24.4.2014 |
NL |
Publicatieblad van de Europese Unie |
L 121/1 |
GEDELEGEERDE VERORDENING (EU) Nr. 404/2014 VAN DE COMMISSIE
van 17 februari 2014
tot wijziging van bijlage II bij Verordening (EU) nr. 510/2011 van het Europees Parlement en de Raad wat betreft de monitoring van CO2-emissies van nieuwe lichte bedrijfsvoertuigen waarvoor typegoedkeuring is verleend in een meerfasenprocedure
(Voor de EER relevante tekst)
DE EUROPESE COMMISSIE,
Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,
Gezien Verordening (EU) nr. 510/2011 van het Europees Parlement en de Raad van 11 mei 2011 tot vaststelling van emissienormen voor nieuwe lichte bedrijfsvoertuigen in het kader van de geïntegreerde benadering van de Unie om de CO2-emissies van lichte voertuigen te beperken (1), en met name artikel 8, lid 9, tweede alinea,
Overwegende hetgeen volgt:
(1) |
In bijlage XII bij Verordening (EG) nr. 692/2008 van de Commissie (2) wordt een nieuwe methode beschreven voor de bepaling van de CO2-emissies en het brandstofverbruik van voertuigen van categorie N1 waarvoor typegoedkeuring wordt verleend in een meerfasenprocedure (hierna „meerfasenvoertuigen” genoemd). Die nieuwe methode zal vanaf 1 januari 2014 worden toegepast, maar mag sinds 1 januari 2013 al op vrijwillige basis worden toegepast. |
(2) |
Bijlage II, deel B, punt 7, bij Verordening (EU) nr. 510/2011 bepaalt dat de specifieke CO2-emissies van voltooide voertuigen moeten worden toegewezen aan de fabrikant van het basisvoertuig. Dit vereist dat een voltooid meerfasenvoertuig in het monitoringproces als zodanig kan worden herkend en dat de fabrikant van het basisvoertuig kan worden aangewezen. Het vereist ook dat bepaalde gegevens over het basisvoertuig worden vastgesteld overeenkomstig de methoden in bijlage XII bij Verordening (EG) nr. 692/2008. |
(3) |
Overeenkomstig artikel 8, lid 5, van Verordening (EU) nr. 510/2011 hebben de fabrikanten van het basisvoertuig het recht om de gegevens over een meerfasenvoertuig, aan de hand waarvan hun specifieke CO2-emissiedoelstellingen worden berekend, te verifiëren. Daarom moeten de relevante gegevensparameters worden bepaald die het mogelijk maken die verificatie doeltreffend uit te voeren. |
(4) |
De methode van bijlage XII bij Verordening (EG) nr. 692/2008 is van toepassing op incomplete en voltooide voertuigen. Wanneer echter een compleet voertuig vóór de eerste inschrijving verder wordt omgebouwd, moet worden verduidelijkt dat de massa in rijklare toestand en de CO2-emissies van het complete voertuig dat als basisvoertuig wordt gebruikt, moeten worden gemonitord en in aanmerking moeten worden genomen bij de berekening van de specifieke emissiedoelstellingen. |
(5) |
Om ervoor te zorgen dat de CO2-emissies van meerfasenvoertuigen op geschikte en doeltreffende wijze kunnen worden gemonitord en geverifieerd, moeten de te verstrekken gegevens verder worden gespecificeerd. |
(6) |
Een voertuig is identificeerbaar via een voertuigidentificatienummer (hierna „VIN” genoemd), d.i. een alfanumerieke code die de fabrikant aan het voertuig toekent overeenkomstig Verordening (EU) nr. 19/2011 van de Commissie (3). In punt 4 van bijlage XVII bij Richtlijn 2007/46/EG van het Europees Parlement en de Raad (4) wordt als basisregel bepaald dat het identificatienummer van het basisvoertuig tijdens alle daaropvolgende fasen van de typegoedkeuringsprocedure moet worden behouden om de traceerbaarheid ervan te waarborgen. Via het VIN moet het dan ook mogelijk zijn om het voltooide voertuig aan een basisvoertuig te koppelen en zo de fabrikant van het basisvoertuig te bepalen die verantwoordelijk is voor de CO2-emissies. Het VIN moet het de fabrikant van het basisvoertuig bovendien mogelijk maken de relevante gegevens met betrekking tot het basisvoertuig te verifiëren. Aangezien die koppeling via geen andere parameters tot stand kan worden gebracht, is het passend van de lidstaten monitoring en rapportering aan de Commissie te eisen van de VIN's van nieuw ingeschreven voertuigen van categorie N1 via het systeem voor gegevensverzameling van het Europees Milieuagentschap (EMA). |
(7) |
Om de specifieke emissiedoelstellingen ten aanzien van meerfasenvoertuigen te berekenen, moet, overeenkomstig bijlage II, deel B, punt 7, bij Verordening (EU) nr. 510/2011, rekening worden houden met de standaard toegevoegde massa die wordt bepaald volgens bijlage XII, punt 5.3, bij Verordening (EG) nr. 692/2008. Dit vergt de monitoring en rapportering van de massa in rijklare toestand van het basisvoertuig en de technisch toelaatbare maximummassa in beladen toestand daarvan, op grond waarvan de standaard toegevoegde massa kan worden bepaald, of bij wijze van alternatief de monitoring en rapportering van de standaard toegevoegde massa zelf. Om te bepalen of een meerfasenvoertuig binnen het toepassingsgebied van Verordening (EU) nr. 510/2011 valt, moet bovendien worden nagegaan of de referentiemassa van het voltooide voertuig niet meer bedraagt dan de in artikel 2, lid 1, van die verordening bedoelde maxima. |
(8) |
Wanneer lidstaten door de opzet van hun registratiesysteem van gegevens met betrekking tot nieuwe lichte bedrijfsvoertuigen niet in staat zijn alle volgens bijlage II bij Verordening (EU) nr. 510/2011 vereiste parameters te verstrekken, mogen die parameters worden verstrekt door de fabrikanten die betrokken zijn bij de in artikel 8, lid 5, van Verordening (EU) nr. 510/2011 bedoelde mededeling. |
(9) |
Om dezelfde reden mogen de fabrikanten overeenkomstig Uitvoeringsverordening (EU) nr. 293/2012 van de Commissie (5) aan de Commissie en het EMA de VIN's doorgeven die zij hebben toegewezen aan voertuigen die tijdens het voorgaande kalenderjaar zijn verkocht of waarvoor een garantie is afgegeven in dat jaar. |
(10) |
VIN's kunnen na de inschrijving voor het in het verkeer brengen van een voertuig, worden gekoppeld aan gegevensbestanden waarmee de eigenaar van het voertuig kan worden geïdentificeerd. Op zichzelf bevat het VIN echter geen persoonsgegevens en de verwerking van gegevens voor de toepassing van Verordening (EU) nr. 510/2011 vereist geen toegang tot of verwerking van gekoppelde persoonsgegevens. De monitoring en rapportering van VIN's wordt derhalve niet beschouwd als verwerking van persoonsgegevens binnen het toepassingsgebied van Richtlijn 95/46/EG van het Europees Parlement en de Raad (6) of Verordening (EG) nr. 45/2001 van het Europees Parlement en de Raad (7). Niettemin wordt erkend dat VIN's kunnen worden beschouwd als gevoelige gegevens, onder meer met betrekking tot preventie van voertuigdiefstal, en het is daarom passend om ervoor te zorgen dat de aan de Commissie en het EMA gerapporteerde VIN's niet openbaar worden gemaakt. |
(11) |
De Commissie moet, ondersteund door het EMA, de betrokken fabrikanten en voertuigen identificeren en het voorlopige gegevensbestand overeenkomstig artikel 10 ter van Uitvoeringsverordening (EU) nr. 293/2012 voorbereiden door de door de lidstaten gerapporteerde VIN's te koppelen met die van de fabrikanten. |
(12) |
Met het oog op volledige overeenstemming van de monitoringvereisten uit hoofde van Verordening (EU) nr. 510/2011 met die voor personenauto's uit hoofde van Verordening (EG) nr. 443/2009 van het Europees Parlement en de Raad (8), is een aanpassing wenselijk van de voorschriften in bijlage II van Verordening (EU) nr. 510/2011 wat betreft de verstrekking van geaggregeerde gegevens en de methode voor het vaststellen van informatie voor de monitoring van de CO2-emissies van lichte bedrijfsvoertuigen. |
(13) |
Bijlage II bij Verordening (EU) nr. 510/2011 moet daarom dienovereenkomstig worden gewijzigd, |
HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:
Artikel 1
Bijlage II bij Verordening (EU) nr. 510/2011 wordt gewijzigd overeenkomstig de bijlage bij deze verordening.
Artikel 2
Deze verordening treedt in werking op de twintigste dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.
Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.
Gedaan te Brussel, 17 februari 2014.
Voor de Commissie
De voorzitter
José Manuel BARROSO
(1) PB L 145 van 31.5.2011, blz. 1.
(2) Verordening (EG) nr. 692/2008 van de Commissie van 18 juli 2008 tot uitvoering en wijziging van Verordening (EG) nr. 715/2007 van het Europees Parlement en de Raad betreffende de typegoedkeuring van motorvoertuigen met betrekking tot emissies van lichte personen- en bedrijfsvoertuigen (Euro 5 en Euro 6) en de toegang tot reparatie- en onderhoudsinformatie (PB L 199 van 28.7.2008, blz. 1).
(3) Verordening (EU) nr. 19/2011 van de Commissie van 11 januari 2011 betreffende typegoedkeuringsvoorschriften voor de voorgeschreven constructieplaat en voor het voertuigidentificatienummer van motorvoertuigen en aanhangwagens daarvan en tot uitvoering van Verordening (EG) nr. 661/2009 van het Europees Parlement en de Raad betreffende typegoedkeuringsvoorschriften voor de algemene veiligheid van motorvoertuigen, aanhangwagens daarvan en daarvoor bestemde systemen, onderdelen en technische eenheden (PB L 8 van 12.1.2011, blz. 1).
(4) Richtlijn 2007/46/EG van het Europees Parlement en de Raad van 5 september 2007 tot vaststelling van een kader voor de goedkeuring van motorvoertuigen en aanhangwagens daarvan en van systemen, onderdelen en technische eenheden die voor dergelijke voertuigen zijn bestemd (PB L 263 van 9.10.2007, blz. 1).
(5) Uitvoeringsverordening (EU) nr. 293/2012 van de Commissie van 3 april 2012 inzake de monitoring en rapportering van registratiegegevens van nieuwe lichte bedrijfsvoertuigen overeenkomstig Verordening (EU) nr. 510/2011 van het Europees Parlement en de Raad (PB L 98 van 4.4.2012, blz. 1).
(6) Richtlijn 95/46/EG van het Europees Parlement en de Raad van 24 oktober 1995 betreffende de bescherming van natuurlijke personen in verband met de verwerking van persoonsgegevens en betreffende het vrije verkeer van die gegevens (PB L 281 van 23.11.1995, blz. 31).
(7) Verordening (EG) nr. 45/2001van het Europees Parlement en de Raad van 18 december 2000 betreffende de bescherming van natuurlijke personen in verband met de bescherming van persoonsgegevens door de communautaire instellingen en organen en betreffende het vrije verkeer van die gegevens (PB L 8 van 12.1.2001, blz. 1).
(8) Verordening (EG) nr. 443/2009 van het Europees Parlement en de Raad van 23 april 2009 tot vaststelling van emissienormen voor nieuwe personenauto's, in het kader van de communautaire geïntegreerde benadering om de CO2-emissies van lichte voertuigen te beperken (PB L 140 van 5.6.2009, blz. 1).
BIJLAGE
Bijlage II bij Verordening (EU) nr. 510/2011 wordt als volgt gewijzigd:
1) |
Deel A wordt als volgt gewijzigd:
|
2) |
Deel B wordt als volgt gewijzigd:
|
3) |
Deel C wordt vervangen door: „C. Formaat voor het indienen van de gegevens De lidstaten dienen voor elk jaar de in deel A, punten 1 en 3, gespecificeerde informatie in het volgende formaat in: Afdeling 1 — Geaggregeerde monitoringgegevens
Afdeling 2 — Gedetailleerde monitoringgegevens — per afzonderlijk voertuig
|
(1) Alpha-2-codes van ISO 3166 met uitzondering van Griekenland en het Verenigd Koninkrijk waarvoor de code „EL” respectievelijk „UK” is.
(2) Wanneer bij meerfasenvoertuigen de gegevens niet voor het basisvoertuig kunnen worden verstrekt, moet de lidstaat ten minste de in dit formaat gespecificeerde gegevens voor het voltooide voertuig verstrekken. Wanneer het voertuigidentificatienummer niet kan worden verstrekt, moeten alle gedetailleerde gegevens worden verstrekt voor het complete voertuig, het voltooide voertuig alsmede voor het basisvoertuig in overeenstemming met deel A, punt 1.2, onder a), b) en c), van deze bijlage.
(3) In het geval van nationale goedkeuringen van kleine series (national small series approvals — NSS) of individuele goedkeuringen (individual approvals — IVA), moet de naam van de fabrikant worden verstrekt in de kolom „Naam van de fabrikant volgens register van de lidstaat” en moet in de kolom „Naam fabrikant volgens EU-standaardaanduiding” een van de volgende vermeldingen worden opgenomen: „AA-NSS” of „AA-IVA”, naargelang van het geval.
(4) Vermeld in het geval van meerfasenvoertuigen de fabrikant van het basisvoertuig (incompleet/compleet). Als de fabrikant van het basisvoertuig niet bekend is, vermeld dan alleen de fabrikant van het voltooide voertuig.
(5) Vermeld in het geval van meerfasenvoertuigen de technisch toelaatbare maximummassa in beladen toestand van het basisvoertuig.
(6) In het geval van meerfasenvoertuigen mogen de massa in rijklare toestand en de technisch toelaatbare maximummassa in beladen toestand van het basisvoertuig worden vervangen door de standaard toegevoegde massa als gespecificeerd in de typegoedkeuringsinformatie overeenkomstig punt 2.17.2 van bijlage I bij Richtlijn 2007/46/EG.”.