19.2.2009   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 48/5


RICHTLIJN 2009/11/EG VAN DE COMMISSIE

van 18 februari 2009

tot wijziging van Richtlijn 91/414/EEG van de Raad teneinde bensulfuron, natrium-5-nitroguaiacolaat, natrium-o-nitrofenolaat, natrium-p-nitrofenolaat en tebufenpyrad op te nemen als werkzame stoffen

(Voor de EER relevante tekst)

DE COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN,

Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap,

Gelet op Richtlijn 91/414/EEG van de Raad van 15 juli 1991 betreffende het op de markt brengen van gewasbeschermingsmiddelen (1), en met name op artikel 6, lid 1,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Bij de Verordeningen (EG) nr. 451/2000 (2) en (EG) nr. 1490/2002 van de Commissie (3) zijn de bepalingen voor de uitvoering van de derde fase van het werkprogramma als bedoeld in artikel 8, lid 2, van Richtlijn 91/414/EEG vastgesteld en is een lijst opgesteld van werkzame stoffen die moeten worden onderzocht met het oog op hun opneming in bijlage I bij Richtlijn 91/414/EEG. Bensulfuron, natrium-5-nitroguaiacolaat, natrium-o-nitrofenolaat, natrium-p-nitrofenolaat en tebufenpyrad zijn in die lijst opgenomen.

(2)

Voor deze werkzame stoffen zijn de uitwerking op de menselijke gezondheid en het milieueffect overeenkomstig de Verordeningen (EG) nr. 451/2000 en (EG) nr. 1490/2002 beoordeeld voor een aantal door de kennisgevers voorgestelde toepassingen. Bovendien worden in die verordeningen de als rapporteur optredende lidstaten aangewezen die overeenkomstig artikel 10, lid 1, van Verordening (EG) nr. 1490/2002 de desbetreffende evaluatieverslagen en aanbevelingen bij de Europese Autoriteit voor voedselveiligheid (EFSA) moeten indienen. Voor bensulfuron was de rapporterende lidstaat Italië en werd alle relevante informatie ingediend op 11 september 2006. Voor natrium-5-nitroguaiacolaat, natrium-o-nitrofenolaat en natrium-p-nitrofenolaat was de rapporterende lidstaat Griekenland en werd alle relevante informatie ingediend op 7 december 2005. Voor tebufenpyrad was Duitsland de rapporterende lidstaat en werd alle relevante informatie ingediend op 12 maart 2007.

(3)

De evaluatieverslagen zijn door de lidstaten en de EFSA intercollegiaal getoetst en zijn op 26 september 2008 voor bensulfuron, op 30 september 2008 voor natrium-5-nitroguaiacolaat, natrium-o-nitrofenolaat, natrium-p-nitrofenolaat en op 23 oktober 2008 voor tebufenpyrad bij de Commissie ingediend in de vorm van de wetenschappelijke verslagen van de EFSA (4). Deze verslagen zijn door de lidstaten en de Commissie in het kader van het Permanent Comité voor de voedselketen en de diergezondheid onderzocht en op 2 december 2008 afgerond in de vorm van de evaluatieverslagen van de Commissie over natrium-5-nitroguaiacolaat, natrium-o-nitrofenolaat, natrium-p-nitrofenolaat en tebufenpyrad en op 8 december 2008 over bensulfuron.

(4)

Uit de verschillende analyses is gebleken dat mag worden verwacht dat gewasbeschermingsmiddelen die bensulfuron, natrium-5-nitroguaiacolaat, natrium-o-nitrofenolaat, natrium-p-nitrofenolaat en tebufenpyrad bevatten, in het algemeen voldoen aan de in artikel 5, lid 1, onder a) en b), van Richtlijn 91/414/EEG gestelde eisen, met name voor de toepassingen die zijn onderzocht en opgenomen in de evaluatieverslagen van de Commissie. Deze werkzame stoffen moeten derhalve in bijlage I worden opgenomen, zodat gewasbeschermingsmiddelen die deze werkzame stoffen bevatten, in alle lidstaten kunnen worden toegelaten overeenkomstig het bepaalde in die richtlijn.

(5)

Onverminderd deze conclusie moet nadere informatie over bepaalde specifieke punten worden ingewonnen. Artikel 6, lid 1, van Richtlijn 91/414/EEG bepaalt dat aan de opneming van een werkzame stof in bijlage I voorwaarden kunnen worden verbonden. Derhalve dient de kennisgever nadere informatie te verstrekken over de chemische specificatie, informatie voor de verdere beoordeling van de snelheid waarmee en de weg waarlangs afbraak van bensulfuron plaatsvindt in natte aerobe bodem en van de relevantie van metabolieten ten behoeve van de beoordeling van het risico voor de consument. Voorts moet worden verlangd dat bensulfuron, natrium-5-nitroguaiacolaat, natrium-o-nitrofenolaat en natrium-p-nitrofenolaat ter bevestiging van de risicobeoordeling voor grondwater verder onderzoek ondergaan en dat deze studies door de kennisgevers worden overgelegd. Ten slotte moet de kennisgever worden verplicht ten aanzien van tebufenpyrad informatie te verstrekken waaruit blijkt dat er geen relevante onzuiverheden aanwezig zijn, alsook informatie voor de verdere beoordeling van het risico voor insectenetende vogels.

(6)

Er moet worden voorzien in een redelijke termijn voordat een werkzame stof in bijlage I wordt opgenomen, zodat de lidstaten en de belanghebbende partijen zich kunnen voorbereiden op de nieuwe eisen die uit de opneming voortvloeien.

(7)

Onverminderd de verplichtingen zoals vastgelegd in Richtlijn 91/414/EEG ten gevolge van de opneming van een werkzame stof in bijlage I, moeten de lidstaten na de opneming zes maanden de tijd krijgen om de bestaande toelatingen voor gewasbeschermingsmiddelen die bensulfuron, natrium-5-nitroguaiacolaat, natrium-o-nitrofenolaat, natrium-p-nitrofenolaat en tebufenpyrad bevatten, opnieuw te onderzoeken en erop toe te zien dat aan de voorwaarden van Richtlijn 91/414/EEG, en met name in artikel 13 en bijlage I, wordt voldaan. De lidstaten moeten de bestaande toelatingen al naar het geval wijzigen, vervangen of intrekken overeenkomstig Richtlijn 91/414/EEG. In afwijking van de bovenstaande termijn moet een langere termijn worden vastgesteld voor de indiening en beoordeling van het volledige in bijlage III vermelde dossier voor elk gewasbeschermingsmiddel en elke beoogde toepassing overeenkomstig de uniforme beginselen van Richtlijn 91/414/EEG.

(8)

Bij eerdere opnemingen in bijlage I bij Richtlijn 91/414/EEG van werkzame stoffen die in het kader van Verordening (EEG) nr. 3600/92 van de Commissie (5) zijn onderzocht, is gebleken dat de uitlegging van de verplichtingen van houders van bestaande toelatingen wat de toegang tot gegevens betreft tot problemen kan leiden. Om verdere problemen te voorkomen, lijkt het daarom noodzakelijk de verplichtingen van de lidstaten te verduidelijken, en met name de plicht om te verifiëren of de houder van een toelating toegang tot een dossier verschaft dat aan de vereisten van bijlage II bij die richtlijn voldoet. Deze verduidelijking legt de lidstaten of de houders van toelatingen echter ten opzichte van de tot nu toe vastgestelde richtlijnen tot wijziging van bijlage I geen nieuwe verplichtingen op.

(9)

Richtlijn 91/414/EEG moet daarom dienovereenkomstig worden gewijzigd.

(10)

De in deze richtlijn vervatte maatregelen zijn in overeenstemming met het advies van het Permanent Comité voor de voedselketen en de diergezondheid,

HEEFT DE VOLGENDE RICHTLIJN VASTGESTELD:

Artikel 1

Bijlage I bij Richtlijn 91/414/EEG wordt gewijzigd overeenkomstig de bijlage bij deze richtlijn.

Artikel 2

De lidstaten dienen uiterlijk op 30 april 2010 de nodige wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen vast te stellen en bekend te maken om aan deze richtlijn te voldoen. Zij delen de Commissie de tekst van die bepalingen onverwijld mede, alsmede een tabel ter weergave van het verband tussen die bepalingen en deze richtlijn.

Zij passen die bepalingen toe vanaf 1 mei 2010.

Wanneer de lidstaten die bepalingen aannemen, wordt in die bepalingen zelf of bij de officiële bekendmaking daarvan naar deze richtlijn verwezen. De regels voor die verwijzing worden vastgesteld door de lidstaten.

Artikel 3

1.   De lidstaten moeten overeenkomstig Richtlijn 91/414/EEG bestaande toelatingen voor gewasbeschermingsmiddelen die bensulfuron, natrium-5-nitroguaiacolaat, natrium-o-nitrofenolaat, natrium-p-nitrofenolaat en tebufenpyrad als werkzame stof bevatten, uiterlijk op 30 april 2010 zo nodig wijzigen of intrekken.

Uiterlijk op die datum verifiëren zij met name of aan de voorwaarden van bijlage I bij die richtlijn met betrekking tot bensulfuron, natrium-5-nitroguaiacolaat, natrium-o-nitrofenolaat, natrium-p-nitrofenolaat en tebufenpyrad is voldaan, met uitzondering van de voorwaarden in deel B van de tekst betreffende die werkzame stoffen, en of de houder van de toelating in het bezit is van of toegang heeft tot een dossier dat overeenkomstig de voorwaarden van artikel 13 van die richtlijn aan de eisen van bijlage II bij die richtlijn voldoet.

2.   In afwijking van lid 1 voeren de lidstaten op basis van een dossier conform bijlage III bij Richtlijn 91/414/EEG en rekening houdend met deel B van de tekst van bijlage I bij die richtlijn wat bensulfuron, natrium-5-nitroguaiacolaat, natrium-o-nitrofenolaat, natrium-p-nitrofenolaat en tebufenpyrad betreft, overeenkomstig de uniforme beginselen in bijlage VI bij die richtlijn een nieuwe evaluatie uit voor elk toegelaten gewasbeschermingsmiddel dat bensulfuron, natrium-5-nitroguaiacolaat, natrium-o-nitrofenolaat, natrium-p-nitrofenolaat of tebufenpyrad bevat als enige werkzame stof of als een van een aantal werkzame stoffen die alle uiterlijk op 31 oktober 2009 in bijlage I bij die richtlijn zijn opgenomen. Aan de hand van die evaluatie bepalen zij of het gewasbeschermingsmiddel voldoet aan de voorwaarden van artikel 4, lid 1, onder b), c), d) en e), van die richtlijn.

Daarna zorgen de lidstaten ervoor dat:

a)

als bensulfuron, natrium-5-nitroguaiacolaat, natrium-o-nitrofenolaat, natrium-p-nitrofenolaat en tebufenpyrad de enige werkzame stof in het gewasbeschermingsmiddel is, de toelating zo nodig uiterlijk op 30 april 2014 wordt gewijzigd of ingetrokken; of

b)

als het gewasbeschermingsmiddel naast bensulfuron, natrium-5-nitroguaiacolaat, natrium-o-nitrofenolaat, natrium-p-nitrofenolaat of tebufenpyrad nog andere werkzame stoffen bevat, de toelating zo nodig uiterlijk op 30 april 2014 of, als dat later is, op de datum die voor een dergelijke wijziging of intrekking is vastgesteld in de richtlijn waarbij die stoffen aan bijlage I bij Richtlijn 91/414/EEG zijn toegevoegd, wordt gewijzigd of ingetrokken.

Artikel 4

Deze richtlijn treedt in werking op 1 november 2009.

Artikel 5

Deze richtlijn is gericht tot de lidstaten.

Gedaan te Brussel, 18 februari 2009.

Voor de Commissie

Androulla VASSILIOU

Lid van de Commissie


(1)  PB L 230 van 19.8.1991, blz. 1.

(2)  PB L 55 van 29.2.2000, blz. 25.

(3)  PB L 224 van 21.8.2002, blz. 23.

(4)  EFSA Scientific Report (2008) 178, Conclusion regarding the peer review of the pesticide risk assessment of the active substance bensulfuron (afgerond op 26 september 2008).

EFSA Scientific Report (2008) 191, Conclusion regarding the peer review of the pesticide risk assessment of the active substance sodium (5-nitroguaiacolate, o-nitrophenolate, p-nitrophenolate) (afgerond op 30 september 2008).

EFSA Scientific Report (2008) 192, Conclusion regarding the peer review of the pesticide risk assessment of the active substance tebufenpyrad (afgerond op 23 oktober 2008).

(5)  PB L 366 van 15.12.1992, blz. 10.


BIJLAGE

Aan het einde van de tabel in bijlage I bij Richtlijn 91/414/EEG wordt de volgende tekst toegevoegd:

Nr.

Benaming, identificatienummers

IUPAC-naam

Zuiverheid (1)

Inwerkingtreding

Geldigheidsduur

Bijzondere bepalingen

„276

Bensulfuron

CAS-nr. 83055-99-6

CIPAC-nr. 502.201

α-[(4,6-(Dimethoxypyrimidine-2-ylcarbamoyl)sulfamoyl]-o-toluylzuur (bensulfuron)

Methyl-α-[(4,6-dimethoxypyrimidine-2-ylcarbamoyl)sulfamoyl]-o-toluaat (bensulfuron-methyl)

≥ 975 g/kg

1 november 2009

31 oktober 2019

DEEL A

Alleen voor gebruik als herbicide.

DEEL B

Voor de toepassing van de uniforme beginselen in bijlage VI moet rekening worden gehouden met de conclusies van het evaluatieverslag over bensulfuron dat op 8 december 2008 door het Permanent Comité voor de voedselketen en de diergezondheid is goedgekeurd, en met name met de aanhangsels I en II.

Bij deze algemene beoordeling moeten de lidstaten bijzondere aandacht besteden aan:

de bescherming van in het water levende organismen; ten aanzien van deze risico’s moeten zo nodig risicobeperkende maatregelen, zoals bufferzones, worden toegepast;

de bescherming van het grondwater, wanneer de werkzame stof wordt gebruikt in qua bodemgesteldheid en/of klimatologische omstandigheden kwetsbare gebieden.

De betrokken lidstaten moeten ervoor zorgen dat de kennisgever bij de Commissie de volgende informatie indient:

verdere studies naar de specificatie van de werkzame stof;

informatie voor de verdere beoordeling van de snelheid waarmee en de weg waarlangs afbraak van bensulfuron-methyl plaatsvindt in natte aerobe bodem;

informatie ter beoordeling van de relevantie van metabolieten ten behoeve van de inschatting van het risico voor de consument.

Zij moeten ervoor zorgen dat dergelijke studies uiterlijk op 31 oktober 2011 aan de Commissie worden verstrekt.

277

Natrium-5-nitroguaiacolaat

CAS-nr. 67233-85-6

CIPAC-nr.: niet toegewezen

Natrium-2-methoxy-5-nitrofenolaat

≥ 980 g/kg

1 november 2009

31 oktober 2019

DEEL A

Mag alleen worden toegelaten voor gebruik als groeiregulator voor planten.

DEEL B

Voor de toepassing van de uniforme beginselen in bijlage VI moet rekening worden gehouden met de conclusies van het evaluatieverslag over natrium-5-nitroguaiacolaat, natrium-o-nitrofenolaat en natrium-p-nitrofenolaat dat op 2 december 2008 door het Permanent Comité voor de voedselketen en de diergezondheid is goedgekeurd, en met name met de aanhangsels I en II.

Bij deze algemene beoordeling moeten de lidstaten bijzondere aandacht besteden aan:

de specificatie van het technische materiaal zoals commercieel vervaardigd, die bevestigd en met passende analytische gegevens onderbouwd moet worden. Het in de toxiciteitsdossiers gebruikte materiaal moet worden vergeleken met deze specificatie van het technische materiaal en aan de hand daarvan worden gecontroleerd;

de bescherming van de toedieners en de veiligheid van de werknemers. De toegelaten gebruiksvoorwaarden moeten de toepassing van geschikte persoonlijke beschermingsmiddelen en risicobeperkende maatregelen ter vermindering van de blootstelling voorschrijven;

de bescherming van het grondwater, wanneer de werkzame stof wordt gebruikt in qua bodemgesteldheid en/of klimatologische omstandigheden kwetsbare gebieden. De toelatingsvoorwaarden moeten indien nodig risicobeperkende maatregelen omvatten.

De betrokken lidstaten verzoeken om aanvullende studies ter bevestiging van de risicobeoordeling voor het grondwater. Zij moeten ervoor zorgen dat dergelijke studies uiterlijk op 31 oktober 2011 aan de Commissie worden verstrekt.

278

Natrium-o-nitrofenolaat

CAS-nr. 824-39-5

CIPAC-nr.: niet toegewezen

Natrium-2-nitrofenolaat; natrium-o-nitrofenolaat

≥ 980 g/kg

De volgende onzuiverheden zijn in toxicologisch opzicht van belang:

 

Fenol

maximumgehalte: 0,1 g/kg

 

2,4-dinitrofenol

maximumgehalte: 0,14 g/kg

 

2,6-dinitrofenol

maximumgehalte: 0,32 g/kg

1 november 2009

31 oktober 2019

DEEL A

Mag alleen worden toegelaten voor gebruik als groeiregulator voor planten.

DEEL B

Voor de toepassing van de uniforme beginselen in bijlage VI moet rekening worden gehouden met de conclusies van het evaluatieverslag over natrium-5-nitroguaiacolaat, natrium-o-nitrofenolaat, natrium-p-nitrofenolaat dat op 2 december 2008 door het Permanent Comité voor de voedselketen en de diergezondheid is goedgekeurd, en met name met de aanhangsels I en II.

Bij deze algemene beoordeling moeten de lidstaten bijzondere aandacht besteden aan:

de specificatie van het technische materiaal zoals commercieel vervaardigd, die bevestigd en met passende analytische gegevens onderbouwd moet worden. Het in de toxiciteitsdossiers gebruikte materiaal moet worden vergeleken met deze specificatie van het technische materiaal en aan de hand daarvan worden gecontroleerd;

de bescherming van de toedieners en de veiligheid van de werknemers. De toegelaten gebruiksvoorwaarden moeten de toepassing van geschikte persoonlijke beschermingsmiddelen en risicobeperkende maatregelen ter vermindering van de blootstelling voorschrijven;

de bescherming van het grondwater, wanneer de werkzame stof wordt gebruikt in qua bodemgesteldheid en/of klimatologische omstandigheden kwetsbare gebieden. De toelatingsvoorwaarden moeten indien nodig risicobeperkende maatregelen omvatten.

De betrokken lidstaten verzoeken om aanvullende studies ter bevestiging van de risicobeoordeling voor het grondwater. Zij moeten ervoor zorgen dat dergelijke studies uiterlijk op 31 oktober 2011 aan de Commissie worden verstrekt.

279

Natrium-p-nitrofenolaat

CAS-nr. 824-78-2

CIPAC-nr.: niet toegewezen

Natrium-4-nitrofenolaat; natrium p-nitrofenolaat

≥ 998 g/kg

De volgende onzuiverheden zijn in toxicologisch opzicht van belang:

 

Fenol

maximumgehalte: 0,1 g/kg

 

2,4-dinitrofenol

maximumgehalte: 0,07 g/kg

 

2,6-dinitrofenol

maximumgehalte: 0,09 g/kg

1 november 2009

31 oktober 2019

DEEL A

Mag alleen worden toegelaten voor gebruik als groeiregulator voor planten.

DEEL B

Voor de toepassing van de uniforme beginselen in bijlage VI moet rekening worden gehouden met de conclusies van het evaluatieverslag over natrium-5-nitroguaiacolaat, natrium-o-nitrofenolaat en natrium-p-nitrofenolaat dat op 2 december 2008 door het Permanent Comité voor de voedselketen en de diergezondheid is goedgekeurd, en met name met de aanhangsels I en II.

Bij deze algemene beoordeling moeten de lidstaten bijzondere aandacht besteden aan:

de specificatie van het technische materiaal zoals commercieel vervaardigd, die bevestigd en met passende analytische gegevens onderbouwd moet worden. Het in de toxiciteitsdossiers gebruikte materiaal moet worden vergeleken met deze specificatie van het technische materiaal en aan de hand daarvan worden gecontroleerd;

de bescherming van de toedieners en de veiligheid van de werknemers. De toegelaten gebruiksvoorwaarden moeten de toepassing van geschikte persoonlijke beschermingsmiddelen en risicobeperkende maatregelen ter vermindering van de blootstelling voorschrijven;

de bescherming van het grondwater, wanneer de werkzame stof wordt gebruikt in qua bodemgesteldheid en/of klimatologische omstandigheden kwetsbare gebieden. De toelatingsvoorwaarden moeten indien nodig risicobeperkende maatregelen omvatten.

De betrokken lidstaten verzoeken om aanvullende studies ter bevestiging van de risicobeoordeling voor grondwater. Zij moeten ervoor zorgen dat dergelijke studies uiterlijk op 31 oktober 2011 aan de Commissie worden verstrekt.

280

Tebufenpyrad

CAS-nr. 119168-77-3

CIPAC-nr. 725

N-(4-tert-butylbenzyl)-4-chloor-3-ethyl-1-methylpyrazool-5-carboxamide

≥ 980 g/kg

1 november 2009

31 oktober 2019

DEEL A

Mag alleen worden toegelaten voor gebruik als acaricide en insecticide.

DEEL B

Bij het beoordelen van aanvragen voor toelating van gewasbeschermingsmiddelen die tebufenpyrad bevatten in andere formuleringen dan in water oplosbare zakken, moeten de lidstaten bijzondere aandacht besteden aan de criteria in artikel 4, lid 1, onder b), en ervoor zorgen dat de benodigde informatie en gegevens worden verstrekt voordat de toelating wordt verleend.

Voor de toepassing van de uniforme beginselen in bijlage VI moet rekening worden gehouden met de conclusies van het evaluatieverslag over tebufenpyrad dat op 2 december 2008 door het Permanent Comité voor de voedselketen en de diergezondheid is goedgekeurd, en met name met de aanhangsels I en II.

Bij deze algemene beoordeling moeten de lidstaten bijzondere aandacht besteden aan:

de veiligheid van de toedieners en de werknemers en ervoor zorgen dat de gebruiksvoorwaarden de toepassing van geschikte persoonlijke beschermingsmiddelen voorschrijven;

de bescherming van in het water levende organismen en ervoor zorgen dat de toelatingsvoorwaarden indien nodig risicobeperkende maatregelen omvatten, zoals bufferzones;

de bescherming van insectenetende vogels en ervoor zorgen dat de toelatingsvoorwaarden indien nodig risicobeperkende maatregelen omvatten.

De betrokken lidstaten moeten ervoor zorgen dat de kennisgever de volgende informatie bij de Commissie indient:

verdere informatie waaruit blijkt dat er geen relevante onzuiverheden aanwezig zijn;

informatie voor de verdere beoordeling van het risico voor insectenetende vogels.

Zij moeten ervoor zorgen dat dergelijke studies uiterlijk op 31 oktober 2011 aan de Commissie worden verstrekt.”


(1)  Het evaluatieverslag bevat nadere gegevens over de identiteit en de specificatie van de werkzame stof.