52006DC0638

Verslag van de Commissie 17de jaarverslag over de uitvoering van de Structuurfondsen (2005) {SEC(2006) 1373} /* COM/2006/0638 def. */


[pic] | COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN |

Brussel, 27.10.2006

COM(2006) 638 definitief

VERSLAG VAN DE COMMISSIE

17de jaarverslag over de uitvoering van de Structuurfondsen (2005) {SEC(2006) 1373}

INHOUDSOPGAVE

1. Inleiding 3

2. Analyse van de uitvoering 3

3. Samenhang en coördinatie 8

4. Evaluaties 10

5. Financiële controle 10

6. Comités die de Commissie bijstaan 12

VERSLAG VAN DE COMMISSIE

17 de jaarverslag over de uitvoering van de Structuurfondsen (2005)

Dit verslag wordt voorgelegd overeenkomstig artikel 45, lid 2, van Verordening (EG) nr. 1260/99 houdende algemene bepalingen inzake de Structuurfondsen. Het is het 17de jaarverslag en heeft betrekking op de activiteiten van de Structuurfondsen in 2005.

De inhoud van dit verslag wordt op meer gedetailleerde wijze gepresenteerd in het werkdocument van de diensten van de Commissie (dat bij dit verslag is gevoegd).

1. INLEIDING

Het jaar 2005 werd gekenmerkt door enerzijds de intensieve inspanningen om de programmeringsperiode 2000-2006 met succes af te sluiten en anderzijds door de voorbereiding van de nieuwe generatie cohesiebeleidsprogramma’s voor 2007-2013. Wat de laatste betreft, heeft de Commissie in juli een mededeling over een ontwerp van communautaire strategische richtsnoeren voor economische, sociale en territoriale cohesie gepresenteerd[1]. In de richtsnoeren worden de communautaire prioriteiten voor de nieuwe programma’s vastgesteld. Bovendien heeft de Commissie in 2005 onderhandelingen met de Europese Investeringsbank en andere internationale financiële instellingen aangeknoopt met het oog op de ontwikkeling van een nauwere samenwerking bij het nastreven van de doelstellingen van het cohesiebeleid. In 2005 zijn twee initiatieven goedgekeurd: het JASPERS-initiatief (Joint assistance to support projects in the European regions) om de voornaamste begunstigden van het cohesiebeleid te helpen bij de voorbereiding van hoogwaardige projecten en JEREMIE (Joint European Resources for Micro to Medium Enterprises) om de toegang tot financiële middelen voor kleine en middelgrote ondernemingen en micro-ondernemingen te vergemakkelijken[2].

2. ANALYSE VAN DE UITVOERING

2.1. Uitvoering van de begroting

2.1.1. EFRO

De uitvoering van de begroting in 2005 was over het algemeen zeer bevredigend. Niet minder dan 99,96% van de vastleggingskredieten is in 2005 uitgevoerd (vergeleken met 99,70% in 2004). Van de betalingen is 99,65% (99,03% in 2004) uitgevoerd. De vastleggingen uit voorgaande jaren waarvoor de betalingen nog moesten worden verricht[3], bedroegen eind 2005 55,4 miljard euro (vergeleken met 48,97 miljard euro in 2004), waarvan 39,9 miljard euro bestemd was voor het EFRO (35,9 miljard euro in 2004). De totale vastleggingen beliepen 27,1 miljard euro in 2005 (26,5 miljard euro in 2004).

Er zij op gewezen dat het in het kader van het cohesiebeleid, dat investeringen in bijvoorbeeld grote projecten ondersteunt, normaal is dat de middelen geruime tijd vóór de betalingen worden vastgelegd, aangezien de betalingen de praktische uitvoering van de projecten weerspiegelen.

Voor het financiële beheer van de Structuurfondsen gelden regels die grenzen stellen aan de periode tijdens welke betalingen in verband met vroegere vastleggingen moeten zijn ontvangen: de zogenaamde "n+2-regel"[4]. De openstaande balans van de in 2000-2003 uitgevoerde vastleggingen bedroeg begin 2006 3,4 miljard euro. Na de analyse van de uitzonderingen op de "n+2-regel" (staatssteun, grote projecten, enz.) bedraagt de schatting van de middelen die dreigen te worden geannuleerd 42 miljoen euro (slechts 0,19% van de totale vastleggingen).

2.1.2. ESF

De uitvoering van de begroting in 2005 was zeer bevredigend. 99,93% van de vastleggingskredieten is in 2005 uitgevoerd (tegenover 99,07% in 2004). Wat de betalingen betreft, is 99,86% van de kredieten uitgevoerd (99,31% in 2004), waaronder 720 miljoen euro aanvullende kredieten die aan het ESF zijn toegewezen via de algemene overschrijving en een gewijzigde begroting. De totale RAL (uitstaande vastleggingen) bedroegen eind 2005 20,74 miljard euro (vergeleken met 19,35 miljard euro in 2004), waarvan 20,44 miljard euro bestemd was voor de huidige programmeringsperiode van het ESF (18,59 miljard euro in 2004). De RAL voor de vroegere programmeringsperioden daalden van 762,1 miljoen euro eind 2004 tot 304,7 miljoen euro eind 2005 (daling met 60%).

Wat de toepassing van de "n+2-regel" op de vastleggingen voor 2000, 2001, 2002 en 2003 aan het einde van 2005 betreft, ging het daarbij om 17 programma’s voor een totaal ESF-bedrag van 125 131 596 euro (0,35% van het overeenkomstige vastgelegde bedrag).

2.1.3. EOGFL - Afdeling Oriëntatie

De uitvoering van de begroting in 2005 was zeer bevredigend: 99,37% voor de vastleggingskredieten en 99,93% voor de betalingskredieten. In vergelijking met 2004 is extra 8,8% vastgelegd en extra 4,7% betaald. De betalingen beliepen 3 587 miljoen euro, waarvan 3 099 miljoen euro voor de programma’s 2000-2006 (Doelstelling 1: 2 753 miljoen euro; Leader+ 334,5 miljoen euro; PEACE 11,5 miljoen euro) en 487,4 miljoen euro voor de afsluiting van 78 programma’s uit de programmeringsperiode 1994-1999. De totale RAL bedroegen eind 2005 7 085 miljoen euro (vergeleken met 7 657 miljoen euro in 2004).

Ingevolge de toepassing van de "n+2-regel" is 37,2 miljoen euro geannuleerd (1,28% van de totale vastleggingen voor de overeenkomstige tranche).

2.1.4. FIOV

In 2005 zijn niet minder dan 99,57% van de vastleggingskredieten en 94,16% van de betalingskredieten uitgevoerd. De totale RAL voor het FIOV bedroegen eind 2005 222 miljoen euro (vergeleken met 165,5 miljoen euro in 2004).

Wat de toepassing van de “n+2-regel” betreft, bedroegen de schattingen voor annuleringen circa 50 miljoen euro voor 2005 (8,9% van de totale vastleggingen voor 2003).

2.2. Uitvoering van de programma’s

2.2.1. Doelstelling 1

Uit de door de lidstaten in de vorm van gecertificeerde uitgavendeclaraties (voor nadere bijzonderheden zie bijlage, deel 5) verstrekte informatie blijkt dat in 2005 de Doelstelling 1-programma’s vooral gericht bleven op investeringen in basisinfrastructuurprojecten (40,1%), waarbij meer dan de helft van alle investeringsmiddelen in deze categorie is gebruikt voor vervoersinfrastructuur (54,3% van de totale infrastructuurwerken). Meer dan een derde (34,5%) van de Doelstelling 1-middelen is geïnvesteerd in de productieve omgeving, waarbij de steun vooral is blijven uitgaan naar het mkb en de ambachtelijke sector (30,4%). In de Doelstelling 1-regio’s is 23,8% van de middelen gebruikt voor investeringen in op menselijke hulpbronnen gerichte projecten. De steunverlening op dit gebied is bijna gelijkelijk verdeeld tussen het arbeidsmarktbeleid, zoals maatregelen voor jongeren en langdurig werklozen (32,1%), onderwijs en beroepsopleiding (30,8%) en andere maatregelen.

2.2.2. Doelstelling 2

In de Doelstelling 2-regio’s bleven de programma’s vooral gericht op de productieve omgeving, waarbij meer dan de helft van alle financiële middelen (57%) voor deze categorie was bestemd. Met 57,2% domineert op dit gebied de steun voor het mkb en de ambachtelijke sector. Op de tweede plaats komt de verlening van steun voor infrastructuurwerken: 28,7% van alle Doelstelling 2-middelen is hiervoor besteed. In tegenstelling tot de Doelstelling 1-programma’s gaan deze uitgaven niet naar investeringen in basisinfrastructuur, zoals vervoer en milieu. Het belangrijkste gebied in financiële termen was daarentegen de rehabilitatie van oude bedrijfsterreinen en andere in verval zijnde gebieden (43,9%). In de categorie menselijke hulpbronnen (10,1% van alle investeringen in de Doelstelling 2-regio’s) gingen de investeringen vooral naar projecten in verband met flexibiliteit van werknemers, ondernemerschap, innovatie en informatie- en communicatietechnologieën (31,2% van het totaal).

2.2.3. Doelstelling 3

De ESF-investeringen in 2005 bleven vooral gericht op de ondersteuning van de Europese werkgelegenheidsstrategie, met name maatregelen ter verbetering van de inzetbaarheid op de arbeidsmarkt, levenslang leren en gelijke kansen; de maatregelen ter bevordering van het ondernemerschap namen daarentegen in belang af. Er was een verschil in de uitvoering van de programma’s, gemeten in financiële termen, tussen de EU15, waar de programma’s al langer bestonden, en de EU 10, waar bepaalde lidstaten moeilijkheden ondervonden bij het ten uitvoer brengen van sommige projecten en maatregelen in 2005 - het eerste volledige jaar van toepassing van de programma’s na de toetreding in mei 2004.

2.2.4. Visserij buiten de gebieden van Doelstelling 1

In 2005 hebben verbeteringen plaatsgevonden in de uitvoering van het structuurbeleid in de visserij- en de aquacultuursector, zoals in de financiële uitvoering wordt weerspiegeld. De gesteunde maatregelen zijn met name nauw afgestemd op de doelstellingen van de hervorming van het gemeenschappelijk visserijbeleid in 2002.

2.2.5. Communautaire initiatieven

2.2.5.1. Interreg

Ook in 2005 is goede vooruitgang geboekt bij de uitvoering van 81 Interreg III/nabuurschapsprogramma’s. Een belangrijke taak van deze programma’s was de bijwerking van de tussentijdse evaluaties. Als gevolg daarvan zijn in 2004 bijna alle programma’s gewijzigd om met de evaluatieresultaten rekening te houden. De autoriteiten die verantwoordelijk zijn voor de uit de uitbreiding voortvloeiende nieuwe programma’s, waarvan vele nabuurschapsprogramma’s zijn, hebben zich bijzondere moeite getroost om ervoor te zorgen dat deze programma’s een succesvolle start kenden. Bovendien bleef het ondersteuningsprogramma Interact bijdragen aan de doelmatige en doeltreffende uitvoering van de Interreg III-programma’s door het organiseren van een groot aantal evenementen voor de presentatie van beste praktijken en door het produceren van handleidingen voor het beheer van de programma’s.

2.2.5.2. Leader

Voor de periode 2000-2006 zijn 73 Leader+-programma’s goedgekeurd. Van de voorgestelde 938 plaatselijke groepen (PG's) waarin de acties worden beheerd, zijn er uiteindelijk 892 geselecteerd. Het thema voor de plaatselijke ontwikkelingsstrategie “Gebruik van natuurlijke en culturele hulpbronnen” bleek het populairst te zijn. Volgens de in 2005 ingediende monitoringverslagen zijn sinds het begin van de programmeringsperiode tussen 26 en 178 projecten goedgekeurd. De belangrijkste steunverleningsgebieden zijn: toerisme, steun aan het mkb, renovatie en ontwikkeling van dorpen en landelijk erfgoed, basisvoorzieningen voor de plattelandsbevolking en plattelandseconomie.

2.2.5.3. Urban

In 2005 zijn 20 thematische netwerken goedgekeurd, die alle rond verschillende thema’s zijn georganiseerd. 179 steden zijn partners, waarvan 36 in de nieuwe lidstaten. Tijdens de informele vergadering van de ministers in Bristol in december 2005 werd de Urban Audit 2005: key indicators on living conditions in European cities gepubliceerd[5].

2.2.5.4. Equal

In 2005 vond de operationele start plaats van 2 000 ontwikkelingspartnerschapsprojecten[6] van de tweede ronde van Equal, die in 2004 op nationaal niveau waren geselecteerd; zij omvatten circa 400 projecten in de nieuwe lidstaten. Ongeveer een derde van de ontwikkelingspartnerschappen van de tweede ronde van Equal werkt aan projecten rond het thema inzetbaarheid.

Voor de presentatie van de resultaten van de circa 1 400 ontwikkelingspartnerschappen van de eerste ronde van Equal, die hun werkzaamheden in 2004 en 2005 hadden voltooid, is een aantal seminars op lokaal, nationaal en Europees niveau gehouden.

2.2.6. Innovatieve acties

2.2.6.1. EFRO

In 2005 hebben regionale autoriteiten offertes voor 51 innovatieve acties ingediend. De beste 28 zijn voor steun geselecteerd en de financieringsbesluiten zijn vóór het einde van het jaar voor 22 daarvan genomen. De programma’s worden rond de volgende thema’s georganiseerd: kennis en technologische innovatie, informatiemaatschappij en duurzame ontwikkeling.

2.2.6.2. ESF

In 2005 zijn 38 projecten met betrekking tot plaatselijke werkgelegenheidsstrategieën afgerond. 28 projecten zijn geselecteerd in het kader van de tweede ronde van de oproep tot het indienen van voorstellen voor “Innovatieve benaderingen van het beheer van veranderingen”. Er zijn 7 projecten geselecteerd in verband met het thema “Overdracht en verspreiding van innovatie in het kader van projecten uit hoofde van artikel 6 ESF”, dat bedoeld is om de overname van ideeën in het hoofdprogramma aan te moedigen.

2.2.6.3. FIOV

In 2004 en 2005 zijn acties ondernomen met het oog op de uitvoering van de projecten die waren geselecteerd ingevolge de in 2002 en 2003 gelanceerde oproepen tot het indienen van voorstellen. In 2005 is een ex post-evaluatie van transnationale projecten voor innovatieve acties in de visserijsector uitgevoerd. Uit de evaluatie blijkt dat de in het kader van de belangrijkste operationele programma’s gesteunde projecten beter lijken te presteren dan de innovatieve actieprojecten wat betreft de criteria doeltreffendheid, doelmatigheid, kwaliteit van het monitoringsysteem en duurzaamheid.

3. SAMENHANG EN COÖRDINATIE

3.1. Samenhang met andere communautaire beleidsgebieden

3.1.1. Mededinging

Krachtens Verordening (EG) nr. 1260/99 moeten de lidstaten nagaan of de steunverlening voldoet aan de EG-wetgeving, inclusief de regels voor staatssteun. Wanneer de Commissie in kennis wordt gesteld van een inbreuk op de EG-wetgeving of wanneer uit audits blijkt dat dit het geval is, wordt passende actie ondernomen. Om voor volledige transparantie te zorgen delen de lidstaten de staatssteunstelsels mee waarvoor steun uit de Structuurfondsen in hun programma’s wordt gebruikt. Elke wezenlijke wijziging van deze lijst vereist een nieuwe beschikking van de Commissie. In 2005 zijn echter geen inbreukgevallen onder de aandacht van de Commissie gebracht.

3.1.2. Milieu

De Commissie is in 2005 investeringen in het milieu via het cohesiebeleid blijven aanmoedigen. Hierbij is vooral aandacht besteed aan de medefinanciering van zware investeringen in voorzieningen voor de behandeling van stedelijk afvalwater, watervoorziening en afvalbeheer, met name in de nieuwe lidstaten. De toepassing van de richtlijn inzake strategische milieubeoordeling op de toekomstige operationele programma’s als onderdeel van de ex ante-evaluatie is een bijzondere uitdaging voor de lidstaten. Voor de lijst van de op dit gebied door het EFRO gesteunde belangrijke projecten zie deel 3 van de bijlage.

3.1.3. Interne markt

De naleving van de voorschriften voor overheidsopdrachten is uiterst belangrijk in de context van de Europese interne markt. Wanneer de Commissie verantwoordelijk is voor de goedkeuring van een afzonderlijk project, zorgt zij ervoor dat deze voorschriften worden nageleefd of dat de lidstaat zelf zich ertoe verplicht ze na te leven. In de programmeringscontext verlangt de Commissie van de lidstaten informatie hierover in de jaarverslagen over de programma’s. In 2005 hebben de directoraten-generaal Regionaal beleid en Interne markt een werkwijze ontwikkeld voor de coördinatie van het optreden van de Commissie bij inbreuken.

3.1.4. Vervoer

Ingevolge de herziening van de communautaire richtsnoeren inzake de ontwikkeling van de trans-Europese netwerken hebben de vervoerprioriteiten voorrang in het cohesiebeleid. Bij de voorbereiding van de periode 2007-2013 zijn veel nieuwe Europese vervoerbeleidsinitiatieven, zoals ERTMS, “Snelwegen op zee” of de 30 prioritaire TEN-projecten, opgenomen in het ontwerp van de communautaire strategische richtsnoeren inzake cohesie. Voor een lijst van de op dit gebied door het EFRO gesteunde belangrijke projecten zie deel 3 van de bijlage.

3.1.5. Gelijkheid van vrouwen en mannen

De Commissie is de gelijkheid van vrouwen en mannen in de Structuurfondsen en het Cohesiefonds blijven bevorderen. De werkgroep op hoog niveau inzake gelijkheid van vrouwen en mannen is twee keer bijeengekomen om over de uitvoering te spreken en beste praktijken uit te wisselen.

3.2. Coördinatie van de instrumenten

3.2.1. De Structuurfondsen en het Cohesiefonds

Als gevolg van de uitbreiding van de Europese Unie in mei 2004 vallen tien nieuwe lidstaten onder het Cohesiefonds. Er ontvangen nu 13 lidstaten steun uit het Cohesiefonds. Als gevolg van zijn economische groei komt Ierland sinds 1 januari 2004 niet meer voor het Fonds in aanmerking. Zijn BBP per hoofd van de bevolking ligt met 138%[7] van het communautaire gemiddelde aanzienlijk hoger dan de subsidiabiliteitsdrempel van 90%.

Het voornaamste instrument voor de coördinatie tussen de financiering uit het Cohesiefonds en die uit de Structuurfondsen is het door de lidstaten ingediende strategisch referentiekader (SRK), waarin een algemene strategie voor de vervoer- en de milieusector wordt vastgesteld. Het SRK stelt de Commissie in staat elk uit het Cohesiefonds mede te financieren project te verifiëren om te vermijden dat het ook wordt gefinancierd uit andere programma’s die uit de Structuurfondsen worden medegefinancierd.

3.2.2. De Structuurfondsen en de EIB/EIF

Naast de voortdurende inspanningen in 2005 om de financiering uit het EFRO en het Cohesiefonds te coördineren en onderling aan te vullen en de verrichtingen van de EIB voor de huidige programmeringsperiode, zijn de Commissie en de EIB in 2005 begonnen met voorbereidende werkzaamheden om de coördinatie in de volgende programmeringsperiode te vergroten. De doelstellingen voor de volgende periode zijn gericht op een grotere samenwerking in alle stadia van de programmeringswerkzaamheden, alsook op een gecoördineerde aanpak van de monitoring van de uitvoering van projecten en programma’s.

JASPERS (Joint Assistance to Support Projects in European Regions) is een nieuwe door de EIB te beheren faciliteit voor de verlening van technische bijstand. Zij werd in 2005 door de Commissie en de EIB in partnerschap met de EBRD goedgekeurd en opgezet om de cohesie-lidstaten bij te staan. De verbetering van de toegang tot financiële middelen en risicokapitaal voor het mkb in de regio’s van de EU is een sleutelelement van de Lissabonagenda. In deze context hebben de Commissie en de EIB-groep (EIB-EIF) een nieuw gezamenlijk initiatief gelanceerd, bekend onder het acroniem “JEREMIE” (Joint European Resources for Micro to Medium Enterprises) en bestemd voor de verbetering van de toegang tot financiële middelen en de ontwikkeling van minikredieten voor het mkb in de door de Structuurfondsen gesteunde regio’s in de volgende begrotingsperiode.

4. EVALUATIES

In 2005 is een evaluatie van de bijdrage tot de Lissabonstrategie voltooid. De evaluatie bevestigde dat de door de Structuurfondsen gesteunde programma’s op significante wijze hebben bijgedragen aan de verwezenlijking van de Lissabondoelstellingen, hoewel er weinig formele coördinatie - met uitzondering van het Europees Sociaal Fonds - heeft plaatsgevonden tussen de Lissabonagenda en de afzonderlijke programma’s. In veel regio’s gaat thans meer dan twee derde van de uitgaven naar activiteiten die direct relevant zijn voor de Lissabondoelstellingen en er is een duidelijk effect waarneembaar in termen van bereikte kwantitatieve doelen. In regio’s waar een kleiner gedeelte van de uitgaven van de programma’s direct verband houdt met de Lissabonagenda, is de hoofdreden daarvan de significante rol van de steun voor de basisinfrastructuur, die de bijzondere investeringsbehoeften in de minst welvarende regio’s weerspiegelt.

In 2005 zijn drie strategische studies voor de programmeringsperiode 2007-2013 in opdracht gegeven: strategische evaluatie van de investeringsprioriteiten in de vervoersector in het kader van de Structuurfondsen en het Cohesiefonds, strategische evaluatie van het milieu en de risicopreventie en strategische evaluatie van de op innovatie gebaseerde economie.

5. FINANCIËLE CONTROLE

5.1. EFRO

In 2005 zijn de audits ter controle van het doeltreffende functioneren van de sleutelelementen van de beheers- en controlesystemen in de lidstaten voor mainstream-programma’s voortgezet. Aan het einde van het jaar waren 52 programma’s aan een audit onderworpen. De voornaamste problemen in verband met de reeds uitgevoerde werkzaamheden waren tekortkomingen in de beheerscontroles op het eerste niveau[8] en knelpunten in de procedures voor de certificering van de uitgaven door de betalingsautoriteit.

Wat de nieuwe lidstaten betreft, hadden de auditwerkzaamheden betrekking op de beoordeling van de krachtens artikel 5 van Verordening (EG) nr. 438/2001 ingediende systeembeschrijvingen en verificatie-audits in verband met het functioneren van de beschreven systemen. De uitgevoerde audits hebben bepaalde knelpunten aan het licht gebracht, zoals een ontoereikende kwaliteitscontrole door het management en een onvoldoende omvang of ontoereikende kwaliteit van de door de nationale auditorganen uitgevoerde auditwerkzaamheden.

5.2. ESF

Van de in totaal 214 operationele programma’s van het ESF zijn in 2005 55 (waarvan 34 nieuwe) aan een audit onderworpen. Bij de audits zijn de volgende problemen aan het licht gekomen: ongeëigende eersteniveau-controles door sommige beheersautoriteiten of bemiddelende instanties, onderbrekingen in het audittraject, zwakke certificeringsprocessen of ongeëigende certificeringsprocedures, weinig of geen scheiding van de functies, knelpunten in de IT-systemen en onvoldoende publiciteit voor de ESF-financiering.

Er zijn ter plekke audits van een steekproef van bestaande systemen voor 19 van de 25 ESF-programma’s in alle nieuwe lidstaten uitgevoerd.

Er hebben veertien afsluitingsaudits plaatsgevonden, die betrekking hadden op 40 programma’s uit de periode 1994-1999 in 8 lidstaten.

5.3. EOGFL

Voor de periode 1994-1999 zijn in 2005 7 audits uitgevoerd ter afsluiting van het geplande ex post-auditprogramma voor deze periode.

Voor de periode 2000-2006 (EU-15) zijn 7 audits uitgevoerd. Vastgestelde typische problemen waren: ongeëigende beheerscontroles, niet-verificatie van de subsidiabiliteitscriteria overeenkomstig de bepalingen van de landbouwwetgeving en weinig onafhankelijke controles.

Voor de periode 2004-2006 (EU-10) is de analyse van de systeembeschrijvingen voltooid en zijn 4 audits uitgevoerd.

5.4. FIOV

In 2005 zijn in totaal 7 controles ter plekke uitgevoerd. Drie daarvan hadden betrekking op de verificatie van de beheers- en controlesystemen van de programma’s voor de periode 2000-2006 in drie lidstaten en één controle betrof de afsluiting van een programma 2000-2006. Drie ter plekke uitgevoerde controles hadden betrekking op innovatieve acties, waarbij zeven projecten in drie lidstaten (Italië, Verenigd Koninkrijk en Spanje) aan een audit zijn onderworpen. De voornaamste geconstateerde problemen betroffen onregelmatigheden, zoals de declaratie van personeelskosten en reis- en verblijfkosten, BTW en betalingen voor niet-gestaafde uitgaven. Ten slotte zijn controles uitgevoerd ter beoordeling van het functioneren en de doelmatigheid van de beheers- en betalingsautoriteiten van de nieuwe lidstaten.

5.5. OLAF

In 2005 heeft OLAF in de lidstaten 43 missies uitgevoerd in verband met uit de Structuurfondsen medegefinancierde maatregelen. Het ging daarbij om 24 controles ter plekke en 19 missies die om andere redenen zijn uitgevoerd, bijv. om informatie te verzamelen of om bijstand te verlenen aan nationale overheidsinstanties of gerechtelijke autoriteiten. Tot de vastgestelde typische problemen behoorden valse verklaringen, valse facturering en niet-naleving van de voorschriften voor overheidsopdrachten.

In 2005 hebben de lidstaten zelf overeenkomstig Verordening (EG) nr. 1681/94 de Commissie 3 356 gevallen van onregelmatigheden gemeld, waarmee een bedrag van in totaal 466 617 970 euro gemoeid was. Deze onregelmatigheden betroffen betalingen die in de periode 1994-1999 en de periode 2000-2006 waren verricht. In vergelijking met 2004 is een kleine toename merkbaar wat de bedragen en het aantal gevallen betreft[9]. Deze resultaten zijn waarschijnlijk het gevolg van de werkzaamheden om de afsluiting van de programma’s voor de periode 1994-1999 af te ronden. Het is bemoedigend te kunnen vaststellen dat de lidstaten zich meer bewust zijn geworden van hun verplichtingen. Daarom is de toename waarschijnlijk eerder te wijten aan een grotere waakzaamheid en een betere rapportering dan aan een daadwerkelijke toename van het aantal onregelmatigheden.

In 2005 is Verordening (EG) nr. 1681/94 bij Verordening (EG) nr. 2035/2005[10] gewijzigd om de procedures te vereenvoudigen en bepaalde kwesties te verduidelijken, waarbij ervoor wordt gezorgd dat de financiële belangen van de Gemeenschap worden beschermd.

6. COMITÉS DIE DE COMMISSIE BIJSTAAN

6.1. Comité voor de ontwikkeling en omschakeling van de regio’s (COOR)

In 2005 is het comité in zijn rol als beheerscomité geraadpleegd over de wijziging van Verordening (EG) nr. 1681/94 betreffende onregelmatigheden in het kader van de financiering van het structuurbeleid en terugvordering van in dat kader onverschuldigd betaalde bedragen, alsmede betreffende de inrichting van een informatiesysteem op dit gebied. Het comité is ook geraadpleegd over voorstellen voor verschillende soorten maatregelen betreffende de verlening van technische bijstand, gefinancierd uit hoofde van artikel 23 van Verordening (EG) nr. 1260/99.

6.2. ESF-comité

Er zijn vier plenaire vergaderingen van het comité gehouden en de technische werkgroep is zes keer bijeengekomen. Er is een groot aantal onderwerpen besproken met betrekking tot zowel de huidige uitvoering van het ESF als de voorbereidingen voor de toekomstige programmeringsronde.

6.3. Het Comité voor de landbouwstructuur en de plattelandsontwikkeling (STAR)

Het STAR-comité is in 2005 acht keer bijeengekomen en heeft gunstige adviezen uitgebracht over 32 wijzigingen van de programma’s voor plattelandsontwikkeling in het kader van artikel 44, lid 2, van Verordening (EG) nr. 1257/99 van de Raad en 13 wijzigingen van de programma’s voor plattelandsontwikkeling in het kader van artikel 4 van Verordening (EG) nr. 1268/99 van de Raad.

6.4. Comité voor de structuur van de visserij en de aquacultuur (CSVA)

In 2005 is het Comité geraadpleegd over de volgende kwesties: technische bijstand FIOV voor 2005; ontwerp-beschikking van de Commissie over project nr. I/0016/90/02 – Azienda Agricola LE CANNE; voorbereiding van de communautaire richtsnoeren voor staatssteun voor de redding en herstructurering van bedrijven in de visserijsector; ontwerp-verordening van de Commissie tot wijziging van Verordening (EG) nr. 1681/94 van de Commissie betreffende onregelmatigheden in het kader van de financiering van het structuurbeleid en terugvordering van in dat kader onverschuldigd betaalde bedragen, alsmede betreffende de inrichting van een informatiesysteem op dit gebied.

[1] COM(2005) 299 van 5 juli 2005.

[2] Er worden thans besprekingen gevoerd over een derde gezamenlijk initiatief van de Commissie, de EIB en de CEDB (Council of Europe Development Bank), namelijk JESSICA, dat tot doel heeft steun te verlenen voor de financiering van projecten voor stadsvernieuwing en -ontwikkeling onder gebruikmaking van financial engineering-technieken.

[3] "RAL" (les restes à liquider). Openstaande vastleggingen uit voorgaande jaren.

[4] In artikel 31, lid 2, tweede alinea, van Verordening (EG) nr. 1260/99 wordt de “n+2-regel" vastgesteld: “Het gedeelte van een betalingsverplichting waarvoor op het einde van het tweede jaar na het jaar waarin de betalingsverplichting is aangegaan, of, in voorkomend geval, en voor de betreffende bedragen na de datum van een latere beschikking van de Commissie die nodig was om een maatregel of een verrichting toe te staan of op de uiterste datum voor de indiening van het in artikel 37, lid 1, bedoelde eindverslag geen voorschot is betaald of waarvoor geen enkele ontvankelijke betalingsaanvraag als omschreven in artikel 32, lid 3, bij de Commissie is ingediend, wordt ambtshalve door de Commissie geannuleerd; de bijdrage van de fondsen aan het betrokken bijstandspakket wordt met dat bedrag verminderd.”

De tekst van het verslag verwijst ook naar de "n+18-regel" die wordt omschreven in artikel 32, lid 2, van voornoemde verordening: “Naarmate het bijstandspakket wordt uitgevoerd, betaalt de betalingsautoriteit het voorschot geheel of gedeeltelijk terug aan de Commissie indien 18 maanden nadat de beschikking tot vaststelling van de bijdrage van de fondsen is gegeven, geen betalingsaanvragen bij de Commissie zijn ingediend. Eventuele renteopbrengst van het voorschot wordt door de betalingsautoriteit aan de middelen voor het bijstandspakket toegevoegd”.

[5] Zie voor nadere bijzonderheden: http://www.urbanaudit.org/

[6] Ontwikkelingspartnerschappen zijn operationele entiteiten van het Equal-initiatief, die sleutelactoren (zoals lokale en regionale autoriteiten, ngo’s, ondernemingen, sociale partners) op geografisch of sectoraal niveau zijn om discriminatie en ongelijkheid aan te pakken.

[7] Cijfer van Eurostat voor 2005.

[8] In artikel 4 van Verordening (EG) nr. 438/2001 van de Commissie wordt het volgende bepaald: “De beheers- en controlesystemen moeten procedures behelzen om na te gaan of de medegefinancierde goederen en diensten zijn geleverd en de opgevoerde uitgaven daadwerkelijk zijn gemaakt en om te verzekeren dat de voorwaarden van de toepasselijke beschikking van de Commissie zoals bedoeld in artikel 28 van Verordening (EG) nr. 1260/99 en de geldende nationale en communautaire voorschriften betreffende, in het bijzonder, de subsidiabiliteit van de uitgaven uit de structuurfondsen in het kader van het betrokken bijstandspakket, de plaatsing van overheidsopdrachten, staatssteun (met inbegrip van de voorschriften inzake de cumulering van steun), milieubescherming en gelijke kansen zijn nageleefd.”

[9] 2004 : aantal gemelde gevallen 3 037; totaal bedrag van de gemelde gevallen 431 miljoen euro.

[10] PB L 328 van 15.12.2005, blz. 8.