52000PC0256



Publicatieblad Nr. C 311 E van 31/10/2000 blz. 0180 - 0186


Voorstel voor een BESLUIT VAN DE RAAD betreffende een meerjarenprogramma voor ondernemingen en ondernemerschap (2001-2005)

2000/0107 (CNS)

DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,

Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap, en met name op artikel 157, lid 3,

Gezien het voorstel van de Commissie [8],

[8] PB C van , blz. .

Gezien het advies van het Europees Parlement [9],

[9] PB C van , blz. .

Gezien het advies van het Economisch en Sociaal Comité [10],

[10] PB C van , blz. .

Gezien het advies van het Comité van de Regio's [11],

[11] PB C van , blz. .

Overwegende hetgeen volgt:

(1) Het belang van de ondernemingen en het ondernemerschap voor de verwezenlijking van de doelen van de Gemeenschap en de moeilijkheden waarmee ondernemingen en ondernemers worden geconfronteerd, werden reeds behandeld in een aantal mededelingen, besluiten en verslagen [12], voor het laatst in de mededeling "Uitdagingen voor het ondernemingenbeleid in de kenniseconomie" [13]. Daarin werden de belangrijkste gebieden voor communautaire actie geïdentificeerd.

[12] Bijvoorbeeld de mededeling over een geïntegreerd programma ten behoeve van het midden- en kleinbedrijf (MKB) en de ambachtelijke sector (COM(1996) 329); het verslag van de taskforce voor de vereenvoudiging van het ondernemingsklimaat (BEST), delen I en II, 1998; de mededeling over bevordering van het ondernemerschap en het concurrentievermogen (COM(1998) 550 def.); de aanbeveling betreffende verbetering en vereenvoudiging van het ondernemingsklimaat voor startende ondernemingen (PB L 145 van 5.6.1997, blz. 29); de mededeling aan de Raad over bevordering van het ondernemerschap in Europa: prioriteiten voor de toekomst (COM(1998) 222 def.); het verslag over de coördinatie van de activiteiten ten behoeve van het MKB en de ambachtelijke sector (COM(1997) 610 def.); het besluit betreffende maatregelen voor financiële bijstand aan innoverende en werkgelegenheidscheppende kleine en middelgrote ondernemingen (PB L 155 van 29.5.1998); de mededeling over de overdracht van kleine en middelgrote ondernemingen (PB C 93 van 28.3.1998, blz. 2); de mededeling over Europese kapitaalmarkten voor het midden- en kleinbedrijf (COM(1997) 187); de mededeling over risicokapitaal: sleutel voor de schepping van werkgelegenheid in de Europese Unie (SEC(1998) 552 def.); het verslag over de gecoördineerde actie met de lidstaten op het gebied van ondernemingenbeleid (COM(1999) 569 def.); de mededeling over het concurrentievermogen van de Europese ondernemingen in de context van de mondialisering (COM(1998) 718 def.); het verslag van de Raad Industrie van 9.11.1999 over de integratie van duurzame ontwikkeling en ondernemingenbeleid.

[13] Mededeling van de Commissie van [5 april 2000].

(2) Het midden- en kleinbedrijf (MKB) levert een significante bijdrage op het gebied van concurrentievermogen, onderzoek, innovatie en werkgelegenheid en heeft met specifieke problemen te kampen.

(3) Er moet actie worden ondernomen om deze moeilijkheden te helpen overwinnen. Een aantal programma's, waaronder met name het 3e meerjarenprogramma voor het midden- en kleinbedrijf (MKB) in de Europese Unie (1997-2000) [14], dat op 31 december 2000 afloopt, heeft een kader voor dergelijke actie gecreëerd.

[14] Besluit 97/15/EG van de Raad van 9 december 1996, PB L 6 van 10.1.1997, blz. 25.

(4) Op 29 juni 1999 heeft de Commissie in haar mededeling aan het Europees Parlement, de Raad, het Economisch en Sociaal Comité en het Comité van de Regio's [15] verslag uitgebracht over de externe evaluatie van het 3e meerjarenprogramma voor het midden- en kleinbedrijf (MKB) in de Europese Unie (1997-2000).

[15] COM(1999) 319 def.

(5) Op 9 november 1999 heeft de Raad een verslag goedgekeurd over de integratie van duurzame ontwikkeling in het ondernemingenbeleid van de Europese Unie.

(6) Het is noodzakelijk een nieuw programma voor de periode vanaf 1 januari 2001 vast te stellen en ervoor te zorgen dat het ondernemingenbeleid voldoende middelen heeft om zijn doelen te kunnen bereiken. Het nieuwe programma moet op een beperkt aantal specifieke doelen worden gericht.

(7) Dit besluit mag voor de Commissie geen hinderpaal zijn om in het kader van andere maatregelen die een rechtsgrond vormen, acties op aanverwante gebieden te ondernemen.

(8) Maatregelen waarmee in specifieke activiteiten wordt voorzien, moeten door de Commissie worden vastgesteld. Statistische werkzaamheden en analyses ter voorbereiding van dergelijke maatregelen en de verspreiding van de resultaten van de activiteiten moeten door de Commissie onder eigen verantwoordelijkheid worden verricht.

(9) Aangezien de voor de uitvoering van dit besluit vereiste maatregelen beheersmaatregelen zijn in de zin van artikel 2 van Besluit 1999/468/EG van de Raad van 28 juni 1999 [16] tot vaststelling van de voorwaarden voor de uitoefening van de aan de Commissie verleende uitvoeringsbevoegdheden, moeten zij volgens de in artikel 4 van dat besluit omschreven beheersprocedure worden vastgesteld.

[16] PB L 184 van 17.7.1999, blz. 23.

(10) Dit besluit vormt de rechtsgrond voor specifieke aanvullende maatregelen die geen deel uitmaken van ander communautair beleid en die niet beter kunnen worden uitgevoerd op het niveau van de lidstaten.

(11) De Commissie heeft een mededeling goedgekeurd met de titel "Naar een Europese onderzoekruimte" [17].

[17] COM(2000) 6 def. van 18.1.2000.

(12) De aanvullende protocollen bij de met de landen van Midden- en Oost-Europa gesloten associatieovereenkomsten voorzien in de deelname van deze landen aan communautaire programma's.

(13) Ook moet worden voorzien in de deelname van Cyprus, Malta en Turkije in het kader van de met deze landen gesloten associatieovereenkomsten.

(14) Het is een algemeen erkend feit dat de Europese bedrijfsondersteunende netwerken van belang zijn voor de uitvoering van het communautaire beleid en dat het voor hun dagelijkse en beheersactiviteiten noodzakelijk is dat de diensten van de Commissie door externe professionele en gespecialiseerde expertise via een adequate infrastructuur worden gesteund,

BESLUIT:

Artikel 1

Met ingang van 1 januari 2001 wordt een communautair vijfjarenprogramma voor ondernemingen en ondernemerschap vastgesteld, dat voornamelijk gericht is op het midden- en kleinbedrijf (MKB).

Artikel 2

1. Het programma heeft de volgende doelen:

a) het ondernemerschap promoten als waardevolle en productieve levenservaring gebaseerd op klantgerichtheid en een sterkere dienstverleningscultuur;

b) bevorderen dat er een gunstig klimaat ontstaat waarin rekening wordt gehouden met duurzame ontwikkeling en waarin onderzoek, innovatie en ondernemerschap kunnen gedijen;

c) het financiële klimaat voor het MKB verbeteren;

d) het concurrentievermogen van het MKB in de kenniseconomie versterken;

e) erop toezien dat bedrijfsondersteunende netwerken en diensten aan de ondernemingen worden aangeboden en dat deze worden gecoördineerd.

2. Om de in lid 1 genoemde doelen te kunnen bereiken wordt gebruik gemaakt van gecoördineerde acties en benchmarking.

Artikel 3

1. Maatregelen om de in artikel 2 genoemde doelen van dit programma te verwezenlijken, worden vastgesteld overeenkomstig de bepalingen van artikel 4.

2. De statistische werkzaamheden en analyses voor de uitvoering van het programma en de verspreiding van de resultaten ervan in het kader van het Europees statistisch systeem worden door de Commissie onder eigen verantwoordelijkheid verricht.

Artikel 4

1. De Commissie wordt bijgestaan door een comité bestaande uit vertegenwoordigers van de lidstaten en voorgezeten door een vertegenwoordiger van de Commissie.

2. Wanneer naar dit lid wordt verwezen, is ingevolge artikel 7, lid 3, van Besluit 1999/468/EG de in artikel 4 van dat besluit vastgestelde beheersprocedure van toepassing.

3. De in artikel 4, lid 3, van Besluit 1999/468/EG bedoelde termijn bedraagt drie maanden.

4. Vertegenwoordigers van de kandidaat-lidstaten die aan het meerjarenprogramma deelnemen, wonen de vergaderingen van het comité volgens de overeengekomen procedures als waarnemer bij.

Artikel 5

1. De Commissie evalueert de uitvoering van het programma en brengt daarover vóór eind juni 2003 verslag uit aan het Europees Parlement en de Raad.

2. De Commissie legt het Europees Parlement en de Raad uiterlijk eind december 2004 een evaluatieverslag over de uitvoering van het programma voor, waarin wordt aangegeven of de doelen van het programma zijn verwezenlijkt. Het bevat een kosten-batenanalyse en een beoordeling, op basis van indicatoren voor het meten van de resultaten, of de doelen al dan niet zijn bereikt.

Artikel 6

Dit programma staat open voor deelneming door:

-de EVA/EER-landen volgens de in de EER-Overeenkomst vastgestelde voorwaarden,

-de geassocieerde landen van Midden- en Oost-Europa (LMOE) volgens de voorwaarden die in de Europa-Overeenkomsten, de aanvullende protocollen daarbij en de besluiten van de respectieve Associatieraad zijn vastgesteld,

-Cyprus onder dezelfde voorwaarden als die welke voor de EVA/EER-landen gelden, op basis van aanvullende kredieten volgens de met dat land overeen te komen procedures,

-Malta en Turkije, op basis van aanvullende kredieten, overeenkomstig de bepalingen van het Verdrag.

Artikel 7

Dit besluit treedt in werking op 1 januari 2001 en loopt tot en met 31 december 2005.

De jaarlijkse kredieten worden door de begrotingsautoriteit toegestaan binnen de grenzen van de financiële vooruitzichten.

Gedaan te Brussel,

Voor de Raad

De Voorzitter

BIJLAGE 1

Geplande acties in het kader van het meerjarenprogramma voor ondernemingen en ondernemerschap (2001-2005)

Het is een algemeen erkend feit dat ondernemingen, en met name het midden- en kleinbedrijf (MKB), een centrale plaats innemen bij pogingen de economische groei, het concurrentievermogen en het scheppen van werkgelegenheid in de Europese Unie te bevorderen. Tegen de achtergrond van het economische en ondernemingenbeleid van de Europese Unie biedt het meerjarenprogramma voor ondernemingen en ondernemerschap (2001-2005) het raamwerk voor een reeks acties die de prestaties van de ondernemingen moeten optimaliseren en de productieve ondernemersactivitieit moeten bevorderen.

De acties in het kader van het meerjarenprogramma voor ondernemingen en ondernemerschap (2001-2005) bieden op Europees niveau een toegevoegde waarde ten opzichte van het desbetreffende beleid op het niveau van de lidstaten, zonder dat het subsidiariteitsbeginsel in het geding komt. Acties van transnationale aard bieden voordelen die soortgelijke acties die enkel op nationaal niveau worden uitgevoerd, niet hebben.

Sommige van de bestaande initiatieven van de Gemeenschap hebben betrekking op de in de mededeling aangesproken problemen. Dit betreft onder meer het vijfde kaderprogramma voor activiteiten op het gebied van onderzoek, technologische ontwikkeling en demonstratie [18], het programma voor de bevordering van innovatie en stimulering van deelneming van het MKB [19], de strategie voor de Europese interne markt [20] en de in het kader van de structuurfondsen op het MKB gerichte acties. Het meerjarenprogramma voor ondernemingen en ondernemerschap vormt een aanvulling op deze activiteiten. De Cardiff-procedure en de Globale richtsnoeren voor het economisch beleid [21] worden geïntegreerd in de verschillende initiatieven.

[18] Beschikking 182/1999/EG van het Europees Parlement en de Raad van 22 december 1998, PB L 26 van 1.2.1999, blz. 1.

[19] Beschikking 1999/172/EG van de Raad van 25 januari 1999, PB L 64 van 12.3.1999, blz. 91.

[20] COM (1999) 624 def.

[21] COM (2000) 214 def.

Om deze doelen te bereiken zullen de volgende maatregelen worden genomen.

1. Het ondernemerschap promoten als waardevolle en productieve levenservaring gebaseerd op klantgerichtheid en een sterkere dienstverleningscultuur

Een groot deel van de werkzaamheden zal gericht zijn op de identificatie van beste werkwijzen door middel van peer review en gecoördineerde acties, het gebruik van benchmarkingmethoden en een effectief toezicht op de vorderingen (nieuwe BEST-procedures). Ter ondersteuning zal gebruik worden gemaakt van studies en statistische analyses.

2. Bevorderen van een gunstig regelgevend en ondernemingsklimaat ontstaat waarin rekening wordt gehouden met duurzame ontwikkeling en waarin onderzoek, innovatie en ondernemerschap kunnen gedijen

Het systeem waarbij het effect van voorgestelde communautaire wetgeving op het bedrijfsleven wordt beoordeeld, zal verder worden ontwikkeld. In nauwe samenwerking met de lidstaten en het bedrijfsleven zullen activiteiten ter bevordering van betere regelgeving in het algemeen worden ondernomen. Er zullen door middel van peer review en gecoördineerde acties, het gebruik van benchmarkingmethoden en een effectief toezicht op de vorderingen (nieuwe BEST-procedures) beste werkwijzen worden geïdentificeerd. Ter ondersteuning zal gebruik worden gemaakt van studies en statistische analyses.

3. Het financiële klimaat voor het MKB verbeteren

Garantstelling is nog steeds het belangrijkste obstakel voor MKB-bedrijven die financiering nodig hebben. In reactie op de conclusies van de Top van Lissabon zal het garantiebeleid worden gericht op durfkapitaal, microkredieten en MKB-leningen (ICT). Deze acties zullen worden beheerd door het EIF en worden uitgevoerd via de in ieder land bestaande garantiefondsen.

De financiering met behulp van risicokapitaal zal verder worden ontwikkeld door deelneming in risicokapitaalfondsen (ETF-startersregeling) en financiering van de exploitatiekosten van dergelijke fondsen. Deze acties zullen door het EIF worden beheerd.

De Leninggarantieregeling voor het MKB en de ETF-startersregeling werden oorspronkelijk uitgevoerd in het kader van het groei- en werkgelegenheidsinitiatief. [22] In 2001 zullen ze worden voortgezet. Een besluit over een verdere voortzetting zal onder meer afhankelijk zijn van de resultaten van een beoordeling van hun doeltreffendheid.

[22] Besluit 98/347/EG van de Raad van 19 mei 1998, PB L 155 van 29.5.98.

De netwerken van Business Angels zullen worden uitgebouwd.

Er zullen door middel van peer review en gecoördineerde acties, het gebruik van benchmarkingmethoden en een effectief toezicht op de vorderingen (nieuwe BEST-procedures) beste werkwijzen worden geïdentificeerd. Dit omvat de organisatie van Rondetafels van bankiers en het MKB. Ter ondersteuning zal gebruik worden gemaakt van studies en statistische analyses.

4. Het concurrentievermogen van het MKB in de kenniseconomie versterken

Er zullen door middel van peer review en gecoördineerde acties, het gebruik van benchmarkingmethoden en een effectief toezicht op de vorderingen (nieuwe BEST-procedures) beste werkwijzen worden geïdentificeerd. Ter ondersteuning zal gebruik worden gemaakt van studies en statistische analyses.

5. Erop toezien dat bedrijfsondersteunende netwerken en diensten aan de ondernemingen worden aangeboden en dat deze worden gecoördineerd

Hiermee wordt beoogd erop toe te zien dat het netwerk van Euro Info Centres en Euro Info Correspondence Centres doeltreffend werkt en dat er evenementen gericht op samenwerking tussen bedrijven (Europartenariat) worden georganiseerd. Door de uitvoering van deze activiteiten kan de Commissie een beroep blijven doen op organisaties of deskundigen die technische bijstand verlenen; de financiering zou gevonden kunnen worden binnen het algemene financiële raamwerk van het programma.

Informatie over het ondernemingenbeleid zal worden gegeven op papier en langs elektronische weg.

6. Overige

Er zal een Europees Waarnemingscentrum voor het MKB worden opgezet. Er is voorzien in evaluaties van het meerjarenprogramma.

BIJLAGE 2

Financiële instrumenten van de Gemeenschap

1. Indicatieve schets voor de toepassing van de ETF-startersregeling

1.1. Inleiding

De ETF-startersregeling zal door het EIF op trustbasis worden beheerd. Het EIF zal de voor de regeling uitgetrokken communautaire middelen investeren in gespecialiseerde risicokapitaalfondsen, met name in kleinere of in recent opgerichte fondsen, in regionaal werkzame fondsen of in fondsen die zich op specifieke bedrijfstakken of technologieën concentreren, of ook in risicokapitaalfondsen die de exploitatie van O&O-resultaten financieren, bijvoorbeeld fondsen die aan onderzoekcentra en wetenschapsparken ("science parks") zijn verbonden, die op hun beurt risicokapitaal voor het MKB verschaffen. De ETF-startersregeling zal de door de EIB in samenwerking met het EIF ingestelde Europese Technologiefaciliteit (ETF) versterken door een investeringsbeleid waarmee een hoger risicoprofiel gepaard gaat zowel ten opzichte van de bemiddelende fondsen als ten opzichte van het investeringsbeleid van deze laatste.

1.2. Intermediairs

Het EIF stelt alles in het werk om de investeringen te richten op kleinere of recent opgerichte fondsen, op fondsen voor specifieke, al dan niet bijstand genietende regio's of voor specifieke bedrijfstakken of technologieën, of op risicokapitaalfondsen die aan onderzoekcentra en wetenschapsparken zijn verbonden. De intermediairs zullen volgens de beste zakelijke en marktpraktijk op eerlijke en doorzichtige wijze worden geselecteerd om concurrentieverstoringen te voorkomen, met inachtneming van het doel via een groot aantal gespecialiseerde fondsen te werken.

1.3. Maximuminvestering

De maximale totale investering in een intermediair risicokapitaalfonds bedraagt 25% van het totale aandelenkapitaal dat door het betrokken fonds wordt gehouden, of 35% in uitzonderlijke gevallen, zoals nieuwe fondsen die waarschijnlijk een bijzonder krachtige katalytische rol bij de ontwikkeling van risicokapitaalmarkten voor een specifieke technologie of in een specifieke regio zullen vervullen. Per risicokapitaalfonds mag niet meer dan 10 miljoen euro worden geïnvesteerd. De intermediaire risicokapitaalfondsen moeten met betrekking tot de diversificatie van hun portefeuille de gevestigde marktpraktijk volgen.

1.4. Looptijd van de faciliteit

De ETF-startersregeling wordt opgezet als een langlopende faciliteit in het kader waarvan gewoonlijk posities van vijf tot twaalf jaar in risicokapitaalfondsen zullen worden genomen. Het EIF zal alles in het werk stellen om de aan de faciliteit toegewezen middelen ten laatste gedurende het kalenderjaar dat volgt op het jaar waarin de betrokken begrotingsbetalingen worden verricht, volledig vast te leggen. In elk geval zal de looptijd van de investeringen niet langer bedragen dan 16 jaar vanaf de datum van ondertekening van de samenwerkingsovereenkomst.

1.5. Realisatie van investeringen

Aangezien de meeste van de investeringen in het kader van de ETF-startersregeling in niet-beursgenoteerde, illiquide risicokapitaalfondsen zullen worden gedaan, zal de realisatie van die investeringen gebaseerd zijn op de uitkering van de opbrengsten die de intermediaire fondsen ontvangen uit de verkoop van hun investeringen in MKB-bedrijven.

1.6. Herinvestering van opbrengsten uit gerealiseerde investeringen

Opbrengsten uit gerealiseerde investeringen mogen gedurende de eerste vier jaar van de regeling worden geherinvesteerd. De herinvesteringsperiode kan met ten hoogste drie jaar worden verlengd indien de faciliteit 48 maanden na de instelling ervan een gunstige beoordeling krijgt.

1.7. Rekening voor gelden van derden (trustrekening)

Bij het EIF wordt voor de begrotingsmiddelen die voor de regeling zijn bestemd een afzonderlijke rekening voor gelden van derden (trustrekening) geopend. Deze rekening is rentedragend; ontvangen rente wordt aan de middelen van de faciliteit toegevoegd. De door het EIF in het kader van de ETF-startersregeling verrichte investeringen en de beheerskosten van het EIF en andere in aanmerking komende uitgaven worden van deze rekening voor gelden van derden afgeschreven en de opbrengsten uit gerealiseerde investeringen worden daarop bijgeschreven. Als de regeling vier jaar loopt of, indien de herinvesteringsperiode wordt verlengd, na afloop van de verlengde herinvesteringsperiode, worden andere saldi op deze trustrekening dan gelden waarvoor verplichtingen zijn aangegaan en die nog niet zijn opgenomen/geïnvesteerd en gelden die redelijkerwijs voor de dekking van in aanmerking komende kosten en uitgaven nodig zijn, zoals beheerskosten van het EIF, in de Gemeenschapsbegroting teruggestort.

1.8. Rekenkamer

De nodige regelingen worden getroffen om de Rekenkamer van de Europese Unie in staat te stellen zijn taak te vervullen teneinde de regelmatigheid van de betalingen te verifiëren.

2. Indicatieve schets voor de toepassing van de MKB-garantiefaciliteit

2.1. Inleiding

De MKB-garantiefaciliteit zal door het EIF op trustbasis worden beheerd. Zo lang als het EIF tegengaranties of, in voorkomend geval, medegaranties zal verstrekken voor in de lidstaten functionerende garantiestelsels, en directe garanties in het geval van de EIB of andere geschikte financiële intermediairs, zullen zijn verliezen uit de desbetreffende garanties met communautaire middelen worden gedekt. Aldus zal de regeling kunnen worden afgestemd op MKB-bedrijven met groeipotentieel die bijzonder moeilijk financiering kunnen verkrijgen omdat het verstrekken van leningen aan deze ondernemingen als zeer riskant wordt ervaren, zoals in het geval van kleine of recent opgerichte ondernemingen.

2.2. Intermediairs

Garantiestelsels die in de openbare of de privésector in de lidstaten functioneren, met inbegrip van onderlinge garantiestelsels, de EIB of andere passende financiële instellingen in verband met risicodragende faciliteiten die zij voor het MKB beschikbaar stellen. De intermediairs zullen worden geselecteerd volgens de beste zakelijke en marktpraktijk op een eerlijke en doorzichtige wijze, met inachtneming van: a) het effect op het volume van de schuldfinanciering ten behoeve van het MKB, en/of b) het effect op de toegang tot schuldfinanciering voor het MKB, en/of c) het effect op de risico's die de betrokken intermediair bij leningen aan het MKB op zich neemt.

2.3. In aanmerking komende leningen aan het MKB

De financiële criteria voor het in aanmerking komen van leningen aan het MKB voor garanties in het kader van de MKB-garantiefaciliteit worden afzonderlijk voor elke intermediair vastgesteld in het kader van de garantiestelsels die zij reeds toepassen, met het doel zo veel mogelijk MKB-bedrijven te bereiken. Deze criteria dienen de marktvoorwaarden en -praktijken in het betrokken gebied te weerspiegelen. De garanties en tegengaranties zullen hoofdzakelijk beschikbaar worden gesteld tot dekking van leningen aan bedrijven met minder dan 100 werknemers. Bijzondere aandacht zal worden besteed aan leningen ter financiering van immateriële activa.

2.4. EIF-garanties

De garanties van het EIF hebben betrekking op afzonderlijke leningen in een specifieke leningenportefeuille, die, indien dat tot de uitbreiding van de leningen aan het MKB leidt, een bestaande, of een binnen een specifieke periode te creëren leningenportefeuille kan zijn. De garanties van het EIF dekken een deel van het aan de onderliggende leningenportefeuille inherente kredietrisico, waarbij het risico wordt gedeeld met de betrokken financiële intermediair.

2.5. Gelimiteerde gecumuleerde verliezen van het EIF

De verplichting van het EIF om zijn aandeel in de verliezen op leningen aan de intermediair te betalen, blijft bestaan totdat het gecumuleerde bedrag van de betalingen tot dekking van de verliezen op een specifieke leningenportefeuille, verminderd met het gecumuleerde bedrag van de overeenkomstige alsnog geïnde bedragen die aanvankelijk als verliezen waren geboekt, een tevoren overeengekomen bedrag bereikt, waarna de garantie van het EIF automatisch wordt geannuleerd.

2.6. EIF op gelijke voet met de intermediair

De garanties van het EIF staan gewoonlijk op gelijke voet met de garanties of, in voorkomend geval, met de leningen die door de intermediair worden verstrekt.

2.7. Rekening voor gelden van derden (trustrekening)

Bij het EIF wordt een rekening voor gelden van derden (trustrekening) geopend voor de begrotingsmiddelen voor de regeling. Deze regeling is rentedragend; de ontvangen rente wordt aan de middelen van de faciliteit toegevoegd.

2.8. Recht van het EIF om gelden aan de trustrekening te onttrekken

Het EIF heeft het recht de rekening voor gelden van derden (trustrekening) te debiteren voor betalingen om aan zijn verplichtingen voor de gelimiteerde gecumuleerde verliezen uit hoofde van de garantiefaciliteit te voldoen, en, met goedkeuring van de Commissie, voor andere in aanmerking komende kosten, bijvoorbeeld zijn beheerskosten, honoraria van juristen en promotiekosten van de regeling.

2.9. Bijschrijving op de trustrekening van bedragen die al als verliezen waren geboekt, maar alsnog worden geïnd

Alsnog geïnde bedragen die aanvankelijk waren geboekt als verliezen op leningen waarvoor betalingen werden verricht uit hoofde van garanties die werden aangesproken, moeten op de rekening voor gelden van derden (trustrekening) worden bijgeschreven.

2.10. Looptijd van de regeling

Het is de bedoeling dat de afzonderlijke MKB-garanties een looptijd van vijf tot tien jaar hebben. Indien op de trustrekening voldoende middelen voorhanden zijn, zal het EIF nieuwe garantieverplichtingen aangaan tot vier jaar na de goedkeuring van de faciliteit. Bedragen die bij het verstrijken van de uitstaande garanties op de trustrekening staan, worden in de Gemeenschapsbegroting teruggestort.

2.11. Rekenkamer

De nodige regelingen worden getroffen om de Rekenkamer van de Europese Unie in staat te stellen zijn taak te vervullen teneinde de regelmatigheid van de betalingen te verifiëren.

3. Indicatieve schets voor de toepassing van de startkapitaalactie

Het doel van de startkapitaalactie is:

-bevordering van de verstrekking van eigen of semi-eigen middelen voor de oprichting en overdracht van innovatieve kleine ondernemingen met groei- en banenpotentieel door middel van ondersteuning van startkapitaalfondsen en dergelijke organisaties tijdens hun eerste jaren,

-de oprichting van een netwerk van startkapitaalfondsen en hun beheerders in de Gemeenschap en bevordering van een uitwisseling van beste werkwijzen en opleiding.

Deze nieuwe actie heeft in het bijzonder betrekking op deelname in het aandelenkapitaal in verband met de overdracht van kleine ondernemingen en gespecialiseerde ambachtelijke ondernemingen naar een nieuwe eigenaar.

In het kader van de startkapitaalactie zal daarom steun worden gegeven aan nieuwe of onlangs opgerichte startkapitaalfondsen door de toekenning van terugvorderbare voorschotten die maximaal 50% van de exploitatiekosten van het fonds dekken.

De terugvorderbare voorschotten worden over een termijn van maximaal drie jaar in drie tranches betaald: 30% na de ondertekening van het contract, nog eens 30% op voorwaarde dat ten minste 30% van het kapitaal van het fonds in ten minste 5 kleine ondernemingen is geïnvesteerd. De laatste betaling, van maximaal 40%, zal worden gedaan op voorwaarde dat 60% van het kapitaal van het fonds in ten minste 15 kleine ondernemingen is geïnvesteerd, waarvan ten minste de helft in startkapitaal. De tweede en derde betaling zullen worden verricht op basis van een door een accountant gewaarmerkt jaarverslag.

Startkapitaalinvesteringen moeten gedurende een langere periode (5 jaar of langer) bij de onderneming blijven waarin wordt deelgenomen, teneinde nieuw opgerichte kleine ondernemingen door hun moeilijke aanvangsfase heen te helpen, waardoor het hen gemakkelijker wordt gemaakt daarna te groeien en blijvende banen te creëren. Bovendien moeten de fondsen in staat zijn hun investeringen in het bedrijf te verhogen en hun groei te begeleiden. Als een fonds evenwel mocht besluiten zich eerder van zijn investering te ontdoen, moet de Commissie voor ieder terugtrekking 10% van de kapitaalwinst ontvangen. De terugbetalingen zijn nooit groter dan de ontvangen voorschotten.

Tien jaar na de ondertekening van het contract zet de Commissie het terugvorderbare voorschot om in een subsidie, na aftrek van de voorzieningen voor kapitaalwinsten uit voortijdige terugtrekkingen, die aan de Commissie moeten worden terugbetaald. Met deze bepaling steunt de Commissie langdurige investeringen in kleine ondernemingen teneinde hun levensduur te verlengen en hulp te bieden bij het scheppen van levensvatbare, blijvende banen.

De startkapitaalactie wordt beheerd door het EIF.

4. Indicatieve schets voor de toepassing van de garantiefaciliteit voor leningen ten behoeve van ICT-investeringen door kleine ondernemingen

4.1. Inleiding

De garantiefaciliteit voor leningen ten behoeve van ICT-investeringen zal door het EIF op trustbasis worden beheerd. Zo lang als het EIF tegengaranties of, in voorkomend geval, medegaranties zal verstrekken voor in de lidstaten functionerende garantiestelsels, en directe garanties in het geval van de EIB of andere geschikte financiële intermediairs, zullen zijn verliezen uit de desbetreffende garanties met communautaire middelen worden gedekt. Aldus zal de regeling kunnen worden afgestemd op kleine ondernemingen met groeipotentieel die hun bedrijf willen moderniseren en de mogelijkheden van internet en de elektronische handel willen exploiteren door de aanschaf van ICT en door investeringen in opleiding en die bijzonder moeilijk financiering kunnen verkrijgen omdat het verstrekken van leningen aan deze ondernemingen als zeer riskant wordt ervaren, zoals in het geval van kleine of recent opgerichte ondernemingen

4.2. Intermediairs

Garantiestelsels die in de openbare of de privésector in de lidstaten functioneren, met inbegrip van onderlinge garantiestelsels, de EIB of andere passende financiële instellingen in verband met risicodragende faciliteiten die zij voor het MKB beschikbaar stellen. De intermediairs zullen worden geselecteerd volgens de beste zakelijke en marktpraktijk op een eerlijke en doorzichtige wijze, met inachtneming van: a) het effect op het volume van de schuldfinanciering ten behoeve van kleine ondernemingen, en/of b) het effect op de toegang tot schuldfinanciering voor kleine ondernemingen, en/of c) het effect op de risico's die de betrokken intermediair bij leningen aan kleine ondernemingen op zich neemt.

4.3. In aanmerking komende leningen aan kleine ondernemingen

De financiële criteria voor het in aanmerking komen van leningen aan kleine ondernemingen voor garanties in het kader van de MKB-garantiefaciliteit worden afzonderlijk voor elke intermediair vastgesteld in het kader van de garantiestelsels die zij reeds toepassen, met het doel zo veel mogelijk kleine ondernemingen te bereiken. Deze criteria dienen de marktvoorwaarden en -praktijken in het betrokken gebied te weerspiegelen. De garanties en tegengaranties zullen hoofdzakelijk beschikbaar worden gesteld tot dekking van leningen aan MKB-bedrijven met minder dan 50 werknemers. Bijzondere aandacht zal worden besteed aan leningen ter financiering van immateriële activa.

4.4. EIF-garanties

De garanties van het EIF hebben betrekking op afzonderlijke leningen in een specifieke leningenportefeuille, die, indien dat tot de uitbreiding van de leningen aan kleine ondernemingen voor ICT-investeringen leidt, een bestaande, of een binnen een specifieke periode te creëren leningenportefeuille kan zijn. De garanties van het EIF dekken een deel van het aan de onderliggende leningenportefeuille inherente kredietrisico, waarbij het risico wordt gedeeld met de betrokken financiële intermediair.

4.5. Gelimiteerde gecumuleerde verliezen van het EIF

De verplichting van het EIF om zijn aandeel in de verliezen op leningen aan de intermediair te betalen, blijft bestaan totdat het gecumuleerde bedrag van de betalingen tot dekking van de verliezen op een specifieke leningenportefeuille, verminderd met het gecumuleerde bedrag van de overeenkomstige alsnog geïnde bedragen die aanvankelijk als verliezen waren geboekt, een tevoren overeengekomen bedrag bereikt, waarna de garantie van het EIF automatisch wordt geannuleerd.

4.6. EIF op gelijke voet met de intermediair

De garanties van het EIF staan gewoonlijk op gelijke voet met de garanties of, in voorkomend geval, met de leningen die door de intermediair worden verstrekt.

4.7. Rekening voor gelden van derden (trustrekening)

Bij het EIF wordt een rekening voor gelden van derden (trustrekening) geopend voor de begrotingsmiddelen voor de regeling. Deze regeling is rentedragend; de ontvangen rente wordt aan de middelen van de faciliteit toegevoegd.

4.8. Recht van het EIF om gelden aan de trustrekening te onttrekken

Het EIF heeft het recht de rekening voor gelden van derden (trustrekening) te debiteren voor betalingen om aan zijn verplichtingen voor de gelimiteerde gecumuleerde verliezen uit hoofde van de garantiefaciliteit te voldoen, en, met goedkeuring van de Commissie, voor andere in aanmerking komende kosten, bijvoorbeeld zijn beheerskosten, honoraria van juristen en promotiekosten van de regeling.

4.9. Bijschrijving op de trustrekening van bedragen die al als verliezen waren geboekt, maar alsnog worden geïnd

Alsnog geïnde bedragen die aanvankelijk waren geboekt als verliezen op leningen waarvoor betalingen werden verricht uit hoofde van garanties die werden aangesproken, moeten op de rekening voor gelden van derden (trustrekening) worden bijgeschreven.

4.10. Looptijd van de regeling

Het is de bedoeling dat de afzonderlijke garanties voor kleine ondernemingen een looptijd van vijf tot tien jaar hebben. Indien op de trustrekening voldoende middelen voorhanden zijn, zal het EIF nieuwe garantieverplichtingen aangaan tot vier jaar na de goedkeuring van de faciliteit. Bedragen die bij het verstrijken van de uitstaande garanties op de trustrekening staan, worden in de Gemeenschapsbegroting teruggestort.

4.11. Rekenkamer

De nodige regelingen worden getroffen om de Rekenkamer van de Europese Gemeenschap in staat te stellen zijn taak te vervullen teneinde de regelmatigheid van de betalingen te verifiëren.

FINANCIEEL MEMORANDUM

1. Titel van de maatregel

Meerjarenprogramma voor ondernemingen en ondernemerschap (2001-2005)

2. Begrotingsonderdelen

B5-512 B5-512A

3. Rechtsgrond

Artikel 157, lid 3, van het EG-Verdrag

4. Omschrijving van de maatregel

4.1 Algemene doelen

1. Het ondernemerschap promoten als waardevolle en productieve levenservaring gebaseerd op klantgerichtheid en een sterkere dienstverleningscultuur.

2. Bevorderen van een gunstig regelgevend en ondernemingsklimaat ontstaat waarin rekening wordt gehouden met duurzame ontwikkeling en waarin onderzoek, innovatie en ondernemerschap kunnen gedijen.

3. Het financiële klimaat voor het MKB verbeteren.

4. Het concurrentievermogen van het MKB in de kenniseconomie versterken.

5. Erop toezien dat bedrijfsondersteunende netwerken en diensten aan de ondernemingen worden aangeboden en dat deze worden gecoördineerd.

4.2 Looptijd, wijze van vernieuwing of verlenging

1 januari 2001 - 31 december 2005.

De Commissie zal de uitvoering van het programma evalueren en daarover voor eind juni 2003 verslag uitbrengen aan het Europees Parlement en de Raad. Voor 31 december 2004 zal een evaluatie van het programma worden verricht.

5. Indeling van uitgaven en ontvangsten

5.1 Niet-verplichte uitgaven

5.2 Gesplitste kredieten

6. Aard van uitgaven en ontvangsten

-Subsidies in het kader van medefinanciering, samen met andere bronnen in de particuliere en/of overheidssector (meer dan 60% van de totale aangevraagde kredieten),

-Studies, seminars, benchmarking, evenementen in het kader van gecoördineerde acties, opleidingsbijeenkomsten, gebruikskosten van apparatuur, informatie, documenten.

7. Financiële gevolgen

7.1 Wijze van berekening van de totale kosten van de maatregel (samenhang tussen de kosten per onderdeel en de totale kosten)

De bij de kostenverdeling (punt 7.2) aangegeven bedragen zijn de totale uitgaven om de in artikel 2 genoemde doelen te verwezenlijken.

De Commissie zal maatregelen nemen om de algemene doelen in concrete acties om te zetten. Deze maatregelen zullen nauwkeurige budgettaire eisen bevatten, waarbij de in artikel 4 vastgestelde procedures zullen worden gevolgd.

De kandidaat-lidstaten die aan het programma deelnemen, leveren een financiële bijdrage om de kosten van hun deelname te dekken. Het bedrag per land zal worden vastgesteld in de specifieke rechtsinstrumenten tot openstelling van het programma.

De kosten worden berekend op basis van de uitgaven in voorgaande jaren.

7.2 Kostenverdeling

7.2.1 Indeling van de uitgaven

>RUIMTE VOOR DE TABEL>

7.2.2 Indeling van de ondersteunende uitgaven (begrepen in 7.2.1)

>RUIMTE VOOR DE TABEL>

7.3 Tijdschema voor de vastleggings- en betalingskredieten

B5 - 512 - in miljoenen euro's

>RUIMTE VOOR DE TABEL>

B5-512 A - in miljoenen euro's

>RUIMTE VOOR DE TABEL>

8. Maatregelen ter bestrijding van fraude

Vóór de betaling van subsidies of de acceptatie van diensten en studies die door de diensten van de Commissie in opdracht zijn gegeven dan wel uitgevoerd, wordt een controle verricht, waarbij rekening wordt gehouden met de contractuele verplichtingen en de beginselen van zuinigheid en goed financieel en algemeen beheer. Fraudebestrijdingsmaatregelen, zoals het verstrekken van bewijsstukken van een gezonde financiële positie en de indiening van verslagen, maken deel uit van alle overeenkomsten en contracten die tussen de Commissie en de begunstigden worden gesloten.

9. Elementen voor de kosten-batenanalyse

9.1 Specifieke en kwantificeerbare doelen; doelgroep

1. Het ondernemerschap promoten als waardevolle en productieve levenservaring gebaseerd op klantgerichtheid en een sterkere dienstverleningscultuur.

2. Bevorderen van een gunstig regelgevend en ondernemingsklimaat ontstaat waarin rekening wordt gehouden met duurzame ontwikkeling en waarin onderzoek, innovatie en ondernemerschap kunnen gedijen.

3. Het financiële klimaat voor het MKB verbeteren.

4. Het concurrentievermogen van het MKB in de kenniseconomie versterken.

5. Erop toezien dat bedrijfsondersteunende netwerken en diensten aan de ondernemingen worden aangeboden en dat deze worden gecoördineerd.

De Commissie zal jaarlijks bij het in artikel 4 genoemde comité een ontwerp-werkprogramma voor de uitvoering van het programma indienen. In deze werkprogramma's worden de algemene doelen in concrete acties omgezet; ze bevatten een nauwkeurige beschrijving van de budgettaire behoeften.

De doelgroep omvat alle ondernemingen in de Europese Economische Ruimte en in de kandidaat-lidstaten, en met name het MKB en alle bestaande en potentiële ondernemers. Bepaalde acties zijn op specifieke doelgroepen en/of economische sectoren gericht. Tot de doelgroep behoren voorts representatieve organisaties en verenigingen van het bedrijfsleven, zoals de kamers van koophandel.

9.2 Motivering van de maatregel

Het is een algemeen erkend feit dat ondernemingen, en met name het MKB, een centrale plaats innemen bij pogingen de economische groei, het concurrentievermogen en het scheppen van werkgelegenheid in de Europese Unie te bevorderen. Tegen de achtergrond van het economische en ondernemingenbeleid van de Europese Unie biedt het meerjarenprogramma voor ondernemingen en ondernemerschap (2001-2005) het raamwerk voor een reeks acties die de prestaties van de ondernemingen moeten optimaliseren en de productieve ondernemersactivitieit moeten stimuleren.

De acties in het kader van het meerjarenprogramma voor ondernemingen en ondernemerschap (2001-2005) bieden op Europees niveau een toegevoegde waarde ten opzichte van het desbetreffende beleid op het niveau van de lidstaten, zonder dat het subsidiariteitsbeginsel in het geding komt. Acties van transnationale aard bieden voordelen die soortgelijke acties die enkel op nationaal niveau worden uitgevoerd, niet hebben.

Sommige van de bestaande initiatieven van de Gemeenschap hebben betrekking op de in de mededeling aangesproken problemen. Dit betreft onder meer het vijfde kaderprogramma voor activiteiten op het gebied van onderzoek, technologische ontwikkeling en demonstratie [23], het programma voor de bevordering van innovatie en stimulering van deelneming van het MKB [24], de strategie voor de Europese interne markt [25] en de in het kader van de structuurfondsen op het MKB gerichte acties. Het meerjarenprogramma voor ondernemingen en ondernemerschap vormt een aanvulling op deze activiteiten. De Cardiff-procedure en de Globale richtsnoeren voor het economisch beleid [26] worden geïntegreerd in de verschillende initiatieven.

[23] Beschikking 182/1999/EG van het Europees Parlement en de Raad van 22 december 1998, PB L 26 van 1.2.1999, blz. 1.

[24] Beschikking 1999/172/EG van de Raad van 25 januari 1999, PB L 64 van 12.3.1999, blz. 91.

[25] COM (1999) 624 def.

[26] COM (2000) 214 def.

9.3 Follow-up en evaluatie van de maatregel

Indicatoren en doelen worden vastgesteld in het licht van de betrokken specifieke maatregel. Zij zullen worden gespecificeerd in het besluit over het jaarlijkse werkprogramma. Voor de uitwisseling van goede werkwijzen, een van de belangrijkste instrumenten voor de beleidsverbetering, heeft het geen zin deze vooraf vast te leggen. Bij een goed praktijkproject over bijvoorbeeld de procedures voor de oprichting van een nieuw bedrijf, kan men kijken naar de tijd en de kosten die eraan wordt besteed. Voor acties ter verbetering van het financiële klimaat voor het MKB, zoals de ontwikkeling van netwerken van business angels, kan worden gelet op het aantal netwerken, de participatie en het aantal bedrijven dat direct door de netwerken wordt geholpen. Voor het netwerk van Euro Info Centres kan gebruik worden gemaakt van het aantal beantwoorde vragen en de kwaliteit van de geleverde informatie, alsook van een kwalitatieve meting van de tevredenheid van de klanten.

De Commissie zal de uitvoering van het programma evalueren en daarover vóór eind juni 2003 verslag uitbrengen aan het Europees Parlement en de Raad.

Uiterlijk eind december 2004 zal de Commissie bij het Europees Parlement en de Raad een evaluatieverslag over de uitvoering van dit programma indienen. Hierin zal worden nagegaan of de doelen van het programma zijn verwezenlijkt. Het verslag zal een kosten-batenanalyse bevatten, alsmede een beoordeling, op basis van indicatoren voor het meten van de resultaten, of de doelen al dan niet zijn bereikt.

10. Huishoudelijke uitgaven (Afdeling III, Deel A, van de algemene begroting)

De benodigde huishoudelijke en personele middelen moeten worden gevonden in de bestaande middelen van de dienst die het programma beheert. [27]

[27] De Commissie zal de werking van de bestaande bedrijfsondersteunende netwerken, zoals de Euro Info Centres (EIC's), BC-Net, BSO, Bedrijfsinnovatiecentra (BIC's) en Relaycentra voor Innovatie (RCI's), voor eind 2000 bestuderen, met het oog op een betere integratie en stroomlijning van deze netwerken. In dit verband zal de Commissie ook aandacht besteden aan haar beroep op bureaus voor technische bijstand voor de ondersteuning van de netwerken. Het resultaat van deze evaluatie kan aanleiding zijn voor een bijstelling naar beneden van de indicatieve bedragen, met name voor studies, die in het meerjarenprogramma 2001-2005 zijn opgenomen. Bovendien zal door middel van peer review ook een zorgvuldig kritisch onderzoek worden uitgevoerd ten aanzien van het voor het meerjarenprogramma voorziene personeel.

10.1 Gevolgen voor de personeelssterkte

>RUIMTE VOOR DE TABEL>

10.2 Financiële gevolgen van het extra personeel

euro

>RUIMTE VOOR DE TABEL>

10.3 Stijging van andere huishoudelijke uitgaven als gevolg van de maatregel

euro

>RUIMTE VOOR DE TABEL>