26.11.2009   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

CE 285/90


Donderdag, 5 juni 2008
Bescherming van kwetsbare mariene ecosystemen *

P6_TA(2008)0246

Wetgevingsresolutie van het Europees Parlement van 5 juni 2008 over het voorstel voor een verordening van de Raad betreffende de bescherming van kwetsbare mariene ecosystemen op volle zee tegen de nadelige effecten van bodemvistuig (COM(2007)0605 — C6-0453/2007 — 2007/0224(CNS))

2009/C 285 E/17

(Raadplegingsprocedure)

Het Europees Parlement,

gezien het voorstel van de Commissie aan de Raad (COM(2007)0605),

gelet op artikel 37 van het EG-Verdrag, op grond waarvan het Parlement door de Raad is geraadpleegd (C6-0453/2007),

gelet op artikel 51 van zijn Reglement,

gezien het verslag van de Commissie visserij en het advies van de Commissie milieubeheer, volksgezondheid en voedselveiligheid (A6-0183/2008),

1.

hecht zijn goedkeuring aan het Commissievoorstel, als geamendeerd door het Parlement;

2.

verzoekt de Commissie haar voorstel krachtens artikel 250, lid 2 van het EG-Verdrag dienovereenkomstig te wijzigen;

3.

verzoekt de Raad, wanneer deze voornemens is af te wijken van de door het Parlement goedgekeurde tekst, het Parlement hiervan op de hoogte te stellen;

4.

wenst opnieuw te worden geraadpleegd ingeval de Raad voornemens is ingrijpende wijzigingen aan te brengen in het voorstel van de Commissie;

5.

verzoekt zijn Voorzitter het standpunt van het Parlement te doen toekomen aan de Raad en de Commissie.

DOOR DE COMMISSIE VOORGESTELDE TEKST

AMENDEMENT

Amendement 1

Voorstel voor een verordening

Overweging 10

(10)

De identificatie van kwetsbare mariene ecosystemen in gebieden die niet worden geregeld door een regionale organisatie voor visserijbeheer, is volop aan de gang en de wetenschappelijke informatie hierover is relatief beperkt. Een maximumdiepte voor het gebruik van bodemvistuig is een beschermende voorzorgsmaatregel voor diepzeekoralen en sponzen in de waterkolom. Een diepte van 1 000 m is een redelijke optie die een passend beschermingsniveau biedt en tevens verenigbaar is met de voortzetting van de bodemvisserij op demersale soorten die doorgaans in ondiepe wateren voorkomen, zoals heek en inktvis. Deze dieptegrens is ook verenigbaar met de geleidelijke ontwikkeling, in het kader van deze verordening, van gebiedsgebonden maatregelen met het oog op een volledige bescherming van gebieden waarin kwetsbare ecosystemen voorkomen of kunnen voorkomen.

(10)

De identificatie van kwetsbare mariene ecosystemen in gebieden die niet worden geregeld door een regionale organisatie voor visserijbeheer, is volop aan de gang en de wetenschappelijke informatie hierover is relatief beperkt.

Amendement 2

Voorstel voor een verordening

Overweging 12 bis (nieuw)

 

(12 bis)

De onderhavige verordening moet rekening houden met de internationale richtsnoeren inzake het beheer van de diepzee- en bodemvisserij op volle zee van de Voedsel- en Landbouworganisatie van de Verenigde Naties (FAO). Indien twijfel bestaat over de uitlegging van deze verordening, moet deze worden geïnterpreteerd in het licht van de FAO-richtsnoeren.

Amendement 3

Voorstel voor een verordening

Artikel 1 — lid 1

1.

Deze verordening is van toepassing op communautaire vissersvaartuigen die op volle zee visserijactiviteiten met bodemvistuig uitoefenen.

1.

Deze verordening is van toepassing op communautaire vissersvaartuigen die op volle zee visserijactiviteiten met bodemvistuig uitoefenen , wanneer dit tijdens het gebruikelijk verloop van de visserijactiviteiten in contact komt met de zeebodem .

Amendement 4

Voorstel voor een verordening

Artikel 1 — lid 2 — letter a)

a)

die vallen onder de verantwoordelijkheid van een regionale organisatie of regeling voor visserijbeheer met regelingsbevoegdheid voor dergelijke visserijactiviteiten;

a)

die vallen onder de verantwoordelijkheid van een regionale organisatie voor visserijbeheer met wettelijke regelingsbevoegdheid voor dergelijke visserijactiviteiten;

Amendement 6

Voorstel voor een verordening

Artikel 2 — letter b)

b)

„kwetsbaar marien ecosysteem”: een marien ecosysteem waarvan de specifieke structuur en functie volgens de beste beschikbare wetenschappelijke informatie en het voorzorgsbeginsel kunnen worden aangetast door een belasting als gevolg van fysiek contact met bodemvistuig tijdens visserijactiviteiten, zoals onder andere riffen, onderzeese bergen, warmwaterkraters, koudwaterkoralen en koudwatersponsriffen ;

b)

„kwetsbaar marien ecosysteem”: een marien ecosysteem waarvan de specifieke structuur en/of functies kunnen worden beïnvloed door de actie van een externe factor;

Amendement 7

Voorstel voor een verordening

Artikel 2 — letter c)

c)

„bodemvistuig”: bodemtrawls, dreggen, geankerde kieuwnetten, grondbeugen, korven en vallen.

c)

„bodemvistuig”: gebruikt vistuig dat in contact komt met de zeebodem, zoals bodemtrawls, dreggen, geankerde kieuwnetten, grondbeugen, korven en vallen.

Amendement 8

Voorstel voor een verordening

Artikel 4 — lid 1 — letter b)

b)

de doelsoorten,

b)

de doelsoorten en de soorten die als bijvangst kunnen worden gevangen ,

Amendement 9

Voorstel voor een verordening

Artikel 4 — lid 1 — letter c)

c)

De diepte waarop het vistuig zal worden gebruikt;

c)

de gebruikte soorten vistuig en de diepte waarop zij worden gebruikt;

Amendement 10

Voorstel voor een verordening

Artikel 4 — lid 1 — letter d)

d)

de configuratie van het bathymetrische profiel van de zeebodem op de visgronden waar de activiteiten zijn gepland.

d)

de configuratie van het bathymetrische profiel van de zeebodem op de visgronden waar de activiteiten zijn gepland , tenzij de bevoegde instanties van de vlaggenlidstaat van de vaartuigen in kwestie al over deze informatie beschikken.

Amendement 11

Voorstel voor een verordening

Artikel 4 — lid 1 — letter d bis) (nieuw)

 

d bis)

de duur van de activiteiten.

Amendement 12

Voorstel voor een verordening

Artikel 4 — lid 2

2.

De bevoegde autoriteiten geven een speciaal visdocument af wanneer uit een evaluatie van de potentiële effecten van de geplande visserijactiviteiten van de vaartuigen kan worden geconcludeerd dat deze activiteiten wellicht geen significante nadelige effecten op kwetsbare mariene ecosystemen zullen hebben.

2.

De bevoegde autoriteiten geven een speciaal visdocument af wanneer uit een evaluatie van de potentiële effecten van de geplande visserijactiviteiten van de vaartuigen kan worden geconcludeerd dat deze activiteiten wellicht geen significante nadelige effecten op kwetsbare mariene ecosystemen zullen hebben. Het speciale visdocument mag niet langer geldig zijn dan het visserijprogramma.

Amendement 13

Voorstel voor een verordening

Artikel 4 — lid 4

4.

Bij de in lid 2 bedoelde evaluatie passen de bevoegde autoriteiten voorzorgscriteria toe. Bij twijfel over de ernst van de nadelige effecten gaan zij ervan uit dat de vermoedelijke nadelige effecten die uit het verstrekte wetenschappelijke advies naar voren komen, significant zijn.

4.

Bij de in lid 2 bedoelde evaluatie passen de bevoegde autoriteiten voorzorgscriteria toe.

Amendement 14

Voorstel voor een verordening

Artikel 6

Artikel 6

Dieptegrens

Het gebruik van bodemvistuig op een diepte van meer dan 1 000 m is verboden.

Schrappen.

Amendement 15

Voorstel voor een verordening

Artikel 7 — lid 1

1.

Wanneer een vaartuig tijdens visserijactiviteiten een kwetsbaar marien ecosysteem aantreft , wordt de visserij onmiddellijk stopgezet of wordt afgezien van visserijactiviteiten in het betrokken gebied. De activiteiten mogen pas worden hervat wanneer binnen het in het visserijplan als bedoeld in artikel 4, lid 1, vastgestelde gebied een alternatieve plaats is bereikt op een afstand van ten minste 5 zeemijl van de plaats waar het ecosysteem werd aangetroffen.

1.

Wanneer een wetenschappelijk waarnemer die aan boord is ter uitvoering van artikel 12, ondanks de maatregelen die zijn genomen uit hoofde van artikel 4, voldoende bewijzen verkrijgt dat een vaartuig tijdens visserijactiviteiten een mogelijk kwetsbaar marien ecosysteem aangetroffen kan hebben , zet het vaartuig de visserij onmiddellijk stop of ziet het af van visserijactiviteiten in het betrokken gebied. De activiteiten mogen pas worden hervat wanneer binnen het in het visserijplan als bedoeld in artikel 4, lid 1, vastgestelde gebied een alternatieve plaats is bereikt op een afstand van ten minste 5 zeemijl van de plaats waar het ecosysteem werd aangetroffen.

Amendement 16

Voorstel voor een verordening

Artikel 7 — lid 2 bis (nieuw)

 

2 bis.

Als er grote onzekerheid bestaat over de aanwezigheid van een kwetsbaar marien ecosysteem, wordt het gebied aangewezen als een kwetsbaar marien ecosysteem tot er voldoende bewijs voor het tegendeel is gevonden.

Amendement 17

Voorstel voor een verordening

Artikel 7 — lid 3

3.

Telkens wanneer een kwetsbaar marien ecosysteem wordt aangetroffen, wordt dit onverwijld aan de bevoegde autoriteiten gemeld met nauwkeurige informatie over de aard, de locatie, het tijdstip en andere relevante gegevens.

3.

Telkens wanneer een kwetsbaar marien ecosysteem wordt aangetroffen, wordt dit onverwijld aan de bevoegde autoriteiten gemeld , die dit op hun beurt zo spoedig mogelijk melden aan de Commissie en de lidstaten, met nauwkeurige informatie over de aard, de locatie, het tijdstip en andere relevante gegevens.

Amendement 18

Voorstel voor een verordening

Artikel 7 — lid 3 bis (nieuw)

 

3 bis.

De toevallige ontdekkingen worden online geregistreerd in een elektronisch cartografisch programma om een permanente database van kwetsbare mariene ecosystemen aan te leggen.

Amendement 19

Voorstel voor een verordening

Artikel 8 — lid 1

1.

De lidstaten stellen op basis van de beste beschikbare wetenschappelijke informatie over de aanwezigheid of de vermoedelijke aanwezigheid van kwetsbare mariene ecosystemen in het gebied waar hun vaartuigen actief zijn, de gebieden vast die voor de visserij met bodemvistuig worden gesloten. De lidstaten leggen deze sluitingen onverwijld ten uitvoer voor hun vaartuigen en dienen overeenkomstig artikel 13 een verslag in bij de Commissie.

1.

De lidstaten stellen op basis van de beste beschikbare wetenschappelijke informatie over de aanwezigheid of de vermoedelijke aanwezigheid van kwetsbare mariene ecosystemen in het gebied waar hun vaartuigen actief zijn, de gebieden vast die voor de visserij met bodemvistuig worden gesloten. De lidstaten leggen deze sluitingen onverwijld ten uitvoer voor hun vaartuigen en stellen de Commissie onverwijld van het betroffen verbod in kennis. De Commissie deelt die informatie zo snel mogelijk mede aan de overige lidstaten.

Amendement 21

Voorstel voor een verordening

Artikel 11

Voor in artikel 1, lid 1, genoemde communautaire vissersvaartuigen die op diepzeebestanden vissen, gelden de voorwaarden van Verordening (EG) nr. 2347/2002 van 16 december 2002.

Voor in artikel 1, lid 1, bedoelde communautaire vissersvaartuigen die op diepzeebestanden vissen, gelden bovendien de voorwaarden van de artikelen 3, 5, 7 en 9 van Verordening (EG) nr. 2347/2002 van 16 december 2002.

Amendement 22

Voorstel voor een verordening

Artikel 12 — titel

Waarnemers

Wetenschappelijke waarnemers

Amendement 23

Voorstel voor een verordening

Artikel 12 — lid 1

1.

Elke lidstaat wijst wetenschappelijke waarnemers aan voor de vissersvaartuigen waaraan een speciaal visdocument in de zin van artikel 3, lid 1, is afgegeven. De waarnemers observeren de visserijactiviteiten van het vaartuig gedurende de hele uitvoering van het visserijplan als bedoeld in artikel 4, lid 1.

1.

Een representatief staal van vissersvaartuigen waaraan door de lidstaten een speciaal visdocument in de zin van artikel 3, lid 1, is afgegeven , neemt een wetenschappelijk waarnemer aan boord. Het totale aantal wetenschappelijke waarnemers wordt vastgesteld door de Commissie op voorstel van het wetenschappelijk, technisch en economisch comité voor de visserij, al naar gelang het gebied en het soort visserij. De wetenschappelijke waarnemers worden aan boord genomen naar evenredigheid van het aantal vissersvaartuigen van elke lidstaat die beschikken over een speciaal visdocument. De Commissie zorgt voor een passende roulatie van de wetenschappelijke waarnemers tussen de verschillende vaartuigen na elk visseizoen. De wetenschappelijke waarnemers volgen de visserijactiviteiten van het vaartuig gedurende de hele uitvoering van het visserijplan als bedoeld in artikel 4, lid 1 , en zij verrichten in het bijzonder de taken die worden genoemd in lid 2 van dit artikel .

Amendement 24

Voorstel voor een verordening

Artikel 12 — lid 3 bis (nieuw)

 

3 bis.

De wetenschappelijke waarnemer is onafhankelijk van het vaartuig of de onderneming die hij in het oog houdt. Hij mag geen financieel of ander belang te hebben in het vaartuig of de onderneming. De waarnemer mag geen strafrechtelijke veroordeling hebben opgelopen in verband met ernstige delicten, en dient te beschikken over voldoende kennis van diepzeevismethoden, van de soorten waarop wordt gevist en van de ecosystemen.

Amendement 25

Voorstel voor een verordening

Artikel 13 — lid 1 — letter a bis) (nieuw)

 

a bis)

de gevolgen van de visserijactiviteiten volgens artikel 4, lid 2;

Amendement 26

Voorstel voor een verordening

Artikel 13 — lid 2

2.

De Commissie zendt de in het in lid 1 bedoelde verslag vermelde gegevens onverwijld door aan de bevoegde wetenschappelijke instanties.

2.

De Commissie zendt de in het in lid 1 bedoelde verslag vermelde gegevens onverwijld door aan de bevoegde wetenschappelijke instanties en desgevraagd aan de lidstaten .

Amendement 27

Voorstel voor een verordening

Artikel 14 — titel

Follow-up

Herziening

Amendement 28

Voorstel voor een verordening

Artikel 14

De Commissie legt het Europees Parlement en de Raad vóór 30 juni 2010 een verslag voor over de tenuitvoerlegging van deze verordening. Het verslag gaat zo nodig vergezeld van voorstellen tot wijziging van deze verordening.

De Commissie legt het Europees Parlement en de Raad vóór 30 juni 2009 een verslag voor over de tenuitvoerlegging van deze verordening. Het verslag gaat zo nodig vergezeld van voorstellen tot wijziging van deze verordening.

Amendement 29

Voorstel voor een verordening

Artikel 15 — alinea 1

Deze verordening treedt in werking op de zevende dag volgende op die van haar bekendmaking in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Deze verordening treedt in werking op de dertigste dag volgende op die van haar bekendmaking in het Publicatieblad van de Europese Unie.