 1 . Daarin zijn haar prioriteiten voor het bevorderen van het gemeenschappelijk Europees asielstelsel (CEAS) uiteengezet. Naar aanleiding van verschillende oproepen van de Europese Raad 2 kondigde de Commissie aan het bestaande kader van de Unie geleidelijk te zullen hervormen, door een duurzaam en billijk systeem in te stellen voor het bepalen van de lidstaat die verantwoordelijk is voor de asielzoekers, het Eurodac-systeem te versterken, de convergentie van het asielsysteem te vergroten om secundaire bewegingen te voorkomen, en het mandaat van het Europees Ondersteuningsbureau voor asielzaken (EASO) te ontwikkelen en te versterken. Dit voorstel maakt deel uit van het eerste pakket hervormingen van het gemeenschappelijk Europees asielstelsel. Het wordt samen met twee andere voorstellen gepresenteerd, die betrekking hebben op een hervorming van het Dublinsysteem en een wijziging van het Eurodac-systeem.

Het voorstel heeft als doel de rol van het EASO te versterken en het uit te bouwen tot een agentschap dat de uitvoering van het gemeenschappelijk Europees asielstelsel faciliteert en de werking ervan bevordert. Het EASO heeft sinds de start van zijn werkzaamheden in 2011 de lidstaten voortdurend ondersteund bij de toepassing van de huidige regels en de verbetering van de werking van de bestaande instrumenten. Het agentschap heeft een goede staat van dienst opgebouwd wat betreft het bevorderen van de praktische samenwerking tussen de lidstaten en steun aan de lidstaten bij het nakomen van hun verplichtingen in het kader van het gemeenschappelijk Europees asielstelsel. De taken van het EASO zijn stap voor stap geëvolueerd om tegemoet te komen aan de toenemende behoeften van de lidstaten en van het gemeenschappelijk Europees asielstelsel als geheel. De lidstaten rekenen steeds meer op de operationele en technische bijstand die het agentschap biedt. Met de kennis en ervaring die het agentschap inmiddels heeft op het gebied van asiel, kan het nu worden omgevormd tot een volwaardig centrum van expertise, dat niet langer sterk afhankelijk is van de informatie en expertise die de lidstaten ter beschikking stellen.

De Commissie beschouwt het agentschap als een van de instrumenten waarmee de structurele zwakke punten van het gemeenschappelijk Europees asielstelsel kunnen worden aangepakt. Deze zwakke punten zijn nog duidelijker geworden door de grootschalige en ongecontroleerde aankomst van migranten en asielzoekers in de Europese Unie in met name het afgelopen jaar. Het zou niet passend zijn het gemeenschappelijk Europees asielstelsel te hervormen zonder daarbij het agentschap het mandaat te verlenen dat het nodig heeft in het licht van de behoeften die de hervorming zal meebrengen. Het is van essentieel belang het agentschap de noodzakelijke middelen te bieden om lidstaten in crisissituaties bij te staan. Noodzakelijker nog is echter een solide rechtskader en operationeel en praktisch kader te creëren dat het agentschap in staat stelt de asiel- en opvangstelsels van de lidstaten te versterken en aan te vullen.

Om deze ontwikkelingen weer te geven, wordt met het voorstel de naam "EASO" gewijzigd in "Asielagentschap van de Europese Unie". Door de uitbreiding van het mandaat zoals uiteengezet in dit voorstel, wordt het EASO omgevormd tot een volwaardig agentschap dat in staat is de lidstaten de noodzakelijke operationele en technische bijstand te bieden, de praktische samenwerking en informatie-uitwisseling tussen de lidstaten te bevorderen, een duurzame en billijke verdeling van de verzoeken om internationale bescherming te stimuleren, de uitvoering van het gemeenschappelijk Europees asielstelsel en de capaciteit van de asiel- en opvangstelsels in de lidstaten te monitoren en te beoordelen, en meer lijn te brengen in de behandeling van de verzoeken om internationale bescherming in de Unie.

Samenhang met de huidige bepalingen op dit beleidsgebied

Op 19 februari 2016 stelde de Europese Raad dat vooruitgang moet worden geboekt wat betreft de hervorming van het bestaande EU-kader teneinde een humaan en efficiënt asielbeleid te garanderen. In haar mededeling van 6 april 2016 verklaarde de Commissie dat de algemene doelstelling van het beleid van de Unie inzake migratie en asiel erin bestaat af te stappen van een systeem dat door zijn opzet of gebrekkige tenuitvoerlegging onevenredig veel verantwoordelijkheid bij bepaalde lidstaten legt en ongecontroleerde stromen naar andere lidstaten stimuleert. Het is de bedoeling dat de Unie een robuust en doeltreffend systeem voor duurzaam migratiebeheer ontwikkelt, dat is gebaseerd op de beginselen van verantwoordelijkheid en solidariteit.

De Commissie heeft in de Europese migratieagenda 3 erkent dat het EASO een belangrijke rol speelt bij de ontwikkeling en de handhaving van een sterk gemeenschappelijk asielbeleid. Zij stelde dat het EASO de praktische samenwerking kan intensiveren, tot een referentiepunt voor nationale informatie over landen van herkomst kan uitgroeien om uniformere besluiten te bevorderen, belangrijke maatregelen in verband met opleiding kan nemen en specifieke netwerken van nationale autoriteiten kan oprichten om de operationele samenwerking inzake asielkwesties te verbeteren. In haar mededeling van 6 april 2016 kondigde de Commissie aan voor te zullen stellen het mandaat van het EASO te versterken, zodat het een nieuwe rol op het gebied van beleidsuitvoering en een sterkere operationele rol zou kunnen spelen. Via een monitoringmechanisme zou het toezien op de naleving van het gemeenschappelijk Europees asielstelsel. Verder zou het ook belangrijke taken uitvoeren zoals het verstrekken en analyseren van informatie over de landen van herkomst, het toepassen van de verdeelsleutel van het Dublinsysteem en het ondersteunen van lidstaten die in een noodsituatie verkeren of die nog geen corrigerende maatregelen hebben genomen.

Het voorstel heeft als doel het Asielagentschap van de Europese Unie de instrumenten te bieden die het nodig heeft om uit te groeien tot een agentschap dat de uitvoering van het gemeenschappelijk Europees asielstelsel faciliteert en de werking ervan bevordert. In dat opzicht vormt het een aanvulling op de juridische en beleidsinstrumenten op het gebied van asiel, in het bijzonder wat betreft de asielprocedures, de normen waaraan moet worden voldaan om in aanmerking te komen voor internationale bescherming, het Dublinsysteem, herplaatsing en hervestiging.

Samenhang met andere beleidsgebieden van de Unie

Dit voorstel past in het brede langetermijnbeleid inzake beter migratiebeheer dat de Commissie heeft uiteengezet in de Europese migratieagenda, waarin de politieke beleidslijnen van voorzitter Juncker zijn uitgewerkt tot een reeks samenhangende en elkaar onderling versterkende maatregelen. Deze maatregelen berusten op vier pijlers: de stimulansen voor irreguliere migratie reduceren, de buitengrenzen beveiligen en levens redden, een krachtig asielbeleid voeren en een nieuw beleid inzake legale migratie ontwikkelen. Met dit voorstel wordt verder uitvoering gegeven aan de Europese migratieagenda, meer bepaald wat betreft de doelstelling het asielbeleid van de Unie te versterken, aangezien het Asielagentschap van de Europese Unie de volledige en coherente uitvoering van het gemeenschappelijk Europees asielstelsel zal garanderen.

2.RECHTSGRONDSLAG, SUBSIDIARITEIT EN EVENREDIGHEID

Rechtsgrondslag

Het wetgevingsvoorstel is gebaseerd op artikel 78, leden 1 en 2, van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie.

Subsidiariteit

De doelstellingen van het voorstel bestaan erin de uitvoering van het gemeenschappelijk Europees asielstelsel te faciliteren en de werking ervan te bevorderen, de praktische samenwerking en informatie-uitwisseling inzake asielkwesties tussen de lidstaten te versterken, het Unierecht en operationele normen te bevorderen om een hoge mate van uniformiteit te garanderen wat betreft asielprocedures, opvangvoorzieningen en de beoordeling van de beschermingsbehoeften in de Unie, de operationele en technische toepassing van het recht en de normen van de Unie inzake asiel te monitoren en de lidstaten meer operationele en technische bijstand te bieden voor het beheer van de asiel- en opvangstelsels, met name wanneer deze onder onevenredige druk staan.

Aangezien het een gemeenschappelijk en gedeeld belang is om via gecoördineerd optreden van de lidstaten en met de steun van het Asielagentschap van de Europese Unie de juiste toepassing van het rechtskader inzake asiel te garanderen en derhalve de stabiele en ordelijke werking van het gemeenschappelijk Europees asielstelsel te waarborgen, kunnen de doelstellingen van dit voorstel niet voldoende door de lidstaten alleen worden verwezenlijkt; zij kunnen beter op Unieniveau worden verwezenlijkt en de Unie kan maatregelen nemen met inachtneming van het subsidiariteitsbeginsel zoals vervat in artikel 5 van het Verdrag betreffende de Europese Unie.

Evenredigheid

Dit voorstel is een respons op de politieke situatie en problemen waarmee de Unie wordt geconfronteerd op het gebied van migratie en asiel; het beoogt het Asielagentschap van de Europese Unie de instrumenten te bieden die het nodig heeft om de onevenredige druk op de asiel- en opvangstelsels van de lidstaten en de inherente zwakke punten van deze stelsels duurzaam aan te pakken.

Het voorstel moet ervoor zorgen dat de lidstaten de wetgeving en operationele normen inzake asiel volledig en correct toepassen, dat de praktische samenwerking en informatie-uitwisseling tussen de lidstaten en met derde landen verbetert en dat passende maatregelen worden genomen om de ordelijke werking van het gemeenschappelijk Europees asielstelsel te handhaven. Voorts moet het ervoor zorgen dat onevenredige druk doeltreffend wordt aangepakt met de hulp van en in samenwerking met het Agentschap. Het Agentschap kan de lidstaten op hun verzoek bijstaan bij de behandeling van verzoeken om internationale bescherming, in een kader dat duidelijk wordt vastgelegd in het operationele plan. Van het Agentschap kan enkel worden verlangd dat het optreedt en een lidstaat bijstand verleent wanneer, na een monitoringexercitie of in geval van onevenredige druk op de asiel- en opvangstelsels, de betrokken lidstaat geen of onvoldoende maatregelen neemt, waardoor de werking van het gemeenschappelijk Europees asielstelsel in het gedrang komt. Gezien de doelstellingen ervan en overeenkomstig het in artikel 5 van het Verdrag betreffende de Europese Unie neergelegde evenredigheidsbeginsel, gaat deze verordening niet verder dan nodig is om de doelstellingen te verwezenlijken.

Keuze van het instrument

Alleen een verordening kan zorgen voor de efficiëntie en uniformiteit die noodzakelijk zijn voor de toepassing van het Unierecht inzake asiel. Aangezien het EASO, dat nu de naam Asielagentschap van de Europese Unie krijgt, bij een verordening is opgericht, is een verordening ook voor dit voorstel het aangewezen rechtsinstrument.

3.RAADPLEGING VAN BELANGHEBBENDE PARTIJEN

De Commissie heeft zich bij de voorbereiding van dit voorstel gebaseerd op de regelmatige besprekingen die binnen de Europese Raad en de Raad van ministers en ook in het Europees Parlement hebben plaatsgevonden over de ontwikkeling van het beleid van de Unie inzake migratie en asiel en de inzet van agentschappen van de Unie ten behoeve van beter migratiebeheer. Al verschillende keren is er een beroep gedaan op het EASO om aan de lidstaten operationele en technische bijstand te bieden, onder meer aan de buitengrenzen, in samenwerking met het Europees Agentschap voor het beheer van de operationele samenwerking aan de buitengrenzen van de lidstaten van de Europese Unie. De lidstaten vinden over het algemeen dat het EASO een belangrijke rol speelt wanneer het gaat om ondersteuning bij herplaatsing en hervestiging.

Sinds de aanvang van de werkzaamheden van het EASO op 1 februari 2011 wordt voortdurend overleg gepleegd met belanghebbenden op Europees en nationaal niveau. Met name in het kader van de verslaglegging van het Agentschap aan het Europees Parlement en de Raad hebben geregeld besprekingen plaatsgevonden. Het Agentschap brengt doorlopend verslag over zijn activiteiten uit op de vergaderingen van de raad van bestuur en in de diverse verslagen die het in de loop van het jaar uitbrengt. Er is ook regelmatig informatie uitgewisseld met andere agentschappen van de Unie, met name het Europees Agentschap voor het beheer van de operationele samenwerking aan de buitengrenzen van de lidstaten van de Europese Unie en het Bureau van de Europese Unie voor de grondrechten. Daarnaast is ook overleg gepleegd met het maatschappelijk middenveld en de academische wereld.

Op basis van artikel 46 van Verordening (EU) nr. 439/2010, dat voorziet in een onafhankelijke externe evaluatie van de impact van het EASO op de praktische samenwerking op asielgebied en op het gemeenschappelijk Europees asielstelsel, is het EASO aan een evaluatie onderworpen. De Commissie heeft in 2013 een interne evaluatie van het EASO uitgevoerd. In 2014 is het EASO onderworpen aan een externe evaluatie door een externe onafhankelijke contractant. Deze evaluatie betrof de periode februari 2011-juni 2014. Het temporele toepassingsgebied van de externe evaluatie werd later uitgebreid om de volledige periode vanaf het begin van de werkzaamheden van het Agentschap te dekken. De evaluatie vond plaats van oktober 2014 tot juli 2015 en betrof alle activiteiten van het EASO in alle lidstaten. Dit voorstel houdt rekening met de aanbevelingen die resulteren uit deze evaluatie en met de visie van het EASO op zijn toekomst.

Grondrechten

Dit voorstel eerbiedigt de grondrechten en de beginselen die met name zijn erkend in het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie. Alle activiteiten van het Asielagentschap van de Europese Unie moeten plaatsvinden met volledige eerbiediging van de grondrechten als vervat in het Handvest, waaronder het recht op asiel (artikel 18), bescherming tegen refoulement (artikel 19), de eerbiediging van het privéleven en van het familie- en gezinsleven (artikel 7), de bescherming van persoonsgegevens (artikel 8) en het recht op een doeltreffende voorziening in rechte en op een onpartijdig gerecht (artikel 47). Het voorstel houdt ten volle rekening met de rechten van het kind en de bijzondere behoeften van kwetsbare personen.

4.GEVOLGEN VOOR DE BEGROTING

Het Asielagentschap van de Europese Unie, dat moet voortbouwen op het bestaande EASO, heeft als taak de uitvoering van het gemeenschappelijk Europees asielstelsel te faciliteren en de werking ervan te bevorderen.

De totale financiële middelen die het Agentschap nodig heeft om zijn opdracht krachtens het voorgestelde uitgebreide mandaat te vervullen, bedragen 363,963 miljoen EUR voor de periode 2017-2020. Om zijn nieuwe taken doeltreffend te kunnen uitvoeren, heeft het Agentschap voor de periode 2017-2020 357 extra personeelsleden nodig (275 tijdelijke functionarissen en 82 arbeidscontractanten), bovenop het huidige aantal tijdelijke functionarissen en arbeidscontractanten dat in de begroting van de Unie voor 2016 is toegestaan. Dat zal het totale personeelsbestand van het Agentschap tegen 2020 op 500 brengen.

De financiële behoeften zijn verenigbaar met het huidige meerjarige financiële kader, maar eventueel moet een beroep worden gedaan op speciale instrumenten als omschreven in Verordening (EU, Euratom) nr. 1311/2013 4 .

5.OVERIGE ELEMENTEN

Regelingen betreffende toezicht, evaluatie en verslaglegging

Het Asielagentschap van de Europese Unie moet ieder jaar een activiteitenverslag opstellen inzake de asielsituatie, waarin de resultaten worden geëvalueerd van de activiteiten die het in de loop van het jaar heeft uitgevoerd. Het verslag moet een vergelijkende analyse van de activiteiten van het Agentschap omvatten, zodat het Agentschap de kwaliteit, consistentie en doeltreffendheid van het gemeenschappelijk Europees asielstelsel kan bevorderen. Het Agentschap moet het jaarlijks activiteitenverslag doorzenden aan de raad van bestuur, het Europees Parlement en de Raad.

De Commissie moet binnen drie jaar na de inwerkingtreding van deze verordening opdracht geven tot een evaluatie, en vervolgens om de vijf jaar, met name om de impact, de doeltreffendheid en de efficiëntie van het Agentschap en zijn werkmethoden te beoordelen. Bij de evaluatie moet de impact van het Agentschap op de praktische samenwerking inzake asielkwesties en de werking van het gemeenschappelijk Europees asielstelsel worden beoordeeld. De Commissie moet het evaluatieverslag samen met de conclusies die zij daaraan verbindt, doorzenden aan het Europees Parlement, de Raad en de raad van bestuur. De bevindingen van de evaluatie moeten openbaar worden gemaakt.

Toelichting bij de specifieke bepalingen van het voorstel

Bij Verordening (EU) nr. 439/2010 is het Europees Ondersteuningsbureau voor asielzaken (EASO) opgericht. In de verordening is vastgelegd dat het EASO de praktische samenwerking tussen de lidstaten moet versterken en operationele steun aan de lidstaten moet verlenen dan wel de verlening van dergelijke steun moet coördineren. Het EASO zou deze doelstellingen kunnen verwezenlijken door informatie-uitwisseling en het bundelen van beste praktijken mogelijk te maken, opleiding en herplaatsing te ondersteunen, activiteiten met betrekking tot de landen van herkomst te coördineren, steun te bieden voor de uitvoering en de externe aspecten van het gemeenschappelijk Europees asielstelsel, technische documenten over de uitvoering van de asielinstrumenten van de Unie op te stellen en operationele steun te bieden aan de lidstaten die onder bijzondere druk staan.

Dit voorstel bouwt voort op het huidige mandaat van het EASO en breidt het uit teneinde het EASO om te vormen tot een volwaardig agentschap dat over de noodzakelijke instrumenten beschikt voor: (1) het bevorderen van de praktische samenwerking en informatie-uitwisseling inzake asiel; (2) het bevorderen van het recht en de operationele normen van de Unie om een hoge mate van uniformiteit te garanderen bij de toepassing van het rechtskader inzake asiel; (3) het zorgen voor meer convergentie bij de beoordeling van de beschermingsbehoeften in de Unie; (4) het monitoren en beoordelen van de uitvoering van het gemeenschappelijk Europees asielstelsel; en (5) het verlenen van meer operationele en technische bijstand aan de lidstaten ten behoeve van het beheer van de asiel- en opvangstelsels, met name in geval van onevenredige druk. Om tot uitdrukking te brengen dat het mandaat van het Agentschap is uitgebreid, wordt voorgesteld de naam "EASO" te wijzigen in "Asielagentschap van de Europese Unie".

(1)Het bevorderen van de praktische samenwerking en informatie-uitwisseling inzake asiel

Dit aspect wordt behandeld in hoofdstuk 2 van het voorstel, dat betrekking heeft op de praktische samenwerking en informatie-uitwisseling tussen de lidstaten en met het Agentschap. In het voorstel wordt uiteengezet hoe het Agentschap zijn taken op het gebied van het faciliteren, coördineren en versterken van de praktische samenwerking en de informatie-uitwisseling tussen de lidstaten met betrekking tot de verschillende aspecten van asiel zal uitvoeren. Deze taken zijn niet volledig nieuw voor het Agentschap, aangezien het EASO nu al als taak heeft informatie-uitwisseling mogelijk te maken en de praktische samenwerking te bevorderen. Het EASO is tot op heden echter afhankelijk van de vrijwillige verstrekking van informatie door de lidstaten. Dit voorstel houdt een verplichting in voor het Agentschap en de lidstaten om samen te werken en informatie uit te wisselen.

Om als expertisecentrum te fungeren, zal het Agentschap eigen capaciteit moeten opbouwen voor het verzamelen en analyseren van informatie over de asielsituatie in de Unie en in derde landen voor zover die gevolgen kan hebben voor de Unie, en over de uitvoering van het gemeenschappelijk Europees asielstelsel. De analyse van de informatie inzake asiel moet het Agentschap in staat stellen de lidstaten meer duidelijkheid te verschaffen over de factoren die een rol spelen bij asielgerelateerde migratie naar en in de Unie, en is ook nuttig met het oog op vroegtijdige waarschuwing en paraatheid van de lidstaten. Hiervoor moet het Agentschap nauw samenwerken met de lidstaten, maar ook met andere relevante agentschappen van de Unie, de Europese Dienst voor extern optreden en internationale organisaties als het UNHCR.

De hervorming van het Dublinsysteem zal extra taken en verplichtingen meebrengen voor het Agentschap. Het is de aangewezen instantie om de lidstaten de noodzakelijke steun te bieden voor het toepassen en beheren van het corrigerend mechanisme.

Het Agentschap zal een belangrijke rol blijven spelen bij het ontwikkelen en het verstrekken van opleiding voor de leden van nationale overheidsdiensten, rechterlijke instanties en nationale diensten die in de lidstaten verantwoordelijk zijn voor asielzaken. Aangezien het eigen personeel van het Agentschap meer betrokken zal worden bij het bieden van operationele en technische bijstand, zal het Agentschap ook moeten voorzien in passende opleiding voor zijn eigen personeel. Bovendien moet het Agentschap erop toezien dat alle deskundigen die deelnemen aan de asielondersteuningsteams en de asielinterventiepool, vóór hun deelname aan de operationele activiteiten gespecialiseerde opleiding krijgen die relevant is voor hun taken en functies.

(2)Het zorgen voor meer convergentie bij de beoordeling van de beschermingsbehoeften in de Unie

In zijn conclusies van 21 april 2016 over convergentie tussen beslissingen in asielzaken 5 merkte de Raad op dat, hoewel het gemeenschappelijk Europees asielstelsel erop vooruit is gegaan, er tussen de lidstaten nog aanzienlijke verschillen zijn wat betreft de erkenningspercentages, de aard en de kwaliteit van de geboden internationale bescherming en de resultaten van de procedures in het algemeen. De Raad stelde dat het bijeenbrengen van informatie over landen van herkomst bij het EASO gestructureerder en gestroomlijnder moet verlopen, dat deze informatie betrekking moet hebben op alle belangrijke landen van herkomst en alle thematische kwesties, en dat daartoe meer middelen beschikbaar moeten worden gemaakt. Voorts riep de Raad het EASO ertoe op om op basis van gemeenschappelijke informatie over landen van herkomst bij te dragen tot de beleidsontwikkeling op EU-niveau.

Om voor meer convergentie te zorgen en de verschillen bij de beoordeling van verzoeken om internationale bescherming aan te pakken, belast het voorstel het Agentschap met de coördinatie van de maatregelen die de lidstaten nemen voor het bijdragen aan en ontwikkelen van een gemeenschappelijke analyse die informatie verschaft over de situatie in derde landen van herkomst, zoals uiteengezet in hoofdstuk 3 van het voorstel. Tot op heden moest het Agentschap activiteiten betreffende informatie over landen van herkomst organiseren, bevorderen en coördineren, onder meer door dergelijke informatie te analyseren. Het Agentschap zal deze taken blijven uitvoeren en zal bovendien de coördinatie garanderen van nationale initiatieven voor het verzamelen van informatie over landen van herkomst, door desbetreffende netwerken te creëren. Deze netwerken moeten worden gebruikt voor het uitwisselen en bijwerken van nationale verslagen en moeten fungeren als een systeem om specifieke feitelijke vragen in verband met verzoeken om internationale bescherming naar het Agentschap te sturen.

Een andere nieuwe taak voor het Agentschap bestaan erin de Commissie te helpen bij het regelmatig beoordelen van de situatie in derde landen die op de gemeenschappelijke EU-lijst van veilige landen van herkomst staan. Wanneer wordt overwogen een derde land toe te voegen aan deze lijst, kan de Commissie het Agentschap om informatie over dat land verzoeken.

(3)Het bevorderen van het recht en de operationele normen van de Unie inzake asiel

Hoofdstuk 4 van het voorstel heeft betrekking op operationele normen, richtsnoeren en beste praktijken. Op grond van het huidige mandaat van het EASO kan het Agentschap technische documenten over de toepassing van de asielinstrumenten aannemen. Het voorstel maakt een onderscheid tussen de verschillende soorten technische documenten die het Agentschap kan aannemen. Het zal op eigen initiatief of op verzoek van de Commissie operationele normen inzake de uitvoering van de asielinstrumenten van de Unie ontwikkelen, evenals indicatoren voor het monitoren van de naleving van deze normen. Het zal ook richtsnoeren en beste praktijken met betrekking tot de uitvoering van de asielinstrumenten van de Unie kunnen ontwikkelen. Wanneer de lidstaten steun nodig hebben voor de toepassing van deze operationele normen, richtsnoeren en beste praktijken, dan kunnen zij het Agentschap om de nodige deskundigheid of operationele en technische bijstand verzoeken.

(4)Het monitoren en beoordelen van de uitvoering van het gemeenschappelijk Europees asielstelsel

Hoofdstuk 5 van het voorstel voorziet in een nieuwe taak voor het Agentschap, namelijk alle aspecten van het gemeenschappelijk Europees asielstelsel, met name de asielprocedures, het Dublinsysteem, de erkenningspercentages en de kwaliteit en aard van de geboden internationale bescherming te monitoren en te beoordelen, alsook de naleving van de operationele normen en richtsnoeren te monitoren, de asiel- en opvangstelsels te controleren en na te gaan of de lidstaten over voldoende capaciteit beschikken om deze stelsels doeltreffend te beheren, met name in situaties van onevenredige druk. Deze monitoring moet ervoor zorgen dat enerzijds de tekortkomingen in de werking van het gemeenschappelijk Europees asielstelsel zo vroeg mogelijk worden aangepakt om het ordelijke beheer van de asiel- en opvangstelsels te garanderen, en anderzijds de lidstaten over de nodige instrumenten beschikken om situaties van onevenredige druk goed aan te pakken.

In artikel 13 wordt het toepassingsgebied van het monitorings- en beoordelingsmechanisme vastgesteld en in artikel 14 wordt de procedure voor deze exercitie uiteengezet. Het Agentschap kan zijn beoordeling baseren op de informatie die de lidstaten verstrekken, zijn eigen analyse van informatie over de asielsituatie, bezoeken ter plaatse en aselecte controle van specifieke zaken. De monitoringexercitie kan worden geprogrammeerd per lidstaat of op basis van thematische of specifieke aspecten van de asielstelsels. Het Agentschap zal teams opzetten van deskundigen van het Agentschap en van de Commissie, die de monitoringexercitie verrichten en een ontwerpverslag met hun bevindingen opstellen. De raad van bestuur keurt het verslag goed, rekening houdend met de opmerkingen van de betrokken lidstaat, en zendt het door naar de Commissie. Tezelfdertijd dient de uitvoerend directeur, na overleg met de Commissie, bij de betrokken lidstaat ontwerpaanbevelingen in met betrekking tot de opmerkingen van de lidstaat. De ontwerpaanbevelingen moeten vermelden welke maatregelen nodig zijn om de in het monitoringverslag vastgestelde tekortkomingen te verhelpen. De raad van bestuur keurt de aanbevelingen goed en verzoekt de lidstaat een actieplan in te dienen om de aanbevelingen binnen een uiterste termijn van negen maanden uit te voeren.

Artikel 15 betreft situaties waarin de betrokken lidstaat na deze termijn nog steeds niet voor naleving heeft gezorgd en de tekortkomingen zo ernstig zijn dat de goede werking van het gemeenschappelijk Europees asielstelsel in gevaar is. De Commissie gaat in dat geval over tot een eigen beoordeling van het actieplan en van de ernst van de tekortkomingen. Zij doet vervolgens aanbevelingen en kan indien nodig vaststellen welke maatregelen het Agentschap moet nemen ter ondersteuning van de lidstaat. De lidstaat moet aan de Commissie verslag uitbrengen over de stand van zaken van de uitvoering van de aanbevelingen. Als na de termijn die voor de uitvoering van de aanbevelingen is vastgelegd, de lidstaat nog steeds niet voor naleving heeft gezorgd, kan de Commissie verder optreden door het Agentschap te verzoeken in actie te komen en de lidstaat te ondersteunen/tussenbeide te komen.

(5)Het bieden van meer operationele en technische bijstand aan de lidstaten

Een belangrijke taak van het EASO bestaat erin de lidstaten technische bijstand te bieden, met name met betrekking tot tolkdiensten, informatie over de landen van herkomst en de behandeling en het beheer van asielzaken, door asielondersteuningsteams uit te zenden. De lidstaten behielden hun autonomie met betrekking tot het gevraagde aantal deskundigen, hun profielen en de duur van hun inzet.

Hoofdstuk 6 van het voorstel voorziet in een aanzienlijke uitbreiding van de rol en functies van het Agentschap wat operationele en technische bijstand betreft, die vergelijkbaar is met wat de Commissie heeft voorgesteld voor de Europese grens- en kustwacht 6 . In het voorstel wordt duidelijk uiteengezet welke operationele en technische maatregelen het Agentschap op verzoek van de lidstaten kan organiseren en coördineren. Het kan onder meer gaan om het faciliteren van het onderzoek van verzoeken om internationale bescherming die in behandeling zijn bij de verantwoordelijke nationale autoriteiten. In dat geval moeten in het operationele plan gedetailleerde regelingen worden vastgesteld en een duidelijke taakomschrijving en verwijzing naar de toepasselijke wetgeving worden opgenomen.

Het Agentschap zal asielondersteuningsteams inzetten die operationele en technische bijstand bieden aan de lidstaten. De teams zullen bestaan uit deskundigen van de lidstaten of deskundigen die de lidstaten naar het Agentschap hebben gedetacheerd, en deskundigen die tot het eigen personeel van het Agentschap behoren. Wanneer de asiel- en opvangstelsels onder onevenredige druk staan die gepaard gaat met uitzonderlijk grote en dringende behoeften, zal het Agentschap een reeks operationele en technische maatregelen organiseren en coördineren. Dit kan gebeuren op verzoek van een lidstaat of op initiatief van het Agentschap. Wanneer ondanks de onevenredige druk er geen verzoek om steun komt, de door het Agentschap aangeboden bijstand niet wordt aanvaard of de lidstaat onvoldoende maatregelen neemt, en de goede werking van het gemeenschappelijk Europees asielstelsel daardoor in het gedrang komt, kan de Commissie door middel van een uitvoeringshandeling een besluit aannemen waarbij één of meerdere operationele maatregelen worden vastgesteld die het Agentschap moet nemen ter ondersteuning van de betrokken lidstaat. Ten dien einde zal het Agentschap een asielinterventiepool opzetten met een reserve van niet minder dan 500 deskundigen van de lidstaten.

Over het aantal deskundigen in de asielondersteuningsteams en de profielen van de deskundigen beslist de raad van bestuur op voorstel van de uitvoerend directeur. Gezien het toenemend aantal kinderen en niet-begeleide kinderen onder de migranten en asielzoekers, is het belangrijk dat er ook kinderbeschermingsdeskundigen deel uitmaken van de teams. De duur van de inzet wordt bepaald door de lidstaat van herkomst, maar om de continuïteit van de inzet te garanderen, wordt voorgesteld een minimale duur van 30 dagen vast te stellen. Wat de asielinterventiepool betreft, zal de raad van bestuur op voorstel van de uitvoerend directeur beslissen over de profielen van de deskundigen en over het aandeel van iedere lidstaat in de reserve die minimaal 500 deskundigen moet tellen. De inzet van deskundigen van de asielinterventiepool is verplicht voor de lidstaten en de lidstaten kunnen zich niet beroepen op een uitzonderlijke situatie waardoor de uitvoering van nationale taken aanzienlijk in het gedrang zou kunnen komen. Het Agentschap kan ook deskundigen die tot het eigen personeel behoren inzetten om het uitzenden van deskundigen van de asielinterventiepool te bevorderen.

Verordening (EU) nr. XXX/XXX voorziet in het opzetten van ondersteuningsteams voor migratiebeheer in hotspotgebieden die gekenmerkt worden door gemengde migratiestromen. De ondersteuningsteams voor migratiebeheer worden samengesteld uit deskundigen en functionarissen die worden uitgezonden door en via verschillende agentschappen van de Unie, waaronder het Asielagentschap van de Europese Unie. De operationele en technische versterking die kan worden geboden door de asielondersteuningsteams of door de deskundigen die worden ingezet uit de asielinterventiepool, kan betrekking hebben op onder meer de screening van onderdanen van derde landen, de registratie van verzoeken om internationale bescherming, de behandeling van deze verzoeken indien de lidstaat daarom vraagt, en het verstrekken van informatie en specifieke bijstand aan verzoekers of potentiële verzoekers die in aanmerking zouden kunnen komen voor herplaatsing.

De deskundigen die deel uitmaken van de asielondersteuningsteams of worden ingezet uit de asielinterventiepool, moeten nationale en Europese databanken kunnen raadplegen om hun taken doeltreffend uit te voeren en de lidstaten te ondersteunen. Te dien einde is in het voorstel bepaald dat de lidstaten de deskundigen toegang moeten verlenen tot de Europese databanken en dat de lidstaten over de mogelijkheid moeten beschikken raadpleging van de nationale databanken toe te staan overeenkomstig het nationale recht en het recht van de Unie inzake toegang tot en raadpleging van deze databanken.

Om een adequate en efficiënte coördinatie op het terrein te garanderen, wordt met het voorstel het "contactpunt bij de Unie" omgevormd tot een coördinerend functionaris van het Agentschap. Zijn taak is vergelijkbaar met die van de coördinerend functionaris die betrokken is bij de operaties die worden gecoördineerd door het Europees Agentschap voor het beheer van de operationele samenwerking aan de buitengrenzen van de lidstaten van de Europese Unie. De rol van de coördinerend functionaris bestaat erin de samenwerking en coördinatie tussen de gastlidstaat en de deelnemende lidstaten te bevorderen. De coördinerend functionaris ontvangt uitsluitend instructies van het Agentschap en moet verantwoording afleggen aan de uitvoerend directeur wanneer het operationele plan niet naar behoren wordt uitgevoerd.

Aangezien het Agentschap eigen deskundigen zal inzetten voor de asielondersteuningsteams, voorziet het voorstel naast de interventiepool ook in de mogelijkheid voor het Agentschap om eigen technische uitrusting aan te schaffen of te leasen. Dit doet geen afbreuk aan de verplichting voor de lidstaten om het Agentschap de faciliteiten en uitrusting ter beschikking te stellen die het nodig heeft om operationele en technische bijstand te kunnen bieden, en de betrokken uitrusting moet een aanvulling zijn op die welke door andere agentschappen van de Unie ter beschikking wordt gesteld.

(6)Overige aspecten

Hoofdstuk 7 van het voorstel bevat bepalingen inzake de bescherming van persoonsgegevens, waarbij het Agentschap een mandaat wordt gegeven voor de verwerking van persoonsgegevens. De verwerking van persoonsgegevens door het Agentschap wordt beperkt tot wat noodzakelijk is voor het verlenen van operationele en technische bijstand, het faciliteren van de informatie-uitwisseling met de lidstaten en andere agentschappen van de Unie, met name in de context van de ondersteuningsteams voor migratiebeheer, en het analyseren van informatie over de asielsituatie. Het Agentschap zal in samenwerking met het Europees Agentschap voor het operationeel beheer van grootschalige IT-systemen op het gebied van vrijheid, veiligheid en recht (eu-LISA) ook een informatiesysteem ontwikkelen en beheren waarmee gerubriceerde informatie kan worden uitgewisseld.

In hoofdstuk 8 komt de samenwerking van het Agentschap met Denemarken en geassocieerde landen, derde landen, andere organen van de Unie en internationale organisaties, met name het UNHCR, aan bod. De desbetreffende aspecten zijn niet volledig nieuw, aangezien de samenwerking met belanghebbenden ook een belangrijk aspect van het huidige mandaat van het EASO is.

De belangrijkste wijziging in dit hoofdstuk betreft artikel 35, inzake de samenwerking met derde landen, dat nu beter gestructureerd is en uitdrukkelijker voorziet in mogelijkheden voor samenwerking tussen het Agentschap en derde landen. Artikel 35 bepaalt dat het Agentschap niet alleen de informatie-uitwisseling, maar ook de operationele samenwerking tussen de lidstaten en derde landen zal coördineren, en dat ambtenaren van derde landen kunnen worden uitgenodigd om als waarnemer op te treden bij de operationele activiteiten van het Agentschap. Met betrekking tot hervestiging zal het Agentschap verder de informatie-uitwisseling en andere activiteiten van de lidstaten coördineren, waaronder regelingen die op het niveau van de Europese Unie worden uitgevoerd. Het Agentschap zal ook kunnen deelnemen aan de uitvoering van internationale overeenkomsten die de Unie met derde landen heeft gesloten.

Hoofdstuk 9 betreft de organisatie van het Agentschap. Dit hoofdstuk weerspiegelt de huidige organisatie van het EASO en is in overeenstemming met de gemeenschappelijke aanpak voor gedecentraliseerde agentschappen, die het Europees Parlement, de Raad en de Commissie zijn overeengekomen. Het verschil ten opzichte van de huidige structuur bestaat erin dat het voorstel voorziet in de functie van een plaatsvervangend uitvoerend directeur, aangezien de taken van het Agentschap aanzienlijk worden uitgebreid en het personeelsbestand tot 2020 sterk zal toenemen. Een ander verschil ten opzichte van de huidige organisatie heeft te maken met het adviesforum. Het forum moet losstaan van het Agentschap en zal derhalve niet langer wordt voorgezeten door de uitvoerend directeur. Het forum moet de uitvoerend directeur en de raad van bestuur bijstaan met betrekking tot asielkwesties.

Hoofdstuk 10 bevat de financiële bepalingen en hoofdstuk 11 bevat algemene bepalingen. Op grond van de financiële bepalingen kan het Agentschap subsidies toekennen. De algemene bepalingen komen overeen met die van de bestaande verordening. Hoofdstuk 12 bevat de slotbepalingen. Nieuw in dit hoofdstuk is het artikel over de comitéprocedure, dat het voor de Commissie mogelijk moet maken om op grond van dit voorstel uitvoeringshandelingen aan te nemen. Dit laatste hoofdstuk betreft de verplichting voor het Agentschap om jaarlijks verslag uit te brengen over zijn activiteiten, en de evaluatie en beoordeling van het Agentschap.

2016/0131 (COD)

Voorstel voor een

VERORDENING VAN HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD

inzake het Asielagentschap van de Europese Unie en tot intrekking van Verordening (EU) nr. 439/2010

HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie, en met name artikel 78, leden 1 en 2,

Gezien het voorstel van de Europese Commissie,

Na toezending van het ontwerp van wetgevingshandeling aan de nationale parlementen,

Handelend volgens de gewone wetgevingsprocedure,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)Het doel van het asielbeleid van de Unie bestaat erin een gemeenschappelijk Europees asielstelsel (CEAS) te ontwikkelen en tot stand te brengen, dat in overeenstemming is met de waarden en de humanitaire traditie van de Europese Unie en waaraan het beginsel van solidariteit en billijke verdeling van de verantwoordelijkheid ten grondslag ligt.

(2)Het gemeenschappelijk Europees asielstelsel is gebaseerd op gemeenschappelijke minimumnormen voor asielprocedures, erkenning en bescherming op Unieniveau, opvangvoorzieningen en een systeem voor het bepalen van de lidstaat die verantwoordelijk is voor de asielzoekers. Hoewel al vooruitgang is geboekt op het gebied van het gemeenschappelijk Europees asielstelsel, zijn er tussen de lidstaten nog aanzienlijke verschillen wat betreft het verlenen van internationale bescherming en de vorm van de verleende bescherming. Deze verschillen moeten worden aangepakt door meer lijn te brengen in de behandeling van verzoeken om internationale bescherming en door een hoog en uniform niveau van toepassing van het Unierecht in de Unie te garanderen.

(3)In haar mededeling van 6 april 2016 heeft de Commissie de mogelijkheden uiteengezet om het gemeenschappelijk Europees asielstelsel te verbeteren. Het gaat met name om het tot stand brengen van een duurzaam en billijk stelsel voor het vaststellen van de voor asielzoekers verantwoordelijke lidstaat, het verbeteren van het Eurodac-systeem, het zorgen voor grotere convergentie van het EU-asielsysteem, het voorkomen van secundaire bewegingen binnen de EU en het vaststellen van een versterkt mandaat voor het Europees Ondersteuningsbureau voor asielzaken. De mededeling is in lijn met de oproep van de Europese Raad van 18 februari 2016 om vooruitgang te boeken wat betreft de hervorming van het bestaande EU-kader teneinde een humaan en efficiënt asielbeleid te garanderen. Voorts worden in de mededeling vervolgstappen voorgesteld overeenkomstig de holistische aanpak van migratie die het Europees Parlement heeft uiteengezet in zijn initiatiefverslag van 12 april 2016.

(4)Het Europees Ondersteuningsbureau voor asielzaken werd opgericht bij Verordening (EU) nr. 439/2010 van het Europees Parlement en de Raad 7 en is zijn werkzaamheden op 1 februari 2011 begonnen. Het Europees Ondersteuningsbureau voor asielzaken heeft de praktische samenwerking tussen de lidstaten inzake asielkwesties bevorderd en heeft de lidstaten geholpen bij het voldoen aan hun verplichtingen uit hoofde van het gemeenschappelijk Europees asielstelsel. Het biedt ook steun aan lidstaten waarvan de asiel- en opvangstelsels onder bijzondere druk staan. De rol en functie ervan dienen echter verder te worden versterkt, teneinde niet alleen de praktische samenwerking van de lidstaten te ondersteunen, maar ook te zorgen voor versterking en aanvulling van de asiel- en opvangstelsels van de lidstaten.

(5)Gezien de structurele zwaktes van het gemeenschappelijk Europees asielstelsel, die duidelijk aan het licht zijn gekomen door de grootschalige en ongecontroleerde aankomst van migranten en asielzoekers in de Unie, en de behoefte aan een efficiënte, hoogwaardige en uniforme toepassing van het asielrecht van de Unie in de lidstaten, moeten de uitvoering en de werking van het gemeenschappelijk Europees asielstelsel worden bevorderd, door voort te bouwen op de werkzaamheden van het Europees Ondersteuningsbureau voor asielzaken en het om te vormen tot een volwaardig agentschap dat verantwoordelijk is voor het faciliteren van het gemeenschappelijk Europees asielstelsel en voor het verbeteren van de werking ervan, het bevorderen van een duurzame en billijke verdeling van de verzoeken om internationale bescherming, het zorgen voor convergentie bij de beoordeling van de verzoeken om internationale bescherming in de Unie en het monitoren van de operationele en technische toepassing van het recht van de Unie.

(6)De taken van het Europees Ondersteuningsbureau voor asielzaken moeten worden uitgebreid, en dienovereenkomstig moet de naam van het bureau worden gewijzigd in Asielagentschap van de Europese Unie. Het Agentschap moet een expertisecentrum zijn, met als belangrijkste taken het bevorderen van de praktische samenwerking en informatie-uitwisseling tussen de lidstaten inzake asiel, het bevorderen van het Unierecht en operationele normen om een hoge mate van uniformiteit te garanderen wat betreft asielprocedures, opvangvoorzieningen en de beoordeling van de beschermingsbehoeften in de Unie, het monitoren van de operationele en technische toepassing van het recht en de normen van de Unie inzake asiel, het ondersteunen van het Dublinsysteem en het bieden van extra operationele en technische bijstand aan lidstaten voor het beheer van de asiel- en opvangstelsels, met name wanneer deze onder onevenredige druk staan.

(7)Het Asielagentschap van de Europese Unie moet nauw samenwerken met de asielinstanties van de lidstaten, met de nationale migratie- en asieldiensten of andere diensten, daarbij gebruikmakend van de capaciteit en de deskundigheid van deze diensten, alsook met de Commissie. De lidstaten moeten samenwerken met het Agentschap om het zijn mandaat te kunnen laten vervullen. Het is van belang dat het Agentschap en de lidstaten te goeder trouw handelen en snel en nauwgezet informatie uitwisselen. Bij het verstrekken van statistische gegevens moeten steeds de technische en methodologische specificaties van Verordening (EG) nr. 862/2007 in acht worden genomen 8 .

(8)Het Asielagentschap van de Europese Unie moet informatie over de asielsituatie in de Unie verzamelen en analyseren, en over de asielsituatie in derde landen voor zover die gevolgen kan hebben voor de Unie. Dit moet het Agentschap in staat stellen de lidstaten meer duidelijkheid te verschaffen over de factoren die een rol spelen bij asielgerelateerde migratie naar en in de Unie, en is ook nuttig met het oog op vroegtijdige waarschuwing en paraatheid van de lidstaten.

(9)Met betrekking tot de hervorming van het Dublinsysteem moet het Asielagentschap van de Europese Unie de lidstaten de noodzakelijke ondersteuning bieden, met name door het corrigerend mechanisme uit te voeren en te beheren.

(10)Het Asielagentschap van de Europese Unie moet de lidstaten helpen bij de opleiding van deskundigen van alle nationale overheidsdiensten, rechterlijke instanties en nationale diensten die verantwoordelijk zijn voor asielkwesties, onder meer door een gemeenschappelijke basiscurriculum te ontwikkelen. Voorts moet het Agentschap erop toezien dat alle deskundigen die deelnemen aan de asielondersteuningsteams of deel uitmaken van de asielinterventiepool, vóór hun deelname aan operationele activiteiten van het Agentschap gespecialiseerde opleiding krijgen.

(11)Het Asielagentschap van de Europese Unie moet zorgen voor een meer gestructureerde en gestroomlijnde productie van informatie over landen van herkomst op het niveau van de Europese Unie. Om overlapping te voorkomen en synergie met de nationale verslagen tot stand te brengen, moet het Agentschap informatie verzamelen en verslagen met informatie over landen van herkomst opstellen met gebruikmaking van Europese netwerken inzake informatie over landen van herkomst. Voorts moet het Agentschap, om voor meer convergentie te zorgen bij het onderzoek van verzoeken om internationale bescherming en wat betreft de aard en de kwaliteit van de geboden bescherming, samen met de lidstaten aan een gemeenschappelijke analyse werken die informatie verschaft over de situatie in specifieke landen van herkomst.

(12)De gemeenschappelijke EU-lijst van veilige landen van herkomst die bij Verordening (EU) nr. XXX/XXX 9 is vastgelegd, moet regelmatig door de Commissie worden getoetst. Het Agentschap moet, gezien zijn deskundigheid op dit gebied, de Commissie daarbij helpen. Ook moet het de Commissie op haar verzoek informatie verstrekken over specifieke derde landen die op de gemeenschappelijke EU-lijst van veilige landen zouden kunnen worden opgenomen, evenals over derde landen die als veilige landen van herkomst of veilige derde landen zijn aangemerkt of waarop de lidstaten de concepten van veilig derde land, eerste land van asiel of Europees veilig derde land toepassen.

(13)Om een hoge mate van uniformiteit te garanderen wat betreft de asielprocedures, de opvangvoorzieningen en de beoordeling van de beschermingsbehoeften in de Unie, moet het Agentschap activiteiten ter bevordering van het Unierecht organiseren en coördineren. Daartoe moet het Agentschap de lidstaten helpen door operationele normen en indicatoren voor het monitoren van de naleving van deze normen te ontwikkelen. Het Agentschap moet ook richtsnoeren inzake asielkwesties ontwikkelen en de uitwisseling van beste praktijken tussen de lidstaten bevorderen.

(14)Het Asielagentschap van de Europese Unie moet, in nauwe samenwerking met de Commissie en zonder afbreuk te doen aan de verantwoordelijkheid van de Commissie als hoedster van de Verdragen, een mechanisme instellen voor het monitoren en het beoordelen van de uitvoering van het gemeenschappelijk Europees asielstelsel en de naleving van de operationele normen, richtsnoeren en beste praktijken inzake asiel, en voor het controleren van de werking van de asiel- en opvangstelsels van de lidstaten. De monitoring en beoordeling moeten alomvattend zijn en moeten in het bijzonder gebaseerd worden op de informatie die de lidstaten verstrekken, analyse van informatie over de asielsituatie door het Agentschap, bezoeken ter plaatse en aselecte controle van specifieke zaken. Het Agentschap moet over zijn bevindingen verslag uitbrengen aan de raad van bestuur, die vervolgens het verslag moet goedkeuren. De uitvoerend directeur moet na overleg met de Commissie ontwerpaanbevelingen voor de betrokken lidstaat opstellen, waarin de maatregelen worden uiteengezet die noodzakelijk zijn om de ernstige tekortkomingen aan te pakken; deze moeten vervolgens door de raad van bestuur als aanbevelingen worden goedgekeurd.

(15)Aan de aanbevelingen moet follow-up worden gegeven op basis van een actieplan dat de lidstaat in kwestie opstelt. Als de lidstaat niet binnen de gestelde termijn de nodige maatregelen neemt om uitvoering te geven aan de aanbevelingen, en de tekortkomingen in de asiel- en opvangstelsels van dien aard zijn dat zij de werking van het gemeenschappelijk Europees asielstelsel in gevaar brengen, dan moet de Commissie op basis van een eigen beoordeling van de uitvoering van het actieplan en de ernst van de tekortkomingen aanbevelingen aan deze lidstaat aannemen waarin de maatregelen worden uiteengezet die nodig zijn om de ernstige tekortkomingen te verhelpen. De Commissie moet mogelijk bezoeken ter plaatse aan de lidstaat organiseren om de uitvoering van het actieplan te controleren. Waar nodig moet de Commissie ook bepalen welke maatregelen het Agentschap moet nemen ter ondersteuning van die lidstaat. Als de lidstaat er gedurende een bepaalde periode niet in slaagt voor naleving te zorgen, kan de Commissie verder optreden door het Agentschap te verzoeken in actie te komen en de lidstaat te ondersteunen.

(16)Om de goede werking van het gemeenschappelijk Europees asielstelsel te faciliteren en te bevorderen en de lidstaten te helpen bij het voldoen aan hun verplichtingen in het kader van het gemeenschappelijk Europees asielstelsel, moet het Asielagentschap van de Europese Unie de lidstaten operationele en technische bijstand bieden, met name wanneer hun asiel- en opvangstelsels onder onevenredige druk staan. Het Agentschap moet, op basis van een operationeel plan, de noodzakelijke operationele en technische bijstand bieden door asielondersteuningsteams in te zetten die bestaan uit deskundigen die tot het personeel van het Agentschap behoren, deskundigen van de lidstaten of deskundigen die de lidstaten naar het Agentschap hebben gedetacheerd. Deze teams moeten de lidstaten met operationele en technische maatregelen bijstaan, onder meer door het ter beschikking stellen van deskundigheid inzake de identificatie en registratie van onderdanen van derde landen, tolkdiensten, informatie over landen van herkomst en de behandeling en het beheer van asielzaken, alsmede door de nationale autoriteiten die verantwoordelijk zijn voor de behandeling van verzoeken om internationale bescherming te helpen en ondersteuning voor herplaatsing te bieden. De regeling voor de asielondersteuningsteams moet in deze verordening worden neergelegd, om te waarborgen dat zij daadwerkelijk inzetbaar zijn.

(17)Wanneer de asiel- en opvangstelsels van een lidstaat onder onevenredige druk staan die gepaard gaat met uitzonderlijk grote en dringende behoeften, moet het Asielagentschap van de Europese Unie die lidstaat op verzoek van die lidstaat of op eigen initiatief bijstand bieden door een uitgebreide reeks maatregelen te nemen, bijvoorbeeld door deskundigen van de asielinterventiepool in te zetten. Om de beschikbaarheid van deze deskundigen te garanderen en hun onmiddellijke inzet mogelijk te maken, moet een asielinterventiepool worden opgezet met een reserve van niet minder dan 500 deskundigen van de lidstaten. Het Agentschap moet zelf kunnen optreden ter ondersteuning van een lidstaat wanneer ondanks de onevenredige druk de betrokken lidstaat niet om passende steun van het Agentschap verzoekt of onvoldoende maatregelen neemt om de druk aan te pakken, waardoor de asiel- en opvangstelsels niet doeltreffend functioneren en de werking van het gemeenschappelijk Europees asielstelsel in gevaar komt. Als een lidstaat wordt geconfronteerd met een onevenredig aantal verzoeken om internationale bescherming, zou dat kunnen wijzen op onevenredige druk.

(18)Om ervoor te zorgen dat de asielondersteuningsteams of de deskundigen die worden ingezet uit de asielinterventiepool hun taken doeltreffend met de noodzakelijke middelen kunnen uitvoeren, moet het Asielagentschap van de Europese Unie over de mogelijkheid beschikken eigen technische uitrusting aan te schaffen of te leasen. Dit mag evenwel geen afbreuk doen aan de verplichting voor de lidstaten om het Agentschap de faciliteiten en uitrusting ter beschikking te stellen die het nodig heeft om de noodzakelijke operationele en technische bijstand te kunnen bieden. Voor elke aanschaf of leasing van uitrusting moet het Agentschap vooraf een grondige behoefteanalyse en kosten-batenanalyse verrichten.

(19)Het Asielagentschap van de Europese Unie moet ten behoeve van lidstaten waarvan de asiel- en opvangstelsels, met name als gevolg van hun ligging of demografische situatie, onder specifieke en onevenredige druk staan, bijdragen tot solidariteit in de Unie, de hervestiging van personen die internationale bescherming genieten, bevorderen en erop toezien dat de asiel- en opvangstelsels niet worden misbruikt.

(20)Op bepaalde als "hotspots" bekend staande delen van de buitengrenzen, waar de lidstaten een onevenredige migratiedruk ondervinden als gevolg van een sterke gemengde instroom van migranten, moeten de lidstaten kunnen rekenen op extra operationele en technische versterking door ondersteuningsteams voor migratiebeheer, bestaande uit deskundigen van de lidstaten die worden ingezet via het Asielagentschap van de Europese Unie, het Europees Agentschap voor het beheer van de operationele samenwerking aan de buitengrenzen van de lidstaten van de Europese Unie en Europol of andere relevante agentschappen van de Unie, alsook deskundigen die tot het personeel behoren van het Asielagentschap van de Europese Unie en het Europees Agentschap voor het beheer van de operationele samenwerking aan de buitengrenzen van de lidstaten van de Europese Unie. Het Agentschap moet zijn activiteiten in de ondersteuningsteams voor migratiebeheer coördineren met de Commissie en andere relevante agentschappen van de Unie.

(21)In het kader van zijn opdracht en voor zover dit voor de vervulling van zijn taken nodig is, moet het Asielagentschap van de Europese Unie, op terreinen die onder deze verordening vallen, samenwerken met instellingen, organen en instanties van de Unie, en met name met het Europees Agentschap voor het beheer van de operationele samenwerking aan de buitengrenzen van de lidstaten van de Europese Unie en het Bureau van de Europese Unie voor de grondrechten, in het kader van werkafspraken die overeenkomstig het Unierecht en beleid tot stand zijn gekomen. Deze werkafspraken moeten vooraf door de Commissie worden goedgekeurd.

(22)Het Asielagentschap van de Europese Unie moet samenwerken met het Europees migratienetwerk dat is opgezet bij Beschikking 2008/381/EG van de Raad 10 , om synergie te waarborgen en overlapping van werkzaamheden te vermijden.

(23)Het Asielagentschap van de Europese Unie moet op terreinen die onder deze verordening vallen samenwerken met internationale organisaties, en met name met de Hoge Commissaris van de Verenigde Naties voor de vluchtelingen (UNHCR), in het kader van werkafspraken, om gebruik te kunnen maken van hun deskundigheid en steun. Daartoe moet de rol van de UNHCR en van de andere internationale organisaties op dit gebied ten volle worden erkend en moeten deze organisaties bij de werkzaamheden van het Agentschap worden betrokken. De werkafspraken moeten vooraf door de Commissie worden goedgekeurd.

(24)Het Asielagentschap van de Europese Unie moet de operationele samenwerking tussen de lidstaten faciliteren op terreinen die onder deze verordening vallen. Het moet ook samenwerken met de autoriteiten van derde landen in het kader van werkafspraken die vooraf door de Commissie worden goedgekeurd. Het Agentschap moet handelen overeenkomstig het Uniebeleid inzake externe betrekkingen en mag in geen geval een autonoom extern beleid ontwikkelen. Bij de samenwerking met derde landen moeten het Agentschap en de lidstaten normen en maatstaven in acht nemen die ten minste gelijkwaardig zijn aan die welke in de Uniewetgeving zijn vastgelegd, ook wanneer de samenwerking met derde landen op het grondgebied van die landen plaatsvindt.

(25)Het Asielagentschap van de Europese Unie moet een nauwe dialoog onderhouden met het maatschappelijk middenveld, teneinde informatie uit te wisselen en kennis op het gebied van asiel te bundelen. Het Agentschap moet een adviesforum oprichten dat fungeert als mechanisme voor het uitwisselen van informatie en het delen van kennis. Het adviesforum moet de uitvoerend directeur en de raad van bestuur bijstaan op terreinen die onder deze verordening vallen.

(26)Deze verordening is in overeenstemming met de grondrechten en de beginselen die met name in het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie zijn erkend. Alle activiteiten van het Asielagentschap van de Europese Unie moeten plaatsvinden met volledige eerbiediging van deze grondrechten en beginselen, waaronder het recht op asiel, de bescherming tegen refoulement, de eerbiediging van het privéleven en van het familie- en gezinsleven, de bescherming van persoonsgegevens en het recht op een doeltreffende voorziening in rechte en op een onpartijdig gerecht. De rechten van het kind en de speciale behoeften van kwetsbare personen moeten altijd in aanmerking worden genomen.

(27)De Commissie en de lidstaten moeten in de raad van bestuur van het Asielagentschap van de Europese Unie vertegenwoordigd zijn met het oog op de uitoefening van politiek en beleidstoezicht op de werkzaamheden ervan. Voor zover mogelijk moet deze raad van bestuur bestaan uit de operationele hoofden van de asieldiensten van de lidstaten, of hun vertegenwoordigers. De raad van bestuur moet beschikken over de noodzakelijke bevoegdheden, met name om de begroting vast te stellen, de uitvoering van de begroting te verifiëren, passende financiële voorschriften vast te stellen, transparante werkprocedures voor de besluitvorming door het Agentschap tot stand te brengen en de uitvoerend directeur en zijn plaatsvervanger te benoemen. Het bestuur en de werking van het Agentschap moeten in overeenstemming zijn met de beginselen van de gemeenschappelijke aanpak voor de gedecentraliseerde agentschappen van de Europese Unie, die op 19 juli 2012 door het Europees Parlement, de Raad en de Europese Commissie is goedgekeurd.

(28)Om uniforme voorwaarden voor de uitvoering van deze verordening te waarborgen, met name in situaties die urgente actie aan de buitengrenzen vereisen, moeten aan de Commissie uitvoeringsbevoegdheden worden verleend. Die bevoegdheden moeten worden uitgeoefend overeenkomstig Verordening (EU) nr. 182/2011 van het Europees Parlement en de Raad. 11

(29)Het Asielagentschap van de Europese Unie moet met betrekking tot operationele en technische aangelegenheden onafhankelijk en juridisch, bestuurlijk en financieel autonoom zijn. Te dien einde is het noodzakelijk en gepast dat het Agentschap een orgaan van de Unie is dat rechtspersoonlijkheid bezit en de uitvoeringsbevoegdheden uitoefent die het bij deze verordening worden toegekend.

(30)Om de autonomie van het Asielagentschap van de Europese Unie te waarborgen, moet aan het Agentschap een eigen begroting worden toegekend die hoofdzakelijk wordt bekostigd met een bijdrage van de Unie. Overeenkomstig punt 31 van het Interinstitutioneel Akkoord van 2 december 2013 tussen het Europees Parlement, de Raad en de Commissie betreffende de begrotingsdiscipline, de samenwerking in begrotingszaken en een goed financieel beheer moet over de financiering van het Agentschap overeenstemming worden bereikt door de begrotingsautoriteit 12 . De begrotingsprocedure van de Unie moet van toepassing zijn op de bijdrage van de Unie en andere subsidies die ten laste komen van de algemene begroting van de Europese Unie. De controle van de rekeningen moet worden verricht door de Rekenkamer.

(31)De financiële middelen die overeenkomstig deze verordening door het Agentschap ter beschikking worden gesteld in de vorm van subsidies en delegatieovereenkomsten of via contracten mogen niet leiden tot dubbele financiering waarbij ook andere nationale, Europese of internationale middelen worden verkregen.

(32)Gedelegeerde Verordening (EU) nr. 1271/2013 van de Commissie van 30 september 2013 houdende de financiële kaderregeling van de organen, bedoeld in artikel 208 van Verordening (EU, Euratom) nr. 966/2012 van het Europees Parlement en de Raad (PB L 328 van 7.12.2013, blz. 42) moet van toepassing zijn op het Asielagentschap van de Europese Unie.

(33)Verordening (EU, Euratom) nr. 883/2013 van het Europees Parlement en de Raad 13 moet zonder beperkingen van toepassing zijn op het Asielagentschap van de Europese Unie, dat moet toetreden tot het Interinstitutioneel Akkoord van 25 mei 1999 tussen het Europees Parlement, de Raad van de Europese Unie en de Commissie van de Europese Gemeenschappen betreffende de interne onderzoeken verricht door het Europees Bureau voor fraudebestrijding (OLAF) 14 .

(34)Verordening (EG) nr. 1049/2001 van het Europees Parlement en de Raad van 30 mei 2001 inzake de toegang van het publiek tot documenten van het Europees Parlement, de Raad en de Commissie 15 moet op het Asielagentschap van de Europese Unie van toepassing zijn.

(35)Elke verwerking van persoonsgegevens door het Asielagentschap van de Europese Unie in het kader van deze verordening moet voldoen aan Verordening (EG) nr. 45/2001 van het Europees Parlement en de Raad en aan de beginselen van noodzakelijkheid en evenredigheid 16 . Het Agentschap kan gegevens verwerken voor het verrichten van haar taken op het gebied van operationele en technische bijstand, het faciliteren van de informatie-uitwisseling met de lidstaten, het Europees Agentschap voor het beheer van de operationele samenwerking aan de buitengrenzen van de lidstaten van de Europese Unie, Europol of Eurojust, het analyseren van informatie over de asielsituatie en het verrichten van administratieve taken. Verdere verwerking van bewaarde persoonsgegevens voor andere dan in deze verordening vastgestelde doeleinden, moet worden verboden.

(36)Verordening (EU) nr. XXX/2016 van het Europees Parlement en de Raad betreffende de bescherming van natuurlijke personen in verband met de verwerking van persoonsgegevens en betreffende het vrije verkeer van die gegevens 17 is van toepassing op de verwerking van persoonsgegevens door de lidstaten in toepassing van deze verordening, tenzij de verwerking wordt verricht door de aangewezen of controlerende verantwoordelijke autoriteiten van de lidstaten met het oog op het voorkomen, onderzoeken, opsporen of vervolgen van terroristische misdrijven of andere ernstige strafbare feiten, met inbegrip van de bescherming tegen en de voorkoming van gevaren voor de openbare veiligheid.

(37)Richtlijn 2016/XXX/EU van het Europees Parlement en de Raad 18 betreffende de bescherming van natuurlijke personen in verband met de verwerking van persoonsgegevens door bevoegde autoriteiten met het oog op de voorkoming, het onderzoek, de opsporing en de vervolging van strafbare feiten of de tenuitvoerlegging van straffen, en betreffende het vrije verkeer van die gegevens, is van toepassing op de verwerking van persoonsgegevens door de verantwoordelijke autoriteiten van de lidstaten met het oog op het voorkomen, onderzoeken, opsporen of vervolgen van terroristische misdrijven of andere ernstige strafbare feiten op grond van deze richtlijn.

(38)De voorschriften die zijn vastgelegd in Verordening (EU) nr. XXX/2016 met betrekking tot de bescherming van de rechten en vrijheden van natuurlijke personen, met name het recht op bescherming van de persoonlijke levenssfeer in verband met de verwerking van persoonsgegevens, dienen te worden verduidelijkt wat betreft de verantwoordelijkheid voor de verwerking van de persoonsgegevens, de rechten van de betrokkenen en het toezicht op de gegevensbescherming, met name voor zover het bepaalde sectoren betreft.

(39)De verwerking van persoonsgegevens door het Agentschap moet worden beperkt tot wat noodzakelijk is voor de uitvoering van de taken van het Agentschap op het gebied van het verstrekken van operationele en technische bijstand, het uitvoeren van aselecte controle van specifieke zaken ten behoeve van de monitoringexercitie, het behandelen van verzoeken om internationale bescherming van kinderen en kwetsbare personen, het faciliteren van de informatie-uitwisseling met de lidstaten, het Europees Agentschap voor het beheer van de operationele samenwerking aan de buitengrenzen van de lidstaten van de Europese Unie, Europol of Eurojust en in het kader van de informatie die wordt vergaard bij de uitvoering van zijn taken in de ondersteuningsteams voor migratiebeheer in hotspots, en het analyseren van informatie over de asielsituatie. Iedere verwerking van persoonsgegevens moet plaatsvinden overeenkomstig het evenredigheidsbeginsel en moet strikt beperkt zijn tot de persoonsgegevens die noodzakelijk zijn voor deze doeleinden.

(40)Alle persoonsgegevens die door het Agentschap worden verwerkt, met uitzondering van die welke voor administratieve doeleinden worden verwerkt, moeten na 30 dagen worden verwijderd. Voor de doeleinden waarvoor het Agentschap in het kader van deze verordening persoonsgegevens verwerkt, is geen langere opslagtermijn noodzakelijk.

(41)De Europese Toezichthouder voor gegevensbescherming is geraadpleegd overeenkomstig artikel 28, lid 2, van Verordening (EG) nr. 45/2001 en heeft op […] een advies uitgebracht 19 .

(42)Aangezien de doelstellingen van deze verordening, namelijk de uitvoering van het gemeenschappelijk Europees asielstelsel te faciliteren en de werking ervan te bevorderen, de praktische samenwerking en informatie-uitwisseling inzake asielkwesties tussen de lidstaten te versterken, het Unierecht en operationele normen te bevorderen om een hoge mate van uniformiteit te garanderen wat betreft asielprocedures, opvangvoorzieningen en de beoordeling van de beschermingsbehoeften in de Unie, de operationele en technische toepassing van het recht en de normen van de Unie inzake asiel te monitoren en de lidstaten meer operationele en technische bijstand te bieden voor het beheer van de asiel- en opvangstelsels, met name wanneer asiel- en opvangstelsels onder onevenredige druk staan, niet voldoende door de lidstaten alleen kunnen worden verwezenlijkt en derhalve, gezien de omvang en de gevolgen van het optreden, beter door de Unie kunnen worden verwezenlijkt, kan de Unie, overeenkomstig het in artikel 5 van het VEU neergelegde subsidiariteitsbeginsel, maatregelen nemen. Overeenkomstig het in hetzelfde artikel neergelegde evenredigheidsbeginsel gaat deze verordening niet verder dan wat nodig is om deze doelstellingen te verwezenlijken.

(43)[Overeenkomstig artikel 3 van Protocol nr. 21 betreffende de positie van het Verenigd Koninkrijk en Ierland ten aanzien van de ruimte van vrijheid, veiligheid en recht, dat aan het Verdrag betreffende de Europese Unie en het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie is gehecht, hebben deze lidstaten te kennen gegeven dat zij wensen deel te nemen aan de vaststelling en toepassing van deze verordening]

OF

[Overeenkomstig de artikelen 1 en 2 van Protocol nr. 21 betreffende de positie van het Verenigd Koninkrijk en Ierland ten aanzien van de ruimte van vrijheid, veiligheid en recht, dat aan het Verdrag betreffende de Europese Unie en het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie is gehecht, en onverminderd artikel 4 van dat protocol, nemen deze lidstaten niet deel aan de vaststelling van deze verordening en is deze niet bindend voor, noch van toepassing in deze lidstaten.]

OF

[(XX) Overeenkomstig de artikelen 1 en 2 van Protocol nr. 21 betreffende de positie van het Verenigd Koninkrijk en Ierland ten aanzien van de ruimte van vrijheid, veiligheid en recht, dat aan het Verdrag betreffende de Europese Unie en het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie is gehecht, en onverminderd artikel 4 van dat protocol, neemt het Verenigd Koninkrijk niet deel aan de vaststelling van deze verordening en is deze niet bindend voor, noch van toepassing in deze lidstaat.

(XX) Overeenkomstig artikel 3 van Protocol nr. 21 betreffende de positie van het Verenigd Koninkrijk en Ierland ten aanzien van de ruimte van vrijheid, veiligheid en recht, dat aan het Verdrag betreffende de Europese Unie en het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie is gehecht, heeft Ierland (bij brief van ...) te kennen gegeven te willen deelnemen aan de vaststelling en toepassing van deze verordening.]

OF

[Overeenkomstig artikel 3 van Protocol nr. 21 betreffende de positie van het Verenigd Koninkrijk en Ierland ten aanzien van de ruimte van vrijheid, veiligheid en recht, dat aan het Verdrag betreffende de Europese Unie en het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie is gehecht, heeft het Verenigd Koninkrijk (bij brief van ...) te kennen gegeven te willen deelnemen aan de vaststelling en toepassing van deze verordening.

(XX) Overeenkomstig de artikelen 1 en 2 van Protocol nr. 21 betreffende de positie van het Verenigd Koninkrijk en Ierland ten aanzien van de ruimte van vrijheid, veiligheid en recht, dat aan het Verdrag betreffende de Europese Unie en het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie is gehecht, en onverminderd artikel 4 van dat protocol, neemt Ierland niet deel aan de vaststelling van deze verordening en is deze niet bindend voor, noch van toepassing in deze lidstaat.] 

(44)Overeenkomstig de artikelen 1 en 2 van Protocol nr. 22 betreffende de positie van Denemarken, dat aan de Verdragen is gehecht, neemt Denemarken niet deel aan de vaststelling van deze verordening, die derhalve niet bindend is voor, noch van toepassing is in deze lidstaat.

(45)Aangezien Denemarken tot dusver heeft bijgedragen aan de praktische samenwerking tussen de lidstaten op het gebied van asiel, moet het Agentschap de operationele samenwerking met Denemarken faciliteren. Te dien einde moet een Deense vertegenwoordiger worden uitgenodigd om, zonder stemrecht, deel te nemen aan alle vergaderingen van de raad van bestuur.

(46)De bevoegdheid van de asielautoriteiten van de lidstaten voor het nemen van beslissingen over individuele verzoeken om internationale bescherming, blijft berusten bij de lidstaten.

(47)Deze verordening strekt tot wijziging en uitbreiding van de bepalingen van Verordening (EU) nr. 439/2010 van het Europees Parlement en de Raad. Aangezien de aan te brengen wijzigingen ingrijpend zijn, moet de handeling omwille van de duidelijkheid worden vervangen en ingetrokken. Verwijzingen naar de ingetrokken verordening moeten gelden als verwijzingen naar deze verordening,

HEBBEN DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

HOOFDSTUK 1

HET ASIELAGENTSCHAP VAN DE EUROPESE UNIE

Artikel 1

Onderwerp en toepassingsgebied

1. Het Asielagentschap van de Europese Unie (hierna het "Agentschap" genoemd) garandeert de efficiënte en uniforme toepassing van het Unierecht inzake asiel in de lidstaten. Het faciliteert de uitvoering van het gemeenschappelijk Europees asielstelsel (hierna het "CEAS" genoemd) en verbetert de werking ervan, en is verantwoordelijk voor het mogelijk maken van convergentie bij de beoordeling van verzoeken om internationale bescherming in de Unie.

2. Het Agentschap is een expertisecentrum uit hoofde van zijn onafhankelijkheid, de wetenschappelijke en technische kwaliteit van de bijstand die het verleent en van de informatie die het verspreidt, de transparantie van zijn procedures en werkwijzen, de zorgvuldigheid waarmee het zijn taken verricht, en de voor de vervulling van zijn mandaat gebruikte informatietechnologie.

3. Het Asielagentschap van de Europese Unie is de nieuwe naam voor het Europees Ondersteuningsbureau voor asielzaken dat bij Verordening (EU) nr. 439/2010 van het Europees Parlement en de Raad is opgericht. De activiteiten van het Agentschap worden voortaan geregeld door deze verordening.

Artikel 2

Taken

1. Het Agentschap voert de volgende taken uit:

(a)faciliteren, coördineren en versterken van de praktische samenwerking en informatie-uitwisseling tussen de lidstaten inzake verschillende aspecten van asiel;

(b)verzamelen en analyseren van informatie over de asielsituatie en de uitvoering van het CEAS;

(c)ondersteunen van de lidstaten bij de uitvoering van het CEAS;

(d)ondersteunen van de lidstaten bij de opleiding van deskundigen van alle nationale overheidsdiensten, rechterlijke instanties en nationale diensten die verantwoordelijk zijn voor asielzaken, onder meer door een gemeenschappelijk basiscurriculum te ontwikkelen;

(e)opstellen en regelmatig bijwerken van verslagen en andere documenten om informatie over landen van herkomst te verstrekken op het niveau van de Unie;

(f)coördineren van de inspanningen van de lidstaten voor het bijdragen aan en het uitwerken van een gemeenschappelijke analyse van de situatie in derde landen van herkomst;

(g)bieden van doeltreffende operationele en technische bijstand aan de lidstaten, met name wanneer hun asiel- en opvangstelsels onder onevenredige druk staan;

(h)bieden van bijstand bij het herplaatsen of overbrengen van begunstigden van internationale bescherming in de Unie;

(i)opzetten en uitzenden van asielondersteuningsteams en een asielinterventiepool;

(j)inzetten van de noodzakelijke technische uitrusting voor de asielondersteuningsteams en de deskundigen van de asielinterventiepool;

(k)vaststellen van operationele normen, indicatoren, richtsnoeren en beste praktijken met betrekking tot de uitvoering van alle asielinstrumenten van het Unierecht;

(l)monitoren en beoordelen van de uitvoering van het CEAS en de asiel- en opvangstelsels van de lidstaten;

(m)ondersteunen van de lidstaten in hun samenwerking met derde landen inzake asielkwesties, met name wat hervestiging betreft.

2. Het Agentschap ondersteunt de lidstaten met betrekking tot de externe dimensie van het CEAS. In dit verband coördineert het Agentschap, met instemming van de Commissie, de informatie-uitwisseling en andere maatregelen betreffende de uitvoering van instrumenten en mechanismen inzake de externe dimensie van het CEAS.

3. Het Agentschap kan op eigen initiatief communicatieactiviteiten ontplooien op terreinen die binnen zijn mandaat vallen. De communicatieactiviteiten mogen niet nadelig zijn voor de in de leden 1 en 2 bedoelde taken en worden uitgevoerd in overeenstemming met de relevante communicatie- en verspreidingsplannen die de raad van bestuur heeft vastgesteld.

HOOFDSTUK 2

PRAKTISCHE SAMENWERKING EN INFORMATIE INZAKE ASIEL

Artikel 3

Verplichting tot samenwerking te goeder trouw en informatie-uitwisseling

1. Het Agentschap en de asielinstanties van de lidstaten, de nationale immigratie- en asieldiensten en andere nationale diensten zijn ertoe verplicht te goeder trouw samen te werken en informatie uit te wisselen.

2. Het Agentschap werkt nauw samen met de asielinstanties van de lidstaten, de nationale immigratie- en asieldiensten en andere nationale diensten, en de Commissie. Het Agentschap voert zijn taken uit onverminderd de aan andere betrokken organen van de Unie toevertrouwde taken, en werkt nauw samen met deze organen en de Hoge Commissaris van de Verenigde Naties voor de vluchtelingen (UNHCR).

3. Het Agentschap organiseert, stimuleert en coördineert activiteiten die de informatie-uitwisseling tussen de lidstaten mogelijk maken, onder meer door passende netwerken te creëren. Daartoe wisselen het Agentschap, de asielinstanties van de lidstaten, de nationale immigratie- en asieldiensten en andere nationale diensten tijdig en op nauwgezette wijze alle nodige informatie uit.

Artikel 4

Analyse van informatie inzake de asielsituatie

1. Het Agentschap verzamelt en analyseert informatie over de asielsituatie in de Unie en over de asielsituatie in derde landen voor zover die gevolgen kan hebben voor de Unie, waaronder actuele informatie over onderliggende oorzaken, migratie- en vluchtelingenstromen en de plotselinge toestroom van grote aantallen onderdanen van derde landen die onevenredige druk op de asiel- en opvangstelsels kunnen veroorzaken, om de lidstaten snel betrouwbare wederzijdse informatie te kunnen verstrekken en om mogelijke risico's voor de asielstelsels van de lidstaten te identificeren.

2.Het Agentschap baseert zijn analyse op de informatie die wordt verstrekt door met name de lidstaten, de relevante instellingen en organen van de Unie, de Europese Dienst voor extern optreden, de UNHCR en andere internationale organisaties.

Het Agentschap werkt daartoe nauw samen met het Europees Agentschap voor het beheer van de operationele samenwerking aan de buitengrenzen van de lidstaten van de Europese Unie en steunt met name op de risicoanalyse die dat agentschap verricht, om te garanderen dat er bij de informatie van de beide agentschappen sprake is van maximale consistentie en convergentie.

3.Het Agentschap zorgt voor een snelle uitwisseling van relevante informatie tussen de lidstaten en met de Commissie. Het legt ook tijdig en op nauwgezette wijze de resultaten van zijn analyse aan de raad van bestuur voor.

Artikel 5

Informatie over de uitvoering van het CEAS

1. Het Agentschap organiseert, coördineert en stimuleert de informatie-uitwisseling tussen de lidstaten en tussen de Commissie en de lidstaten met betrekking tot de uitvoering van alle asielinstrumenten van het Unierecht.

2. Het Agentschap richt databanken met feitelijke en juridische gegevens en rechtspraak inzake de toepassing en uitlegging van de asielinstrumenten op Unie-, nationaal en internationaal niveau op, en maakt daarbij met name gebruik van bestaande regelingen. In deze databanken worden geen persoonsgegevens opgeslagen, met uitzondering van gegevens die het Agentschap uit openbare documenten heeft gehaald.

3. Het Agentschap verzamelt met name informatie inzake:

(a)de behandeling van verzoeken om internationale bescherming door de nationale overheidsdiensten en autoriteiten;

(b)het nationale recht en nationale juridische ontwikkelingen op het gebied van asiel, met inbegrip van de rechtspraak;

(c)de rechtspraak van het Hof van Justitie van de Europese Unie en van het Europees Hof voor de Rechten van de Mens.

Artikel 6

Ondersteuning van het Dublinsysteem

Het Agentschap voert zijn taken en verplichtingen uit als bepaald in Verordening (EU) nr. XXX/XXX 20 .

Artikel 7

Opleiding

1. Het Agentschap organiseert en ontwikkelt opleidingen voor zijn eigen personeel, de leden van alle nationale overheidsdiensten en rechterlijke instanties, alsook voor de nationale diensten die in de lidstaten verantwoordelijk zijn voor asielkwesties.

2. Het Agentschap ontwikkelt deze opleiding in nauwe samenwerking met de lidstaten, en in overleg met relevante opleidingsinstanties in de lidstaten, waaronder academische instellingen en andere relevante organisaties.

3. Het Agentschap ontwikkelt algemene, specifieke of thematische opleidingsinstrumenten, zoals opleiding van opleiders en e-learning.

4. Het Agentschap stelt een Europees asielcurriculum op en ontwikkelt dit, en houdt daarbij rekening met de bestaande samenwerking in de Unie op dit gebied. De lidstaten integreren het gemeenschappelijk basiscurriculum in de opleiding van het personeel van de nationale diensten en autoriteiten die verantwoordelijk zijn voor asielkwesties, overeenkomstig hun verplichting op grond van artikel 4, lid 3, van Richtlijn 2013/32/EU van het Europees Parlement en de Raad 21 , teneinde passende opleiding van hun personeel te garanderen.

5. De specifieke of thematische opleidingsactiviteiten inzake asielkwesties betreffen onder meer:

(a)internationale en Unienormen inzake grondrechten, en met name de bepalingen van het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie, evenals het internationaal en Unierecht inzake asiel, met inbegrip van specifieke juridische en jurisprudentiële aangelegenheden;

(b)aangelegenheden in verband met de behandeling van verzoeken om internationale bescherming die met name worden ingediend door kwetsbare personen met specifieke behoeften en door kinderen, waaronder kwesties met betrekking tot de beoordeling van het belang van het kind, specifieke procedurele waarborgen zoals de eerbiediging van het recht van het kind om te worden gehoord en kwesties betreffende de bescherming van kinderen, zoals methoden voor het vaststellen van de leeftijd;

(c)gesprekstechnieken, met bijzondere aandacht voor kinderen, kwetsbare groepen en slachtoffers van foltering;

(d)vingerafdrukgegevens, met inbegrip van gegevenskwaliteit en beveiligingseisen;

(e)het gebruik van medische en juridische deskundigenverslagen in asielprocedures;

(f)aangelegenheden in verband met de productie en het gebruik van informatie over landen van herkomst;

(g)opvangvoorzieningen, met bijzondere aandacht voor niet-begeleide kinderen en kinderen in gezelschap van hun gezin, kwetsbare groepen en slachtoffers van foltering.

6. De aangeboden opleidingen zijn van hoge kwaliteit en zorgen ervoor dat er kernbeginselen en beste praktijken worden geformuleerd teneinde met volledige inachtneming van de onafhankelijkheid van de nationale rechterlijke instanties de convergentie van de administratieve methoden en beslissingen en van de nationale rechtspraak te bevorderen.

7. Het Agentschap neemt de nodige initiatieven om ervoor te zorgen dat de deskundigen die deelnemen aan de asielondersteuningsteams en de asielinterventiepool vóór hun deelname aan de door het Agentschap georganiseerde operationele activiteiten gespecialiseerde opleiding hebben gekregen die relevant is voor hun taken en functies. Het Agentschap organiseert regelmatig oefeningen met deze deskundigen volgens de in zijn jaarlijks werkprogramma vastgestelde planning voor gespecialiseerde opleidingen en oefeningen.

8. Het Agentschap kan in samenwerking met de lidstaten of derde landen opleidingsactiviteiten organiseren op hun grondgebied.

HOOFDSTUK 3

INFORMATIE OVER LANDEN VAN HERKOMST

Artikel 8

Informatie over landen van herkomst op Unieniveau

1. Het Agentschap is een centrum dat relevante, betrouwbare, nauwkeurige en recente informatie verzamelt over de landen van herkomst van personen die om internationale bescherming verzoeken, met inbegrip van specifieke informatie met betrekking tot kinderen en personen die tot kwetsbare groepen behoren. Het Agentschap zorgt op Unieniveau voor informatie over landen van herkomst door het opstellen en regelmatig bijwerken van verslagen en andere documenten, over onder meer thematische aangelegenheden die kenmerkend zijn voor deze landen.

2. Het Agentschap doet met name het volgende:

(a)het maakt gebruik van alle relevante informatiebronnen, waaronder zijn eigen informatieanalyse inzake de asielsituatie en andere informatie die het ontvangt van gouvernementele, niet-gouvernementele en internationale organisaties, onder meer door middel van de in artikel 9 bedoelde netwerken, van de instellingen, organen en instanties van de Unie en van de Europese Dienst voor extern optreden;

(b)het beheert en ontwikkelt een portaalsite met het oog op het verzamelen van informatie over landen van herkomst;

(c)het ontwikkelt, overeenkomstig de vereisten van het Unierecht inzake asiel, een gemeenschappelijk formaat en een gemeenschappelijke aanpak, waaronder een taakstelling, voor het opstellen van verslagen en het ontwikkelen van andere producten die op Unieniveau voorzien in informatie over landen van herkomst.

Artikel 9

Europese netwerken inzake informatie over landen van herkomst

1. Het Agentschap waarborgt de coördinatie van nationale initiatieven voor het produceren van informatie over landen van herkomst, door hiervoor netwerken tussen de lidstaten te creëren en te beheren.

2. De in lid 1 bedoelde netwerken hebben als doel ervoor te zorgen dat de lidstaten:

(a)nationale verslagen en andere producten uitwisselen en bijwerken die informatie bevatten over landen van herkomst, onder meer met betrekking tot thematische aangelegenheden die kenmerkend zijn voor specifieke landen van herkomst;

(b)bij het Agentschap specifieke feitelijke vragen kunnen indienen in verband met verzoeken om internationale bescherming, zonder afbreuk te doen aan de vertrouwelijkheidsregels van het nationale recht.

Artikel 10

Gemeenschappelijke analyse van informatie over landen van herkomst

1. Om te zorgen voor meer convergentie bij de toepassing van de in Richtlijn 2011/95/EU van het Europees Parlement en de Raad 22 vastgelegde beoordelingscriteria, coördineert het Agentschap de inspanningen die de lidstaten leveren voor het bijdragen aan en ontwikkelen van een gemeenschappelijke analyse die informatie verschaft over de situatie in specifieke landen van herkomst.

2. De uitvoerend directeur legt de gemeenschappelijke analyse, na overleg met de Commissie, ter goedkeuring voor aan de raad van bestuur. De lidstaten moeten de gemeenschappelijke analyse in aanmerking nemen bij de behandeling van verzoeken om internationale bescherming, onverminderd hun bevoegdheid om te beslissen over individuele aanvragen.

3. Het Agentschap ziet erop toe dat de gemeenschappelijke analyse permanent wordt herzien en indien nodig wordt bijgewerkt. Voor iedere herziening moet vooraf met de Commissie overleg worden gepleegd en is de goedkeuring van de raad van bestuur vereist.

4. De lidstaten verstrekken het Agentschap maandelijks relevante informatie over de beslissingen die zijn genomen met betrekking tot verzoekers om internationale bescherming die afkomstig zijn uit derde landen die het voorwerp uitmaken van de gemeenschappelijke analyse. Deze informatie omvat met name:

(a)statistieken over het aantal beslissingen tot verlening van internationale bescherming aan verzoekers van alle landen van herkomst die het voorwerp uitmaken van de gemeenschappelijke analyse, met vermelding van de soort bescherming;

(b)statistieken over het aantal beslissingen tot weigering van internationale bescherming aan verzoekers van alle landen van herkomst die het voorwerp uitmaken van de gemeenschappelijke analyse;

(c)statistieken over het aantal beslissingen met betrekking tot verzoekers uit alle landen van herkomst die het voorwerp uitmaken van de gemeenschappelijke analyse waarbij de gemeenschappelijke analyse niet is gevolgd, met vermelding van de redenen daarvoor.

Artikel 11

Aanmerking van veilige landen van herkomst en veilige derde landen

1. Het Agentschap helpt de Commissie bij het regelmatig beoordelen van de situatie in de derde landen die zijn opgenomen op de gemeenschappelijke EU-lijst van veilige landen van herkomst die is vastgelegd bij Verordening (EU) nr. XXX/XXX, en van de situatie in de landen die door de Commissie zijn geschorst of van de lijst zijn verwijderd.

2.Het Agentschap verstrekt de Commissie op haar verzoek informatie over specifieke derde landen die in aanmerking zouden kunnen komen voor opname op de gemeenschappelijke EU-lijst van veilige landen van herkomst overeenkomstig Verordening (EU) nr. XXX/XXX.

3.Wanneer de lidstaten de Commissie overeenkomstig artikel 37, lid 4, artikel 38, lid 5, en artikel 39, lid 7, van Richtlijn 2013/32/EU kennisgeving doen, stellen zij ook het Agentschap in kennis van de derde landen die als veilige landen van herkomst of veilige derde landen zijn aangemerkt en van de derde landen waarop de begrippen eerste land van asiel, veilig derde land of Europees veilig derde land worden toegepast overeenkomstig de artikelen 35, 38 en 39 van Richtlijn 2013/32/EU.

De Commissie kan het Agentschap verzoeken de situatie in deze derde landen te onderzoeken, om na te gaan of de in die richtlijn vastgestelde relevante voorwaarden en criteria worden nageleefd.

HOOFDSTUK 4

OPERATIONELE NORMEN EN RICHTSNOEREN

Artikel 12

Operationele normen, richtsnoeren en beste praktijken

1. Het Agentschap organiseert en coördineert activiteiten ten behoeve van een correcte en doeltreffende uitvoering van het Unierecht, onder meer door operationele normen, indicatoren, richtsnoeren of beste praktijken inzake asielkwesties te ontwikkelen en voor de uitwisseling van desbetreffende beste praktijken tussen de lidstaten te zorgen.

2.Het Agentschap ontwikkelt op eigen initiatief of op verzoek van de Commissie, en in overleg met de Commissie, operationele normen inzake de uitvoering van de asielinstrumenten van het Unierecht en indicatoren voor het monitoren van de naleving van deze normen, evenals richtsnoeren en beste praktijken met betrekking tot de uitvoering van de asielinstrumenten van het Unierecht. Het Agentschap brengt de normen, indicatoren, richtsnoeren of beste praktijken na overleg met de Commissie en nadat deze door de raad van de bestuur zijn goedgekeurd, ter kennis van de lidstaten.

3. Het Agentschap helpt de lidstaten op hun verzoek bij de toepassing van de operationele normen, richtsnoeren en beste praktijken op hun asiel- en opvangstelsels, door de nodige deskundigheid en operationele en technische bijstand te bieden.

HOOFDSTUK 5

MONITORING EN BEOORDELING

Artikel 13

Mechanisme voor de monitoring en beoordeling van de asiel- en opvangstelsels

1. Het Agentschap richt in nauwe samenwerking met de Commissie een mechanisme op voor:

(a)de monitoring van de uitvoering en de beoordeling van alle aspecten van het CEAS in de lidstaten, en met name het Dublinsysteem, de opvangvoorzieningen, de asielprocedures, de toepassing van de criteria voor het bepalen van de beschermingsbehoeften en de aard en de kwaliteit van de bescherming die de lidstaten bieden aan personen die behoefte hebben aan internationale bescherming, onder meer wat betreft de eerbiediging van de grondrechten, de waarborgen ter bescherming van kinderen en de behoeften van kwetsbare personen;

(b)de monitoring van de naleving door de lidstaten van de operationele normen, indicatoren, richtsnoeren en beste praktijken inzake asiel;

(c)de controle van de asiel- en opvangstelsels, de bekwaamheden, de infrastructuur, de uitrusting, het beschikbare personeel voor onder meer vertaling en vertolking in de lidstaten, de financiële middelen en de capaciteit van de asielinstanties van de lidstaten, met inbegrip van het rechtssysteem, om asielzaken efficiënt en correct te behandelen en te beheren.

2. Het Agentschap kan zijn beoordeling met name baseren op de informatie die de lidstaten verstrekken, zijn eigen analyse van informatie over de asielsituatie, bezoeken ter plaatse en aselecte controle van specifieke zaken.

Daartoe moeten de lidstaten het Agentschap op zijn verzoek de nodige informatie verstrekken over de asielprocedures, uitrusting, infrastructuur, opvangvoorzieningen, erkenningspercentages en kwaliteit van de bescherming, alsook over de personele en financiële middelen op nationaal niveau die een efficiënt beheer van het asiel- en opvangstelsel moeten garanderen. De lidstaten werken samen met het Agentschap en faciliteren de bezoeken ter plaatse die het Agentschap verricht ten behoeve van de monitoringexercitie.

3. Het Agentschap beoordeelt in hoeverre de lidstaten paraat zijn om problemen ten gevolge van mogelijke onevenredige druk op hun asiel- en opvangstelsels aan te pakken. Het Agentschap kan de lidstaten verzoeken hun noodplannen met maatregelen voor mogelijke situaties van onevenredige druk voor te leggen en helpt de lidstaten indien nodig bij het opstellen en aanpassen van hun noodplannen.

Artikel 14

Procedure voor de monitoring en beoordeling door het Agentschap

1. De raad van bestuur stelt in overleg met de Commissie per lidstaat, of voor alle lidstaten samen, het programma voor de monitoring en beoordeling van de asiel- en opvangstelsels vast op basis van thematische of specifieke aspecten van de asielstelsels. Het programma maakt deel uit van de meerjarige of jaarlijkse programmering als bedoeld in artikel 41.

In de meerjarige programmering worden voor ieder jaar de lidstaten vastgesteld waarvan de asiel- en opvangstelsels moeten worden gemonitord, waarbij erop wordt toegezien dat iedere lidstaat ten minste om de vijf jaar aan monitoring wordt onderworpen.

In het jaarlijkse werkprogramma worden de lidstaten vastgesteld die het daaropvolgende jaar moeten worden gemonitord, overeenkomstig de meerjarige programmering en de thematische beoordelingen. Er wordt ook in vermeld wat de monitoring zal omvatten en welk tijdschema zal worden gevolgd voor de bezoeken ter plaatse.

Het jaarlijkse werkprogramma kan indien nodig worden aangepast overeenkomstig artikel 41.

Het Agentschap kan op eigen initiatief of op verzoek van de Commissie een monitoringexercitie voor de beoordeling van de asiel- en opvangstelsels van een lidstaat starten, indien er grote bezorgdheid heerst over de werking van een van de aspecten van de asiel- en opvangstelsels van die lidstaat.

2. Het Agentschap zet voor iedere monitoringexercitie, en zo nodig ook voor de bezoeken ter plaatse, teams van deskundigen op. De teams van deskundigen bestaan uit deskundigen die tot het personeel van het Agentschap behoren en vertegenwoordigers van de Commissie. De teams van deskundigen zijn verantwoordelijk voor het opstellen van een verslag op basis van hun bevindingen tijdens de bezoeken ter plaatse en de informatie die de lidstaten hebben verstrekt.

3. De uitvoerend directeur zendt het ontwerpverslag van het team van deskundigen door naar de betrokken lidstaat, die zijn opmerkingen kenbaar maakt. Rekening houdend met de opmerkingen van de betrokken lidstaat dient de uitvoerend directeur vervolgens het ontwerpverslag in bij de raad van bestuur. De raad van bestuur keurt het monitoringverslag goed en zendt het door aan de Commissie.

4. De uitvoerend directeur dient na overleg met de Commissie bij de betrokken lidstaat ontwerpaanbevelingen in, waarin de maatregelen worden uiteengezet die moeten worden genomen om de ernstige tekortkomingen die in het monitoringverslag zijn vastgesteld, aan te pakken. De betrokken lidstaat heeft één maand de tijd om zijn opmerkingen over de ontwerpaanbevelingen kenbaar te maken. De raad van bestuur neemt de opmerkingen in overweging en keurt vervolgens de aanbevelingen goed, waarna zij de betrokken lidstaat verzoekt een actieplan op te stellen met maatregelen om de tekortkomingen te verhelpen.

5.De betrokken lidstaat dient binnen één maand na de goedkeuring van de in lid 4 bedoelde aanbevelingen bij het Agentschap een actieplan in. De lidstaat brengt binnen drie maanden na de goedkeuring van de aanbevelingen bij het Agentschap verslag uit over de uitvoering van het actieplan en brengt vervolgens iedere maand verslag uit gedurende een periode van maximaal zes maanden.

6.Het Agentschap informeert de Commissie op gezette tijden over de uitvoering van het actieplan.

Artikel 15

Follow-up en monitoring

1. Als de betrokken lidstaat het actieplan niet volledig binnen de in artikel 14, lid 5, bedoelde termijn heeft uitgevoerd en de tekortkomingen in de asiel- en opvangstelsels van dien aard zijn dat zij de werking van het CEAS in gevaar brengen, stelt de Commissie op basis van haar eigen beoordeling van de uitvoering van het actieplan en de ernst van de tekortkomingen aanbevelingen voor deze lidstaat vast, met vermelding van de maatregelen die moeten worden genomen om de ernstige tekortkomingen te verhelpen en indien nodig de maatregelen die het Agentschap moet nemen ter ondersteuning van de lidstaat.

2.De Commissie kan, rekening houdend met de ernst van de vastgestelde tekortkomingen, bezoeken ter plaatse aan de betrokken lidstaat organiseren om de uitvoering van het actieplan te controleren.

3. De betrokken lidstaat brengt binnen de in deze aanbevelingen vastgestelde termijn verslag uit aan de Commissie over de uitvoering van de in lid 1 bedoelde aanbevelingen. Indien de Commissie er na deze termijn niet van overtuigd is dat de lidstaat volledig aan de aanbevelingen voldoet, kan zij verdere maatregelen nemen overeenkomstig artikel 22, lid 3.

4.De Commissie brengt het Europees Parlement en de Raad op gezette tijden op de hoogte van de vooruitgang die de betrokken lidstaat heeft geboekt.

HOOFDSTUK 6

OPERATIONELE EN TECHNISCHE BIJSTAND

Artikel 16

Operationele en technische bijstand door het Agentschap

1. De lidstaten kunnen het Agentschap verzoeken om bijstand bij de uitvoering van hun verplichtingen inzake asiel, met name wanneer hun asiel- en opvangstelsels onder onevenredige druk staan.

2. De lidstaten dienen bij de uitvoerend directeur een verzoek om bijstand in, met een beschrijving van de situatie en het doel van het verzoek. Het verzoek gaat vergezeld van een nauwkeurige beschrijving van de behoeften. De uitvoerend directeur evalueert en coördineert de verzoeken om bijstand en keurt deze goed. Ieder verzoek wordt aan een grondige en betrouwbare beoordeling onderworpen, op basis waarvan het Agentschap een reeks maatregelen als bedoeld in lid 3 kan formuleren en voorstellen, waarmee aan de behoeften van de betrokken lidstaat kan worden voldaan.

3. Het Agentschap organiseert en coördineert gedurende een beperkte termijn een of meer van de volgende operationele en technische maatregelen:

(a)de lidstaten helpen bij de identificatie en registratie van onderdanen van derde landen;

(b)de behandeling faciliteren van verzoeken om internationale bescherming die in behandeling zijn bij de verantwoordelijke nationale autoriteiten;

(c)bijstand verlenen aan de nationale autoriteiten die verantwoordelijk zijn voor de behandeling van verzoeken om internationale bescherming;

(d)de initiatieven van de lidstaten voor technische samenwerking bij de behandeling van verzoeken om internationale bescherming faciliteren;

(e)de informatieverstrekking inzake de procedure voor internationale bescherming ondersteunen;

(f)de lidstaten advies geven inzake het opzetten en beheren van opvangfaciliteiten, en daarbij voor coördinatie zorgen, met name wat betreft noodhuisvesting, vervoer en medische bijstand;

(g)bijstand bieden bij het herplaatsen of overbrengen van begunstigden van internationale bescherming in de Unie;

(h)tolkdiensten verlenen;

(i)de lidstaten helpen ervoor te zorgen dat alle noodzakelijke kinderrechten en waarborgen ter bescherming van het kind gegarandeerd zijn;

(j)deelnemen aan de ondersteuningsteams voor migratiebeheer in hotspotgebieden zoals bedoeld in Verordening nr. XXX/XXX 23 .

4. Het Agentschap financiert of medefinanciert de in lid 3 bedoelde activiteiten uit zijn begroting overeenkomstig de voor het Agentschap geldende financiële regels.

5.De uitvoerend directeur evalueert het resultaat van de operationele en technische maatregelen en dient binnen 60 dagen na het eind van deze maatregelen bij de raad van bestuur gedetailleerde evaluatieverslagen in. Het Agentschap verricht een volledige vergelijkende analyse van de resultaten, die wordt opgenomen in het in artikel 65 bedoelde jaarlijkse activiteitenverslag.

Artikel 17

Asielondersteuningsteams

1. Het Agentschap zendt asielondersteuningsteams uit naar de lidstaten om overeenkomstig artikel 16 operationele en technische bijstand te bieden.

2. De asielondersteuningsteams bestaan uit deskundigen die tot het eigen personeel van het Agentschap behoren, deskundigen van de lidstaten of deskundigen die de lidstaten naar het Agentschap hebben gedetacheerd.

3. Op voorstel van de uitvoerend directeur besluit de raad van bestuur bij absolute meerderheid van zijn stemgerechtigde leden over het profiel van de deskundigen en het totale aantal deskundigen dat aan de asielondersteuningsteams ter beschikking dient te worden gesteld. Dezelfde procedure geldt voor eventuele navolgende wijzigingen in de profielen van de deskundigen en hun totale aantal.

4. Via een pool van nationale deskundigen, opgebouwd op basis van de verschillende vastgestelde profielen, dragen de lidstaten bij aan de asielondersteuningsteams door deskundigen aan te wijzen die beantwoorden aan de verlangde profielen.

5. Het Agentschap stelt een lijst van tolken op die deel uitmaken van de asielondersteuningsteams. De lidstaten helpen het Agentschap bij het vinden van tolken voor de lijst van tolken. De lidstaten mogen ervoor kiezen de tolken uit te zenden of per videoconferentie beschikbaar te stellen.

6. De bijdrage die de lidstaten leveren wat betreft eigen deskundigen of deskundigen die naar het Agentschap worden gedetacheerd voor het volgende jaar, wordt vastgesteld op basis van jaarlijkse bilaterale onderhandelingen en overeenkomsten tussen het Agentschap en de lidstaten. Op grond van deze overeenkomsten zorgen de lidstaten ervoor dat de deskundigen onmiddellijk inzetbaar zijn, tenzij zij worden geconfronteerd met een uitzonderlijke situatie waardoor de uitvoering van nationale taken aanzienlijk in het gedrang komt.

7. De lidstaten zien erop toe dat de deskundigen die zij ter beschikking stellen, voldoen aan door de raad van bestuur gevraagde profielen en aantallen. De duur van de inzet wordt bepaald door de lidstaat van herkomst en bedraagt ten minste 30 dagen.

8. Het Agentschap draagt bij tot de asielondersteuningsteams met veldwerkdeskundigen die tot het eigen personeel behoren en tolken.

Artikel 18

Asielinterventiepool

1. Voor de toepassing van artikel 22 zet de raad van bestuur op voorstel van de uitvoerend directeur een asielinterventiepool op met een reserve van deskundigen die rechtstreeks ter beschikking staan van het Agentschap. De lidstaten stellen daartoe jaarlijks niet minder dan 500 deskundigen ter beschikking van het Agentschap.

2. De raad van bestuur besluit op voorstel van de uitvoerend directeur met een meerderheid van drie vierde van de stemgerechtigde leden over de profielen van de deskundigen en over het aandeel van iedere lidstaat in de asielinterventiepool. Dezelfde procedure geldt voor eventuele navolgende wijzigingen in de profielen van de deskundigen en hun totale aantal.

3.Via een pool van nationale deskundigen, opgebouwd op basis van de verschillende vastgestelde profielen, dragen de lidstaten bij aan de asielinterventiepool door deskundigen aan te wijzen die beantwoorden aan de verlangde profielen. De duur van de inzet wordt bepaald door de lidstaat van herkomst en bedraagt ten minste 30 dagen.

Artikel 19

Operationeel plan

1. De uitvoerend directeur en de gastlidstaat komen een operationeel plan overeen. Het operationele plan is bindend voor het Agentschap, de gastlidstaat en de deelnemende lidstaten.

2.In het operationele plan worden in detail de voorwaarden voor het verlenen van operationele en technische bijstand en voor het inzetten van asielondersteuningsteams of deskundigen van de asielinterventiepool vermeld, waaronder:

(a)een beschrijving van de situatie met de modus operandi en de doelstellingen van de inzet, inclusief de operationele doelstelling;

(b)de verwachte duur van de inzet;

(c)de locatie in de gastlidstaat waar de asielondersteuningsteams of deskundigen van de asielinterventiepool worden ingezet;

(d)de logistieke regelingen, met inbegrip van informatie over de arbeidsomstandigheden en de omgeving op de locatie waar de asielondersteuningsteams of deskundigen van de asielinterventiepool worden ingezet;

(e)een gedetailleerde en duidelijke beschrijving van de taken en bijzondere instructies voor de asielondersteuningsteams of deskundigen van de asielinterventiepool, met inbegrip van de nationale en Europese databanken die zij mogen raadplegen en de uitrusting die zij in de gastlidstaat mogen gebruiken of bij zich mogen hebben;

(f)de samenstelling van de asielondersteuningsteams of de deskundigen die uit de asielinterventiepool worden ingezet;

(g)de gebruikte technische uitrusting, met inbegrip van specifieke vereisten, zoals gebruiksvoorwaarden, vervoer en andere logistieke aspecten, en financiële voorzieningen;

(h)specifieke informatie over de taken die de asielondersteuningsteams en deskundigen van de asielinterventiepool mogen verrichten met betrekking tot verzoeken om internationale bescherming, met inbegrip van de behandeling van dergelijke verzoeken, evenals een verwijzing naar het toepasselijke nationale recht en Unierecht;

(i)een meldings- en evaluatieregeling met ijkpunten voor het evaluatieverslag en de uiterste datum voor het indienen van het definitieve evaluatieverslag;

(j)de modaliteiten voor de samenwerking met derde landen, andere organen en instanties van de Unie of internationale organisaties;

(k)procedures voor het doorverwijzen van personen die internationale bescherming nodig hebben, slachtoffers van mensenhandel, niet-begeleide minderjarigen en personen in een kwetsbare situatie naar de verantwoordelijke nationale autoriteiten met het oog op passende bijstand.

3. Gezien lid 2, onder e), geeft de gastlidstaat de deskundigen van de asielondersteuningsteams of de asielinterventiepool toestemming Europese databanken te raadplegen, en de gastlidstaat kan de deskundigen toestemming geven zijn nationale databanken te raadplegen overeenkomstig het nationaal en Unierecht inzake toegang tot en raadpleging van deze databanken en naargelang wat nodig is voor het verwezenlijken van de doelstellingen en het uitvoeren van de taken die in het operationele plan zijn vastgelegd.

4. Voor wijzigingen of aanpassingen van het operationele plan is de instemming van de uitvoerend directeur en de gastlidstaat vereist. Het Agentschap zendt onmiddellijk een kopie van het gewijzigde of aangepaste operationele plan toe aan de deelnemende lidstaten.

Artikel 20

Procedure voor het inzetten van asielondersteuningsteams

1. Indien nodig kan de uitvoerend directeur onmiddellijk deskundigen van het Agentschap uitzenden om de situatie in de om bijstand verzoekende lidstaat te beoordelen. De uitvoerend directeur stelt de raad van bestuur onmiddellijk in kennis van ieder verzoek om inzet van een asielondersteuningsteam.

2. De uitvoerend directeur neemt uiterlijk drie werkdagen na de datum van ontvangst van het verzoek een beslissing over het verzoek om een asielinterventieteam in te zetten. De uitvoerend directeur stelt de om bijstand verzoekende lidstaat en de raad van bestuur tegelijkertijd schriftelijk in kennis van zijn beslissing, met vermelding van de belangrijkste redenen ervoor.

3. De uitvoerend directeur houdt bij het bepalen van de samenstelling van ieder asielondersteuningsteam rekening met de bijzondere omstandigheden waarmee de om bijstand verzoekende lidstaat wordt geconfronteerd en de beoordeling van de behoeften door de lidstaat. Het asielondersteuningsteam wordt samengesteld overeenkomstig het operationele plan.

4. De uitvoerend directeur en de gastlidstaat stellen een operationeel plan op binnen drie werkdagen na de datum waarop beslist is om de asielondersteuningsteams in te zetten.

5. Zodra overeenstemming is bereikt over het operationele plan, verzoekt de uitvoerend directeur de lidstaten om binnen uiterlijk zeven werkdagen deskundigen uit te zenden. De uitvoerend directeur maakt bekend hoeveel deskundigen van de lidstaten worden verlangd, en welke profielen deze deskundigen dienen te hebben. Deze informatie wordt schriftelijk verstrekt aan de nationale contactpunten, onder vermelding van de voor hun inzet geplande datum. Er wordt de nationale contactpunten tevens een kopie van het operationele plan verstrekt.

6.De uitvoerend directeur schort de inzet van de asielondersteuningsteams op of beëindigt deze indien niet langer aan de voorwaarden voor het uitvoeren van de operationele en technische maatregelen wordt voldaan of de gastlidstaat het operationele plan niet naleeft.

Artikel 21

Ondersteuningsteams voor migratiebeheer

1. Wanneer een lidstaat verzoekt om operationele en technische versterking door ondersteuningsteams voor asielbeheer als bedoeld in artikel 17 van Verordening nr. XXX/XXX of wanneer er ondersteuningsteams voor migratiebeheer worden ingezet in hotspotgebieden als bedoeld in artikel 18 van Verordening nr. XXX/XXX, garandeert de uitvoerend directeur de coördinatie van de activiteiten van het Agentschap in de ondersteuningsteams voor migratiebeheer met de Commissie en andere relevante agentschappen van de Unie, en met name met het Europees Agentschap voor het beheer van de operationele samenwerking aan de buitengrenzen van de lidstaten van de Europese Unie.

2. De uitvoerend directeur start in voorkomend geval de procedure voor het inzetten van asielondersteuningsteams of deskundigen van de asielinterventiepool overeenkomstig de artikelen 17 en 18. De operationele en technische versterking die de asielondersteuningsteams of deskundigen van de asielinterventiepool bieden in het kader van de ondersteuningsteams voor migratiebeheer, kan het volgende omvatten:

(a)de screening van onderdanen van derde landen, met inbegrip van hun identificatie, registratie en, indien de lidstaten daarom verzoeken, het nemen van hun vingerafdrukken;

(b)de registratie van verzoeken om internationale bescherming en, indien de lidstaten daarom verzoeken, de behandeling van dergelijke verzoeken;

(c)het verstrekken van informatie over asielprocedures, met inbegrip van herplaatsing en specifieke bijstand, aan verzoekers of potentiële verzoekers die in aanmerking kunnen komen voor herplaatsing.

Artikel 22

Onevenredige druk op het asiel- en opvangstelsel

1. Wanneer de asiel- en opvangstelsels van een lidstaat onder onevenredige druk staan die gepaard gaat met uitzonderlijke en dringende behoeften, organiseert en coördineert het Agentschap op verzoek van de betrokken lidstaat of op eigen initiatief een uitgebreide reeks operationele en technische maatregelen als bedoeld in artikel 16 en zet het deskundigen van de in artikel 18 bedoeld asielinterventiepool in, evenals deskundigen die tot het eigen personeel van het Agentschap behoren, om de asiel- en opvangstelsels op korte termijn te versterken.

2. De deskundigen van de asielinterventiepool worden ingezet volgens de procedure van artikel 20, gesteld dat vanuit iedere lidstaat binnen drie werkdagen na de datum waarop de uitvoerend directeur en de om bijstand verzoekende lidstaat het operationele plan zijn overeengekomen, deskundigen worden ingezet. De lidstaten kunnen zich niet beroepen op de uitzondering van artikel 17, lid 6.

3. Wanneer in geval van onevenredige druk op de asiel- en opvangstelsels een lidstaat het Agentschap niet om operationele en technische bijstand verzoekt of de door het Agentschap aangeboden bijstand niet aanvaardt of onvoldoende onderneemt om de druk aan te pakken, of wanneer een lidstaat niet voldoet aan de in artikel 15, lid 3, bedoelde aanbevelingen van de Commissie, en de asiel- en opvangstelsels daardoor niet meer doeltreffend werken en de werking van het CEAS in gevaar komt, kan de Commissie aan de hand van een uitvoeringshandeling een besluit aannemen waarin een of meer van de in artikel 16, lid 3, vermelde maatregelen worden vastgesteld die het Agentschap moet nemen ter ondersteuning van de betrokken lidstaat. De uitvoeringshandeling wordt vastgesteld overeenkomstig de in artikel 64 bedoelde onderzoeksprocedure.

4. Voor de toepassing van lid 3 stelt de uitvoerend directeur binnen twee werkdagen na de datum van goedkeuring van het besluit van de Commissie de acties vast die nodig zijn voor de praktische uitvoering van de maatregelen die in het besluit van de Commissie zijn vastgesteld. Daarnaast komen de uitvoerend directeur en de betrokken lidstaat het operationele plan overeen.

5. Het Agentschap zet onverwijld, en in ieder geval binnen drie dagen na de vaststelling van het operationele plan, de noodzakelijke deskundigen van de asielinterventiepool in, evenals deskundigen die tot het eigen personeel van het Agentschap behoren. Indien nodig wordt de inzet van deskundigen van de asielinterventiepool onmiddellijk aangevuld met asielondersteuningsteams.

6. De betrokken lidstaat verleent onmiddellijk zijn medewerking aan het Agentschap en onderneemt de nodige actie voor het faciliteren van de uitvoering van het besluit en de praktische uitvoering van de maatregelen die zijn vervat in het besluit en het operationele plan.

7. De lidstaten stellen de deskundigen van de asielinterventiepool ter beschikking zoals bepaald door de uitvoerend directeur.

Artikel 23

Technische uitrusting

1. Onverminderd de verplichting voor de lidstaten om het Agentschap de faciliteiten en uitrusting ter beschikking te stellen die het nodig heeft om de noodzakelijke operationele en technische bijstand te kunnen bieden, kan het Agentschap in de lidstaten eigen uitrusting inzetten voor zover de asielondersteuningsteams of de deskundigen van de asielinterventiepool daaraan behoefte hebben en voor zover dit tot aanvulling strekt van de uitrusting die de lidstaten of andere agentschappen van de Unie al ter beschikking hebben gesteld.

2. Het Agentschap kan op basis van een besluit van de uitvoerend directeur, in overleg met de raad van bestuur, technische uitrusting aanschaffen of leasen. Elke aanschaf of leasing van uitrusting wordt aan een grondige behoefteanalyse en kosten-batenanalyse onderworpen. De uitgaven hiervoor worden opgenomen in de begroting van het Agentschap, die door de raad van bestuur wordt vastgesteld, overeenkomstig de voor het Agentschap geldende financiële regels.

Artikel 24

Nationaal contactpunt

Elke lidstaat wijst een nationaal contactpunt aan dat is belast met de communicatie met het Agentschap over alle aangelegenheden die de in de artikelen 16 en 22 bedoelde operationele en technische bijstand betreffen.

Artikel 25

Coördinerend functionaris van het Agentschap

1. Het Agentschap garandeert de operationele uitvoering van alle organisatorische aspecten, met inbegrip van de aanwezigheid van personeel van het Agentschap en de inzet van asielondersteuningsteams of deskundigen van de asielinterventiepool, gedurende het verstrekken van de operationele en technische bijstand als bedoeld in de artikelen 16 en 22.

2.De uitvoerend directeur wijst een of meer deskundigen van het personeel van het Agentschap aan om op te treden of te worden ingezet als coördinerend functionaris ten behoeve van de in lid 1 genoemde doeleinden. De uitvoerend directeur deelt de gastlidstaat mee wie is aangewezen.

3. De coördinerend functionaris bevordert de samenwerking en coördinatie tussen de gastlidstaat en de deelnemende lidstaten. De coördinerend functionaris heeft met name tot taak:

(a)op te treden als intermediair tussen het Agentschap, de gastlidstaat en de deskundigen van de asielondersteuningsteams of deskundigen van de asielinterventiepool, en namens het Agentschap bijstand te bieden met betrekking tot alle voorwaarden voor hun inzet;

(b)toe te zien op de correcte uitvoering van het operationele plan;

(c)namens het Agentschap op te treden inzake alle aspecten van de inzet van de asielondersteuningsteams of deskundigen van de asielinterventiepool, en aan het Agentschap over deze aspecten verslag uit te brengen;

(d)aan de uitvoerend directeur verslag uit te brengen indien het operationele plan niet naar behoren wordt uitgevoerd.

4. De uitvoerend directeur kan de coördinerend functionaris toestemming verlenen te helpen bij het oplossen van geschillen met betrekking tot de uitvoering van het operationele plan en de inzet van asielondersteuningsteams of deskundigen van de asielinterventiepool.

5. De coördinerend functionaris aanvaardt bij de uitvoering van zijn taken uitsluitend instructies van de uitvoerend directeur.

Artikel 26

Wettelijke aansprakelijkheid

1. Wanneer de deskundigen van een asielondersteuningsteam of van de asielinterventiepool optreden in een gastlidstaat, is die lidstaat overeenkomstig zijn nationale recht aansprakelijk voor de schade die zij tijdens hun operaties veroorzaken.

2. Indien deze schade het gevolg is van grove nalatigheid of opzettelijk wangedrag, kan de gastlidstaat zich tot de lidstaat van herkomst of het Agentschap wenden met het oog op de terugbetaling van de bedragen die de gastlidstaat namens de lidstaat van herkomst of het Agentschap aan de slachtoffers of hun rechthebbenden heeft uitgekeerd.

3. Onder voorbehoud van de uitoefening van zijn rechten tegenover derden doet elke lidstaat afstand van al zijn vorderingen tegen de gastlidstaat of elke andere lidstaat met betrekking tot de door hem geleden schade, tenzij de schade door grove nalatigheid of opzettelijk wangedrag is veroorzaakt.

4. Geschillen tussen lidstaten of met het Agentschap in verband met de toepassing van de leden 2 en 3 die niet kunnen worden beslecht door wederzijdse onderhandelingen, worden overeenkomstig artikel 273 van het Verdrag door de betrokkenen aan het Hof van Justitie van de Europese Unie voorgelegd.

5. Kosten ten gevolge van tijdens de inzet aan de uitrusting van het Agentschap veroorzaakte schade worden gedekt door het Agentschap, onder voorbehoud van de uitoefening van zijn rechten tegenover derden, behalve in geval van grove nalatigheid of opzettelijk wangedrag.

Artikel 27

Strafrechtelijke aansprakelijkheid

Tijdens de inzet van een asielondersteuningsteam of deskundigen van de asielinterventiepool worden de deskundigen, wat betreft tegen of door hen gepleegde strafbare feiten, op dezelfde wijze behandeld als functionarissen van de gastlidstaat.

Artikel 28

Kosten

1. Het Agentschap dekt de kosten die de lidstaten maken door deskundigen voor inzet in de asielondersteuningsteams of in het kader van de asielinterventiepool ter beschikking te stellen, en met name:

(a)de reis van de lidstaat van herkomst naar de gastlidstaat en vice versa;

(b)vaccinaties;

(c)bijzondere verzekeringen;

(d)gezondheidszorg;

(e)dagvergoedingen, met inbegrip van verblijfskostenvergoedingen;

(f)de technische uitrusting van het Agentschap;

(g)honoraria van deskundigen.

2. De raad van bestuur stelt gedetailleerde regels vast met betrekking tot de betaling van de dagvergoeding aan deskundigen die door de lidstaten naar de asielondersteuningsteams worden gedetacheerd, en werkt deze indien nodig bij.

HOOFDSTUK 7

INFORMATIE-UITWISSELING EN GEGEVENSBESCHERMING

Artikel 29

Systemen voor informatie-uitwisseling

1. Het Agentschap kan alle nodige maatregelen nemen om de uitwisseling van voor zijn taken relevante informatie met de Commissie en de lidstaten en, indien van toepassing, met de relevante agentschappen van de Unie, te faciliteren.

2. Het Agentschap ontwikkelt en beheert in samenwerking met het bij Verordening (EU) nr. 1077/2011 24 ingestelde Europees Agentschap voor het operationeel beheer van grootschalige IT-systemen op het gebied van vrijheid, veiligheid en recht (eu-LISA) een informatiesysteem waarmee deze actoren gerubriceerde informatie en de in de artikelen 31 en 32 bedoelde persoonsgegevens kunnen uitwisselen overeenkomstig Besluit 2013/488/EU van de Raad 25 en Besluit (EU, Euratom) 2015/444 van de Commissie 26 .

Artikel 30

Gegevensbescherming

1. Het Agentschap past bij de verwerking van persoonsgegevens Verordening (EG) nr. 45/2001 toe.

2. De raad van bestuur stelt maatregelen vast voor de toepassing van Verordening (EG) nr. 45/2001 door het Agentschap, onder meer betreffende de benoeming van de functionaris voor gegevensbescherming van het Agentschap. Deze maatregelen worden vastgesteld na raadpleging van de Europese Toezichthouder voor gegevensbescherming.

3. Onverminderd de artikelen 31 en 32 kan het Agentschap voor administratieve doelen persoonsgegevens verwerken.

4. De doorgifte van door het Agentschap verwerkte persoonsgegevens en de verdere overdracht van in het kader van deze verordening verwerkte persoonsgegevens door lidstaten aan de autoriteiten van derde landen of aan derden, met inbegrip van internationale organisaties, zijn niet toegestaan.

Artikel 31

Doel van de verwerking van persoonsgegevens

1. Het Agentschap mag persoonsgegevens uitsluitend verwerken voor de volgende doelen:

(a)het verstrekken van operationele en technische bijstand overeenkomstig artikel 16, lid 3, en artikel 21, lid 2;

(b)het verrichten van aselecte controle van specifieke zaken ten behoeve van de monitoringexercitie als bedoeld in artikel 13;

(c)het behandelen, op verzoek van de lidstaten, van verzoeken om internationale bescherming van kinderen of kwetsbare personen, als bedoeld in artikel 13, lid 2, en artikel 16, lid 3, onder b), en c);

(d)het faciliteren van de informatie-uitwisseling met de lidstaten, het Europees Agentschap voor het beheer van de operationele samenwerking aan de buitengrenzen van de lidstaten van de Europese Unie, Europol of Eurojust, overeenkomstig artikel 36 en in het kader van de informatie die wordt verkregen bij de uitvoering van de in artikel 21, lid 2, vermelde taken;

(e)het analyseren van informatie over de asielsituatie overeenkomstig artikel 4.

2. Iedere verwerking van persoonsgegevens gebeurt met inachtneming van het evenredigheidsbeginsel en is strikt beperkt tot de persoonsgegevens die nodig zijn voor de in lid 1 bedoelde doelen.

3. De lidstaten of andere agentschappen van de Unie die het Agentschap persoonsgegevens verstrekken, mogen alleen gegevens aan het Agentschap doorgeven voor de in lid 1 bedoelde doelen. Iedere verdere verwerking van bewaarde persoonsgegevens voor andere dan de in lid 1 bedoelde doelen, is niet toegestaan.

4. De lidstaten of andere agentschappen van de Unie kunnen op het moment dat de persoonsgegevens worden doorgegeven, algemene of specifieke toegangs- of gebruiksbeperkingen vaststellen, ook met betrekking tot het doorgeven, wissen of vernietigen. Wanneer na de gegevensverstrekking duidelijk wordt dat dergelijke beperkingen nodig zijn, stellen zij het Agentschap daarvan in kennis. Het Agentschap houdt zich aan deze beperkingen.

Artikel 32

Verwerking van persoonsgegevens die worden verzameld gedurende het verlenen van operationele en technische bijstand

1. Het gebruik door het Agentschap van persoonsgegevens die het heeft verzameld of die aan het Agentschap zijn doorgegeven door de lidstaten of door eigen personeel gedurende het verlenen van operationele en technische bijstand aan de lidstaten, wordt beperkt tot de naam, de geboortedatum, het geslacht, de nationaliteit, het beroep of de opleiding, de vingerafdrukken en een gedigitaliseerde foto van de onderdanen van derde landen.

2. Het Agentschap kan de in lid 1 bedoelde persoonsgegevens verwerken in de volgende gevallen:

(a)indien nodig voor de identificatie en registratie als bedoeld in artikel 16, lid 3, onder a);

(b)indien nodig voor het faciliteren van de behandeling van verzoeken om internationale bescherming die in behandeling zijn bij de verantwoordelijke nationale autoriteiten als bedoeld in artikel 16, lid 3, onder b);

(c)indien nodig voor het verlenen van bijstand aan de nationale autoriteiten die verantwoordelijk zijn voor de behandeling van verzoeken om internationale bescherming als bedoeld in artikel 16, lid 3, onder c);

(d)indien nodig voor het verlenen van bijstand bij het herplaatsen of overbrengen van begunstigden van internationale bescherming in de Unie als bedoeld in artikel 16, lid 3, onder g);

(e)indien de gegevens aan het Europees Agentschap voor het beheer van de operationele samenwerking aan de buitengrenzen van de lidstaten van de Europese Unie, Europol of Eurojust moeten worden toegezonden, omdat deze actoren deze gegevens nodig hebben voor de uitvoering van hun taken overeenkomstig hun respectieve mandaten en overeenkomstig artikel 30;

(f)indien toezending aan de autoriteiten van de lidstaten of de immigratie- of asieldiensten noodzakelijk is voor gebruik overeenkomstig de nationale wetgeving en nationale en Unievoorschriften inzake gegevensbescherming;

(g)indien nodig voor de analyse van informatie over de asielsituatie.

3. De persoonsgegevens worden verwijderd zodra zij zijn doorgezonden aan het Europees Agentschap voor het beheer van de operationele samenwerking aan de buitengrenzen van de lidstaten, Europol of Eurojust of aan de verantwoordelijke autoriteiten van de lidstaten, of zodra zij zijn gebruikt voor het analyseren van informatie over de asielsituatie. De opslagtermijn is in ieder geval niet langer dan 30 dagen na de datum waarop het Agentschap de betrokken gegevens heeft verzameld of ontvangen. Het mag op geen enkel moment mogelijk zijn om op basis van de resultaten van de analyse van informatie over de asielsituatie een natuurlijke persoon te identificeren.

HOOFDSTUK 8

SAMENWERKING DOOR HET AGENTSCHAP

Artikel 33

Samenwerking met Denemarken

Het Agentschap faciliteert de operationele samenwerking met Denemarken, waaronder de uitwisseling van informatie en beste praktijken op zijn werkterrein.

Artikel 34

Samenwerking met geassocieerde landen

1. Het Agentschap staat open voor de deelname van IJsland, Liechtenstein, Noorwegen en Zwitserland.

2. De aard, de omvang en de wijze van deelname van deze landen aan de werkzaamheden van het Agentschap worden verder geregeld door de relevante werkafspraken. Deze werkafspraken omvatten bepalingen met betrekking tot de deelname aan initiatieven van het Agentschap, financiële bijdragen, deelname aan de vergaderingen van de raad van bestuur en personeel. Wat personeelszaken betreft, voldoen deze werkafspraken in elk geval aan het Statuut.

Artikel 35

Samenwerking met derde landen

1. Met betrekking tot aangelegenheden die verband houden met zijn activiteiten, en voor zover nodig is voor het verrichten van zijn taken, faciliteert en bevordert het Agentschap de operationele samenwerking tussen de lidstaten en derde landen, in het kader van het Uniebeleid inzake externe betrekkingen, onder meer met betrekking tot de bescherming van de grondrechten, en in samenwerking met de Europese Dienst voor extern optreden. Het Agentschap en de lidstaten dragen normen en maatstaven uit die gelijkwaardig zijn aan die welke in de Uniewetgeving zijn vastgelegd, en leven deze na, ook bij het verrichten van activiteiten op het grondgebied van derde landen.

2. Het Agentschap kan samenwerken met de autoriteiten van derde landen die verantwoordelijk zijn voor terreinen die onder deze verordening vallen, met de steun van of coördinatie door delegaties van de Unie, met name met het oog op het bevorderen van de Unienormen inzake asiel en het ondersteunen van derde landen wat betreft deskundigheid en capaciteitsopbouw voor hun eigen asiel- en opvangstelsels, en met het oog op het uitvoeren van regionale ontwikkelings- en beschermingsprogramma's en andere acties. Het Agentschap kan deze samenwerking aangaan in het kader van werkafspraken die met de deze autoriteiten zijn vastgesteld overeenkomstig het Unierecht en -beleid. Het Agentschap verzoekt de Commissie om voorafgaande toestemming voor deze werkafspraken en brengt het Europees Parlement op de hoogte.

3.Het Agentschap kan met instemming van de gastlidstaat ambtenaren van derde landen uitnodigen om als waarnemer op te treden bij de operationele en technische maatregelen die in artikel 16, lid 3, worden uiteengezet, mits hun aanwezigheid de verwezenlijking van de doelstellingen van deze maatregelen niet in het gedrang brengt en de samenwerking en uitwisseling van beste praktijken kan bevorderen.

4.Het Agentschap coördineert de acties inzake hervestiging die de lidstaten of de Unie uitvoeren, waaronder informatie-uitwisseling, om tegemoet te komen aan de behoeften aan internationale bescherming van vluchtelingen in derde landen en solidariteit te tonen met hun gastlanden. Het Agentschap verzamelt informatie, houdt toezicht op hervestiging naar de lidstaten en ondersteunt de lidstaten bij hun capaciteitsopbouw op het gebied van hervestiging. Het Agentschap kan, onder voorbehoud van toestemming van het derde land en in overleg met de Commissie, een dergelijke informatie-uitwisseling of enige andere actie waarbij de lidstaten en een derde land betrokken zijn, ook coördineren op het grondgebied van dat derde land.

5.Het Agentschap neemt deel aan de uitvoering van internationale overeenkomsten die de Unie met derde landen heeft gesloten, in het kader van het Uniebeleid inzake externe betrekkingen, en met betrekking tot terreinen die onder deze verordening vallen.

6. Het Agentschap kan financiering van de Unie ontvangen overeenkomstig de bepalingen van de relevante instrumenten die het beleid inzake externe betrekkingen van de Unie ondersteunen. Het kan projecten voor technische bijstand in derde landen initiëren en financieren ten aanzien van aangelegenheden die onder deze verordening vallen.

Artikel 36

Samenwerking met organen of instanties van de Unie

1. Het Agentschap werkt samen met de organen en instanties van de Unie waarvan de activiteiten verband houden met die van het Agentschap, met name het Bureau van de Europese Unie voor de grondrechten en het Europees Agentschap voor het beheer van de operationele samenwerking aan de buitengrenzen van de lidstaten van de Europese Unie, en die verantwoordelijk zijn voor aangelegenheden die onder deze verordening vallen.

2. Deze samenwerking vindt plaats in het kader van de werkafspraken die met deze organen zijn vastgesteld, na goedkeuring van de Commissie. Het Agentschap brengt het Europees Parlement van deze regelingen op de hoogte.

3. De samenwerking brengt synergie tot stand tussen de relevante organen van de Unie en voorkomt dubbel werk bij de activiteiten die zij elk uitvoeren overeenkomstig hun mandaat.

Artikel 37

Samenwerking met de UNHCR en andere internationale organisaties

Het Agentschap werkt samen met internationale organisaties, met name de UNHCR, op gebieden die onder deze verordening vallen, in het kader van de werkafspraken die met deze organen zijn gemaakt, overeenkomstig het Verdrag en de bepalingen inzake de bevoegdheden van deze organen. De raad van bestuur besluit over de werkafspraken, die onderworpen zijn aan de voorafgaande goedkeuring van de Commissie.

HOOFDSTUK 9

ORGANISATIE VAN HET AGENTSCHAP

Artikel 38

Administratieve en bestuurlijke structuur

De administratieve en bestuurlijke structuur van het Agentschap omvat:

a)een raad van bestuur, die de in artikel 40 vastgestelde taken uitoefent;

b)een uitvoerend directeur, die de in artikel 46 vastgestelde taken uitoefent;

c)een plaatsvervangend uitvoerend directeur, als vastgesteld in artikel 47.

Artikel 39

Samenstelling van de raad van bestuur

1. De raad van bestuur bestaat uit een vertegenwoordiger van elke lidstaat en twee vertegenwoordigers van de Commissie, die stemrecht hebben.

2. De raad van bestuur telt een vertegenwoordiger van het UNHCR, die geen stemrecht heeft.

3. Ieder lid van de raad van bestuur heeft een plaatsvervanger. De plaatsvervanger vertegenwoordigt het lid indien het afwezig is.

4. De leden van de raad van bestuur en hun plaatsvervangers worden benoemd op grond van hun kennis op het gebied van asiel, met inachtneming van hun relevante bestuurlijke, administratieve en budgettaire vaardigheden. Alle partijen in de raad van bestuur trachten het verloop van hun vertegenwoordigers te beperken teneinde de continuïteit van de werkzaamheden van de raad van bestuur te verzekeren. Alle partijen streven naar een evenwichtige vertegenwoordiging van mannen en vrouwen in de raad van bestuur.

5. De ambtstermijn van de leden van de raad van bestuur bedraagt vier jaar. Deze termijn is verlengbaar. Wanneer hun ambtstermijn afloopt of zij ontslag nemen, blijven de leden in functie totdat hun mandaat is verlengd of zij zijn vervangen.

Artikel 40

Taken van de raad van bestuur

1. De raad van bestuur:

a)zorgt voor de algemene aansturing van de activiteiten van het Agentschap en stelt ieder jaar het programmeringsdocument van het Agentschap vast met een meerderheid van twee derde van zijn stemgerechtigde leden en in overeenstemming met artikel 41;

b)stelt de jaarbegroting van het Agentschap vast met een meerderheid van twee derde van zijn stemgerechtigde leden en voert andere functies uit met betrekking tot de begroting van het Agentschap, overeenkomstig hoofdstuk 10;

c)keurt het geconsolideerd jaarlijks activiteitenverslag van het Agentschap goed en zendt dit jaarlijks vóór 1 juli toe aan het Europees Parlement, de Raad, de Commissie en de Rekenkamer. Het geconsolideerde jaarlijkse activiteitenverslag wordt openbaar gemaakt;

d)stelt overeenkomstig artikel 53 de financiële regels vast die van toepassing zijn op het Agentschap;

e)neemt alle besluiten betreffende de uitvoering van de opdracht van het Agentschap, zoals omschreven in deze verordening;

f)stelt een fraudebestrijdingsstrategie vast, die evenredig is aan het frauderisico en rekening houdt met de kosten en baten van de uit te voeren maatregelen;

g)stelt regels vast voor de voorkoming en beheersing van belangenconflicten met betrekking tot zijn leden;

h)stelt de in artikel 2, lid 3, genoemde communicatie- en verspreidingsplannen vast en werkt deze regelmatig bij, op basis van een behoefteanalyse;

i)stelt zijn reglement van orde vast;

j)oefent overeenkomstig lid 2 met betrekking tot het personeel van het Agentschap de bevoegdheden uit die het Statuut toekent aan het tot aanstelling bevoegde gezag, en die de Regeling welke van toepassing is op de andere personeelsleden toekent aan het tot het sluiten van contracten bevoegde gezag 27 ("het tot aanstelling bevoegde gezag");

k)stelt de toepasselijke uitvoeringsregels ten behoeve van de uitvoering van het Statuut en de Regeling welke van toepassing is op de andere personeelsleden vast overeenkomstig artikel 110 van het Statuut;

l)benoemt de uitvoerend directeur en de plaatsvervangend uitvoerend directeur, treedt op als tuchtraad ten aanzien van de uitvoerend directeur, en verlengt indien nodig zijn ambtstermijn of ontheft hem uit zijn functie overeenkomstig de artikelen 45 en 47;

m)neemt overeenkomstig artikel 65 een jaarverslag over de asielsituatie in de Unie aan. Dat verslag wordt ingediend bij het Europees Parlement, de Raad en de Commissie;

n)neemt alle besluiten over de ontwikkeling van de in deze verordening vermelde informatiesystemen en met name van de in artikel 8, lid 2, onder b), bedoelde portaalsite;

o)stelt de gedetailleerde regels ter uitvoering van Verordening (EG) nr. 1049/2001 vast, overeenkomstig artikel 58;

p)stelt het personeelsbeleid van het Agentschap vast, overeenkomstig artikel 55;

q)stelt, na de Commissie om advies te hebben verzocht, het programmeringsdocument vast, overeenkomstig artikel 41;

r)neemt alle besluiten betreffende het opzetten en, waar nodig, het wijzigen van de interne structuren van het Agentschap;

s)zorgt voor een passende follow-up van de resultaten en aanbevelingen in de interne en externe auditverslagen en beoordelingen, alsook van de resultaten en aanbevelingen die voortvloeien uit de onderzoeken van het Europees Bureau voor fraudebestrijding (OLAF);

t)stelt de operationele normen, indicatoren, richtsnoeren en beste praktijken vast die het Agentschap ontwikkelt overeenkomstig artikel 12, lid 2;

u)stemt in met de gemeenschappelijke analyse van informatie over landen van herkomst en beoordelingen van die analyse overeenkomstig artikel 10, leden 2 en 3;

v)stelt het programma voor de monitoring en beoordeling van de asiel- en opvangstelsels vast, overeenkomstig artikel 14, lid 1;

w)neemt het ontwerpverslag aan van het team van deskundigen dat de monitoringexercitie uitvoert, overeenkomstig artikel 14, lid 3;

x)stelt de aanbevelingen op na een monitoringexercitie, overeenkomstig artikel 14, lid 4;

y)bepaalt het profiel van de deskundigen en het totale aantal deskundigen die aan de asielondersteuningsteams ter beschikking dienen te worden gesteld, en besluit hierover, overeenkomstig artikel 17, lid 3;

z)bepaalt het profiel van de deskundigen en het totale aantal deskundigen die aan de asielinterventiepool ter beschikking dienen te worden gesteld, en besluit hierover, overeenkomstig artikel 18, lid 2;

aa)stelt een strategie voor de betrekkingen met derde landen of internationale organisaties vast met betrekking tot zaken waarvoor het Agentschap bevoegd is, alsmede werkafspraken met de Commissie voor de uitvoering daarvan;

bb)geeft machtiging tot het sluiten van werkafspraken overeenkomstig artikel 35.

2. De raad van bestuur neemt overeenkomstig artikel 110 van het Statuut een besluit dat is gebaseerd op artikel 2, lid 1, van het Statuut en artikel 6 van de Regeling welke van toepassing is op de andere personeelsleden, waarin hij de nodige bevoegdheden van het tot aanstelling bevoegde gezag delegeert aan de uitvoerend directeur en de voorwaarden vastlegt voor de opschorting van deze gedelegeerde bevoegdheden. De uitvoerend directeur mag deze bevoegdheden op zijn beurt delegeren.

Wanneer uitzonderlijke omstandigheden dat vereisen, kan de raad van bestuur door middel van een besluit de delegatie van de bevoegdheden van het tot aanstelling bevoegde gezag aan de uitvoerend directeur en de bevoegdheden die deze laatste op zijn beurt verder heeft gedelegeerd, tijdelijk opschorten en deze bevoegdheden zelf uitoefenen of delegeren aan een van zijn leden of aan een ander personeelslid dan de uitvoerend directeur.

3. De raad van bestuur kan een dagelijks bestuur opzetten, bestaande uit de voorzitter van de raad van bestuur, de twee vertegenwoordigers van de Commissie in de raad van bestuur en drie andere leden van de raad van bestuur, om de raad van bestuur en de uitvoerend directeur bij te staan bij de voorbereiding van besluiten, de jaarlijkse en meerjarige programmering en activiteiten die door de raad van bestuur moeten worden vastgesteld. Indien dat in dringende gevallen noodzakelijk is, kan het dagelijks bestuur namens de raad van bestuur bepaalde voorlopige besluiten nemen, met name op het gebied van administratief beheer.

Artikel 41

Meerjarige programmering en jaarlijks werkprogramma

1. Uiterlijk op 30 november van elk jaar stelt de raad van bestuur een programmeringsdocument vast dat de meerjarige en de jaarlijkse programmering bevat, op basis van een ontwerpvoorstel van de uitvoerend directeur, met inachtneming van het advies van de Commissie en voor de meerjarige programmering, na raadpleging van het Europees Parlement. De raad van bestuur zendt dit document door naar het Europees Parlement, de Raad en de Commissie.

Het programmeringsdocument wordt definitief na de definitieve vaststelling van de algemene begroting en wordt, indien nodig, dienovereenkomstig aangepast.

Uiterlijk op 31 januari wordt jaarlijks een ontwerpversie van het programmeringsdocument toegestuurd aan het Europees Parlement, de Raad en de Commissie; dit gebeurt ook met alle daarna bijgewerkte versies van dat document.

2. De meerjarige programmering omvat een beschrijving van de algemene strategische programmering voor de middellange en lange termijn, met inbegrip van doelstellingen, beoogde resultaten en prestatie-indicatoren. Het behelst ook de programmering van de middelen, met inbegrip van de meerjarige begroting en de personele middelen.

In de meerjarige programmering worden de strategische interventiegebieden vastgesteld en wordt uitgelegd wat er moet gebeuren om de doelstellingen te verwezenlijken. Hierin opgenomen worden ook de strategie voor de betrekkingen met derde landen of internationale organisaties, zoals bedoeld in respectievelijk artikel 34 en artikel 37, en de maatregelen in verband met die strategie, met een vermelding van de bijbehorende middelen.

De meerjarige programmering wordt door middel van jaarlijkse werkprogramma's uitgevoerd en wordt jaarlijks geactualiseerd. De meerjarige programmering wordt in voorkomend geval geactualiseerd, met name om rekening te houden met de resultaten van de in artikel 66 bedoelde evaluatie.

3.Het jaarlijkse werkprogramma bevat gedetailleerde doelstellingen en beoogde resultaten, met inbegrip van prestatie-indicatoren. Het bevat ook een beschrijving van de te financieren activiteiten en een indicatie van de financiële en personele middelen die aan iedere activiteit worden toegewezen, overeenkomstig de beginselen die gelden voor activiteitsgestuurde begroting en beheer. Het jaarlijks werkprogramma dient met de in lid 2 bedoelde meerjarige programmering te sporen. Het vermeldt duidelijk de taken die zijn toegevoegd, gewijzigd of geschrapt ten opzichte van het vorige begrotingsjaar.

4. De raad van bestuur past het vastgestelde jaarlijkse werkprogramma aan wanneer het Agentschap een nieuwe taak krijgt toegewezen.

Iedere wezenlijke verandering van het jaarlijkse werkprogramma wordt vastgesteld door middel van dezelfde procedure als die welke voor het oorspronkelijke jaarlijkse werkprogramma geldt. De raad van bestuur kan aan de uitvoerend directeur de bevoegdheid delegeren om niet-wezenlijke veranderingen door te voeren in het jaarlijkse werkprogramma.

Artikel 42

Voorzitter van de raad van bestuur

1. De raad van bestuur kiest uit zijn stemgerechtigde leden een voorzitter en een vicevoorzitter. De voorzitter en vicevoorzitter worden door de stemgerechtigde leden van de raad van bestuur gekozen met een tweederdemeerderheid.

De vicevoorzitter vervangt ambtshalve de voorzitter wanneer deze niet in staat is zijn taken te verrichten.

2. De ambtstermijn van de voorzitter en vicevoorzitter bedraagt vier jaar. Hun ambtstermijn kan eenmaal worden verlengd. Indien tijdens hun ambtstermijn hun lidmaatschap van de raad van bestuur echter eindigt, loopt hun ambtstermijn op dezelfde datum als die van deze eindiging automatisch af.

Artikel 43

Vergaderingen van de raad van bestuur

1. De voorzitter roept de vergaderingen van de raad van bestuur bijeen.

2. De uitvoerend directeur neemt aan de beraadslagingen deel, maar heeft geen stemrecht.

3. De vertegenwoordiger van het UNHCR neemt niet aan de vergadering deel wanneer de raad van bestuur de functies vervult die zijn beschreven in artikel 40, lid 1, onder l), o), p), q) en r), en in artikel 40, lid 2, noch wanneer de raad van bestuur besluit financiële middelen ter beschikking te stellen voor de activiteiten van het UNHCR die het Agentschap in staat stellen te profiteren van de deskundigheid van het UNHCR, zoals bedoeld in artikel 49.

4. De raad van bestuur houdt ten minste twee gewone vergaderingen per jaar. Daarnaast komt de raad bijeen op initiatief van de voorzitter, van de Commissie of van één derde van zijn leden.

5. De raad van bestuur kan elkeen van wie het advies dienstig kan zijn, uitnodigen om als waarnemer de vergaderingen bij te wonen.

6. Denemarken wordt uitgenodigd voor de vergaderingen van de raad van bestuur.

7. De leden van de raad van bestuur en hun plaatsvervangers kunnen zich overeenkomstig de bepalingen van het reglement van orde tijdens de vergaderingen laten bijstaan door adviseurs of deskundigen.

8. Het Agentschap vervult de secretariaatstaken voor de raad van bestuur.

Artikel 44

Stemregels in de raad van bestuur

1. Tenzij anders bepaald, worden de besluiten van de raad van bestuur genomen met een meerderheid van alle stemgerechtigde leden.

2. Elk stemgerechtigd lid heeft één stem. Bij afwezigheid van een stemgerechtigd lid mag zijn plaatsvervanger diens stemrecht uitoefenen.

3. De voorzitter neemt aan de stemming deel.

4. De uitvoerend directeur neemt niet aan de stemming deel.

5. In het reglement van orde van de raad van bestuur wordt de stemprocedure nader uitgewerkt, met name betreffende de gevallen waarin een lid mag handelen namens een ander lid.

Artikel 45

Uitvoerend directeur

1. De uitvoerend directeur is een personeelslid en wordt aangeworven als tijdelijk functionaris van het Agentschap overeenkomstig artikel 2, onder a), van de Regeling welke van toepassing is op de andere personeelsleden.

2. De uitvoerend directeur wordt benoemd door de raad van bestuur, uit een kandidatenlijst die door de Commissie wordt opgesteld na een open en transparante selectieprocedure. De uitvoerend directeur wordt benoemd op grond van zijn verdiensten en bewezen sterke bestuurs- en managementvaardigheden, alsmede zijn ruime ervaring op het gebied van migratie en asiel.

Voor het sluiten van de arbeidsovereenkomst met de uitvoerend directeur wordt het Agentschap vertegenwoordigd door de voorzitter van de raad van bestuur.

3. Vóór de benoeming kan de door de raad van bestuur gekozen kandidaat worden verzocht een verklaring voor de bevoegde commissie van het Europees Parlement af te leggen en vragen van de commissieleden te beantwoorden.

4. De ambtstermijn van de uitvoerend directeur bedraagt vijf jaar. Aan het einde van deze termijn stelt de Commissie een beoordeling op waarin rekening wordt gehouden met de evaluatie van de resultaten van de uitvoerend directeur en de toekomstige taken en uitdagingen van het Agentschap.

5. Op grond van een voorstel van de Commissie, waarin rekening wordt gehouden met de beoordeling als bedoeld in lid 4, kan de raad van bestuur de ambtstermijn van de uitvoerend directeur eenmaal verlengen met ten hoogste vijf jaar.

6. De raad van bestuur stelt het Europees Parlement in kennis van zijn voornemen om de ambtstermijn van de uitvoerend directeur te verlengen. In de maand die voorafgaat aan de verlenging van zijn ambtstermijn kan de uitvoerend directeur worden gevraagd een verklaring voor de bevoegde commissie van het Europees Parlement af te leggen en vragen van de commissieleden te beantwoorden.

7. Een uitvoerend directeur wiens ambtstermijn is verlengd, kan na afloop van de volledige termijn niet deelnemen aan een nieuwe selectieprocedure voor hetzelfde ambt.

8. De uitvoerend directeur kan uitsluitend uit zijn functie worden ontheven bij besluit van de raad van bestuur op voorstel van de Commissie.

9. De raad van bestuur neemt besluiten over de benoeming van de uitvoerend directeur, de verlenging van diens ambtstermijn en de ontheffing van de uitvoerend directeur uit zijn functie met een tweederdemeerderheid van zijn stemgerechtigde leden.

Artikel 46

Verantwoordelijkheden van de uitvoerend directeur

1. De uitvoerend directeur beheert het Agentschap. De uitvoerend directeur legt verantwoording af aan de raad van bestuur.

2. Onverminderd de bevoegdheden van de Commissie en van de raad van bestuur, voert de uitvoerend directeur zijn taken op onafhankelijke wijze uit zonder instructies te vragen aan of te aanvaarden van enige regering, instelling, persoon of enig ander orgaan.

3. De uitvoerend directeur brengt desgevraagd verslag uit over de uitoefening van zijn taken aan het Europees Parlement. De Raad kan de uitvoerend directeur verzoeken verslag uit te brengen over de uitoefening van zijn taken.

4. De uitvoerend bestuurder treedt op als wettelijke vertegenwoordiger van het Agentschap.

5. De uitvoerend directeur is verantwoordelijk voor de tenuitvoerlegging van de taken die bij deze verordening aan het Agentschap zijn toegekend. De uitvoerend directeur is in het bijzonder belast met:

a)het dagelijks bestuur van het Agentschap;

b)het uitvoeren van de besluiten van de raad van bestuur;

c)het opstellen van het programmeringsdocument en het indienen daarvan bij de raad van bestuur na raadpleging van de Commissie;

d)het uitvoeren van het programmeringsdocument, en het uitbrengen van verslag over de uitvoering ervan aan de raad van bestuur;

e)het voorbereiden van het geconsolideerd jaarverslag over de activiteiten van het Agentschap en het ter goedkeuring indienen ervan bij de raad van bestuur;

f)het opstellen van een actieplan voor de follow-up van de conclusies van interne of externe auditverslagen en beoordelingen, alsook van onderzoeken van het Europees Bureau voor fraudebestrijding (OLAF), en het uitbrengen van verslag over de geboekte vooruitgang, twee keer per jaar aan de Commissie en op regelmatige tijdstippen aan de raad van bestuur en het dagelijks bestuur;

g)het beschermen van de financiële belangen van de Unie, zonder afbreuk te doen aan de onderzoeksbevoegdheid van OLAF, door toepassing van maatregelen ter voorkoming van fraude, corruptie en andere onwettige activiteiten, door middel van effectieve controles en, indien onregelmatigheden worden vastgesteld, door terugvordering van ten onrechte betaalde bedragen en, waar nodig, het opleggen van doeltreffende, evenredige en afschrikkende administratieve en financiële sancties;

h)het opstellen van een fraudebestrijdingsstrategie voor het Agentschap en het ter goedkeuring voorleggen daarvan aan de raad van bestuur;

i)het opstellen van een ontwerp van de financiële regeling die van toepassing is op het Agentschap;

j)het opstellen van de ontwerpraming van ontvangsten en uitgaven van het Agentschap en het uitvoeren van de begroting van het Agentschap;

k)de uitoefening jegens het personeel van het Agentschap van de bevoegdheden die zijn omschreven in artikel 55;

l)het nemen van alle besluiten over het beheer van de in deze verordening vermelde informatiesystemen en met name van de in artikel 8, lid 2, onder b), bedoelde portaalsite;

m)het nemen van alle besluiten betreffende het beheer van de interne structuren van het Agentschap;

n)het indienen van de gemeenschappelijke analyse bij de raad van bestuur, overeenkomstig artikel 10, lid 2;

o)het in het kader van de monitoring indienen van ontwerpverslagen en aanbevelingen bij achtereenvolgens de betrokken lidstaat en de raad van bestuur, overeenkomstig artikel 14, leden 3 en 4;

p)het evalueren, goedkeuren en coördineren van verzoeken om operationele en technische bijstand overeenkomstig artikel 16, lid 2, en artikel 20;

q)het waarborgen van de tenuitvoerlegging van het in artikel 19 bedoelde operationele plan;

r)het coördineren van de activiteiten van het Agentschap in de ondersteuningsteams voor migratiebeheer met de Commissie en andere relevante agentschappen van de Unie, overeenkomstig artikel 21, lid 1;

s)het waarborgen van de tenuitvoerlegging van het in artikel 22, lid 3, bedoelde besluit van de Commissie;

t)het besluiten, in overleg met de raad van bestuur, over de aanschaf of leasing van technische uitrusting overeenkomstig artikel 23, lid 2;

u)het aanwijzen van een coördinerend functionaris van het Agentschap, overeenkomstig artikel 25, lid 1.

Artikel 47

Plaatsvervangend uitvoerend directeur

1. De uitvoerend directeur wordt bijgestaan door een plaatsvervangend uitvoerend directeur.

2. De bepalingen van artikel 45 zijn van toepassing op de plaatsvervangend uitvoerend directeur.

Artikel 48

Adviesforum

1. Het Agentschap onderhoudt een nauwe dialoog met maatschappelijke organisaties en relevante bevoegde organen die zich op lokaal, regionaal, nationaal, EU- of internationaal niveau bezighouden met asielbeleid. Hiertoe richt het Agentschap een adviesforum op.

2. Het adviesforum is een mechanisme voor het uitwisselen van informatie en het delen van kennis. Het zorgt voor een nauwe dialoog tussen het Agentschap en relevante organisaties en organen, als bedoeld in lid 1, en staat de uitvoerend directeur en de raad van bestuur bij in zaken die onder deze verordening vallen.

3. Het Agentschap nodigt het Bureau van de Europese Unie voor de grondrechten, het Europees Agentschap voor het beheer van de operationele samenwerking aan de buitengrenzen van de lidstaten van de Europese Unie, het UNHCR en andere relevante organisaties of organen als bedoeld in lid 1 uit om deel te nemen.

Op voorstel van de uitvoerend directeur besluit de raad van bestuur over de samenstelling en werkmethoden van het adviesforum, met inbegrip van thematische of geografische adviesgroepen, en over de wijze waarop informatie aan het adviesforum wordt doorgegeven.

4. Het adviesforum staat de uitvoerend directeur en de raad van bestuur bij in asielgerelateerde zaken, overeenkomstig de specifieke behoeften op gebieden die als prioritaire werkterreinen van het Agentschap zijn aangemerkt.

5. Het adviesforum heeft met name tot taak:

a)het doen van voorstellen aan de raad van bestuur over de in artikel 41 bedoelde jaarlijkse en meerjarige programmering;

b)het geven van feedback en het voorstellen van follow-upmaatregelen aan de raad van bestuur met betrekking tot het in artikel 65 bedoelde jaarverslag over de asielsituatie in de Unie; alsmede

c)het meedelen aan de uitvoerend directeur en de raad van bestuur van de resultaten en aanbevelingen van conferenties, studiebijeenkomsten en vergaderingen, alsook van de bevindingen van studies of veldwerk verricht door bij het adviesforum aangesloten organisaties of organen, die relevant zijn voor de werkzaamheden van het Agentschap.

6. Het adviesforum komt ten minste tweemaal per jaar bijeen.

HOOFDSTUK 10

FINANCIËLE BEPALINGEN

Artikel 49

Begroting

1. Voor elk begrotingsjaar, dat samenvalt met het kalenderjaar, worden de ontvangsten en uitgaven van het Agentschap geraamd en vervolgens in de begroting van het Agentschap opgenomen.

2. De ontvangsten en uitgaven van het Agentschap moeten in evenwicht zijn.

3. Onverminderd andere middelen bestaan de ontvangsten van het Agentschap uit:

a)een in de algemene begroting van de Europese Unie opgenomen bijdrage van de Unie;

b)financiering van de Unie in de vorm van delegatieovereenkomsten of ad hoc-subsidies in overeenstemming met de in artikel 53 bedoelde financiële voorschriften en met de bepalingen van de relevante instrumenten die het beleid van de Unie ondersteunen;

c)eventuele vrijwillige financiële bijdragen van de lidstaten;

d)eventuele bijdragen van de geassocieerde landen;

e)vergoedingen voor publicaties en andere door het Agentschap verrichte diensten.

4. De uitgaven van het Agentschap omvatten de bezoldiging van het personeel, uitgaven voor administratie en infrastructuur, en operationele uitgaven.

Artikel 50

Vaststelling van de begroting

1. Elk jaar stelt de uitvoerend directeur een voorlopige ontwerpraming op van de ontvangsten en uitgaven van het Agentschap voor het volgende begrotingsjaar, waarin de lijst van het aantal ambten is opgenomen, en zendt hij deze naar de raad van bestuur.

2. Op basis van dit voorlopig ontwerp stelt de raad van bestuur een voorlopige ontwerpraming vast van de ontvangsten en uitgaven van het Agentschap voor het volgende begrotingsjaar.

3. De voorlopige ontwerpraming van de ontvangsten en uitgaven van het Agentschap wordt ieder jaar uiterlijk op 31 januari aan de Commissie, het Europees Parlement en de Raad toegezonden.

4. De Commissie zendt de raming samen met het ontwerp van algemene begroting van de Europese Unie naar de begrotingsautoriteit.

5. Op basis van de raming neemt de Commissie de geraamde bedragen die zij nodig acht voor de personeelsformatie en het bedrag van de subsidie ten laste van de algemene begroting, op in het ontwerp van algemene begroting van de Europese Unie, dat zij overeenkomstig de artikelen 313 en 314 van het Verdrag voorlegt aan de begrotingsautoriteit.

6. De begrotingsautoriteit keurt de kredieten goed voor de subsidie aan het Agentschap.

7. Zij stelt de personeelsformatie voor het Agentschap vast.

8. De begroting van het Agentschap wordt door de raad van bestuur vastgesteld. De begroting wordt definitief na de definitieve vaststelling van de algemene begroting van de Europese Unie. Indien nodig wordt de begroting dienovereenkomstig aangepast.

9. De bepalingen van Gedelegeerde Verordening (EU) nr. 1271/2013 van de Commissie 28 zijn van toepassing op alle bouwprojecten die significante gevolgen kunnen hebben voor de begroting van het Agentschap.

Artikel 51

Uitvoering van de begroting

1. De uitvoerend directeur voert de begroting van het Agentschap uit.

2. De uitvoerend directeur zendt de begrotingsautoriteit jaarlijks alle relevante informatie over de resultaten van de evaluatieprocedures toe.

Artikel 52

Indiening van de rekeningen en kwijting

1. Uiterlijk op 1 maart van het volgende begrotingsjaar zendt de rekenplichtige van het Agentschap de voorlopige rekeningen toe aan de rekenplichtige van de Commissie en de Rekenkamer.

2. Uiterlijk op 31 maart van het volgende begrotingsjaar zendt het Agentschap het verslag over het budgettair en financieel beheer toe aan het Europees Parlement, de Raad en de Rekenkamer.

Uiterlijk op 31 maart van het volgende begrotingsjaar zendt de rekenplichtige van de Commissie de voorlopige rekeningen van het Agentschap die met de rekeningen van de Commissie zijn geconsolideerd, toe aan de Rekenkamer.

3. Overeenkomstig artikel 148 van Verordening (EU, Euratom) nr. 966/2012 29 maakt de uitvoerend directeur na ontvangst van de opmerkingen van de Rekenkamer over de voorlopige rekeningen van het Agentschap, onder zijn eigen verantwoordelijkheid de definitieve rekeningen van het Agentschap op en legt hij deze ter advies voor aan de raad van bestuur.

4. De raad van bestuur brengt advies uit over de definitieve rekeningen van het Agentschap.

5. Uiterlijk op 1 juli van het jaar dat volgt op het afgesloten begrotingsjaar zendt de uitvoerend directeur de definitieve rekeningen, samen met het advies van de raad van bestuur, toe aan het Europees Parlement, de Raad, de Commissie en de Rekenkamer.

6. De definitieve rekeningen worden vóór 15 november van het volgende jaar bekendgemaakt in het Publicatieblad van de Europese Unie.

7. De uitvoerend directeur geeft de Rekenkamer uiterlijk op 30 september antwoord op haar opmerkingen. De uitvoerend directeur zendt dit antwoord tevens toe aan de raad van bestuur.

8. De uitvoerend directeur verstrekt het Europees Parlement op zijn verzoek, overeenkomstig artikel 165, lid 3, van het Financieel Reglement, alle inlichtingen die nodig zijn voor het goede verloop van de kwijtingsprocedure voor het betrokken begrotingsjaar.

9. Vóór 15 mei van het jaar N+2 verleent het Europees Parlement op aanbeveling van de Raad, die met gekwalificeerde meerderheid van stemmen besluit, de uitvoerend directeur kwijting voor de uitvoering van de begroting van het begrotingsjaar N.

Artikel 53

Financiële regels

1.De financiële regels die van toepassing zijn op het Agentschap worden vastgesteld door de raad van bestuur, na raadpleging van de Commissie. Deze regels zijn in overeenstemming met Gedelegeerde Verordening (EU) nr. 1271/2013, tenzij een afwijking van de bepalingen van die verordening specifiek vereist is voor de werking van het Agentschap en de Commissie daar vooraf toestemming voor heeft gegeven.

2.Het Agentschap kan subsidies verlenen in verband met het verrichten van de in artikel 2 bedoelde taken, overeenkomstig deze verordening of door delegering door de Commissie overeenkomstig artikel 58, lid 1, onder c), punt iv), van Verordening (EU, Euratom) nr. 966/2012 30 . De relevante bepalingen van Verordening (EU, Euratom) nr. 966/2012 en Gedelegeerde Verordening (EU) nr. 1268/2012 van de Commissie 31  zijn van toepassing.

HOOFDSTUK 11

ALGEMENE BEPALINGEN

Artikel 54

Rechtsstatus

1. Het Agentschap is een orgaan van de Unie. Het heeft rechtspersoonlijkheid.

2. Het Agentschap beschikt in alle lidstaten over de ruimste handelingsbevoegdheid die volgens de geldende wetgeving aan rechtspersonen wordt verleend. Het kan met name roerende en onroerende goederen verwerven of vervreemden en in rechte optreden.

3. Het Agentschap is onafhankelijk met betrekking tot operationele en technische aangelegenheden.

4. Het Agentschap wordt vertegenwoordigd door zijn uitvoerend directeur.

5. De vestigingsplaats van het Agentschap is Malta.

Artikel 55

Personeel

1. Het Statuut van de ambtenaren van de Europese Unie, de regeling welke van toepassing is op de andere personeelsleden van de Europese Unie en de regels die door de instellingen van de Europese Unie zijn overeengekomen ter uitvoering van dat Statuut en die regeling, zijn van toepassing op het personeel van het Agentschap.

2. De raad van bestuur stelt overeenkomstig artikel 110 van het Statuut passende bepalingen vast voor de tenuitvoerlegging van het Statuut en de regeling welke van toepassing is op de andere personeelsleden.

3. Het Agentschap oefent met betrekking tot zijn personeel de bevoegdheden uit die het Statuut toekent aan het tot aanstelling bevoegde gezag en die de regeling welke van toepassing is op de andere personeelsleden toekent aan het gezagsorgaan dat bevoegd is overeenkomsten te sluiten.

4. Het Agentschap mag ook gebruikmaken van gedetacheerde nationale deskundigen of ander personeel dat niet in dienst is van het Agentschap. Bij besluit van de raad van bestuur worden de voorschriften vastgesteld voor de detachering van nationale deskundigen bij het Agentschap.

5. Het Agentschap kan personeel aanstellen voor werk ter plaatse in de lidstaten.

Artikel 56

Voorrechten en immuniteiten

Het Protocol betreffende de voorrechten en immuniteiten van de Europese Unie is van toepassing op het Agentschap en zijn personeel.

Artikel 57

Talenregeling

1. De bepalingen van Verordening nr. 1 van de Raad 32 zijn van toepassing op het Agentschap.

2. Onverminderd de besluiten die op grond van artikel 342 van het Verdrag worden genomen, worden het geconsolideerde jaarlijkse verslag over de activiteiten van het Agentschap en het programmeringsdocument in alle officiële talen van de instellingen van de Europese Unie opgesteld.

3. De voor het functioneren van het Agentschap vereiste vertaaldiensten worden geleverd door het Vertaalbureau voor de organen van de Europese Unie.

Artikel 58

Transparantie

1. Verordening (EG) nr. 1049/2001 is van toepassing op de documenten die worden bijgehouden door het Agentschap.

2. Het Agentschap kan op eigen initiatief communiceren op de gebieden die onder zijn mandaat vallen. Het maakt het geconsolideerde jaarlijkse activiteitenverslag bekend en waarborgt met name dat het grote publiek en alle belanghebbende partijen snel objectieve, betrouwbare en begrijpelijke informatie omtrent zijn werk ontvangen.

3. De raad van bestuur stelt binnen zes maanden na de datum van zijn eerste vergadering de gedetailleerde regels voor de toepassing van de leden 1 en 2 vast.

4. Alle natuurlijke personen of rechtspersonen hebben het recht zich in een van de officiële talen van de Unie schriftelijk tot het Agentschap te richten. Zij hebben het recht een antwoord in dezelfde taal te ontvangen.

5. Tegen besluiten van het Agentschap uit hoofde van artikel 8 van Verordening (EG) nr. 1049/2001 kan een klacht worden ingediend bij de Ombudsman of kan een beroep worden ingesteld bij het Hof van Justitie van de Europese Unie, volgens de voorwaarden van respectievelijk artikel 228 en artikel 263 van het Verdrag.

Artikel 59

Fraudebestrijding

1. Teneinde de bestrijding van fraude, corruptie en andere illegale handelingen te bevorderen, is Verordening (EU, Euratom) nr. 883/2013 van het Europees Parlement en de Raad 33 onverminderd van toepassing. Het Agentschap treedt toe tot het Interinstitutioneel akkoord van 25 mei 1999 betreffende de interne onderzoeken verricht door het Europees Bureau voor fraudebestrijding (OLAF) en stelt de overeenkomstige voorschriften vast, die op al het personeel van het Agentschap van toepassing zijn, waarbij het gebruik maakt van het model in de bijlage bij dat akkoord.

2. De Europese Rekenkamer is bevoegd om bij alle begunstigden van subsidies, contractanten en subcontractanten die van het Agentschap Uniemiddelen hebben ontvangen, audits te verrichten, zowel op basis van documenten als ter plaatse.

3. OLAF kan overeenkomstig de bepalingen en procedures van Verordening (EU, Euratom) nr. 883/2013 en Verordening (EG, Euratom) nr. 2185/96 van de Raad onderzoeken verrichten, waaronder controles en inspecties ter plaatse, om vast te stellen of er sprake is van fraude, corruptie of andere onwettige activiteiten waardoor de financiële belangen van de Unie worden geschaad in verband met een subsidie of een door het Agentschap gefinancierde overeenkomst 34 .

4. Onverminderd de leden 1, 2 en 3 omvatten de samenwerkingsovereenkomsten met derde landen en internationale organisaties, contracten, subsidieovereenkomsten en subsidiebesluiten van het Agentschap bepalingen die de Europese Rekenkamer en het OLAF uitdrukkelijk de bevoegdheid verlenen dergelijke controles en onderzoeken te verrichten overeenkomstig hun respectieve bevoegdheden.

Artikel 60

Beveiligingsvoorschriften voor de bescherming van gerubriceerde informatie en gevoelige niet-gerubriceerde informatie

1. Het Agentschap past de in Besluiten (EU, Euratom) 2015/443 35 en 2015/444 van de Commissie vervatte veiligheidsvoorschriften van de Commissie toe 36 . Die voorschriften gelden met name voor de uitwisseling, de verwerking en de opslag van gerubriceerde gegevens.

2. Het Agentschap past tevens de veiligheidsbeginselen betreffende de behandeling van niet-gerubriceerde gevoelige gegevens toe, zoals die zijn vastgelegd in de besluiten bedoeld in lid 1 en door de Commissie ten uitvoer worden gelegd. De raad van bestuur stelt maatregelen vast voor de toepassing van die veiligheidsbeginselen.

Artikel 61

Aansprakelijkheid

1. De contractuele aansprakelijkheid van het Agentschap wordt beheerst door de wet die op het betrokken contract van toepassing is.

2. Het Hof van Justitie van de Europese Unie is bevoegd uitspraak te doen krachtens arbitrageclausules in een door het Agentschap gesloten overeenkomst.

3.In geval van niet-contractuele aansprakelijkheid dient het Agentschap in overeenstemming met de algemene beginselen die de rechtsstelsels van de lidstaten gemeen hebben, alle door zijn diensten of door zijn personeelsleden bij de uitoefening van hun werkzaamheden veroorzaakte schade te vergoeden.

4. Het Hof van Justitie van de Europese Unie heeft rechtsmacht voor geschillen over de vergoeding van de in lid 3 bedoelde schade.

5. Op de persoonlijke aansprakelijkheid van zijn personeelsleden jegens het Agentschap zijn de bepalingen van toepassing van het statuut of van de regeling waaronder zij vallen.

Artikel 62

Administratieve monitoring

Overeenkomstig artikel 228 van het Verdrag zijn de activiteiten van het Agentschap onderworpen aan onderzoeken door de Europese Ombudsman.

Artikel 63

Zetelovereenkomst en voorwaarden voor de werking

1. De regelingen betreffende de huisvesting van het Agentschap in de lidstaat van vestiging en de voorzieningen die deze lidstaat moet treffen, alsmede de bijzondere regels die in de lidstaat van vestiging van toepassing zijn op de uitvoerend directeur, de leden van de raad van bestuur, de werknemers van het Agentschap en hun gezinsleden, worden vastgelegd in een zetelovereenkomst tussen het Agentschap en de lidstaat van vestiging, die gesloten wordt nadat de raad van bestuur deze heeft goedgekeurd.

2. De lidstaat van vestiging biedt optimale voorwaarden voor de goede werking van het Agentschap, waaronder meertalig, Europees gericht onderwijs en passende vervoersverbindingen.

HOOFDSTUK 12

SLOTBEPALINGEN

Artikel 64

Comitéprocedure

1. De Commissie wordt bijgestaan door een comité. Dat comité is een comité in de zin van Verordening (EU) nr. 182/2011 37 .

2. Wanneer naar dit lid wordt verwezen, is artikel 5 van Verordening (EU) nr. 182/2011 van toepassing.

3. Indien het advies van het comité wordt verkregen door middel van een schriftelijke procedure, wordt deze procedure zonder gevolg beëindigd indien, binnen de termijn voor het uitbrengen van het advies, daartoe door de voorzitter van het comité wordt besloten of door twee derde van de leden van het comité daarom wordt verzocht.

4. Indien het comité geen advies uitbrengt, neemt de Commissie de ontwerp-uitvoeringshandeling niet aan en is artikel 5, lid 4, derde alinea, van Verordening (EU) nr. 182/2011 van toepassing.

5. Wanneer naar dit lid wordt verwezen, is artikel 8 van Verordening (EU) nr. 182/2011 in samenhang met artikel 5 van toepassing.

Artikel 65

Verslaglegging

1.Het Agentschap stelt elk jaar een verslag op over de asielsituatie in de Unie en houdt daarbij terdege rekening met reeds uit andere bronnen beschikbare informatie. In dit verslag evalueert het Agentschap met name de resultaten van de in het kader van deze verordening genomen maatregelen en maakt het een vergelijkende analyse van deze resultaten om de kwaliteit, de samenhang en de doeltreffendheid van het CEAS te verbeteren.

2.Het Agentschap zendt het jaarlijks activiteitenverslag toe aan de raad van bestuur, het Europees Parlement, de Raad en de Commissie. De uitvoerend directeur dient voorts het jaarlijks verslag in bij het Europees Parlement.

Artikel 66

Evaluatie en beoordeling

1. Uiterlijk drie jaar na de datum van inwerkingtreding van deze verordening en vervolgens om de vijf jaar geeft de Commissie opdracht een evaluatie te maken ter beoordeling van, met name, de resultaten van het Agentschap met betrekking tot zijn doelstellingen, mandaat en taken. Bij de evaluatie wordt de impact van het Agentschap op de praktische samenwerking inzake asielkwesties en op de werking van het CEAS geëvalueerd. Bij de evaluatie wordt gekeken naar de vorderingen van het Agentschap binnen zijn mandaat en wordt beoordeeld of bijkomende maatregelen nodig zijn voor een daadwerkelijke solidariteit en een deling van de verantwoordelijkheden met de lidstaten die onder bijzondere druk staan.

Deze evaluatie richt zich in het bijzonder op de vraag of het mandaat van het Agentschap moet worden gewijzigd en op de financiële gevolgen van dergelijke wijzigingen. Bij de evaluatie zal ook worden onderzocht of de bestuurlijke structuur is toegesneden op de uitvoering van de taken van het Agentschap. Bij de evaluatie wordt rekening gehouden met de standpunten van de belanghebbende partijen op zowel het niveau van de Unie als nationaal niveau.

2. De Commissie zendt het evaluatieverslag samen met haar desbetreffende conclusies toe aan het Europees Parlement, de Raad en de raad van bestuur. De bevindingen van de evaluatie worden openbaar gemaakt.

3. Bij elke tweede evaluatie overweegt de Commissie of het voortbestaan van het Agentschap nog gerechtvaardigd is in het licht van zijn doelstellingen, mandaat en taken, en kan zij voorstellen om deze verordening dienovereenkomstig te wijzigen of in te trekken.

Artikel 67

Intrekking

1. Verordening (EU) nr. 439/2010 wordt ingetrokken met ingang van de datum waarop de onderhavige verordening in werking treedt.

2. Verwijzingen naar de ingetrokken verordening gelden als verwijzingen naar deze verordening, overeenkomstig de concordantietabel in de bijlage.

Artikel 68

Inwerkingtreding

Deze verordening treedt in werking op de twintigste dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in de lidstaten overeenkomstig de Verdragen.

Gedaan te Brussel,

Voor het Europees Parlement    Voor de Raad

De voorzitter    De voorzitter

FINANCIEEL MEMORANDUM

1.KADER VAN HET VOORSTEL

1.1.Benaming van het voorstel

1.2.Betrokken beleidsterrein in de ABM/ABB-structuur

1.3.Aard van het voorstel

1.4.Doelstellingen

1.5.Motivering van het voorstel

1.6.Duur en financiële gevolgen

1.7.Beheersvormen

2.BEHEERSMAATREGELEN

2.1.Regels inzake het toezicht en de verslagen

2.2.Beheers- en controlesysteem

2.3.Maatregelen ter voorkoming van fraude en onregelmatigheden

3.GERAAMDE FINANCIËLE GEVOLGEN VAN HET VOORSTEL

3.1.Rubriek van het meerjarige financiële kader en betrokken begrotingsonderdeel voor uitgaven

3.2.Geraamde gevolgen voor de uitgaven 

3.2.1.Samenvatting van de geraamde gevolgen voor de uitgaven

3.2.2.Geraamde gevolgen voor de beleidskredieten

3.2.3.Geraamde gevolgen voor de administratieve kredieten

3.2.4.Verenigbaarheid met het huidige meerjarige financiële kader

3.2.5.Bijdragen van derden

3.3.Geraamde gevolgen voor de ontvangsten

FINANCIEEL MEMORANDUM

1.KADER VAN HET VOORSTEL

1.1.Benaming van het voorstel

Voorstel voor een VERORDENING VAN HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD inzake het Asielagentschap van de Europese Unie en tot intrekking van Verordening (EU) nr. 439/2010

1.2.Betrokken beleidsterrein in de ABM/ABB-structuur 38  

Beleidsterrein: Asiel en migratie (titel 18)

Activiteit: Asiel

1.3.Aard van het voorstel

 Het voorstel betreft een nieuwe actie 

 Het voorstel betreft een nieuwe actie na een proefproject/een voorbereidende actie 39  

 Het voorstel betreft de verlenging van een bestaande actie 

 Het voorstel betreft een actie die wordt omgebogen naar een nieuwe actie 

1.4.Doelstelling

1.4.1.De met het voorstel beoogde strategische meerjarendoelstelling van de Commissie

Het voorstel heeft als doel de rol van het EASO te versterken en het uit te bouwen tot een volwaardig agentschap voor het faciliteren van de uitvoering van het CEAS en voor het bevorderen van de werking ervan.

Om deze uitbouw weer te geven wordt met het voorstel de naam "EASO" gewijzigd in "Asielagentschap van de Europese Unie".

1.4.2.Specifieke doelstellingen en betrokken ABM/ABB-activiteiten

Specifieke doelstelling nr. 1: Faciliteren van de uitvoering van het CEAS en bevorderen van de werking ervan

- monitoren en beoordelen van de uitvoering van het CEAS

- ondersteunen van (activiteiten voor) de uitvoering van het CEAS

- ondersteunen van (activiteiten voor) de praktische samenwerking tussen de lidstaten

- informatie over de landen van herkomst en gemeenschappelijke analyse

- bevorderen van het recht van de Unie en de operationele normen inzake asiel

Specifieke doelstelling nr. 2: Versterking van operationele en technische bijstand aan de lidstaten

- de praktische samenwerking en informatie-uitwisseling bevorderen

- activiteiten voor operationele ondersteuning

- samenwerking met partners en belanghebbenden

- operationele normen, richtsnoeren en beste praktijken inzake asiel

- communicatie en informatie-uitwisseling

Betrokken ABM/ABB-activiteit

Activiteit 18 03: Asiel en migratie

1.4.3.Verwachte resultaten en gevolgen

Vermeld de gevolgen die het voorstel zou moeten hebben op de begunstigden/doelgroepen.

Het doel bestaat erin het EASO om te vormen tot een volwaardig agentschap dat in staat is:

- de lidstaten de noodzakelijke operationele en technische ondersteuning te bieden;

- de praktische samenwerking en informatie-uitwisseling tussen de lidstaten te bevorderen;

- een duurzame en billijke verdeling van de verzoeken om internationale bescherming te bevorderen;

- de uitvoering van het CEAS en de capaciteit van de asiel- en opvangstelsels van de lidstaten te monitoren en te beoordelen; alsmede

- convergentie mogelijk te maken bij de beoordeling van verzoeken om internationale bescherming in de Unie.

1.4.4.Resultaat- en effectindicatoren

Vermeld de indicatoren aan de hand waarvan kan worden nagegaan in hoeverre het voorstel is uitgevoerd.

- aantal tekortkomingen dat is geconstateerd bij het monitoren en beoordelen van de uitvoering van het CEAS, per jaar

- aantal ondersteunende activiteiten voor de uitvoering van het CEAS, per jaar

- aantal ondersteunende activiteiten voor praktische samenwerking tussen de lidstaten, per jaar

- aantal lidstaten van herkomst met betrekking waartoe verslagen en een gemeenschappelijke analyse zijn opgesteld, per jaar

- aantal operationele normen, richtsnoeren en beste praktijken inzake asiel, per jaar

- aantal gevallen van praktische samenwerking en netwerkvorming, per jaar

- aantal regelingen voor informatie-uitwisseling, per jaar

- aantal activiteiten voor operationele ondersteuning, per jaar

- aantal regelingen en activiteiten met partners en belanghebbenden, per jaar

- aantal communicatieactiviteiten, per jaar

1.5.Motivering van het voorstel

1.5.1.Behoefte(n) waarin op korte of lange termijn moet worden voorzien

Dit voorstel bouwt voort op het huidige mandaat van het EASO en breidt het uit teneinde het EASO om te vormen tot een volwaardig agentschap dat over de noodzakelijke instrumenten beschikt voor: (1) het bevorderen van de praktische samenwerking en informatie-uitwisseling inzake asiel; (2) het bevorderen van het recht en de operationele normen van de Unie om een hoge mate van uniformiteit te garanderen wat betreft de toepassing van het rechtskader inzake asiel; (3) het garanderen van meer convergentie bij de beoordeling van de beschermingsbehoeften in de Unie; (4) het monitoren en beoordelen van de uitvoering van het CEAS; (5) het bieden van meer operationele en technische bijstand aan de lidstaten ten behoeve van het beheer van de asiel- en opvangstelsels, met name in geval van onevenredige druk.

1.5.2.Toegevoegde waarde van de deelname van de EU

De doelstellingen van het voorstel bestaan erin de uitvoering van het CEAS te faciliteren en de werking ervan te bevorderen, de praktische samenwerking en informatie-uitwisseling inzake asiel tussen de lidstaten te versterken, het Unierecht en operationele normen te bevorderen om een hoge mate van uniformiteit te garanderen wat betreft asielprocedures, opvangvoorzieningen en de beoordeling van de beschermingsbehoeften in de Unie, de operationele en technische toepassing van het recht en de normen van de Unie inzake asiel te monitoren en de lidstaten meer operationele en technische bijstand te bieden voor het beheer van de asiel- en opvangstelsels, met name wanneer hun asiel- en opvangstelsels onder onevenredige druk staan.

Aangezien het een gemeenschappelijk en gedeeld belang is om via gecoördineerd optreden van de lidstaten en met de steun van het Asielagentschap van de Europese Unie de juiste toepassing van het rechtskader inzake asiel te garanderen en derhalve de stabiele en ordelijke werking van het CEAS te waarborgen, kunnen de doelstellingen van dit voorstel niet voldoende door de lidstaten alleen worden verwezenlijkt maar beter op Unieniveau worden verwezenlijkt.

1.5.3.Nuttige ervaring die bij soortgelijke activiteiten in het verleden is opgedaan

Het EASO heeft sinds de start van zijn werkzaamheden in 2011 de lidstaten voortdurend ondersteund bij de toepassing van de huidige regels en de verbetering van de werking van de bestaande instrumenten. Het agentschap heeft ervaring opgedaan en een goede staat van dienst opgebouwd wat betreft het bevorderen van de praktische samenwerking tussen de lidstaten en de steun aan de lidstaten bij het nakomen van hun verplichtingen in het kader van het CEAS. De taken van het EASO zijn gestaag geëvolueerd om tegemoet te komen aan de toenemende behoeften van de lidstaten en van het CEAS als geheel. De lidstaten doen in toenemende mate een beroep op de operationele en technische bijstand die het agentschap biedt. Het agentschap heeft aanzienlijke kennis opgebouwd en ervaring opgedaan op het gebied van asiel. Het kan nu worden omgevormd tot een volwaardig centrum van expertise, waar het nu nog in grote mate afhankelijk is van de informatie en expertise van de lidstaten.

Volgens de Commissie is het agentschap een van de instrumenten die kunnen worden gebruikt om de structurele zwakke punten van het CEAS aan te pakken. Deze zwakke punten zijn nog duidelijker geworden door de grootschalige en ongecontroleerde aankomst van migranten en asielzoekers in de Europese Unie met name in het afgelopen jaar. Het zou niet passend zijn het CEAS te hervormen zonder daarbij het agentschap het mandaat toe te kennen dat het nodig heeft in het licht van de behoeften die door de hervorming worden gecreëerd. Het is van essentieel belang het agentschap de noodzakelijke middelen te bieden om lidstaten in crisissituaties bij te staan, maar het is des te noodzakelijker een solide rechtskader en operationeel en praktisch kader te creëren voor het agentschap, zodat het de asiel- en opvangstelsels van de lidstaten kan versterken en aanvullen.

1.5.4.Samenhang en eventuele synergie met andere relevante instrumenten

Dit voorstel sluit aan op het brede langetermijnbeleid inzake beter migratiebeheer dat de Commissie heeft uiteengezet in de Europese migratieagenda, waarin de politieke beleidslijnen van voorzitter Juncker werden uitgewerkt tot een reeks samenhangende en elkaar onderling versterkende maatregelen. Deze maatregelen werden gebaseerd op vier pijlers: de stimulansen voor irreguliere migratie reduceren, de buitengrenzen beveiligen en levens redden, een sterk asielbeleid voeren en een nieuw beleid inzake legale migratie ontwikkelen. Met dit voorstel wordt verder uitvoering gegeven aan de Europese migratieagenda, meer bepaald wat betreft de doelstelling het asielbeleid van de Unie te versterken, aangezien het Asielagentschap van de Europese Unie de volledige en coherente uitvoering van het CEAS zal garanderen.

1.6.Duur en financiële gevolgen

 Voorstel met een beperkte looptijd

   Voorstel is van kracht vanaf [DD/MM]JJJJ tot en met [DD/MM]JJJJ

   Financiële gevolgen vanaf JJJJ tot en met JJJJ

 Voorstel met een onbeperkte looptijd

Uitvoering met een opstartperiode vanaf JJJJ tot en met JJJJ,

gevolgd door een volledige uitvoering.

1.7.Beheersvormen 40  

 Direct beheer door de Commissie

◻ door haar diensten, waaronder het personeel in de delegaties van de Unie;

   door de uitvoerende agentschappen

 Gedeeld beheer met lidstaten

 Indirect beheer door begrotingsuitvoeringstaken te delegeren aan:

◻ derde landen of de door hen aangewezen organen;

◻ internationale organisaties en hun agentschappen (geef aan welke);

◻ de EIB en het Europees Investeringsfonds;

de in de artikelen 208 en 209 van het Financieel Reglement bedoelde organen;

◻ publiekrechtelijke organen;

◻ privaatrechtelijke organen met een openbaredienstverleningstaak, voor zover zij voldoende financiële garanties bieden;

◻ privaatrechtelijke organen van een lidstaat, waaraan de uitvoering van een publiek-privaat partnerschap is toevertrouwd en die voldoende financiële garanties bieden;

◻ personen aan wie de uitvoering van specifieke maatregelen op het gebied van het GBVB in het kader van titel V van het VEU is toevertrouwd en die worden genoemd in de betrokken basishandeling.

Verstrek, indien meer dan een beheersvorm is aangekruist, extra informatie onder "Opmerkingen".

Opmerkingen

2.BEHEERSMAATREGELEN

2.1.Regels inzake het toezicht en de verslagen

Vermeld frequentie en voorwaarden.

Het Asielagentschap van de Europese Unie heeft de plicht verslag uit te brengen over zijn activiteiten. Het Agentschap moet een jaarlijks activiteitenverslag opstellen inzake asiel, waarin de resultaten van de activiteiten die het in de loop van het jaar heeft uitgevoerd, worden geëvalueerd. Dat verslag moet een vergelijkende analyse van de activiteiten van het Agentschap omvatten, zodat het de kwaliteit, consistentie en doeltreffendheid van het CEAS kan bevorderen. Het Agentschap moet het jaarlijks activiteitenverslag toezenden aan de raad van bestuur, het Europees Parlement en de Raad.

De Commissie moet binnen drie jaar na de inwerkingtreding van deze verordening de opdracht geven een evaluatie uit te voeren, en vervolgens om de vijf jaar, om met name de impact, de doeltreffendheid en de efficiëntie van het Agentschap en de werkmethoden ervan te beoordelen. Bij deze evaluatie moet de impact van het Agentschap op de praktische samenwerking inzake met asiel verband houdende zaken en de werking van het CEAS worden geëvalueerd. De Commissie moet het evaluatieverslag samen met haar conclusies over het verslag toesturen aan het Europees Parlement, de Raad en de raad van bestuur. De bevindingen van de evaluatie moeten openbaar worden gemaakt.

2.2.Beheers- en controlesysteem

2.2.1.Geconstateerde risico's

- De huidige bevoegdheden van het agentschap moeten worden uitgebreid om de uitvoering van het CEAS en van het hervormde Dublinsysteem te waarborgen. Er moeten meer personele en financiële middelen aan het agentschap worden toegewezen, wil het zijn taak kunnen vervullen. Zonder deze wijzigingen komt het CEAS in gevaar.

- Grote en ongecontroleerde migratiestromen blijven de asiel- en opvangstelsels onder druk zetten, waardoor het langer duurt om van de noodaanpak over te schakelen naar ordelijk beheer van de migratie- en asielstelsels.

- Werving van personeel: het ritme waarin personeel wordt aangeworven, kan een risico vormen, aangezien de capaciteit van het agentschap nog steeds beperkt is, werving betrekkelijk traag verloopt en het werk zich opstapelt. De Commissie probeert dit aspect te verzachten door voortdurend ondersteuning en monitoring te bieden.

- Vertraging bij de vaststelling van de rechtsgrondslag voor het gewijzigde Dublinsysteem en aanverwante IT-ontwikkelingen die zouden moeten worden beheerd door het Agentschap, zouden de vervulling van de nieuwe taken van het Agentschap in dit opzicht kunnen belemmeren.

- Het Agentschap blijft in hoge mate aangewezen op de kennis van de lidstaten en het Agentschap loopt achter met de ontwikkeling van zijn eigen kennisbasis, die nodig is om uit te groeien tot een zelfstandig expertisecentrum.

2.2.2.Controlemiddel(en)

De rekeningen van het Agentschap worden ter goedkeuring voorgelegd aan de Rekenkamer en worden onderworpen aan de kwijtingsprocedure. De Interne Auditdienst van de Commissie zal de audits uitvoeren in samenwerking met de interne controleur van het Agentschap.

2.3.Maatregelen ter voorkoming van fraude en onregelmatigheden

Vermeld de bestaande en geplande preventie- en beschermingsmaatregelen.

Het Agentschap: de uitvoerend directeur zal het budget van het Agentschap beheren. Elk jaar legt de uitvoerend directeur aan de Commissie, de raad van beheer en de Rekenkamer de gedetailleerde rekeningen van alle ontvangsten en uitgaven over het voorgaande boekjaar voor. Daarnaast zal de interne auditdienst van de Commissie assistentie verlenen bij het beheer van de financiële transacties van het Agentschap door middel van risicoanalyses, toezicht op de naleving door het verstrekken van onafhankelijke adviezen over de kwaliteit van de beheers- en controlesystemen en door middel van aanbevelingen ter verbetering van de efficiëntie van de activiteiten en om te waarborgen dat zuinig wordt omgesprongen met de middelen van het Agentschap.

Na goedkeuring door de Commissie en de Rekenkamer stelt het Agentschap zijn financieel reglement overeenkomstig Verordening (EU) nr. 1271/2013 vast. Het Agentschap zal een intern auditsysteem opzetten dat vergelijkbaar is met dat wat door de Commissie is ontwikkeld in het kader van haar eigen herstructurering.

- Samenwerking met OLAF: het onder het statuut van de Commissie vallende personeel zal met het oog op de fraudebestrijding samenwerken met het Europees Bureau voor Fraudebestrijding (OLAF).

- Rekenkamer: de Rekenkamer zal de rekeningen onderzoeken overeenkomstig artikel 248 van het Verdrag en jaarlijks een verslag over de activiteiten van het Agentschap publiceren.

3.GERAAMDE FINANCIËLE GEVOLGEN VAN HET VOORSTEL

3.1.Rubriek van het meerjarige financiële kader en betrokken begrotingsonderdeel voor uitgaven

Bestaande begrotingsonderdelen

In volgorde van de rubrieken van het meerjarige financiële kader en de begrotingsonderdelen.

Rubriek van het meerjarige financiële kader

Begrotingsonderdeel

Soort uitgave

Bijdrage

Nummer[Rubriek 3]

GK/NGK 41

van EVA-landen 42

van kandidaat-lidstaten 43

van derde landen

in de zin van artikel 21, lid 2, onder b), van het Financieel Reglement

18.03.02 Het Europees ondersteuningsbureau voor asielzaken (EASO)

GK/NGK

NEE

NEE

JA*

NEE

*Het EASO ontvangt bijdragen van de geassocieerde landen.

Te creëren nieuwe begrotingsonderdelen

Er is geen nieuw begrotingsonderdeel nodig. Wel moet de omschrijving van begrotingsonderdeel 18 03 02 worden aangepast.

In volgorde van de rubrieken van het meerjarige financiële kader en de begrotingsonderdelen.

Rubriek van het meerjarige financiële kader

Begrotingsonderdeel

Soort uitgave

Bijdrage

Nummer[Rubriek…...….]

GK/NGK

van EVA-landen

van kandidaat-lidstaten

van derde landen

in de zin van artikel 21, lid 2, onder b), van het Financieel Reglement

[XX.YY.YY.YY]

JA/NEE

JA/NEE

JA/NEE

JA/NEE

3.2.Geraamde gevolgen voor de uitgaven

3.2.1.Samenvatting van de geraamde gevolgen voor de uitgaven

in miljoen EUR (3 decimalen)

Rubriek van het meerjarige financiële kader

3.

Veiligheid en burgerschap

Asielagentschap van de Europese Unie

Jaar 2017 44

Jaar 2018

Jaar 2019

Jaar 2020

Invullen: zoveel jaren als nodig om de duur van de gevolgen weer te geven (zie punt 1.6)

TOTAAL

• Beleidskredieten

Nummer begrotingsonderdeel

Vastleggingen

(1)

Betalingen

(2)

Nummer begrotingsonderdeel

Vastleggingen

(1a)

Betalingen

(2a)

Uit het budget van specifieke programma's gefinancierde administratieve kredieten 45  

Nummer begrotingsonderdeel

(3)

TOTAAL kredieten voor het Asielagentschap van de Europese Unie

Vastleggingen

=1+1a +3

66 206

86 971

96 686

114 100

363 963

Betalingen

=2+2a

+3

66 206

86 971

96 686

114 100

363 963







Rubriek van het meerjarige financiële kader

5.

"Administratieve uitgaven"

in miljoen EUR (3 decimalen)

Jaar 2017

Jaar 2018

Jaar 2019

Jaar 2020

TOTAAL

COMMISSIE

• Personele middelen

0,536

0,536

0,536

0,536

2,144

• Andere administratieve uitgaven

0,030

0,030

0,030

0,030

0,120

TOTAAL COMMISSIE

Kredieten

0,566

0,566

0,566

0,566

2,264

TOTAAL kredieten onder RUBRIEK 5van het meerjarige financiële kader 

(totaal vastleggingen = totaal betalingen)

0,566

0,566

0,566

0,566

2,264

in miljoen EUR (3 decimalen)

Jaar 2017 46

Jaar 2018

Jaar 2019

Jaar 2020

TOTAAL

TOTAAL kredieten onder RUBRIEKEN 1 tot en met 5 van het meerjarige financiële kader 

Vastleggingen

66 206,5

86 971,5

96 686,5

114 100,5

363 963,5

Betalingen

66 206,5

86 971,5

96 686,5

114 100,5

363 963,5

3.2.2.Geraamde gevolgen voor de kredieten van het Asielagentschap van de Europese Unie

   Voor het voorstel zijn geen beleidskredieten nodig

   Voor het voorstel zijn beleidskredieten nodig, zoals hieronder nader wordt beschreven:

Vastleggingskredieten, in miljoen EUR (tot op drie decimalen)

Vermeld doelstellingen en outputs

Jaar 2017

Jaar 2018

Jaar 2019

Jaar 2020

TOTAAL

Soort 47

Gem. kosten

Nee

Kosten

Nee

Kosten

Nee

Kosten

Nee

Kosten

Totaal aantal

Totale kosten

SPECIFIEKE DOELSTELLING NR. 1 48 : Faciliteren van de uitvoering van het CEAS en bevorderen van de werking ervan

- Output

Ondersteunende activiteiten voor de uitvoering van het CEAS

90 104,922

70

7 810 000,00

120

10 810 000,00

150

13 810 000,00

170

13 523 510,20

510

45 953 510,200

- Output

Onder-steunende activiteiten voor de praktische samenwerking tussen de lidstaten

40 586,80

100

6 081 250

150

6 081 250

200

6 981 250

200

7 237 654

650

26 381 404,080

- Output

Informatie over de landen van herkomst en gemeenschappelijke analyse

494 651,327

8

4 306 250,00

10

4 645 000,00

10

4 845 000,00

12

5 989 803,06

40

19 786 053,060

Subtotaal voor specifieke doelstelling nr. 1

625 343,05

178

18 197 500,000

280

21 536 250,000

360

25 636 250,000

382

26 750 967,340

1200

92 120 967,340

SPECIFIEKE DOELSTELLING NR. 2: Versterking van operationele en technische bijstand aan de lidstaten

- Output

Activiteiten voor operationele ondersteuning

572 666,823

70

28 633 341,16

70

28 633 341,16

70

28 633 341,16

70

28 633 341,16

280

114 533 364,620

- Output

Samenwerking met partners en belanghebbenden

73 281,678

15

1 240 000,00

20

1 740 000,00

25

1 740 000,00

30

1 875 351,02

90

6 595 351,020

- Output

Operationele normen, richtsnoeren en beste praktijken inzake asiel

43 969,007

15

500 000

20

700 000

20

800 000

20

1 297 675,51

75

3 297 675,510

- Output

Communicatie en informatie-uitwisseling

82 441,888

10

500 000

10

700 000

10

800 000

10

1 297 675,51

40

3 297 675,510

Subtotaal voor specifieke doelstelling nr. 2

772 359,40

110

30 873 341,155

120

31 773 341,155

125

31 973 341,155

130

33 104 043,195

485

127 724 066,660

TOTALE KOSTEN

1 309 064,436

288

49 070 841,155

400

53 309 591,155

485

57 609 591,155

512

59 855 010,535

1 685

219 845 034,000

* In deze tabel worden alleen de operationele uitgaven van titel 3 weergegeven.                

3.2.3.Geraamde gevolgen voor de administratieve kredieten

3.2.3.1.Samenvatting

   Voor het voorstel zijn geen administratieve kredieten nodig.

   Voor het voorstel zijn administratieve kredieten nodig, zoals hieronder nader wordt beschreven:

in miljoen EUR (3 decimalen)

Personele middelen

2017

2018

2019

2020

C(2013)519 uitgangssituatie

51

51

51

51

Wijzigingen

40

40

40

40

Gewijzigde uitgangssituatie

91

91

91

91

Gevraagde extra posten (niet-cumulatief)*

64

59

70

82

Personeelsformatieposten (in personen)

155

214

284

366

waarvan AD

107

135

179

231

waarvan AST

48

79

105

135

Extern personeel (VTE)

52

83

106

134

waarvan arbeidscontractanten

41

72

95

123

waarvan gedetacheerde nationale deskundigen

11

11

11

11

Totaal personeel

207

297

390

500

* Voor 2017 worden 34 posten gevraagd in het kader van het huidige mandaat; 30 aanvullende posten worden gevraagd met het oog op het nieuwe mandaat.

Personeelsuitgaven

2017

2018

2019

2020

Personeelsformatieposten (in personen)

16 482 000

24 723 000

33 366 000

43 550 000

- waarvan AD

12 060 000

16 214 000

21 038 000

27 470 000

- waarvan AST

4 422 000

8 509 000

12 328 000

16 080 000

Extern personeel (VTE)

3 238 000

4 813 000

6 703 000

8 488 000

- waarvan arbeidscontractanten

2 380 000

3 955 000

5 845 000

7 630 000

- waarvan gedetacheerde nationale deskundigen (END)

858 000

858 000

858 000

858 000

Totaal personeel

19 720 000

29 536 000

40 069 000

52 038 000

De in het kader van de hervorming overeengekomen personeelsinkrimping van 5 % (2013-2017) is in het voorstel verwerkt door de personeelsformatie van het Agentschap voor 2017 met 1 % te verkleinen (in de jaren 2013-2016 is eenzelfde verlagingspercentage toegepast).

Om het Agentschap in staat te stellen om de behoeften op asielgebied van verschillende lidstaten zo doeltreffend mogelijk te vervullen, is de personeelsformatie in de loop van 2014-2015 uitgebreid met 40 posten. In het kader van zijn nieuwe taken uit hoofde van de verordening heeft het Agentschap echter extra personeelsformatieposten nodig, oplopend tot 275 in 2020. Met name de volgende uitbreiding van het aantal posten is nodig:

Extra personeelsleden die het EASO nodig heeft om zijn nieuwe taken uit hoofde van het nieuwe mandaat te vervullen

(per operationele doelstelling)

Totaal personeel (VTE)

AD

AST

CA

Doelstelling

55

36

8

11

Doelstelling 1: Mechanisme voor monitoring en beoordeling van de asiel- en opvangstelsels en een procedure voor monitoring en beoordeling door het Agentschap; beheer en toepassing van het Dublinsysteem

44

21

12

11

Doelstelling 2: Informatie over de uitvoering van het CEAS; Uitwisseling van informatie tussen lidstaten; analyse van informatie inzake de asielsituatie; kwaliteitsprocessen en expertise.

32

13

8

11

Doelstelling 3: Europese netwerken inzake informatie over landen van herkomst; gemeenschappelijke analyse van informatie over landen van herkomst; aanmerking van veilige landen van herkomst en veilige derde landen

126

66

29

31

Doelstelling 4: Operationeel plan; asielinterventiepool; asielondersteuningsteams; herplaatsingsactiviteiten; onevenredige druk op de asiel- en opvangstelsels; technische uitrusting; ondersteuningsteams voor migratiebeheer

34

16

13

5

Doelstelling 5: Samenwerking met het EASO in verband met ENB-landen (bestemd); samenwerking DK, geassocieerde landen, derde landen, organen en instanties van de Unie, UNHCR en andere internationale organisaties, ondersteuning van de lidstaten inzake het CEAS, adviesforum

23

11

9

3

Doelstelling 6: Operationele normen, richtsnoeren en beste praktijken

15

2

7

6

Doelstelling 7: Communicatie-initiatieven op eigen initiatief op terreinen die binnen zijn mandaat vallen

28

9

15

4

Ondersteuning op administratief en beheersgebied in verband met de nieuwe taken

357

174

101

82

3.2.3.2.Geraamde personeelsbehoeften

   Voor het voorstel zijn geen personele middelen nodig

   Voor het voorstel zijn personele middelen nodig, zoals hieronder nader wordt beschreven:



Raming in voltijdequivalenten

2017

2018

2019

2020

Invullen: zoveel jaren als nodig om de duur van de gevolgen weer te geven (zie punt 1.6)

• Posten opgenomen in de lijst van het aantal ambten (ambtenaren en tijdelijke functionarissen)

XX 01 01 01 (zetel en vertegenwoordigingen van de Commissie)

4

4

4

4

XX 01 01 02 (delegaties)

XX 01 05 01 (onderzoek door derden)

10 01 05 01 (eigen onderzoek)

Extern personeel (in voltijdequivalenten, VTE 49

XX 01 02 01 (AC, END, INT van de "totale financiële middelen")

XX 01 02 02 (AC, AL, END, INT en JED in de delegaties)

XX 01 04 jj  50

- zetel

- delegaties

XX 01 05 02 (AC, END, INT – onderzoek door derden)

10 01 05 02 (AC, END, INT – eigen onderzoek)

Ander begrotingsonderdeel (te vermelden)

TOTAAL

4

4

4

4

XX is het beleidsterrein of de begrotingstitel.

De benodigde personele middelen zullen worden gefinancierd uit de middelen die reeds voor het beheer van deze actie zijn toegewezen en/of binnen het DG zijn herverdeeld, eventueel aangevuld met middelen die in het kader van de jaarlijkse toewijzingsprocedure met inachtneming van de budgettaire beperkingen aan het beherende DG kunnen worden toegewezen.

Beschrijving van de uit te voeren taken:

Ambtenaren en tijdelijk personeel

De Commissie vertegenwoordigen in de raad van bestuur van het Agentschap. Het advies van de Commissie over het jaarlijkse werkprogramma opstellen en de tenuitvoerlegging van het programma controleren. Op de opstelling van de begroting van het Agentschap toezien en de uitvoering van de begroting monitoren. Het Agentschap bijstaan bij de ontwikkeling van zijn activiteiten in overeenstemming met het EU-beleid, onder meer door het deelnemen aan bijeenkomsten van deskundigen.

Extern personeel

3.2.4.Verenigbaarheid met het huidige meerjarige financiële kader

   Het voorstel is verenigbaar met het huidige meerjarige financiële kader en kan gepaard gaan met het gebruik van speciale instrumenten als omschreven in Verordening (EU, Euratom) nr. 1311/2013 51 .

   Het voorstel vergt herprogrammering van de betrokken rubriek van het meerjarige financiële kader.

De begrotingen van het Agentschap voor 2015 en voor 2016 zijn aanzienlijk verhoogd. Op de begroting voor 2015 werd het formatieplan met 40 personeelsleden uitgebreid in verband met de grotere rol die het Agentschap zou gaan spelen bij de ondersteuning van de lidstaten op asielgebied. Op de begroting voor 2016 zijn veel meer middelen voor operationele uitgaven uitgetrokken en het EASO steunt de lidstaten op steeds grotere schaal.

   Het voorstel vergt toepassing van het flexibiliteitsinstrument of herziening van het meerjarig financieel kader 52 .

3.2.5.Bijdragen van derden

◻ Het voorstel voorziet niet in medefinanciering door derden.

☑ Het voorstel voorziet in medefinanciering, zoals hieronder wordt geraamd:

Kredieten in miljoen EUR (tot op drie decimalen)

2017

2018

2019

2020

Invullen: zoveel jaren als nodig om de duur van de gevolgen weer te geven (zie punt 1.6)

Totaal

Bijdrage van de geassocieerde Schengenlanden 

p.m.

p.m.

p.m.

p.m.

TOTAAL medegefinancierde kredieten




Geraamde gevolgen voor de ontvangsten

   Het voorstel heeft geen financiële gevolgen voor de ontvangsten.

   Het voorstel/initiatief heeft de hieronder beschreven financiële gevolgen:

   voor de eigen middelen

   voor de diverse ontvangsten

in miljoen EUR (3 decimalen)

Begrotingsonderdeel voor ontvangsten:

Voor het lopende begrotingsjaar beschikbare kredieten

Impact van het voorstel 53

Jaar N

Jaar N+1

Jaar N+2

Jaar N+3

Invullen: zoveel jaren als nodig om de duur van de gevolgen weer te geven (zie punt 1.6)

Artikel …

Voor de diverse ontvangsten die worden "toegewezen", vermeld het (de) betrokken begrotingsonderde(e)l(en) voor uitgaven.

Vermeld de wijze van berekening van de gevolgen voor de ontvangsten.

(1) COM(2016) 197 final.
(2) EUCO 19.2.2016, SN 1/16.
(3) COM(2015) 240 final.
(4) Verordening (EU, Euratom) nr. 1311/2013 van de Raad van 2 december 2013 tot bepaling van het meerjarig financieel kader voor de jaren 2014-2020 (PB L 347 van 20.12.2013, blz. 884).
(5) Conclusies van de Raad over convergentie tussen beslissingen in asielzaken, 21 april 2016, 8210/16.
(6) COM(2015) 671 final.
(7) Verordening (EU) nr. 439/2010 van het Europees Parlement en de Raad van 19 mei 2010 tot oprichting van een Europees Ondersteuningsbureau voor asielzaken (PB L 132 van 29.5.2010, blz. 11).
(8) Verordening (EG) nr. 862/2007 van het Europees Parlement en de Raad van 11 juli 2007 betreffende communautaire statistieken over migratie en internationale bescherming en tot intrekking van Verordening (EEG) nr. 311/76 van de Raad betreffende de opstelling van statistieken over buitenlandse werknemers (PB L 199 van 31.7.2007, blz. 23).
(9) PB L […].
(10) Beschikking 2008/381/EG van de Raad van 14 mei 2008 betreffende het opzetten van een Europees migratienetwerk (PB L 131 van 21.5.2008, blz. 7).
(11) Verordening (EU) nr. 182/2011 van het Europees Parlement en de Raad van 16 februari 2011 tot vaststelling van de algemene voorschriften en beginselen die van toepassing zijn op de wijze waarop de lidstaten de uitoefening van de uitvoeringsbevoegdheden door de Commissie controleren (PB L 55 van 28.2.2011, blz. 13).
(12) PB C 373 van 20.12.2013, blz. 1.
(13) Verordening (EU, Euratom) nr. 883/2013 van het Europees Parlement en de Raad van 11 september 2013 betreffende onderzoeken door het Europees Bureau voor fraudebestrijding (OLAF) en tot intrekking van Verordening (EG) nr. 1073/1999 van het Europees Parlement en de Raad en Verordening (Euratom) nr. 1074/1999 van de Raad (PB L 248 van 18.9.2013, blz. 1).
(14) PB L 136 van 31.5.1999, blz. 15.
(15) Verordening (EG) nr. 1049/2001 van het Europees Parlement en de Raad van 30 mei 2001 inzake de toegang van het publiek tot documenten van het Europees Parlement, de Raad en de Commissie (PB L 145 van 31.5.2001, blz. 43).
(16) Verordening (EG) nr. 45/2001 van het Europees Parlement en de Raad van 18 december 2000 betreffende de bescherming van natuurlijke personen in verband met de verwerking van persoonsgegevens door de communautaire instellingen en organen en betreffende het vrije verkeer van die gegevens (PB L 8 van 12.1.2001, blz. 1).
(17) PB L […].
(18) PB L […].
(19) PB C […].
(20) PB L […].
(21) Richtlijn 2013/32/EU van het Europees Parlement en de Raad van 26 juni 2013 betreffende gemeenschappelijke procedures voor de toekenning en intrekking van de internationale bescherming (herschikking) (PB L 180 van 29.6.2013, blz. 60).
(22) Richtlijn 2011/95/EU van het Europees Parlement en de Raad van 13 december 2011 inzake normen voor de erkenning van onderdanen van derde landen of staatlozen als personen die internationale bescherming genieten, voor een uniforme status voor vluchtelingen of voor personen die in aanmerking komen voor subsidiaire bescherming, en voor de inhoud van de verleende bescherming (herschikking) (PB L 337 van 20.12.2011, blz. 9).
(23) PB L […].
(24) Verordening (EU) nr. 1077/2011 van het Europees Parlement en de Raad van 25 oktober 2011 tot oprichting van een Europees Agentschap voor het operationeel beheer van grootschalige IT-systemen op het gebied van vrijheid, veiligheid en recht (PB L 286 van 1.11.2011, blz. 1).
(25) Besluit 2013/488/EU van de Raad van 23 september 2013 betreffende de beveiligingsvoorschriften voor de bescherming van gerubriceerde EU-informatie (PB L 274 van 15.10.2013, blz. 1).
(26) Besluit (EU, Euratom) 2015/444 van de Commissie van 13 maart 2015 betreffende de veiligheidsvoorschriften voor de bescherming van gerubriceerde EU-informatie (PB L 72 van 17.3.2015, blz. 53).
(27) Verordening (EEG, Euratom, EGKS) nr. 259/68 van de Raad van 29 februari 1968 tot vaststelling van het Statuut van de ambtenaren van de Europese Gemeenschappen en de Regeling welke van toepassing is op de andere personeelsleden van deze Gemeenschappen, alsmede van bijzondere maatregelen welke tijdelijk op de ambtenaren van de Commissie van toepassing zijn (PB L 56 van 4.3.1968, blz. 1).
(28) Gedelegeerde Verordening (EU) nr. 1271/2013 van de Commissie van 30 september 2013 houdende de financiële kaderregeling van de organen, bedoeld in artikel 208 van Verordening (EU, Euratom) nr. 966/2012 van het Europees Parlement en de Raad (PB L 328 van 7.12.2013, blz. 42).
(29) Verordening (EU, Euratom) nr. 966/2012 van het Europees Parlement en de Raad van 25 oktober 2012 tot vaststelling van de financiële regels van toepassing op de algemene begroting van de Unie en tot intrekking van Verordening (EG, Euratom) nr. 1605/2002 (PB L 298 van 26.10.2012, blz. 1).
(30) Verordening (EU, Euratom) nr. 966/2012 van het Europees Parlement en de Raad van 25 oktober 2012 tot vaststelling van de financiële regels van toepassing op de algemene begroting van de Unie en tot intrekking van Verordening (EG, Euratom) nr. 1605/2002 (PB L 298 van 26.10.2012, blz. 1).
(31) Gedelegeerde Verordening (EU) nr. 1268/2012 van de Commissie van 29 oktober 2012 houdende uitvoeringsvoorschriften voor Verordening (EU, Euratom) nr. 966/2012 van het Europees Parlement en de Raad tot vaststelling van de financiële regels van toepassing op de algemene begroting van de Unie (PB L 362 van 31.12.2012, blz. 1).
(32) Verordening nr. 1 van 15 april 1958 tot regeling van het taalgebruik in de Europese Economische Gemeenschap (PB 17 van 6.10.1958, blz. 385).
(33) Verordening (EU, Euratom) nr. 883/2013 van het Europees Parlement en de Raad van 11 september 2013 betreffende onderzoeken door het Europees Bureau voor fraudebestrijding (OLAF) en tot intrekking van Verordening (EG) nr. 1073/1999 van het Europees Parlement en de Raad en Verordening (Euratom) nr. 1074/1999 van de Raad (PB L 248 van 18.9.2013, blz. 1).
(34) Verordening (EG, Euratom) nr. 2185/96 van de Raad van 11 november 1996 betreffende de controles en verificaties ter plaatse die door de Commissie worden uitgevoerd ter bescherming van de financiële belangen van de Europese Gemeenschappen tegen fraudes en andere onregelmatigheden (PB L 292 van 15.11.1996, blz. 2).
(35) Besluit (EU, Euratom) 2015/443 van de Commissie van 13 maart 2015 betreffende veiligheid binnen de Commissie (PB L 72 van 17.3.2015, blz. 41).
(36) Besluit (EU, Euratom) 2015/444 van de Commissie van 13 maart 2015 betreffende de veiligheidsvoorschriften voor de bescherming van gerubriceerde EU-informatie (PB L 72 van 17.3.2015, blz. 53).
(37) Verordening (EU) nr. 182/2011 van het Europees Parlement en de Raad van 16 februari 2011 tot vaststelling van de algemene voorschriften en beginselen die van toepassing zijn op de wijze waarop de lidstaten de uitoefening van de uitvoeringsbevoegdheden door de Commissie controleren (PB L 55 van 28.2.2011, blz. 13).
(38) ABM: activiteitsgestuurd management (activity-based management); ABB: activiteitsgestuurde begroting (activity-based budgeting).
(39) In de zin van artikel 54, lid 2, onder a) of b), van het Financieel Reglement.
(40) Nadere gegevens over de beheersvormen en verwijzingen naar het Financieel Reglement zijn beschikbaar op BudgWeb: http://www.cc.cec/budg/man/budgmanag/budgmanag_en.html
(41) GK = gesplitste kredieten, NGK = niet-gesplitste kredieten.
(42) EVA: Europese Vrijhandelsassociatie.
(43) Kandidaat-lidstaten en, in voorkomend geval, potentiële kandidaat-lidstaten van de Westelijke Balkan.
(44) Het jaar N is het jaar waarin met de uitvoering van het voorstel wordt begonnen.
(45) Technische en/of administratieve bijstand en uitgaven ter ondersteuning van de uitvoering van programma's en/of acties van de EU (vroegere "BA"-onderdelen), onderzoek door derden, eigen onderzoek.
(46) Het jaar N is het jaar waarin met de uitvoering van het voorstel wordt begonnen.
(47) Outputs zijn de te verstrekken producten en diensten (bv. aantal gefinancierde studentenuitwisselingen, aantal km aangelegde wegen enz.).
(48) Zoals beschreven onder punt 1.4.2. ‘Specifieke doelstellingen…’
(49) AC = Agent Contractuel (arbeidscontractant); AL = Agent Local (plaatselijk functionaris); END = Expert National Détaché (gedetacheerd nationaal deskundige); INT = Intérimaire (uitzendkracht); JED = Jeune Expert en Délégation (jonge deskundige in delegaties).
(50) Subplafond voor extern personeel uit beleidskredieten (vroegere "BA"-onderdelen).
(51) Verordening (EU, Euratom) nr. 1311/2013 van de Raad van 2 december 2013 tot bepaling van het meerjarig financieel kader voor de jaren 2014-2020 (PB L 347 van 20.12.2013, blz. 884).
(52) Zie de artikelen 11 en 17 van Verordening (EU, Euratom) nr. 1311/2013 van de Raad tot bepaling van het meerjarig financieel kader voor de jaren 2014-2020.
(53) Voor traditionele eigen middelen (douanerechten en suikerheffingen) moeten nettobedragen worden vermeld, d.w.z. na aftrek van 25 % aan inningskosten.

Brussel, 4.5.2016

COM(2016) 271 final

BIJLAGE

bij het

voorstel voor een verordening van het Europees Parlement en de Raad

inzake het Asielagentschap van de Europese Unie en tot intrekking van Verordening (EU) nr. 439/2010


BIJLAGE

bij het

voorstel voor een verordening van het Europees Parlement en de Raad

inzake het Asielagentschap van de Europese Unie en tot intrekking van Verordening (EU) nr. 439/2010

Concordantietabel

Verordening (EU) nr. 439/2010

Deze verordening

Artikel 1 en artikel 2, lid 1

Artikel 1, lid 1

-

Artikel 1, lid 3

-

Artikel 2, lid 1 (met uitzondering van artikel  2, lid 1, onder g), en h))

Artikel 2, lid 2

Artikel 2, lid 1, onder g)

-

Artikel 2, lid 3

Artikel 2, lid 3

-

Artikel 2, lid 4

Artikel 1, lid 2

-

Artikel 3, lid 1, en artikel 3, lid 3

Artikel 2, lid 5

Artikel 3, lid 2

Artikel 2, lid 6

-

Artikel 3

Artikel 12, lid 1

Artikel 4

Artikel 8

Artikel 5

Artikel 2, lid 1, onder h)

-

Artikel 6

Artikel 6

Artikel 7

-

Artikel 9

-

Artikel 10

-

Artikel 11

-

Artikel 12, lid 3

-

Artikel 13

-

Artikel 14

-

Artikel 15

Artikel 7, eerste alinea

Artikel 2, lid 2

Artikel 7, tweede alinea

Artikel 35, lid 4

Artikel 7, derde alinea

Artikel 35, lid 2

Artikel 8

Artikel 22, lid 1

Artikel 9

Artikel 4

Artikel 10

Artikel 16, lid 3

Artikel 11

Artikel 5

Artikel 12, lid 1

Artikel 65

Artikel 12, lid 2

Artikel 12, lid 2

Artikel 13, lid 1

Artikel 16, lid 1

-

Artikel 16, lid 2

Artikel 13, lid 2

Artikel 16, lid 3

Artikel 14

Artikel 16, lid 3

Artikel 15

Artikel 17

Artikel 16

-

-

Artikel 18

Artikel 17

Artikel 20

Artikel 18

Artikel 19

-

Artikel 21

-

Artikel 22, leden 2 tot 7

-

Artikel 23

Artikel 19

Artikel 24

Artikel 20

Artikel 25

Artikel 21

Artikel 26

Artikel 22

Artikel 27

Artikel 23

Artikel 28

-

Artikel 29

-

Artikel 30

-

Artikel 31

-

Artikel 32

Artikel 24

Artikel 38

Artikel 25

Artikel 39

-

Artikel 41

Artikel 26

Artikel 42

Artikel 27

Artikel 43

Artikel 28

Artikel 44

Artikel 29

Artikel 40

Artikel 30

Artikel 45

Artikel 31

Artikel 46

Artikel 32

-

-

Artikel 47

Artikel 33

Artikel 49

Artikel 34

Artikel 50

Artikel 35

Artikel 51

Artikel 36

Artikel 52

Artikel 37

Artikel 53, lid 1

-

Artikel 53, lid 2

Artikel 38

Artikel 55

Artikel 39

Artikel 56

Artikel 40

Artikel 54

Artikel 41

Artikel 57

Artikel 42

Artikel 58

Artikel 43

Artikel 60

Artikel 44

Artikel 59

Artikel 45

Artikel 61

Artikel 46

Artikel 66

Artikel 47

Artikel 62

Artikel 48

Artikel 33

Artikel 49, lid 1

Artikel 34

Artikel 49, lid 2

Artikel 35, lid 1

-

Artikel 35, leden 3, 5 en 6

Artikel 50, eerste alinea

Artikel 37

Artikel 50, tweede alinea

-

Artikel 51

Artikel 48

Artikel 52

Artikel 36

Artikel 53

Artikel 63

-

Artikel 64

Artikel 54

-

-

Artikel 67

Artikel 55

Artikel 68