52011DC0105




[pic] | EUROPESE COMMISSIE |

Brussel, 10.3.2011

COM(2011) 105 definitief

VERSLAG VAN DE COMMISSIE AAN HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD

overeenkomstig artikel 7 van Besluit 2006/500/EG(Verdrag tot oprichting van de Energiegemeenschap )

VERSLAG VAN DE COMMISSIE AAN HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD

overeenkomstig artikel 7 van Besluit 2006/500/EG (Verdrag tot oprichting van de Energiegemeenschap)

Dit verslag is opgesteld overeenkomstig Besluit 2006/500/EG van de Raad van 29 mei 2006 betreffende de sluiting van het Verdrag tot oprichting van de Energiegemeenschap door de Europese Gemeenschap. In dat besluit is bepaald dat de Commissie "drie jaar na de inwerkingtreding van dit besluit bij het Europees Parlement en de Raad een verslag indient over de ervaring die met de uitvoering van het besluit is opgedaan, in voorkomend geval vergezeld van een voorstel voor verdere maatregelen." Dit verslag biedt een overzicht van de verwezenlijkingen van de Energiegemeenschap en haar belangrijkste uitdagingen voor de toekomst.

1. Inleiding – Van desintegratie naar samenwerking

De Energiegemeenschap stoelt op een verdrag tussen enerzijds de Europese Unie[1] en anderzijds de volgende verdragsluitende partijen: Albanië, Bosnië en Herzegovina, Kroatië, de voormalige Joegoslavische Republiek Macedonië, Moldavië, Montenegro, Oekraïne, Servië en de UNMIK[2]. Veertien EU-landen hebben bovendien een bijzondere band met deze organisatie in hun hoedanigheid van "deelnemers" aan het proces (Bulgarije, Tsjechië, Duitsland, Griekenland, Frankrijk, Italië, Cyprus, Hongarije, Nederland, Oostenrijk, Roemenië, Slovenië, Slowakije en het Verenigd Koninkrijk). Op dit moment hebben Georgië, Noorwegen en Turkije de status van waarnemer.

De Energiegemeenschap heeft betrekking op investeringen, economische ontwikkeling, de continuïteit van de voorziening en sociale stabiliteit, maar – belangrijker nog – ook op solidariteit, wederzijds vertrouwen en vrede. De oprichting van de Energiegemeenschap, slechts tien jaar na afloop van de Balkanoorlog, is op zich reeds een succes en vormt het eerste gemeenschappelijke institutionele project van de niet-EU-landen van Zuidoost-Europa.

De Energiegemeenschap koestert ambities op drie niveaus: nationaal, regionaal en pan-Europees. Op korte termijn streeft de Energiegemeenschap naar open en transparante nationale energiemarkten op basis van een stabiele regelgeving en een markt die een aantrekkelijk kader vormen voor investeringen in elektriciteitsproductie en -netwerken (de continuïteit van de energievoorziening is immers essentieel voor economische ontwikkeling en sociale stabiliteit). Op middellange termijn moet in de hele regio een geïntegreerde energiemarkt tot stand worden gebracht die grensoverschrijdende energiehandel mogelijk maakt, de energievoorziening waarborgt en rekening houdt met sociale aspecten en klimaatoverwegingen. Op lange termijn moet die regionale markt volledig worden geïntegreerd in de energiemarkt van de Europese Unie.

Om deze doelstellingen te bereiken, voorziet het Verdrag tot oprichting van de Energiegemeenschap in passende maatregelen die de verdragspartijen, hetzij unilateraal, hetzij in samenwerking met een aantal EU-lidstaten of met de Unie als geheel, dienen te nemen. Door toe te treden tot de Energiegemeenschap hebben de verdragsluitende partijen zich ertoe verbonden de EU-regels inzake energie, milieu en mededinging toe te passen. Het verdrag voorziet tevens in een instrument voor de vaststelling van een ad-hoc regelgevingskader om de grensoverschrijdende werking van de energiemarkt in de regio te faciliteren en met het oog op de totstandbrenging van een eengemaakte energiemarkt.

De Energiegemeenschap heeft een eigen institutioneel kader. Haar secretariaat, dat in Wenen is gevestigd, werkt nauw samen met de diensten van de Commissie en vormt de administratieve pijler: het zorgt voor de noodzakelijke coördinatie en verleent steunt voor de werkzaamheden van andere instellingen: de permanente groep op hoog niveau, de ministerraad, de commissie voor regelgeving van de Energiegemeenschap en de fora[3]. Het secretariaat ziet er tevens op toe dat de partijen bij het verdrag hun verplichtingen correct ten uitvoer leggen en stelt jaarlijkse voortgangsverslagen op voor de ministerraad. In dit verband treedt het secretariaat op als "hoeder van het Verdrag tot oprichting van de Energiegemeenschap" , terwijl de Europese Commissie op grond van datzelfde verdrag een algemene coördinerende rol vervult.

De begroting van de Energiegemeenschap voor 2011 bedraagt 3 380 000 euro en wordt voor 98 % gefinancierd door de Europese Unie (3 312 400 euro). Sinds 2009 wordt de EU-bijdrage betaald uit een ad hoc regionaal pretoetredingsprogramma. Deze middelen worden voornamelijk gebruikt voor de financiering van (1) de werking van het secretariaat, (2) de organisatie van ongeveer zestig institutionele vergaderingen en evenementen per jaar en voor de deelname van de partijen en waarnemers daaraan en (3) studies. De tweejarenbegroting (2012-2013) voor de uitgebreide Energiegemeenschap moet in 2011 worden opgesteld en goedgekeurd.

De Energiegemeenschap is opgericht voor een periode van tien jaar, die verstrijkt in juli 2016 en door een unaniem besluit van de ministerraad kan worden verlengd.

Hoewel het verdrag reeds in juli 2006 in werking is getreden, is de Energiegemeenschap pas in 2007 echt actief geworden, na de oprichting van het secretariaat. Terwijl de Energiegemeenschap aanvankelijk was opgezet als een pretoetredingsinstrument van de Europese Unie, zijn intussen ook landen die onder het Europees nabuurschapsbeleid vallen, toegetreden (de eerste nieuwkomer was Moldavië op 1 mei 2010; Oekraïne is lid geworden met ingang van 1 februari 2011) en hebben ook andere landen belangstelling (Armenië heeft de status van waarnemer aangevraagd). Sinds de ondertekening van het Verdrag tot oprichting van de Energiegemeenschap is het belang van een sterkere externe dimensie van de EU-energiemarkt steeds duidelijker geworden, te beginnen met de tweede strategische toetsing van het energiebeleid van de Commissie in 2008. In de recente mededeling "Energie 2020 - Een strategie voor een concurrerende, duurzame en continu geleverde energie" wordt de Energiegemeenschap genoemd als een cruciaal instrument voor een sterk internationaal partnerschap met de buurlanden van de Unie.

2. Een succesverhaal

Na vier jaar is de Energiegemeenschap uitgegroeid tot een gevestigde organisatie met een solide institutioneel kader voor samenwerking, wederzijdse ondersteuning en de uitwisseling van ervaringen en staat ze derhalve model voor regionale samenwerking inzake energie.

Door de ondertekening van het Verdrag tot oprichting van de Energiegemeenschap hebben de partijen zich verbonden tot een ambitieus project dat grote regelgevende, administratieve en financiële inspanningen vergt, maar dat ook vanuit sociaal en politiek oogpunt verregaand is. Dit engagement wordt hernieuwd op elke vergadering van de instellingen van de Energiegemeenschap en wordt vertaald in de dagelijkse technische werkzaamheden van de verschillende werkgroepen en taskforces.

In het Verdrag tot oprichting van de Energiegemeenschap zijn een aantal EU-bepalingen vermeld die de verdragsluitende partijen binnen een bepaalde termijn ten uitvoer dienen te leggen en die voornamelijk betrekking hebben op het tweede pakket gemeenschappelijke regels voor de interne gas- en elektriciteitsmarkt, bepaalde richtlijnen inzake milieubescherming en de belangrijkste bepalingen op het gebied van antitrustmaatregelen en overheidssteun. De partijen hebben er zich tevens toe verbonden tenuitvoerleggingsplannen op te stellen voor de richtlijnen ter bevordering van energie uit hernieuwbare bronnen.

In 2007 is het " acquis van de Energiegemeenschap" uitgebreid tot de EU-richtlijnen inzake de zekerheid van de elektriciteits- en gasvoorziening.

Sinds 2010 behoort ook de EU-regelgeving inzake energie-efficiëntie tot het acquis en met name de richtlijnen inzake energieprestaties van gebouwen, inzake etikettering en inzake energie-efficiëntie bij het eindgebruik en energiediensten. Deze regelgeving wordt tegen eind 2011 algemeen ingevoerd door de partijen bij het verdrag.

Na aanbevelingen van de ministerraad hebben de partijen als eerste stap bovendien overeenstemming bereikt over de toepassing op vrijwillige basis van bepaalde delen van Richtlijn 2009/28/EG ter bevordering van het gebruik van energie uit hernieuwbare bronnen en van het derde pakket inzake de interne gas- en elektriciteitsmarkt.

De Energiegemeenschap is in toenemende mate ook actief op andere terreinen. Op basis van het memorandum van overeenstemming over sociale aangelegenheden , hebben alle partijen – behalve de nieuwkomers Moldavië en Oekraïne – sociale actieplannen opgesteld om maatregelen te nemen om de sociale gevolgen van de tenuitvoerlegging van het verdrag op te vangen. Op dit gebied is enige vooruitgang geboekt. Het proces verloopt echter langzaam en ongelijkmatig door het vrijblijvende karakter van het memorandum en/of het zwakke engagement inzake sociale aangelegenheden. Verwacht wordt dat Moldavië en Oekraïne het memorandum weldra zullen ondertekenen.

De voorbereidende werkzaamheden inzake de oliedimensie worden uitgevoerd met het oog op de tijdige vaststelling van de richtlijn van 2009 inzake olievoorraden.

Voorts worden inspanningen geleverd om de verdragsluitende partijen te helpen hun energiestatistieken in overeenstemming te brengen met de methodologische en verslaggevingseisen van Eurostat en op basis van een gedetailleerde planning voor de periode 2010-2012.

Dat de Energiegemeenschap ook op andere terreinen actief wordt, toont niet alleen aan dat de partijen zich ertoe verbinden de EU-normen in te voeren, maar wijst ook op de dynamische aanpak van deze organisatie en de flexibiliteit van haar besluitvormingsmechanismen.

De ontwikkeling van het regelgevingskader van de Energiegemeenschap wordt geschetst in het door het secretariaat van de Energiegemeenschap opgestelde jaarverslag over de tenuitvoerlegging. In dat verslag wordt de nadruk gelegd op de tenuitvoerlegging van het acquis op grond van het Verdrag tot oprichting van de Energiegemeenschap en op de voortgang die elke verdragspartij daarbij heeft gemaakt en wordt de algemene situatie beoordeeld. In het verslag van het secretariaat[4] wordt gewezen op de regelgevende inspanningen van de partijen, die erin zijn geslaagd hun energieregelgeving in een relatief korte tijdspanne aan te passen (waarbij een aantal van hen vanuit het niets moest beginnen). In het verslag wordt ook gewaarschuwd voor de grotere kloof tussen de formele vaststelling van de regels en de reële tenuitvoerlegging en wordt gewezen op de obstakels die een reële opening van de energiemarkten in de weg staan en de investeringen vertragen.

De belangstelling voor de Energiegemeenschap neemt in de hele regio toe. In 2010 werd de eerste uitbreiding van de Energiegemeenschap afgerond met de toetreding van de Republiek Moldavië. Door de toetreding van Oekraïne is de omvang van de potentiële regionale markt bijna verdrievoudigd (van ongeveer 26 miljoen inwoners naar ongeveer 73 miljoen). In september 2009 werden onderhandelingen aangevat met Turkije, Georgië overweegt om het lidmaatschap aan te vragen en Armenië wenst toe te treden als waarnemer. Het zwaartepunt van dit project – dat gegroeid is vanuit een sterke EU-pretoetredingsvisie – verschuift daardoor geleidelijk oostwaarts.

3. Belangrijkste uitdagingen

De Commissie erkent de aanzienlijke inspanningen die de Energiegemeenschap reeds heeft geleverd, met name vanuit institutioneel oogpunt, maar ziet twee gebieden waarop nog vooruitgang kan worden geboekt:

a) Van theorie naar praktijk: ondanks de grote regelgevende inspanningen is het eerste ambitieniveau – open, transparante en concurrerende nationale energiemarkten in alle landen die partij zijn bij het verdrag – nog niet volledig gerealiseerd. Wat de ontwikkeling van een regionale markt betreft, worden de structurele moeilijkheden waarmee men kampt geïllustreerd door het feit dat in de 8e regio (Zuidoost-Europa), ondanks de aanzienlijke financiële en personele middelen die in dit project zijn geïnvesteerd, nog steeds geen Bureau voor de coördinatie van veilingen voor elektriciteit is opgericht Regionale initiatieven botsen vaak op onverzoenlijke principiële standpunten die hun oorsprong vinden in politieke, etnische en religieuze breuklijnen uit het verleden. De aanhoudende tegenwerking door een aantal partijen van een volwaardige deelname van Kosovo[5] aan de regionale mechanismen is bijzonder schadelijk. In deze omstandigheden lijkt de uiteindelijke ambitie – integratie in de interne energiemarkt van de Unie – voorlopig een langetermijnproject te blijven.

De kloof wegwerken tussen de theorie (politieke verbintenissen) en de praktijk (de volledige tenuitvoerlegging van het acquis van de Energiegemeenschap en handhaving van de vastgestelde regels) blijft de belangrijkste uitdaging en de vraag is hoe de partijen in de regio ertoe kunnen worden aangespoord de regels toe te passen en te handhaven.

Door realistische doelen en termijnen te stellen en te voorzien in passende begeleidende maatregelen waarbij rekening wordt gehouden met de specifieke situatie van de verdragsluitende partijen, zoals expliciet vermeld in artikel 24 van het verdrag, kunnen toepassingsproblemen worden vermeden.

De formele omzetting van het acquis van de Energiegemeenschap is geen doel op zich, maar slechts een middel om de doelstellingen van de regels te bereiken. Het doel is een reële energiemarkt tot stand te brengen, beginnend met een hervorming van het bestaande systeem van gereguleerde prijzen en algemene subsidies. Van een reële opening van de nationale energiemarkten, laat staan van een geïntegreerde regionale markt, is geen sprake zolang achterhaalde marktmechanismen in stand worden gehouden die de concurrentie en investeringen in de weg staan en gebaseerd zijn op de band tussen publieke leveranciers en traditionele binnenlandse producenten, die gereguleerde prijzen hanteren welke niet duidelijk gedefinieerd, transparant, niet-discriminerend (evenmin tussen leveranciers) en controleerbaar zijn en die de concurrentie niet verstoren, zoals vereist door de jurisprudentie van het Hof van Justitie van de Europese Unie[6]. Er is behoefte aan sterke regelgevende energieautoriteiten die over voldoende bevoegdheden en middelen beschikken en die hun opdracht onafhankelijk kunnen uitvoeren om de niet-discriminerende, concurrerende en efficiënte werking van de energiemarkt te waarborgen.

De regeling voor de beslechting van geschillen, waarin het verdrag voorziet, is efficiënt gebleken in gevallen waarin de partijen bereid waren tot onderhandelen en open stonden voor een minnelijke schikking. De ervaring heeft echter geleerd dat de uiteindelijke oplossing van een geschil soms de zuivere interpretatie van het acquis van de Energiegemeenschap overstijgt en verband houdt met complexe aspecten van internationaal publiekrecht. Gelet op het beperkte aantal dat tot dusver is geopend (slechts zes zaken, meestal het gevolg van klachten) en het ontbreken van een systematische benadering voor het gelijktijdig aanpakken van vergelijkbare inbreuken door verschillende verdragsluitende partijen, is het nog te vroeg om passende conclusies te trekken over de doelmatigheid van de inbreukprocedure waarin het verdrag voorziet. De Commissie is van oordeel dat alle partijen meer inspanningen dienen te leveren om hun verbintenissen na te komen.

b) Hoe investeringen stimuleren? De Energiegemeenschap kampt met een aantal bekende investeringsproblemen[7], onder meer voor de modernisering van de netwerken voor elektriciteitstransmissie en distributie en de koppelingen daartussen, voor de toepassing van de EU-eisen en -maatregelen inzake energie-efficiëntie of de tenuitvoerlegging van de richtlijn inzake grote stookinstallaties, de richtlijn inzake het zwavelgehalte van brandstoffen en de emissienormen van de Europese Unie, waardoor bestaande installaties moeten worden gemoderniseerd of worden ontmanteld en eventueel worden vervangen, in sommige gevallen tegen december 2017.

De Energiegemeenschap is erin geslaagd een aantal prioritaire projecten van strategisch belang voor de regio naar voren te schuiven, die door de ministerraad in 2010 zijn bekrachtigd en waarbij voorrang wordt verleend aan projecten die de grensoverschrijdende uitwisseling vergemakkelijken. De ontoereikende interconnectiecapaciteit staat op dit moment de ontwikkeling van regionale markten in de weg. Regiodekkende energiesystemen en -uitwisseling stimuleren komt niet alleen de regio, maar ook de energiezekerheid van de hele EU ten goede. Er zijn reeds enkele stappen gezet op basis van het "Gas Ring"-concept dat is ontwikkeld in de "South East Europe Gasification Study" (gefinancierd door de Wereldbank en de Kreditanstalt für Wiederaufbau (KfW) en gepubliceerd onder de titel "The future of the natural gas market in Southeast Europe")[8], terwijl op institutioneel niveau reeds aanzienlijke inspanningen zijn gedaan ter bevordering van de geselecteerde prioritaire projecten.

De Energiegemeenschap heeft de verdragsluitende partijen bovendien geholpen om aanzienlijke publieke financiering aan te trekken, hetzij van bilaterale donoren (bv. KfW of USAid) of van internationale financiële instellingen (bv. de EIB, de Wereldbank of de EBWO).

Ondanks de aanzienlijke investeringen door internationale financiële instellingen in de regio, blijven de particuliere investeringen relatief laag. Dit is onder meer het gevolg van de onzekere tenuitvoerlegging van het regelgevingskader (regels die niet en/of niet correct worden toegepast) en de kleine schaal van de nationale markten. (Dit zijn precies de redenen voor de oprichting van de Energiegemeenschap in 2005.)

Het grootste probleem blijft echter dat de regeringen de gereguleerde eindgebruikersprijzen en de daarmee samenhangende impliciete en expliciete subsidies op de energiemarkten ongemoeid laten. Door deze algemeen toegekende subsidies ligt de groothandelsprijs van elektriciteit lager dan het niveau dat nodig is voor vervangingsinvesteringen en worden investeringen in energiebesparing en -efficiëntie ontmoedigd. Verouderde, inefficiënte en milieuonvriendelijke installaties, die niet in staat zijn de energiezekerheid te waarborgen waarop de inwoners van de partijen bij de Energiegemeenschap recht hebben, blijven hierdoor in bedrijf. Hierdoor komen investeringen, door zowel publieke, private als internationale financiële instellingen, in het gedrang.

De Commissie is van oordeel dat de Energiegemeenschap werk dient te maken van een beter investeringsklimaat en zij zal samen met het secretariaat en de verschillende donoren inspanningen leveren om dat klimaat tot stand te brengen.

4. Welke toekomst voor de Energiegemeenschap?

Gelet op de hierboven geschetste conclusies, is de Commissie van oordeel dat de toekomst van deze internationale organisatie moet worden bepaald in het licht van drie belangrijke doelstellingen: de Energiegemeenschap moet de nadruk leggen op de handhaving van de regels, het derde interne-marktpakket en de richtlijn hernieuwbare energie vaststellen en er moet een gecoördineerde investeringsstrategie worden ontwikkeld. Voorts moet de invoering van verder acquis worden bekeken, met name om tot een koolstofvrije energiesector te komen.

1) Aandacht voor de tenuitvoerlegging

In tegenstelling tot andere regionale initiatieven is de Energiegemeenschap opgericht bij een verdrag dat voorziet in een kader met juridisch afdwingbare regels:

- door toe te treden tot de Energiegemeenschap hebben de partijen er zich juridisch niet alleen toe verbonden de geldende EU-regels vast te stellen, maar deze ook in de praktijk toe te passen en te handhaven;

- de instellingen van de Energiegemeenschap waarborgen een permanent en onpartijdig toezicht op de desbetreffende markten door het secretariaat, dat de verdragsluitende partijen bijstand verleent bij de tenuitvoerlegging van de regels en de formele conformiteit van de nationale omzettingsbepalingen (zelfs wanneer ze nog niet zijn vastgesteld) en de tenuitvoerlegging daarvan in de praktijk onderzoekt, onder meer door inspectiebezoeken in de betrokken landen;

- het Verdrag tot oprichting van de Energiegemeenschap voorziet in een mechanisme voor de oplossing van geschillen dat het mogelijk maakt elke inbreuk op de geldende regels vast te stellen en aan te pakken, hetzij na een klacht, hetzij op eigen initiatief van het secretariaat. Tot dusver is dat mechanisme nog niet systematisch gebruikt.

Het gebrek aan vooruitgang in de praktijk bij de hervorming en openstelling van de energiemarkt toont evenwel aan dat het energie acquis onvoldoende wordt gehandhaafd. Om de handhaving te versterken moeten de verdragsluitende partijen werk maken van sterke en onafhankelijke energieregulatoren en mededingingsautoriteiten die over de nodige bevoegdheden en middelen beschikken om op de naleving van het acquis toe te zien en sancties op te leggen bij inbreuken. De nationale rechtbanken en investeringstribunalen hebben een cruciale rol te spelen bij de handhaving van de vastgestelde regels en bij het afdwingen van herstelmaatregelen bij inbreuken. Ten slotte moet het secretariaat zijn rol als hoeder van het Verdrag tot oprichting van de Energiegemeenschap ten volle spelen op basis van de onafhankelijkheid en expertise waarover het beschikt.

De Commissie verbindt er zich toe de regels van de Energiegemeenschap als volgt verder ten uitvoer te leggen en actief te handhaven:

a) Voor verdragsluitende partijen met de status van kandidaat- of potentiële kandidaat-lidstaat van de EU is de correcte tenuitvoerlegging en handhaving van het acquis van de Energiegemeenschap een beslissende factor in de onderhandelingen over toetreding tot de Europese Unie. Een gebrek aan handhaving zal in de voortgangsverslagen van de Commissie negatief worden beoordeeld en kan tot gevolg hebben dat het energiehoofdstuk van de toetredingsonderhandelingen wordt heropend. Het omgekeerde is ook waar: in ruil voor de toepassing van het acquis van de Energiegemeenschap mogen kandidaat-lidstaten een vlotter verloop van de toetredingsonderhandelingen inzake energie verwachten.

b) Overeenkomstig de aanbevelingen van de door het Europees Parlement op 25 november 2010 aangenomen resolutie "Naar een nieuwe energiestrategie voor Europa 2011-2020" zal de Europese Commissie, op basis van transparante regels en procedures en rekening houdend met het evenredigheidsbeginsel, onderzoeken hoe bilaterale financiële bijstand beter kan worden gekoppeld aan de nakoming van de verbintenissen op grond van het Verdrag tot oprichting van de Energiegemeenschap, met name wanneer een partij aanhoudend in gebreke blijft. De Commissie is van oordeel dat de tenuitvoerlegging van het acquis door de verdragsluitende partijen niet alleen moet worden beoordeeld op basis van de omzetting van het acquis in hun nationale wetgeving, maar ook op basis van de tenuitvoerlegging en handhaving in de praktijk, die op hun beurt aanleiding kunnen geven tot de toekenning van extra financiële steun.

In haar hoedanigheid van coördinator van de donorgemeenschap zal de Commissie tevens nagaan of ook de andere internationale financiële instellingen en bilaterale donoren bereid zijn dit beleid toe te passen en hun financiering te koppelen aan de tenuitvoerlegging en handhaving van de regels.

c) Voorts zullen de verdragsluitende partijen sterkere handhavingsmechanismen moeten instellen om in aanmerking te komen voor de bepalingen inzake samenwerking van de richtlijn hernieuwbare energie en met name de bepalingen inzake statistische overdrachten tussen de lidstaten.

d) De Commissie zal maatregelen ter bevordering van de tenuitvoerlegging en ter voorkoming van inbreuken ondersteunen door een nauwere administratieve samenwerking en meer partnerschap. Zij zal de deelnemers uit EU-lidstaten er tevens toe aansporen actiever deel te nemen aan de technische vergaderingen van de Energiegemeenschap zodat de verdragsluitende partijen lering kunnen trekken uit hun ervaringen en beste praktijken.

e) De Commissie ijvert voor een systematische toepassing van het mechanisme voor de oplossing van geschillen, dat in overeenstemming is met het beginsel van gelijke behandeling van de verdragsluitende partijen, en zal de inleiding van procedures op initiatief van het secretariaat ondersteunen. In geval van ernstige of herhaalde inbreuken op de regels, is de Commissie van oordeel dat de EU haar recht op grond van artikel 90 van het verdrag moet uitoefenen en moet overwegen de zaak direct aanhangig te maken bij de ministerraad.

f) De Commissie is van oordeel dat nieuwe leden pas tot de Energiegemeenschap kunnen toetreden wanneer zij blijk geven van hun intentie en bekwaamheid om het toepasselijke acquis van de Energiegemeenschap binnen een redelijke termijn en voorafgaand aan hun toetreding in hun wetgeving op te nemen en zij dezelfde geloofwaardigheid genieten als van de andere partijen wordt verlangd.

2) Tenuitvoerlegging van het derde pakket betreffende de interne markt voor energie en van de richtlijnen inzake hernieuwbare energie en energie-efficiëntie als middel om de integratie van de regio in één Europese energiemarkt te versnellen

De Commissie is van mening dat de daadwerkelijke tenuitvoerlegging van de overeengekomen regels cruciaal is voor de verwachte vaststelling en tenuitvoerlegging van het derde pakket betreffende de interne markt voor energie en voor de deelneming van de verdragsluitende partijen aan het Agentschap voor de samenwerking tussen energieregulators (ACER) of het Europees netwerk van transmissiesysteembeheerders.

De Commissie pleit ervoor de richtlijnen en verordeningen van het derde pakket betreffende de interne markt voor energie op te nemen in het acquis van de Energiegemeenschap. Door de vaststelling en tenuitvoerlegging van het derde pakket kunnen de verdragsluitende partijen hun energiemarkt sneller en grondiger hervormen, zich voorbereiden op hun volledige integratie in de EU-markt en hun bedrijven en consumenten de voordelen laten genieten van goed werkende energiemarkten.

Om ervoor te zorgen dat de tenuitvoerlegging van de regelgeving gepaard gaat met een reële hervorming van de markt, is de Commissie voornemens, in samenwerking het secretariaat van de Energiegemeenschap, aan de verdragsluitende partijen specifiek advies te verlenen in de vorm van tenuitvoerleggingsprogramma’s, prioriteiten en eventueel de stapsgewijze invoering van het acquis . Dit zal uiteraard een integrerend onderdeel zijn van het advies inzake de hervorming van de markt om een gunstig investeringsklimaat te creëren.

De Commissie zal tevens pleiten voor de aanneming van de richtlijn hernieuwbare energie door de Energiegemeenschap. De verdragsluitende partijen beschikken over een onaangeroerd potentieel inzake hernieuwbare energie dat hun de kans biedt bij te dragen tot de strijd tegen de klimaatverandering, de Europese energiezekerheid te versterken en plaatselijke milieu- en gezondheidsproblemen aan te pakken.

Wat energie-efficiëntie betreft, is de reële toepassing van de toepasselijke EU-regelgeving belangrijk om ervoor te zorgen dat de verdragsluitende partijen zo snel mogelijk hun steentje bijdragen tot de verwezenlijking van de doelstellingen inzake energiebesparing en -efficiëntie en tot een koolstofvrije energiesector. Andere belangrijke baten zijn de lagere energiefacturen voor de inwoners van deze landen alsmede de mogelijkheden om nieuwe banen te creëren. De aanzienlijke potentiële besparingen door een grotere energie-efficiëntie in de regio zijn onderzocht in een recent verslag van de Wereldbank[9].

Deze regels vormen nu reeds het referentiekader voor bilaterale onderhandelingen tussen de Europese Unie en de leden van de Energiegemeenschap (hetzij met het oog op toetreding tot de Europese Unie, hetzij in het kader van het Europees nabuurschapsbeleid).

De Commissie zal er bij de Energiegemeenschap op aandringen de ter zake relevante energierichtlijnen en –verordeningen zo snel mogelijk ten uitvoer te leggen, rekening houdend met het institutionele kader van de Energiegemeenschap en met de specifieke situatie van haar leden.

3) Gecoördineerde investeringsstrategie

De Energiegemeenschap moet een aantrekkelijk investeringsklimaat creëren door een gecoördineerde investeringsstrategie te ontwikkelen. De verdragsluitende partijen beschikken over een goede geografische ligging om toegang te krijgen tot de bredere Europese energiemarkt en kunnen hun objectieve voordelen, zoals overvloedige hydro-elektrische hulpbronnen, vertalen in exportmogelijkheden. Er zijn weliswaar nog een aantal knelpunten, zoals de belemmeringen ten aanzien van grensoverschrijdende handel, de onzekere planningscontext en, in mindere mate, de bescheiden ambities.

Een eerste voorwaarde om nieuwe investeringen aan te trekken is een hervorming van de tarieven/subsidies. De huidige prijs- en tariefniveaus, vaak onder de reële kostprijs, verstoren de markt en staan een vraagsturend beleid en inspanningen om de energie-efficiëntie te verbeteren in de weg. Samen met de lage elektriciteitstarieven en de gebrekkige inning van betalingen vormt dit een bedreiging voor de financiële levensvatbaarheid van bepaalde elektriciteitscentrales, die nu overeind worden gehouden met dure overheidssubsidies. Daarom moeten bijzondere inspanningen worden geleverd om de prijzen en tarieven te hervormen, waarbij aandacht wordt besteed aan de bescherming van kwetsbare gebruikers, om de administratieve belemmeringen weg te werken en om een onafhankelijke regelgevende instantie op te richten die toeziet op transparantie op de markt en op de niet-discriminerende behandeling van de verschillende spelers. De Commissie erkent dat deze hervormingen niet haalbaar zijn zonder een alternatief plan aan te reiken voor investeringen, de herstructurering van de tarieven en een gerichte bescherming van kwetsbare gebruikers. De Commissie zal op dit vlak het voortouw nemen en specifieke knowhow aanbieden inzake structurele hervormingen.

De nadruk wordt gelegd op de sociale gevolgen van de hervorming. De verdragsluitende partijen moeten efficiënte stelsels voor sociale bescherming en gerichte subsidieregelingen op het gebied van energie ontwikkelen. De belangrijkste rendementsverhogende maatregel is het verbeteren van de kostendekking (d.w.z. het aantal personen verminderen aan wie energie wordt geleverd, maar die er niet voor betalen). Ook zou het efficiënter zijn algemene subsidies te vervangen door gerichte subsidies voor arme en kwetsbare gebruikers. De verdragsluitende partijen moeten er zich van bewust zijn dat het uitblijven van hervormingen kosten meebrengt in termen van hoger energieverbruik, welvaartsverlies, lagere economische groei en schade aan het milieu en de gezondheid[10].

Een tweede voorwaarde is dat de verdragsluitende partijen verder kijken dan hun eigen grenzen en oog hebben voor de schaalvoordelen die regionale investeringsplannen bieden. Daartoe moet de politieke wil aanwezig zijn om een beroep te doen op de buurlanden en dient de Europese Unie bij elke gelegenheid direct en op hoog niveau belangstelling te tonen voor de Energiegemeenschap.

Ten derde zal de Commissie de verdragsluitende partijen in het kader van het energiedebat in deze landen attent maken op het belang van de milieu- en klimaatcriteria. De behoefte aan investeringen in nieuwe productie-installaties om de oude, inefficiënte en vervuilende centrales te vervangen wordt gezien de milieuregelgeving van de Unie alleen maar dringender. Ook het vermogen van de verdragsluitende partijen om de eisen van Richtlijn 85/337/EEG, inzake milieueffectbeoordelingen, als gewijzigd, en van artikel 4, lid 2, van Richtlijn 79/409/EEG inzake het behoud van de vogelstand toe te passen, is een specifiek aandachtspunt voor de Commissie.

De meerwaarde van de Energiegemeenschap moet worden behouden en overlappingen met werkzaamheden op regionaal niveau inzake energie (het Europees nabuurschapsbeleid en het oostelijk Partnerschap, de Raad voor regionale samenwerking, de EU-strategie voor het Donaugebied en het Baku-initiatief) moeten worden vermeden. Coördinatie van al deze initiatieven is essentieel om overlappende maatregelen en dubbele financiering te vermijden.

In haar algemene hoedanigheid van coördinator van de activiteiten van de Energiegemeenschap en voortbouwend op haar bijzondere band met de donoren, zal de Commissie het voortouw nemen bij de totstandbrenging van een gunstig investeringsklimaat.

Op basis van de Energiestrategie 2020 van de Europese Unie dienen infrastructuurprojecten die bijdragen tot de versterking van de energiezekerheid van de Unie, bv. nieuwe netkoppelingen aan de grenzen, dezelfde beleidsaandacht te krijgen als projecten binnen de EU. In de mededeling "Prioriteiten voor energie-infrastructuurprojecten voor 2020 en verder - Een blauwdruk voor een Europees geïntegreerd energienetwerk" van de Commissie van 17 november 2010 worden elektriciteitskoppelingen in middenoostelijk en zuidoostelijk Europa, samen met de noord-zuidgascorridor in middenoostelijk en zuidoostelijk Europa, als twee prioritaire projecten aangemerkt. Deze corridors zijn ontwikkeld met het oog op de integratie van de Energiegemeenschap. Wanneer de verdragsluitende partijen overeenstemming bereiken over gemeenschappelijke investeringsprojecten kunnen die worden aangemerkt als "projecten van Europees belang".

Voorts moet prioriteit worden verleend aan de voltooiing van regionale projecten, zoals de oprichting van een gecoördineerde elektriciteitsveiling, de bouw van een “ gasring ” met toevoerpijplijnen en – eventueel – de oprichting van een centrale instantie voor het beheer van de olievoorraad voor de regio, die de speerpunten moeten vormen van de Energiegemeenschap.

De Commissie zal ervoor zorgen dat de beschikbare EU-financiering voor energieprojecten in de landen van de Energiegemeenschap wordt geoptimaliseerd en, waar nodig, wordt verhoogd indien de regionale aard van de projecten dat rechtvaardigt.

5. Wat gebeurt er verder?

De Commissie vindt dat de tot dusver geboekte vooruitgang en de dynamische aard van het verrichte werk – dat nauw aansluit bij de ontwikkelingen in de energiesector op het niveau van de Europese Unie – aangeven dat de Energiegemeenschap haar voortbestaan na 2016 moet verzekeren.

De Energiegemeenschap heeft duidelijk gemaakt dat de verdragsluitende partijen gebaat zijn bij het volgen van een regionale aanpak, tegenover de traditionele bilaterale betrekkingen met de Europese Unie. Zij heeft bewezen dat de verdragsluitende partijen, los van het vooruitzicht van toekomstige toetreding tot de Europese Unie, al op korte termijn kunnen profiteren van de voordelen van de interne markt voor energie van de EU.

De Energiegemeenschap is een doeltreffend kader voor samenwerking op het gebied van energie met de buren van de EU gebleken, dat mogelijk kan worden verruimd tot andere landen en geografische gebieden.

Regionale samenwerking is essentieel en volledige integratie van de Energiegemeenschap in de pan-Europese energiemarkt hangt af van de politieke wil van elk van de verdragsluitende partijen en van hun vermogen om bij te dragen aan de totstandbrenging van een regionale energiemarkt in de Energiegemeenschap en het welslagen daarvan.

Op grond van de inhoud van dit verslag is de Commissie voornemens als volgt bij te dragen aan de verwezenlijking van de doelstellingen van de Energiegemeenschap:

- zij zal aanpassingen aan werkmethoden van de instellingen en de organen van de Energiegemeenschap bevorderen, waaronder de organisatie van ad-hoc vergaderingen op ministerieel niveau inzake specifieke prioriteiten met betrekking tot de verwezenlijking van de doelstellingen van de Energiegemeenschap;

- zij zal proactief oproepen tot de tenuitvoerlegging en de doeltreffende handhaving van de regels;

- zij zal ijveren voor de tenuitvoerlegging van het derde pakket betreffende de interne markt voor energie en van de richtlijnen inzake hernieuwbare energiebronnen en energie-efficiëntie als een manier om de volledige integratie van de Energiegemeenschap in de Europese interne markt voor energie te bespoedigen en zij zal overwegen extra acquis in te voeren, met name om tot een koolstofvrije energiesector te komen;

- zij zal passende investeringen in de regio stimuleren door een samenhangende investeringsstrategie te volgen waarbij met name rekening wordt gehouden met de infrastructuurbehoeften van de energiesector, de noodzaak van het koolstofvrij maken van de energiebevoorrading, de impact van energiebesparingen en het potentieel op het gebied van de ontwikkeling van hernieuwbare energiebronnen; en

- zij zal de tenuitvoerlegging van het memorandum van overeenstemming over sociale aangelegenheden bevorderen.

[1] Oorspronkelijk ondertekend door de Europese Gemeenschap, die inmiddels plaats heeft gemaakt voor de Europese Unie.

[2] Dit is de lijst van de huidige partijen bij het verdrag, na de uitbreiding van de Europese Unie in 2007 en de jongste ontwikkeling van deze organisatie.

[3] De vier fora over elektriciteit, gas, olie en sociale aspecten zijn samengesteld uit alle belanghebbenden uit de sector, regulators, vertegenwoordigers van het bedrijfsleven en consumenten.

[4] Het volledige verslag staat op: http://www.energy-community.org/pls/portal/docs/722178.PDF .

[5] Volgens Resolutie 1244/99 van de VN-Veiligheidsraad.

[6] Arrest van het Hof (Grote kamer) van 20 april 2010, Federutility e.a., vs. Autorità per l’energia elettrica e il gas, zaak C-265/08 (Jurisprudentie van het Hof 2010, blz. 00000).De resterende knelpunten worden geanalyseerd in het verslag van de Wereldbank van juni 2010, "South East Europe Wholesale market opening", http://www.energy-community.org/pls/portal/docs/594181.PDF.

[7] Zie bv. Het rapport van de Wereldbank "Lights out? : the outlook for energy in Eastern Europe and the former Soviet Union" http://siteresources.worldbank.org/ECAEXT/Resources/258598-1268240913359/Full_report.pdf.

[8] Zie het verslag op http://go.worldbank.org/ZM7XE8RM10.

[9] "Status of Energy Efficiencyin the Western Balkans, Stocktaking report"; zie: http://www.energy-community.org/pls/portal/docs/664179.PDF.

[10] Het belang om aan de milieucriteria te voldoen, moet centraal staan in de strategie. Reeds in 2004 heeft het Ontwikkelingsprogramma van de Verenigde Naties erop gewezen dat de milieu- en sociale kosten niet correct wordt doorberekend door de huidige brandstofmix in de regio en met name het gebruik van bruinkool in elektriciteitscentrales en het huishoudelijk gebruik van harde brandstoffen (bruinkool, houd, steenkool).(Zie: http://www.undp.org/energy/docs/Stuck_in_the_Past.pdf).