52003AR0069

Advies van het Comité van de regio's over het "Voorstel voor een verordening van het Europees Parlement en de Raad inzake officiële controles van diervoeders en levensmiddelen"

Publicatieblad Nr. C 023 van 27/01/2004 blz. 0014 - 0015


Advies van het Comité van de regio's over het "Voorstel voor een verordening van het Europees Parlement en de Raad inzake officiële controles van diervoeders en levensmiddelen"

(2004/C 23/03)

HET COMITÉ VAN DE REGIO'S,

gezien het "Voorstel voor een verordening van het Europees Parlement en de Raad inzake officiële controles van diervoeders en levensmiddelen" [COM(2003) 52 def. - 2003/0030 (COD)]:

gezien het besluit van de Raad van 28 februari 2003 om het Comité van de Regio's overeenkomstig art. 152, lid 4, van het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap over dit onderwerp te raadplegen;

gezien het besluit van het CvdR-bureau van 14 mei 2002 om de commissie "Duurzame ontwikkeling" een advies over dit onderwerp te laten opstellen;

gezien het advies van het Comité van de Regio's over de Mededeling van de Commissie "Witboek over voedselveiligheid" (CDR 77/2000 fin)(1);

gezien het ontwerpadvies (CDR 67/2003 rev. 2), dat op 12 juni 2003 is goedgekeurd door de commissie "Duurzame ontwikkeling" [rapporteur: de heer Desgain, lid van de Waalse gewestraad (B)];

Overwegende dat de leden van het CvdR voorstander zijn van een voedselbeleid dat uitgaat van een hoog niveau van bescherming van het milieu en de gezondheid van de consument,

heeft tijdens zijn 51e zitting van 9 oktober 2003 het volgende advies uitgebracht.

1. Standpunten en aanbevelingen van het Comité van de Regio's

1.1. De doelstellingen van het voorstel sluiten aan bij de knelpunten waar het Comité al op hamerde in zijn advies van 12 april 2000 inzake het Witboek over voedselveiligheid (CDR 77/2000 fin); toch is de bezorgdheid van het Comité hiermee nog lang niet weggenomen.

1.2. Het Comité erkent dat de grondbeginselen "voedselveiligheid" en "vertrouwen van de consument" terug te vinden moeten zijn in een allesomvattende en geïntegreerde aanpak, die betrekking heeft op de gehele voedselketen "van boer tot bord", d.w.z.:

- Transparantie van alle maatregelen en adviezen;

- Optimale voorlichting in duidelijke en begrijpelijke vorm om de consument in staat te stellen een weloverwogen keuze te maken;

- Werkelijke traceerbaarheid van alle levensmiddelen, diervoeder en ingrediënten daarvan in de gehele voedselketen tot bij de consument, zodat in elk stadium van het proces voor alle ingrediënten kan worden vastgesteld waar zij vandaan komen;

- Toepassing van het voorzorgsbeginsel indien nodig.

1.3. Het Comité is ingenomen met het voorstel van de Commissie om alle bepalingen inzake de controle van diervoeders en levensmiddelen in één verordening onder te brengen.

1.4. Wel dringt het erop aan dat deze gemeenschappelijke bepalingen ook gelden voor officiële controles op de naleving van de voorschriften inzake de gemeenschappelijke ordeningen van de landbouwmarkt (akkerbouwgewassen, wijn, olijfolie, groenten en fruit, hop, melk en zuivelproducten, rund- en kalfsvlees, schapen- en geitenvlees en honing), zodat de doelstellingen van het voorstel ook van toepassing zijn op de hele landbouwproductie.

1.5. Op zijn minst zou Richtlijn 2000/29/EG(2) van de Raad betreffende de beschermende maatregelen tegen het binnenbrengen en de verspreiding in de Gemeenschap van voor planten en voor plantaardige producten schadelijke organismen moeten worden aangepast.

1.6. Het Comité staat achter de invoering van meerjarige nationale controleplannen. In zijn advies inzake het Witboek over voedselveiligheid benadrukt het echter wel dat de diversiteit en culturele en economische betekenis van regionale en lokale gewoonten en gebruiken inzake voedselproductie en smaak erkenning moeten krijgen, en dat derhalve altijd moet worden getracht de juiste balans te vinden tussen de veiligheid van de consument en diens keuzevrijheid. Ook verklaart het in dit advies dat de promotie van en steun voor typische levensmiddelen uit verschillende lokale tradities van doorslaggevend belang zijn om zowel de consument van veilig voedsel te voorzien als de economie van veel plattelandsgebieden te helpen. Ook nu nog is het Comité van oordeel dat deze punten de nodige aandacht verdienen, en in de meerjarige nationale controleplannen (art. 42 van het voorstel) moeten worden opgenomen. Het is namelijk niet meer dan vanzelfsprekend dat de controle wordt toegespitst op de sectoren waaraan de grootste risico's verbonden zijn (verband met de sector afvalverwerking, verwerking en productie in bijzonder grote hoeveelheden, aard van de productie en productiewijze). De formulering van art. 43 verdient in dit verband extra aandacht. In de dertiende overweging wordt bepaald dat de frequentie van officiële controles regelmatig moet zijn en in verhouding moet staan tot het risico. Dit risico zou moeten worden ingeschat aan de hand van de wijze van productie, verwerking en distributie, en van de omvang van de productie. Om deze redenen en met het oog op een optimaal beheer van de nationale meerjarige controleplannen dienen de lidstaten de lokale en regionale overheden reeds bij de voorbereiding te betrekken. Zo moet ook te werk worden gegaan bij het opstellen van de in art. 13 voorziene rampenplannen.

1.7. Het Comité dringt erop aan dat het risico wordt beoordeeld op grond van de aard van elke productiesector. De controle zou bovenaan de productieketen moeten beginnen, en zich op de eerste plaats moeten richten op de grote industriesectoren en de koudeketen.

1.8. Aangezien de sector diervoeders nauw betrokken was bij het merendeel van de voedselcrisissen van de afgelopen jaren, dringt het Comité erop aan dat deze sector scherper en vaker wordt gecontroleerd en dat deze controles meer op risicopreventie worden toegespitst.

1.9. Voorts pleit het Comité voor een voldoende flexibele verordening, zodat rekening kan worden gehouden met de specifieke aard van de producten die worden behandeld in Verordening (EEG) nr. 2092/91 van de Raad van 24 juni 1991 inzake de biologische productiemethode en aanduidingen dienaangaande op landbouwproducten en levensmiddelen(3), Verordening (EEG) nr. 2081/92 van de Raad van 14 juli 1992 inzake de bescherming van geografische aanduidingen en oorsprongsbenamingen van landbouwproducten en levensmiddelen(4), en Verordening (EG) nr. 2082/92 van de Raad van 14 juli 1992(5) inzake de specificiteitscertificering voor landbouwproducten en levensmiddelen.

1.10. Het Comité dringt erop aan dat in de meerjarige nationale controleplannen rekening wordt gehouden met de vereiste van traceerbaarheid de hele voedselketen door, en dat in dit verband wordt toegezien op transparantie.

1.11. Het Comité verheugt zich erover dat er in de lidstaten communautaire controles in de vorm van algemene audits worden ingevoerd, zodat de lidstaten de kans krijgen hun controleprocedures te verbeteren.

1.12. Het Comité steunt het voorstel om de lidstaten te verplichten binnen de grenzen van de hun krachtens het EG-Verdrag toegekende bevoegdheden strafrechtelijke sancties in te voeren voor ernstige overtredingen die ertoe zouden kunnen leiden dat producten op de markt worden gebracht die gevaarlijk zijn in de zin van de artt. 14 en 15 van Verordening (EG) nr. 178/2002(6) (tot vaststelling van de algemene beginselen en voorschriften van de levensmiddelenwetgeving, tot oprichting van een Europese Autoriteit voor voedselveiligheid en tot vaststelling van procedures voor voedselveiligheidsaangelegenheden); in veel gevallen immers zal alleen dit soort sancties een afschrikkingseffect hebben. Voor bepaalde overtredingen kan het evenwel nodig zijn administratieve sancties op te leggen, die veel sneller kunnen worden uitgevoerd. Toch is het Comité voorstander van gemeenschappelijke EU-sancties, die door de Commissie zouden worden afgedwongen. Het is zich er overigens van bewust dat voor de invoering van dergelijke sancties op EU-niveau meer dan waarschijnlijk een herziening van het Verdrag nodig zal zijn.

1.13. Om concurrentievervalsing te voorkomen verzoekt het Comité de Commissie een uniforme boeteregeling in te voeren voor diervoeder- en levensmiddelenbedrijven waarbij in het geval van overtreding van de regels rekening wordt gehouden met extra controles. Verder dringt het Comité aan op een flexibele toepassing van het systeem van retributies, dit met het oog op de belangen van kleine ondernemingen.

1.14. Ten slotte zou het Comité graag zien dat de Commissie bij de opleiding van het personeel dat belast wordt met de controles, rekening houdt met deze opmerkingen.

Brussel, 9 oktober 2003.

De voorzitter

van het Comité van de Regio's

Albert Bore

(1) PB C 226 van 8.8.2003, blz. 7.

(2) PB L 169 van 10.7.2000, blz. 1.

(3) PB L 198 van 22.7.1991, blz. 1. Verordening, laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 436/2001 van de Commissie (PB L 63 van 3.3.2001, blz. 16).

(4) PB L 208 van 24.7.1992, blz. 1. Verordening, laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 2796/2000 van de Commissie (PB L 324 van 21.12.2000, blz. 26).

(5) PB L 208 van 24.7.1992, blz. 9; zoals gewijzigd bij de toetredingsakten van Oostenrijk, Finland en Zweden.

(6) PB L 31 van 1.2.2002, blz. 1.