25.9.2010   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 251/35


AANBEVELING VAN DE COMMISSIE

van 20 september 2010

over gereglementeerde toegang tot toegangsnetwerken van de nieuwe generatie (NGA)-netwerken

(Voor de EER relevante tekst)

(2010/572/EU)

DE EUROPESE COMMISSIE,

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie, en met name op artikel 292,

Gezien Richtlijn 2002/21/EG van het Europees Parlement en de Raad van 7 maart 2002 inzake een gemeenschappelijk regelgevingskader voor elektronischecommunicatienetwerken en -diensten (kaderrichtlijn) (1), en met name artikel 19, lid 1,

Gezien de adviezen van het Orgaan van Europese regelgevende instanties voor elektronische communicatie (BEREC) en het Comité voor Communicatie (COCOM),

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

De eengemaakte markt van de Europese Unie voor elektronischecommunicatiediensten, en in het bijzonder de ontwikkeling van supersnelle breedbanddiensten, is cruciaal voor het creëren van economische groei en het realiseren van de doelstellingen van de Europa 2020-strategie. Het fundamentele belang van telecommunicatie en de uitrol van breedband in termen van EU-investeringen, jobcreatie en algemeen economisch herstel werd nogmaals onderstreept door de Europese Raad in de conclusies van zijn vergadering van maart 2009. Een van de zeven vlaggenschipinitiatieven van Europa 2020 is het ontwikkelen van de „Digitale Agenda voor Europa”, die in mei 2010 werd voorgesteld.

(2)

De Digitale Agenda voor Europa legt doelen vast voor het uitrollen en gebruiken van snelle en supersnelle breedband, en voorziet in een aantal maatregelen ter bevordering van het uitrollen van toegangsnetwerken van de nieuwe generatie (New Generation Access of NGA-netwerken), op basis van optische vezel, en ter ondersteuning van substantiële investeringen die in de komende jaren noodzakelijk zijn. De voorliggende aanbeveling, die in deze context moet worden gezien, beoogt het bevorderen van efficiënte investeringen en innovatie in nieuwe en verbeterde infrastructuur, terdege rekening houdende met alle door investeerders genomen risico’s en de noodzaak om effectieve concurrentie — een belangrijke motor voor de geleidelijke toename van investeringen — te handhaven.

(3)

De Nationale Regelgevende Instanties (NRI’s) ontwikkelen conform artikel 16, lid 4, van Richtlijn 2002/21/EG regelgevende antwoorden op de uitdagingen die ontstaan door de overgang van koper- naar vezelgebaseerde netwerken. De relevante markten in dit verband zijn de markten voor groothandelstoegang tot netwerkinfrastructuur (markt 4) en groothandelstoegang tot breedband (markt 5). De consistente aanpak in de regelgeving van de NRI’s is van fundamenteel belang om verstoringen van de eengemaakte markt te vermijden en rechtszekerheid voor alle investeringen te creëren. Het is daarom aangewezen om de NRI’s een leidraad te geven die bedoeld is om elke ongewenste afwijking ten opzichte van de regelgevende benaderingen te voorkomen, en tegelijkertijd de NRI’s in staat te stellen bij het uittekenen van mogelijke oplossingen terdege rekening te houden met de nationale omstandigheden. In de door de NRI’s opgelegde, adequate mix van oplossingen moet het beginsel van de investeringsladder proportioneel worden toegepast.

(4)

De draagwijdte van deze aanbeveling betreft voornamelijk oplossingen die moeten worden opgelegd aan exploitanten met een significante marktmacht (SMP — Significant Market Power), dit op basis van een marktanalyseprocedure conform artikel 16 van Richtlijn 2002/21/EG. Nochtans, waar dit gerechtvaardigd is omdat de verdubbeling van infrastructuur economisch niet-effectief of fysiek onuitvoerbaar is, kunnen de lidstaten overeenkomstig artikel 12 van de Richtlijn ook verplichtingen opleggen aan ondernemingen die een elektronisch communicatienetwerk gebruiken om faciliteiten met elkaar te delen. Dit zou aangewezen zijn om knelpunten in de civieltechnische infrastructuur en afsluitende segmenten te verhelpen.

(5)

Verwacht wordt dat de situatie van vraag en aanbod na de uitrol van NGA-netwerken drastisch zal wijzigen zowel op groothandels- als kleinhandelsniveau. Daarom moeten eventueel nieuwe oplossingen worden opgelegd, en kan een nieuwe combinatie van actieve en passieve toegangsoplossingen op de markten 4 en 5 noodzakelijk zijn.

(6)

Regelzekerheid is cruciaal voor het bevorderen van doeltreffende investeringen door alle exploitanten. Het op termijn toepassen van een consistente aanpak in de regelgeving is belangrijk om de investeerders vertrouwen te geven bij het opstellen van hun businessplannen. Om de onzekerheid die gepaard gaat met periodieke marktoverzichten te beperken, moeten de NRI’s zo precies mogelijk verduidelijken hoe te verwachten wijzigingen in de marktomstandigheden van invloed kunnen zijn op de oplossingen.

(7)

Als nieuwe vezelnetwerken op greenfields worden uitgerold, moeten de NRI’s bestaande regelgevende verplichtingen herzien en zo nodig aanpassen om te garanderen dat ze onafhankelijk van de ingevoerde netwerktechnologie gelden.

(8)

De uitrol van NGA-netwerken zal waarschijnlijk leiden tot belangrijke veranderingen in de economie van dienstverlening en de concurrentie.

(9)

In een dergelijke context moeten de NRI’s de nieuwe concurrentievoorwaarden als gevolg van de uitrol van NGA’s zorgvuldig bestuderen. De NRI’s moeten in overeenstemming met de Aanbeveling 2007/879/EG van de Commissie van 17 december 2007 betreffende relevante producten- en dienstenmarkten in de elektronischecommunicatiesector die overeenkomstig Richtlijn 2002/21/EG van het Europees Parlement en de Raad inzake een gemeenschappelijk regelgevingskader voor elektronischecommunicatienetwerken en -diensten aan regelgeving ex ante kunnen worden onderworpen (2) subnationale geografische markten definiëren als zij substantieel en objectief verschillende concurrentievoorwaarden die op termijn stabiel zijn, op duidelijke wijze kunnen vastleggen. In situaties waar men niet kan concluderen dat de verschillende concurrentievoorwaarden de definitie van subnationale geografische markten zouden rechtvaardigen, kan het niettemin aangewezen zijn voor de NRI’s om een antwoord te bieden op de divergerende concurrentievoorwaarden tussen verschillende gebieden binnen een geografisch vastgelegde markt, bijvoorbeeld omwille van de aanwezigheid van verscheidene alternatieve infrastructuren of infrastructuurgebaseerde exploitanten, door gedifferentieerde oplossingen en toegangsproducten in te stellen.

(10)

De overgang van koper- naar vezelgebaseerde netwerken kan de concurrentievoorwaarden op verschillende geografische gebieden wijzigen en kan een overzicht van de geografische werkingssfeer van de markten 4 en 5 of van de oplossingen voor de markten 4 en 5 noodzakelijk maken wanneer dergelijke markten of oplossingen verdeeld zijn op basis van concurrentie van de ontbundeling van het aansluitnet (LLU — local loop unbundling).

(11)

Als er in markt 4 SMP wordt vastgesteld, dan moet een geschikte reeks oplossingen worden toegepast.

(12)

Toegang tot de civieltechnische infrastructuur is essentieel voor het uitrollen van parallelle vezelnetwerken. Het is daarom belangrijk dat de NRI’s de noodzakelijke informatie krijgen om te beoordelen of en waar er leidingen en andere aansluitnetfaciliteiten voor het uitrollen van NGA-netwerken beschikbaar zijn. De NRI’s moeten gebruikmaken van hun bevoegdheden conform Richtlijn 2002/21/EG om alle relevante informatie over plaats, capaciteit en beschikbaarheid van dergelijke faciliteiten te krijgen. Idealiter moeten de andere exploitanten de mogelijkheid hebben om hun vezelnetwerken tegelijk met deze van de SMP-exploitant uit te rollen, waarbij de kosten voor de civieltechnische werken gedeeld worden.

(13)

Het opleggen van de toegang tot civiele constructies zal slechts effectief zijn als de SMP-exploitant dezelfde voorwaarden stelt aan de eigen gecontroleerde afdeling en aan de toegang van derden tot het netwerk. De NRI’s moeten uitgaan van hun ervaring bij het ontwikkelen van procedures en hulpmiddelen voor LLU om de noodzakelijke bedrijfsprocessen inzake inrichting en operationele toegang tot civieltechnische faciliteiten in te voeren. De verplichte publicatie door de exploitant van SMP van een adequaat referentieaanbod zo spoedig mogelijk na het verzoek van een toegangszoeker is evenredig aan de doelstelling om efficiënte investeringen en concurrentie op infrastructuurgebied te stimuleren. Een dergelijk referentieaanbod dient de voorwaarden en de procedures van de toegang tot de civieltechnische infrastructuur te bevatten, inclusief de toegangsprijzen.

(14)

Kostengeoriënteerde prijzen impliceren een redelijk rendement. Als investeringen in niet-reproduceerbare fysieke activa zoals civieltechnische infrastructuur niet specifiek zijn voor de uitrol van NGA-netwerken (en geen vergelijkbaar niveau van systematisch risico inhouden), moet het risicoprofiel ervan niet als verschillend worden beschouwd van dat van de bestaande koperdraadinfrastructuur.

(15)

Indien mogelijk moeten de NRI’s ernaar streven om nieuw gebouwde faciliteiten van de SMP-exploitant zeker zo te ontwerpen dat verschillende exploitanten er hun vezellijnen in kunnen onderbrengen.

(16)

In de context van Fibre to the Home (FTTH) zal het dupliceren van het afsluitende segment in de vezellus normaal gesproken een dure en inefficiënte aangelegenheid zijn. Om een duurzame infrastructuurconcurrentie toe te staan, is het noodzakelijk dat toegang wordt voorzien tot het afsluitende segment van de vezelinfrastructuur die door de SMP-exploitant werd geïnstalleerd. Om efficiënte toegang te garanderen, is het belangrijk dat de toegang wordt verleend op een niveau in het netwerk van de SMP-exploitant dat de deelnemers in staat stelt om een minimaal efficiëntieniveau te bereiken om effectieve en duurzame concurrentie te handhaven. Waar nodig, kunnen specifieke interfaces noodzakelijk zijn om efficiënte toegang te garanderen.

(17)

Verplichtingen tot transparantie en non-discriminatie zijn vereist om de effectiviteit van toegang tot het afsluitende segment te verzekeren. Waar vereist is de publicatie door de SMP-exploitant van een adequaat referentieaanbod binnen een kort tijdsbestek noodzakelijk om toegangszoekers toe te staan investeringskeuzes te maken.

(18)

De NRI’s moeten garanderen dat de toegangsprijzen in verhouding zijn tot de kosten die effectief door de SMP-exploitant worden gedragen, inclusief extra aandacht voor het niveau van het investeringsrisico.

(19)

Netwerken gebaseerd op meervoudige vezellijnen kunnen worden uitgerold tegen een iets hogere kostprijs dan enkelvoudige vezelnetwerken, waarbij wordt toegestaan dat andere exploitanten elk hun verbinding met de eindgebruiker controleren. Deze zullen waarschijnlijk voor de duurzame concurrentie op lange termijn overeenkomstig de doelstellingen van het regelgevende kader van de Europese Unie bevorderlijk zijn. Het is dus wenselijk dat de NRI’s hun bevoegdheden gebruiken om de uitrol van meervoudige vezellijnen in het afsluitende segment te vergemakkelijken, in het bijzonder rekening houdend met de vraag en de kosten die hiermee gepaard gaan.

(20)

Andere exploitanten, van wie enkele reeds hun eigen netwerken hebben uitgerold om een verbinding te maken met de ontbundelde koperen lijn van de SMP-exploitant, moeten worden voorzien van geschikte toegangsproducten om te kunnen blijven concurreren in een NGA-context. Voor FTTH kunnen deze bestaan uit toegang tot civieltechnische infrastructuur, tot het afsluitende segment, tot de ontbundelde vezellijn (inclusief dark fibre), of uit groothandelstoegang tot breedband, naargelang van de situatie. Waar de oplossingen die aan markt 4 zijn opgelegd, voor effectieve concurrentie zorgen in de overeenkomstige downstreammarkt, in de gehele markt of in bepaalde geografische gebieden, zouden andere oplossingen uit de bewuste markt of gebieden kunnen worden ingetrokken. Dergelijke maatregel zou aangewezen kunnen zijn, bijvoorbeeld als de succesvolle instelling van fysieke toegangsoplossingen extra bitstreamoplossingen overtollig mocht maken. Voorts, in uitzonderlijke omstandigheden, zouden NRI’s ervan kunnen afzien om ontbundelde toegang tot de vezellijn op te leggen in geografische gebieden waar de aanwezigheid van verscheidene andere infrastructuren, zoals FTTH-netwerken en/of kabel, in combinatie met concurrerende toegangsaanbiedingen op basis van ontbundeling, waarschijnlijk zal resulteren in efficiënte concurrentie op het downstreamniveau.

(21)

Verplichtingen die conform artikel 16 van Richtlijn 2002/21/EG werden opgelegd, zijn gebaseerd op de aard van het vastgestelde probleem, ongeacht de technologie of de architectuur die door een SMP-exploitant wordt gebruikt. Daarom mag het feit dat een SMP-exploitant een point-to-multipoint- of een punt-to-point-netwerktopologie uitrolt, op zich geen invloed hebben op de keuze van oplossingen, rekening houdend met de beschikbaarheid van nieuwe ontbundelingstechnologieën die in dit opzicht met potentiële technische problemen worden geconfronteerd. De NRI’s moeten voor een overgangsperiode maatregelen kunnen nemen om alternatieve toegangsproducten op te leggen die de fysieke ontbundeling bij wijze van vervanging zo dicht mogelijk benaderen, op voorwaarde dat deze maatregelen worden geflankeerd door de meest geschikte garanties voor een gelijkwaardige toegang en effectieve concurrentie (3). De NRI’s moeten dan in elk geval de fysieke ontbundeling opleggen zodra dat technisch en commercieel haalbaar is.

(22)

Als ontbundelde toegang tot de vezellijn opgelegd wordt, moet het bestaande LLU-referentieaanbod worden gewijzigd om alle relevante toegangsvoorwaarden te omvatten met inbegrip van financiële voorwaarden met betrekking tot het ontbundelen van de vezellijn, volgens bijlage II bij Richtlijn 2002/19/EG van het Europees Parlement en de Raad (4). Dergelijk amendement zou zonder onnodige vertraging moeten worden afgekondigd om de noodzakelijke graad van transparantie en planningsveiligheid voor toegangszoekers te creëren.

(23)

Het uitrollen van FTTH zal normaal gesproken aanzienlijke risico’s met zich brengen, gezien de hoge kosten hiervoor per huishouden en het momenteel nog beperkte aantal kleinhandelsdiensten waarbij verbeterde eigenschappen (zoals hogere doorvoercapaciteit) nodig zijn die alleen via vezel kunnen worden geleverd. De investeringen in vezel hangen voor hun amortisatie af van de benutting van nieuwe diensten die via NGA-netwerken op korte en middellange termijn worden voorzien. De kapitaalkosten van de SMP-exploitant voor het bepalen van toegangsprijzen moeten het hogere investeringsrisico weerspiegelen in verhouding tot investeringen in huidige kopergebaseerde netwerken.

(24)

Risicospreiding voor het uitrollen kan tot een meer geschikte en efficiëntere uitrol van NGA-netwerken leiden. De NRI’s moeten daarom de tarieven beoordelen die door de SMP-exploitant worden voorgesteld, om zo het investeringsrisico te spreiden.

(25)

Als SMP-exploitanten lagere toegangsprijzen voor de ontbundelde vezellijn aanbieden in ruil voor voorafgaande verplichtingen op lange termijn of volumecontracten, mogen deze niet worden beschouwd als onrechtmatig discriminerend, waar de NRI’s tevreden zijn dat de lagere prijzen een daadwerkelijke vermindering van het investeringsrisico correct weergeven. Nochtans moeten de NRI’s garanderen dat dergelijke prijsschikkingen niet zorgen voor wurgprijzen („margin squeeze”), die een efficiënte marktingang verhinderen.

(26)

Margin squeeze kan worden bewezen door aan te tonen dat de eigen downstreamverrichtingen van de SMP-exploitant geen winst kunnen maken op basis van de upstreamprijs die aan de concurrenten wordt aangerekend door de upstreamafdeling van de SMP-exploitant („even efficiënte concurrent”-test). Een margin squeeze kan ook worden bewezen door aan te tonen dat de marge tussen de prijs die aan concurrenten in de upstreammarkt voor de toegang wordt aangerekend, en de prijs die de downstreamafdeling van de SMP-exploitant in de downstreammarkt aanrekent, ontoereikend is om een redelijk efficiënte dienstverlener in de downstreammarkt in staat te stellen een normale winst te boeken („redelijk effectieve concurrent”-test). In de specifieke context van prijscontroles ex ante die gericht zijn op het handhaven van de effectieve concurrentie tussen exploitanten die niet profiteren van schaal- en toepassingsvoordelen en die verschillende eenheidsnetwerkkosten hebben, zal een „redelijk effectieve concurrent”-test normaal gesproken meer aangewezen zijn. Bovendien moet een margin squeeze over een langere termijn worden beoordeeld. Om de voorspelbaarheid te bevorderen, moeten de NRI’s op voorhand en naar behoren de methodologie specificeren die zij zullen hanteren om de verrekeningstest, de te gebruiken parameters en de correctiemechanismen te identificeren in het geval van een margin squeeze.

(27)

Netwerken die gebaseerd zijn op meervoudige vezellijnen garanderen dat de toegangszoekers volledige controle kunnen verwerven over vezellijnen, zonder dure investeringen dubbel te moeten doen of discriminerende behandeling te riskeren in het geval van opgelegde ontdubbeling van enkelvoudige vezellijnen. Netwerken gebaseerd op meervoudige vezellijnen zullen daarom waarschijnlijk voor meer geschikte en intensere concurrentie zorgen op de downstreammarkt. De co-investering in NGA-netwerken kan zowel de kosten als het risico beperken voor een investerende onderneming, en kan bijgevolg tot een meer uitgebreide uitrol van FTTH leiden.

(28)

Regelingen voor co-investering in FTTH gebaseerd op meervoudige vezellijnen kunnen in sommige omstandigheden leiden tot een situatie van effectieve concurrentie in de geografische gebieden die door de co-investering worden afgedekt. Deze voorwaarden staan in verhouding tot het aantal betrokken operatoren, de structuur van het gezamenlijk gecontroleerde netwerk en andere regelingen tussen de co-investeerders die de effectieve concurrentie op de downstreammarkt willen garanderen. In een dergelijke situatie, als de concurrerende voorwaarden in de bewuste gebieden wezenlijk en objectief verschillen van deze elders, dan kan dit de afbakening van een afzonderlijke markt waar, na de marktanalyse conform artikel 16 van Richtlijn 2002/21/EG, geen SMP is gevonden, rechtvaardigen.

(29)

De NRI’s moeten de kosten van subnetontbundeling schatten. De NRI’s moeten waar nodig voorafgaand overleggen met andere exploitanten die mogelijk geïnteresseerd zijn in het delen van straatkasten, en op deze basis bepalen waar de straatkasten moeten worden aangepast en hoe kosten moeten worden verdeeld.

(30)

Bij het opleggen van de ontbundeling van het subnet moeten de NRI’s geschikte backhaulmaatregelen treffen om dergelijke oplossingen effectief te maken. De toegangszoekers moeten in staat zijn de oplossing te kiezen die het best bij hun vereisten past, hetzij donkere vezel (en waar relevant, koper), Ethernet-backhaul of toegang tot kabelgoten. De NRI’s zouden, waar nodig, maatregelen kunnen treffen met betrekking tot de geschikte afmetingen van de straatkasten die eigendom zijn van de SMP-exploitant.

(31)

De transparantie van de voorwaarden voor toegang tot subnetten kan het best worden gegarandeerd door de opname ervan in het bestaande LLU-referentieaanbod. Het is belangrijk dat deze transparantievereiste voor alle punten geldt die noodzakelijk zijn om de subnetontbundeling te voorzien, met inbegrip van omleidings- en nevendiensten om de continuïteit van bestaande concurrerende diensten toe te staan. Het referentieaanbod moet alle tariefvoorwaarden omvatten om deelnemers toe te staan om de zakelijke kant van de subnetontbundeling te berekenen.

(32)

In overeenstemming met de tarieven voor ontbundeling van het aansluitnet moeten de tarieven van alle items die noodzakelijk zijn om de subnetontbundeling te voorzien, kostengericht en in overeenstemming zijn met de huidige gebruikte methodologieën die gehanteerd worden om de prijs te bepalen voor de toegang tot de ontbundelde koperlijn. Het vervangen van koper door vezel tot aan een tussenliggend distributiepunt betekent een belangrijke investering die een zeker risico in zich draagt, zelfs al wordt het risico geacht lager te zijn dan bij FTTH-netwerken, ten minste toch in dichtbevolkte gebieden, gezien de relatieve uitrolkosten per betroffen huishouden en de onzekerheid van de vraag naar de verbeterde of opgewaardeerde diensten.

(33)

De NRI’s moeten beginselen van non-discriminatie toepassen om elk timingvoordeel voor de eigen kleinhandelafdeling van de SMP-exploitant te vermijden. De laatstgenoemde zou verplicht moeten worden om zijn groothandelsbitstreamaanbieding te actualiseren, alvorens nieuwe, op vezel gebaseerde kleinhandelsdiensten te lanceren, om zo concurrerende exploitanten, die van de toegang genieten, voldoende tijd te geven om op de lancering van dergelijke producten te reageren. Zes maanden wordt beschouwd als een redelijke periode om de noodzakelijke aanpassingen door te voeren, tenzij andere efficiënte garanties op het gebied van niet-dicriminatie voorhanden zijn.

(34)

Verwacht wordt dat vezelgebaseerde producten voor groothandelsbreedbandtoegang dusdanig technisch geconfigureerd kunnen zijn dat er meer flexibiliteit en verbeterde dienstkenmerken zijn in vergelijking met kopergebaseerde bitstreamproducten. Om kleinhandelsproductenconcurrentie te bevorderen, is het belangrijk dat zulke verschillende dienstkenmerken hun weerslag vinden in diverse gereglementeerde NGA-gebaseerde producten, met inbegrip van de dienstverlening op bedrijfsniveau.

(35)

Verschillende bitstreamproducten die downstream kunnen worden onderscheiden wat betreft bijvoorbeeld bandbreedte, betrouwbaarheid, kwaliteit van diensten of andere parameters, zouden via een bepaald NGA-netwerk kunnen worden geleverd.

(36)

Nieuwe toegangsoplossingen zullen zorgvuldig moeten worden gespecificeerd, bijvoorbeeld met betrekking tot technische protocols en interfaces, die de verbinding tussen optische netwerken of de werkingssfeer en kenmerken van nieuwe bitstreamoplossingen dienen. De NRI’s moeten onderling, met internationale normenorganismen en de belanghebbenden uit de industrie samenwerken om gemeenschappelijke technische normen in dit verband te ontwikkelen.

(37)

Waar de prijsregelgeving ex ante wordt toegepast, moeten de prijzen voor groothandelbitstreamtoegang worden berekend aan de hand van kostenoriëntering. De NRI’s kunnen gebruikmaken van andere adequate prijscontrolerende methoden, met inbegrip van retail-minus, wanneer voldoende concurrentiebeperkingen van toepassing zijn op het stroomafwaartse kleinhandelsegment van de SMP-exploitant. De NRI’s moeten verschillende prijzen voor verschillende bitstreamproducten vastleggen, zodanig dat dergelijke prijsverschillen door de onderliggende kosten van dienstverlening kunnen worden gerechtvaardigd, om zo alle exploitanten toe te laten om te profiteren van duurzame prijsdifferentiatie, zowel op het niveau van de groothandel als op het niveau van de kleinhandel. Het risico dat de SMP-exploitant loopt, moet nauwkeurig in acht worden genomen bij het bepalen van de toegangsprijs.

(38)

Effectieve fysieke toegangsoplossingen zouden, in bepaalde gebieden, de instelling van een groothandelsbreedbandtoegang onnodig kunnen maken voor het realiseren van effectieve concurrentie op de downstreammarkt. In het bijzonder waar de SMP-exploitant een FTTH-netwerk heeft uitgerold en de effectieve toegang tot de ontbundelde vezellijn beschikbaar is voor andere exploitanten (in het bijzonder in point-to-point-installaties), kan een NRI van mening zijn dat dergelijke toegang volstaat als garantie voor effectieve concurrentie op de downstreammarkt, vooral in dicht bevolkte gebieden. Het niet instellen van een groothandelsbreedbandtoegang in dergelijke omstandigheden kan resulteren in betere investeringsstimuli voor alle exploitanten en een aangepaste uitrol bevorderen.

(39)

Als reeds vaker is aangetoond dat de functionele scheiding of gelijkaardige regelingen geresulteerd hebben in een volledig gelijkwaardige toegang tot NGA-netwerken van andere exploitanten en de downstreamafdeling van de SMP-exploitant, en als er voldoende concurrentiebeperkingen voor de downstreamafdeling van de SMP-exploitant gelden, hebben de NRI’s meer flexibiliteit bij het ontwerpen van oplossingen voor groothandelsbreedbandtoegang. In het bijzonder de prijs van het bitstreamproduct kan aan de markt worden overgelaten. Zorgvuldig toezicht evenals uitvoering van een adequate margin-squeezetest zoals hierboven beschreven, zou echter essentieel zijn om resultaten te vermijden die de concurrentie verhinderen.

(40)

Exploitanten die momenteel toegang genieten, hebben een rechtmatig belang om voldoende tijd te krijgen om zich op wijzigingen voor te bereiden die hun investeringen en hun zakelijke activiteiten aanzienlijk beïnvloeden. Bij gebrek aan een commerciële overeenkomst moeten de NRI’s ervoor zorgen dat er een geschikt migratiepad wordt ingevoerd. Dergelijk migratiepad moet transparant zijn en het nodige detailniveau bieden, zodat exploitanten die momenteel toegang genieten zich kunnen voorbereiden op de wijzigingen, inclusief de regels voor elk noodzakelijk gezamenlijk werk door toegangszoekers en de SMP-exploitant, evenals voor de precieze modaliteiten voor het buiten bedrijf stellen van de interconnectiepunten. De bestaande SMP-verplichtingen moeten tijdens een adequate overgangsperiode worden gehandhaafd. Deze overgangsperiode moet worden afgestemd op de standaardinvesteringsperiode voor het ontbundelen van een aansluitnet of een lokaal subnet, wat in het algemeen 5 jaar bedraagt. Als de SMP-exploitant een gelijkwaardige actieve toegang tot de MDF verschaft, kan de NRI beslissen een kortere periode vast te leggen.

(41)

Indien de SMP-exploitant overweegt om een deel van zijn bestaande koperen toegangsnetwerk door vezel te vervangen en de momenteel gebruikte interconnectiepunten buiten bedrijf te stellen, dan moeten de NRI’s de relevante informatie van de SMP-exploitant ontvangen, en moet conform artikel 9, lid 1, van Richtlijn 2002/19/EG worden gegarandeerd dat ondernemingen die toegang hebben tot het netwerk van de SMP-exploitant tijdig alle nodige informatie ontvangen om hun eigen netwerken en netwerkuitbreidingsplannen dienovereenkomstig aan te passen. De NRI’s moeten de vorm en het detailniveau van dergelijke informatie vastleggen, en zo garanderen dat dergelijke informatie alleen wordt gebruikt voor het beoogde doel, en dat de vertrouwelijkheid van de informatie tijdens het volledige proces is verzekerd,

HEEFT DE VOLGENDE AANBEVELING VASTGESTELD:

Doel en werkingssfeer

1.

Het doel van deze aanbeveling bestaat erin de ontwikkeling van de eengemaakte markt te stimuleren door de rechtszekerheid te verbeteren en investeringen te promoten; ook moeten concurrentie en innovatie in de markt voor breedbanddiensten worden bevorderd, in het bijzonder in de omschakeling naar toegangsnetwerken van de nieuwe generatie (New Generation Access of NGA-netwerken).

2.

Deze aanbeveling beoogt een gemeenschappelijke aanpak voor de promotie van de consistente implementatie van oplossingen met betrekking tot de NGA’s op basis van een marktanalyseprocedure overeenkomstig Richtlijnen 2002/19/EG en 2002/21/EG.

3.

Waar de NRI’s met betrekking tot de marktanalyseprocedures conform artikel 16 van Richtlijn 2002/21/EG, het opleggen van regelgevende oplossingen overwegen, zouden ze efficiënte oplossingen moeten ontwikkelen in overeenstemming met de hierboven genoemde richtlijnen en de gemeenschappelijke aanpak die in deze aanbeveling is beschreven. Het regelgevingskader heeft de NRI’s een aantal oplossingen ter hand gesteld aan de hand waarvan zij adequate maatregelen kunnen ontwerpen om marktfalen aan te pakken en de vooropgestelde regelgevingsdoelstellingen in elke lidstaat te bereiken. De NRI’s moeten rekening houden met regelingen die door exploitanten zijn getroffen en die gericht zijn op risicospreiding met betrekking tot de uitrol van optische-vezelnetwerken om huizen of gebouwen aan te sluiten, en op het bevorderen van de concurrentie.

Consistente aanpak

4.

De NRI’s moeten hun bevoegdheden conform artikel 5 van Richtlijn 2002/21/EG gebruiken om ervoor te zorgen dat de SMP-exploitant alle informatie verstrekt die nodig is voor het uitwerken van geschikte regelgevende oplossingen met betrekking tot de omschakeling naar NGA’s; dit is bijvoorbeeld informatie over geplande wijzigingen van de netwerktopologie of over beschikbaarheid van leidingen.

5.

Het overzicht van de markten 4 en 5 van Aanbeveling 2007/879/EG moet rekening houden met NGA-netwerken en moet door elke NRI op een gecoördineerde en geschikte manier worden uitgevoerd. De NRI’s moeten ervoor zorgen dat de oplossingen opgelegd in de markten 4 en 5 met elkaar verenigbaar zijn.

6.

Waar de relevante marktanalyses erop wijzen dat de marktvoorwaarden globaal constant blijven, moeten de NRI’s voor een consistente regelgevende aanpak zorgen met betrekking tot aangewezen herzieningsperiodes. Waar mogelijk, moeten de NRI’s in hun besluiten uitleggen, hoe zij van plan zijn om de oplossingen in de markten 4 en 5 aan te passen in toekomstige marktanalyses als reactie op waarschijnlijke veranderingen in marktomstandigheden.

7.

Bij toepassing van symmetrische maatregelen conform artikel 12 van Richtlijn 2002/21/EG die toegang verlenen tot de civieltechnische infrastructuur en het afsluitende segment van een onderneming, moeten de NRI’s uitvoeringsmaatregelen treffen conform artikel 5 van Richtlijn 2002/19/EG.

8.

Waar vezel wordt uitgerold in het toegangsnetwerk op greenfields, mogen de NRI’s van de SMP-exploitant geen bijkomende uitrol van een parallel kopernetwerk verlangen om zijn bestaande verplichtingen na te komen, met inbegrip van universeledienstverplichtingen; ze moeten ruimte laten voor de levering van bestaande geregelde producten of diensten door functioneel gelijkwaardige producten of diensten via vezel.

Geografische variatie

9.

De NRI’s moeten de verschillen onderzoeken in concurrentievoorwaarden in verschillende geografische gebieden om te bepalen of de omschrijving van subnationale geografische markten of de oplegging van gedifferentieerde oplossingen gerechtvaardigd zijn. Waar de verschillen in de concurrentievoorwaarden stabiel en substantieel zijn, moeten de NRI’s subnationale geografische markten definiëren in overeenstemming met Aanbeveling 2007/879/EG. In andere gevallen moeten de NRI’s erover waken dat de uitrol van NGA-netwerken en de verdere evolutie van concurrerende voorwaarden binnen een geografisch vastgelegde markt de oplegging van gedifferentieerde oplossingen waarborgen.

10.

Als in het verleden subnationale geografische markten of oplossingen werden vastgesteld in markt 5 die afhankelijk waren van toegangsproducten in markt 4, en die door de NGA-uitrol overtollig kunnen worden, dan moeten dergelijke segmentaties of oplossingen worden herzien.

Definities

11.

Voor de toepassing van deze aanbeveling gelden de volgende definities:

„Toegangsnetwerken van de nieuwe generatie” (NGA’s): bekabelde toegangsnetwerken die geheel of gedeeltelijk bestaan uit optische elementen die in staat zijn om breedbandtoegangsdiensten te leveren met verbeterde kenmerken (zoals hogere doorvoercapaciteit) in vergelijking met diensten die via reeds bestaande kopernetwerken worden geleverd. In de meeste gevallen zijn NGA’s het resultaat van een verbetering van een reeds bestaand koperen of coaxiaal toegangsnetwerk.

„Civieltechnische infrastructuur”: fysieke aansluitnetfaciliteiten, uitgerold door een exploitant van elektronische communicatie voor het hosten van aansluitnetkabels zoals koperdraden, optischevezelkabels en coaxkabels. Het verwijst gewoonlijk, maar niet uitsluitend, naar ondergrondse of bovengrondse middelen zoals subleidingen, leidingen, mangaten en polen.

„Leiding”: een ondergrondse pijp of doorvoer die wordt gebruikt om (vezel-, koper- of coax-) kabels van kern- of toegangsnetwerken in onder te brengen.

„Mangaten”: gaten, gewoonlijk met een deksel, waarlangs een persoon een ondergrondse nutsruimte kan betreden waarin een toegangspunt is ondergebracht; langs deze weg kunnen kruisverbindingen worden gemaakt of onderhoudswerken uitgevoerd aan ondergrondse kabels voor elektronische communicatie.

„Metropolitan Point of Presence” (MPoP): het verbindingspunt tussen de toegang en kernnetwerken van een NGA-exploitant. Het is gelijkwaardig aan de hoofdverdeler (MDF — Main Distribution Frame) in het geval van het kopertoegangsnetwerk. Alle verbindingen van de NGA-abonnees in een bepaald gebied (gewoonlijk een stad of een deel van een stad) worden gecentraliseerd in het MPoP op een optische verdeler (ODF - Optical Distribution Frame). Vanaf de optische verdeler worden NGA-lijnen op de kernnetwerkapparatuur van de NGA-exploitant of van andere exploitanten aangesloten, mogelijk via tussenliggende backhaulkoppelingen als de uitrusting niet in het MPoP is ondergebracht.

„Distributiepunt”: een tussenliggende knoop in een NGA-netwerk van waaruit er één of meerdere vezelkabels vanuit het MPoP (het voedende segment) worden afgetakt en verdeeld voor aansluiting op de gebouwen van de eindgebruikers (het afsluitende of dalende segment). Een distributiepunt bedient over het algemeen meerdere gebouwen of huizen. Het kan ofwel beneden aan een gebouw (in het geval van flatgebouwen) of in de straat worden geplaatst. Een distributiepunt herbergt een verdeler dat de dalingskabels wederzijds ter beschikking stelt, en mogelijk niet-aangedreven uitrusting zoals optische splitters.

„Afsluitend segment”: het segment van een NGA-toegangsnetwerk dat het gebouw van een eindgebruiker verbindt met het eerste distributiepunt. Het afsluitende segment omvat bijgevolg verticale binnenbedrading en eventueel horizontale bedrading tot aan een optische splitter die in de kelder van een gebouw of een nabijgelegen mangat is geplaatst.

„FTTH” of het „fibre-to-the-home”: een toegangsnetwerk van optischevezellijnen zowel in de voedende module als de dalende segmenten van het toegangsnetwerk, dat wil zeggen als verbinding tussen het gebouw van een klant (het huis of de flat in een flatgebouw) en de MPoP door middel van optische vezel. Voor huidige doeleinden zal FTTH zowel naar „fibre-to-the-home” als naar „fibre-to-the-building” (FTTB) verwijzen.

„Multiple fibre FTTH”: een manier van uitrollen van vezellijnen waarbij de investeerder meer lijnen uitrolt dan nodig voor zijn eigen doeleinden in zowel de voedende modules als in de dalende segmenten van het toegangsnetwerk, om zo toegang tot extra vezellijnen te verkopen aan andere exploitanten, in het bijzonder in de vorm van onvervreemdbare gebruiksrechten (IRU - Indefeasible Rights of Use).

„Co-investering in FTTH”: een regeling tussen onafhankelijke leveranciers van elektronischecommunicatiediensten met de bedoeling om gezamenlijk FTTH-netwerken uit te rollen, in het bijzonder in minder dichtbevolkte gebieden. De co-investering omvat verschillende wettelijke regelingen, maar gewoonlijk zullen de mede-investeerders de netwerkinfrastructuur bouwen en de fysieke toegang tot die infrastructuur delen.

Toegang tot fysieke groothandelsnetwerkinfrastructuur (markt 4)

12.

Waar SMP op markt 4 wordt aangetroffen, moeten de NRI’s een gepaste reeks oplossingen opleggen, met name met inachtneming van de hieronder beschreven principes.

Toegang tot civieltechnische infrastructuur van de SMP-exploitant

13.

Waar er leidingcapaciteit vrij is, moeten de NRI’s toegang tot civieltechnische infrastructuur opleggen. De toegang moet volgens het principe van gelijkwaardigheid worden verleend zoals beschreven in bijlage II.

14.

De NRI’s moeten garanderen dat de toegang tot bestaande civieltechnische infrastructuur voorzien wordt tegen kostengeoriënteerde prijzen in overeenstemming met bijlage I.

15.

Indien om een referentieaanbod voor toegang tot de civieltechnische infrastructuur wordt verzocht, moeten de NRI’s zo spoedig mogelijk opdracht geven tot het voorleggen van een dergelijk aanbod. Het referentieaanbod moet uiterlijk zes maanden nadat een dergelijk verzoek is gedaan, beschikbaar zijn.

16.

De NRI’s moeten in overeenstemming met de vraag in de markt de SMP-exploitant stimuleren of, als dit conform nationale wetgeving juridisch mogelijk is, hem ertoe verplichten om bij de uitrol van civieltechnische infrastructuur voldoende capaciteit te voorzien zodat ook andere exploitanten deze faciliteiten kunnen gebruiken.

17.

De NRI’s moeten met andere autoriteiten samenwerken met als doel een database aan te maken met informatie over geografische plaats, beschikbare capaciteit en andere fysieke kenmerken van de volledige civieltechnische infrastructuur die kunnen worden gebruikt voor het uitrollen van optischevezelnetwerken in een bepaalde markt of een marktsegment. Dergelijke database moet toegankelijk zijn voor alle exploitanten.

Toegang tot het afsluitende segment in het geval van FTTH

18.

Waar een SMP-exploitant FTTH uitrolt, moeten de NRI’s, behalve de toegang tot civieltechnische infrastructuur, ook de toegang tot het afsluitende segment van het toegangsnetwerk van de SMP-exploitant opleggen, met inbegrip van de bekabeling in gebouwen. Hiertoe moeten de NRI’s de SMP-exploitant verplichten om gedetailleerde informatie te verstrekken over de architectuur van zijn toegangsnetwerk en moeten zij, na overleg met potentiële toegangszoekers over uitvoerbare toegangspunten, bepalen waar het distributiepunt van het afsluitende segment in het toegangsnetwerk moet komen met als doel de toegang te verplichten, overeenkomstig artikel 12, lid 1, van Richtlijn 2002/19/EG. Bij een dergelijk besluit moeten de NRI’s in acht nemen dat elk distributiepunt een voldoende aantal eindgebruikersverbindingen moet hosten om commercieel haalbaar te zijn voor de toegangszoeker.

19.

De SMP-exploitant moet worden verplicht om toegang tot de distributiepunten te verschaffen overeenkomstig het principe van gelijkwaardigheid zoals beschreven in bijlage II. In geval van een verzoek om een referentieaanbod voor toegang tot het afsluitende segment moeten de NRI’s zo snel mogelijk opdracht geven tot voorlegging van het aanbod. Het referentieaanbod moet uiterlijk zes maanden nadat het verzoek is gedaan, beschikbaar zijn.

20.

De NRI’s moeten garanderen dat in toegang tot het afsluitende segment voorzien wordt tegen kostengeoriënteerde prijzen in overeenstemming met bijlage I.

21.

De NRI’s moeten in overeenstemming met de vraag in de markt de SMP-exploitant stimuleren of, als dit conform nationale wetgeving juridisch mogelijk is, hem ertoe verplichten om in meervoudige vezellijnen in het afsluitende segment te voorzien.

Ontbundelde toegang tot de vezellijn in het geval van FTTH

22.

In overeenstemming met de principes van Richtlijn 2002/19/EG (5), moeten de NRI’s bij FTTH-uitrol door de SMP-exploitant in principe ontbundelde toegang tot de vezellijn verplichten. Een uitzondering zou alleen kunnen worden gerechtvaardigd in geografische gebieden waar de aanwezigheid van diverse alternatieve infrastructuren, zoals FTTH-netwerken en/of kabel, in combinatie met concurrerende toegangsaanbiedingen, waarschijnlijk zal resulteren in effectieve concurrentie op het downstreamniveau. Het opleggen van ontbundelde toegang tot de vezellijn moet vergezeld gaan van aangepaste maatregelen die colocatie en backhaul garanderen. De toegang zou op het meest aangewezen punt in het netwerk moeten worden gegeven, wat normaal gesproken het MPoP is.

23.

De NRI’s moeten de ontbundelde toegang tot de vezellijn verplichten ongeacht de netwerkarchitectuur en technologie geïmplementeerd door de SMP-exploitant.

24.

Het bestaande referentieaanbod voor LLU moet zo spoedig mogelijk worden aangevuld om ontbundelde toegang tot de vezellijn te omvatten. Bijlage II bij Richtlijn 2002/19/EG bevat een minimumlijst van voorwaarden die deel moeten uitmaken van het referentieaanbod voor LLU, en die mutatis mutandis moeten gelden voor de ontbundelde toegang tot de vezellijn. Het referentieaanbod moet zo snel beschikbaar zijn en in elk geval niet later dan zes maanden nadat een NRI tot het verlenen van toegang heeft verplicht.

25.

De prijs voor toegang tot de ontbundelde vezellijn moet kostengeoriënteerd zijn. De NRI’s moeten absoluut rekening houden met het bijkomende en kwantificeerbare investeringsrisico van de SMP-exploitant bij het bepalen van de prijs voor toegang tot de ontbundelde vezellijn. In principe moet dit risico blijken in een premie inbegrepen in de kosten van kapitaal voor de relevante investering zoals beschreven in bijlage I.

26.

De NRI’s moeten ook de tarieven beoordelen die door de SMP-exploitant worden voorgesteld, om zo het investeringsrisico te spreiden. De NRI’s mogen alleen instemmen met dergelijke regelingen als zij tevreden zijn met het feit dat de SMP-exploitant alle relevante informatie met betrekking tot de investering verstrekt, en alleen als dergelijke regelingen geen discriminerend of uitsluitend effect heeft. De criteria voor het beoordelen van dergelijke regelingen worden beschreven in bijlage I.

27.

In dergelijke gevallen moeten de NRI’s ervoor zorgen dat er een voldoende marge blijft tussen de groothandels- en kleinhandelsprijzen om een effectieve concurrent toegang te verlenen tot de markt. De NRI’s moeten bijgevolg het prijszettingsgedrag van de SMP-exploitant verifiëren door gedurende een adequaat bemeten periode een correct gespecificeerde margin-squeezetest uit te voeren. De NRI’s moeten op voorhand de methodologie specificeren die zij zullen hanteren om de verrekeningstest op te sporen, de te gebruiken parameters voor de margin-squeezetest en de correctiemechanismen in het geval van een margin squeeze.

28.

Waar de concurrentievoorwaarden in het betrokken gebied door de gezamenlijke uitrol van FTTH-netwerken, gebaseerd op meervoudige vezellijnen van verscheidene mede-investeerders, aanzienlijk verschillend zijn, dat wil zeggen om bijvoorbeeld de definitie van een afzonderlijke geografische markt te verdedigen, moeten de NRI’s tijdens hun marktanalyse onderzoeken, of er — in het licht van het niveau van infrastructuurconcurrentie als gevolg van de mede-investering — een bevinding van SMP met betrekking tot die markt gewaarborgd is. In deze context moeten de NRI’s specifiek nagaan of elke mede-investeerder strikt gelijkwaardige en kostengeoriënteerde toegang tot de gezamenlijke infrastructuur heeft en of de mede-investeerders effectief concurreren op de downstreammarkt. Zij moeten ook onderzoeken of de mede-investeerders voldoende leidingcapaciteit voor derden installeren om kostengeoriënteerde toegang tot dergelijke capaciteit te gebruiken en te verlenen.

Toegangsverplichtingen in het geval van FTTN

29.

De NRI’s moeten een ontbundelde toegang tot het kopersubnet opleggen. Een oplossing waarbij het kopersubnet wordt ontbundeld, moet worden aangevuld met backhaulmaatregelen, zo nodig inclusief vezel- en Ethernet-backhaul, en met bijkomende oplossingen die de doeltreffendheid en uitvoerbaarheid hiervan garanderen, zoals niet-discriminerende toegang tot faciliteiten voor colocatie, of bij gebrek hieraan, equivalente colocatie. Het referentieaanbod moet zo snel mogelijk worden ingevoerd en in elk geval niet later dan zes maanden nadat een NRI tot het verlenen van toegang heeft verplicht.

30.

Wanneer de NRI’s een ontbundeling van het kopersubnet opleggen, moet de SMP-exploitant worden verplicht het bestaande LLU-referentieaanbod met alle noodzakelijke items te complementeren. De prijs voor toegang tot alle items moet kostengeörienteerd zijn in overeenstemming met bijlage I.

Groothandelsbreedbandtoegang (markt 5)

31.

Waar SMP op markt 5 wordt aangetroffen, moeten oplossingen met betrekking tot groothandelsbreedbandtoegang worden gehandhaafd of gewijzigd voor de bestaande diensten en hun kettingsubstituten. De NRI’s moeten de groothandelsbreedbandtoegang via VDSL als een kettingsubstituut beschouwen voor de bestaande groothandelsbreedbandtoegang via zuivere koperlijnen.

32.

De NRI’s moeten de SMP-exploitant verplichten om nieuwe groothandelsbreedbandtoegangsproducten beschikbaar te maken, en dit ten minste zes maanden vóór de SMP-exploitant of zijn kleinhandelsdeelmarkten de eigen NGA-kleinhandelsdiensten aanbiedt, tenzij er andere effectieve mechanismen zijn voorzien om non-discriminatie te waarborgen.

33.

De NRI’s moeten de levering van verschillende groothandelsproducten opleggen die in termen van bandbreedte en kwaliteit het best de technologische mogelijkheden aantonen die inherent zijn aan de NGA-infrastructuur om alternatieve exploitanten in staat te stellen effectief te concurreren, inclusief voor dienstverlening op bedrijfsniveau.

34.

De NRI’s moeten met elkaar samenwerken om aangepaste technische specificaties te definiëren voor de groothandelsbreedbandproducten die via NGA’s worden geleverd, en informatie verstrekken aan internationale normeninstellingen om de ontwikkeling van relevante industrienormen te vergemakkelijken.

35.

De NRI’s moeten in principe kostenoriëntatie opleggen voor verplichte groothandelsbreedbandtoegangsproducten in overeenstemming met bijlage I, rekening houdend met verschillen in bandbreedte en kwaliteit van de diverse groothandelsaanbiedingen.

36.

De NRI’s moeten analyseren of een verplichting van kostenoriëntatie op verplicht gestelde groothandelsbreedbandtoegang noodzakelijk is om de effectieve concurrentie te realiseren voor het geval dat de functionele scheiding of andere vormen van scheiding effectief zijn gebleken om een gelijkwaardige toegang te waarborgen. Bij gebrek aan kostenoriëntatie moeten NRI’s het prijszettingsgedrag van de SMP-exploitant controleren door een correct gespecificeerde margin-squeezetest uit te voeren.

37.

Als NRI’s van mening zijn dat er, in een bepaald geografisch gebied, een effectieve toegang is tot de ontbundelde vezellijn van het netwerk van de SMP-exploitant, en dat dergelijke toegang waarschijnlijk zal resulteren in effectieve concurrentie op het downstreamniveau, dan moeten de NRI’s overwegen om de verplichting tot groothandelsbitstreamtoegang in het bewuste gebied op te heffen.

38.

Bij de controle of SMP aanwezig is, moeten de NRI’s, in het geval van mede-investering, de principes beschreven in paragraaf 28 als leidraad nemen.

Migratie

39.

Bestaande SMP-verplichtingen met betrekking tot markten 4 en 5 moeten gehandhaafd blijven en mogen niet ongedaan worden gemaakt door veranderingen in de bestaande netwerkarchitectuur en de technologie, tenzij een akkoord wordt bereikt over een geschikte migratieweg tussen de SMP-exploitant en exploitanten die momenteel toegang hebben tot het netwerk van de SMP-exploitant. Bij gebrek aan een dergelijke overeenkomst moeten de NRI’s ervoor zorgen dat de alternatieve exploitanten ten laatste vijf jaar vóór een buitenbedrijfstelling van interconnectiepunten, zoals de aansluitnetuitwisseling, worden geïnformeerd, waarbij qua termijn in voorkomend geval rekening kan worden gehouden met de nationale omstandigheden. Deze periode kan minder dan vijf jaar bedragen, als er volledig gelijkwaardige actieve toegang tot het punt van interconnectie wordt verleend.

40.

De NRI’s moeten een transparant kader invoeren voor de migratie van koper- naar vezelgebaseerde netwerken. De NRI’s moeten garanderen dat de systemen en procedures die door de SMP-exploitant worden ingevoerd, inclusief hulpbesturingssystemen, zo ontworpen worden dat het schakelen van alternatieve leveranciers naar NGA-gebaseerde toegangsproducten wordt vergemakkelijkt.

41.

De NRI’s moeten hun bevoegdheden conform artikel 5 van Richtlijn 2002/21/EG gebruiken om informatie bij de SMP-exploitant te verkrijgen betreffende alle plannen aangaande netwerkwijzigingen waarvan kan worden aangenomen dat ze de concurrentievoorwaarden in een bepaalde markt of een deelmarkt zullen beïnvloeden. Indien de SMP-exploitant overweegt om een deel van zijn bestaande koperen toegangsnetwerk door vezel te vervangen en de huidige gebruikte interconnectiepunten buiten bedrijf te stellen, dan moeten de NRI’s conform artikel 9, lid 1, van Richtlijn 2002/19/EG garanderen dat ondernemingen die toegang hebben tot het netwerk van de SMP-exploitant tijdig alle nodige informatie ontvangen om hun eigen netwerken en netwerkuitbreidingsplannen dienovereenkomstig aan te passen. De NRI’s moeten de vorm en het detailniveau van dergelijke informatie bepalen, en garanderen dat strikte vertrouwelijkheid van de onthulde informatie wordt geëerbiedigd.

42.

Deze aanbeveling is gericht tot de lidstaten.

Gedaan te Brussel, 20 september 2010.

Voor de Commissie

Neelie KROES

Vicevoorzitster


(1)  PB L 108 van 24.4.2002, blz. 33.

(2)  PB L 344 van 28.12.2007, blz. 65.

(3)  Zie ook overweging 60 van Richtlijn 2009/140/EG van het Europees Parlement en de Raad (PB L 337 van 18.12.2009, blz. 37).

(4)  PB L 108 van 24.4.2002, blz. 7.

(5)  Zie met name overweging 19.


BIJLAGE I

Beginselen inzake prijsbepaling en risico

1.   ALGEMENE BEGINSELEN INZAKE PRIJSBEPALING VAN NGA-TOEGANG

Conform artikel 8, lid 2, van Richtlijn 2002/21/EG moeten de NRI’s de concurrentie inzake levering van onder meer elektronischecommunicatienetwerken, elektronischecommunicatiediensten en bijbehorende faciliteiten en diensten bevorderen door effectieve investering in de infrastructuur aan te moedigen. Bij het bepalen van de kostenbasis die voor kostengeoriënteerde verplichtingen wordt gehanteerd, conform artikel 13, lid 1, van Richtlijn 2002/19/EG, moeten de NRI’s overwegen of de verdubbeling van de relevante NGA-toegangsinfrastructuur economisch uitvoerbaar en efficiënt is. Waar dit niet het geval is, moet het hoofddoel erin bestaan een eerlijk speelveld te creëren tussen de downstreamafdeling van de SMP-exploitant en de alternatieve netwerkexploitanten. Een consistente aanpak in de regelgeving kan daarom betekenen dat de NRI’s verschillende kostenbasissen hanteren voor het berekenen van kostengeoriënteerde prijzen voor reproduceerbare en niet-reproduceerbare activa, of dat ze, in dit laatste geval, ten minste de parameters aanpassen die hun kostenmethodologieën ondersteunen.

In gevallen waarbij de investering in NGA’s voor haar winstgevendheid afhangt van onzekere factoren zoals veronderstellingen van aanzienlijk hogere ARPU’s (average revenues per user) of verhoogde marktaandelen, moeten de NRI’s evalueren of de kapitaalkosten de hogere investeringsrisico’s weergeven wat betreft investeringen in de huidige kopergebaseerde netwerken. Extra mechanismen die dienen om het investeringsrisico tussen investeerders en toegangszoekers te verdelen en de marktpenetratie te bevorderen, kunnen ook worden aangewend, zoals tarifering voor langetermijntoegang of volumekortingen. Dergelijke tariferingsmechanismen moeten door de NRI worden herzien in overeenstemming met de criteria in secties 7 en 8 hieronder.

Om kostengeoriënteerde verplichtingen op te leggen, moeten de NRI’s een gescheiden boekhouding voeren conform artikel 11 van Richtlijn 2002/19/EG. Er moeten gescheiden rekeningen worden aangemaakt voor de NGA-infrastructuur en/of de dienstelementen tot welke toegang is opgelegd, en dit op zulke wijze dat de NRI i) de kosten van alle relevante activa voor het bepalen van de toegangsprijzen (inclusief waardevermindering en veranderingen in waardering) kan identificeren en ii) effectief kan nagaan of de SMP-exploitant dezelfde toegangsvoorwaarden en -prijzen hanteert voor andere marktdeelnemers als voor de eigen downstreamafdeling. Bij een dergelijke controle moeten margin-squeezetests worden doorgevoerd. De kosten moeten op basis van objectieve criteria worden verdeeld onder de diverse groot- en kleinhandelsproducten die zich op dergelijke gegevens baseren, om zo een dubbele telling te vermijden.

De NRI’s moeten de stijgende kosten schatten die nodig zijn om toegang te verlenen tot de betrokken faciliteiten. Dergelijke kosten betreffen het bestellen en verstrekken van toegang tot civieltechnische infrastructuur of vezel; de bedrijfs- en onderhoudskosten voor IT-systemen; en de bedrijfskosten met betrekking tot groothandelsproductmanagement. Deze kosten moeten op een evenredige basis worden verdeeld over alle ondernemingen die toegang hebben, met inbegrip van de downstreamafdeling van de SMP-exploitant.

2.   PRIJSBEPALING VOOR DE TOEGANG TOT CIVIELTECHNISCHE INFRASTRUCTUUR

De toegang tot bestaande civieltechnische infrastructuur van de SMP-exploitant op markt 4 moet worden verplicht aan kostengeoriënteerde prijzen. De NRI’s moeten de toegangsprijzen tot civieltechnische infrastructuur consistent reguleren met de methodologie die gebruikt wordt voor het bepalen van de prijs voor toegang tot het ongebundelde koperen aansluitnet. De NRI’s moeten ervoor zorgen dat de toegangsprijzen de kosten weergeven die effectief door de SMP-exploitant worden gedragen. De NRI’s moeten in het bijzonder rekening houden met de effectieve levensduur van de relevante infrastructuur en de eventuele uitrolvoordelen van de SMP-exploitant. De toegangsprijzen moeten de juiste waarde van de bewuste infrastructuur vatten, met inbegrip van de waardevermindering ervan.

Bij het bepalen van de prijs voor toegang tot de civieltechnische infrastructuur mogen de NRI’s wat betreft het risicoprofiel geen onderscheid maken met dit van koperdraadinfrastructuur, behalve als de SMP-exploitant specifieke civieltechnische kosten moest maken — bovenop de normale onderhoudskosten — om een NGA-netwerk uit te rollen.

3.   PRIJSBEPALING VAN TOEGANG TOT HET AFSLUITENDE SEGMENT IN HET GEVAL VAN FTTH

De NRI’s moeten de prijzen voor toegang tot het distributiepunt consistent reguleren met de methodologie die gebruikt wordt voor het bepalen van de prijs voor toegang tot het ongebundelde koperen aansluitnet. De NRI’s moeten ervoor zorgen dat de toegangsprijzen de kosten weergeven die effectief door de SMP-exploitant worden gedragen, eventueel inclusief een hogere risicopremie om een bijkomend en kwantificeerbaar risico van de SMP-exploitant weer te geven.

4.   PRIJSBEPALING VAN TOEGANG TOT HET VEZELNETWERK OP HET MPoP IN HET GEVAL VAN FTTH (ONTBUNDELDE VEZELLIJN)

Bij het bepalen van de prijzen voor toegang tot de ontbundelde vezellijn moeten de NRI’s een hogere risicopremie opnemen om een bijkomend en kwantificeerbaar risico van de SMP-exploitant weer te geven. De risicopremie moet worden geschat in overeenstemming met de methodologie beschreven in sectie 6 hieronder. Bijkomende prijsflexibiliteit kan worden toegestaan overeenkomstig secties 7 en 8 hieronder.

Volgens het principe van non-discriminatie moet de prijs die aan de downstreamafdeling van de SMP-exploitant wordt aangerekend identiek zijn aan de prijs voor derden.

5.   PRIJSBEPALING VOOR TOEGANG TOT HET KOPERSUBNET IN HET GEVAL VAN FTTN

De NRI’s moeten een kostengebaseerde toegang opleggen tot alle items die nodig zijn om ontbundeling van het subnet mogelijk te maken, inclusief backhaulmaatregelen en bijkomende oplossingen, zoals niet-discriminerende toegang tot faciliteiten voor colocatie, of bij gebrek hieraan, equivalente colocatie.

De prijzen voor een gereguleerde toegang mogen niet hoger zijn dan de kosten die door een effectieve exploitant worden gedragen. Hiertoe kunnen NRI’s overwegen om deze kosten te evalueren aan de hand van bottom-up modelling of benchmarks, indien beschikbaar.

Bij het bepalen van de prijs voor toegang tot het kopersubnet mogen de NRI’s wat betreft het risicoprofiel geen onderscheid maken met dit van de bestaande koperdraadinfrastructuur.

6.   CRITERIA VOOR HET BEPALEN VAN DE RISICOPREMIE

Het aangaan van investeringsrisico’s moet wordt beloond aan de hand van een risicopremie die in de kapitaalkosten is geïntegreerd. Het rendement op kapitaal dat investeringen ex ante in NGA-netwerken mogelijk maakte, moet het saldo trekken tussen enerzijds het creëren van doeltreffende investeringsstimuli voor ondernemingen (met een voldoende hoog rendement) en anderzijds het bevorderen van allocatie, duurzame concurrentie en maximale voordelen voor de consument (met een rendement dat niet excessief is). Hiertoe moeten de NRI’s, indien gerechtvaardigd, tijdens de terugbetalingsperiode van de investering een supplement opnemen dat het investeringsrisico weergeeft in de WACC-berekening die momenteel wordt uitgevoerd voor het bepalen van de prijs voor toegang tot de ontbundelde koperlijn. Het kalibreren van opbrengststromen voor het berekenen van de WACC moet rekening houden met alle bedragen van geïnvesteerd kapitaal, inclusief respectieve loonkosten, bouwkosten, voorziene doelmatigheidswinst en de eindactivawaarde, overeenkomstig overweging 20 van Richtlijn 2002/19/EG.

De NRI’s moeten het investeringsrisico schatten, onder andere door rekening te houden met volgende factoren van onzekerheid: i) onzekerheid met betrekking tot de vraag van de klein- en groothandel; ii) onzekerheid met betrekking tot de uitrolkosten, de civieltechnische werkzaamheden en bestuursuitvoering; iii) onzekerheid met betrekking tot de technologische vooruitgang; iv) onzekerheid over de marktdynamica en de evoluerende concurrentie, zoals de graad van infrastructuurgebaseerde concurrentie en/of concurrentie van de kabel; en v) macro-economische onzekerheid. Deze factoren kunnen op termijn veranderen, in het bijzonder door de progressief verhoogde tegemoetkoming aan de klein- en groothandelvraag. De NRI’s moeten daarom de situatie op regelmatige tijdstippen herzien en de risicopremie op termijn aanpassen, omwille van de bovengenoemde factoren.

Criteria zoals de aanwezigheid van schaalvoordelen (vooral als de investering alleen in stedelijke gebieden gebeurt), hoge aandelen in de kleinhandelsmarkt, controle van essentiële infrastructuren, OPEX-besparingen, opbrengst van de verkoop van onroerende goederen evenals bevoorrechte toegang tot aandelen- en schuldmarkten zullen het risico van NGA-investeringen door de SMP-exploitant waarschijnlijk verminderen. Deze aspecten moeten ook regelmatig opnieuw worden geëvalueerd door de NRI’s bij het herzien van de risicopremie.

De bovengenoemde overwegingen gelden in het bijzonder voor investeringen in FTTH. Anderzijds, de investeringen in FTTN, dat een gedeeltelijke verbetering van een bestaand toegangsnetwerk (zoals bijvoorbeeld VDSL) is, hebben normaal gesproken een beduidend lager risicoprofiel dan investeringen in FTTH, ten minste in dichtbevolkte gebieden. Er is in het bijzonder minder onzekerheid over de vraag naar bandbreedte die via FTTN/VDSL moet worden geleverd, en de totale kapitaalsvereisten zijn lager. Daarom, waar bij gereguleerde prijzen voor FTTN/VDSL-gebaseerde WBA rekening moet worden gehouden met de verbonden investeringsrisico’s, hoeft een dergelijk risico niet te worden verondersteld van een gelijkaardige omvang te zijn als het risico dat met FTTH-gebaseerde groothandelstoegangsproducten gepaard gaat. Bij het bepalen van de risicopremies voor FTTN/VDSL-gebaseerde WBA moeten de NRI’s deze factoren de nodige aandacht geven, en mogen ze de tarieven beschreven in secties 7 en 8 niet automatisch goedkeuren. De NRI’s moeten publiekelijk beraadslagen over hun methodologie om de risicopremie te bepalen.

7.   CRITERIA OM TARIEVEN VOOR LANGETERMIJNTOEGANG TE BEPALEN IN GEVAL VAN FTTH

Toegangsprijzen die aangepast zijn omwille van het risico door de langetermijntoegang kunnen variëren als een functie van de tijd waarin toegangsverbintenissen worden aangegaan. De contracten voor langetermijntoegang zouden zich op een lager prijsniveau per toegangslijn situeren dan de contracten voor kortetermijntoegang. De prijzen voor langetermijntoegang mogen alleen de verlaging van het risico voor de investeerder weergeven, en kunnen daarom niet lager zijn dan de kostengeoriënteerde prijs, waar geen hogere risicopremie wordt bijgerekend die het systematische risico van de investering weergeeft. In geval van langetermijncontracten zouden nieuwe deelnemers volledige controle van fysieke activa verwerven, wat hen ook de mogelijkheid biedt om aan de secundaire handel deel te nemen. Kortetermijncontracten zouden beschikbaar zijn zonder langetermijnverplichtingen, en bijgevolg een hogere prijs per toegangslijn hebben, waarbij de toegangsprijzen de potentiële waarde weergeven die aan de flexibiliteit van dergelijke vorm van toegang is gekoppeld; dit komt ten goede aan de toegangszoeker.

De tarifering voor langetermijntoegang kan op termijn echter worden misbruikt door de SMP-exploitant om zo zijn kleinhandelsdiensten te verkopen aan prijzen die lager liggen dan de prijzen voor zijn gereguleerde groothandelsdiensten (hij zou zo immers zijn eigen kleinhandelafdeling lage prijzen door langetermijnverbintenissen aanrekenen), en bijgevolg het mechanisme van de markt buitensluiten. Voorts worden de alternatieve leveranciers met kleinere klantenbasissen en onduidelijke bedrijfsperspectieven geconfronteerd met hogere risiconiveaus. Ze zouden mogelijk niet in staat zijn om langetermijnproducten aan te kopen. Ze zouden bijgevolg hun investering moeten spreiden en gereguleerde toegang op een later tijdstip moeten aankopen.

Daarom kan een tarifering voor langetermijntoegang pas worden aanvaard als de NRI’s ervoor zorgen dat de volgende voorwaarden zijn vervuld:

a)

prijzen voor langetermijnverbintenissen geven alleen de verlaging van risico voor de investeerder weer, en

b)

de marge tussen de groot- en kleinhandelsprijzen is gedurende een adequaat bemeten periode voldoende groot om een effectieve concurrent in de downstreammarkt toe te laten tot de markt.

8.   CRITERIA OM VOLUMEKORTINGEN TE BEPALEN IN GEVAL VAN FTTH

Toegangsprijzen die aangepast zijn omwille van het risico door de volumekortingen tonen aan dat het investeringsrisico afneemt met het totale aantal vezellijnen dat reeds is verkocht in een bepaald gebied. Het risico van de investering hangt nauw samen met het aantal vezellijnen dat ongebruikt blijft. Hoe hoger het aandeel gebruikte vezellijnen, hoe lager het risico. De toegangsprijzen kunnen daarom variëren overeenkomstig het gekochte volume. Een uniforme korting mag alleen worden goedgekeurd als deze, aan een uniforme prijs per lijn, beschikbaar is voor alle in aanmerking komende exploitanten. De NRI’s moeten het volume van lijnen bepalen dat moet worden gekocht om recht te hebben op een dergelijke volumekorting, rekening houdend met de geschatte minimale exploitatieschaal die een toegangszoeker nodig heeft om efficiënt op de markt te concurreren, en rekening houdend met de noodzaak een marktstructuur te handhaven waarin voldoende in aanmerking komende marktdeelnemers aanwezig zijn om efficiënte concurrentie te verzekeren. De volumekorting mag alleen de verlaging van het risico voor de investeerder weergeven, en kan daarom niet resulteren in toegangsprijzen die lager zijn dan de kostengeoriënteerde prijs, waar geen hogere risicopremie wordt bijgerekend die het systematische risico van de investering weergeeft. Gezien de risicopremie normaal zou moeten afnemen na de algemeen verhoogde tegemoetkoming aan de klein- en groothandelsvraag, zou de volumekorting eveneens in dezelfde mate moeten afnemen, en is ze niet langer gerechtvaardigd zodra de klein- en de groothandelsvraag in hoge mate zijn vervuld.

De volumekorting mag alleen worden aanvaard door de NRI’s op voorwaarde dat volgende voorwaarden zijn vervuld:

a)

de volumekorting wordt berekend per gebied dat de NRI, met inachtneming van de nationale omstandigheden en de netwerkarchitectuur, als adequaat heeft afgebakend, en geldt in gelijke mate voor alle toegangszoekers die, in het betreffende gebied, bereid zijn om ten minste het aantal lijnen te kopen dat recht geeft op de korting, en

b)

de volumekorting geeft alleen de verlaging van het risico voor de investeerder weer, en

c)

de marge tussen de groot- en kleinhandelsprijzen is gedurende een adequaat bemeten periode voldoende groot om een effectieve concurrent toe te laten tot de markt.


BIJLAGE II

Toepassing van het principe van gelijkwaardigheid voor de toegang tot de civieltechnische infrastructuur van de SMP-exploitant voor het ontwikkelen van NGA-netwerken

1.   PRINCIPE VAN GELIJKWAARDIGHEID

De toegang tot civieltechnische infrastructuur van de SMP-exploitant kan een belangrijke input betekenen voor de uitrol van NGA-netwerken. Om gelijke voorwaarden te creëren voor alle nieuwe deelnemers en de SMP-exploitant, is het belangrijk dat een dergelijke toegang op een strikt gelijkwaardige basis wordt verleend. De NRI’s moeten de SMP-exploitant verplichten om toegang te verlenen tot zijn civieltechnische infrastructuur, onder dezelfde voorwaarden voor interne toegangszoekers en voor derden. Voornamelijk de SMP-exploitant moet alle noodzakelijke informatie met betrekking tot de infrastructuurkenmerken delen, en dezelfde procedures gelden voor het bestellen en verlenen van de toegang. De referentieaanbiedingen en de dienstenniveau-overeenkomsten spelen een belangrijke rol in het garanderen van een correcte toepassing van het gelijkwaardigheidsprincipe. Omgekeerd is het belangrijk dat de asymmetrische gegevens waarover de SMP-exploitant beschikt met betrekking tot de uitbreidingsplannen van externe toegangszoekers, niet worden gebruikt door de SMP-exploitant om een onbehoorlijk commercieel voordeel te verwerven.

2.   INFORMATIE OVER DE CIVIELTECHNISCHE INFRASTRUCTUUR EN DE DISTRIBUTIEPUNTEN

De SMP-exploitant moet aan externe toegangszoekers dezelfde informatie over zijn civieltechnische infrastructuur en distributiepunten verstrekken als aan zijn interne afdelingen. Deze informatie moet de organisatie van de civieltechnische infrastructuur bevatten evenals de technische kenmerken van de verschillende elementen waaruit de infrastructuur bestaat. Indien beschikbaar, moet de geografische locatie van deze elementen, met inbegrip van leidingen, masten en andere fysieke activa (bijvoorbeeld onderhoudsruimten) worden verstrekt, evenals de beschikbare ruimte in leidingen. De geografische locatie van distributiepunten en een lijst van aangesloten gebouwen moet ook worden voorzien.

De SMP-exploitant moet alle interventieregels en technische voorwaarden specificeren met betrekking tot de toegang en het gebruik van zijn civieltechnische infrastructuur en distributiepunten, en van de verschillende elementen waaruit de infrastructuur is opgebouwd. Voor derden moeten dezelfde regels en voorwaarden gelden als voor interne toegangszoekers.

De SMP-exploitant moet de hulpmiddelen voorzien om een juiste toegang tot informatie te garanderen, bijvoorbeeld gemakkelijk toegankelijke mappen, databanken of webportalen. De informatie moet regelmatig worden bijgewerkt, om zo rekening te houden met de evolutie en ontwikkeling van de infrastructuur en met de bijkomend vergaarde informatie, in het bijzonder over de vezeluitrolprojecten door de SMP-exploitant of andere toegangszoekers.

3.   BESTELLEN EN VERSTREKKEN VAN DE TOEGANG

De SMP-exploitant moet de procedures en middelen implementeren die nodig zijn om een effectieve toegang tot en het gebruik van zijn civieltechnische infrastructuur en distributiepunten, evenals van de verschillende elementen waaruit de infrastructuur is opgebouwd, te garanderen. In het bijzonder moet de SMP-exploitant end-to-end-bestellingen, lever- en foutenbeheersystemen verstrekken aan externe toegangszoekers, en zorgen dat deze gelijkwaardig zijn aan deze die worden verstrekt aan interne toegangszoekers. Hierin moeten maatregelen vervat zijn die de obstructies in de momenteel gebruikte leidingen moeten verhelpen.

Verzoeken om informatie, toegang en gebruik van de civieltechnische infrastructuur, de distributiepunten en de verschillende elementen van de infrastructuur door externe toegangszoekers moeten binnen dezelfde tijdslimieten worden behandeld als gelijkwaardige verzoeken van interne toegangszoekers. Ook moet dezelfde graad van transparantie bij het verwerken van de verzoeken aan de dag worden gelegd, en moeten de negatieve antwoorden objectief worden gerechtvaardigd.

De informatiesystemen van de SMP-exploitant moeten logboeken bijhouden van de behandeling van verzoeken, die beschikbaar moeten worden gemaakt voor de NRI.

4.   INDICATOREN VOOR DIENSTVERLENINGSNIVEAUS

Om ervoor te zorgen dat de toegang tot en het gebruik van de civieltechnische infrastructuur van de SMP-exploitant op een gelijkwaardige basis worden verleend, moeten de indicatoren voor dienstverleningsniveaus worden gedefinieerd en berekend, zowel voor interne toegangszoekers als voor derden. De indicatoren voor dienstverleningsniveaus moeten de ontvankelijkheid van de SMP-exploitant meten om de acties te ondernemen die noodzakelijk zijn om toegang te verlenen tot de civieltechnische infrastructuur. De beoogde dienstverleningsniveaus moeten met de toegangszoekers worden overeengekomen.

Indicatoren voor dienstverleningsniveaus moeten tijdslimieten omvatten voor het beantwoorden van verzoeken om informatie over de beschikbaarheid van elementen van de infrastructuur, met inbegrip van leidingen, masten, andere fysieke activa (bijvoorbeeld mangaten), of distributiepunten; tijdslimieten voor het beantwoorden van een vraag over de mogelijkheid om elementen van de infrastructuur te gebruiken; een ontvankelijkheidsmaatregel om verzoeken te behandelen voor toegang tot en gebruik van elementen van de infrastructuur; een ontvankelijkheidsmaatregel voor storingverhelpingsprocessen.

De berekening van de indicatoren voor dienstverleningsniveaus moet regelmatig en op vaste tijdstippen gebeuren en ter beschikking worden gesteld van externe toegangszoekers. De NRI moet nagaan of de niveaus van dienstverlening verstrekt aan externe toegangszoekers gelijkwaardig zijn aan deze die door de SMP-exploitant intern worden geleverd. De SMP-exploitant moet adequate compensatie voorzien in het geval dat de geleverde niveaus niet in overeenstemming zijn met de beoogde dienstverleningsniveaus die met externe toegangszoekers zijn overeengekomen.

5.   REFERENTIEAANBOD

De verschillende punten die vereist zijn om een gelijkwaardige toegang tot de civieltechnische infrastructuur van de SMP-exploitant te verstrekken, moeten in een referentieaanbod worden gepubliceerd, indien een toegangszoeker om een dergelijk aanbod heeft verzocht. Het referentieaanbod moet minimaal de relevante procedures en hulpmiddelen bevatten om informatie over civieltechnische activa te verzamelen; de toegang tot en gebruiksvoorwaarden voor de verschillende elementen beschrijven die de civieltechnische infrastructuur vormen; de procedures en hulpmiddelen beschrijven voor het bestellen en leveren van de toegang en het beheren van storingen; en de beoogde dienstverleningsniveaus en de schade door inbreuken op de dienstniveaus herstellen. Het verstrekken van interne toegang moet op dezelfde voorwaarden gebaseerd zijn als diegene die vervat zijn in het referentieaanbod dat aan externe toegangszoekers wordt verstrekt.

6.   TOEZICHT DOOR DE NRI

De NRI’s moeten ervoor zorgen dat het principe van gelijkwaardigheid effectief wordt toegepast. Hiervoor moeten zij garanderen dat, wanneer daarom wordt verzocht, een referentieaanbod voor de toegang tot civieltechnische infrastructuur op het gepaste moment aan externe toegangszoekers wordt voorgelegd. Behalve de dienstniveauverslagen moeten de NRI’s er ook voor zorgen dat de SMP-exploitanten alle elementen registreren die noodzakelijk zijn om de overeenstemming met de gelijkwaardigheid van toegangsvereiste na te gaan. Deze informatie moet de NRI’s in staat stellen om regelmatige controles door te voeren, waarbij wordt nagegaan of het vereiste informatieniveau door de SMP-exploitant aan externe toegangszoekers wordt verstrekt, en of de procedures voor het bestellen en leveren van de toegang correct worden toegepast.

Bovendien moeten de NRI’s ervoor zorgen dat er een fast-track ex-postprocedure is voorzien om geschillen te regelen.

7.   SYMMETRIE VAN INFORMATIE

De gevestigde exploitant heeft voorafgaande kennis van de uitrolplannen van externe toegangszoekers. Om te verhinderen dat dergelijke informatie wordt gebruikt om een onbehoorlijk concurrentievoordeel te genereren, mag de SMP-exploitant die verantwoordelijk is voor de werking van de civieltechnische infrastructuur dergelijke informatie niet delen met zijn downstreamkleinhandelafdeling.

De NRI’s moeten minimaal garanderen dat de personen die betrokken zijn bij de activiteiten van de kleinhandelafdeling van de SMP-exploitant, niet mogen participeren in de bedrijfsstructuren van de SMP-exploitant die, direct of indirect, verantwoordelijk zijn voor het beheren van de toegang tot de civieltechnische infrastructuur.