11.3.2014   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 70/30


UITVOERINGSBESLUIT VAN DE COMMISSIE

van 10 maart 2014

betreffende de goedkeuring van de „E-Light”-dimlichtmodule met lichtdioden als innoverende technologie ter beperking van de CO2-emissies van personenauto’s uit hoofde van Verordening (EG) nr. 443/2009 van het Europees Parlement en de Raad

(Voor de EER relevante tekst)

(2014/128/EU)

DE EUROPESE COMMISSIE,

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,

Gezien Verordening (EG) nr. 443/2009 van het Europees Parlement en de Raad van 23 april 2009 tot vaststelling van emissienormen voor nieuwe personenauto’s, in het kader van de communautaire geïntegreerde benadering om de CO2-emissies van lichte voertuigen te beperken (1), en met name artikel 12, lid 4,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Op 9 juli 2013 heeft de leverancier Automotive Lighting Reutlingen GmbH („de aanvrager”) een aanvraag ingediend voor goedkeuring van de „E-Light”-dimlichtmodule met lichtdioden (leds) als innoverende technologie. De aanvraag is beoordeeld op volledigheid overeenkomstig artikel 4 van Uitvoeringsverordening (EU) nr. 725/2011 van de Commissie (2). De aanvraag werd geacht volledig te zijn en de periode voor de beoordeling van de aanvraag door de Commissie ging in op de dag volgende op de datum van de officiële ontvangst, d.w.z. 10 juli 2013.

(2)

De aanvraag is beoordeeld overeenkomstig artikel 12 van Verordening (EG) nr. 443/2009, Uitvoeringsverordening (EU) nr. 725/2011 en de Technical Guidelines for the preparation of applications for the approval of innovative technologies pursuant to Regulation (EC) No 443/2009 („de technische richtsnoeren”) (3).

(3)

De aanvraag betreft de „E-Light”-dimlichtmodule met leds, een verlichtingstechnologie op basis van een zogeheten refractie-reflectiesysteem. De E-Light-module maakt gebruik van de reflectie en refractie van licht door lenzen om het door een klein aantal ledlampen geproduceerde licht te concentreren. Deze technologie verschilt wezenlijk van het bij Uitvoeringsbesluit 2013/128/EU van de Commissie (4) als eco-innovatie goedgekeurde ledverlichtingssysteem. Ook moet worden opgemerkt dat de aanvraag van Automotive Lighting is gebaseerd op de in de technische richtsnoeren beschreven vereenvoudigde benadering, terwijl de eerder goedgekeurde aanvraag was gebaseerd op de uitgebreide benadering.

(4)

De Commissie is van oordeel dat uit de in de aanvraag verstrekte informatie blijkt dat aan de in artikel 12 van Verordening (EG) nr. 443/2009 en in de artikelen 2 en 4 van Uitvoeringsverordening (EU) nr. 725/2011 bedoelde voorwaarden en criteria is voldaan.

(5)

De aanvrager heeft aangetoond dat de E-Light-module in niet meer dan 3 % van de in het referentiejaar 2009 geregistreerde nieuwe personenauto’s is toegepast. Ter staving hiervan verwees de aanvrager naar de technische richtsnoeren, die een samenvatting bevatten van het „Light Sight Safety”-verslag van Clepa. De aanvrager heeft gebruikgemaakt van vooraf gedefinieerde functies en gemiddelde gegevens volgens de in de technische richtsnoeren gespecificeerde vereenvoudigde benadering.

(6)

De aanvrager heeft volgens de in de technische richtsnoeren beschreven vereenvoudigde benadering gebruikgemaakt van halogeenverlichting als basistechnologie om de CO2-reductiecapaciteit van de „E-Light”-module aan te tonen.

(7)

De aanvrager heeft een testmethode voor de CO2-reducties voorgelegd die formules bevat die consistent zijn met de in de technische richtsnoeren beschreven formules voor de vereenvoudigde benadering met betrekking tot verlichtingsfuncties. De Commissie is van oordeel dat de testmethode verifieerbare, reproduceerbare en vergelijkbare resultaten zal opleveren en dat de methode de CO2-emissievoordelen van de innoverende technologie op realistische wijze en met een sterke statistische significantie kan aantonen, overeenkomstig artikel 6 van Uitvoeringsverordening (EU) nr. 725/2011.

(8)

Tegen die achtergrond is de Commissie van oordeel dat de aanvrager afdoende heeft aangetoond dat de door de innoverende technologie bereikte emissiereductie ten minste 1 g CO2/km bedraagt.

(9)

Aangezien de activering van de verlichting in het dimlicht niet vereist is voor de in Verordening (EG) nr. 715/2007 van het Europees Parlement en de Raad (5) en Verordening (EG) nr. 692/2008 van de Commissie (6) bedoelde typegoedkeuringstest wat CO2-emissies betreft, neemt de Commissie er genoegen mee dat de verlichtingsfuncties in kwestie niet onder de standaardtestcyclus vallen.

(10)

De activering van de betrokken verlichtingsfuncties is verplicht om het veilige gebruik van het voertuig te garanderen en hangt dus niet af van de keuze van de bestuurder. Op basis daarvan is de Commissie van oordeel dat de vermindering van de CO2-emissie door het gebruik van leds aan de fabrikant moet worden toegeschreven.

(11)

De Commissie stelt vast dat het verificatierapport door FAKT S.r.l. (een onafhankelijke en gecertificeerde instantie) is opgesteld en dat het de conclusies ondersteunt die in de aanvraag zijn uiteengezet.

(12)

Tegen die achtergrond moet er volgens de Commissie geen bezwaar worden gemaakt tegen de goedkeuring van de innoverende technologie in kwestie.

(13)

Fabrikanten die de CO2-besparingen die uit de toepassing van de bij dit besluit goedgekeurde innoverende technologie voortvloeien, willen aanwenden om hun gemiddelde specifieke CO2-emissies te verlagen en zo hun specifieke emissiedoelstelling te verwezenlijken, moeten overeenkomstig artikel 11, lid 1, van Uitvoeringsverordening (EU) nr. 725/2011 in hun aanvraag voor een EG-typegoedkeuringscertificaat voor de betrokken voertuigen naar dit besluit verwijzen,

HEEFT HET VOLGENDE BESLUIT VASTGESTELD:

Artikel 1

1.   De „E-Light”-dimlichtmodule met leds, die bestemd is voor gebruik in voertuigen van categorie M1, is goedgekeurd als innoverende technologie in de zin van artikel 12 van Verordening (EG) nr. 443/2009.

2.   De CO2-emissiereductie door het gebruik van de in lid 1 bedoelde „E-Light”-dimlichtmodule met leds wordt bepaald volgens de in de bijlage beschreven methode.

Artikel 2

Dit besluit treedt in werking op de twintigste dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Gedaan te Brussel, 10 maart 2014.

Voor de Commissie

De voorzitter

José Manuel BARROSO


(1)  PB L 140 van 5.6.2009, blz. 1.

(2)  Uitvoeringsverordening (EU) nr. 725/2011 van de Commissie van 25 juli 2011 tot vaststelling van een procedure voor de goedkeuring en certificering van innoverende technologieën ter beperking van de CO2-emissies van personenauto’s (PB L 194 van 26.7.2011, blz. 19).

(3)  http://ec.europa.eu/clima/policies/transport/vehicles/cars/docs/guidelines_en.pdf

(4)  Uitvoeringsbesluit 2013/128/EU van de Commissie van 13 maart 2013 betreffende de goedkeuring van het gebruik van lichtdioden in bepaalde verlichtingsfuncties van een M1-voertuig als innoverende technologie ter beperking van de CO2-emissies van personenauto’s uit hoofde van Verordening (EG) nr. 443/2009 van het Europees Parlement en de Raad (PB L 70 van 14.3.2013, blz. 7).

(5)  Verordening (EG) nr. 715/2007 van het Europees Parlement en de Raad van 20 juni 2007 betreffende de typegoedkeuring van motorvoertuigen met betrekking tot emissies van lichte personen- en bedrijfsvoertuigen (Euro 5 en Euro 6) en de toegang tot reparatie- en onderhoudsinformatie (PB L 171 van 29.6.2007, blz. 1).

(6)  Verordening (EG) nr. 692/2008 van de Commissie van 18 juli 2008 tot uitvoering en wijziging van Verordening (EG) nr. 715/2007 van het Europees Parlement en de Raad van 29 juni 2007 betreffende de typegoedkeuring van motorvoertuigen met betrekking tot emissies van lichte personen- en bedrijfsvoertuigen (Euro 5 en Euro 6) en de toegang tot reparatie- en onderhoudsinformatie (PB L 199 van 28.7.2008, blz. 1).


BIJLAGE

METHODE OM DE VERMINDERING VAN CO2-EMISSIES DOOR HET GEBRUIK VAN DE E-LIGHT-DIMLICHTMODULE MET LEDS IN EEN VOERTUIG VAN CATEGORIE M1 TE BEPALEN

1.   Inleiding

Om te bepalen welke CO2-emissiereductie aan het gebruik van de „E-Light”-dimlichtmodule met leds in een voertuig van categorie M1 kan worden toegeschreven, moet het volgende worden vastgesteld:

a)

de testvoorwaarden;

b)

de testprocedure;

c)

de formules voor het berekenen van de CO2-besparingen;

d)

de formules voor het berekenen van de standaardafwijking;

e)

de bepaling van de CO2-besparingen voor certificatie door de typegoedkeuringsinstanties.

2.   Testvoorwaarden

De voorschriften van VN/ECE-Reglement nr. 112 (1) betreffende uniforme bepalingen voor de goedkeuring van voor motorvoertuigen bestemde koplampen die asymmetrisch dimlicht en/of grootlicht uitstralen en voorzien zijn van gloeilampen en/of ledmodules zijn van toepassing. Voor de bepaling van het elektriciteitsverbruik moeten punt 6.1.4 van VN/ECE-Reglement nr. 112 en de punten 3.2.1 en 3.2.2 van bijlage 10 bij dat reglement worden geraadpleegd.

Bovendien moet de geteste apparatuur gedurende 30 minuten worden opgewarmd door deze aan te sluiten op een stroom van 0,78 A bij een spanning van 13,4 V. De geteste apparatuur bestaat uit de elektronische regeleenheid (ECU) van de ledlamp en de dimlichtmodule.

3.   De testprocedure

De metingen moeten worden uitgevoerd zoals aangegeven in de figuur. De volgende apparatuur moet worden gebruikt:

twee digitale multimeters, één voor het meten van de gelijkstroom en één voor het meten van de gelijkspanning,

een voedingseenheid.

Image

Figuur

Testopstelling (A: ampèremeter, Led-ECU: elektronische regeleenheid voor ledlamp)

In totaal moeten tien metingen worden uitgevoerd bij de volgende testspanningen: 9,0 V; 10,0 V; 11,0 V; 12,0 V; 13,0 V; 13,2 V; 13,4 V; 14,0 V; 15,0 V; 16,0 V (de waarden 13,2 en 13,4 V zijn typische spanningswaarden voor personenauto’s).

Voor elke spanning moet de bijbehorende stroom worden gemeten.

De precieze nominale spanningen en de gemeten stroom moeten in vier decimalen worden geregistreerd.

4.   Formules

De volgende stappen moeten worden gevolgd om de CO2-besparingen te bepalen en vast te stellen of de drempelwaarde van 1 g CO2/km wordt gehaald:

stap 1

:

berekenen van de elektriciteitsbesparingen;

stap 2

:

berekenen van de CO2-besparingen;

stap 3

:

berekenen van de fout in de CO2-besparingen;

stap 4

:

verifiëren van de drempelwaarde.

4.1.   Berekenen van de elektriciteitsbesparingen

Voor elk van de tien metingen moet het verbruik van elektrisch vermogen worden berekend door de nominale spanning te vermenigvuldigen met de gemeten stroom. Dit moet tien waarden opleveren. Elk van de waarden moet in vier decimalen worden uitgedrukt. Vervolgens moet de gemiddelde waarde van het verbruik van elektrisch vermogen worden berekend (de som van de tien waarden gedeeld door tien).

Voor het berekenen van de bereikte elektriciteitsbesparingen moet de volgende formule worden gebruikt:

formule 1: Formula

waarbij:

ΔP

:

elektriciteitsbesparingen in W;

Pbasistechnologie

:

elektriciteitsverbruik van de basistechnologie: 137 W;

Peco-innovatie

:

gemiddelde waarde van het elektriciteitsverbruik van de eco-innovatie, in W.

4.2.   Berekenen van de CO2-besparingen

Voor het berekenen van de CO2-besparingen van de eco-innovatie worden de volgende formules gebruikt:

 

voor een voertuig met benzinemotor:

formule 2: Formula

 

voor een voertuig met dieselmotor:

formule 3: Formula

In deze formules staat CO2 voor de CO2-besparingen in gCO2/km.

De inputgegevens voor de formules 2 en 3 zijn:

ΔP

:

elektriciteitsbesparing in W, het resultaat van stap 1;

UF

:

gebruiksfactor: 0,33 voor een dimlichtlamp;

v

:

de gemiddelde rijsnelheid van de NEDC: 33,58 km/h;

VPe-P

:

verbruik van effectief vermogen voor voertuigen met benzinemotor, 0,264 l/kWh;

VPe-D

:

verbruik van effectief vermogen voor voertuigen met dieselmotor, 0,22 l/kWh;

ηΑ

:

rendement van de alternator: 0,67;

CFP

:

omrekeningsfactor voor benzine: 2 330 gCO2/l;

CFD

:

omrekeningsfactor voor diesel: 2 640 gCO2/l.

4.3.   Berekenen van de statistische fout in de CO2-besparingen

De statistische fout in de CO2-besparingen moet in twee stappen worden bepaald. Allereerst moet de foutwaarde voor het vermogen wordt bepaald als een standaardafwijking die overeenkomt met een betrouwbaarheidsinterval van 68 %.

Hiervoor moet formule 4 worden gebruikt.

Formule 4: Formula

waarbij:

Formula

:

standaardafwijking van het rekenkundig gemiddelde [W];

xi

:

meetwaarde [W];

Formula

:

rekenkundig gemiddelde [W];

n

:

aantal metingen: 10.

Vervolgens moet de fout in de CO2-besparingen worden bepaald aan de hand van de voortplantingswet, die wordt uitgedrukt door formule 5.

Formule 5: Formula

waarbij:

ΔCCO2:

gemiddelde totale fout in de CO2-besparing (gCO2/km)

∂CCO2 /∂P

gevoeligheid van de berekende CO2-besparingen gerelateerd aan inputwaarde xi;

ePi:

de fout in de inputwaarde [W].

Substitutie van formule 2 in formule 5 geeft voor voertuigen met benzinemotor:

formule 6: Formula

waarbij:

ΔCCO2

:

de fout in de CO2-besparingen [g CO2/km].

eP

:

de fout in het elektriciteitsverbruik [W].

Substitutie van formule 2 in formule 5 geeft voor voertuigen met dieselmotor:

formule 7: Formula

waarbij:

ΔCCO2

:

de fout in de CO2-besparingen [gCO2/km];

eP

:

de fout in het elektriciteitsverbruik [W].

4.4.   Verifiëren van de drempelwaarde

De drempelwaarde wordt geverifieerd met behulp van formule 8. De minimumdrempelwaarde is 1,0 gCO2/km.

Formule 8: Formula

waarbij:

MT

:

minimumdrempelwaarde [gCO2/km];

CCO2

:

totale CO2-besparingen [gCO2/km], uit te drukken in 4 decimalen;

Formula

:

gemiddelde totale fout in de CO2-besparingen [gCO2/km], uit te drukken in vier decimalen.

5.   In de typegoedkeuringsdocumenten te vermelden eco-innovatiecode

Om de algemene eco-innovatiecode vast te stellen die overeenkomstig de bijlagen I, VIII en IX bij Richtlijn 2007/46/EG van het Europees Parlement en de Raad (2) in de desbetreffende typegoedkeuringsdocumenten moet worden vermeld, moet voor de bij dit besluit goedgekeurde innoverende technologie de individuele code „5” worden gebruikt.

Voorbeeld: voor eco-innovatiebesparingen die door de Duitse typegoedkeuringsinstantie zijn gecertificeerd is de code voor de eco-innovatie „e1 5”.


(1)  E/ECE/324/Rev.2/Add.111/Rev.3 - E/ECE/TRANS/505/Rev.2/Add.111/Rev.3 van 9 januari 2013.

(2)  Richtlijn 2007/46/EG van het Europees Parlement en de Raad van 5 september 2007 tot vaststelling van een kader voor de goedkeuring van motorvoertuigen en aanhangwagens daarvan en van systemen, onderdelen en technische eenheden die voor dergelijke voertuigen zijn bestemd (kaderrichtlijn) (PB L 263 van 9.10.2007, blz. 1).