52001SC1724

Mededeling van de Commissie aan het Europees Parlement overeenkomstig artikel 251, lid 2, tweede alinea, van het EG-Verdrag betreffende het gemeenschappelijk standpunt van de Raad over de goedkeuring van een richtlijn van het Europees Parlement en de Raad betreffende de minimumvoorschriften inzake veiligheid en gezondheid met betrekking tot de blootstelling van werknemers aan de risico's van fysische agentia (lawaai) (n-de bijzondere richtlijn in de zin van artikel 16, lid 1, van Richtlijn 89/391/EEG) /* SEC/2001/1724 def. - COD 1992/0449 */


MEDEDELING VAN DE COMMISSIE AAN HET EUROPEES PARLEMENT overeenkomstig artikel 251, lid 2, tweede alinea, van het EG-Verdrag betreffende het gemeenschappelijk standpunt van de Raad over de goedkeuring van een richtlijn van het Europees Parlement en de Raad betreffende de minimumvoorschriften inzake veiligheid en gezondheid met betrekking tot de blootstelling van werknemers aan de risico's van fysische agentia (lawaai) (n-de bijzondere richtlijn in de zin van artikel 16, lid 1, van Richtlijn 89/391/EEG)

1. Achtergrond

- Voorstel voorgelegd aan het Parlement* en de Raad (COM(1992)560 def.) op 8.2.1993 (PB C 77 van 18.3.1993) * voorstel viel toen nog niet onder medebeslissingsprocedure

- Advies van het Economisch en Sociaal Comité uitgebracht op 30.6.1993 (PB C 249 van 13.9.1993) Advies van het Comité van de Regio's* * heeft in een brief van 13 januari 2000 verklaard geen advies te zullen uitbrengen

- Advies van het Europees Parlement (eerste lezing) uitgebracht op 20.4.1994 (PB C 128 van 9.5.1994)

- Gewijzigd voorstel aan de Raad voorgelegd op 8.7.1994 (PB C 230 van 19.8.1994)

- Datum van politiek akkoord en formele goedkeuring van het gemeenschappelijk standpunt door de Raad 11.06.2001 en 29.10.2001

2. Doel van het voorstel van de Commissie

Het oorspronkelijke voorstel was gebaseerd op artikel 118A van het Verdrag (nu artikel 137) en heeft de vorm van een bijzondere richtlijn in de zin van artikel 16, lid 1, van Kaderrichtlijn 89/391/EEG.

Het voorstel is gericht op de bescherming van werknemers tegen risico's voor hun gezondheid en veiligheid als gevolg van blootstelling aan fysische agentia. Het voorstel bestrijkt vier fysische agentia: lawaai (risico's voor het gehoor), trillingen (risico's voor de armen, de handen, en het gehele lichaam), elektromagnetische velden en optische straling (risico's voor de gezondheid door inductiestromen in het lichaam, schokken, verbrandingen en het absorberen van thermische energie).

De bepalingen betreffende trillingen en elektromagnetische straling zijn nieuw, terwijl de bepalingen betreffende lawaai al te vinden zijn in Richtlijn 86/188/EEG van de Raad. Dit voorstel vormt de tweede fase van de door de Raad gekozen aanpak als bedoeld in artikel 10 van genoemde richtlijn (evaluatie van de richtlijn) en het beoogt de bepalingen van Richtlijn 86/188/EEG in overeenstemming te brengen met de algemene beginselen inzake preventie van Kaderrichtlijn 89/391/EEG.

De algemene benadering van de Raad bestond erin elk fysisch agens in een afzonderlijke richtlijn te behandelen. Alle delegaties en de Commissie aanvaardden dit idee om het voorstel in onderdelen te behandelen; de overige onderdelen blijven echter bij de Raad liggen voor toekomstige discussies.

Over het eerste fysische agens (trillingen) heeft de Raad op 25 juni 2001 een gemeenschappelijk standpunt vastgesteld. Een verklaring van de Raad in de notulen van de Raad bevestigt dat de Raad voornemens blijft om in een later stadium de andere fysische agentia te bespreken.

3. Opmerkingen over het gemeenschappelijk standpunt

3.1. Algemeen

Door de opsplitsing van het voorstel blijft het gemeenschappelijk standpunt nu beperkt tot de specifieke minimumeisen voor de bescherming van werknemers tegen risico's voor hun gezondheid en veiligheid die voortvloeien of kunnen voortvloeien uit blootstelling aan lawaai.

Het gemeenschappelijk standpunt bepaalt grenswaarden voor blootstelling waarboven geen enkele werknemer mag worden blootgesteld, en actiewaarden voor blootstelling met betrekking tot dagelijkse blootstellingsniveaus voor lawaai en de maximale geluidsdruk. Het gemeenschappelijk standpunt stelt vast welke preventieve maatregelen noodzakelijk zijn om het blootstellingsrisico voor werknemers te verminderen. Deze preventieve maatregelen berusten hoofdzakelijk op de verplichting van de werkgever om de verschillende risico's die voortvloeien uit blootstelling aan lawaai vast te stellen en te evalueren.

Op basis van de risico-evaluatie moet de werkgever een programma met technische en/of organisatorische maatregelen vaststellen en ten uitvoer brengen om blootstelling te vermijden of het niveau ervan te verlagen, zodra de bovenste actiewaarden voor blootstelling worden overschreden.

Het gemeenschappelijk standpunt voorziet eveneens in gedetailleerde maatregelen met betrekking tot voorlichting en opleiding van de werknemers die worden blootgesteld aan lawaairisico's, wanneer de onderste actiewaarden voor blootstelling zijn bereikt. Het gemeenschappelijk standpunt schrijft ook een versterkte gezondheidscontrole voor, die onder meer inhoudt dat elke werknemer het recht heeft om een controle van zijn gehoor te laten uitvoeren, wanneer de bovenste actiewaarden voor blootstelling worden overschreden.

Over het algemeen blijft het gemeenschappelijk standpunt van de Raad binnen het kader van het voorstel van de Commissie, hoewel het wegens de opsplitsing van het voorstel een verschillende structuur heeft. Net zoals het gewijzigde voorstel van de Commissie neemt het gemeenschappelijk standpunt de in eerste lezing ingediende amendementen van het Parlement, waarin werd voorgesteld de bijlage inzake het onderdeel "lawaai" van het voorstel van de Commissie te schrappen, niet over.

De voornaamste verschillen tegenover het gewijzigde voorstel van de Commissie betreffen het verlagen van de grenswaarde voor blootstelling, de verhoging van de bovenste actiewaarde voor blootstelling met betrekking tot de maximale geluidsdruk en de schrapping van het concept drempelniveau.

3.2. De amendementen van het Europees Parlement in eerste lezing

De in eerste lezing aangenomen amendementen van het Europees Parlement in verband met lawaai zijn van 1 tot 26 genummerd.

De amendementen 1, 5, 8, 9, 14, 16, 17 en 19 zijn integraal overgenomen, zowel in het gemeenschappelijk standpunt als in het gewijzigde voorstel.

Voorts heeft de Raad de in het gewijzigde voorstel overgenomen amendementen 7, 10, 11 en 13 licht aangepast, zonder evenwel de zin ervan te wijzigen. De Commissie aanvaardt deze wijzigingen.

De amendementen 4, 18 en 20 zijn in het gemeenschappelijk standpunt gedeeltelijk overgenomen, terwijl zij in het gewijzigd voorstel integraal waren aanvaard.

Amendement 21, dat in het gewijzigde voorstel samen met amendement 23 (in licht gewijzigde vorm) was overgenomen, komt in het gemeenschappelijk standpunt niet meer voor. De Commissie aanvaardt de schrapping van deze amendementen.

De amendementen 2, 3, 6, 15, 22, 24, 25 en 26 zijn niet overgenomen in het gemeenschappelijk standpunt en evenmin in het gewijzigde voorstel. Dit geschiedde om dezelfde redenen als in eerste lezing aangevoerd, namelijk omdat de amendementen die verband houden met de uitsluiting van het fysische agens "lawaai" in strijd zijn met de verplichtingen die door artikel 10 van Richtlijn 86/188/EEG aan de Commissie zijn opgelegd, alsook met de uit de resolutie van het Europees Parlement van 13 september 1990 voortvloeiende vereisten, waarin de Commissie wordt verzocht een voorstel voor een richtlijn in te dienen betreffende de risico's die voortkomen uit blootstelling aan lawaai en trillingen en andere fysische agentia.

Amendement 12, dat niet in het gewijzigde voorstel was overgenomen, is in licht gewijzigde vorm in het gemeenschappelijk standpunt geïntegreerd.

De voornaamste verschillen tussen het gewijzigde voorstel en het gemeenschappelijk standpunt van de Raad zijn de volgende:

a) de structuur is gewijzigd en de artikelen zijn opnieuw genummerd, hetgeen geschiedde ingevolge de beslissing om één algemene richtlijn inzake fysische agentia op te splitsen in vier afzonderlijke richtlijnen die elk één fysisch agens bestrijken.

De Commissie heeft deze opsplitsing aanvaard, op voorwaarde dat het gewijzigde voorstel bij de Raad blijft liggen totdat alle fysische agentia zijn behandeld en dat de Raad zich ertoe verbindt zijn werkzaamheden voort te zetten totdat alle onderdelen van het voorstel aan bod zijn gekomen;

b) het dagelijkse blootstellingsniveau voor lawaai is in het gemeenschappelijk standpunt verlaagd van 90 dB(A) tot 87 dB(A), terwijl de bovenste actiewaarde voor blootstelling met betrekking tot de maximale geluidsdruk verhoogd is van 112Pa tot 200Pa.

De Commissie accepteert de nieuwe waarden van het gemeenschappelijk standpunt, die een algemeen akkoord vormen, te meer daar de grenswaarde voor blootstelling van 87 dB(A) een grote vooruitgang is vergeleken bij wat de Commissie zelf had voorgesteld;

c) in het gemeenschappelijk standpunt zijn de drempelniveaus geschrapt.

De Commissie accepteert deze schrapping. De tekst wordt hierdoor namelijk versterkt aangezien de bepalingen van de richtlijn nu van kracht blijven zolang het risico voortduurt;

3.3. Door de Raad ingevoerde nieuwe bepalingen, en het standpunt van de Commissie

Artikel 14 van het gemeenschappelijk standpunt voorziet in een facultatieve overgangsperiode van vijf jaar voor de uitvoering van de bepalingen die verband houden met het naleven van de grenswaarden voor werknemers op zeeschepen, teneinde rekening te houden met bijzondere omstandigheden. Er zij op gewezen dat in Richtlijn 86/188/EEG werknemers op zeeschepen van de werkingssfeer waren uitgesloten.

De Commissie is het er met de Raad over eens dat de naleving van grenswaarden voor blootstelling in buitengewoon moeilijke omstandigheden in de zeevaart doelgerichte informatie- en bewustmakingscampagnes, de uitwerking van opleidingsmodules en de organisatie van cursussen, alsook de aanschaf van nieuwe uitrusting en/of benodigdheden noodzakelijk zal maken.

4. Conclusies/algemene opmerkingen

De Commissie keurt het gemeenschappelijk standpunt in zijn geheel goed.

5. Verklaringen van de Commissie

Niet van toepassing.