29.10.2013   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 287/1


VERORDENING (EU) Nr. 1021/2013 VAN HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD

van 9 oktober 2013

tot wijziging van de Richtlijnen 1999/4/EG en 2000/36/EG van het Europees Parlement en de Raad en de Richtlijnen 2001/111/EG, 2001/113/EG en 2001/114/EG van de Raad wat betreft de aan de Commissie toe te kennen bevoegdheden

(Voor de EER relevante tekst)

HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie, en met name artikel 43, lid 2, en artikel 114, lid 1,

Gezien het voorstel van de Europese Commissie,

Na toezending van het ontwerp van wetgevingshandeling aan de nationale parlementen,

Gezien het advies van het Europees Economisch en Sociaal Comité (1),

Handelend volgens de gewone wetgevingsprocedure (2),

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Richtlijn 1999/4/EG van het Europees Parlement en de Raad van 22 februari 1999 inzake extracten van koffie en extracten van chicorei (3), Richtlijn 2000/36/EG van het Europees Parlement en de Raad van 23 juni 2000 inzake cacao- en chocoladeproducten voor menselijke consumptie (4), Richtlijn 2001/111/EG van de Raad van 20 december 2001 inzake bepaalde voor menselijke voeding bestemde suikers (5), Richtlijn 2001/113/EG van de Raad van 20 december 2001 inzake voor menselijke voeding bestemde vruchtenjam of -confituur, -gelei en -marmelade, alsmede kastanjepasta (6) en Richtlijn 2001/114/EG van de Raad van 20 december 2001 inzake bepaalde voor menselijke voeding bestemde, geheel of gedeeltelijk gedehydrateerde verduurzaamde melk (7) kennen bevoegdheden toe aan de Commissie met het oog op de tenuitvoerlegging van sommige bepalingen van die richtlijnen. Die bevoegdheden zijn uitgeoefend overeenkomstig de procedures van Besluit 1999/468/EG van de Raad van 28 juni 1999 tot vaststelling van de voorwaarden voor de uitoefening van de aan de Commissie verleende uitvoeringsbevoegdheden (8). Na de inwerkingtreding van het Verdrag van Lissabon komt het passend voor die toekenning van bevoegdheden in overeenstemming te brengen met artikel 290 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie (VWEU).

(2)

Met name de Richtlijnen 2000/36/EG, 2001/111/EG, 2001/113/EG en 2001/114/EG kennen aan de Commissie bevoegdheden toe om de nodige maatregelen te nemen voor de uitvoering van die richtlijnen met betrekking tot aanpassing aan de technische vooruitgang. Op zulke maatregelen is op dit ogenblik de regelgevingsprocedure met toetsing van toepassing in het geval van Richtlijn 2000/36/EG, en de regelgevingsprocedure in het geval van de Richtlijnen 2001/111/EG, 2001/113/EG en 2001/114/EG. Na de inwerkingtreding van het Verdrag van Lissabon, komt het passend voor die toekenning van bevoegdheden in overeenstemming te brengen met artikel 290 VWEU en de reikwijdte van die bevoegdheden dient te worden herzien.

(3)

De bijlagen bij de Richtlijnen 2000/36/EG, 2001/111/EG en 2001/113/EG bevatten technische elementen die wellicht moeten worden aangepast of geactualiseerd om rekening te houden met ontwikkelingen in de desbetreffende internationale normen. De Richtlijnen 2000/36/EG en 2001/111/EG kennen aan de Commissie evenwel niet de nodige bevoegdheden toe om de bijlagen ervan snel te wijzigen teneinde rekening te houden met zulke ontwikkelingen. Om de consistente uitvoering van de Richtlijnen 2000/36/EG en 2001/111/EG te waarborgen, dienen aan de Commissie derhalve aanvullende bevoegdheden tot wijziging van de delen C en D van bijlage I bij Richtlijn 2000/36/EG en deel B van de bijlage bij Richtlijn 2001/111/EG te worden overgedragen aan de Commissie teneinde rekening te houden met de ontwikkelingen in de relevante internationale normen. Richtlijn 2001/113/EG kent voorts bevoegdheden aan de Commissie toe om deze richtlijn volgens de regelgevingsprocedure in overeenstemming te brengen met de ontwikkelingen in de relevante internationale normen. Na de inwerkingtreding van het Verdrag van Lissabon, komt het passend voor die toekenning van bevoegdheden in overeenstemming te brengen met artikel 290 VWEU en de reikwijdte van die bevoegdheden dient te worden herzien.

(4)

Teneinde rekening te houden met de technische vooruitgang en de ontwikkelingen in de relevante internationale normen moet aan de Commissie derhalve de bevoegdheid worden overgedragen om overeenkomstig artikel 290 VWEU handelingen vast te stellen met betrekking tot: de wijziging van de delen C en D van bijlage I bij Richtlijn 2000/36/EG; de wijziging van deel B van de bijlage bij Richtlijn 2001/111/EG; en de wijziging van bijlage II en deel B van bijlage III bij Richtlijn 2001/113/EG. Het is van bijzonder belang dat de Commissie tijdens haar voorbereidende werkzaamheden tot passende raadpleging overgaat, onder meer op deskundigenniveau. De Commissie moet bij de voorbereiding en opstelling van gedelegeerde handelingen ervoor zorgen dat de desbetreffende documenten tijdig en op gepaste wijze gelijktijdig worden toegezonden aan het Europees Parlement en aan de Raad.

(5)

Na de vaststelling van Verordening (EG) nr. 178/2002 van het Europees Parlement en de Raad van 28 januari 2002 tot vaststelling van de algemene beginselen en voorschriften van de levensmiddelenwetgeving, tot oprichting van een Europese Autoriteit voor voedselveiligheid en tot vaststelling van procedures voor voedselveiligheidsaangelegenheden (9), die van toepassing is op alle stadia van de productie, verwerking en distributie van levensmiddelen en diervoeders op het niveau van de Unie en op nationaal niveau, zijn algemene bepalingen van de Unie inzake levensmiddelen rechtstreeks van toepassing op de producten die onder de Richtlijnen 1999/4/EG, 2000/36/EG, 2001/111/EG, 2001/113/EG en 2001/114/EG vallen. Bijgevolg is het niet langer nodig dat de Commissie beschikt over de bevoegdheden om de bepalingen van die richtlijnen in overeenstemming te brengen met de algemene bepalingen van de Unie inzake levensmiddelen. De bepalingen waarbij dergelijke bevoegdheden worden verleend, dienen bijgevolg te worden geschrapt.

(6)

Deze verordening beperkt zich tot het in overeenstemming brengen van de bestaande toekenning van bevoegdheden op grond van de Richtlijnen 1999/4/EG, 2000/36/EG, 2001/111/EG, 2001/113/EG en 2001/114/EG met artikel 290 VWEU en, in voorkomend geval, tot het herzien van de reikwijdte van die bevoegdheden. Daar het zo blijft dat de doelstellingen van die richtlijnen niet voldoende door de lidstaten kunnen worden verwezenlijkt en derhalve beter op het niveau van de Unie kunnen worden verwezenlijkt, kan de Unie, overeenkomstig het in artikel 5 van het Verdrag betreffende de Europese Unie neergelegde subsidiariteitsbeginsel, maatregelen nemen. Overeenkomstig het in hetzelfde artikel neergelegde evenredigheidbeginsel, gaat deze richtlijn niet verder dan nodig is om de doelstellingen ervan te verwezenlijken.

(7)

De Richtlijnen 1999/4/EG, 2000/36/EG, 2001/111/EG, 2001/113/EG en 2001/114/EG moeten derhalve dienovereenkomstig worden gewijzigd.

(8)

Aangezien de aan de Richtlijnen 1999/4/EG, 2000/36/EG, 2001/111/EG, 2001/113/EG en 2001/114/EG aangebrachte wijzigingen uitsluitend betrekking hebben op bevoegdheden van de Commissie, dienen zij niet te worden omgezet door de lidstaten,

HEBBEN DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

Artikel 1

Wijzigingen van Richtlijn 1999/4/EG

De artikelen 4 en 5 van Richtlijn 1999/4/EG worden geschrapt.

Artikel 2

Wijzigingen van Richtlijn 2000/36/EG

Richtlijn 2000/36/EG wordt als volgt gewijzigd:

1)

Artikel 5 wordt vervangen door:

„Artikel 5

Teneinde rekening te houden met de technische vooruitgang en de ontwikkelingen in de relevante internationale normen, is de Commissie bevoegd overeenkomstig artikel 6 gedelegeerde handelingen vast te stellen tot wijziging van de delen C en D van bijlage I.”.

2)

Artikel 6 wordt vervangen door:

„Artikel 6

1.   De bevoegdheid om gedelegeerde handelingen vast te stellen, wordt aan de Commissie toegekend onder de in dit artikel neergelegde voorwaarden.

2.   De in artikel 5 bedoelde bevoegdheid om gedelegeerde handelingen vast te stellen, wordt aan de Commissie toegekend voor een termijn van vijf jaar met ingang van 18 november 2013. De Commissie stelt uiterlijk negen maanden voor het einde van de termijn van vijf jaar een verslag op over de bevoegdheidsdelegatie. De bevoegdheidsdelegatie wordt stilzwijgend met termijnen van dezelfde duur verlengd, tenzij het Europees Parlement of de Raad zich uiterlijk drie maanden voor het einde van elke termijn tegen deze verlenging verzet.

3.   Het Europees Parlement of de Raad kan de in artikel 5 bedoelde bevoegdheidsdelegatie te allen tijde intrekken. Het besluit tot intrekking beëindigt de delegatie van de in dat besluit genoemde bevoegdheid. Het wordt van kracht op de dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie of op een daarin genoemde latere datum. Het laat de geldigheid van elke reeds van kracht zijnde gedelegeerde handelingen onverlet.

4.   Zodra de Commissie een gedelegeerde handeling heeft vastgesteld, doet zij daarvan gelijktijdig kennisgeving aan het Europees Parlement en de Raad.

5.   Een overeenkomstig artikel 5 vastgestelde gedelegeerde handeling treedt alleen in werking indien het Europees Parlement noch de Raad daartegen binnen een termijn van twee maanden na de kennisgeving van de handeling aan het Europees Parlement en de Raad bezwaar heeft gemaakt, of indien zowel het Europees Parlement als de Raad voor het verstrijken van die termijn de Commissie hebben medegedeeld dat zij daartegen geen bezwaar zullen maken. Die termijn wordt op initiatief van het Europees Parlement of de Raad met twee maanden verlengd.”.

Artikel 3

Wijzigingen van Richtlijn 2001/111/EG

Richtlijn 2001/111/EG wordt als volgt gewijzigd:

1)

Artikel 4 wordt vervangen door:

„Artikel 4

Teneinde rekening te houden met de technische vooruitgang en de ontwikkelingen in de relevante internationale normen, is de Commissie bevoegd overeenkomstig artikel 5 gedelegeerde handelingen vast te stellen tot wijziging van deel B van de bijlage.”.

2)

Artikel 5 wordt vervangen door:

„Artikel 5

1.   De bevoegdheid om gedelegeerde handelingen vast te stellen, wordt aan de Commissie toegekend onder de in dit artikel neergelegde voorwaarden.

2.   De in artikel 4 bedoelde bevoegdheid om gedelegeerde handelingen vast te stellen, wordt aan de Commissie toegekend voor een termijn van vijf jaar met ingang van 18 november 2013. De Commissie stelt uiterlijk negen maanden voor het einde van de termijn van vijf jaar een verslag op over de bevoegdheidsdelegatie. De bevoegdheidsdelegatie wordt stilzwijgend met termijnen van dezelfde duur verlengd, tenzij het Europees Parlement of de Raad zich uiterlijk drie maanden voor het einde van elke termijn tegen deze verlenging verzet.

3.   Het Europees Parlement of de Raad kan de in artikel 4 bedoelde bevoegdheidsdelegatie te allen tijde intrekken. Het besluit tot intrekking beëindigt de delegatie van de in dat besluit genoemde bevoegdheid. Het wordt van kracht op de dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie of op een daarin genoemde latere datum. Het laat de geldigheid van elke reeds van kracht zijnde gedelegeerde handelingen onverlet.

4.   Zodra de Commissie een gedelegeerde handeling heeft vastgesteld, doet zij daarvan gelijktijdig kennisgeving aan het Europees Parlement en de Raad.

5.   Een overeenkomstig artikel 4 vastgestelde gedelegeerde handeling treedt alleen in werking indien het Europees Parlement noch de Raad daartegen binnen een termijn van twee maanden na de kennisgeving van de handeling aan het Europees Parlement en de Raad bezwaar heeft gemaakt, of indien zowel het Europees Parlement als de Raad voor het verstrijken van die termijn de Commissie hebben medegedeeld dat zij daartegen geen bezwaar zullen maken. Die termijn wordt op initiatief van het Europees Parlement of de Raad met twee maanden verlengd.”.

Artikel 4

Wijzigingen van Richtlijn 2001/113/EG

Richtlijn 2001/113/EG wordt als volgt gewijzigd:

1)

Artikel 5 wordt vervangen door:

„Artikel 5

Teneinde rekening te houden met de technische vooruitgang en de ontwikkelingen in de desbetreffende internationale normen, is de Commissie bevoegd overeenkomstig artikel 6 gedelegeerde handelingen vast te stellen tot wijziging van bijlage II en deel B van bijlage III.”.

2)

Artikel 6 wordt vervangen door:

„Artikel 6

1.   De bevoegdheid om gedelegeerde handelingen vast te stellen, wordt aan de Commissie toegekend onder de in dit artikel neergelegde voorwaarden.

2.   De in artikel 5 bedoelde bevoegdheid om gedelegeerde handelingen vast te stellen, wordt aan de Commissie toegekend voor een termijn van vijf jaar met ingang van 18 november 2013. De Commissie stelt uiterlijk negen maanden voor het einde van de termijn van vijf jaar een verslag op over de bevoegdheidsdelegatie. De bevoegdheidsdelegatie wordt stilzwijgend met termijnen van dezelfde duur verlengd, tenzij het Europees Parlement of de Raad zich uiterlijk drie maanden voor het einde van elke termijn tegen deze verlenging verzet.

3.   Het Europees Parlement of de Raad kan de in artikel 5 bedoelde bevoegdheidsdelegatie te allen tijde intrekken. Het besluit tot intrekking beëindigt de delegatie van de in dat besluit genoemde bevoegdheid. Het wordt van kracht op de dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie of op een daarin genoemde latere datum. Het laat de geldigheid van elke reeds van kracht zijnde gedelegeerde handelingen onverlet.

4.   Zodra de Commissie een gedelegeerde handeling heeft vastgesteld, doet zij daarvan gelijktijdig kennisgeving aan het Europees Parlement en de Raad.

5.   Een overeenkomstig artikel 5 vastgestelde gedelegeerde handeling treedt alleen in werking indien het Europees Parlement noch de Raad daartegen binnen een termijn van twee maanden na de kennisgeving van de handeling aan het Europees Parlement en de Raad bezwaar heeft gemaakt, of indien zowel het Europees Parlement als de Raad voor het verstrijken van die termijn de Commissie hebben medegedeeld dat zij daartegen geen bezwaar zullen maken. Die termijn wordt op initiatief van het Europees Parlement of de Raad met twee maanden verlengd.”.

Artikel 5

Wijzigingen van Richtlijn 2001/114/EG

De artikelen 5 en 6 van Richtlijn 2001/114/EG worden geschrapt.

Artikel 6

Inwerkingtreding

Deze verordening treedt in werking op de twintigste dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

Gedaan te Straatsburg, 9 oktober 2013.

Voor het Europees Parlement

De voorzitter

M. SCHULZ

Voor de Raad

De voorzitter

V. LEŠKEVIČIUS


(1)  PB C 229 van 31.7.2012, blz. 143.

(2)  Standpunt van het Europees Parlement van 11 september 2013 (nog niet bekendgemaakt in het Publicatieblad) en besluit van de Raad van 26 september 2013.

(3)  PB L 66 van 13.3.1999, blz. 26.

(4)  PB L 197 van 3.8.2000, blz. 19.

(5)  PB L 10 van 12.1.2002, blz. 53.

(6)  PB L 10 van 12.1.2002, blz. 67.

(7)  PB L 15 van 17.1.2002, blz. 19.

(8)  PB L 184 van 17.7.1999, blz. 23.

(9)  PB L 31 van 1.2.2002, blz. 1.