02000L0029 — NL — 01.04.2018 — 026.001


Onderstaande tekst dient louter ter informatie en is juridisch niet bindend. De EU-instellingen zijn niet aansprakelijk voor de inhoud. Alleen de besluiten die zijn gepubliceerd in het Publicatieblad van de Europese Unie (te raadplegen in EUR-Lex) zijn authentiek. Deze officiële versies zijn rechtstreeks toegankelijk via de links in dit document

►B

RICHTLIJN 2000/29/EG VAN DE RAAD

van 8 mei 2000

betreffende de beschermende maatregelen tegen het binnenbrengen en de verspreiding in de Gemeenschap van voor planten en voor plantaardige producten schadelijke organismen

(PB L 169 van 10.7.2000, blz. 1)

Gewijzigd bij:

 

 

Publicatieblad

  nr.

blz.

datum

►M1

RICHTLIJN 2001/33/EG VAN DE COMMISSIE van 8 mei 2001

  L 127

42

9.5.2001

►M2

RICHTLIJN 2002/28/EG VAN DE COMMISSIE van 19 maart 2002

  L 77

23

20.3.2002

►M3

RICHTLIJN 2002/36/EG VAN DE COMMISSIE van 29 april 2002

  L 116

16

3.5.2002

►M4

RICHTLIJN 2002/89/EG VAN DE RAAD van 28 november 2002

  L 355

45

30.12.2002

►M5

RICHTLIJN 2003/22/EG VAN DE COMMISSIE van 24 maart 2003

  L 78

10

25.3.2003

 M6

VERORDENING (EG) Nr. 806/2003 VAN DE RAAD van 14 april 2003

  L 122

1

16.5.2003

►M7

RICHTLIJN 2003/47/EG VAN DE COMMISSIE van 4 juni 2003

  L 138

47

5.6.2003

►M8

RICHTLIJN 2003/116/EG VAN DE COMMISSIE van 4 december 2003

  L 321

36

6.12.2003

►M9

RICHTLIJN 2004/31/EG VAN DE COMMISSIE van 17 maart 2004

  L 85

18

23.3.2004

►M10

RICHTLIJN 2004/70/EG VAN DE COMMISSIE Voor de EER relevante tekst van 28 april 2004

  L 127

97

29.4.2004

 M11

VERORDENING (EG) Nr. 882/2004 VAN HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD van 29 april 2004

  L 165

1

30.4.2004

►M12

RICHTLIJN 2004/102/EG VAN DE COMMISSIE van 5 oktober 2004

  L 309

9

6.10.2004

 M13

RICHTLIJN 2005/15/EG VAN DE RAAD van 28 februari 2005

  L 56

12

2.3.2005

►M14

RICHTLIJN 2005/16/EG VAN DE COMMISSIE van 2 maart 2005

  L 57

19

3.3.2005

►M15

RICHTLIJN 2005/77/EG VAN DE COMMISSIE van 11 november 2005

  L 296

17

12.11.2005

 M16

RICHTLIJN 2006/14/EG VAN DE COMMISSIE van 6 februari 2006

  L 34

24

7.2.2006

►M17

RICHTLIJN 2006/35/EG VAN DE COMMISSIE van 24 maart 2006

  L 88

9

25.3.2006

►M18

RICHTLIJN 2007/41/EG VAN DE COMMISSIE van 28 juni 2007

  L 169

51

29.6.2007

►M19

RICHTLIJN 2008/64/EG VAN DE COMMISSIE van 27 juni 2008

  L 168

31

28.6.2008

 M20

RICHTLIJN 2008/109/EG VAN DE COMMISSIE van 28 november 2008

  L 319

68

29.11.2008

►M21

RICHTLIJN 2009/7/EG VAN DE COMMISSIE van 10 februari 2009

  L 40

12

11.2.2009

►M22

RICHTLIJN 2009/118/EG VAN DE COMMISSIE van 9 september 2009

  L 239

51

10.9.2009

►M23

RICHTLIJN 2009/143/EG VAN DE RAAD van 26 november 2009

  L 318

23

4.12.2009

►M24

RICHTLIJN 2010/1/EU VAN DE COMMISSIE van 8 januari 2010

  L 7

17

12.1.2010

►M25

UITVOERINGSBESLUIT VAN DE COMMISSIE 2013/176/EU van 9 april 2013

  L 102

19

11.4.2013

►M26

UITVOERINGSRICHTLIJN 2014/19/EU VAN DE COMMISSIE van 6 februari 2014

  L 38

30

7.2.2014

►M27

UITVOERINGSRICHTLIJN 2014/78/EU VAN DE COMMISSIE van 17 juni 2014

  L 183

23

24.6.2014

►M28

UITVOERINGSRICHTLIJN 2014/83/EU VAN DE COMMISSIE van 25 juni 2014

  L 186

64

26.6.2014

►M29

VERORDENING (EU) Nr. 652/2014 VAN HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD van 15 mei 2014

  L 189

1

27.6.2014

►M30

Gewijzigd bij: VERORDENING (EU) 2016/2031 VAN HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD van 26 oktober 2016

  L 317

4

23.11.2016

►M31

UITVOERINGSRICHTLIJN (EU) 2017/1279 VAN DE COMMISSIE van 14 juli 2017

  L 184

33

15.7.2017

►M32

UITVOERINGSRICHTLIJN (EU) 2017/1920 VAN DE COMMISSIE van 19 oktober 2017

  L 271

34

20.10.2017


Gewijzigd bij:

►A1

AKTE betreffende de toetredingsvoorwaarden voor de Tsjechische Republiek, de Republiek Estland, de Republiek Cyprus, de Republiek Letland, de Republiek Litouwen, de Republiek Hongarije, de Republiek Malta, de Republiek Polen, de Republiek Slovenië en de Slowaakse Republiek en de aanpassing van de Verdragen waarop de Europese Unie is gegrond

  L 236

33

23.9.2003


Gerectificeerd bij:

 C1

Rectificatie, PB L 138, 5.6.2003, blz.  49 (806/2003)

►C2

Rectificatie, PB L 191, 28.5.2004, blz.  1 (882/2004)

►C3

Rectificatie, PB L 137, 31.5.2005, blz.  48 (2000/29/EG)

►C4

Rectificatie, PB L 211, 8.8.2015, blz.  45 (2014/78/EU)

 C5

Rectificatie, PB L 240, 16.9.2015, blz.  65 (2000/29/EG)




▼B

RICHTLIJN 2000/29/EG VAN DE RAAD

van 8 mei 2000

betreffende de beschermende maatregelen tegen het binnenbrengen en de verspreiding in de Gemeenschap van voor planten en voor plantaardige producten schadelijke organismen



Artikel 1

1.  Deze richtlijn heeft betrekking op de bescherming tegen het binnenbrengen op het grondgebied van de lidstaten van voor planten of plantaardige producten schadelijke organismen uit andere lidstaten of derde landen.

Deze richtlijn betreft tevens:

a) met ingang van 1 juni 1993 de beschermende maatregelen tegen de verspreiding van schadelijke organismen in de Gemeenschap via het verkeer van planten, plantaardige producten en andere daarmee samenhangende materialen binnen een lidstaat;

b) beschermende maatregelen om te voorkomen dat schadelijke organismen uit andere delen van Frankrijk in de Franse overzeese departementen en, omgekeerd, uit de Franse overzeese departementen in andere delen van Frankrijk worden binnengebracht;

c) beschermende maatregelen om te voorkomen dat schadelijke organismen uit andere delen van Spanje op de Canarische Eilanden en, omgekeerd, uit de Canarische Eilanden in andere delen van Spanje worden binnengebracht;

▼M4

d) het model van de „fytosanitaire certificaten” en de „fytosanitaire certificaten voor wederuitvoer”, of het elektronische equivalent daarvan, die door de lidstaten worden afgegeven op grond van het Internationaal Verdrag voor de bescherming van planten.

▼B

2.  Onverminderd de voorwaarden die, rekening houdend met de uiteenlopende agrarische en ecologische omstandigheden, ter bescherming van de in bepaalde regio's van de Gemeenschap bestaande fytosanitaire situatie moeten worden vastgesteld, kunnen de in deze richtlijn bedoelde beschermende maatregelen volgens ►M4  de procedure van artikel 18, lid 2 ◄ worden aangevuld met maatregelen ter bescherming van de gezondheid en het leven van de planten in de Franse overzeese departementen en op de Canarische Eilanden.

3.  Deze richtlijn is niet van toepassing op Ceuta en Melilla.

▼M4

4.  De lidstaten dragen ten aanzien van aangelegenheden die onder deze richtlijn vallen zorg voor een nauwe, snelle, rechtstreekse en doeltreffende samenwerking met de Commissie en onderling. Iedere lidstaat richt daartoe één instantie op of wijst die aan, die ten minste verantwoordelijk is voor de coördinatie en de contacten inzake die aangelegenheden. Daarvoor wordt bij voorkeur de officiële plantenziektekundige dienst aangewezen die op grond van het Internationaal Verdrag voor de bescherming van planten is ingesteld.

De instantie en latere wijzigingen worden aan de andere lidstaten en de Commissie gemeld.

De instantie kan volgens de procedure van artikel 18, lid 2, worden gemachtigd taken op het gebied van de coördinatie en de contacten aan een andere dienst op te dragen of te delegeren, voorzover die taken verband houden met specifieke onder deze richtlijn vallende fytosanitaire aangelegenheden.

▼B

5.  Wat betreft de beschermende maatregelen tegen het binnenbrengen van schadelijke organismen uit de Franse overzeese departementen in andere delen van Frankrijk en in de andere lidstaten en tegen hun verspreiding binnen de Franse overzeese departementen, worden de data in lid 1, onder a), van het onderhavige artikel, in artikel 3, lid 4, artikel 4, leden 2 en 4, artikel 5, leden 2 en 4, artikel 6, leden 5 en 6, artikel 10, leden 1 en 2, en in artikel 13, leden 8, 10 en 11, vervangen door een datum die overeenkomt met het einde van een periode van zes maanden te rekenen vanaf de datum waarop de lidstaten de toekomstige bepalingen ten uitvoer moeten hebben gelegd die met betrekking tot de bijlagen I tot en met V van deze richtlijn zullen worden vastgesteld om de Franse overzeese departementen te beschermen. Met ingang van diezelfde datum vervallen lid 1, onder b), en lid 3 van het onderhavige artikel.

6.  Wat betreft de beschermende maatregelen tegen het binnenbrengen van schadelijke organismen uit de Canarische Eilanden in andere delen van Spanje en in de andere lidstaten en tegen hun verspreiding op de Canarische Eilanden, worden de data in lid 1, onder a), van het onderhavige artikel, in artikel 3, lid 4, artikel 4, leden 2 en 4, artikel 5, leden 2 en 4, artikel 6, leden 5 en 6, artikel 10, leden 1 en 2, en in artikel 13, leden 8, 10 en 11, vervangen door een datum die overeenkomt met het einde van een periode van zes maanden te rekenen vanaf de datum waarop de lidstaten de toekomstige bepalingen ten uitvoer moeten hebben gelegd die met betrekking tot de bijlagen I tot en met V van deze richtlijn zullen worden vastgesteld om de Canarische Eilanden te beschermen. Met ingang van diezelfde datum vervalt lid 1, onder c), van het onderhavige artikel.

Artikel 2

1.  In deze richtlijn wordt verstaan onder:

a)

planten :

levende planten en nader omschreven levende delen van planten, met inbegrip van zaden.

 ◄

Onder levende delen van planten worden onder meer verstaan:

 vruchten — in botanische zin — die niet door middel van diepvriezen worden bewaard;

 groenten die niet door middel van diepvriezen worden bewaard;

 wortelknollen, knollen, stengelknollen, bollen, wortelstokken;

 snijbloemen;

 takken met loof;

 gevelde bomen die nog van loof zijn voorzien;

▼M4

 bladeren, loof;

▼B

 plantenweefselcultures;

▼M4

 levende pollen;

 enten, stekken, knoppen;

 andere plantendelen, welke nader kunnen worden bepaald volgens de procedure van artikel 18, lid 2.

▼B

Onder „zaden” worden zaden in botanische zin verstaan, met uitzondering van zaden voor andere dan plantdoeleinden;

b)

plantaardige producten : voortbrengselen van plantaardige oorsprong die niet verwerkt zijn of die een eenvoudige bewerking hebben ondergaan, voorzover het geen planten betreft;

c)

opplant : iedere handeling betreffende het plaatsen van planten teneinde hun verdere groei of vermeerdering te bewerkstelligen;

d)

voor opplant bestemde planten :

 planten die reeds zijn geplant en zijn bestemd om geplant te blijven of om opnieuw te worden geplant nadat zij zijn binnengebracht, of

 planten die nog niet zijn geplant op het tijdstip van het binnenbrengen ervan, maar bestemd zijn om nadien te worden geplant;

▼M4

e)

schadelijke organismen : alle soorten, stammen en biotypen van planten, dieren of ziekteverwekkers die schadelijk zijn voor planten of plantaardige producten;

▼B

f)

plantenpaspoort :

een officieel label dat bewijst dat aan de fytosanitaire normen en aan de bijzondere eisen die bij deze richtlijn zijn vastgesteld, is voldaan, en dat daartoe:

 op communautair niveau voor verschillende soorten planten of plantaardige producten is gestandaardiseerd en

 is opgesteld door de verantwoordelijke officiële instantie van een lidstaat en afgegeven overeenkomstig de toepassingsbepalingen betreffende de bijzonderheden van de procedure voor de afgifte van plantenpaspoorten.

Voor specifieke soorten producten kunnen volgens ►M4  de procedure van artikel 18, lid 2 ◄ andere overeengekomen officiële merktekens dan het label worden vastgesteld.

De standaardisatie geschiedt volgens ►M4  de procedure van artikel 18, lid 2 ◄ . In het kader van deze standaardisatie worden verschillende merktekens vastgesteld voor plantenpaspoorten die, overeenkomstig artikel 10, lid 1, tweede alinea, niet voor alle delen van de Gemeenschap geldig zijn;

g)

de verantwoordelijke officiële instanties van een lidstaat zijn :

i) de officiële organisatie(s) ter bescherming van planten van een lidstaat, als bedoeld in artikel 1, lid 4, of

ii) een overheidsinstantie, die:

 hetzij op nationaal niveau is ingesteld,

 hetzij — onder toezicht van de nationale autoriteiten, binnen door de grondwet van de betrokken lidstaat vastgestelde grenzen — op regionaal niveau is ingesteld.

▼M23

De verantwoordelijke officiële instanties van een lidstaat kunnen, overeenkomstig de nationale wetgeving, de in deze richtlijn bedoelde taken die onder hun gezag en toezicht moeten worden verricht, overdragen aan een publiek- of privaatrechtelijke rechtspersoon, op voorwaarde dat deze rechtspersoon en de leden daarvan geen enkel persoonlijk voordeel trekken uit het resultaat van de maatregel die zij nemen.

De verantwoordelijke officiële instanties van een lidstaat zien erop toe dat de in de tweede alinea bedoelde rechtspersoon krachtens zijn officieel goedgekeurde statuten, uitsluitend belast is met specifieke taken van openbaar belang, met uitzondering van laboratoriumtests, die deze rechtspersoon kan uitvoeren, zelfs indien de laboratoriumtests geen deel uitmaken van zijn specifieke taken van openbaar belang.

Niettegenstaande de derde alinea, kunnen de verantwoordelijke officiële instanties van een lidstaat de in deze richtlijn bedoelde laboratoriumtests overdragen aan een rechtspersoon die niet aan die bepaling voldoet.

De laboratoriumtests kunnen alleen worden overgedragen op voorwaarde dat de verantwoordelijke officiële instantie tijdens de gehele duur van de overdracht ervoor zorgt dat de rechtspersoon waaraan zij de laboratoriumtests overdraagt, onpartijdigheid, kwaliteit en de bescherming van vertrouwelijke informatie kan garanderen, en er geen belangenconflict bestaat tussen de uitoefening van de aan hem overgedragen taken en zijn andere activiteiten.

De lidstaten zorgen voor een nauwe samenwerking van de in de eerste alinea, onder ii), bedoelde instanties met de onder i) bedoelde instanties.

Bovendien kan, overeenkomstig ►M4  de procedure van artikel 18, lid 2 ◄ , een andere namens de in de eerste alinea, onder i), bedoelde instantie(s) ingestelde rechtspersoon die onder het gezag en toezicht van een dergelijke instantie handelt, worden erkend, op voorwaarde dat deze rechtspersoon geen enkel persoonlijk voordeel trekt uit het resultaat van de maatregelen die hij neemt.

▼M4

De in artikel 1, lid 4, bedoelde instantie deelt de Commissie mee welke instanties de verantwoordelijke officiële instanties in de betrokken lidstaat zijn. De Commissie geeft deze informatie door aan de andere lidstaten;

h)

beschermd gebied :

een gebied in de Gemeenschap waarin:

 één of meer van de in deze richtlijn vermelde, in één of meer delen van de Gemeenschap voorkomende schadelijke organismen niet endemisch zijn noch voorkomen, hoewel de omstandigheden daar voor de ontwikkeling daarvan gunstig zijn, of

 het gevaar bestaat dat bepaalde schadelijke organismen als gevolg van de ecologisch gunstige omstandigheden voor bijzondere culturen, worden aangetroffen, hoewel deze organismen niet endemisch zijn noch in de Gemeenschap voorkomen,

en dat, omdat het aan de in het eerste en het tweede streepje vastgestelde voorwaarden voldoet, en, in het in het eerste streepje bedoelde geval, op verzoek van de betrokken lidstaat/lidstaten, volgens ►M4  de procedure van artikel 18, lid 2 ◄ als zodanig is erkend. Voorwaarde hiervoor is wel dat voor dat doel geschikt onderzoek, dat onder toezicht van de in artikel 21 bedoelde deskundigen volgens de procedure van dat artikel is verricht, niet het tegendeel heeft bewezen. Het onderzoek met betrekking tot het in het tweede streepje genoemde geval is facultatief.

Als in een gebied aangetroffen schadelijk organisme wordt beschouwd, het schadelijk organisme waarvan bekend is dat het aldaar voorkomt en waartegen ter uitroeiing ervan geen officiële maatregelen zijn genomen of waartegen dergelijke maatregelen tijdens een periode van ten minste twee opeenvolgende jaren ondoeltreffend zijn gebleken.

De betrokken lidstaat of lidstaten organiseren, wat het in de eerste alinea, eerste streepje, bedoelde geval betreft, op een regelmatige en systematische basis officiële onderzoeken naar de aanwezigheid van organismen ten aanzien waarvan het beschermde gebied erkend is. Iedere vondst van een dergelijk organisme wordt onmiddellijk ►M4  schriftelijk ◄ aan de Commissie ter kennis gebracht. Het daaraan verbonden risico wordt geëvalueerd door het Permanent Plantenziektekundig Comité en de passende maatregelen worden volgens ►M4  de procedure van artikel 18, lid 2 ◄ vastgesteld.

De bijzonderheden van de in de eerste en de derde alinea bedoelde onderzoeken kunnen overeenkomstig ►M4  de procedure van artikel 18, lid 2 ◄ , en rekening houdend met erkende wetenschappelijke en statistische beginselen, worden vastgesteld.

De resultaten van de bedoelde onderzoeken worden ►M4  schriftelijk ◄ ter kennis van de Commissie gebracht. De Commissie zendt deze informatie toe aan de andere lidstaten.

De Commissie legt vóór 1 januari 1998 een verslag aan de Raad voor over de werking van de regeling „beschermde gebieden”, in voorkomend geval vergezeld van alle passende voorstellen;

i)

officiële constatering of maatregel :

een constatering die is gedaan of een maatregel die is genomen, onverminderd artikel 21,

▼M4

 door vertegenwoordigers van de officiële nationale organisatie ter bescherming van planten van een derde land of door onder hun verantwoordelijkheid handelende, technisch gekwalificeerde en door die officiële nationale organisatie ter bescherming van planten naar behoren gemachtigde andere ambtenaren, in geval van constateringen of maatregelen die verband houden met de afgifte van fytosanitaire certificaten en fytosanitaire certificaten voor wederuitvoer, of het elektronische equivalent daarvan

▼B

 in alle andere gevallen, door dergelijke vertegenwoordigers of ambtenaren, dan wel door gekwalificeerde beambten in dienst van één van de verantwoordelijke officiële instanties van een lidstaat, op voorwaarde dat dergelijke beambten geen enkel persoonlijk voordeel trekken uit het resultaat van de maatregelen die zij treffen, en aan minimumnormen inzake kwalificatie voldoen.

De lidstaten dragen er zorg voor dat hun ambtenaren en gekwalificeerde beambten de nodige kwalificaties hebben voor een correcte toepassing van deze richtlijn. Voor deze kwalificaties kunnen volgens ►M4  de procedure van artikel 18, lid 2 ◄ richtsnoeren worden vastgesteld.

De Commissie stelt in het kader van het Permanent Plantenziektekundig Comité communautaire programma's op, op de toepassing waarvan zij toezicht uitoefent betreffende de aanvullende opleiding van de hierboven bedoelde ambtenaren en gekwalificeerde beambten, teneinde de op nationaal niveau verworven kennis en opgedane ervaring op het niveau van de voornoemde kwalificaties te brengen. Zij draagt bij in de financiering van deze aanvullende opleiding en stelt voor, de hiertoe noodzakelijke kredieten in de communautaire begroting op te nemen;

▼M4

j)

plaats van binnenkomst : de plaats waar planten, plantaardige producten of andere materialen voor het eerst in het douanegebied van de Gemeenschap worden binnengebracht: de luchthaven in het geval van luchtvervoer, de haven in het geval van zee- of binnenvaartvervoer, het station in het geval van railvervoer en in alle andere gevallen de plaats waar het douanekantoor is gevestigd dat verantwoordelijk is voor het gebied waar de op land gelegen buitengrens van de Gemeenschap is overschreden;

k)

officiële instantie van de plaats van binnenkomst : de officiële instantie in een lidstaat die verantwoordelijk is voor de plaats van binnenkomst;

l)

officiële instantie van bestemming : de officiële instantie in een lidstaat die verantwoordelijk is voor het gebied waar het „douanekantoor van bestemming” is gevestigd;

m)

douanekantoor van de plaats van binnenkomst : het kantoor van de plaats van binnenkomst als omschreven in punt j);

n)

douanekantoor van bestemming : het kantoor van bestemming in de zin van artikel 340 ter, punt 3, van Verordening (EEG) nr. 2454/93 van de Commissie ( 1 );

o)

partij : een aantal van een zending deel uitmakende eenheden van een product, herkenbaar aan de homogene samenstelling en oorsprong;

p)

zending : een hoeveelheid goederen die vergezeld gaat van één document ten behoeve van douane- of andere formaliteiten, zoals een fytosanitair certificaat of een ander document of merkteken; een zending kan uit één of meer partijen bestaan;

q)

douanebestemming : de in artikel 4, punt 15, van Verordening (EEG) nr. 2913/92 van de Raad van 12 oktober 1992 tot vaststelling van het communautair douanewetboek ( 2 ) genoemde douanebestemmingen;

r)

douanevervoer : het in artikel 91 van Verordening (EEG) nr. 2913/92 bedoelde vervoer van goederen waarop douanetoezicht wordt gehouden van een plaats in het douanegebied van de Gemeenschap naar een andere plaats in het douanegebied van de Gemeenschap.

▼B

2.  Behoudens uitdrukkelijk andersluidende bepalingen gelden de bepalingen van deze richtlijn voor hout alleen voorzover dit, geheel of gedeeltelijk, zijn natuurlijke ronde oppervlak, met of zonder schors, heeft behouden, dan wel de vorm heeft van plakjes, spanen, kleine stukjes, zaagsel, resten en afval van hout.

Onverminderd de bepalingen betreffende bijlage V, gelden bovengenoemde bepalingen ook voor hout, ongeacht of dit al dan niet aan de in de eerste alinea bedoelde voorwaarden voldoet, in de vorm van stuwmateriaal, tussenschotten, laadborden of verpakkingsmateriaal dat/die wordt/worden gebruikt bij het vervoer van voorwerpen van allerlei aard, voorzover het hout vanuit plantenziektekundig oogpunt een gevaar inhoudt.

Artikel 3

1.  De lidstaten schrijven voor dat de in bijlage I, deel A, genoemde schadelijke organismen niet op hun grondgebied mogen worden binnengebracht.

2.  De lidstaten schrijven voor dat de in bijlage II, deel A, genoemde planten of plantaardige producten niet op hun grondgebied mogen worden binnengebracht, indien zij zijn aangetast door de schadelijke organismen die daarbij in dat deel van die bijlage worden genoemd.

▼M4

3.  De leden 1 en 2 zijn, onder voorwaarden die volgens de procedure van artikel 18, lid 2, kunnen worden vastgesteld, niet van toepassing bij een lichte aantasting van andere dan voor opplant bestemde planten door in bijlage I, deel A, of in bijlage II, deel A, vermelde schadelijke organismen, of wanneer er geschikte toleranties zijn vastgesteld voor in bijlage II, deel A, rubriek II, genoemde schadelijke organismen wat betreft voor opplant bestemde planten die tevoren zijn geselecteerd in overeenstemming met de autoriteiten die de lidstaten op fytosanitair gebied vertegenwoordigen, op basis van een relevante risicoanalyse van de ziekte of plaag.

▼B

4.  De lidstaten schrijven voor dat de leden 1 en 2 met ingang van 1 juni 1993 ook van toepassing zijn op de verspreiding van de betrokken schadelijke organismen via wegen die verband houden met het verkeer van planten, plantaardige producten of andere materialen binnen het grondgebied van een lidstaat.

5.  De lidstaten schrijven voor dat vanaf 1 juni 1993:

a) de in bijlage I, deel B, genoemde schadelijke organismen;

b) de in bijlage II, deel B, genoemde planten en plantaardige producten, indien deze door de in die rubriek genoemde relevante schadelijke organismen zijn aangetast,

niet in de desbetreffende beschermde gebieden mogen worden binnengebracht of verspreid.

6.  Volgens ►M4  de procedure van artikel 18, lid 2 ◄ worden:

a) de in de bijlagen I en II genoemde schadelijke organismen als volgt ingedeeld:

 organismen waarvan niet bekend is of zij in enig deel van de Gemeenschap worden aangetroffen en die voor de gehele Gemeenschap relevant zijn; deze worden opgenomen in bijlage I, deel A, rubriek I, respectievelijk in bijlage II, deel A, rubriek II;

 organismen waarvan bekend is dat zij in de gehele Gemeenschap worden aangetroffen maar waarvan de aanwezigheid endemisch noch geconstateerd is en die voor de gehele Gemeenschap relevant zijn; deze worden opgenomen in bijlage I, deel A, rubriek II, respectievelijk in bijlage II, deel A, rubriek II;

 andere organismen; deze worden opgenomen in bijlage I, deel B, respectievelijk in bijlage II, deel B, samen met het beschermde gebied waarvoor zij relevant zijn;

b) schadelijke organismen geschrapt, die in één of meer delen van de Gemeenschap endemisch zijn of geconstateerd, behalve die welke bedoeld zijn onder a), tweede en derde streepje;

c) de titels van de bijlagen I en II en de verschillende delen en rubrieken daarvan aan de punten a) en b) aangepast.

▼M4

7.  Er kunnen volgens de procedure van artikel 18, lid 2, uitvoeringsbepalingen worden vastgesteld waarin de voorwaarden worden bepaald voor het binnenbrengen of verspreiden op het grondgebied van de lidstaten van:

a) organismen waarvan vermoed wordt dat zij schadelijk voor planten of plantaardige producten zijn, doch die niet in de bijlagen I en II zijn opgenomen;

b) organismen die in bijlage II zijn opgenomen, maar voorkomen op andere dan de in die bijlage genoemde planten of plantaardige producten, en waarvan vermoed wordt dat zij schadelijk voor planten en plantaardige producten zijn;

c) in de bijlagen I en II opgenomen, geïsoleerde organismen, die als zodanig als schadelijk voor planten en plantaardige producten worden beschouwd.

8.  Overeenkomstig de voorwaarden die volgens de procedure van artikel 18, lid 2, worden vastgesteld, gelden lid 1 alsmede lid 5, onder a), en lid 2 alsmede lid 5, onder b), en lid 4 niet voor proefnemingen of wetenschappelijke doeleinden en voor selectiewerkzaamheden.

9.  Nadat de in lid 7 bedoelde maatregelen zijn vastgesteld, geldt dit lid, overeenkomstig de voorwaarden die volgens de procedure van artikel 18, lid 2, worden vastgesteld, niet voor proefnemingen of wetenschappelijke doeleinden en voor selectiewerkzaamheden.

▼B

Artikel 4

1.  De lidstaten schrijven voor dat de in bijlage III, deel A, genoemde planten of plantaardige producten niet op hun grondgebied mogen worden binnengebracht, voorzover deze van oorsprong zijn uit de landen die daarbij in dat deel van die bijlage worden genoemd.

2.  De lidstaten schrijven voor dat met ingang van 1 juni 1993 de in bijlage III, deel B, genoemde planten, plantaardige producten of andere materialen niet in de betrokken op hun grondgebied gelegen beschermde gebieden mogen worden binnengebracht.

3.  Bijlage III wordt volgens ►M4  de procedure van artikel 18, lid 2 ◄ zodanig herzien dat in deel A de planten, plantaardige producten en andere materialen worden vermeld die voor alle delen van de Gemeenschap fytosanitaire risico's opleveren en in deel B de planten, plantaardige producten en andere materialen die slechts voor beschermde gebieden fytosanitaire risico's opleveren. De beschermde gebieden worden in die bijlage gespecificeerd.

4.  Met ingang van 1 juni 1993 is lid 1 niet meer op planten, plantaardige producten en andere materialen van oorsprong uit de Gemeenschap van toepassing.

5.  Overeenkomstig de voorwaarden die volgens ►M4  de procedure van artikel 18, lid 2 ◄ worden vastgesteld, gelden de leden 1 en 2 niet voor proefnemingen of wetenschappelijke doeleinden en voor selectiewerkzaamheden.

6.  Voorzover geen gevaar voor verspreiding van schadelijke organismen bestaat, kan een lidstaat bepalen dat de leden 1 en 2 in bepaalde afzonderlijke gevallen niet van toepassing zijn op planten, plantaardige producten en andere materialen, die in zijn onmiddellijke grensgebied met een derde land worden geteeld, geproduceerd of gebruikt en in deze lidstaat worden binnengebracht om daarmee op nabijgelegen plaatsen in de grensstreek van zijn grondgebied te worden bewerkt.

Wanneer de lidstaat zo'n ontheffing verleent, moet hij de plaats en de naam van degene die de bewerking uitvoert, specificeren. Deze gegevens, die regelmatig moeten worden bijgewerkt, dienen ter beschikking van de Commissie te staan.

Planten, plantaardige producten en andere materialen die onder een ontheffing uit hoofde van de eerste alinea vallen, moeten vergezeld gaan van een bewijsstuk waarin de plaats in het betrokken derde land is vermeld vanwaar de bedoelde planten, plantaardige producten en andere materialen afkomstig zijn.

Artikel 5

1.  De lidstaten schrijven voor, dat de in bijlage IV, deel A, genoemde planten, plantaardige producten of andere materialen slechts op hun grondgebied mogen worden binnengebracht, indien is voldaan aan de bijzondere eisen die daarbij in dat deel van die bijlage worden vermeld.

2.  De lidstaten verbieden met ingang van 1 juni 1993 het in de beschermde gebieden binnenbrengen van de in bijlage IV, deel B, genoemde planten, plantaardige producten of andere materialen en het verkeer ervan binnen die gebieden, tenzij is voldaan aan de bijzondere eisen die in dat deel van de bijlage worden vermeld.

3.  Bijlage IV wordt aan de hand van de in artikel 3, lid 6, vastgestelde criteria volgens ►M4  de procedure van artikel 18, lid 2 ◄ herzien.

4.  De lidstaten schrijven voor dat, met ingang van 1 juni 1993, het bepaalde in lid 1 ook van toepassing is op het verkeer van planten, plantaardige producten of andere materialen binnen het grondgebied van een lidstaat, zulks evenwel onverminderd artikel 6, lid 7. Het bepaalde in dit lid en in de leden 1 en 2 geldt niet voor het verkeer van kleine hoeveelheden planten, plantaardige producten, voedingsmiddelen of diervoeders wanneer deze bestemd zijn voor gebruik door de eigenaar of door de ontvanger voor niet-industriële en niet-commerciële doeleinden of voor verbruik tijdens het vervoer, op voorwaarde dat er geen gevaar bestaat voor verspreiding van schadelijke organismen.

5.  Overeenkomstig de voorwaarden die volgens ►M4  de procedure van artikel 18, lid 2 ◄ worden vastgesteld, gelden de leden 1, 2 en 4 niet voor proefnemingen, noch voor wetenschappelijke doeleinden noch voor selectiewerkzaamheden.

6.  Voorzover geen gevaar voor verspreiding van schadelijke organismen bestaat, kan een lidstaat bepalen dat de leden 1, 2 en 4 in bepaalde afzonderlijke gevallen niet van toepassing zijn op planten, plantaardige producten en andere materialen, die in zijn onmiddellijke grensgebied met een derde land worden geteeld, geproduceerd of gebruikt en in deze lidstaat worden binnengebracht om daarmee op nabijgelegen plaatsen in de grensstreek van zijn grondgebied te worden bewerkt.

Wanneer de lidstaat zo'n ontheffing verleent, moet hij de plaats en de naam van degene die de bewerking uitvoert, specificeren. Deze gegevens, die regelmatig moeten worden bijgewerkt, dienen ter beschikking van de Commissie te staan.

Planten, plantaardige producten en andere materialen die onder een ontheffing uit hoofde van de eerste alinea vallen, moeten vergezeld gaan van een bewijsstuk waarin de plaats in het betrokken derde land is vermeld vanwaar de bedoelde planten, plantaardige producten en andere materialen afkomstig zijn.

Artikel 6

1.  De lidstaten schrijven ten aanzien van het binnenbrengen in een andere lidstaat van de in bijlage V, deel A, genoemde planten, plantaardige producten of andere materialen ten minste voor dat deze, alsmede hun verpakking, officieel grondig worden onderzocht, en wel geheel of aan de hand van een representatief monster, en dat zo nodig ook de gebruikte vervoermiddelen officieel worden onderzocht, teneinde na te gaan:

a) of zij niet zijn aangetast door de in bijlage I, deel A, genoemde schadelijke organismen;

b) ten aanzien van de in bijlage II, deel A, genoemde planten of plantaardige producten, of deze niet zijn aangetast door de schadelijke organismen die daarbij in dat deel van die bijlage worden genoemd;

c) ten aanzien van de in bijlage IV, deel A, genoemde planten, plantaardige producten of andere materialen, of deze beantwoorden aan de bijzondere eisen die daarbij in dat deel van die bijlage worden genoemd.

2.  Zodra de maatregelen bedoeld in artikel 3, lid 6, onder a), en in artikel 5, lid 3, zijn vastgesteld, is lid 1 van het onderhavige artikel slechts van toepassing ten aanzien van bijlage I, deel A, rubriek II, bijlage II, deel A, rubriek II, en bijlage IV, deel A, rubriek II. Indien tijdens het overeenkomstig de onderhavige bepaling verrichte onderzoek in bijlage I, deel A, rubriek I, of bijlage II, deel A, rubriek I, opgenomen schadelijke organismen worden ontdekt, wordt geacht dat aan de voorwaarden van artikel 10 niet is voldaan.

3.  De lidstaten schrijven de in lid 1 genoemde onderzoeksmaatregelen voor, teneinde te waarborgen dat ook de bepalingen van artikel 3, leden 4, 5 en 7, en artikel 5, lid 2, worden nageleefd, voorzover de lidstaat van bestemming gebruikmaakt van de in genoemde artikelen voorziene mogelijkheden.

4.  De lidstaten schrijven voor dat het zaad dat in bijlage IV, deel A, wordt genoemd en dat bestemd is om in een andere lidstaat te worden binnengebracht, officieel moet worden onderzocht, teneinde zekerheid te verkrijgen dat het zaad voldoet aan de bijzondere eisen die daarop betrekking hebben en in dat deel van die bijlage worden vermeld.

5.  Met ingang van 1 juni 1993, en onverminderd het bepaalde in lid 7, zijn de leden 1, 3 en 4 eveneens van toepassing op het verkeer in planten, plantaardige producten of andere materialen binnen het grondgebied van een lidstaat. Met betrekking tot de in bijlage I, deel B, of in bijlage II, deel B, genoemde schadelijke organismen en de in bijlage IV, deel B, genoemde bijzondere eisen zijn de leden 1, 3 en 4 niet van toepassing op het verkeer van planten, plantaardige producten of andere materialen dat plaatsvindt via een beschermd gebied of daarbuiten.

Het officiële onderzoek als bedoeld in de leden 1, 3 en 4, wordt overeenkomstig de volgende bepalingen verricht:

a) het moet betrekking hebben op alle relevante planten of plantaardige producten die de producent teelt, produceert of gebruikt of die anderszins op zijn bedrijf aanwezig zijn, alsmede op het gebruikte groeimedium;

b) het moet worden verricht op het bedrijf, bij voorkeur op de plaats van productie;

c) het moet regelmatig, en ten minste eenmaal per jaar, op daartoe geschikte tijdstippen worden verricht, en ten minste door middel van visuele waarneming, onverminderd de in bijlage IV genoemde bijzondere eisen; de verdere werkzaamheden kunnen plaatsvinden wanneer zulks overeenkomstig lid 8 is voorgeschreven.

Iedere producent bij wie op grond van de leden 1 tot en met 4 het in de tweede alinea bedoelde officiële onderzoek moet worden verricht, wordt in een officieel register opgenomen onder een registratienummer dat zijn identificatie mogelijk maakt. De Commissie heeft desgevraagd toegang tot de aldus opgestelde officiële registers.

De producent is onderworpen aan bepaalde overeenkomstig lid 8 vastgestelde verplichtingen. In het bijzonder stelt hij de verantwoordelijke officiële instantie van de betrokken lidstaat onverwijld in kennis van het op atypische wijze voorkomen van schadelijke organismen of symptomen of van andere abnormale feiten in verband met planten.

De leden 1, 3 en 4 gelden niet voor het verkeer van kleine hoeveelheden planten, plantaardige producten, voedingsmiddelen of diervoeders wanneer deze bestemd zijn voor gebruik door de eigenaar of door de ontvanger voor niet-industriële en niet-commerciële doeleinden of voor verbruik tijdens het vervoer, op voorwaarde dat er geen gevaar bestaat voor verspreiding van schadelijke organismen.

6.  Met ingang van 1 juni 1993 schrijven de lidstaten voor dat de producenten van bepaalde, niet in bijlage V, deel A, vermelde planten, plantaardige producten of andere materialen, gespecificeerd overeenkomstig lid 8, of de in het productiegebied gelegen gemeenschappelijke opslagplaatsen of verzendingscentra eveneens in een officieel register op plaatselijk, regionaal of nationaal niveau worden ingeschreven overeenkomstig lid 5, derde alinea. Het in lid 5, tweede alinea, bedoelde onderzoek kan te allen tijde bij hen worden uitgevoerd.

Overeenkomstig lid 8 kan voor bepaalde planten, plantaardige producten en andere materialen, met inachtneming van de aard van de voorwaarden betreffende productie en afzet, een systeem worden ingesteld waarmee, zo mogelijk, tot hun oorsprong kan worden teruggegaan.

7.  De lidstaten kunnen, indien geen verspreiding van schadelijke organismen te vrezen is, voorschrijven:

 dat de in de leden 5 en 6 bedoelde inschrijving niet geldt voor de kleine producenten of verwerkende bedrijven wier totale productie en verkoop van de relevante planten, plantaardige producten en andere materialen uitsluitend bestemd is voor eindverbruik voor personen op de plaatselijke markt die niet uit hoofde van hun beroep bij de productie van planten zijn betrokken (plaatselijk verkeer), of

 dat het in de leden 5 en 6 voorgeschreven officiële onderzoek niet geldt voor het plaatselijke verkeer van planten, plantaardige producten en andere materialen, geproduceerd door aldus vrijgestelde personen.

De bepalingen van deze richtlijn betreffende plaatselijk verkeer worden vóór 1 januari 1998 door de Raad opnieuw bezien op voorstel van de Commissie in het licht van de opgedane ervaring.

8.  Volgens ►M4  de procedure van artikel 18, lid 2 ◄ worden uitvoeringsbepalingen vastgesteld met betrekking tot:

 minder strenge voorwaarden betreffende het verkeer van planten, plantaardige producten en van andere materialen binnen een beschermd gebied, dat voor genoemde planten, plantaardige producten en andere materialen ten aanzien van één of meer schadelijke organismen is vastgesteld,

 garanties voor het verkeer van planten, plantaardige producten en andere materialen via een beschermd gebied, dat voor genoemde planten, plantaardige producten of andere materialen ten aanzien van één of meer schadelijke organismen is vastgesteld,

 de frequentie en het tijdschema van het officiële onderzoek met inbegrip van de verdere werkzaamheden, bedoeld in lid 5, tweede alinea, onder c),

 de verplichtingen waaraan de ingeschreven producenten zijn onderworpen, bedoeld in lid 5, vierde alinea,

 de specificatie van de producten als bedoeld in lid 6, alsmede de producten waarvoor het in lid 6 bedoelde systeem wordt overwogen,

 andere vereisten met betrekking tot de in lid 7 bedoelde vrijstellingen, in het bijzonder wat betreft de begrippen „kleine producenten” en „plaatselijke markt” en de desbetreffende procedures.

9.  Volgens ►M4  de procedure van artikel 18, lid 2 ◄ kunnen uitvoeringsbepalingen worden vastgesteld met betrekking tot de inschrijvingsprocedure en het inschrijvingsnummer, bedoeld in lid 5, derde alinea.

▼M4 —————

▼B

Artikel 10

1.  Wanneer op grond van het in artikel 6, leden 1, 3 en 4, voorgeschreven en overeenkomstig artikel 6, lid 5, verrichte onderzoek is aangetoond dat aan de in die bepalingen genoemde eisen is voldaan, wordt, met ingang van 1 juni 1993, ►M4  ————— ◄ een plantenpaspoort afgegeven, overeenkomstig de bepalingen die uit hoofde van lid 4 van het onderhavige artikel kunnen worden vastgesteld.

▼M4

In het geval van het in artikel 6, lid 4, genoemde zaad behoeft echter geen plantenpaspoort te worden afgegeven, indien volgens de procedures van artikel 18, lid 2, wordt gegarandeerd dat met de documenten die zijn afgegeven overeenkomstig de communautaire bepalingen die van toepassing zijn op de handel in officieel gecertificeerd zaad, kan worden bewezen dat aan de eisen van artikel 6, lid 4, is voldaan. In dat geval worden die documenten voor alle doeleinden beschouwd als plantenpaspoorten in de zin van artikel 2, lid 1, onder f).

▼B

Wanneer het onderzoek geen betrekking heeft op eisen die voor de beschermde gebieden relevant zijn of wanneer wordt aangenomen dat aan die eisen niet is voldaan, is het afgegeven plantenpaspoort niet geldig voor genoemde gebieden en moet dat paspoort het op grond van artikel 2, lid 1, onder f), voor dergelijke gevallen vastgestelde merkteken hebben.

2.  Met ingang van 1 juni 1993 mogen de in bijlage V, deel A, rubriek I, genoemde planten, plantaardige producten of andere materialen ►M4  , en de in artikel 6, lid 4, genoemde zaden ◄ in de Gemeenschap slechts in het verkeer zijn, het plaatselijke verkeer in de zin van artikel 6, lid 7, uitgezonderd, indien op de planten, de plantaardige producten en de andere materialen ►M4  , en de in artikel 6, lid 4, genoemde zaden ◄ , dan wel op de verpakkingen waarin en de vervoermiddelen waarmee zij worden vervoerd, een plantenpaspoort is aangebracht dat voor het betrokken grondgebied geldig is en dat overeenkomstig lid 1 is afgegeven.

Met ingang van 1 juni 1993 mogen de in bijlage V, deel A, rubriek II, genoemde planten, plantaardige producten en andere materialen ►M4  , en de in artikel 6, lid 4, genoemde zaden ◄ slechts in een welbepaald beschermd gebied worden binnengebracht of daar in het verkeer zijn, indien op de planten, plantaardige producten en andere materialen ►M4  , en de in artikel 6, lid 4, genoemde zaden ◄ , dan wel op de verpakkingen waarin of de vervoermiddelen waarmee zij worden vervoerd, een plantenpaspoort is aangebracht dat voor dat gebied geldig is en dat overeenkomstig lid 1 is afgegeven. Indien aan de in artikel 6, lid 8, bedoelde voorwaarden voor het vervoer via de beschermde gebieden is voldaan, is de bepaling van de onderhavige alinea niet van toepassing.

De eerste en de tweede alinea gelden niet voor het verkeer van kleine hoeveelheden planten, plantaardige producten, voedingsmiddelen of diervoeders wanneer deze bestemd zijn voor gebruik door de eigenaar of door de ontvanger voor niet-industriële en niet-commerciële doeleinden of voor verbruik tijdens het vervoer, op voorwaarde dat er geen gevaar bestaat voor verspreiding van schadelijke organismen.

3.  Een plantenpaspoort kan naderhand en overal in de Gemeenschap door een ander plantenpaspoort worden vervangen overeenkomstig de volgende bepalingen:

 een plantenpaspoort mag alleen worden vervangen wanneer hetzij een partij wordt opgesplitst, hetzij verscheidene partijen of delen daarvan worden samengevoegd, hetzij wanneer, onverminderd de bijzondere voorwaarden in bijlage IV, de fytosanitaire status van partijen wordt gewijzigd, hetzij in andere, volgens lid 4 gespecificeerde gevallen;

 de vervanging kan alleen geschieden op verzoek van een al dan niet producent zijnde natuurlijke persoon of rechtspersoon, die conform de van overeenkomstige toepassing zijnde bepalingen van artikel 6, lid 5, derde alinea, in een officieel register is ingeschreven;

 het vervangende plantenpaspoort mag slechts worden opgesteld door de verantwoordelijke officiële instantie van het gebied waarin het bedrijf dat de aanvraag heeft ingediend, zich bevindt en uitsluitend indien de identiteit van het betrokken product kan worden gegarandeerd en kan worden gewaarborgd dat er zich sedert de verzending door de producent geen risico van infectie door in de bijlagen I en II opgenomen schadelijke organismen heeft voorgedaan;

 de vervangingsprocedure moet in overeenstemming zijn met de volgens lid 4 vast te stellen bepalingen;

 het vervangende plantenpaspoort moet een volgens lid 4 gespecificeerd speciaal merkteken bevatten, waarop het nummer is vermeld van de oorspronkelijke producent of, in geval van wijziging van de fytosanitaire status, van de handelaar die verantwoordelijk is voor die wijziging.

4.  Volgens ►M4  de procedure van artikel 18, lid 2 ◄ kunnen uitvoeringsbepalingen worden vastgesteld met betrekking tot:

 de nadere regels voor de procedure voor de afgifte van plantenpaspoorten, overeenkomstig lid 1;

 de voorwaarden waaronder een plantenpaspoort mag worden vervangen, overeenkomstig lid 3, eerste streepje;

 de nadere regels voor de in lid 3, derde streepje, bedoelde procedure met betrekking tot het vervangende plantenpaspoort;

 het voor het vervangende plantenpaspoort vereiste speciale merkteken, als bedoeld in lid 3, vijfde streepje.

Artikel 11

1.  Wanneer het op grond van het in artikel 6, leden 1, 3 en 4, voorgeschreven en overeenkomstig artikel 6, lid 5, verrichte onderzoek niet de conclusie toelaat dat aan de aldaar genoemde eisen is voldaan, mag onverminderd het bepaalde in lid 2 van het onderhavige artikel geen plantenpaspoort worden afgegeven.

2.  Wanneer in voorkomende gevallen uit de uitslag van het betrokken onderzoek blijkt dat een deel van de planten of plantaardige producten die door de producent worden geteeld, geproduceerd of gebruikt, of die anderszins op zijn bedrijf aanwezig zijn dan wel een deel van het op dat bedrijf gebruikte groeimedium, geen enkel gevaar voor verspreiding van schadelijke organismen kunnen opleveren, is voor dat deel lid 1 niet van toepassing ►M4  en kan een plantenpaspoort worden gebruikt ◄ .

3.  In de gevallen waarin lid 1 van toepassing is, worden voor de betrokken planten, plantaardige producten of groeimedia naar gelang van het geval één of meer van de volgende officiële maatregelen getroffen:

 passende behandeling, gevolgd door afgifte van het passende plantenpaspoort overeenkomstig artikel 10, indien aangenomen wordt dat ingevolge de behandeling aan de voorwaarden is voldaan;

 toelating voor verkeer, onder officieel toezicht, naar gebieden, waar zij geen bijkomend risico opleveren;

 toelating voor verkeer, onder officieel toezicht, naar plaatsen van industriële verwerking;

 vernietiging.

Volgens ►M4  de procedure van artikel 18, lid 2 ◄ kunnen uitvoeringsbepalingen worden vastgesteld met betrekking tot:

 de voorwaarden waaronder één of meer van de in de eerste alinea bedoelde maatregelen al dan niet in aanmerking moeten worden genomen;

 de nadere regels en voorwaarden met betrekking tot deze maatregelen.

4.  In de gevallen waarin lid 1 van toepassing is, worden de activiteiten van de producent geheel of gedeeltelijk geschorst tot blijkt dat er voor de verspreiding van schadelijke organismen geen risico meer bestaat. Zolang deze schorsing duurt, is artikel 10 niet van toepassing.

5.  Wanneer op grond van een overeenkomstig artikel 6 verricht officieel onderzoek geoordeeld wordt dat de in artikel 6, lid 6, bedoelde producten niet vrij zijn van in de bijlagen I en II opgenomen schadelijke organismen, zijn de leden 2, 3 en 4 van het onderhavige artikel van overeenkomstige toepassing.

▼M4

Artikel 12

1.  De lidstaten organiseren officiële controles om ervoor te zorgen dat wordt voldaan aan deze richtlijn, in het bijzonder artikel 10, lid 2, welke controles moeten worden uitgevoerd op aselecte basis en zonder onderscheid ten aanzien van de oorsprong van de planten, de plantaardige producten en andere materialen, en met inachtneming van de onderstaande bepalingen:

 incidentele controles, ongeacht wanneer of waar planten, plantaardige producten of andere materialen in het verkeer zijn,

 incidentele controles, in bedrijven waar planten, plantaardige producten en andere materialen worden geteeld, geproduceerd, opgeslagen of te koop aangeboden, alsmede in bedrijven van kopers,

 incidentele controles, tegelijkertijd met andere controles van documenten die om andere dan fytosanitaire redenen worden uitgevoerd.

De controles moeten regelmatig worden uitgevoerd in de overeenkomstig artikel 10, lid 3, en artikel 13 quater, lid 1, onder b), in een officieel register opgenomen bedrijven, en mogen regelmatig worden uitgevoerd in de overeenkomstig artikel 6, lid 6, in een officieel register opgenomen bedrijven.

Indien feiten aan het licht zijn gekomen die doen vermoeden dat aan één of meer bepalingen van deze richtlijn niet is voldaan, moeten gerichte controles worden uitgevoerd.

2.  Commerciële kopers van planten, plantaardige producten of andere materialen moeten, als eindgebruikers die uit hoofde van hun beroep bij de plantaardige productie betrokken zijn, de desbetreffende plantenpaspoorten ten minste één jaar bewaren en de referentiegegevens in hun registers vermelden.

Inspecteurs hebben in alle productie- en afzetstadia toegang tot de planten, de plantaardige producten en andere materialen. Zij hebben het recht om alle onderzoeken te verrichten die voor de betrokken officiële controles nodig zijn, met inbegrip van onderzoek van de plantenpaspoorten en de registers.

3.  De in artikel 21 bedoelde deskundigen kunnen de lidstaten bijstaan bij de officiële controles.

4.  Wanneer op grond van de overeenkomstig de leden 1 en 2 uitgevoerde officiële controles is komen vast te staan dat planten, plantaardige producten of andere materialen een risico van verspreiding van schadelijke organismen opleveren, worden ten aanzien daarvan officiële maatregelen overeenkomstig artikel 11, lid 3, getroffen.

Onverminderd de op grond van artikel 16 vereiste kennisgevingen en informatie, moeten de lidstaten ervoor zorgen dat, wanneer de betrokken planten, plantaardige producten of andere materialen uit een andere lidstaat komen, de centrale instantie van de ontvangende lidstaat onmiddellijk de instantie van die lidstaat en de Commissie informeert over de bevindingen en over de officiële maatregelen die zij van plan is te nemen of reeds heeft genomen. Volgens de procedure van artikel 18, lid 2, kan hiertoe een gestandaardiseerd informatiesysteem worden opgezet.

Artikel 13

1.  De lidstaten dragen er zorg voor, onverminderd

 artikel 3, lid 3, en artikel 13 ter, leden 1 tot en met 5, en

 de specifieke eisen en voorwaarden die zijn vastgelegd in overeenkomstig artikel 15, lid 1, vastgestelde afwijkingen, in overeenkomstig artikel 15, lid 2, vastgestelde equivalente maatregelen, of in overeenkomstig artikel 16 vastgestelde noodmaatregelen, en

 specifieke overeenkomsten die de Gemeenschap in verband met aangelegenheden die in dit artikel aan bod komen, met een of meer derde landen heeft gesloten,

dat op in de lijst van bijlage V, deel B, opgenomen planten, plantaardige producten en andere materialen, die uit een derde land afkomstig zijn en die in het douanegebied van de Gemeenschap worden binnengebracht, vanaf het moment van binnenkomst douanetoezicht op grond van artikel 37, lid 1, van het communautair douanewetboek alsook toezicht door de verantwoordelijke officiële instanties wordt gehouden. Zij mogen alleen onder een van de douaneregelingen, vermeld in artikel 4, lid 16, onder a), d), e), f) en g), van het communautair douanewetboek geplaatst worden, indien de in artikel 13 bis genoemde formaliteiten overeenkomstig artikel 13 quater, lid 2, zijn vervuld en op grond van deze formaliteiten en voorzover kan worden nagegaan, kan worden geconcludeerd dat:

i)

 

 de planten, plantaardige producten of andere materialen niet besmet zijn met in bijlage I, deel A, genoemde schadelijke organismen, en

 wat de in bijlage II, deel A, genoemde planten of plantaardige producten betreft, zij niet zijn besmet met de betrokken schadelijke organismen die in diezelfde bijlage worden genoemd, en

 wat in bijlage IV, deel A, genoemde planten, plantaardige producten of andere materialen betreft, zij voldoen aan de desbetreffende bijzondere eisen die in die bijlage worden genoemd of, indien van toepassing, aan de keuze, opgegeven in de verklaring in het certificaat, bedoeld in artikel 13 bis, lid 4, onder b), en

ii) de planten, plantaardige producten of andere materialen vergezeld gaan van het origineel van het vereiste officiële „fytosanitair certificaat” of „fytosanitair certificaat voor wederuitvoer” dat overeenkomstig het bepaalde in artikel 13 bis, leden 3 en 4, is afgegeven, of, indien van toepassing, dat de betreffende planten, plantaardige producten of andere materialen vergezeld gaan van het origineel van alternatieve documenten of merktekens als nader bepaald en toegestaan in uitvoeringsbepalingen, dan wel daaraan is gehecht of op een andere manier is bevestigd.

Elektronische certificering kan worden erkend indien is voldaan aan de respectieve voorwaarden, voorgeschreven in de uitvoeringsbepalingen.

Officieel voor eensluidend gewaarmerkte afschriften kunnen ook worden erkend in uitzonderlijke gevallen, die nader worden bepaald in de uitvoeringsbepalingen.

De in punt ii) bedoelde uitvoeringsbepalingen kunnen volgens de procedure van artikel 18, lid 2, worden vastgesteld.

2.  Met betrekking tot planten, plantaardige producten of andere materialen bestemd voor een beschermd gebied is lid 1 van toepassing op in bijlage I, deel B, bijlage II, deel B, respectievelijk bijlage IV, deel B, voor dat beschermd gebied genoemde schadelijke organismen en bijzondere eisen.

3.  De lidstaten schrijven voor dat op planten, plantaardige producten en andere dan de in de leden 1 en 2 genoemde materialen, die uit een derde land afkomstig zijn en die in het douanegebied van de Gemeenschap worden binnengebracht, vanaf het moment van binnenkomst toezicht kan worden gehouden door de verantwoordelijke officiële instanties, met betrekking tot lid 1, punt i), eerste, tweede of derde streepje. Deze planten, plantaardige producten of materialen omvatten ook hout in de vorm van stuwmateriaal, tussenschotten, laadborden of verpakkingsmateriaal dat daadwerkelijk gebruikt wordt bij het vervoer van voorwerpen van allerlei aard.

Wanneer de verantwoordelijke officiële instantie van die mogelijkheid gebruikmaakt, moeten de betrokken planten, plantaardige producten of materialen onder de in lid 1 bedoelde vormen van toezicht blijven, totdat de terzake geldende formaliteiten zijn vervuld en op grond daarvan kan worden geconcludeerd dat op grond van deze formaliteiten en voorzover kan worden nagegaan, aan de bij of krachtens deze richtlijn vastgestelde eisen is voldaan.

Uitvoeringsbepalingen betreffende de soort informatie die de importeurs of hun douanevertegenwoordigers aan de verantwoordelijke officiële instanties moeten verstrekken over de planten, plantaardige producten of materialen met inbegrip van de verschillende soorten hout, bedoeld in de eerste alinea, en de wijze van toezending daarvan worden volgens de procedure van artikel 18, lid 2, vastgesteld.

4.  Onverminderd artikel 13 quater, lid 2, onder a), moeten de lidstaten, indien er gevaar voor verspreiding van gevaarlijke organismen bestaat, ook de bepalingen van de leden 1, 2 en 3, toepassen op planten, plantaardige producten, of andere materialen die geplaatst zijn onder een van de douanebestemmingen, vermeld in artikel 4, lid 15, onder b), c), d) en e), van het „communautair douanewetboek” of onder de douaneregelingen die vermeld zijn in artikel 4, lid 16, onder b) en c), van dat wetboek.

Artikel 13 bis

1.  

a) De in artikel 13, lid 1, bedoelde formaliteiten omvatten grondige inspecties door de verantwoordelijke officiële instanties van ten minste:

i) iedere zending waarvan in het kader van de douaneformaliteiten is verklaard dat deze geheel of gedeeltelijk bestaat uit planten, plantaardige producten of andere materialen als bedoeld in artikel 13, leden 1, 2, en 3, overeenkomstig de respectieve voorwaarden of

ii) wanneer een zending uit verschillende partijen bestaat, iedere partij waarvan in het kader van de douaneformaliteiten is verklaard dat deze geheel of gedeeltelijk uit dergelijke planten, plantaardige producten of andere materialen bestaat.

b) Met de inspecties wordt nagegaan of:

i) de zending of partij vergezeld gaat van de vereiste certificaten of alternatieve documenten of merktekens, als vermeld in artikel 13, lid 1, onder ii) (controles van de documenten),

ii) de zending of partij in haar geheel of op basis van een of meer representatieve monsters uit de planten, plantaardige producten of andere materialen bestaat dan wel de planten, plantaardige producten of andere materialen bevat, die zijn aangegeven op de vereiste documenten (controles van de identiteit), en

iii) de zending of partij of het houten verpakkingsmateriaal daarvan, met inbegrip van de verpakking, en, indien van toepassing, de vervoermiddelen, in hun geheel of op basis van een of meer representatieve monsters aan de eisen van deze richtlijn die zijn vermeld in artikel 13, lid 1, onder i), (fytosanitaire controles) voldoen, en of artikel 16, lid 2, van toepassing is.

2.  De controles van de identiteit en de fytosanitaire controles moeten met een geringere frequentie worden uitgevoerd, indien

 er reeds inspectiewerk bij de planten, plantaardige producten of andere materialen van de zending of partij is verricht in het derde land van verzending volgens de in artikel 13 ter, lid 6, bedoelde technische regelingen, of

 de planten, plantaardige producten of andere materialen in de zending of partij in de terzake overeenkomstig lid 5, onder b), vastgestelde uitvoeringsbepalingen zijn vermeld, of

 de planten, plantaardige producten of andere materialen in de zending of partij afkomstig zijn uit een derde land waarmee bij of krachtens alomvattende, op het beginsel van gelijke behandeling berustende internationale fytosanitaire akkoorden tussen de Gemeenschap en dat derde land een regeling is getroffen voor een geringere frequentie van de controles op de identiteit en fytosanitaire controles,

tenzij er een ernstige reden is om aan te nemen dat niet aan de voorschriften van deze richtlijn is voldaan.

De fytosanitaire controles mogen ook minder frequent worden uitgevoerd wanneer de Commissie, na overleg met het in artikel 18 bedoelde comité, over op eerdere ervaringen met het binnenbrengen van dergelijk materiaal van dezelfde oorsprong in de Gemeenschap gebaseerde en door alle betrokken lidstaten bevestigde gegevens beschikt waaruit blijkt dat de planten, plantaardige producten of andere materialen in de zending of partij voldoen aan de in deze richtlijn vastgestelde eisen, mits wordt voldaan aan bepaalde nadere voorwaarden die in uitvoeringsbepalingen uit hoofde van lid 5, onder c), zijn vermeld.

3.  Het in artikel 13, lid 1, punt ii), bedoelde officiële fytosanitair certificaat of fytosanitair certificaat voor wederuitvoer moet zijn opgesteld in ten minste een van de officiële talen van de Gemeenschap en zijn afgegeven in overeenstemming met de wettelijke bepalingen of voorschriften van het derde land van uitvoer of wederuitvoer die zijn vastgesteld overeenkomstig het Internationaal Verdrag voor de bescherming van planten (IPPC), ongeacht of dat land partij is bij het IPPC of niet. Het moet zijn gericht aan de in artikel 1, lid 4, eerste alinea, laatste volzin, bedoelde organisaties ter bescherming van planten van de Europese Gemeenschap.

Het certificaat mag niet eerder zijn opgemaakt dan 14 dagen vóór de datum waarop de betrokken planten, plantaardige producten of andere materialen, het derde land van afgifte hebben verlaten.

Het moet, ongeacht de vorm ervan, informatie bevatten overeenkomstig de modellen van de bijlage bij het IPCC.

Het moet zijn opgemaakt volgens een van de modellen die door de Commissie overeenkomstig lid 4 zijn vastgesteld. Het certificaat moet zijn afgegeven door autoriteiten die hiertoe bevoegd zijn op grond van de wettelijke bepalingen of voorschriften van het betrokken derde land zoals meegedeeld aan de directeur-generaal van de FAO overeenkomstig het Internationaal Verdrag voor de bescherming van planten, of, in het geval van derde landen die geen partij zijn bij het IPPC, aan de Commissie. De Commissie stelt de lidstaten in kennis van de ontvangen mededelingen.

4.  

a) De in de verschillende versies van de bijlage bij het Internationaal Verdrag voor de bescherming van planten aangegeven aanvaardbare modellen worden volgens de procedure van artikel 18, lid 2, vastgesteld. Volgens dezelfde procedure kunnen voor derde landen die geen partij zijn bij het IPPC alternatieve specificaties inzake het „fytosanitair certificaat” of het „fytosanitair certificaat voor wederuitvoer” worden vastgesteld.

b) Onverminderd artikel 15, lid 4, wordt in de certificaten in het geval van in bijlage IV, deel A, rubriek I, of deel B, genoemde planten, plantaardige producten of andere materialen onder de rubriek „Aanvullende verklaring” vermeld, indien zulks relevant is, aan welke bijzondere eisen die in de betrokken positie in de verschillende delen van bijlage IV als alternatief zijn genoemd, is voldaan. Deze vermelding wordt gegeven in de vorm van een verwijzing naar de toepasselijke positie in bijlage IV.

c) In het geval van planten, plantaardige producten of andere materialen waarop de bijzondere eisen van bijlage IV, deel A, of deel B, van toepassing zijn, moet het in artikel 13, lid 1, onder ii), genoemde officiële „fytosanitair certificaat” zijn afgegeven in het derde land van oorsprong van de planten, plantaardige producten en andere materialen („land van oorsprong”).

d) Ingeval ook op andere plaatsen dan die van oorsprong aan de bedoelde bijzondere eisen kan worden voldaan, of ingeval geen bijzondere eisen gelden, mag het „fytosanitair certificaat” echter zijn afgegeven in het derde land waar de planten, plantaardige producten of andere materialen vandaan komen („land van verzending”).

5.  Er kunnen volgens de procedure van artikel 18, lid 2, uitvoeringsbepalingen worden vastgesteld teneinde:

a) procedures vast te stellen voor de uitvoering van de in lid 1, onder b), punt iii), bedoelde fytosanitaire controles, met inbegrip van het minimumaantal en de minimumomvang van de monsters,

b) lijsten vast te stellen van planten, plantaardige producten of andere materialen waarop op grond van lid 2, eerste alinea, tweede streepje, minder frequent fytosanitaire controles worden uitgevoerd,

c) de nadere voorwaarden vast te stellen voor de bewijzen, bedoeld in lid 2, tweede alinea, en de criteria voor het type en de mate van beperking van de fytosanitaire controles.

De Commissie kan ten aanzien van lid 2 richtsnoeren opnemen in de in artikel 21, lid 6, bedoelde aanbevelingen.

Artikel 13 ter

1.  De lidstaten zorgen ervoor dat zendingen of partijen die uit een derde land afkomstig zijn, maar volgens de aangifte in het kader van de douaneformaliteiten geen planten, plantaardige producten of andere materialen als vermeld in bijlage V, deel B, bevatten, ook worden gecontroleerd door de bevoegde officiële instanties wanneer er ernstige redenen zijn om aan te nemen dat er dergelijke planten, plantaardige producten of andere materialen aanwezig zijn.

De lidstaten dragen er zorg voor dat het inspecterende douanekantoor, wanneer bij een douane-inspectie blijkt dat een zending of partij uit een derde land bestaat uit planten, plantaardige producten of ander materiaal genoemd in bijlage V, deel B, of die zaken bevat, die niet als zodanig zijn aangegeven, de officiële instantie van zijn lidstaat daarvan in het kader van de in artikel 13 quater, lid 4, bedoelde samenwerking terstond op de hoogte stelt.

Mocht er na de inspectie door de verantwoordelijke officiële instanties twijfel blijven bestaan ten aanzien van de identiteit van het product, en met name ten aanzien van het geslacht of de soort van de planten of plantaardige producten of de oorsprong daarvan, dan wordt de zending geacht planten, plantaardige producten of andere materialen vermeld in bijlage V, deel B, te bevatten.

2.  Op voorwaarde dat er geen gevaar voor verspreiding van schadelijke organismen in de Gemeenschap bestaat:

a) is artikel 13, lid 1, niet van toepassing op het binnenbrengen in de Gemeenschap van planten, plantaardige producten of andere materialen welke zonder enige wijziging in hun douanestatus (intern douanevervoer) via het grondgebied van een derde land worden overgebracht van een plaats in de Gemeenschap naar een andere plaats in de Gemeenschap;

b) zijn artikel 13, lid 1, en artikel 4, lid 1, niet van toepassing op het binnenbrengen in de Gemeenschap van planten, plantaardige producten of andere materialen die zonder enige wijziging in hun douanestatus in een of twee derde landen volgens de geldende douaneprocedures van een plaats naar een andere plaats worden overgebracht via het grondgebied van de Gemeenschap.

3.  Onverminderd de bepalingen van artikel 4 aangaande bijlage III, behoeft artikel 13, lid 1, niet te gelden voor het binnenbrengen in de Gemeenschap van kleine hoeveelheden planten, plantaardige producten, voedingsmiddelen of diervoeders, voorzover verband houdende met planten of plantaardige producten, indien zij bestemd zijn voor gebruik door de eigenaar of ontvanger voor niet-industriële en niet-commerciële doeleinden of voor verbruik tijdens het vervoer, mits er geen gevaar voor verspreiding van schadelijke organismen in de Gemeenschap bestaat.

Er kunnen volgens de procedure van artikel 18, lid 2, gedetailleerde voorschriften worden vastgesteld waarin wordt gespecificeerd onder welke voorwaarden deze bepaling van toepassing is, met inbegrip van de vaststelling van „kleine hoeveelheden”.

4.  Onder nader bepaalde voorwaarden geldt artikel 13, lid 1, niet voor het binnenbrengen in de Gemeenschap van planten, plantaardige producten of andere materialen, bestemd voor gebruik bij proefnemingen, voor wetenschappelijke doeleinden, of voor rasveredeling. De nader bepaalde voorwaarden worden vastgesteld volgens de procedure van artikel 18, lid 2.

5.  Voorzover geen gevaar voor verspreiding van schadelijke organismen in de Gemeenschap bestaat, kan een lidstaat bij wijze van uitzondering toestaan dat artikel 13, lid 1, in nader bepaalde afzonderlijke gevallen niet van toepassing is op planten, plantaardige producten of andere materialen die in een aan zijn grens gelegen gebied in een derde land worden geteeld, geproduceerd of gebruikt en in de lidstaat worden binnengebracht om op nabijgelegen plaatsen in de grensstreek op zijn grondgebied te worden bewerkt.

Wanneer de lidstaat een dergelijke uitzondering toestaat, moet hij de plaats van bewerking en de naam van de bewerker nader aangeven. Deze gegevens, die regelmatig moeten worden bijgewerkt, moeten ter beschikking van de Commissie worden gesteld.

Planten, plantaardige producten en andere materialen die onder een uitzondering op grond van de eerste alinea vallen, moeten vergezeld gaan van een bewijsstuk waarin de plaats van oorsprong van de bedoelde planten, plantaardige producten en andere materialen in het betrokken derde land is vermeld.

6.  In technische regelingen tussen de Commissie en de bevoegde instanties van sommige derde landen, die volgens de procedure van artikel 18, lid 2, worden goedgekeurd, kan worden bepaald dat de in artikel 13, lid 1, onder i), bedoelde werkzaamheden op gezag van de Commissie, en overeenkomstig de terzake geldende bepalingen van artikel 21, ook kunnen worden uitgevoerd in het derde land van verzending, in samenwerking met de officiële instantie voor gewasbescherming van dat land.

Artikel 13 quater

1.  

a) De in artikel 13 bis, lid 1, genoemde formaliteiten, de in artikel 13 ter, lid 1, vastgestelde inspecties en de controles op de naleving van artikel 4 ten aanzien van bijlage III, worden, als nader vermeld in lid 2, afgewikkeld in samenhang met de vereiste formaliteiten voor de plaatsing onder een douaneregeling als bedoeld in artikel 13, lid 1 of lid 4.

Zij worden vervuld overeenkomstig de Internationale Overeenkomst inzake de harmonisatie van de goederencontroles aan de grenzen en met name bijlage 4 daarbij, zoals goedgekeurd bij Verordening (EEG) nr. 1262/84 van de Raad ( 3 ).

b) De lidstaten schrijven voor dat importeurs van in bijlage V, deel B, opgenomen planten, plantaardige producten of andere materialen, ongeacht of zij al dan niet producent zijn, in een officieel register van een lidstaat onder een officieel registratienummer worden opgenomen. Artikel 6, lid 5, derde en vierde alinea, is op dergelijke importeurs van overeenkomstige toepassing.

c) De lidstaten schrijven bovendien voor dat:

i) importeurs van zendingen die geheel of gedeeltelijk uit in bijlage V, deel B, genoemde planten, plantaardige producten of andere materialen bestaan, of hun douanevertegenwoordigers, op ten minste één van de documenten die voor de plaatsing onder een douaneprocedure als bedoeld in artikel 13, lid 1 of lid 4, zijn vereist, melding maken van de samenstelling van die zending (partij) door middel van de volgende informatie:

 verwijzing naar het type planten, plantaardige producten of andere materialen met gebruikmaking van de code van het geïntegreerd douanetarief van de Europese Gemeenschappen (TARIC),

 de vermelding „Deze zending (partij) bevat producten die van belang zijn uit fytosanitair oogpunt”, of een ander gelijkwaardig merkteken zoals overeengekomen tussen het douanekantoor van vertrek en de officiële instantie van de plaats van binnenkomst,

 het referentienummer of de referentienummers van de vereiste fytosanitaire documentatie,

 het onder b) bedoelde officiële registratienummer van de importeur;

ii) de luchthavenautoriteiten, de havenautoriteiten dan wel de importeurs of marktdeelnemers, volgens onderlinge afspraak, het douanekantoor van de plaats van binnenkomst en de officiële instantie van de plaats van binnenkomst vooraf inlichten, zodra zij ervan op de hoogte zijn dat dergelijke zendingen (partijen) in aantocht zijn.

De lidstaten mogen het bepaalde in dit punt mutatis mutandis ook toepassen in geval van vervoer over land, met name wanneer wordt verwacht dat de betrokken zending (partij) buiten de gewone werktijden van de betrokken officiële instantie of andere dienst als bepaald in lid 2 zal aankomen.

2.  

a) De „controles van de documenten”, en ook de in artikel 13 ter, lid 1, bedoelde inspecties en de controles op de naleving van het bepaalde in artikel 4 ten aanzien van bijlage III moeten worden afgewikkeld door de officiële instantie van de plaats van binnenkomst of, in onderlinge overeenstemming tussen de verantwoordelijke officiële instantie en de douaneautoriteiten van die lidstaten, het douanekantoor van de plaats van binnenkomst.

b) De „controles van de identiteit” en de „fytosanitaire controles” moeten, onverminderd de punten c) en d), worden uitgevoerd door de officiële instantie van de plaats van binnenkomst in samenhang met de voor de plaatsing onder een douanebestemming als bedoeld in artikel 13, lid 1, vereiste douaneformaliteiten en hetzij op dezelfde plaats als deze formaliteiten, ten kantore van de officiële instantie van de plaats van binnenkomst of op een andere dichtbijgelegen plaats die door de douaneautoriteiten en door de verantwoordelijke officiële instantie is aangewezen of goedgekeurd en die niet de onder d) bedoelde plaats van bestemming is.

c) In het geval van douanevervoer (het overbrengen) van niet-communautaire goederen kan de officiële instantie van de plaats van binnenkomst echter in overeenstemming met de officiële instantie(s) van bestemming besluiten dat de „controles van de identiteit” of de „fytosanitaire controles” geheel of gedeeltelijk door de officiële instantie van bestemming worden uitgevoerd, hetzij te haren kantore of op een andere dichtbijgelegen plaats die door de douaneautoriteiten en door de verantwoordelijke officiële instantie is aangewezen of goedgekeurd en die niet de onder d) bedoelde plaats van bestemming is. Indien er geen overeenstemming is bereikt, wordt de „controle van de identiteit” of de „fytosanitaire controle” volledig uitgevoerd door de officiële instantie van de plaats van binnenkomst op een van de in b) nader omschreven plaatsen.

d) Volgens de procedure van artikel 18, lid 2, kan nader worden bepaald in welke gevallen of omstandigheden „controles van de identiteit” en „fytosanitaire controles” op de plaats van bestemming kunnen worden uitgevoerd, zoals een plaats van productie die door de officiële instantie en door de voor het gebied waar de plaats van bestemming is gelegen bevoegde douaneautoriteiten is goedgekeurd, en in plaats van op de bovengenoemde plaatsen, mits aan specifieke garanties en documenten met betrekking tot het vervoer van de planten, plantaardige producten en andere materialen wordt voldaan.

e) Er worden volgens de procedure van artikel 18, lid 2, uitvoeringsbepalingen vastgesteld betreffende:

 de minimumvoorwaarden voor het uitvoeren van de onder b), c) en d), bedoelde „fytosanitaire controles”,

 de specifieke garanties en documenten betreffende het vervoer van planten, plantaardige producten of andere materialen naar de in c) en d) nader omschreven plaatsen, teneinde te garanderen dat er geen risico bestaat van verspreiding van schadelijke organismen tijdens het vervoer,

 de specifieke garanties en minimumvoorwaarden betreffende de kwalificatie van de plaats van bestemming voor opslag en de voorwaarden voor opslag, samen met de nadere bepaling van de onder d) bedoelde gevallen.

f) In alle gevallen moeten fytosanitaire controles worden beschouwd als een integraal onderdeel van de in artikel 13, lid 1, bedoelde formaliteiten.

3.  De lidstaten bepalen dat op het origineel of op het elektronische equivalent van de certificaten of van de andere alternatieve documenten, anders dan merktekens, als bepaald in artikel 13, lid 1, onder ii), dat met het oog op „controles van de documenten” overeenkomstig artikel 13 bis, lid 1, onder b), punt i), aan de bevoegde officiële instantie wordt voorgelegd, na inspectie de vermelding „gezien” (een stempel) van die instantie, samen met de naam van de instantie en de datum van overlegging van het document wordt aangebracht.

Er kan volgens de procedure van artikel 18, lid 2, een gestandaardiseerd informatiesysteem worden opgezet om te waarborgen dat de in het certificaat voorkomende informatie bij nader genoemde, voor opplant bestemde planten wordt toegezonden aan de officiële instantie die bevoegd is voor iedere lidstaat of ieder gebied waarvoor planten van de zending (partij) bestemd zijn of waar zij geplant zullen worden.

4.  De lidstaten doen de Commissie en de andere lidstaten schriftelijk de lijst toekomen van de plaatsen die zijn aangewezen als plaatsen van binnenkomst. Ook wijzigingen in die lijst worden terstond schriftelijk medegedeeld.

De lidstaten stellen een lijst op van de in lid 2, onder b) en c), nader te bepalen plaatsen en van de overeenkomstig lid 2, onder d), bepaalde plaatsen van bestemming die onder hun verantwoordelijkheid vallen. De Commissie kan die lijsten inzien.

Iedere officiële instantie van een plaats van binnenkomst en iedere officiële instantie van bestemming die controles van de identiteit en fytosanitaire controles uitvoeren, moeten aan bepaalde minimumvoorwaarden ten aanzien van infrastructuur, personeelsbezetting en uitrusting voldoen.

De bovenbedoelde minimumvoorwaarden worden volgens de procedure van artikel 18, lid 2, in uitvoeringsbepalingen vastgesteld.

Volgens dezelfde procedure worden nadere bepalingen vastgesteld betreffende:

a) het soort documenten dat vereist is voor de plaatsing onder een douaneprocedure en waarop de in lid 1, onder c), punt i), gespecificeerde informatie wordt aangebracht;

b) de samenwerking tussen:

i) de officiële instantie van de plaats van binnenkomst en die van bestemming,

ii) de officiële instantie van de plaats van binnenkomst en het douanekantoor van de plaats van binnenkomst,

iii) de officiële instantie van bestemming en het douanekantoor van bestemming, en

iv) de officiële instantie van de plaats van binnenkomst en het douanekantoor van bestemming.

Deze bepalingen bevatten onder meer modelformulieren van documenten die voor die samenwerking moeten worden gebruikt, geven ook aan hoe deze documenten worden verzonden, vermelden volgens welke procedures de uitwisseling van informatie tussen de bovenbedoelde officiële instanties en kantoren verloopt en bevatten ook de maatregelen die moeten worden genomen om de identiteit van deelzendingen en zendingen (partijen) te handhaven en om verspreiding van schadelijke organismen tegen te gaan, met name tijdens het vervoer en totdat de vereiste douaneformaliteiten volledig zijn vervuld.

▼M29 —————

▼M4

6.  Artikel 10, leden 1 en 3, zijn van overeenkomstige toepassing op de in artikel 13 bedoelde planten, plantaardige producten en andere materialen, voorzover deze in bijlage V, deel A, worden genoemd en wanneer op grond van de in artikel 13, lid 1, vermelde formaliteiten wordt aangenomen dat aan de daarin bedoelde eisen is voldaan.

7.  Wanneer op grond van de in artikel 13, lid 1, vermelde formaliteiten niet kan worden geconcludeerd dat aan de daarin bedoelde eisen is voldaan, worden onmiddellijk één of meer van de volgende officiële maatregelen genomen:

a) weigering van het binnenbrengen in de Gemeenschap van de gehele zending of een gedeelte daarvan;

b) overbrenging onder officieel toezicht, volgens de toepasselijke douaneprocedure gedurende de overbrenging binnen de Gemeenschap, naar een bestemming buiten de Gemeenschap;

c) verwijdering van besmette/aangetaste producten uit de zending;

d) vernietiging;

e) oplegging van quarantaine totdat de resultaten van de onderzoeken of officiële tests beschikbaar zijn;

f) bij wijze van uitzondering en alleen in speciale omstandigheden, passende behandeling, indien de verantwoordelijke instantie van de lidstaat van oordeel is dat door die behandeling aan de voorwaarden zal worden voldaan en het gevaar van verspreiding van schadelijke organismen is afgewend; de maatregel tot passende behandeling kan ook worden getroffen ten aanzien van niet in bijlage I of bijlage II genoemde schadelijke organismen.

Artikel 11, lid 3, tweede alinea, is van overeenkomstige toepassing.

In het geval van een weigering als bedoeld in punt a), of overbrenging naar een bestemming buiten de Gemeenschap als bedoeld in punt b), of van verwijdering als genoemd in punt c), bepalen de lidstaten dat de fytosanitaire certificaten of de fytosanitaire certificaten voor wederuitvoer, alsmede alle andere documenten die zijn overgelegd toen de planten, plantaardige producten of andere materialen werden aangeboden om op hun grondgebied te worden binnengebracht, door de bevoegde officiële instantie worden geannuleerd. Bij de annulering wordt op de voorzijde van de certificaten of documenten duidelijk zichtbaar een driehoekig rood stempel met de vermelding „certificaat geannuleerd” of „document geannuleerd” van de genoemde officiële instantie aangebracht, samen met de naam van die instantie en de datum van weigering, begin van de overbrenging naar een bestemming buiten de Gemeenschap of verwijdering. De vermelding moet in hoofdletters en in ten minste één van de officiële talen van de Gemeenschap zijn gesteld.

8.  Onverminderd de op grond van artikel 16 vereiste kennisgevingen en informatie moeten de lidstaten ervoor zorgen dat de officiële instanties de plantenziektekundige diensten van het derde land van oorsprong of het derde land van verzending en de Commissie informeren over alle gevallen waarin planten, plantaardige producten of andere materialen die uit dat derde land komen, zijn onderschept omdat zij niet voldoen aan de vereisten op fytosanitair gebied, en over de redenen daarvan, onverminderd de actie die de lidstaat kan ondernemen of heeft ondernomen ten aanzien van de onderschepte zending. De informatie moet zo snel mogelijk worden doorgegeven, zodat de betrokken plantenziektekundige diensten en zo nodig ook de Commissie het geval kunnen bestuderen, met name om de nodige maatregelen te kunnen nemen om herhaling te voorkomen. Er kan volgens de procedure van artikel 18, lid 2, een gestandaardiseerd informatiesysteem worden ingesteld.

Artikel 13 quinquies

1.  De lidstaten zorgen voor het innen van de retributies („fytosanitaire retributie”) ter dekking van de kosten voor de in artikel 13 bis, lid 1, vastgestelde controles van de documenten, controles van de identiteit en fytosanitaire controles, die overeenkomstig artikel 13 worden uitgevoerd. De hoogte van de retributie weerspiegelt het volgende:

a) de salarissen, met inbegrip van de socialezekerheidspremies, van de inspecteurs die bij de bovenbedoelde controles betrokken zijn;

b) het kantoor, de andere voorzieningen, de hulpmiddelen en de uitrusting ten behoeve van deze inspecteurs;

c) de bemonstering voor visuele inspectie of voor laboratoriumtests;

d) laboratoriumtests;

e) de administratie (met inbegrip van vaste kosten) die nodig is voor het effectief uitvoeren van de betrokken controles, waaronder de uitgaven voor de opleiding vooraf en de interne opleiding van controleurs.

2.  De lidstaten kunnen de hoogte van de fytosanitaire retributie vaststellen op basis van een gedetailleerde kostenberekening overeenkomstig lid 1, of de standaardretributie als vermeld in bijlage VIII bis toepassen.

Indien er voor een bepaalde groep planten, plantaardige producten of andere materialen die van oorsprong zijn uit bepaalde derde landen overeenkomstig artikel 13 bis, lid 2, met een geringere frequentie controles op de identiteit en fytosanitaire controles worden verricht, innen de lidstaten een evenredig verlaagde fytosanitaire retributie voor alle zendingen en partijen van die groep, ongeacht of zij geïnspecteerd zijn.

Er kunnen volgens de procedure van artikel 18, lid 2, uitvoeringsbepalingen worden vastgesteld om de hoogte van die verlaagde fytosanitaire retributie te bepalen.

3.  Indien de fytosanitaire retributie door een lidstaat vastgesteld wordt op basis van de kosten die door de verantwoordelijke officiële instantie van die lidstaat worden gedragen, brengen de betrokken lidstaten aan de Commissie verslag uit over de methode voor de berekening van de retributies aan de hand van de in lid 1 genoemde elementen.

Een op grond van de eerste alinea opgelegde retributie is niet hoger dan de werkelijke kosten die de verantwoordelijke officiële instantie van de lidstaat maakt.

4.  Rechtstreekse of indirecte teruggave van de in deze richtlijn vastgestelde retributies is niet toegestaan. De eventuele toepassing van de in bijlage VIII bis vermelde standaardretributie door een lidstaat wordt echter niet als een indirecte teruggave beschouwd.

5.  In de in bijlage VIII bis vermelde standaardretributie zijn niet begrepen de extra heffingen ter dekking van kosten die worden gemaakt voor speciale activiteiten in verband met de controles, zoals buitengewone dienstreizen die de controleurs moeten maken, wachttijden als gevolg van vertragingen bij de aankomst van zendingen (partijen), buiten de gewone werktijden uitgevoerde controles, extra controles of laboratoriumtests die naast de in artikel 13 bedoelde controles nodig zijn ter bevestiging van de conclusies van de controles, speciale fytosanitaire maatregelen als vereist op grond van op basis van artikel 15 of 16 genomen communautaire besluiten, maatregelen die op grond van artikel 13 ter, lid 7, zijn genomen, of vertaling van vereiste documenten.

6.  De lidstaten wijzen de autoriteiten aan die bevoegd zijn om de fytosanitaire retributie in rekening te brengen. De retributie wordt door de importeur of zijn douanevertegenwoordiger betaald.

7.  De fytosanitaire retributie vervangt alle andere heffingen of retributies die in de lidstaten op nationaal, regionaal of lokaal niveau voor de in lid 1 bedoelde controles en het bewijs daarvan worden geheven.

Artikel 13 sexies

Voor de „fytosanitaire certificaten” en „fytosanitaire certificaten voor wederuitvoer” die de lidstaten op grond van het Internationaal Verdrag voor de bescherming van planten afgeven, moet het in bijlage VII aangegeven standaardmodel worden gebruikt.

▼B

Artikel 14

Op voorstel van de Commissie stelt de Raad de wijzigingen vast die aangebracht moeten worden in de bijlagen.

Onderstaande beslissingen worden evenwel genomen volgens de procedure van ►M4  artikel 18, lid 2 ◄ :

a) de aanvullingen op bijlage III met betrekking tot bepaalde planten, plantaardige producten of andere materialen van oorsprong uit bepaalde derde landen, op voorwaarde dat:

i) een verzoek om opneming van deze aanvullingen wordt ingediend door een lidstaat die reeds bijzondere verbodsbepalingen toepast inzake het binnenbrengen van die producten van oorsprong uit derde landen,

ii) in het land van oorsprong aanwezige schadelijke organismen in fytosanitair opzicht een gevaar vormen voor de hele Gemeenschap of voor een deel ervan en

iii) de eventuele aanwezigheid ervan op de betrokken producten bij het binnenbrengen ervan niet doeltreffend kan worden ontdekt;

b) de aanvullingen op de andere bijlagen met betrekking tot bepaalde planten, plantaardige producten of andere materialen van oorsprong uit bepaalde derde landen, op voorwaarde dat:

i) een verzoek om opneming van deze aanvullingen wordt ingediend door een lidstaat die reeds bijzondere verbodsbepalingen of beperkingen toepast met betrekking tot het binnenbrengen van die producten van oorsprong uit derde landen en

ii) de in het land van oorsprong aanwezige schadelijke organismen voor de hele Gemeenschap of voor een deel ervan in fytosanitair opzicht een gevaar vormen voor bepaalde teelten waarbij de omvang van de eventuele schade niet kan worden voorspeld;

c) elke wijziging van deel B van de bijlagen, ►M4  in overleg met de betrokken lidstaat ◄ ;

▼M4

d) wijzigingen in de bijlagen die op grond van de ontwikkeling van de wetenschappelijke of technische kennis vereist of om technische redenen gerechtvaardigd zijn en die beantwoorden aan het betrokken fytosanitair risico;

▼M4

e) wijzigingen van bijlage VIII bis.

▼B

Artikel 15

▼M4

1.  Er kan volgens de procedure van artikel 18, lid 2, worden voorzien in afwijkingen:

 van artikel 4, leden 1 en 2, wat betreft bijlage III, deel A en deel B, onverminderd artikel 4, lid 5, alsmede van artikel 5, leden 1 en 2, en van artikel 13, lid 1, onder i), derde streepje, wat betreft de eisen van bijlage IV, deel A, rubriek I, en bijlage IV, deel B,

 van artikel 13, lid 1, onder ii), in het geval van hout, indien wordt gezorgd voor gelijkwaardige bescherming door middel van alternatieve documenten of merktekens,

▼B

voorzover op grond van één of meer van de volgende factoren:

 de oorsprong van de planten of de plantaardige producten;

 een gepaste behandeling;

 bijzondere voorzorgsmaatregelen voor het gebruik van de planten of de plantaardige producten,

is komen vast te staan dat niet behoeft te worden gevreesd voor de verspreiding van schadelijke organismen.

Het gevaar wordt beoordeeld aan de hand van de beschikbare wetenschappelijke en technische gegevens; indien deze gegevens onvoldoende zijn, worden zij aangevuld door het inwinnen van nadere inlichtingen of, in voorkomend geval, door naspeuringen die op gezag van de Commissie, en overeenkomstig de terzake dienende bepalingen van artikel 21, in het land van oorsprong van de betrokken planten, plantaardige producten of andere materialen worden verricht.

Iedere vergunning geldt individueel in het gehele gebied van de Gemeenschap of in een deel daarvan onder voorwaarden die rekening houden met het risico van verspreiding van schadelijke organismen door het betrokken product in beschermde gebieden, of in bepaalde gebieden, rekening houdend met verschillen in agrarische en ecologische omstandigheden. In dergelijke gevallen zijn de betrokken lidstaten bij hun besluitvorming in verband met het verlenen van de vergunningen uitdrukkelijk van bepaalde verplichtingen ontheven.

Dit risico wordt op basis van de beschikbare wetenschappelijke en technische gegevens vastgesteld; indien deze in onvoldoende mate beschikbaar zijn, moeten zij worden aangevuld door bijkomend onderzoek of, in voorkomend geval, door onderzoek dat in het land van oorsprong van de planten, plantaardige producten of andere materialen door de Commissie wordt uitgevoerd.

▼M4

2.  Volgens de in lid 1, eerste alinea, bedoelde procedures worden fytosanitaire maatregelen die door een derde land worden genomen ten aanzien van de uitvoer naar de Gemeenschap, erkend als gelijkwaardig aan de in deze richtlijn vastgestelde fytosanitaire maatregelen, en met name aan de in bijlage IV vermelde maatregelen, indien dat derde land de Gemeenschap op objectieve wijze bewijst dat met de maatregelen die het toepast het adequate fytosanitaire beschermingsniveau van de Gemeenschap wordt bereikt, en indien dit wordt bevestigd door de conclusies van controles, tests en andere procedures die door de in artikel 21 bedoelde deskundigen onder redelijke voorwaarden inzake toegang in het betrokken derde land zijn afgewikkeld.

Op verzoek van een derde land treedt de Commissie met dat land in overleg met het doel bilaterale of multilaterale overeenkomsten tot erkenning van de gelijkwaardigheid van nader bepaalde fytosanitaire maatregelen tot stand te brengen.

3.  In beschikkingen houdende afwijking op grond van lid 1, eerste alinea, of tot erkenning van de gelijkwaardigheid op grond van lid 2, wordt bepaald dat het uitvoerende land voor ieder individueel geval van toepassing officieel schriftelijk heeft vastgesteld dat aan de daarin vervatte voorwaarden is voldaan, en wordt nader aangegeven welke gegevens in de officiële verklaring ter bevestiging hiervan moeten worden opgenomen.

4.  In beschikkingen als bedoeld in lid 3 wordt nader aangegeven of, dan wel op welke manier de lidstaten de andere lidstaten en de Commissie over ieder individueel geval van toepassing of over groepen gevallen van toepassingen moeten informeren.

▼M30

Artikel 15 bis

De lidstaten bepalen dat eenieder die weet heeft van de aanwezigheid van een van de in bijlage I of bijlage II opgesomde plaagorganismen of een plaagorganisme dat onder een maatregel valt op grond van artikel 16, leden 2 of 3, of die reden heeft zulke aanwezigheid te vermoeden, onmiddellijk de bevoegde autoriteit moet waarschuwen en op verzoek van die autoriteit alle in zijn bezit zijnde informatie over die aanwezigheid moet verstrekken. Wanneer deze kennisgeving niet schriftelijk is gedaan, wordt deze officieel vastgelegd door de bevoegde autoriteit.

▼B

Artikel 16

1.  Elke lidstaat stelt de Commissie en de andere lidstaten onverwijld ►M4  schriftelijk ◄ in kennis van de aanwezigheid op zijn grondgebied van in bijlage I, deel A, rubriek I, of in bijlage II, deel A, rubriek I, genoemde schadelijke organismen, alsook van het voorkomen van in bijlage I, deel A, rubriek II, in bijlage I, deel B, in bijlage II, deel A, rubriek II, of in bijlage II, deel B, genoemde schadelijke organismen op een deel van zijn grondgebied waar de aanwezigheid ervan tot dan toe niet bekend was.

De lidstaat neemt alle noodzakelijke maatregelen om de schadelijke organismen uit te roeien of, indien dat niet mogelijk is, in te dijken. Hij stelt de Commissie en de andere lidstaten in kennis van de genomen maatregelen.

2.  Elke lidstaat stelt de Commissie en de andere lidstaten onverwijld ►M4  schriftelijk ◄ in kennis van het daadwerkelijke of het vermoede verschijnen van niet in bijlage I of II genoemde schadelijke organismen waarvan de aanwezigheid op zijn grondgebied onbekend was. Hij stelt de Commissie en de overige lidstaten ook in kennis van de beschermende maatregelen die hij heeft genomen of voornemens is te nemen. Deze maatregelen moeten onder meer van dien aard zijn dat het gevaar voor de verspreiding van het betrokken schadelijke organisme op het grondgebied van de andere lidstaten wordt voorkomen.

De betrokken lidstaat neemt ten aanzien van de zendingen planten, plantaardige producten of andere materialen uit derde landen die worden geacht een acuut gevaar op te leveren omdat in lid 1 en in de eerste alinea van het onderhavige lid bedoelde schadelijke organismen daardoor kunnen worden binnengebracht of verspreid, onmiddellijk de nodige maatregelen om het grondgebied van de Gemeenschap tegen dat gevaar te beschermen en hij stelt de Commissie en de overige lidstaten hiervan in kennis.

Indien een lidstaat van mening is dat er een ander acuut gevaar dreigt dan bedoeld in de tweede alinea stelt hij de Commissie en de andere lidstaten onverwijld ►M4  schriftelijk ◄ in kennis van de maatregelen die volgens hem moeten worden genomen. Indien deze maatregelen naar zijn mening niet snel genoeg worden genomen om te voorkomen dat op zijn grondgebied een schadelijk organisme wordt binnengebracht of verspreid, kan hij, zolang de Commissie geen maatregelen krachtens lid 3 heeft vastgesteld, voorlopig de aanvullende maatregelen nemen die hij nodig acht.

De Commissie dient uiterlijk op 31 december 1992 bij de Raad een verslag in over de werking van deze bepaling, in voorkomend geval vergezeld van voorstellen.

3.  In de gevallen bedoeld in de leden 1 en 2, onderzoekt de Commissie de situatie zo spoedig mogelijk in het kader van het Permanent Plantenziektekundig Comité. Op gezag van de Commissie, en overeenkomstig de terzake dienende bepalingen van artikel 21, kan ter plaatse onderzoek worden verricht. ►M4  De maatregelen die noodzakelijk zijn op grond van een analyse van het fytosanitaire risico of een voorlopige analyse van het fytosanitaire risico in de in lid 2 bedoelde gevallen, ◄ met inbegrip van die welke een besluit kunnen inhouden om de door de lidstaten genomen maatregelen te herroepen of te wijzigen, kunnen worden genomen volgens de procedure van ►M4  artikel 18, lid 2 ◄ . De Commissie volgt de ontwikkeling van de situatie en, naar gelang van die ontwikkeling, past zij deze maatregelen volgens dezelfde procedure aan of trekt zij deze in. Zolang volgens genoemde procedure geen besluit is vastgesteld, kan de lidstaat de door hem getroffen maatregelen handhaven.

4.  De uitvoeringsbepalingen van de leden 1 en 2 worden, zo nodig, vastgesteld volgens ►M4  de procedure van artikel 18, lid 2 ◄ .

▼M4

5.  Indien de Commissie niet is geïnformeerd over maatregelen die op grond van de lid 1 of lid 2 zijn genomen, of indien zij van mening is dat de genomen maatregelen ontoereikend zijn, kan zij, in afwachting van de vergadering van het Permanent Fytosanitair Comité, op een voorlopige analyse van het fytosanitaire risico gegronde tussentijdse beschermende maatregelen nemen om de betreffende schadelijke organismen uit te roeien of, indien dat niet mogelijk is, de verspreiding ervan te beletten. Deze maatregelen worden onverwijld aan het Permanent Fytosanitair Comité voorgelegd om volgens de procedure van artikel 18, lid 2, te worden bevestigd, gewijzigd of ingetrokken.

▼M4 —————

▼M4

Artikel 18

1.  De Commissie wordt bijgestaan door het bij Besluit 76/894/EEG van de Raad ( 4 ) ingestelde Permanent Plantenziektekundig Comité, hierna „het comité” te noemen.

2.  Wanneer naar dit lid wordt verwezen, zijn de artikelen 5 en 7 van Besluit 1999/468/EG van toepassing.

De in artikel 5, lid 6, van Besluit 1999/468/EG bedoelde periode wordt vastgesteld op drie maanden.

3.  Het comité stelt zijn reglement van orde vast.

▼M4 —————

▼B

Artikel 20

1.  Deze richtlijn doet geen afbreuk aan de communautaire bepalingen inzake de fytosanitaire eisen voor planten en plantaardige producten, tenzij deze richtlijn uitdrukkelijk voorziet in strengere eisen of deze toelaat.

2.  Wijzigingen in deze richtlijn die nodig zijn voor de samenhang met de communautaire bepalingen bedoeld in lid 1, worden vastgesteld volgens ►M4  de procedure van artikel 18, lid 2 ◄ .

3.  De lidstaten kunnen, bij het op hun grondgebied binnenbrengen van planten of plantaardige producten, inzonderheid die welke worden genoemd in bijlage VI, alsmede van hun verpakking of vervoermiddelen, bijzondere fytosanitaire maatregelen treffen tegen schadelijke organismen, die, in het algemeen, opgeslagen planten of plantaardige producten aantasten.

Artikel 21

1.  Met het oog op een juiste en eenvormige toepassing van deze richtlijn en onverminderd de op gezag van de lidstaten verrichte controles, kan de Commissie in het kader van de in lid 3 opgesomde taken en overeenkomstig de bepalingen van dit artikel op haar gezag, al of niet ter plaatse, door deskundigen controles doen uitvoeren.

Wanneer deze controles in een lidstaat worden uitgevoerd, moet dit geschieden in samenwerking met de officiële instantie voor gewasbescherming van die lidstaat, op de wijze die nader is aangegeven in de leden 4 en 5 en overeenkomstig de bepalingen van lid 7.

2.  De in lid 1 bedoelde deskundigen kunnen:

 in dienst van de Commissie zijn;

 in dienst van een lidstaat zijn en tijdelijk of ad hoc ter beschikking van de Commissie zijn gesteld.

Zij moeten in ten minste één lidstaat de voor de uitvoering en controle van officiële fytosanitaire inspecties vereiste kwalificaties hebben verworven.

▼M4

3.  De in lid 1 bedoelde controles kunnen worden uitgevoerd met betrekking tot de volgende taken:

 het toezien op het onderzoek bedoeld in artikel 6;

 het uitvoeren van de officiële controles uit hoofde van artikel 12, lid 3;

 het toezien op of, in het kader van het bepaalde in lid 5, vijfde alinea, van het onderhavige artikel, het in samenwerking met de lidstaten verrichten van het onderzoek bedoeld in artikel 13, lid 1;

 het verrichten van of het toezicht op de in de technische regelingen bedoeld in artikel 13 ter, lid 6, omschreven werkzaamheden;

 het verrichten van de in artikel 15, leden 1 en 2, en artikel 16, lid 3, bedoelde onderzoeken en naspeuringen;

 het toezicht dat vereist is op grond van de bepalingen tot vaststelling van de voorwaarden waaronder bepaalde schadelijke organismen, planten, plantaardige producten of andere materialen in de Gemeenschap of bepaalde beschermde gebieden daarvan mogen worden binnengebracht of daarbinnen mogen worden vervoerd, voor proefnemingen of wetenschappelijke doeleinden of voor rasveredelingswerkzaamheden als bedoeld in artikel 3, lid 9, artikel 4, lid 5, artikel 5, lid 5, en artikel 13 ter, lid 4;

 het toezicht dat vereist is op grond van overeenkomstig artikel 15 verleende vergunningen, op grond van door de lidstaten overeenkomstig artikel 16, lid 1 of lid 2, genomen maatregelen, of op grond van overeenkomstig artikel 16, lid 3 of lid 5, genomen maatregelen;

 het bijstaan van de Commissie bij de taken bedoeld in lid 6;

 het vervullen van iedere andere taak die in de in lid 7 bedoelde uitvoeringsbepalingen aan de deskundigen wordt opgedragen.

▼B

4.  Met het oog op het verrichten van de in lid 3 opgesomde taken kunnen de in lid 1 bedoelde deskundigen:

 kwekerijen, landbouwbedrijven en andere plaatsen bezoeken waar planten, plantaardige producten of andere materialen worden of zijn geteeld, geproduceerd, verwerkt of opgeslagen;

 de plaatsen bezoeken waar onderzoek uit hoofde van artikel 6 of artikel 13 wordt verricht;

 functionarissen van de officiële instanties voor gewasbescherming van de lidstaten raadplegen;

 nationale inspecteurs van de lidstaten vergezellen wanneer dezen werkzaamheden voor de toepassing van deze richtlijn verrichten.

5.  In het kader van de samenwerking bedoeld in lid 1, tweede alinea, wordt de officiële instantie voor gewasbescherming van de betrokken lidstaat tijdig in kennis gesteld van de uit te voeren taak, zodat de nodige voorzieningen kunnen worden getroffen.

De lidstaten doen al hetgeen redelijkerwijs mogelijk is om ervoor te zorgen dat de doelstellingen en doeltreffendheid van de inspecties niet in het gedrang komen. De lidstaten dienen ervoor te zorgen dat de deskundigen hun taak ongehinderd kunnen vervullen en doen al hetgeen redelijkerwijs mogelijk is om dezen, op hun verzoek, de benodigde beschikbare voorzieningen te verschaffen, met inbegrip van het materiaal en laboratoriumpersoneel. De Commissie vergoedt de uit dergelijke verzoeken voortvloeiende uitgaven binnen de grenzen van de voor dat doel op de algemene begroting van de Europese Unie uitgetrokken middelen. ►M4  Deze bepaling is niet van toepassing op uitgaven die voortvloeien uit de volgende soorten verzoeken in verband met de deelname van de deskundigen aan de invoerinspecties in de lidstaten: laboratoriumonderzoek en monstername voor visuele inspectie of laboratoriumonderzoek, en reeds gedekt door de in artikel 13 quinquies bedoelde retributies. ◄

De deskundigen dienen, in alle gevallen waarin de nationale wetgeving zulks vereist, naar behoren gemachtigd te zijn door de officiële organisatie voor plantenbescherming van de betrokken lidstaat, en zij dienen zich te houden aan de regels en gebruiken die gelden voor het personeel van deze lidstaat.

Wanneer het gaat om het toezien op het onderzoek bedoeld in artikel 6 of op inspecties bedoeld in artikel 13, lid 1, of op het verrichten van onderzoek bedoeld in artikel 15, lid 1, en in artikel 6, lid 3, mag ter plaatse geen beslissing worden genomen. De deskundigen brengen van hun activiteiten en bevindingen verslag uit aan de Commissie.

Wanneer het om het verrichten van inspecties bedoeld in artikel 13, lid 1, gaat worden deze inspecties geïntegreerd in een bestaand inspectieprogramma en worden de door de betrokken lidstaat vastgestelde procedures in acht genomen; in geval van gezamenlijke inspectie staat de betrokken lidstaat het binnenbrengen van een zending in de Gemeenschap slechts dan toe indien daarover overeenstemming bestaat tussen de instantie voor gewasbescherming van de betrokken lidstaat en de Commissie. Overeenkomstig ►M4  de procedure van artikel 18, lid 2 ◄ kan deze voorwaarde worden uitgebreid tot andere onherroepelijke eisen die aan zendingen worden gesteld voordat deze de Gemeenschap worden binnengebracht indien die uitbreiding blijkens de ervaring noodzakelijk is. Bij gebreke van overeenstemming tussen de deskundige van de Gemeenschap en de nationale inspecteur, neemt de betrokken lidstaat in afwachting van een definitieve beslissing de nodige conservatoire maatregelen.

In elk geval worden de nationale bepalingen op het gebied van strafrechtelijke procedures en administratieve sancties toegepast volgens de gebruikelijke procedures. Wanneer de deskundigen een vermoeden hebben van enige inbreuk op de bepalingen van de onderhavige richtlijn, dient dit ter kennis te worden gebracht van de bevoegde autoriteiten van de betrokken lidstaat.

6.  De Commissie:

 richt een netwerk op voor de melding van de nieuwe gevallen waarin schadelijke organismen zijn aangetroffen;

 doet aanbevelingen voor aanwijzingen die de deskundigen en de nationale inspecteurs bij het verrichten van hun werkzaamheden tot richtsnoer zullen dienen.

Om de Commissie bij het vervullen van deze laatste taak bij te staan, stellen de lidstaten haar in kennis van hun huidige werkwijze bij nationale inspecties op fytosanitair gebied.

7.  De Commissie stelt volgens ►M4  de procedure van artikel 18, lid 2 ◄ de uitvoeringsbepalingen van dit artikel vast, met inbegrip van de bepalingen die van toepassing zijn op de samenwerking bedoeld in lid 1, tweede alinea.

8.  De Commissie brengt uiterlijk 31 december 1994 aan de Raad verslag uit over de bij de tenuitvoerlegging van dit artikel opgedane ervaring. De Raad neemt, op voorstel van de Commissie, met gekwalificeerde meerderheid de nodige maatregelen om, in voorkomend geval, deze bepalingen in het licht van deze ervaring aan te passen.

▼M29 —————

▼B

Artikel 27

Richtlijn 77/93/EEG, zoals gewijzigd bij de in bijlage VIII, deel A, vermelde besluiten, wordt ingetrokken, onverminderd de verplichtingen van de lidstaten wat de in bijlage VIII, deel B, vermelde omzettings- en toepassingstermijnen betreft.

Verwijzingen naar de ingetrokken richtlijn gelden als verwijzingen naar de onderhavige richtlijn en worden gelezen volgens de in bijlage IX opgenomen concordantietabel.

▼C2

Artikel 27 bis

Voor de doeleinden van deze richtlijn en onverminderd artikel 21 zijn de artikelen 41 tot en met 46 van Verordening (EG) nr. 882/2004 van het Europees Parlement en de Raad van 29 april 2004 inzake officiële controles op de naleving van de wetgeving inzake diervoeders en levensmiddelen en de voorschriften inzake diergezondheid en dierenwelzijn ( 5 ) van toepassing.

▼B

Artikel 28

Deze richtlijn treedt in werking op de twintigste dag volgende op die van haar bekendmaking in het Publicatieblad van de Europese Gemeenschappen.

Artikel 29

Deze richtlijn is gericht tot de lidstaten.




BIJLAGE I

DEEL A

SCHADELIJKE ORGANISMEN DIE NIET MOGEN WORDEN BINNENGEBRACHT OF VERSPREID IN DE LIDSTATEN

Rubriek I

SCHADELIJKE ORGANISMEN DIE VOORZOVER BEKEND IN DE GEMEENSCHAP NIET VOORKOMEN EN DIE RISICO'S OPLEVEREN VOOR DE GEHELE GEMEENSCHAP

a)   Insecten, mijten en nematoden, in alle stadia van hun ontwikkeling

1.  Acleris spp. (niet-Europese)

▼M27

1.1.  Agrilus anxius Gory

1.2.  Agrilus planipennis Fairmaire

1.3.  Anthonomus eugenii Cano

▼B

2.  Amauromyza maculosa (Malloch)

3.  Anomala orientalis Waterhouse

4.  Anoplophora chinensis (Thomson)

▼M3

4.1.  Anoplophora glabripennis (Motschulsky)

▼M31 —————

▼B

6.  Arrhenodes minutus Drury

▼M31

6.1.  Bactericera cockerelli (Sulc.)

▼B

7.  Bemisia tabaci Genn. (niet-Europese populaties) vector van virussen zoals:

a) Bean golden mosaic virus

b) Cowpea mild mottle virus

c) Lettuce infactious yellows virus

d) Pepper mild tigré virus

e) Squash leaf curl virus

f) Euphorbia mosaic virus

g) Florida tomato virus

8.  Cicadellidae (niet Europese) die bekend staan als zijnde vectoren van de ziekte van Pierce (veroorzaakt door Xylella fastidiosa), zoals:

a)  Carneocephala fulgida Nottingham

b)  Draeculacephala minerva Ball

c)  Graphocephala atropunctata (Signoret)

9.  Choristoneura spp. (niet-Europese)

10.  Conotrachelus nenuphar (Herbst)

▼M21

10.0.  Dendrolimus sibiricus Tschetverikov

▼B

10.1.  Diabrotica barberi Smith et Laurence

10.2.  Diabrotica undecimpunctata howardi Barber

10.3.  Diabrotica undecimpunctata undecimpunctata Mannerheim

▼M21

10.4.  Diabrotica virgifera zeae Krysan & Smith

▼M27

10.5.  Diaphorina citri Kuway

▼B

11.  Heliothis zea (Boddie)

11.1.  Hirschmanniella spp., andere dan Hirschmanniella gracilis (de Man) Luc et Goodey

▼M31

11.2.  Keiferia lycopersicella (Walsingham)

▼B

12.  Liriomyza sativae Blanchard

13.  Longidorus diadecturus Eveleigh et Allen

14.  Monochamus spp. (niet-Europese)

15.  Myndus crudus Van Duzee

16.  Nacobbus aberrans (Thorne) Thorne et Allen

▼M3

16.1.  Naupactus leucoloma Boheman

▼B

17.  Premnotrypes spp. (niet-Europese)

18.  Pseudopityophthorus minutissimus (Zimmermann)

19.  Pseudopityophthorus pruinosus (Eichhoff)

▼M21

19.1.  Rhynchophorus palmarum (L.)

▼M31

19.2.  Saperda candida Fabricius

▼B

20.  Scaphoideus luteolus (Van Duzee)

21.  Spodoptera eridania (Cramer)

22.  Spodoptera frugiperda (Smith)

23.  Spodoptera litura (Fabricus)

24.  Thrips palmi Karny

25. Tephritidae (niet-Europese) zoals

a)  Anastrepha fraterculus (Wiedemann)

b)  Anastrepha ludens (Loew)

c)  Anastrepha obliqua Macquart

d)  Anastrepha suspensa (Loew)

e)  Dacus ciliatus Loew

f)  Dacus cucurbitae Coquillet

g)  Dacus dorsalis Hendel

h)  Dacus tryoni (Froggatt)

i)  Dacus tsuneonis Miyake

j)  Dacus zonatus Saund

k)  Epochra canadensis (Loew)

l)  Pardalaspis cyanescens Bezzi

m)  Pardalaspis quinaria Bezzi

n)  Pterandrus rosa (Karsch)

o)  Rhacochlaena japonica Ito

p)  Rhagoletis cingulata (Loew)

q)  Rhagoletis completa Cresson

r)  Rhagoletis fausta (Osten-Sacken)

s)  Rhagoletis indifferens Curran

t)  Rhagoletis mendax Curran

u)  Rhagoletis pomonella Walsh

v)  Rhagoletis ribicola Doane

w)  Rhagoletis suavis (Loew)

▼M31

25.1.  Thaumatotibia leucotreta (Meyrick)

▼B

26.  Xiphinema americanum Cobb sensu lato (niet-Europese populaties)

27.  Xiphinema californicum Lamberti et Bleve-Zacheo

b)   Bacteriën

▼M27

0.1.  Candidatus Liberibacter spp., de veroorzaker van Huanglongbing-ziekte bij citrusvruchten/citrus greening

▼M31 —————

▼M31

2.  Xanthomonas citri pv. aurantifolii

2.1.  Xanthomonas citri pv. citri

▼B

c)   Schimmels

1.  Ceratocystis fagacearum (Bretz) Hunt

2.  Chrysomyxa arctostaphyli Dietel

3.  Cronartium spp. (niet-Europese)

4.  Endocronartium spp. (niet-Europese)

5.  Guignardia laricina (Saw.) Yamamoto et Ito

6.  Gymnosporangium spp. (niet-Europese)

7.  Inonotus weirii (Murril) Kotlaba et Pouzar

8.  Melampsora farlowii (Arthur) Davis

▼M27 —————

▼B

10.  Mycosphaerella larici-leptolepis Ito et al.

11.  Mycosphaerella populorum G. E. Thompson

12.  Phoma andina Turkensteen

▼M31

12.1.  Phyllosticta citricarpa (McAlpine) Van der Aa

▼B

13.  ►M31  Phyllosticta solitaria Ellis & Everhart ◄

14.  Septoria lycopersici Speg. var. malagutii Ciccarone et Boerema

15.  Thecaphora solani Barrus

15.1.  Tilletia indica Mitra

16.  Trechispora brinkmannii (Bresad.) Rogers

d)   Virussen en virusachtige organismen

▼M31 —————

▼B

2. Aardappelvirussen en virusachtige organismen zoals:

a) Andean potato latent virus

b) Andean potato mottle virus

c) Arracacha virus B, oca strain

d) Potato black ringspot virus

▼M31 —————

▼B

f) Aardappelvirus T

g) Niet-Europese isolaten van de aardappelvirussen A, M, S, V, X en Y (inclusief Yo, Yn en Yc), en Potato leafroll virus

3. Tobacco ringspot virus

4. Tomato ringspot virus

5. Virussen en virusachtige organismen van Cydonia Mill., Fragaria L., Malus Mill., Prunus L., Pyrus L., Ribes L., Rubus L. en Vitis L. zoals:

a) Blueberry leaf mottle virus

b) Cherry rasp leaf virus (Amerikaans)

c) Peach mosaic virus (Amerikaans)

d) Peach phony rickettsia

e) Peach rosette mosaic virus

f) Peach rosette mycoplasm

g) Peach X-disease mycoplasm

h) Peach yellows mycoplasm

i) Plum line pattern virus (Amerikaans)

j) Raspberry leaf curl virus (Amerikaans)

k) Strawberry latent „C” virus

l) Strawberry vein banding virus

m) Strawberry witches' broom mycoplasm

n) Niet-Europese virussen en virusachtige organismen van Cydonia Mill., Fragaria L., Malus Mill., Prunus L., Pyrus L., Ribes L., Rubus L. en Vitis L.

6. Door Bemisia tabaci Genn. overgedragen virussen, zoals:

a) Bean golden mosaic virus

b) Cowpea mild mottle virus

c) Lettuce infectious yellows virus

d) Pepper mild tigré virus

e) Squash leaf curl virus

f) Euphorbia mosaic virus

g) Florida tomato virus

e)   Parasitaire planten

1.  Arceuthobium spp. (niet-Europese)

Rubriek II

SCHADELIJKE ORGANISMEN WAARVAN BEKEND IS DAT ZIJ IN DE GEMEENSCHAP VOORKOMEN EN DIE RISICO'S OPLEVEREN VOOR DE GEHELE GEMEENSCHAP

a)   Insecten, mijten en nematoden, in alle stadia van hun ontwikkeling

▼M27

0.01.  Bursaphelenchus xylophilus (Steiner et Bührer) Nickle et al.

▼M26 —————

▼B

1.  Globodera pallida (Stone) Behrens

2.  Globodera rostochiensis (Wollenweber) Behrens

▼M19 —————

▼M3 —————

▼B

6.1.  Meloidogyne chitwoodi Golden et al. (alle populaties)

6.2.  Meloidogyne fallax Karssen

7.  Opogona sacchari (Bojer)

8.  ►M31  Popillia japonica Newman ◄

8.1.  Rhizoecus hibisci Kawai et Takagi

9.  Spodoptera littoralis (Boisduval)

▼M27

10.  Trioza erytreae Del Guercio

▼B

b)   Bacteriën

1.  Clavibacter michiganensis (Smith) Davis et al. ssp. sepedonicus (Spieckermann et Kotthoff) Davis et al.

2.  ►M27  Ralstonia solanacearum (Smith) Yabuuchi et al. ◄

▼M31

3.  Xylella fastidiosa (Wells et al.)

▼B

c)   Schimmels

1.  Melampsora medusae Thümen

2.  Synchytrium endobioticum (Schilbersky) Percival

d)   Virussen en virusachtige organismen

1. Apple proliferation mycoplasm

2. Apricot chlorotic leafroll mycoplasm

▼M31

2.1. Candidatus Phytoplasma ulmi”

▼B

3. Pear decline mycoplasm

DEEL B

SCHADELIJKE ORGANISMEN DIE NIET MOGEN WORDEN BINNENGEBRACHT OF VERSPREID IN BEPAALDE BESCHERMDE GEBIEDEN

a)   Insecten, mijten en nematoden, in alle stadia van hun ontwikkeling



Soort

Beschermd(e) gebied(en)

▼M31

1.

Bemisia tabaci Genn. (Europese populaties)

IRL, P (Açores, Beira Interior, Beira Litoral, Entre Douro e Minho en Trás-os-Montes), UK, S, FI

▼A1

1.1.

Daktulosphaira vitifoliae (Fitch)

CY

▼M31

1.2.

Dryocosmus kuriphilus Yasumatsu

IRL, UK

2.

Globodera pallida (Stone) Behrens

FI, LV, P (Açores), SI, SK

▼M31

2.1.

Globodera rostochiensis (Wollenweber) Behrens

P (Açores)

▼M31

3.

Leptinotarsa decemlineata Say

E (Ibiza en Menorca), IRL, CY, M, P (Açores en Madeira), UK, S (de provincies Blekinge, Gotland, Halland, Kalmar en Skåne), FI (de districten Åland, Häme, Kymi, Pirkanmaa, Satakunta, Turku en Uusimaa)

▼M3

4.

Liriomyza bryoniae (Kaltenbach)

IRL en UK (Noord-Ierland)

▼M31

5.

Thaumetopoea processionea L.

IRL, UK (met uitzondering van de lokale bestuurlijke gebieden Barnet; Brent; Bromley; Camden; City of London; City of Westminster; Croydon; Ealing; Elmbridge District; het district Epsom and Ewell; Guildford; Hackney; Hammersmith and Fulham; Haringey; Harrow; Hillingdon; Hounslow; Islington; Kensington and Chelsea; Kingston upon Thames; Lambeth; Lewisham; Merton; Reading; Richmond upon Thames; het district Runnymede; Slough; South Oxfordshire; Southwark; het district Spelthorne; Sutton; Tower Hamlets; Wandsworth; West Berkshire en Woking)

▼B

b)   Virussen en virusachtige organismen



Soort

Beschermd(e) gebied(en)

▼M10

1.

Beet necrotic yellow vein virus

►M14  DK,  ◄ F (Bretagne), FI, IRL, ►M17   LT, ◄ P (Azoren), UK (Noord-Ierland)

▼B

2.

Tomato spotted wilt virus

►M1  DK,  ◄ ►M31  S ◄




BIJLAGE II

DEEL A

OP BEPAALDE PLANTEN OF PLANTAARDIGE PRODUCTEN VOORKOMENDE SCHADELIJKE ORGANISMEN DIE NIET MOGEN WORDEN BINNENGEBRACHT OF VERSPREID IN DE LIDSTATEN

Rubriek I

SCHADELIJKE ORGANISMEN DIE VOORZOVER BEKEND IN DE GEMEENSCHAP NIET VOORKOMEN EN DIE RISICO'S OPLEVEREN VOOR DE GEHELE GEMEENSCHAP

a)   Insecten, mijten en nematoden, in alle stadia van hun ontwikkeling



Soort

Besmet materiaal

1.

Aculops fuchsiae Keifer

Planten van Fuchsia L., bestemd voor opplant, met uitzondering van zaden

▼M27 —————

▼B

2.

►M31  Aleurocanthus spp. ◄

Planten van Citrus L., Fortunella Swingle, Poncirus Raf. en hybriden daarvan, met uitzondering van vruchten en zaden

3.

Anthonomus bisignifer (Schenkling)

Planten van Fragaria L., bestemd voor opplant, met uitzondering van zaden

4.

Anthonomus signatus (Say)

Planten van Fragaria L., bestemd voor opplant, met uitzondering van zaden

5.

►M31  Aonidiella citrina Coquillet ◄

Planten van Citrus L., Fortunella Swingle, Poncirus Raf. en hybriden daarvan, met uitzondering van vruchten en zaden

6.

Aphelenchoïdes besseyi Christie (1)

Zaden van Oryza spp.

7.

Aschistonyx eppoi Inouye

Planten van Juniperus L., met uitzondering van vruchten en zaden, van oorsprong uit niet-Europese landen

▼M27 —————

▼B

9.

Carposina niponensis Walsingham

Planten van Cydonia Mill., Malus Mill., Prunus L. en Pyrus L., met uitzondering van zaden, van oorsprong uit niet-Europese landen

▼M27 —————

▼B

11.

Enarmonia packardi (Zeller)

Planten van Cydonia Mill., Malus Mill., Prunus L. en Pyrus L., met uitzondering van zaden, van oorsprong uit niet-Europese landen

12.

Enarmonia prunivora Walsh

Planten van Crataegus L., Malus Mill., Photinia Ldl., Prunus L. en Rosa L., bestemd voor opplant, met uitzondering van zaden, en vruchten van Malus Mill. en Prunus L., van oorsprong uit niet-Europese landen

13.

Eotetranychus lewisi McGregor

Planten van Citrus L., Fortunella Swingle, Poncirus Raf. en hybriden daarvan, met uitzondering van vruchten en zaden

▼A1

▼B

15.

Grapholita inopinata Heinrich

Planten van Cydonia Mill., Malus Mill., Prunus L. en Pyrus L., met uitzondering van zaden, van oorsprong uit niet-Europese landen

16.

Hishomonus phycitis

Planten van Citrus L., Fortunella Swingle, Poncirus Raf. en hybriden daarvan, met uitzondering van vruchten en zaden

17.

Leucaspis japonica Ckll.

Planten van Citrus L., Fortunella Swingle, Poncirus Raf. en hybriden daarvan, met uitzondering van vruchten en zaden

18.

Listronotus bonariensis (Kuschel)

Zaden van Cruciferae, Gramineae en Trifolium spp., van oorsprong uit Argentinië, Australië, Bolivia, Chili, Nieuw-Zeeland en Uruguay

19.

Margarodes, niet-Europese soorten, zoals:

a)  Margarodes vitis (Phillipi)

b)  Margarodes vredendalensis de Klerk

c)  Margarodes prieskaensis Jakubski

Planten van Vitis L., met uitzondering van vruchten en zaden

20.

Numonia pyrivorella (Matsumura)

Planten van Pyrus L., met uitzondering van zaden, van oorsprong uit niet-Europese landen

21.

Oligonychus perditus Pritchard et Baker

Planten van Juniperus L., met uitzondering van vruchen en zaden, van oorsprong uit niet-Europese landen

22.

Pissodes spp. (niet-Europese)

Planten van Coniferae, met uitzondering van vruchten en zaden, hout van Coniferae, met bast en bast, zonder andere delen, van Coniferae; van oorsprong uit niet-Europese landen

23.

Radopholus citrophilus Huettel Dickson et Kaplan

Planten van Citrus L., Fortunella Swingle, Poncirus Raf. en hybriden daarvan, met uitzondering van vruchten en zaden, en planten van Araceae, Marantaceae, Musaceae, Persea spp., Strelitziaceae, beworteld of met aanhangend of bijgevoegd groeimedium

▼M21 —————

▼B

25.

Scirtothrips aurantii Faure

Planten van Citrus L., Fortunella Swingle, Poncirus Raf. en hybriden daarvan, met uitzondering van vruchten en zaden

26.

Scirtothrips dorsalis Hood

Planten van Citrus L., Fortunella Swingle, Poncirus Raf. en hybriden daarvan, met uitzondering van vruchten en zaden

27.

Scirtothrips citri (Moultex)

Planten van Citrus L., Fortunella Swingle, Poncirus Raf. en hybriden daarvan, met uitzondering van zaden

28.

Scolytidae spp. (niet-Europese)

Planten van Coniferae, meer dan 3 m hoog, met uitzondering van vruchten en zaden, hout van Coniferae, met bast en bast, zonder andere delen, van Coniferae; van oorsprong uit niet-Europese landen

▼M21

28.1.

Scrobipalpopsis solanivora Povolny

Knollen van Solanum tuberosum L.

▼B

29.

Tachypterellus quadrigibbus Say

Planten van Cydonia Mill., Malus Mill., Prunus L. en Pyrus L., met uitzondering van zaden, van oorsprong uit niet-Europese landen

30.

Taxoptera citricida Kirk.

Planten van Citrus L., Fortunella Swingle, Poncirus Raf. en hybriden daarvan, met uitzondering van vruchten en zaden

▼M27 —————

▼B

32.

Unaspis citri Comstock

Planten van Citrus L., Fortunella Swingle, Poncirus Raf. en hybriden daarvan, met uitzondering van vruchten en zaden

(*1)   In de Gemeenschap komt Aphelenchoides besseyi Christie niet voor op Oryza spp.

b)   Bacteriën



Soort

Besmet materiaal

▼M27 —————

▼B

2.

Citrus variegated chlorosis

Planten van Citrus L., Fortunella Swingle, Poncirus Raf. en hybriden daarvan, met uitzondering van vruchten en zaden

3.

Erwinia stewartii (Smith) Dye

►M31  Zaden van Zea mays L. ◄

▼M31 —————

▼B

5.

Xanthomonas campestris pv. oryzae (Ishiyama) Dye en pv. oryzicola (Fang. et al.) Dye

Zaden van Oryza spp.

c)   Schimmels



Soort

Besmet materiaal

1.

Alternaria alternata (Fr.) Keissler (niet-Europese pathogene isolaten)

Planten van Cydonia Mill., Malus Mill. en Pyrus L., bestemd voor opplant, met uitzondering van zaden, van oorsprong uit niet-Europese landen

▼M3

1.1

Anisogramma anomala (Peck) E. Müller

Planten van Corylus L., bestemd voor opplant, met uitzondering van zaden, van oorsprong uit Canada en de Verenigde Staten van Amerika

▼B

2.

Apiosporina morbosa (Schwein.) v. Arx

Planten van Prunus L. bestemd voor opplant, met uitzondering van zaden

3.

Atropellis spp.

Planten van Pinus L., met uitzondering van vruchten en zaden, bast, zonder andere delen en hout van Pinus L.

▼M12

4.

Ceratocystis virescens (Davidson) Moreau

Planten van Acer saccharum Marsh., behalve vruchten en zaden, van oorsprong uit de Verenigde Staten en Canada, hout van Acer saccharum Marsh., met inbegrip van hout dat zijn natuurlijke ronde oppervlak niet heeft behouden, van oorsprong uit de Verenigde Staten en Canada.

▼B

5.

Cercoseptoria pini-densiflorae (Hori et Nambu) Deighton

Planten van Pinus L., met uitzondering van vruchten en zaden, en houdt van Pinus L.

6.

Cercospora angolensis Carv. et Mendes

Planten van Citrus L., Fortunella Swingle, Poncirus Raf. en hybriden daarvan, met uitzondering van zaden

▼M27 —————

▼B

8.

Diaporthe vaccinii Shaer

Planten van Vaccinium spp., bestemd voor opplant, met uitzondering van zaden

9.

Elsinoe spp. Bitanc. et Jenk. Mendes

Planten van Fortunella Swingle, Poncirus Raf. en hybriden daarvan, met uitzondering van zaden en planten van Citrus L. en hybriden daarvan, met uitzondering van zaden en van alle vruchten behalve vruchten van Citrus reticulata blanco en Citrus sinensis (L.) Osbeck van oorsprong uit Zuid-Amerika

10.

Fusarium oxysporum f. sp. albedinis (Kilian et Maire) Gordon

Planten van Phoenix spp., met uitzondering van vruchten en zaden

▼M31 —————

▼B

12.

Guignardia piricola (Nosa) Yamamoto

Planten van Cydonia Mill., Malus Mill., Prunus L. en Pyrus L., met uitzondering van zaden, van oorsprong uit niet-Europese landen

13.

Puccinia pittieriana Hennings

Planten van Solanaceae, met uitzondering van vruchten en zaden

14.

Scirrhia acicola (Dearn.) Siggers

Planten van Pinus L., met uitzondering van vruchten en zaden

▼M21

14.1.

Stegophora ulmea (Schweinitz: Fries) Sydow &Sydow

Voor opplant bestemde planten van Ulmus L. en Zelkova L., met uitzondering van zaden

▼B

15.

Venturia nashicola Tanaka et Yamamoto

Planten van Pyrus L., bestemd voor opplant, met uitzondering van zaden, van oorsprong uit niet-Europese landen

d)   Virussen en virusachtige organismen



Soort

Besmet materiaal

1.

Beet curly top virus (niet-Europese isolaten)

Planten van Beta vulgaris L., bestemd voor opplant, met uitzondering van zaden

2.

Black raspberry latent virus

Planten van Rubus L., bestemd voor opplant

3.

Blight en Blightachtigen

Planten van Citrus L., Fortunella Swingle, Poncirus Raf. en hybriden daarvan, met uitzondering van vruchten en zaden

4.

Cadang-Cadang viroid

Planten van Palmae, bestemd voor opplant, met uitzondering van zaden, van oorsprong uit niet-Europese landen

5.

Cherry leafroll virus (1)

Planten van Rubus L., bestemd voor opplant

▼M21

5.1.

Chrysantenstengelnecrosevirus

Voor opplant bestemde planten van Dendranthema (DC.) Des Moul. en ►M27  Solanum lycopersicum L. ◄ , met uitzondering van zaden

▼B

6.

Citrus mosaic virus

Planten van Citrus L., Fortunella Swingle, Poncirus Raf. en hybriden daarvan, met uitzondering van vruchten en zaden

7.

Citrus tristeza virus (niet-Europese isolaten)

Planten van Citrus L., Fortunella Swingle, Poncirus Raf. en hybriden daarvan, met uitzondering van vruchten en zaden

8.

Leprosis

Planten van Citrus L., Fortunella Swingle, Poncirus Raf. en hybriden daarvan, met uitzondering van vruchten en zaden

9.

Little cherry pathogen (niet-Europese isolaten)

Planten van Prunus cerasus L., Prunus avium L., Prunus incisa Thunb., Prunus sargentii Rehd., Prunus serrula Franch., Prunus serrulata Lindl., Prunus speciosa (Koidz.) Ingram, Prunus subhirtella Miq., Prunus yedoensis Matsum. en hybriden en cultivars daarvan, bestemd voor opplant, met uitzondering van zaden

10.

Naturally spreading psorosis

Planten van Citrus L., Fortunella Swingle, Poncirus Raf. en hybriden daarvan, met uitzondering van vruchten en zaden

11.

Palm lethal yellowing mycoplasm

Planten van Palmae, bestemd voor opplant, met uitzondering van zaden, van oorsprong uit niet-Europese landen

12.

Prunus necrotic ringspot virus (2)

Planten van Rubus L., bestemd voor opplant

13.

Satsuma dwarf virus

Planten van Citrus L., Fortunella Swingle, Poncirus Raf. en hybriden daarvan, met uitzondering van vruchten en zaden

14.

Tatter leaf virus

Planten van Citrus L., Fortunella Swingle, Poncirus Raf. en hybriden daarvan, met uitzondering van vruchten en zaden

15.

Witches' broom (MLO)

Planten van Citrus L., Fortunella Swingle, Poncirus Raf. en hybriden daarvan, met uitzondering van vruchten en zaden

(*1)   In de Gemeenschap komt Cherry leaf roll virus niet voor op Rubus L.

(*2)   In de Gemeenschap komt Prunus necrotic ringspot virus niet voor op Rubus L.

Rubriek II

SCHADELIJKE ORGANISMEN WAARVAN BEKEND IS DAT ZIJ IN DE GEMEENSCHAP VOORKOMEN EN DIE RISICO'S OPLEVEREN VOOR DE GEHELE GEMEENSCHAP

a)   Insecten, mijten en nematoden, in alle stadia van hun ontwikkeling



Soort

Besmet materiaal

1.

Aphelenchoides besseyi Christie

Planten van Fragaria L., bestemd voor opplant, met uitzondering van zaden

2.

Daktulosphaira vitifoliae (Fitch)

Planten van Vitis L., met uitzondering van vruchten en zaden

3.

Ditylenchus destructor Thorne

Bloembollen en knollen van de geslachten Crocus L., minicultivars en de hybriden daarvan, van het geslacht Gladiolus Tourn. ex L., zoals Gladiolus callianthus Marais, Gladiolus colvillei Sweet, Gladiolus nanus hort., Gladiolus ramosus hort., Gladiolus tubergenii hort., Hyacinthus L., Iris L., Trigridia Juss, Tulipa L., bestemd voor opplant en aardappelknollen (Solanum tuberosum L.), bestemd voor opplant

4.

Ditylenchus dipsaci (Kühn) Filipjev

Zaden en bollen van Allium ascalonicum L., Allium cepa L. en Allium schoenoprasum L., bestemd voor opplant en planten van Allium porrum L., bestemd voor opplant, bollen en knollen van Camassia Lindl., Chionodoxa Boiss., Crocus flavus Weston „Golden Yellow”, Galanthus L., Galtonia candicans (Baker) Decne, Hyacinthus L., Ismene Herbert, Muscari Miller, Narcissus L., Ornithogalum L., Puschkinia Adams, Scilla L., Tulipa L., bestemd voor opplant, en zaden van Medicago sativa L.

5.

Circulifer haematoceps

Planten van Citrus L., Fortunella Swingle, Poncirus Raf. en hybriden daarvan, met uitzondering van vruchten en zaden

6.

Circulifer tenellus

Planten van Citrus L., Fortunella Swingle, Poncirus Raf. en hybriden daarvan, met uitzondering van vruchten en zaden

▼A1

6.1.

Eutetranychus orientalis Klein

Planten van Citrus L., Fortunella Swingle, Poncirus Raf. en hybriden daarvan, met uitzondering van vruchten en zaden

▼M19

6.2.

Helicoverpa armigera (Hübner)

Planten van Dendranthema (DC.) Des Moul, Dianthus L., Pelargonium l'Hérit. ex Ait. en de familie Solanaceae, bestemd voor opplant, met uitzondering van zaden

▼M21

6.3.

Parasaissetia nigra (Nietner)

Planten van Citrus L., Fortunella Swingle, Poncirus Raf., en de hybriden daarvan, met uitzondering van vruchten en zaden

▼B

7.

Radopholus similis (Cobb) Thorne

Planten van Araceae, Marantaceae, Musaceae, Persea spp., Strelitziaceae, beworteld of met aanhangend of bijgevoegd groeimedium

▼M3

8.

Liriomyza huidobrensis (Blanchard)

Snijbloemen, bladgroente van Apium graveolens L. en planten van kruidachtige soorten, bestemd voor opplant, met uitzondering van:

— bollen,

— stengelknollen,

— planten van de familie Gramineae,

— wortelstokken,

— zaden

9.

Liriomyza trifolii (Burgess)

Snijbloemen, bladgroente van Apium graveolens L. en planten van kruidachtige soorten, bestemd voor opplant, met uitzondering van:

— bollen,

— stengelknollen,

— planten van de familie Gramineae,

— wortelstokken,

— zaden

▼M21

10.

Paysandisia archon (Burmeister)

Voor opplant bestemde planten van Palmae met een stamdiameter aan de voet van meer dan 5 cm en behorend tot de volgende genera: Brahea Mart., Butia Becc., Chamaerops L., Jubaea Kunth, Livistona R. Br., Phoenix L., Sabal Adans., Syagrus Mart., Trachycarpus H. Wendl., Trithrinax Mart., Washingtonia Raf.

▼B

b)   Bacteriën



Soort

Besmet materiaal

1.

Clavibacter michiganensis spp. insidiosus (McCulloch) Davis et al.

Zaden van Medicago sativa L.

2.

Clavibacter michiganensis spp. michiganensis (Smith) Davis et al.

Planten van ►M27  Solanum lycopersicum L. ◄ , bestemd voor opplant

3.

Erwinia amylovora (Burr.) Winsl. et al.

►M8  Planten van Amelanchier Med., Chaenomeles Lindl., Cotoneaster Ehrh., Crataegus L., Cydonia Mill., Eriobotrya Lindl., Malus Mill., Mespilus L., Photinia davidiana (Dcne.) Cardot, Pyracantha Roem., Pyrus L. en Sorbus L., bestemd voor opplant, met uitzondering van zaden ◄

4.

Erwinia chrysanthemi pv. dianthicola (Hellmers) Dickey

Planten van Dianthus L., bestemd voor opplant, met uitzondering van zaden

5.

Pseudomonas caryophylli (Burkholder) Starr et Burkholder

Planten van Dianthus L., bestemd voor opplant, met uitzondering van zaden

6.

Pseudomonas syringae pv. persicae (Prunier et al.) Young et al.

Planten van Prunus persica (L.) Batsch en Prunus persica var. nectarina (Ait.) Maxim, bestemd voor opplant, met uitzondering van zaden

7.

Xanthomonas campestris pv. phaseoli (Smith) Dye

Zaden van Phaseolus L.

8.

►M31  Xanthomonas arboricola pv. pruni (Smith) Vauterin et al.  ◄

Planten van Prunus L., bestemd voor opplant, met uitzondering van zaden

9.

Xanthomonas campestris pv. vesicatoria (Doidge) Dye

Planten van ►M27  Solanum lycopersicum L. ◄ en Capsicum spp., bestemd voor opplant

10.

Xanthomonas fragariae Kennedy et King

Planten vanFragaria L., bestemd voor opplant, met uitzondering van zaden

11.

Xylophilus ampelinus (Panagopoulos) Willems et al.

Planten van Vitis L., met uitzondering van vruchten en zaden

c)   Schimmels



Soort

Besmet materiaal

▼M28

1.

Ceratocystis platani (J.M. Walter) Engelbr. & T.C. Harr.

Planten van Platanus L., bestemd voor opplant, met uitzondering van zaden, en hout van Platanus L., ook wanneer het hout niet meer zijn natuurlijke ronde oppervlak heeft

▼M19 —————

▼B

3.

Cryphonectria parasitica (Murrill) Barr

►M12  Planten van Castanea Mill. en Quercus L., bestemd voor opplant, met uitzondering van zaden ◄

4.

Didymella ligulicola (Baker, Dimock et Davis) v. Arx

Planten van Dendranthema (DC.) Des Moul., bestemd voor opplant, met uitzondering van zaden

5.

Phialophora cinerescens (Wollenweber) van Beyma

Planten van Dianthus L., bestemd voor opplant, met uitzondering van zaden

6.

Phoma tracheiphila (Petri) Kanchaveli et Gikashvili

Planten van Citrus L., Fortunella Swingle, Poncirus Raf. en hybriden daarvan, met uitzondering van zaden

7.

Phytophthora fragariae Hickmann var. fragariae

Planten van Fragaria L., bestemd voor opplant, met uitzondering van zaden

8.

Plasmopara halstedii (Farlow) Berl. et de Toni

Zaden van Helianthus annuus L.

9.

Puccinia horiana Hennings

Planten van Dendranthema (DC.) Des Moul., bestemd voor opplant, met uitzondering van zaden

10.

Scirrhia pini Funk et Parker

Planten van Pinus L., bestemd voor opplant, met uitzondering van zaden

11.

Verticillium albo-atrum Reinke et Berthold

Planten van Humulus lupulus L., bestemd voor opplant, met uitzondering van zaden

12.

Verticillium dahliae Klebahn

Planten van Humulus lupulus L., bestemd voor opplant, met uitzondering van zaden

d)   Virussen en virusachtige organismen



Soort

Besmet materiaal

1.

Arabis mosaic virus

Planten van Fragaria L. en Rubus L., bestemd voor opplant, met uitzondering van zaden

2.

Beet leaf curl virus

Planten van Beta vulgaris L., bestemd voor opplant, met uitzondering van zaden

3.

Chrysanthemum stunt viroid

Planten van Dendranthema (DC.) Des Moul., bestemd voor opplant, met uitzondering vanzaderi zaden

4.

Citrus tristeza virus (Europese isolaten)

Planten van Citrus L., Fortunella Swingle, Poncirus Raf. en hybriden daarvan, met uitzondering van vruchten en zaden

▼M27 —————

▼B

6.

Grapevine flavescence dorée MLO

Planten van Vitis L., met uitzondering van vruchten en zaden

7.

Plum pox virus

Planten van Prunus L., bestemd voor opplant, met uitzondering van zaden

▼M31

7.1.

Potato spindle tuber viroid

Voor opplant bestemde planten (met inbegrip van zaden) van Solanum lycopersicum L. en de hybriden daarvan, Capsicum annuum L., Capsicum frutescens L. en planten van Solanum tuberosum L.

▼B

8.

Potato stolbur mycoplasm

Planten van Solanaceae, bestemd voor opplant, met uitzondering van zaden

9.

Raspberry ringspot virus

Planten van Fragaria L. en Rubus L., bestemd voor opplant, met uitzondering van zaden

10.

Spiroplasma citri Saglio et al.

Planten van Citrus L., Fortunella Swingle, Poncirus Raf. en hybriden daarvan, met uitzondering van vruchten en zaden

11.

Strawberry crinkle virus

Planten van Fragaria L., bestemd voor opplant, met uitzondering van zaden

12.

Strawberry latent ringspot virus

Planten van Fragaria L. en Rubus L., bestemd voor opplant, met uitzondering van zaden

13.

Strawberry mild yellow edge virus

Planten van Fragaria L., bestemd voor opplant, met uitzondering van zaden

14.

Tomato black ring virus

Planten van Fragaria L. en Rubus L., bestemd voor opplant, met uitzondering van zaden

15.

Tomato spotted wilt virus

Planten van Apium graveolens L., Capsicum annum L., Cucumis melo L., Dendranthema (DC.) Des Moul., alle rassen van Nieuw-Guinese hybriden Impatiens, Lactuca sativa L., ►M27  Solanum lycopersicum L. ◄ Nicotiana tabacum L., waarvan moet worden aangetoond dat de planten bestemd zijn voor verkoop aan beroepsmatige tabakstelers, Solanum melongena L. en Solanum tuberosum L., bestemd voor opplant, met uitzondering van zaden

16.

Tomato yellow leaf curl virus (TYLCV)

Planten van ►M27  Solanum lycopersicum L. ◄ , bestemd voor opplant, met uitzondering van zaden

DEEL B

OP BEPAALDE PLANTEN OF PLANTAARDIGE PRODUCTEN VOORKOMENDE SCHADELIJKE ORGANISMEN DIE NIET MOGEN WORDEN BINNENGEBRACHT OF VERSPREID IN BEPAALDE BESCHERMDE GEBIEDEN

a)   Insecten, mijten en nematoden, in alle stadia van hun ontwikkeling



Soort

Besmet materiaal

Beschermd(e) gebied(en)

1.

Anthonomus grandis (Boh.)

Zaden en vruchten van Gossypium spp., en niet-geëgreneerde katoen

EL, E (Andalucía, Cataluña, Extremadura, Murcia Valencia)

2.

Cephalcia lariciphila (Klug)

Planten van Larix Mill., bestemd voor opplant, met uitzondering van zaden

IRL, UK (N-IRL, eiland Man en Jersey)

3.

Dendroctonus micans Kugelan

Planten van Abies Mill., Larix Mill., Picea A. Dietr., Pinus L. en Pseudotsuga Carr., meer dan 3 m hoog, met uitzondering van vruchten en zaden; hout van Coniferae, met bast; bast, zonder andere delen, van Coniferae

►M14  EL, IRL, UK (Noord-Ierland, Eiland Man en Jersey) ◄

4.

Gilpinia hercyniae (Hartig)

Planten van Picea A. Dietr., bestemd voor opplant, met uitzondering van zaden

EL, IRL, UK (N-IRL, eiland Man en Jersey)

5.

Gonipterus scutellatus Gyll.

Planten van Eucalyptus l'Hérit, met uitzondering van vruchten en zaden

►M7  EL, P (Azoren) ◄

6.

a) Ips amitinus Eichhof

Planten van Abies Mill., Larix Mill., Picea A. Dietr. en Pinus L., meer dan 3 m hoog, met uitzondering van vruchten en zaden; hout van Coniferae, met bast; bast, zonder andere delen, van Coniferae

►M27  EL, IRL, UK ◄

b) Ips cembrae Heer

Planten van Abies Mill., Larix Mill., Picea A. Dietr. en Pinus L. en Pseudotsuga Carr., meer dan 3 m hoog, met uitzondering van vruchten en zaden; hout van Coniferae, met bast; bast, zonder andere delen, van Coniferae

EL, IRL, UK (N-IRL, eiland Man)

c) Ips duplicatus Sahlberg

Planten van Abies Mill., Larix Mill., Picea A. Dietr. en Pinus L., meer dan 3 m hoog, met uitzondering van vruchten en zaden; hout van Coniferae, met bast; bast, zonder andere delen, van Coniferae

EL, IRL, UK

▼A1

d) Ips sexdentatus Börner

Planten van Abies Mill., Larix Mill., Picea A. Dietr., Pinus L. en Pseudotsuga Carr., meer dan 3 m hoog, met uitzondering van vruchten en zaden; hout van Coniferae, met bast; bast, zonder andere delen, van Coniferae

CY, IRL, UK (Noord-Ierland, eiland Man)

▼B

e) Ips typographus Heer

Planten van Abies Mill., Larix Mill., Picea A. Dietr., Pinus L. en Pseudotsuga Carr., meer dan 3 m hoog, met uitzondering van vruchten en zaden; hout van Coniferae, met bast; bast, zonder andere delen, van Coniferae

IRL, UK

▼M31

6.1.

Paysandisia archon (Burmeister)

Planten van Palmae, bestemd voor opplant, met een stamdiameter aan de voet van meer dan 5 cm en behorend tot de volgende geslachten: Brahea Mart., Butia Becc., Chamaerops L., Jubaea Kunth, Livistona R. Br., Phoenix L., Sabal Adans., Syagrus Mart., Trachycarpus H. Wendl., Trithrinax Mart., Washingtonia Raf.

IRL, MT, UK

6.2.

Rhynchophorus ferrugineus (Olivier)

Planten van Palmae, bestemd voor opplant, met een stamdiameter aan de voet van meer dan 5 cm en behorend tot de volgende taxa: Areca catechu L., Arenga pinnata (Wurmb) Merr., Bismarckia Hildebr. & H. Wendl., Borassus flabellifer L., Brahea armata S. Watson, Brahea edulis H. Wendl., Butia capitata (Mart.) Becc., Calamus merrillii Becc., Caryota maxima Blume, Caryota cumingii Lodd. ex Mart., Chamaerops humilis L., Cocos nucifera L., Copernicia Mart., Corypha utan Lam., Elaeis guineensis Jacq., Howea forsteriana Becc., Jubaea chilensis (Molina) Baill., Livistona australis C. Martius, Livistona decora (W. Bull) Dowe, Livistona rotundifolia (Lam.) Mart., Metroxylon sagu Rottb., Phoenix canariensis Chabaud, Phoenix dactylifera L., Phoenix reclinata Jacq., Phoenix roebelenii O'Brien, Phoenix sylvestris (L.) Roxb., Phoenix theophrasti Greuter, Pritchardia Seem. & H. Wendl., Ravenea rivularis Jum. & H. Perrier, Roystonea regia (Kunth) O.F. Cook, Sabal palmetto (Walter) Lodd. ex Schult. & Schult. f.,Syagrus romanzoffiana (Cham.) Glassman, Trachycarpus fortunei (Hook.) H. Wendl. en Washingtonia Raf.

IRL, P (Açores), UK

▼M2 —————

▼M1 —————

▼B

9.

Sternochetus mangiferae Fabricius

Zaden van Mangifera spp., van oorsprong uit derde landen

E (Granada en Malaga), P (Alentejo, Algarve en Madeira)

▼M31

10.

Thaumetopoea pityocampa Denis & Schiffermüller

Planten van Pinus L., bestemd voor opplant, met uitzondering van vruchten en zaden

UK

▼M19 —————

▼B

b)   Bacteriën



Soort

Besmet materiaal

Beschermd(e) gebied(en)

1.

Curtobacterium flaccumfaciens pv. flaccumfaciens (Hedges) Collins et Jones

Zaden van Phaseolus vulgaris L. en Dolichos Jacq.

EL, E ►M31  , P ◄

▼M10

2.

Erwinia amylovora (Burr.) Winsl. et al.

Delen van planten, met uitzondering van vruchten, zaden en planten bestemd voor opplant, maar inclusief levende pollen voor bestuiving, van Amelanchier Med., Chaenomeles Lindl., Cotoneaster Ehrh., Crataegus L., Cydonia Mill., Eriobotrya Lindl., Malus Mill., Mespilus L., Photinia davidiana (Dcne.) Cardot, Pyracantha Roem., Pyrus L. en Sorbus L.

►M31  E (met uitzondering van de autonome gemeenschappen Andalucia, Aragón, Castilla la Mancha, Castilla y León, Extremadura, de autonome gemeenschap Madrid, Murcia, Navarra en La Rioja, de provincie Guipuzcoa (Baskenland), de comarcas Garrigues, Noguera, Pla d'Urgell, Segrià en Urgell in de provincie Lleida (Communidad autónoma de Catalunya), de comarcas L'Alt Vinalopó en El Vinalopó Mitjà in de provincie Alicante en de gemeenten Alborache en Turís in de provincie Valencia (Comunidad Valenciana)), EE, F (Corsica), IRL (met uitzondering van de stad Galway), I (Abruzzo, Basilicata, Calabria, Campania, Emilia-Romagna (de provincies Parma en Piacenza), Lazio, Liguria, Lombardia (met uitzondering van de provincies Mantova, Milano, Sondrio en Varese), Marche, Molise, Piemonte (met uitzondering van de gemeenten Busca, Centallo en Tarantasca in de provincie Cuneo), Puglia, Sardinia, Sicilia, Toscana, Umbria, Valle d'Aosta, Veneto (met uitzondering van de provincies Rovigo en Venezia, de gemeenten Barbona, Boara Pisani, Castelbaldo, Masi, Piacenza d'Adige, S. Urbano en Vescovana in de provincie Padova en het gebied ten zuiden van autoweg A4 in de provincie Verona)), LV, LT (met uitzondering van de gemeenten Babtai en Kėdainiai (district Kaunas)), P, SI (met uitzondering van de regio's Gorenjska, Koroška, Maribor en Notranjska, en de gemeenten Lendava en Renče-Vogrsko (ten zuiden van autoweg H4)), SK (met uitzondering van het district Dunajská Streda, Hronovce en Hronské Kľačany (district Levice), Dvory nad Žitavou (district Nové Zámky), Málinec (district Poltár), Hrhov (district Rožňava), Veľké Ripňany (district Topoľčany), Kazimír, Luhyňa, Malý Horeš, Svätuše en Zatín (district Trebišov)), FI, UK (Noord-Ierland: met uitzondering van de townlands Ballinran Upper, Carrigenagh Upper, Ballinran en Carrigenagh in County Down, en het kiesgebied Dunmurry Cross in Belfast, County Antrim; het eiland Man en de Kanaaleilanden) ◄

▼M31

3.

Xanthomonas arboricola pv. pruni (Smith) Vauterin et al.

Planten van Prunus L., bestemd voor opplant, met uitzondering van zaden

UK

▼B

c)   Schimmels



Soort

Besmet materiaal

Beschermd(e) gebied(en)

▼M28

0.0.1.

Ceratocystis platani (J.M. Walter) Engelbr. & T.C. Harr.

Planten van Platanus L., bestemd voor opplant, met uitzondering van zaden, en hout van Platanus L., ook wanneer het hout niet meer zijn natuurlijke ronde oppervlak heeft

►M31  IRL, UK ◄

▼M27

0.1.

Cryphonectria parasitica (Murrill) Barr.

Hout, met uitzondering van hout dat vrij is van bast, bast zonder andere delen en voor opplant bestemde planten van Castanea Mill.

CZ, IRL, S, UK

▼B

1.

Glomerella gossypii Edgerton

Zaden en vruchten van Gossypium spp.)

EL

2.

Gremmeniella abietina (Lag.) Morelet

Planten van Abies Mill., Larix Mill., Picea A. Dietr., Pinus L. en Pseudotsuga Carr., bestemd voor opplant, met uitzondering van zaden

IRL, UK (N-IRL)

3.

Hypoxylon mammatum (Wahl.) J. Miller

Planten van Populus L., bestemd voor opplant, met uitzondering van zaden

IRL, UK (N-IRL)

▼A1

d)   Virussen en virusachtige organismen



Soort

Besmet materiaal

Beschermd(e) gebied(en)

▼M31

01.  „Candidatus Phytoplasma ulmi”

Planten van Ulmus L., bestemd voor opplant, met uitzondering van zaden

UK

▼A1

1.  Citrus tristeza virus (Europese isolaten)

Vruchten van Citrus L., Fortunella Swingle, Poncirus Raf. en hybriden daarvan, met bladeren en steeltjes

►M31  EL (met uitzondering van de regionale eenheden Argolida en Chania), M, P (met uitzondering van Algarve, Madeira en het district Odemira in Alentejo) ◄

▼M18

2.  Grapevine flavescence dorée MLO

Planten van Vitis L., met uitzondering van vruchten en zaden

►M27  CZ, FR (Alsace, Champagne-Ardenne, Picardie (departement Aisne), Ile de France (gemeenten Citry, Nanteuil-sur-Marne en Saâcy-sur-Marne) en Lorraine), I (Basilicata, Puglia en Sardinia) ◄

▼B




BIJLAGE III

DEEL A

PLANTEN, PLANTAARDIGE PRODUCTEN EN ANDERE MATERIALEN DIE NIET MOGEN WORDEN BINNENGEBRACHT IN DE LIDSTATEN



Omschrijving

Land van oorsprong

1.

Planten van Abies Mill., Cedrus Trew, Chamaecyparis Spach, Juniperus L., Larix Mill., Picea A. Dietr., Pinus L., Pseudotsuga Carr. en Tsuga Carr., met uitzondering van vruchten en zaden

Niet-Europese landen

2.

Planten van Castanea Mill., en Quercus L., met blad, met uitzondering van vruchten en zaden

Niet-Europese landen

3.

Planten van Populus L., med blad, met uitzondering van vruchten en zaden

Noord-Amerikaanse landen

▼M12 —————

▼B

5.

Bast, zonder andere delen, van Castanea Mill.

Derde landen

6.

Bast, zonder andere delen, van Quercus L. andere dan Quercus suber L.

Noord-Amerikaanse landen

7.

Bast, zonder andere delen, van Acer saccharum Marsh.

Noord-Amerikaanse landen

8.

Bast, zonder andere delen, van Populus L.

Landen van het Amerikaanse vasteland

9.

Planten van Chaenomeles Ldl., Cydonia Mill., Crateagus L., Malus Mill., Prunus L., Pyrus L., en Rosa L., bestemd voor opplant, met uitzondering van slapende planten zonder blad, bloemen en vruchten

Niet-Europese landen

9.1.

Planten van Photinia Ldl., bestemd voor opplant, met uitzondering van slapende planten zonder blad, bloemen en vruchten

Verenigde Staten, China, Japan, de Republiek Korea en de Demokratische Volksrepubliek Korea

10.

Knollen van Solanum tuberosum L., pootaardappelen

Derde landen, met uitzondering van Zwitserland

11.

Planten van stolonen- of knollenvormende soorten van Solanum L. of hybriden daarvan, bestemd voor opplant, met uitzondering van knollen van Solanum tuberosum L. als bedoeld in punt 10

Derde landen

12.

Knollen van soorten van Solanum L. en hybriden daarvan, met uitzondering van knollen als bedoeld in de punten 10 en 11

Onverminderd de bijzondere eisen die gelden voor aardappelknollen als bedoeld in bijlage IV, deel A, rubriek I: derde landen met uitzondering van Algerije ►A1  , Cyprus ◄ , Egypte, Israël, Libië ►A1  , Malta ◄ , Marokko, Syrië, Zwitserland, Tunesië en Turkije, en van Europese derde landen die volgens ►M4  de procedure van artikel 18, lid 2 ◄ zijn erkend als zijnde vrij van Clavibacter michiganensis ssp. sepedonicus (Spieckermann et Kotthoff) Davis et al., of waar voorschriften zijn vastgesteld die volgens ►M4  de procedure van artikel 18, lid 2 ◄ als gelijkwaardig zijn erkend met de communautaire voorschriften inzake de bestrijding van Clavibacter michiganensis ssp. sepedonicus (Spieckermann et Kotthoff) Davis et al.

13.

Planten van Solanaceae, bestemd voor opplant, met uitzondering van zaden en materialen als bedoeld in punt 10, 11 of 12

Derde landen, met uitzondering van Europese en mediterrane landen

14.

Grond en groeimedium als zodanig, geheel of gedeeltelijk bestaande uit grond of vaste organische stoffen zoals plantendelen; humus met turf of schors, doch niet uitsluitend bestaande uit turf

Turkije, Wit-Rusland ►A1  , Estland, Letland, Litouwen ◄ , Moldavië, Rusland, de Oekraïne en derde landen die niet tot het Europese vasteland behoren, met uitzondering van ►A1   Cyprus, ◄ Egypte, Israël, Libië ►A1  , Malta ◄ , Marokko en Tunesië

15.

Planten van Vitis L., met uitzondering van vruchten

►M9  Derde landen met uitzondering van Zwitserland ◄

16.

Planten van Citrus L., Fortunella Swingle, en Poncirus Raf. en hybriden daarvan, met uitzondering van vruchten en zaden

Derde landen

17.

Planten van Phoenix spp., met uitzondering van vruchten en zaden

Algerije en Marokko

18.

Planten van Cydonia Mill., Malus Mill., Prunus L. en Pyrus L. en hybriden daarvan, en Fragaria L., bestemd voor opplant, met uitzondering van zaden

Onverminderd de verbodsbepalingen voor de in punt 9 genoemde planten: niet-Europese landen, met uitzondering van mediterrane landen, Australië, Nieuw-Zeeland, Canada, de continentale staten van de Verenigde Staten van Amerika

19.

Planten van de familie Gramineae, met uitzondering van planten van overblijvende siergrassen van de onderfamilies Bambusoideae, Panicoideae en de geslachten Buchloe, Bouteloua Lag., Calamagrostis, Cortaderia Stapf., Glyceria R. Br., Hakonechloa Mak. ex Honda, Hystrix, Molinia, Phalaris L., Shibataea, Spartina Schreb., Stipa L. en Uniola L. bestemd voor opplant, met uitzondering van zaden

Derde landen, met uitzondering van Europese en mediterrane landen

▼A1

DEEL B

PLANTEN, PLANTAARDIGE PRODUCTEN EN ANDERE MATERIALEN DIE NIET MOGEN WORDEN BINNENGEBRACHT IN BEPAALDE BESCHERMDE GEBIEDEN



Omschrijving

Beschermd(e) gebied(en)

▼M10

1.  Onverminderd de verbodsbepalingen die gelden voor de planten die zijn genoemd in de punten 9, 9.1 en 18 van deel A, planten en levende pollen voor bestuiving van Amelanchier Med., Chaenomeles Lindl., Crataegus L., Cydonia Mill., Eriobotrya Lindl., Malus Mill., Mespilus L., Pyracantha Roem., Pyrus L. en Sorbus L., met uitzondering van vruchten en zaden, van oorsprong uit andere derde landen dan Zwitserland en die welke volgens de procedure van artikel 18, lid 2, als vrij van Erwinia amylovora (Burr.) Winsl. et al. zijn erkend, en die waar ten aanzien van Erwinia amylovora (Burr.) Winsl. et al. overeenkomstig de desbetreffende internationale norm voor fytosanitaire maatregelen (International Standard for Phytosanitary Measures) ziektevrije gebieden zijn ingesteld die als zodanig zijn erkend volgens de procedure van artikel 18, lid 2.

►M31  E (met uitzondering van de autonome gemeenschappen Andalucia, Aragón, Castilla la Mancha, Castilla y León, Extremadura, de autonome gemeenschap Madrid, Murcia, Navarra en La Rioja, de provincie Guipuzcoa (Baskenland), de comarcas Garrigues, Noguera, Pla d'Urgell, Segrià en Urgell in de provincie Lleida (Communidad autónoma de Catalunya), de comarcas L'Alt Vinalopó en El Vinalopó Mitjà in de provincie Alicante en de gemeenten Alborache en Turís in de provincie Valencia (Comunidad Valenciana)), EE, F (Corsica), IRL (met uitzondering van de stad Galway), I (Abruzzo, Basilicata, Calabria, Campania, Emilia-Romagna (de provincies Parma en Piacenza), Lazio, Liguria, Lombardia (met uitzondering van de provincies Mantova, Milano, Sondrio en Varese), Marche, Molise, Piemonte (met uitzondering van de gemeenten Busca, Centallo en Tarantasca in de provincie Cuneo), Puglia, Sardinia, Sicilia, Toscana, Umbria, Valle d'Aosta, Veneto (met uitzondering van de provincies Rovigo en Venezia, de gemeenten Barbona, Boara Pisani, Castelbaldo, Masi, Piacenza d'Adige, S. Urbano en Vescovana in de provincie Padova en het gebied ten zuiden van autoweg A4 in de provincie Verona)), LV, LT (met uitzondering van de gemeenten Babtai en Kėdainiai (district Kaunas)), P, SI (met uitzondering van de regio's Gorenjska, Koroška, Maribor en Notranjska, en de gemeenten Lendava en Renče-Vogrsko (ten zuiden van autoweg H4)), SK (met uitzondering van het district Dunajská Streda, Hronovce en Hronské Kľačany (district Levice), Dvory nad Žitavou (district Nové Zámky), Málinec (district Poltár), Hrhov (district Rožňava), Veľké Ripňany (district Topoľčany), Kazimír, Luhyňa, Malý Horeš, Svätuše en Zatín (district Trebišov)), FI, UK (Noord-Ierland: met uitzondering van de townlands Ballinran Upper, Carrigenagh Upper, Ballinran en Carrigenagh in County Down, en het kiesgebied Dunmurry Cross in Belfast, County Antrim; het eiland Man en de Kanaaleilanden) ◄

2.  Onverminderd de verbodsbepalingen die gelden voor de planten die zijn genoemd in de punten 9, 9.1 en 18 van deel A, planten en levende pollen voor bestuiving van Cotoneaster Ehrh. en van Photinia davidiana (Dcne.) Cardot, met uitzondering van vruchten en zaden, van oorsprong uit andere derde landen dan die welke volgens de procedure van artikel 18, lid 2, als vrij van Erwinia amylovora (Burr.) Winsl. et al. zijn erkend, of dan die waar ten aanzien van Erwinia amylovora (Burr.) Winsl. et al. overeenkomstig de desbetreffende internationale norm voor fytosanitaire maatregelen (International Standard for Phytosanitary Measures) ziektevrije gebieden zijn ingesteld die als zodanig zijn erkend volgens de procedure van artikel 18, lid 2.

►M31  E (met uitzondering van de autonome gemeenschappen Andalucia, Aragón, Castilla la Mancha, Castilla y León, Extremadura, de autonome gemeenschap Madrid, Murcia, Navarra en La Rioja, de provincie Guipuzcoa (Baskenland), de comarcas Garrigues, Noguera, Pla d'Urgell, Segrià en Urgell in de provincie Lleida (Communidad autónoma de Catalunya), de comarcas L'Alt Vinalopó en El Vinalopó Mitjà in de provincie Alicante en de gemeenten Alborache en Turís in de provincie Valencia (Comunidad Valenciana)), EE, F (Corsica), IRL (met uitzondering van de stad Galway), I (Abruzzo, Basilicata, Calabria, Campania, Emilia-Romagna (de provincies Parma en Piacenza), Lazio, Liguria, Lombardia (met uitzondering van de provincies Mantova, Milano, Sondrio en Varese), Marche, Molise, Piemonte (met uitzondering van de gemeenten Busca, Centallo en Tarantasca in de provincie Cuneo), Puglia, Sardinia, Sicilia, Toscana, Umbria, Valle d'Aosta, Veneto (met uitzondering van de provincies Rovigo en Venezia, de gemeenten Barbona, Boara Pisani, Castelbaldo, Masi, Piacenza d'Adige, S. Urbano en Vescovana in de provincie Padova en het gebied ten zuiden van autoweg A4 in de provincie Verona)), LV, LT (met uitzondering van de gemeenten Babtai en Kėdainiai (district Kaunas)), P, SI (met uitzondering van de regio's Gorenjska, Koroška, Maribor en Notranjska, en de gemeenten Lendava en Renče-Vogrsko (ten zuiden van autoweg H4)), SK (met uitzondering van het district Dunajská Streda, Hronovce en Hronské Kľačany (district Levice), Dvory nad Žitavou (district Nové Zámky), Málinec (district Poltár), Hrhov (district Rožňava), Veľké Ripňany (district Topoľčany), Kazimír, Luhyňa, Malý Horeš, Svätuše en Zatín (district Trebišov)), FI, UK (Noord-Ierland: met uitzondering van de townlands Ballinran Upper, Carrigenagh Upper, Ballinran en Carrigenagh in County Down, en het kiesgebied Dunmurry Cross in Belfast, County Antrim; het eiland Man en de Kanaaleilanden) ◄

▼B




BIJLAGE IV

DEEL A

DOOR DE LIDSTATEN VAST TE STELLEN BIJZONDERE EISEN TEN AANZIEN VAN HET BINNENBRENGEN EN HET IN HET VERKEER BRENGEN VAN PLANTEN, PLANTAARDIGE PRODUCTEN EN ANDERE MATERIALEN IN DE LIDSTATEN

Rubriek I

PLANTEN, PLANTAARDIGE PRODUCTEN EN ANDERE MATERIALEN VAN OORSPRONG UIT DERDE LANDEN



Planten, plantaardige producten en andere materialen

Bijzondere eisen

▼M27

1.1.

Al dan niet onder de GN-codes in bijlage V, deel B, vermeld hout van naaldbomen (Coniferales), exclusief hout van Thuja L. en Taxus L., met uitzondering van hout in de vorm van:

— plakjes, spanen, kleine stukjes, zaagsel, schaafsel, resten en afval, geheel of gedeeltelijk verkregen van deze naaldbomen,

— verpakkingsmateriaal voor hout in de vorm van pakkisten, kratten, trommels en dergelijke verpakkingsmiddelen, kabelhaspels, laadborden, laadkisten en andere laadplateaus, opzetranden voor laadborden, stuwmateriaal (al dan niet gebruikt voor het vervoer van allerhande voorwerpen), met uitzondering van stuwmateriaal ter ondersteuning van zendingen hout dat van hetzelfde type hout is gefabriceerd als dat van de zending hout, dezelfde kwaliteit heeft, en aan dezelfde fytosanitaire voorschriften van de Unie voldoet als de zending hout,

— hout van Libocedrus decurrens Torr. indien aangetoond kan worden dat het hout door middel van een warmtebehandeling met een temperatuur van ten minste 82 °C gedurende een periode van 7 tot 8 dagen bewerkt of tot potloden verwerkt is,

doch met inbegrip van hout dat niet zijn natuurlijke ronde oppervlak heeft behouden, van oorsprong uit Canada, China, Japan, de Republiek Korea, Mexico, Taiwan en de Verenigde Staten, landen waarvan bekend is dat Bursaphelenchus xylophilus (Steiner et Bührer) Nickle et al. er voorkomt.

Officiële verklaring dat het hout:

a)  een adequate warmtebehandeling bij een minimumtemperatuur van 56 °C gedurende ten minste 30 aaneengesloten minuten door het hele profiel van het hout (met inbegrip van de kern) heeft ondergaan. Ten bewijze daarvan moet het merkteken „HT” overeenkomstig de gangbare handelsgebruiken zijn aangebracht op het hout of op de verpakking ervan en op de in artikel 13, lid 1, punt ii), van deze richtlijn bedoelde certificaten,

of

b)  een adequate fumigatie heeft ondergaan volgens een specificatie die overeenkomstig de in artikel 18, lid 2, bedoelde procedure is goedgekeurd. Ten bewijze daarvan moet op de in artikel 13, lid 1, punt ii), bedoelde certificaten melding worden gemaakt van het werkzame bestanddeel, de minimumtemperatuur van het hout, de dosering (g/m3) en de blootstellingstijd (uur),

of

c)  op adequate wijze chemisch is geïmpregneerd onder druk met een product dat volgens de in artikel 18, lid 2, bedoelde procedure is goedgekeurd. Ten bewijze daarvan moet op de in artikel 13, lid 1, punt ii), van deze richtlijn bedoelde certificaten melding worden gemaakt van het werkzame bestanddeel, de druk (psi of kPa) en de concentratie (%),

en

officiële verklaring dat het hout na de behandeling tot en met de uitvoer uit het land dat de verklaring uitvaardigt, buiten het vluchtseizoen van de vector Monochamus is vervoerd, met inachtneming van een veiligheidsmarge van vier extra weken aan het begin en aan het einde van het verwachte vluchtseizoen, of (met uitzondering van hout dat schorsvrij is) met een beschermende afdekking is vervoerd die ervoor zorgt dat geen besmetting met Bursaphelenchus xylophilus (Steiner et Bührer) Nickle et al. of de vector kan plaatsvinden.

1.2.

Al dan niet onder de GN-codes in bijlage V, deel B, vermeld hout van naaldbomen (Coniferales) in de vorm van:

— plakjes, spanen, kleine stukjes, zaagsel, schaafsel, resten en afval, geheel of gedeeltelijk verkregen van deze naaldbomen,

van oorsprong uit Canada, China, Japan, de Republiek Korea, Mexico, Taiwan en de Verenigde Staten, landen waarvan bekend is dat Bursaphelenchus xylophilus (Steiner et Bührer) Nickle et al. er voorkomt.

Officiële verklaring dat het hout:

a)  een adequate warmtebehandeling bij een minimumtemperatuur van 56 °C gedurende ten minste 30 aaneengesloten minuten door het hele profiel van het hout (met inbegrip van de kern) heeft ondergaan, waarvan melding moet worden gemaakt op de in artikel 13, lid 1, punt ii), bedoelde certificaten,

of

b)  een adequate fumigatie heeft ondergaan volgens een specificatie die overeenkomstig de in artikel 18, lid 2, bedoelde procedure is goedgekeurd. Ten bewijze daarvan moet op de in artikel 13, lid 1, punt ii), van deze richtlijn bedoelde certificaten melding worden gemaakt van het werkzame bestanddeel, de minimumtemperatuur van het hout, de dosering (g/m3) en de blootstellingstijd (uur),

en

officiële verklaring dat het hout na de behandeling tot en met de uitvoer uit het land dat de verklaring uitvaardigt, buiten het vluchtseizoen van de vector Monochamus is vervoerd, met inachtneming van een veiligheidsmarge van vier extra weken aan het begin en aan het einde van het verwachte vluchtseizoen, of (met uitzondering van hout dat schorsvrij is) met een beschermende afdekking is vervoerd die ervoor zorgt dat geen besmetting met Bursaphelenchus xylophilus (Steiner et Bührer) Nickle et al. of de vector kan plaatsvinden.

1.3.

Al dan niet onder de GN-codes in bijlage V, deel B, vermeld hout van Thuja L. en Taxus L., met uitzondering van hout in de vorm van:

— plakjes, spanen, kleine stukjes, zaagsel, schaafsel, resten en afval, geheel of gedeeltelijk verkregen van deze naaldbomen,

— verpakkingsmateriaal voor hout in de vorm van pakkisten, kratten, trommels en dergelijke verpakkingsmiddelen, kabelhaspels, laadborden, laadkisten en andere laadplateaus, opzetranden voor laadborden, stuwmateriaal (al dan niet gebruikt voor het vervoer van allerhande voorwerpen), met uitzondering van stuwmateriaal ter ondersteuning van zendingen hout datvan hetzelfde type hout is gefabriceerd als dat van de zending hout, dezelfde kwaliteit heeft, en aan dezelfde fytosanitaire voorschriften van de Unie voldoet als de zending hout,

doch met inbegrip van hout dat niet zijn natuurlijke ronde oppervlak heeft behouden, van oorsprong uit Canada, China, Japan, de Republiek Korea, Mexico, Taiwan en de Verenigde Staten, landen waarvan bekend is dat Bursaphelenchus xylophilus (Steiner et Bührer) Nickle et al. er voorkomt.

Officiële verklaring dat het hout:

a)  vrij van bast is,

of

b)  volgens een passend tijd- en temperatuurschema kunstmatig is gedroogd tot een vochtgehalte van minder dan 20 %, berekend op de droge stof. Ten bewijze daarvan moet het merkteken „kiln-dried”, „KD” of een ander internationaal erkend merkteken overeenkomstig de gangbare handelsgebruiken zijn aangebracht op het hout of op de verpakking ervan,

of

c)  een adequate warmtebehandeling bij een minimumtemperatuur van 56 °C gedurende ten minste 30 aaneengesloten minuten door het hele profiel van het hout (met inbegrip van de kern) heeft ondergaan. Ten bewijze daarvan moet het merkteken „HT” overeenkomstig de gangbare handelsgebruiken zijn aangebracht op het hout of op de verpakking ervan en op de in artikel 13, lid 1, punt ii), van deze richtlijn bedoelde certificaten,

of

d)  een adequate fumigatie heeft ondergaan volgens een specificatie die overeenkomstig de in artikel 18, lid 2, bedoelde procedure is goedgekeurd. Ten bewijze daarvan moet op de in artikel 13, lid 1, punt ii), van deze richtlijn bedoelde certificaten melding worden gemaakt van het werkzame bestanddeel, de minimumtemperatuur van het hout, de dosering (g/m3) en de blootstellingstijd (uur),

of

e)  op adequate wijze chemisch is geïmpregneerd onder druk met een product dat volgens de in artikel 18, lid 2, bedoelde procedure is goedgekeurd. Ten bewijze daarvan moet op de in artikel 13, lid 1, punt ii), van deze richtlijn bedoelde certificaten melding worden gemaakt van het werkzame bestanddeel, de druk (psi of kPa) en de concentratie (%).

▼M27 —————

▼M27

1.5.

Al dan niet onder de GN-codes in bijlage V, deel B, vermeld hout van naaldbomen (Coniferales), met uitzondering van hout in de vorm van:

— plakjes, spanen, kleine stukjes, zaagsel, schaafsel, resten en afval, geheel of gedeeltelijk verkregen van deze naaldbomen,

— verpakkingsmateriaal voor hout in de vorm van pakkisten, kratten, trommels en dergelijke verpakkingsmiddelen, kabelhaspels, laadborden, laadkisten en andere laadplateaus, opzetranden voor laadborden, stuwmateriaal (al dan niet gebruikt voor het vervoer van allerhande voorwerpen), behalve stuwmateriaal ter ondersteuning van zendingen hout dat van hetzelfde type hout is gefabriceerd als dat van de zending hout, dezelfde kwaliteit heeft, en aan dezelfde fytosanitaire voorschriften van de Unie voldoet als de zending hout,

doch met inbegrip van hout dat niet zijn natuurlijke ronde oppervlak heeft behouden, van oorsprong uit Kazachstan, Rusland en Turkije.

Officiële verklaring dat het hout:

a)  van oorsprong is uit gebieden waarvan bekend is dat zij vrij zijn van:

— Monochamus spp. (niet-Europese)

— Pissodes spp. (niet-Europese)

— Scolytidae spp. (niet-Europese)

Het gebied moet worden vermeld op de in artikel 13, lid 1, punt ii) van deze richtlijn bedoelde certificaten, in het vak „plaats van oorsprong”,

of

b)  vrij van bast is en van boorgaten van larven van het geslacht Monochamus spp. (niet-Europese), in dit geval boorgaten met een diameter van meer dan 3 mm,

of

c)  volgens een passend tijd- en temperatuurschema kunstmatig is gedroogd tot een vochtgehalte van minder dan 20 %, berekend op de droge stof. Ten bewijze daarvan moet het merkteken „kiln-dried”, „KD” of een ander internationaal erkend merkteken overeenkomstig de gangbare handelsgebruiken zijn aangebracht op het hout of op de verpakking ervan,

of

d)  een adequate warmtebehandeling bij een minimumtemperatuur van 56 °C gedurende ten minste 30 aaneengesloten minuten door het hele profiel van het hout (met inbegrip van de kern) heeft ondergaan. Ten bewijze daarvan moet het merkteken „HT” overeenkomstig de gangbare handelsgebruiken zijn aangebracht op het hout of op de verpakking ervan en op de in artikel 13, lid 1, punt ii), van deze richtlijn bedoelde certificaten,

of

e)  een adequate fumigatie heeft ondergaan volgens een specificatie die overeenkomstig de in artikel 18, lid 2, bedoelde procedure is goedgekeurd. Ten bewijze daarvan moet op de in artikel 13, lid 1, punt ii), van deze richtlijn bedoelde certificaten melding worden gemaakt van het werkzame bestanddeel, de minimumtemperatuur van het hout, de dosering (g/m3) en de blootstellingstijd (uur),

of

f)  op adequate wijze chemisch is geïmpregneerd onder druk met een product dat volgens de in artikel 18, lid 2, bedoelde procedure is goedgekeurd. Ten bewijze daarvan moet op de in artikel 13, lid 1, punt ii), van deze richtlijn bedoelde certificaten melding worden gemaakt van het werkzame bestanddeel, de druk (psi of kPa) en de concentratie (%).

1.6.

Al dan niet onder de GN-codes in bijlage V, deel B, vermeld hout van naaldbomen (Coniferales), met uitzondering van hout in de vorm van:

— plakjes, spanen, kleine stukjes, zaagsel, schaafsel, resten en afval, geheel of gedeeltelijk verkregen van deze naaldbomen,

— verpakkingsmateriaal voor hout in de vorm van pakkisten, kratten, trommels en dergelijke verpakkingsmiddelen, kabelhaspels, laadborden, laadkisten en andere laadplateaus, opzetranden voor laadborden, stuwmateriaal (al dan niet gebruikt voor het vervoer van allerhande voorwerpen), met uitzondering van stuwmateriaal ter ondersteuning van zendingen hout dat van hetzelfde type hout is gefabriceerd als dat vande zending hout, dezelfde kwaliteitheeft, en aan dezelfde fytosanitaire voorschriften van de Unie voldoet als de zending hout,

doch met inbegrip van hout dat niet zijn natuurlijke ronde oppervlak heeft behouden, van oorsprong uit andere derde landen dan:

— Kazachstan, Rusland en Turkije,

— Europese landen,

— Canada, China, Japan, de Republiek Korea, Mexico, Taiwan en de Verenigde Staten, landen waarvan bekend is dat Bursaphelenchus xylophilus (Steiner et Bührer) Nickle et al. er voorkomt.

Officiële verklaring dat het hout:

a)  vrij van bast is en van boorgaten van larven van het geslacht Monochamus spp. (niet-Europese), in dit geval boorgaten met een diameter van meer dan 3 mm,

of

b)  volgens een passend tijd- en temperatuurschema kunstmatig is gedroogd tot een vochtgehalte van minder dan 20 %, berekend op de droge stof. Ten bewijze daarvan moet het merkteken „kiln-dried”, „KD” of een ander internationaal erkend merkteken overeenkomstig de gangbare handelsgebruiken zijn aangebracht op het hout of op de verpakking ervan,

of

c)  een adequate fumigatie heeft ondergaan volgens een specificatie die overeenkomstig de in artikel 18, lid 2, bedoelde procedure is goedgekeurd. Ten bewijze daarvan moet op de in artikel 13, lid 1, punt ii), van deze richtlijn bedoelde certificaten melding worden gemaakt van het werkzame bestanddeel, de minimumtemperatuur van het hout, de dosering (g/m3) en de blootstellingstijd (uur),

of

d)  op adequate wijze chemisch is geïmpregneerd onder druk met een product dat volgens de in artikel 18, lid 2, bedoelde procedure is goedgekeurd. Ten bewijze daarvan moet op de in artikel 13, lid 1, punt ii), van deze richtlijn bedoelde certificaten melding worden gemaakt van het werkzame bestanddeel, de druk (psi of kPa) en de concentratie (%),

of

e)  een adequate warmtebehandeling bij een minimumtemperatuur van 56 °C gedurende ten minste 30 aaneengesloten minuten door het hele profiel van het hout (met inbegrip van de kern) heeft ondergaan. Ten bewijze daarvan moet het merkteken „HT” overeenkomstig de gangbare handelsgebruiken zijn aangebracht op het hout of op de verpakking ervan en op de in artikel 13, lid 1, punt ii), van deze richtlijn bedoelde certificaten.

▼B

1.7.

Al dan niet onder de GN-codes in bijlage V, deel B, vermeld hout van naaldbomen (Coniferales), in de vorm van plakjes, spanen, kleine stukjes, zaagsel, schaafsel, resten en afval, geheel of gedeeltelijk verkregen van naaldbomen (Coniferales), van oorsprong uit

— Rusland, Kazachstan en Turkije,

— andere niet-Europese landen dan Canada, China, Japan, de Republiek Korea, Mexico, Taiwan en de Verenigde Staten, landen waarvan bekend is dat Bursaphelenchus xylophilus (Steiner et Bührer) Nickle et al. er voorkomt.

Officiële verklaring dat het hout:
a)  van oorsprong is uit gebieden waarvan bekend is dat zij vrij zijn van:

— Monochamus spp. (niet-Europese)

— Pissodes spp. (niet-Europese)

— Scolytidae spp. (niet-Europese)


Het gebied moet worden vermeld op de in artikel 13, lid 1, onder ii) van deze richtlijn bedoelde certificaten, in het vak „plaats van oorsprong”,
of
b)  is vervaardigd van rondhout dat van bast ontdaan is,
of
c)  volgens een passend tijd- en temperatuurschema kunstmatig is gedroogd tot een vochtgehalte van minder dan 20 %, berekend op de droge stof,
of
d)  een adequate fumigatie heeft ondergaan volgens een specificatie die overeenkomstig de in artikel 18, lid 2, bedoelde procedure is goedgekeurd. Ten bewijze daarvan moet op de in artikel 13, lid 1, onder ii), van deze richtlijn bedoelde certificaten melding worden gemaakt van het werkzame bestanddeel, de minimumtemperatuur van het hout, de dosering (g/m3) en de blootstellingstijd (uur),
of ►M27  
e)  een adequate warmtebehandeling bij een minimumtemperatuur van 56 °C gedurende ten minste 30 aaneengesloten minuten door het hele profiel van het hout (met inbegrip van de kern) heeft ondergaan, waarvan melding moet worden gemaakt op de in artikel 13, lid 1, punt ii), bedoelde certificaten.  ◄

▼M27

2.

Verpakkingsmateriaal voor hout in de vorm van pakkisten, kratten, trommels en dergelijke verpakkingsmiddelen, kabelhaspels, laadborden, laadkisten en andere laadplateaus, opzetranden voor laadborden, stuwmateriaal (al dan niet gebruikt voor het vervoer van allerhande voorwerpen), met uitzondering van ruw hout met een dikte van ten hoogste 6 mm, verwerkt hout bij de productie waarvan gebruik is gemaakt van lijm, warmte en druk, of een combinatie daarvan, en stuwmateriaal ter ondersteuning van zendingen hout dat van hetzelfde type hout is gefabriceerd als dat van de zending hout, dezelfde kwaliteit heeft en aan dezelfde fytosanitaire voorschriften van de Unie voldoet als de zending hout, afkomstig uit derde landen, behalve Zwitserland.

►M31  Het verpakkingsmateriaal van hout moet:

— gemaakt zijn van hout dat van bast ontdaan is, zoals gespecificeerd in bijlage I bij Internationale Norm nr. 15 van de FAO voor fytosanitaire maatregelen inzake „Regulation of wood packaging material in international trade” (Reglementering inzake verpakkingsmateriaal van hout in het internationale handelsverkeer);

— onderworpen zijn aan één van de goedgekeurde behandelingen die zijn vastgesteld in bijlage I bij die internationale norm; en

— voorzien zijn van een merkteken dat is vastgesteld in bijlage II bij die internationale norm, ten bewijze dat het verpakkingsmateriaal van hout een goedgekeurde fytosanitaire behandeling overeenkomstig die norm heeft ondergaan. ◄

▼M12

2.1.

►M27

 

Hout van Acer saccharum Marsh., ook wanneer het hout niet zijn natuurlijke ronde oppervlak heeft behouden, met uitzondering van hout in de vorm van:

— hout dat bestemd is voor de productie van fineerplaten,

— plakjes, spanen, kleine stukjes, zaagsel, schaafsel, resten en afval,

— verpakkingsmateriaal voor hout in de vorm van pakkisten, kratten, trommels en dergelijke verpakkingsmiddelen, kabelhaspels, laadborden, laadkisten en andere laadplateaus, opzetranden voor laadborden, stuwmateriaal (al dan niet gebruikt voor het vervoer van allerhande voorwerpen), met uitzondering van stuwmateriaal ter ondersteuning van zendingen hout dat van hetzelfde type hout is gefabriceerd als dat van de zending hout, dezelfde kwaliteit heeft, en aan dezelfde fytosanitaire voorschriften van de Unie voldoet als de zending hout,

van oorsprong uit Canada en de Verenigde Staten.

 ◄

Officiële verklaring dat het hout volgens een passend tijd- en temperatuurschema kunstmatig is gedroogd tot een vochtgehalte van minder dan 20 %, berekend op de droge stof. Ten bewijze daarvan moet het merkteken „kiln-dried”, „KD” of een ander internationaal erkend merkteken overeenkomstig de gangbare handelsgebruiken zijn aangebracht op het hout of op de verpakking ervan.

2.2.

Hout van Acer saccharum Marsh dat bestemd is voor de productie van fineerplaten, van oorsprong uit de Verenigde Staten en Canada.

Officiële verklaring dat het hout afkomstig is uit gebieden waarvan bekend is dat zij vrij zijn van Ceratocystis virescens (Davidson) Moreau en het bedoeld is voor de productie van fineerplaten.

▼M27

2.3.

Al dan niet onder de GN-codes in bijlage V, deel B, vermeld hout van Fraxinus L., Juglans ailantifolia Carr., Juglans mandshurica Maxim., Ulmus davidiana Planch. en Pterocarya rhoifolia Siebold & Zucc., met uitzondering van hout in de vorm van:

— plakjes, spanen, kleine stukjes, zaagsel, schaafsel, resten en afval, geheel of gedeeltelijk verkregen van deze bomen,

— verpakkingsmateriaal voor hout in de vorm van pakkisten, kratten, trommels en dergelijke verpakkingsmiddelen, kabelhaspels, laadborden, laadkisten en andere laadplateaus, opzetranden voor laadborden, stuwmateriaal (al dan niet gebruikt voor het vervoer van allerhande voorwerpen), met uitzondering van stuwmateriaal ter ondersteuning van zendingen hout dat vanhetzelfde type hout is gefabriceerd als dat van de zending hout, dezelfde kwaliteit heeft, en aan dezelfde fytosanitaire voorschriften van de Unie voldoet als de zending hout,

maar met inbegrip van hout dat niet zijn natuurlijke ronde oppervlak heeft behouden, en meubilair en andere voorwerpen van onbehandeld hout,

van oorsprong uit Canada, China, de Democratische Volksrepubliek Korea, Japan, Mongolië, de Republiek Korea, Rusland, Taiwan en de Verenigde Staten

Officiële verklaring dat:

a)  het hout van oorsprong is uit een gebied dat volgens de procedure van artikel 18, lid 2, erkend is als zijnde vrij van Agrilus planipennis Fairmaire. De naam van het gebied moet worden vermeld op het in artikel 13, lid 1, punt ii), bedoelde certificaat,

of

b)  de bast en ten minste 2,5 cm van het buitenste deel van het spint zijn verwijderd in een voorziening die een vergunning heeft en onder toezicht staat van de nationale plantenziektekundige dienst,

of

c)  het hout ioniserende straling heeft ondergaan om in het gehele hout een minimum geabsorbeerde stralingsdosis van 1 kGy te bereiken.

2.4.

Al dan niet onder de GN-codes in bijlage V, deel B, vermeld hout in de vorm van plakjes, spanen, kleine stukjes, zaagsel, schaafsel, resten en afval, geheel of gedeeltelijk verkregen uit Fraxinus L., Juglans ailantifolia Carr., Juglans mandshurica Maxim., Ulmus davidiana Planch. en Pterocarya rhoifolia Siebold & Zucc.

van oorsprong uit Canada, China, de Democratische Volksrepubliek Korea, Japan, Mongolië, de Republiek Korea, Rusland, Taiwan en de Verenigde Staten

Officiële verklaring dat het hout van oorsprong is uit een gebied dat volgens de procedure van artikel 18, lid 2, erkend is als zijnde vrij van Agrilus planipennis Fairmaire. De naam van het gebied moet worden vermeld op het in artikel 13, lid 1, punt ii), bedoelde certificaat.

2.5.

Al dan niet onder de GN-codes in bijlage V, deel B, vermelde bast, zonder andere delen, en voorwerpen gemaakt van bast van Fraxinus L., Juglans ailantifolia Carr., Juglans mandshurica Maxim., Ulmus davidiana Planch. en Pterocarya rhoifolia Siebold & Zucc. van oorsprong uit Canada, China, de Democratische Volksrepubliek Korea, Japan, Mongolië, de Republiek Korea, Rusland, Taiwan en de Verenigde Staten

Officiële verklaring dat de bast van oorsprong is uit een gebied dat volgens de procedure van artikel 18, lid 2, erkend is als zijnde vrij van Agrilus planipennis Fairmaire. De naam van het gebied moet worden vermeld op het in artikel 13, lid 1, punt ii), bedoelde certificaat.

▼M12

3.

►M27  
Hout van Quercus L., met uitzondering van hout in de vorm van:

— plakjes, spanen, kleine stukjes, zaagsel, schaafsel, resten en afval,

— vaten, kuipen, tobben en ander kuiperswerk, alsmede delen daarvan, duigwerk daaronder begrepen, voorzover kan worden aangetoond dat het hout is verwerkt of vervaardigd met gebruikmaking van een warmtebehandeling waarbij een temperatuur van ten minste 176 °C is gehandhaafd gedurende 20 minuten,

— verpakkingsmateriaal voor hout in de vorm van pakkisten, kratten, trommels en dergelijke verpakkingsmiddelen, kabelhaspels, laadborden, laadkisten en andere laadplateaus, opzetranden voor laadborden, stuwmateriaal (al dan niet gebruikt voor het vervoer van allerhande voorwerpen), met uitzondering van stuwmateriaal ter ondersteuning van zendingen hout dat van hetzelfde type hout is gefabriceerd als dat van de zending hout, dezelfde kwaliteit heeft, en aan dezelfde fytosanitaire voorschriften van de Unie voldoet als de zending hout,


doch met inbegrip van hout dat niet zijn natuurlijke ronde oppervlak heeft behouden, van oorsprong uit de Verenigde Staten.  ◄

Officiële verklaring dat het hout:

a)  zodanig is gekantrecht dat het ronde oppervlak is verdwenen,

of

b)  vrij van bast is en een vochtgehalte heeft van minder dan 20 %, berekend op de droge stof,

of

c)  vrij van bast is en gedesinfecteerd is door middel van een passende behandeling met warme lucht of warm water,

of

d)  wanneer het gezaagd hout met of zonder bastresten betreft, volgens een passend tijd- en temperatuurschema kunstmatig is gedroogd tot een vochtgehalte van minder dan 20 %, berekend op de droge stof. Ten bewijze daarvan moet het merkteken „kiln-dried”, „KD” of een ander internationaal erkend merkteken overeenkomstig de gangbare handelsgebruiken zijn aangebracht op het hout of op de verpakking ervan.

▼M12 —————

▼M27

4.1.

Al dan niet onder de GN-codes in bijlage V, deel B, vermeld hout van Betula L., met uitzondering van hout in de vorm van:

— plakjes, spanen, kleine stukjes, zaagsel, schaafsel, resten en afval, geheel of gedeeltelijk verkregen van deze bomen,

— verpakkingsmateriaal voor hout in de vorm van pakkisten, kratten, trommels en dergelijke verpakkingsmiddelen, kabelhaspels, laadborden, laadkisten en andere laadplateaus, opzetranden voor laadborden, stuwmateriaal (al dan niet gebruikt voor het vervoer van allerhande voorwerpen), met uitzondering van stuwmateriaal ter ondersteuning van zendingen hout dat van hetzelfde type hout is gefabriceerd als dat van de zending hout, dezelfde kwaliteit heeft, en aan dezelfde fytosanitaire voorschriften van de Unie voldoet als de zending hout,

doch met inbegrip van hout dat niet zijn natuurlijke ronde oppervlak heeft behouden en meubilair en andere voorwerpen van onbehandeld hout, van oorsprong uit Canada en de Verenigde Staten, waarvan bekend is dat Agrilus anxius Gory er voorkomt.

Officiële verklaring dat:

a)  de bast en ten minste 2,5 cm van het buitenste deel van het spint zijn verwijderd in een voorziening die een vergunning heeft en onder toezicht staat van de nationale plantenziektekundige dienst,

of

b)  het hout ioniserende straling heeft ondergaan om in het gehele hout een minimum geabsorbeerde stralingsdosis van 1 kGy te bereiken.

4.2

Al dan niet onder de GN-codes in bijlage V, deel B, vermelde houtplakjes, spanen, kleine stukjes, zaagsel, schaafsel, resten en afval, geheel of gedeeltelijk verkregen van Betula L.

Officiële verklaring dat het hout van oorsprong is uit een land dat bekend staat als zijnde vrij van Agrilus anxius Gory.

4.3

Al dan niet onder de GN-codes in bijlage V, deel B, vermelde bast en voorwerpen gemaakt van bast van Betula L., van oorsprong uit Canada en de Verenigde Staten, landen waarvan bekend is dat Agrilus anxius Gory er voorkomt.

Officiële verklaring dat de bast vrij is van hout.

▼M28

5.

►M31  Hout van Platanus L., met uitzondering van hout in de vorm van:

— plakjes, spanen, kleine stukjes, zaagsel, schaafsel, resten en afval;

— verpakkingsmateriaal van hout in de vorm van pakkisten, kratten, trommels en dergelijke verpakkingsmiddelen, laadborden, laadkisten en andere laadplateaus, opzetranden voor laadborden, stuwmateriaal (al dan niet gebruikt voor het vervoer van allerhande voorwerpen), met uitzondering van stuwmateriaal ter ondersteuning van zendingen hout dat van hetzelfde type hout is gefabriceerd als dat van de zending hout, dezelfde kwaliteit heeft, en aan dezelfde fytosanitaire voorschriften van de Unie voldoet als de zending hout;

doch met inbegrip van hout dat zijn natuurlijke ronde oppervlak niet heeft behouden, van oorsprong uit Armenië, de Verenigde Staten van Amerika of Zwitserland. ◄

Officiële verklaring dat het hout volgens een passend tijd- en temperatuurschema kunstmatig is gedroogd tot een vochtgehalte van minder dan 20 %, berekend op de droge stof. Ten bewijze daarvan moet het merkteken „kiln-dried”, „KD” of een ander internationaal erkend merkteken overeenkomstig de gangbare handelsgebruiken zijn aangebracht op het hout of op de verpakking ervan.

▼M12

6.

►M27

 

Hout van Populus L., met uitzondering van hout in de vorm van:

— plakjes, spanen, kleine stukjes, zaagsel, schaafsel, resten en afval,

— verpakkingsmateriaal voor hout in de vorm van pakkisten, kratten, trommels en dergelijke verpakkingsmiddelen, kabelhaspels, laadborden, laadkisten en andere laadplateaus, opzetranden voor laadborden, stuwmateriaal (al dan niet gebruikt voor het vervoer van allerhande voorwerpen), met uitzondering van stuwmateriaal ter ondersteuning van zendingen hout dat van hetzelfde type hout is gefabriceerd als dat van de zending hout, dezelfde kwaliteit heeft, en aan dezelfde fytosanitaire voorschriften van de Unie voldoet als de zending hout,

doch met inbegrip van hout dat niet zijn natuurlijke ronde oppervlak heeft behouden, van oorsprong uit landen van het Amerikaanse vasteland.

 ◄

Officiële verklaring dat het hout:

— vrij van bast is

— of

— volgens een passend tijd- en temperatuurschema kunstmatig is gedroogd tot een vochtgehalte van minder dan 20 %, berekend op de droge stof. Ten bewijze daarvan moet het merkteken „kiln-dried”, „KD” of een ander internationaal erkend merkteken overeenkomstig de gangbare handelsgebruiken zijn aangebracht op het hout of op de verpakking ervan.

▼M28

7.1.1.

Al dan niet onder de GN-codes in bijlage V, deel B, vermeld hout in de vorm van plakjes, spanen, kleine stukjes, zaagsel, schaafsel, resten en afval, geheel of gedeeltelijk verkregen van:

— Acer saccharum Marsh., van oorsprong uit Canada en de Verenigde Staten van Amerika,

— Populus L., van oorsprong van het Amerikaanse vasteland.

Officiële verklaring dat het hout:

a)  is vervaardigd van rondhout dat van bast is ontdaan,

of

b)  volgens een passend tijd- en temperatuurschema kunstmatig is gedroogd tot een vochtgehalte van minder dan 20 %, berekend op de droge stof,

of

c)  een adequate fumigatie heeft ondergaan volgens een specificatie die overeenkomstig de in artikel 18, lid 2, bedoelde procedure is goedgekeurd. Ten bewijze daarvan moet op de in artikel 13, lid 1, ii), bedoelde certificaten melding worden gemaakt van het werkzame bestanddeel, de minimumtemperatuur van het hout, de dosering (g/m3) en de blootstellingstijd (uur),

of

d)  een adequate warmtebehandeling bij een minimumtemperatuur van 56 °C gedurende ten minste 30 aaneengesloten minuten door het hele profiel van het hout (met inbegrip van de kern) heeft ondergaan, waarvan melding moet worden gemaakt op de in artikel 13, lid 1, ii), bedoelde certificaten.

7.1.2.

Al dan niet onder de GN-codes in bijlage V, deel B, vermeld hout in de vorm van plakjes, spanen, kleine stukjes, zaagsel, schaafsel, resten en afval, geheel of gedeeltelijk verkregen van:

— Platanus L. van oorsprong uit Armenië, de Verenigde Staten van Amerika of Zwitserland.

Officiële verklaring dat het hout:

a)  volgens een passend tijd- en temperatuurschema kunstmatig is gedroogd tot een vochtgehalte van minder dan 20 %, berekend op de droge stof,

of

b)  een adequate fumigatie heeft ondergaan volgens een specificatie die overeenkomstig de in artikel 18, lid 2, bedoelde procedure is goedgekeurd. Ten bewijze daarvan moet op de in artikel 13, lid 1, ii), bedoelde certificaten melding worden gemaakt van het werkzame bestanddeel, de minimumtemperatuur van het hout, de dosering (g/m3) en de blootstellingstijd (uur),

of

c)  een adequate warmtebehandeling bij een minimumtemperatuur van 56 °C gedurende ten minste 30 aaneengesloten minuten door het hele profiel van het hout (met inbegrip van de kern) heeft ondergaan, waarvan melding moet worden gemaakt op de in artikel 13, lid 1, ii), bedoelde certificaten.

▼M12

7.2.

Al dan niet onder de GN-codes in bijlage V, deel B, vermeld hout in de vorm van plakjes, spanen, kleine stukjes, zaagsel, schaafsel, resten en afval, geheel of gedeeltelijk verkregen uit Quercus L., van oorsprong uit de Verenigde Staten.

Officiële verklaring dat het hout:
a)  volgens een passend tijd- en temperatuurschema kunstmatig is gedroogd tot een vochtgehalte van minder dan 20 %, berekend op de droge stof,
of
b)  een adequate fumigatie heeft ondergaan volgens een specificatie die overeenkomstig de in artikel 18, lid 2, bedoelde procedure is goedgekeurd. Ten bewijze daarvan moet op de in artikel 13, lid 1, onder ii), van deze richtlijn bedoelde certificaten melding worden gemaakt van het werkzame bestanddeel, de minimumtemperatuur van het hout, de dosering (g/m3) en de blootstellingstijd (uur),
of ►M27  
c)  een adequate warmtebehandeling bij een minimumtemperatuur van 56 °C gedurende ten minste 30 aaneengesloten minuten door het hele profiel van het hout (met inbegrip van de kern) heeft ondergaan, waarvan melding moet worden gemaakt op de in artikel 13, lid 1, punt ii), bedoelde certificaten.  ◄

▼M12

7.3.

Bast, zonder andere delen, van naaldbomen (Coniferales), van oorsprong uit niet-Europese landen.

►M27   ►C4  
Officiële verklaring dat de bast, zonder andere delen:
a)  een adequate fumigatie heeft ondergaan volgens een specificatie die overeenkomstig de in artikel 18, lid 2, bedoelde procedure is goedgekeurd. Ten bewijze daarvan moet op de in artikel 13, lid 1, punt ii), van deze richtlijn bedoelde certificaten melding worden gemaakt van het werkzame bestanddeel, de minimumtemperatuur van de bast, de dosering (g/m3) en de blootstellingstijd (uur),
of
b)  een adequate warmtebehandeling bij een minimumtemperatuur van 56 °C gedurende ten minste 30 aaneengesloten minuten door het hele profiel van de bast (met inbegrip van de kern) heeft ondergaan, waarvan melding moet worden gemaakt op de in artikel 13, lid 1, punt ii), bedoelde certificaten,
en
een officiële verklaring dat de bast na de behandeling tot en met de uitvoer uit het land dat de verklaring uitvaardigt, buiten het vluchtseizoen van de vector Monochamus is vervoerd, met inachtneming van een veiligheidsmarge van vier extra weken aan het begin en aan het einde van het verwachte vluchtseizoen, of met een beschermende afdekking is vervoerd die ervoor zorgt dat geen besmetting met Bursaphelenchus xylophilus (Steiner et Bührer) Nickle et al. of de vector kan plaatsvinden.  ◄  ◄

▼M31

7.4.

Al dan niet onder de GN-codes in bijlage V, deel B, vermeld hout van Amelanchier Medik., Aronia Medik., Cotoneaster Medik., Crataegus L., Cydonia Mill., Malus Mill., Prunus L., Pyracantha M. Roem., Pyrus L. en Sorbus L., met uitzondering van hout in de vorm van:

— plakjes, spanen, zaagsel en schaafsel, geheel of gedeeltelijk van deze planten verkregen;

— verpakkingsmateriaal van hout in de vorm van pakkisten, kratten, trommels en dergelijke verpakkingsmiddelen, laadborden, laadkisten en andere laadplateaus, opzetranden voor laadborden, stuwmateriaal (al dan niet gebruikt voor het vervoer van allerhande voorwerpen), met uitzondering van stuwmateriaal ter ondersteuning van zendingen hout dat van hetzelfde type hout is gefabriceerd als dat van de zendingen hout, dezelfde kwaliteit heeft, en aan dezelfde fytosanitaire voorschriften van de Unie voldoet als de zending hout;

doch met inbegrip van hout dat zijn natuurlijke ronde oppervlak niet heeft behouden, van oorsprong uit Canada en de Verenigde Staten.

Officiële verklaring dat het hout:

a)  van oorsprong is uit een gebied dat door de nationale plantenziektekundige dienst in het land van oorsprong overeenkomstig de desbetreffende internationale normen voor fytosanitaire maatregelen vrij is bevonden van Saperda candida Fabricius, en dat in de in artikel 13, lid 1, punt ii), bedoelde certificaten onder de rubriek „Aanvullende verklaring” is vermeld;

of

b)  een adequate warmtebehandeling bij een minimumtemperatuur van 56 °C gedurende ten minste 30 aaneengesloten minuten door het hele profiel van het hout heeft ondergaan, die in de in artikel 13, lid 1, punt ii), bedoelde certificaten moet worden vermeld;

of

c)  een passende ioniserende bestraling heeft ondergaan waarbij een minimale geabsorbeerde dosis van 1 kGy in heel het hout is bereikt, die in de in artikel 13, lid 1, punt ii), bedoelde certificaten moet worden vermeld.

7.5.

Al dan niet onder de GN-codes in bijlage V, deel B, vermeld hout in de vorm van plakjes of spanen dat geheel of gedeeltelijk is verkregen van Amelanchier Medik., Aronia Medik., Cotoneaster Medik., Crataegus L., Cydonia Mill., Malus Mill., Prunus L., Pyracantha M. Roem., Pyrus L. en Sorbus L., van oorsprong uit Canada en de Verenigde Staten.

Officiële verklaring dat het hout:

a)  van oorsprong is uit een gebied dat door de nationale plantenziektekundige dienst in het land van oorsprong overeenkomstig de desbetreffende internationale normen voor fytosanitaire maatregelen vrij is bevonden van Saperda candida Fabricius, en dat in de in artikel 13, lid 1, punt ii), bedoelde certificaten onder de rubriek „Aanvullende verklaring” is vermeld;

of

b)  is verwerkt tot stukken met een dikte en breedte van maximaal 2,5 cm;

of

c)  een adequate warmtebehandeling bij een minimumtemperatuur van 56 °C gedurende ten minste 30 minuten door het hele profiel van de plakjes en spanen heeft ondergaan, die in de in artikel 13, lid 1, punt ii), bedoelde certificaten moet worden vermeld.

▼M27 —————

▼B

8.1

Planten van Coniferae, met uitzondering van vruchten en zaden, van oorsprong uit niet-Europese landen

Onverminderd de verbodsbepalingen die gelden voor de in bijlage III, deel A, punt 1, bedoelde planten, een officiële verklaring dat, in voorkomend geval, de planten in boomkwekerijen zijn gekweekt en dat de plaats van productie vrij is van Pissodes spp. (niet-Europese)

8.2

Planten van Coniferae, meer dan 3 m hoog, met uitzondering van vruchten en zaden, van oorsprong uit niet-Europese landen

Onverminderd de bepalingen die gelden voor de in bijlage III, deel A, punt 1, en punt 8.1 van deze bijlage bedoelde planten een officiële verklaring dat, in voorkomend geval, de planten in boomkwekerijen zijn gekweekt en dat de plaats van productie vrij is van Scolytidae spp. (niet-Europese)

9.

Planten van Pinus L., bestemd vor voor opplant, met uitzondering van zaden

Onverminderd de bepalingen die gelden, voor de in bijlage III; deel A, punt 1, en de punten 8.1 en 8.2 van de onderhavige rubriek bedoelde planten, een officiële verklaring dat sedert het begin van de laatste volledige vegetatiecyclus op de plaats van productie of in de onmiddellijke omgeving daarvan geen symptomen vanScirrhia acicola (Dearn.) Siggers of Scirrhia pini Funk et Parker zijn waargenomen

10.

Planten van Abies Mill., Larix Mill., Picea A. Dietr., Pinus L., Pseudotsuga Carr. en Tsuga Carr., bestemd voor opplant, met uitzondering van zaden

Onverminderd de bepalingen die gelden voor de in bijlage III, deel A, punt 1, en de punten 8.1, 8.2 en 9 van de onderhavige rubriek bedoelde planten, een officiële verklaring dat, in voorkomend geval, sedert het begin van de laatste volledige vegetatiecyclus op de plaats van productie of in de onmiddellijke omgeving daarvan geen symptomen van Melampsora medusae Thümen zijn waargenomen

▼M12

11.01.

Planten van Quercus L., met uitzondering van vruchten en zaden, van oorsprong uit de Verenigde Staten.

Onverminderd de bepalingen die gelden voor de in bijlage III, deel A, rubriek 2, bedoelde planten: een officiële verklaring dat de planten van oorsprong zijn uit gebieden waarvan bekend is dat ze vrij zijn van Ceratocystis fagacearum (Bretz) Hunt.

11.1.

Planten van Castanea Mill. en Quercus L., met uitzondering van vruchten en zaden, van oorsprong uit niet-Europese landen.

Onverminderd de verbodsbepalingen die gelden voor de in de bijlagen III, deel A, rubriek 2, en IV, deel A, rubriek I, punt 11.01 bedoelde planten: een officiële verklaring dat sedert het begin van de laatste volledige vegetatiecyclus op de plaats van productie of in de onmiddellijke omgeving daarvan geen symptomen van Cronartium spp. (niet-Europese) zijn waargenomen.

▼B

11.2.

Planten van Castanea Mill. en Quercus L., bestemd voor opplant, met uitzondering van zaden

Onverminderd de bepalingen die gelden voor de in bijlage III, deel A, punt 2, en punt 11.1 van de onderhavige rubriek bedoelde planten, een officiële verklaring dat:

a)  de planten van oorsprong zijn uit gebieden die bekend staan als zijnde vrij van Cryphonectria parasitica (Murrill) Barr, of

b)  sedert het begin van de laatste volledige vegetatiecyclus op de plaats van productie of in de onmiddellijke omgeving daarvan geen symptomen van Cryphonectria parasitica (Murrill) Barr zijn waargenomen

▼M3

11.3.

Planten van Corylus L., bestemd voor opplant, met uitzondering van zaden, van oorsprong uit Canada en de Verenigde Staten van Amerika

Officiële verklaring dat de planten in een kwekerij verkregen zijn en:

a)  van oorsprong zijn uit een gebied dat in het land van uitvoer door de officiële organisatie ter bescherming van planten van dat land overeenkomstig de desbetreffende internationale normen voor fytosanitaire maatregelen vrij is bevonden van Anisogramma anomala (Peck) E. Müller, en dat vermeld is op de in artikel 7 of 8 van deze richtlijn bedoelde certificaten onder de rubriek „Aanvullende aangifte”

of

b)  van oorsprong zijn uit een plaats van productie die in het land van uitvoer door de officiële organisatie ter bescherming van planten van dat land overeenkomstig de desbetreffende internationale normen voor fytosanitaire maatregelen vrij is bevonden van Anisogramma anomala (Peck) E. Müller, na officiële controles die in de laatste drie volledige vegetatiecylci op de plaats van productie of in de onmiddellijke nabijheid daarvan zijn verricht, en die vermeld is op de in artikel 7 of 8 van deze richtlijn bedoelde certificaten onder de rubriek „Aanvullende aangifte” en vrij is verklaard van Anisogramma anomala (Peck) E. Müller

▼M27

11.4.

Planten van Fraxinus L., Juglans ailantifolia Carr., Juglans mandshurica Maxim., Ulmus davidiana Planch. en Pterocarya rhoifolia Siebold & Zucc., met uitzondering van vruchten en zaden maar inclusief afgesneden takken met of zonder loof, van oorsprong uit Canada, China, de Democratische Volksrepubliek Korea, Japan, Mongolië, de Republiek Korea, Rusland, Taiwan en de Verenigde Staten

Officiële verklaring dat de planten van oorsprong zijn uit een gebied dat volgens de procedure van artikel 18, lid 2 erkend is als zijnde vrij van Agrilus planipennis Fairmaire. De naam van het gebied moet worden vermeld op het in artikel 13, lid 1, punt ii), bedoelde certificaat.

▼M27

11.5.

Planten van Betula L., met uitzondering van vruchten en zaden, maar inclusief afgesneden takken van Betula L, met of zonder loof

Officiële verklaring dat de planten van oorsprong zijn uit een land dat bekend staat als zijnde vrij van Agrilus anxius Gory.

▼M28

12.

Planten van Platanus L., bestemd voor opplant, met uitzondering van zaden, van oorsprong uit Armenië, de Verenigde Staten van Amerika of Zwitserland.

Officiële verklaring dat er sinds het begin van de laatste volledige vegetatiecyclus geen symptomen van Ceratocystis platani (J.M. Walter) Engelbr. & T.C. Harr. zijn waargenomen op de plaats van productie en in de onmiddellijke nabijheid daarvan;

▼B

13.1

Planten van Populus L., bestemd voor opplant, met uitzondering van zaden, van oorsprong uit derde landen

Onverminderd de verbodsbepalingen die gelden voor de in bijlage III, deel A, punt 3, bedoelde planten, een officiële verklaring dat sedert het begin van de laatste volledige vegetatiecyclus op de plaats van productie of in de onmiddellijke omgeving daarvan geen symptomen van Melampsora medusae Thümen zijn waargenomen

13.2

Planten van Populus L., met uitzondering van vruchten en zaden, van oorsprong uit landen van het Amerikaanse vasteland

Onverminderd de bepalingen die gelden voor de in bijlage III, deel A, punt 3, en punt 13.1 van de onderhavige rubriek bedoelde planten, een officiële verklaring dat sedert het begin van de laatste volledige vegetatiecyclus op de plaats van productie of in de onmiddellijke omgeving daarvan geen symptomen van Mycosphaerella populorum G. E. Thompson zijn waargenomen

14.

Planten van Ulmus L., bestemd voor opplant, met uitzondering van zaden, van oorspong uit Noord-Amerikaanse landen

►M31  Onverminderd de bepalingen die gelden voor de in bijlage IV, deel A, rubriek I, punt 11.4, bedoelde planten, een officiële verklaring dat sedert het begin van de laatste volledige vegetatiecyclus op de plaats van productie of in de onmiddellijke omgeving daarvan geen symptomen van „Candidatus Phytoplasma ulmi” zijn waargenomen ◄

▼M31

14.1.

Voor opplant bestemde planten, met uitzondering van enten, stekken, planten in weefselcultuur, pollen en zaden, van Amelanchier Medik., Aronia Medik., Cotoneaster Medik., Crataegus L., Cydonia Mill., Malus Mill., Prunus L., Pyracantha M. Roem., Pyrus L. en Sorbus L., van oorsprong in Canada en de Verenigde Staten

Onverminderd de bepalingen die gelden voor de in bijlage III, deel A, punten 9 en 18, bijlage III, deel B, punten 1 en 2, of bijlage IV, deel A, rubriek I, punten 17, 19.1, 19.2, 20, 22.1, 22.2, 23.1 en 23.2, bedoelde planten, indien van toepassing, een officiële verklaring dat de planten:

a)  permanent zijn geteeld in een gebied dat door de nationale plantenziektekundige dienst in het land van oorsprong overeenkomstig de desbetreffende internationale normen voor fytosanitaire maatregelen vrij is bevonden van Saperda candida Fabricius, en dat in de in artikel 13, lid 1, punt ii), bedoelde certificaten onder de rubriek „Aanvullende verklaring” is vermeld;

of

b)  gedurende een periode van ten minste twee jaar vóór de uitvoer zijn geteeld of, wat planten jonger dan twee jaar betreft, permanent zijn geteeld in een overeenkomstig de desbetreffende internationale normen voor fytosanitaire maatregelen vrij van Saperda candida Fabricius bevonden plaats van productie:

i)  die is geregistreerd door en onder toezicht staat van de nationale plantenziektekundige dienst van het land van oorsprong;

en

ii)  die jaarlijks op daartoe geschikte tijdstippen aan twee officiële controles inzake tekenen van Saperda candida Fabricius is onderworpen;

en

iii)  waar de planten zijn geteeld op een terrein:

— dat volledig fysiek is beschermd tegen het binnenbrengen van Saperda candida Fabricius;

— of

— waar passende preventieve behandelingen worden toegepast en dat is omgeven door een bufferzone met een breedte van minstens 500 m waar de afwezigheid van Saperda candida Fabricius is bevestigd door jaarlijks op daartoe geschikte tijdstippen uitgevoerde officiële onderzoeken;

en

iv)  onmiddellijk voorafgaand aan de uitvoer zijn de planten, en in het bijzonder de stengels van de planten, grondig onderzocht op de aanwezigheid van Saperda candida Fabricius, in voorkomend geval met inbegrip van een destructieve bemonstering.

▼M27 —————

▼B

16.1

Vruchten van Citrus L., Fortunella Swingle, Poncirus Raf. en de hybriden daarvan, van oorsprong uit derde landen

De vruchten met een zijn ontdaan van bladeren en steeltjes en op de verpakking moet op adequate wijze de oorsprong zijn vermeld.

▼M31

16.2.

Vruchten van Citrus L., Fortunella Swingle, Poncirus Raf., Microcitrus Swingle, Naringi Adans., Swinglea Merr. en de hybriden daarvan, van oorsprong uit derde landen

Onverminderd de bepalingen die gelden voor de in bijlage IV, deel A, rubriek I, punten 16.1, 16.3, 16.4, 16.5 en 16.6, bedoelde vruchten, een officiële verklaring dat:

a)  de vruchten van oorsprong zijn uit een land dat overeenkomstig de desbetreffende internationale normen voor fytosanitaire maatregelen als vrij van Xanthomonas citri pv. citri en Xanthomonas citri pv. aurantifolii is erkend, op voorwaarde dat deze ziektevrije status door de nationale plantenziektekundige dienst van het betrokken derde land op voorhand schriftelijk aan de Commissie is meegedeeld;

of

b)  de vruchten van oorsprong zijn uit een gebied dat overeenkomstig de desbetreffende internationale normen voor fytosanitaire maatregelen door de nationale plantenziektekundige dienst van het land van oorsprong vrij is bevonden van Xanthomonas citri pv. citri en Xanthomonas citri pv. aurantifolii, en dat in de in artikel 13, lid 1, punt ii), bedoelde certificaten onder de rubriek „Aanvullende verklaring” is vermeld, op voorwaarde dat deze ziektevrije status door de nationale plantenziektekundige dienst van het betrokken derde land op voorhand schriftelijk aan de Commissie is meegedeeld;

of

c)  de vruchten van oorsprong zijn uit een plaats van productie die door de nationale plantenziektekundige dienst in het land van oorsprong overeenkomstig de desbetreffende internationale normen voor fytosanitaire maatregelen vrij is bevonden van Xanthomonas citri pv. citri en Xanthomonas citri pv. aurantifolii, en die in de in artikel 13, lid 1, punt ii), bedoelde certificaten onder de rubriek „Aanvullende verklaring” is vermeld;

of

d)  de productielocatie en de onmiddellijke omgeving daarvan aan geschikte behandelingen en teeltpraktijken ter bestrijding van Xanthomonas citri pv. citri en Xanthomonas citri pv. aurantifolii, worden onderworpen;

en

de vruchten zijn onderworpen aan een behandeling met natriumorthofenyl-fenolaat of aan een andere doeltreffende behandeling die in de in artikel 13, lid 1, punt ii), bedoelde certificaten wordt vermeld, op voorwaarde dat de behandelingsmethode door de nationale plantenziektekundige dienst van het betrokken derde land op voorhand schriftelijk aan de Commissie is meegedeeld;

en

uit officiële controles die op daartoe geschikte tijdstippen vóór de uitvoer zijn verricht, is gebleken dat de vruchten vrij zijn van symptomen van Xanthomonas citri pv. citri en Xanthomonas citri pv. aurantifolii;

en

gegevens in verband met de traceerbaarheid in de in artikel 13, lid 1, punt ii), bedoelde certificaten zijn opgenomen;

of

e)  in het geval van voor industriële verwerking bestemde vruchten: uit officiële controles vóór de uitvoer is gebleken dat de vruchten vrij zijn van symptomen van Xanthomonas citri pv. citri en Xanthomonas citri pv. aurantifolii;

en

de productielocatie en de onmiddellijke omgeving daarvan aan geschikte behandelingen en teeltpraktijken ter bestrijding van Xanthomonas citri pv. citri en Xanthomonas citri pv. aurantifolii, worden onderworpen;

en

het verkeer, de opslag en de verwerking plaatsvinden onder omstandigheden die overeenkomstig de in artikel 18, lid 2, bedoelde procedure zijn goedgekeurd;

en

de vruchten zijn vervoerd in afzonderlijke verpakkingen met een etiket met daarop een traceerbaarheidscode en de vermelding dat de vruchten voor industriële verwerking bestemd zijn;

en

gegevens in verband met de traceerbaarheid in de in artikel 13, lid 1, punt ii), bedoelde certificaten zijn opgenomen.

16.3.

Vruchten van Citrus L., Fortunella Swingle, Poncirus Raf. en de hybriden daarvan, van oorsprong uit derde landen

Onverminderd de bepalingen die gelden voor de in bijlage IV, deel A, rubriek I, punten 16.1, 16.2, 16.4 en 16.5, bedoelde vruchten, een officiële verklaring dat:

a)  de vruchten van oorsprong zijn uit een land dat overeenkomstig de desbetreffende internationale normen voor fytosanitaire maatregelen als vrij van Cercospora angolensis Carv. et Mendes is erkend, op voorwaarde dat deze ziektevrije status door de nationale plantenziektekundige dienst van het betrokken derde land op voorhand schriftelijk aan de Commissie is meegedeeld;

of

b)  de vruchten van oorsprong zijn uit een gebied dat overeenkomstig de desbetreffende internationale normen voor fytosanitaire maatregelen als vrij van Cercospora angolensis Carv. et Mendes is erkend, en dat in de in artikel 13, lid 1, punt ii), bedoelde certificaten onder de rubriek „Aanvullende verklaring” is vermeld, op voorwaarde dat deze ziektevrije status door de nationale plantenziektekundige dienst van het betrokken derde land op voorhand schriftelijk aan de Commissie is meegedeeld;

of

c)  sedert het begin van de laatste vegetatiecyclus in de productielocatie en in de onmiddellijke omgeving daarvan geen symptomen van Cercospora angolensis Carv. et Mendes zijn waargenomen, en bij adequaat officieel onderzoek geen van de in de productielocatie geoogste vruchten symptomen van dit organisme heeft vertoond.

16.4.

Vruchten van Citrus L., Fortunella Swingle, Poncirus Raf. en de hybriden daarvan, met uitzondering van vruchten van Citrus aurantium L. en Citrus latifolia Tanaka, van oorsprong uit derde landen

Onverminderd de bepalingen die gelden voor de in bijlage IV, deel A, rubriek I, punten 16.1, 16.2, 16.3, 16.5 en 16.6, bedoelde vruchten, een officiële verklaring dat:

a)  de vruchten van oorsprong zijn uit een land dat overeenkomstig de desbetreffende internationale normen voor fytosanitaire maatregelen als vrij van Phyllosticta citricarpa (McAlpine) Van der Aa is erkend, op voorwaarde dat deze ziektevrije status door de nationale plantenziektekundige dienst van het betrokken derde land op voorhand schriftelijk aan de Commissie is meegedeeld;

of

b)  de vruchten van oorsprong zijn uit een gebied dat overeenkomstig de desbetreffende internationale normen voor fytosanitaire maatregelen door de nationale plantenziektekundige dienst van het land van oorsprong vrij is bevonden van Phyllosticta citricarpa (McAlpine) Van der Aa, en dat in de in artikel 13, lid 1, punt ii), bedoelde certificaten onder de rubriek „Aanvullende verklaring” is vermeld, op voorwaarde dat deze ziektevrije status door de nationale plantenziektekundige dienst van het betrokken derde land op voorhand schriftelijk aan de Commissie is meegedeeld;

of

c)  de vruchten van oorsprong zijn uit een plaats van productie die door de nationale plantenziektekundige dienst in het land van oorsprong overeenkomstig de desbetreffende internationale normen voor fytosanitaire maatregelen vrij is bevonden van Phyllosticta citricarpa (McAlpine) Van der Aa, en die in de in artikel 13, lid 1, punt ii), bedoelde certificaten onder de rubriek „Aanvullende verklaring” is vermeld;

en

de vruchten vrij van symptomen van Phyllosticta citricarpa (McAlpine) Van der Aa zijn bevonden op basis van een officiële controle van een representatief monster zoals gedefinieerd overeenkomstig internationale normen;

of

d)  de vruchten afkomstig zijn van een productielocatie die aan geschikte behandelingen en teeltmaatregelen ter bestrijding van Phyllosticta citricarpa (McAlpine) van der Aa wordt onderworpen;

en

sedert het begin van de laatste vegetatiecyclus tijdens het groeiseizoen officiële controles zijn uitgevoerd op de productielocatie en dat bij de vruchten geen symptomen van Phyllosticta citricarpa (McAlpine) van der Aa zijn vastgesteld;

en

de geoogste vruchten van die productielocatie vrij van symptomen van Phyllosticta citricarpa (McAlpine) Van der Aa zijn bevonden tijdens een officiële controle vóór de uitvoer van een representatief monster zoals gedefinieerd overeenkomstig internationale normen;

en

gegevens in verband met de traceerbaarheid in de in artikel 13, lid 1, punt ii), bedoelde certificaten zijn opgenomen;

of

e)  in het geval van voor industriële verwerking bestemde vruchten: de vruchten vóór de uitvoer vrij van symptomen van Phyllosticta citricarpa (McAlpine) Van der Aa zijn bevonden tijdens een officiële controle van een representatief monster zoals gedefinieerd overeenkomstig internationale normen;

en

een verklaring dat de vruchten van oorsprong zijn van een productielocatie die op het daartoe geschikte tijdstip aan geschikte behandelingen tegen Phyllosticta citricarpa (McAlpine) Van der Aa is onderworpen, wordt in de in artikel 13, lid 1, onder ii), bedoelde certificaten onder de rubriek „Aanvullende verklaring” opgenomen;

en

het verkeer, de opslag en de verwerking plaatsvinden onder omstandigheden die overeenkomstig de in artikel 18, lid 2, bedoelde procedure zijn goedgekeurd;

en

de vruchten zijn vervoerd in afzonderlijke verpakkingen met een etiket met daarop een traceerbaarheidscode en de vermelding dat de vruchten voor industriële verwerking bestemd zijn;

en

gegevens in verband met de traceerbaarheid in de in artikel 13, lid 1, punt ii), bedoelde certificaten zijn opgenomen.

▼B

16.5

Vruchten van Citrus L., Fortunella Swingle, Poncirus Raf. en de hybriden daarvan, van oorsprong uit niet-Europese derde landen waar, naar bekend is, Tephritidae (niet-Europese) op deze vruchten voorkomen

Onverminderd de bepalingen die gelden voor de in ►M22  bijlage III, deel B, punten 2 en 3, en  ◄ de punten 16.1, 16.2 en 16.3 van de onderhavige rubriek bedoelde vruchten, een officiële verklaring dat:

a)  de vruchten van oorsprong zijn uit gebieden die bekend staan als zijnde vrij van die organismen, of, indien niet kan worden voldaan aan deze eis,

b)  sedert het begin van de laatste volledige vegetatiecyclus, bij officiële controles die drie maanden vóór de oogst tenminste om de maand zijn verricht, op de plaats van productie en in de onmiddellijke omgeving daarvan geen symptomen van die organismen zijn waargenomen en bij een officieel onderzoek van de op de plaats van productie geoogste vruchten op die vruchten geen symptomen van die organismen zijn aangetroffen, of, indien ook niet kan worden voldaan aan deze eis,

c)  bij een officieel onderzoek op representatieve monsters is gebleken dat de vruchten vrij zijn van die organismen, in alle stadia van hun ontwikkeling, of, indien ook niet kan worden voldaan aan deze eis,

d)  de vruchten op een adequate wijze zijn behandeld, dit is een acceptabele warmtebehandeling met stoom, een koudebehandeling of een snelvriesbehandeling hebben ondergaan waarvan is aangetoond dat zij doeltreffend is tegen deze organismen zonder dat de vrucht wordt beschadigd en, wanneer een dergelijke behandeling niet kan worden toegepast, de vruchten chemisch zijn behandeld, voor zover de communautaire voorschriften een dergelijke behandeling toestaan

▼M31

16.6.

Vruchten van Capsicum (L.), Citrus L., met uitzondering van Citrus limon (L.) Osbeck. en Citrus aurantiifolia (Christm.) Swingle, Prunus persica (L.) Batsch en Punica granatum L., van oorsprong uit landen van het Afrikaanse continent, Kaapverdië, Sint-Helena, Madagaskar, Réunion, Mauritius en Israël

Onverminderd de bepalingen die gelden voor de in bijlage IV, deel A, rubriek I, punten 16.1, 16.2, 16.3, 16.4, 16.5 en 36.3, bedoelde vruchten, een officiële verklaring dat de vruchten:

a)  van oorsprong zijn uit een land dat overeenkomstig de desbetreffende internationale normen voor fytosanitaire maatregelen als vrij van Thaumatotibia leucotreta (Meyrick) is erkend;

of

b)  van oorsprong zijn uit een gebied dat door de nationale plantenziektekundige dienst in het land van oorsprong overeenkomstig de desbetreffende internationale normen voor fytosanitaire maatregelen vrij is bevonden van Thaumatotibia leucotreta (Meyrick), en dat in de in artikel 13, lid 1, punt ii), bedoelde certificaten onder de rubriek „Aanvullende verklaring” is vermeld;

of

c)  van oorsprong zijn uit een plaats van productie die door de nationale plantenziektekundige dienst in het land van oorsprong overeenkomstig de desbetreffende internationale normen voor fytosanitaire maatregelen vrij is bevonden van Thaumatotibia leucotreta (Meyrick), en gegevens over de traceerbaarheid zijn in de in artikel 13, lid 1, punt ii), bedoelde certificaten opgenomen;

en

op daartoe geschikte tijdstippen tijdens het groeiseizoen zijn officiële controles, met inbegrip van een visuele inspectie van representatieve monsters vruchten, uitgevoerd op de plaats van productie, die vrij van Thaumatotibia leucotreta (Meyrick) is gebleken;

of

d)  zijn onderworpen aan een doeltreffende koudebehandeling om te verzekeren dat zij vrij van Thaumatotibia leucotreta (Meyrick) zijn of aan een andere doeltreffende behandeling om te verzekeren dat zij vrij van Thaumatotibia leucotreta (Meyrick) zijn, en de gegevens van de behandeling moeten in de in artikel 13, lid 1, punt ii), bedoelde certificaten worden vermeld, op voorwaarde dat de behandelingsmethode door de nationale plantenziektekundige dienst van het betrokken derde land op voorhand schriftelijk aan de Commissie is meegedeeld.

▼M8

17.

Planten van Amelanchier Med., Chaenomeles Lindl., Cotoneaster Ehrh., Crataegus L., Cydonia Mill., Eriobotrya Lindl., Malus Mill., Mespilus L., Photinia davidiana (Dcne.) Cardot, Pyracantha Roem., Pyrus L. en Sorbus L., bestemd voor opplant, met uitzondering van zaden.

Onverminderd de bepalingen die gelden voor de in bijlage III, deel A, punten 9, 9.1 en 18, deel B, punt 1, of bijlage IV, deel A, rubriek I, punt 15, genoemde planten, een officiële verklaring dat, in voorkomend geval:

a)  de planten van oorsprong zijn uit landen die volgens de procedure van artikel 18, lid 2, als vrij van Erwinia amylovora (Burr.) Winsl. et al. zijn erkend,

of

b)  de planten van oorsprong zijn uit gebieden die overeenkomstig de internationale norm voor fytosanitaire maatregelen (International Standard for Phytosanitary Measures) als ziektevrij zijn aangemerkt ten aanzien van Erwinia amylovora (Burr.) Winsl. et al. en als dusdanig zijn erkend volgens de procedure van artikel 18, lid 2,

of

c)  de planten op het perceel van productie en in de onmiddellijke nabijheid daarvan die symptomen van Erwinia amylovora (Burr.) Winsl. et al. vertoonden, zijn uitgewied

▼B

18.

Planten van Citrus L., Fortunella Swingle, Poncirus Raf., en de hybriden daarvan, met uitzondering van vruchten en zaden, en planten van Araceae, Marantaceae, Musaceae, Perseaspp. en Strelitziaceae, beworteld of met aanhangend of met bijgevoegd groeimedium

Onverminderd de bepalingen die gelden voor de bijlage III, deel A, punt 16, bedoelde planten, een officiële verklaring dat, in voorkomend geval:

a)  de planten van oorsprong zijn uit landen die bekend staan als zijnde vrij van Radopholus citrophilus Huettel et al. en Radopholus similis (Cobb) Thorne, of

b)  sedert het begin van de laatste volledige vegetatiecyclus representatieve monsters van grond en wortels, afkomstig van de plaats van productie, officieel nematologisch zijn onderzocht op de aanwezigheid van tenminste Radopholus citrophilus Huettel et al. en Radopholus similis (Cobb) Thorne en daarbij vrij zijn bevonden van die schadelijke organismen

▼M27

18.1.

Planten van Aegle Corrêa, Aeglopsis Swingle, Afraegle Engl, Atalantia Corrêa, Balsamocitrus Stapf, Burkillanthus Swingle, Calodendrum Thunb., Choisya Kunth, Clausena Burm. f., Limonia L., Microcitrus Swingle., Murraya J. Koenig ex L., Pamburus Swingle, Severinia Ten., Swinglea Merr., Triphasia Lour. en Vepris Comm., met uitzondering van vruchten (maar inclusief zaden); en zaden van Citrus L., Fortunella Swingle en Poncirus Raf., en de hybriden daarvan, van oorsprong uit derde landen

Onverminderd de bepalingen die gelden voor de planten in bijlage IV, deel A, rubriek I, punten 18.2 en 18.3, een officiële verklaring dat de planten van oorsprong zijn uit een land dat volgens de procedure van artikel 18, lid 2, erkend is als zijnde vrij van Candidatus Liberibacter spp., de veroorzaker van Huanglongbing-ziekte bij citrusvruchten/citrus greening.

▼M31

18.2.

Planten van Casimiroa La Llave, Choisya Kunth, Clausena Burm. f., Murraya J. Koenig ex L., Vepris Comm, Zanthoxylum L., met uitzondering van vruchten en zaden, van oorsprong uit derde landen

Onverminderd de bepalingen die gelden voor de in bijlage IV, deel A, rubriek I, punten 18.1 en 18.3, bedoelde planten, een officiële verklaring dat:

a)  de planten van oorsprong zijn uit een land waarvan bekend is dat Trioza erytreae Del Guercio er niet voorkomt;

of

b)  de planten van oorsprong zijn uit een gebied dat door de nationale plantenziektekundige dienst overeenkomstig de desbetreffende internationale normen voor fytosanitaire maatregelen vrij is bevonden van Trioza erytreae Del Guercio, en dat is vermeld in de in artikel 13, lid 1, punt ii), bedoelde certificaten onder de rubriek „Aanvullende verklaring”;

of

c)  de planten zijn geteeld in een plaats van productie die is geregistreerd door en onder toezicht staat van de nationale plantenziektekundige dienst van het land van oorsprong,

en

waar de planten op een terrein staan dat volledig fysiek beschermd is tegen het binnenbrengen van Trioza erytreae Del Guercio,

en

waar gedurende de laatste volledige vegetatiecyclus vóór het in het verkeer brengen op daartoe geschikte tijdstippen twee officiële controles zijn uitgevoerd waarbij op dat terrein en in het omliggende gebied met een breedte van minstens 200 m geen tekenen van Trioza erytreae Del Guercio zijn waargenomen.

▼M27

18.3.

Planten van Aegle Corrêa, Aeglopsis Swingle, Afraegle Engl., Amyris P. Browne, Atalantia Corrêa, Balsamocitrus Stapf, Choisya Kunth, Citropsis Swingle & Kellerman, Clausena Burm. f., Eremocitrus Swingle, Esenbeckia Kunth., Glycosmis Corrêa, Limonia L., Merrillia Swingle, Microcitrus Swingle, Murraya J. Koenig ex L., Naringi Adans., Pamburus Swingle, Severinia Ten., Swinglea Merr., Tetradium Lour., Toddalia Juss., Triphasia Lour., Vepris Comm., Zanthoxylum L., met uitzondering van vruchten en zaden, van oorsprong uit derde landen

Onverminderd de bepalingen die gelden voor de in bijlage IV, deel A, rubriek I, punten 18.1 en 18.2, vermelde planten, een officiële verklaring dat:

a)  de planten van oorsprong zijn uit een land waarvan bekend is dat Diaphorina citri Kuway er niet voorkomt,

of

b)  de planten van oorsprong zijn uit een gebied dat door de nationale plantenziektekundige dienst overeenkomstig de desbetreffende internationale normen voor fytosanitaire maatregelen vrij is bevonden van Diaphorina citri Kuway en dat is vermeld op de in artikel 13, lid 1, punt ii), van deze richtlijn bedoelde certificaten onder de rubriek „Aanvullende verklaring”.

▼M31

18.4.

Planten van Microcitrus Swingle, Naringi Adans. en Swinglea Merr., met uitzondering van vruchten en zaden, van oorsprong uit derde landen

Onverminderd de bepalingen die gelden voor de in bijlage IV, deel A, rubriek I, punten 18.1, 18.2 en 18.3, bedoelde planten, een officiële verklaring dat de planten:

a)  van oorsprong zijn uit een land dat overeenkomstig de desbetreffende internationale normen voor fytosanitaire maatregelen als vrij van Xanthomonas citri pv. citri en Xanthomonas citri pv. aurantifolii is erkend, op voorwaarde dat deze ziektevrije status door de nationale plantenziektekundige dienst van het betrokken derde land schriftelijk aan de Commissie is meegedeeld;

of

b)  van oorsprong zijn uit een gebied dat overeenkomstig de desbetreffende internationale normen voor fytosanitaire maatregelen door de nationale plantenziektekundige dienst van het land van oorsprong vrij is bevonden van Xanthomonas citri pv. citri en Xanthomonas citri pv. aurantifolii, en dat in de in artikel 13, lid 1, punt ii), bedoelde certificaten onder de rubriek „Aanvullende verklaring” is vermeld, op voorwaarde dat deze ziektevrije status door de nationale plantenziektekundige dienst van het betrokken derde land schriftelijk aan de Commissie is meegedeeld.

▼B

19.1

Planten van Crataegus L. bestemd voor opplant, met uitzondering van zaden, van oorsprong uit landen waar, naar bekend is, Phyllosticta solitaria Ell. et Ev. voorkomt

Onverminderd de bepalingen die gelden voor de in bijlage III, deel A, punt 9, en in de punten 15 en 17 van de onderhavige rubriek bedoelde planten, een officiële verklaring dat sedert het begin van de laatste volledige vegetatiecyclus op de planten op de plaats van productie geen symptomen van Phyllosticta solitaria Ell. et Ev. zijn waargenomen

19.2.

Planten van Cydonia Mill., Fragaria L., Malus Mill., Prunus L., Pyrus L., Ribes L., Rubus L. en bestemd voor opplant, met uitzondering van zaden, van oorsprong uit landen waar, naar bekend is, de voor deze planten schadelijke organismen op de betrokken geslachten voorkomen

Het betreft:

— op Fragaria L.:

— 

— Phytophtora fragariae Hickman var. fragariae

— Arabis mosaic virus

— Raspberry ringspot virus

— Strawberry crinkle virus

— Strawberry latent ringspot virus

— Strawberry mild yellow edge virus

— Tomato black ring virus

— Xanthomonas fragariae Kennedy et King

— op Malus Mill.:

— 

— Phyllosticta solitaria Ell. et Ev.

— op Prunus L.:

— 

— Apricot chlorotic leafroll mycoplasm

—  ►M31  Xanthomonas arboricola pv. pruni (Smith) Vauterin et al.  ◄

— op Prunus persica (L.) Batsch:

— 

— Pseudomonas syringae pv. persicae (Prunier et al.) Young et al.

— op Pyrus L.:

— 

— Phyllosticta solitaria Ell. et Ev.

— op Rubus L.:

— 

— Arabis mosaic virus

— Raspberry ringspot virus

— Strawberry latent ringspot virus

— Tomato black ring virus

— op alle soorten:

— 

niet-Europese virussen en virusachtige organismen

Onverminderd de bepalingen die gelden voor de in bijlage III, deel A, punten 9 en 18, en de punten 15 en 17 van de onderhavige rubriek bedoelde planten, een officiële verklaring dat, in voorkomend geval, sedert het begin van de laatste volledige vegetatiecyclus op de planten op de plaats van productie geen symptomen van die schadelijke organismen zijn waargenomen

20.

Planten van Cydonia Mill. et Pyrus L., bestemd voor opplant, met uitzondering van zaden, van oorsprong uit landen waar, naar bekend is, Pear decline mycoplasmen voorkomt

Onverminderd de bepalingen die gelden voor de in bijlage III, deel A, punten 9 en 18, en de punten 15, 17 en 19.2 van de onderhavige rubriek bedoelde planten, een officiële verklaring dat de planten op de plaats van productie en in de onmiddellijke omgeving daarvan, die symptomen hebben vertoond waardoor wordt vermoed dat zij zijn besmet met Pear decline mycoplasm, gedurende de laaste drie volledige vegetatiecycli zijn uitgewied.

21.1

Planten van Fragaria L., bestemd voor opplant, met uitzondering van zaden, van oorsprong uit landen waar, naar bekend is, voor deze planten schadelijke organismen voorkomen

Het betreft:

— Strawberry latent „C” virus,

— Strawberry vein banding virus,

— Strawberry witches' broom mycoplasm

Onverminderd de bepalingen die gelden voor de in bijlage III, deel A, punt 18, en in punt 19.2 van de onderhavige rubriek bedoelde planten, een officiële verklaring dat:

a)  de planten, met uitzondering van zaailingen:

— ofwel officieel zijn gecertificeert in het kader van een certificeringsregeling waarbij wordt geëist dat zij in rechte lijn voortkomen uit materiaal dat onder adequate omstandigheden in stand is gehouden en dat officieel is getoetst op tenminste de genoemde schadelijke organismen, waarbij adequate indicatoren of daaraan gelijkwaardige methoden zijn gebruikt, en bij die toetsing vrij zijn bevonden van deze schadelijke organismen

— ofwel in rechte lijn voortkomen uit materiaal dat onder adequate omstandigheden in stand is gehouden en dat gedurende de laatste drie volledige vegetatiecycli tenminste eenmaal officieel is getoetst op tenminste de genoemde schadelijke organismen, waarbij adequate indicatoren of daaraan gelijkwaardige methoden zijn gebruikt, en bij die toetsing vrij zijn bevonden van deze schadelijke organismen

b)  sedert het begin van de laatste volledige vegetatiecyclus op de planten op de plaats van productie of op vatbare planten in de onmiddellijke omgeving daarvan, geen symptomen van de genoemde schadelijke organismen zijn waargenomen

21.2

Planten van Fragaria L., bestemd voor opplant, met uitzondering van zaden, van oorsprong uit landen waar, naar bekend is, Aphelenchoides besseyi Christie voorkomt

Onverminderd de bepalingen die gelden voor de in bijlage III, deel A, punt 18, en in de punten 19.2 en 21.1 van de onderhavige rubriek bedoelde planten, een officiële verklaring dat:

a)  ofwel de sedert het begin van de laatste volledige vegetatiecyclus op planten op de plaats van productie geen symptomen van Aphelenchoides besseyi Christie zijn waargenomen

b)  ofwel, wat betreft planten in weefselcultuur, de plantenvrkregen verkregen zijn van planten die voldoen aan de onder a) genoemde eisen of door middel van adequate nematologische methoden officieel zijn getoetst en vrij zijn bevonden van Aphelenchoides besseyi Christie

21.3

Planten van Fragaria L., bestemd voor opplant, met uitzondering van zaden

Onverminderd de bepalingen die gelden voor de in bijlage III, deel A, punt 18, en in de punten 19.2, 21.1 en 21.2 van de onderhavige rubriek bedoelde planten, een officiële verklaring dat de planten van oorsprong zijn uit een gebied dat bekend staat als zijnde vrij van Anthonomus signatus Say en Anthonomus bisignifer (Schenkling)

22.1

Planten van Malus Mill., bestemd voor opplant, met uitzondering van zaden, van oorsprong uit landen waar, naar bekend is, de voor deze planten schadelijke organismen voorkomen op Malus Mill.

Onverminderd de bepalingen die gelden voor de in bijlage III, deel A, punten 9 en 18, bijlage III, deel B, punt 1, en de punten 15, 17 en 19.2 van de onderhavige rubriek bedoelde planten, een officiële verklaring dat:

Het betreft:

— Cherry rasp leaf virus (Amerikaans)

— Tomato ringspot virus

a)  de planten:

— ofwel officieel zijnbecertificeerd gecertificeerd in het kader van een certificeringsregeling waarbij wordt geëist dat zij in rechte lijn voortkomen uit materiaal dat onder adequate omstandigheden in stand is gehouden en dat officieel is getoetst op tenminste de genoemde schadelijke organismen waarbij adequate indicatoren of daaraan gelijkwaardige methoden zijn gebruikt, en bij die toetsing vrij zijn bevonden van deze schadelijke organismen

— ofwel in rechte lijn voortkomen uit materiaal dat onder adequate omstandigheden in stand is gehouden en dat gedurende de laatste drie volledige vegatatiecycli tenminste eenmaal officieel is getoetst op tenminste de genoemde schadelijke organismen, waarbij adequate indicatoren of daaraan gelijkwaardige methoden zijn gebruikt, en bij die toetsing vrij zijn bevonden van deze schadelijke organismen

b)  sedert het begin van de laatste drie volledige vegetatiecycli op de planten op de plaats van productie of op vatbare planten in de onmiddellijke omgeving daarvan, geen symptomen van de genoemde schadelijke organismen zijn waargenomen

22.2

Planten van Malus Mill., bestemd voor opplant, met uitzondering van zaderi zaden, van oorsprong uit landen waar, naar bekend is, Apple proliferation mycoplasm voorkomt

Onverminderd de bepalingen die gelden voor de in bijlage III, deel A, punten 9 en 18, bijlage III, deel B, punt 1, en in de punten 15, 17, 19.2 en 22.1 van de onderhavige rubriek bedoelde planten, een officiële verklaring dat:

a)  de planten van oorsprong zijn uit gebieden die bekend staan als zijnde vrij van Apple proliferation mycoplasm, of

b)  

aa)  de planten, met uitzondering van zaailingen:

— ofwel officieel zijn gecertificeerd in het kader van een certificeringsregeling waarbij wordt geëist dat zij in rechte lijn voortkomen uit materiaal dat onder adequate omstandigheden in stand is gehouden en dat officieel is getoetst op tenminste Apple proliferation mycoplasm, waarbij adequate indicatoren of daaraan belijkwaardige gelijkwaardige methoden zijn gebruikt, en bij die toetsing vrij zijn bevonden van dat schadelijke organisme

— ofwel in rechte lijn voortkomen uit materiaal dat onder adequate omstandigheden in stand is gehouden en dat gedurende de laatste drie volledige vegtatiecycli tenminste eenmaal officieel is getoetst op tenminste Apple proliferation mycoplasm, waarbij adequate indicatoren of daaraan gelijkwaardige methoden zijn gebruikt, en bij die toetsing vrij zijn bevonden van dat schadelijke organisme

bb)  sedert het begin van de laatste drie volledige vegetatiecycli op de planten op de plaats van productie of op vatbare planten in de onmiddellijke omgeving daarvan, geen symptomen van door Apple proliferation mycoplasm veroorzaakte ziekten zijn waargenomen

23.1

Planten van de volgende soorten van Prunus L., bestemd voor opplant, met uitzondering van zaden, van oorsprong uit landen waar, naar bekend is, Plum pox virus voorkomt:

— Prunus amygdalus Batsch

— Prunus armeniaca L.

— Prunus blireiana Andre

— Prunus brigantina Vill.

— Prunus cerasifera Ehrh.

— Prunus cistena Hansen

— Prunus curdica Fenzl et Fritsch.

— Prunus domestica ssp. domestica L.

— Prunus domestica ssp. insititia (L.) C.K. Schneid.

— Prunus domestica ssp. italica (Borkh.) Hegi.

— Prunus glandulosa Thunb.

— Prunus holosericea Batal.

— Prunus hortulana Bailey

— Prunus japonica Thunb.

— Prunus mandshurica (Maxim.) Koehne

— Prunus maritima Marsh.

— Prunus mume Sieb et Zucc.

— Prunus nigra Ait.

— Prunus persica (L.) Batsch

— Prunus salicina L.

— Prunus sibirica L.

— Prunus simonii Carr.

— Prunus spinosa L.

— Prunus tomentosa Thunb.

— Prunus triloba Lindl.

— andere voor het Plum pox virus vatbare soorten van Prunus L.

Onverminderd de bepalingen die gelden voor de in bijlage III, deel A, punten 9 en 18, en in de punten 15 en 19.2 van de onderhavige rubriek bedoelde planten, een officiële verklaring dat:

a)  de planten, met uitzondering van zaailingen:

— ofwel officieel zijn gecertificeerd in het kader van een certificeringsregeling, waarbij wordt geëist dat zij in rechte lijn voortkomen uit materiaal dat onder adequate omstandigheden in stand is gehouden en dat officieel is getoetst op tenminste Plump ox virus, waarbij adequate indicatoren of daaraan gelijkwaardige methoden zijn gebruikt, en bij die toetsing vrij zijn bevonden van dat schadelijke organisme

— ofwel in rechte lijn voortkomen uit materiaal dat onder adequate omstandigheden in stand is gehouden en dat gedurende de laatste drie volledige vegetatiecycli tenminste eenmaal officieel is getoetst op tenminste Plum pox virus, waarbij adequate indicatoren of daaraan gelijkwaardige methoden zijn gebruikt, en bij die toetsing vrij zijn bevonden van dat schadelijke organisme

b)  sedert het begin van de laatste drie volledige vegetatiecycli op de planten op de plaats van productie of op vatbare planten in de onmiddellijke omgeving daarvan, geen ziektesymptomen van Plum pox virus zijn waargenomen

c)  de planten op de plaats van productie, die ziektesymptomen van andere virussen of virusachtige pathogenen hebben vertoond, zijn uitgewied

23.2

Planten van Prunus L., bestemd voor opplant:

a)  van oorsprong uit landen waar, naar bekend is, de onderstaande schadelijke organismen geëist dat zij in rechte lijn voorkomen op Prunus L.

b)  met uitzondering van zaden, van oorsprong uit landen waar, naar bekend is, de onderstaande schadelijke organismen voorkomen

c)  met uitzondering van zaden, van oorsprong uit niet-Europese landen waar, naar bekend is, de onderstaande schadelijke organismen voorkomen

Het betreft:

— in geval a):

— 

— Tomato ringspot virus

— in geval b):

— 

— Cherry rasp leaf virus (Amerikaans)

— Peach mosaic virus (Amerikaans)

— Peach phony rickettsia

— Peach rosette mycoplasm

— Peach yellows mycoplasm

— Plum line pattern virus (Amerikaans)

— Peach X-disease mycoplasm

— in geval c):

— 

— Little cherry pathogen

Onverminderd de bepalingen die gelden voor de in bijlage III, deel A, punten 9 en 18, en de punten 15, 19.2 en 23.1 van de onderhavige rubriek bedoelde planten, een van oorsprong uit landen waar, naar officiële verklaring dat, in voorkomend geval:

a)  de planten:

— ofwel officieel zijn gecertificeerd in het kader van een certificeringsregeling, waarbij wordt geëist dat zij in rechte lijn voorkomen uit materiaal dat onder adequate omstandigheden in stand is gehouden en dat officieel is getoetst op tenminste de genoemde schadelijke organismen, waarbij adequate indicatoren of daaraan gelijkwaardige methoden zijn gebruikt, en bij de toetsing vrij zijn bevonden van die schadelijke organismen

— ofwel in rechte lijn voortkomen uit materiaal dat onder adequate omstandigheden in stand is gehouden en dat gedurende de laatste drie volledige vegetatiecycli tenminste éénmaal officieel is getoetst op tenminste de genoemde schadelijke organismen, waarbij adequate indicatoren of daaraan gelijkwaardige methoden zijn gebruikt, en bij die toetsing vrij zijn bevonden van die schadelijke organismen

b)  sedert het begin van de laatste drie volledige vegetatiecycli op de planten op de plaats van productie of op vatbare planten in de onmiddellijke omgeving daarvan, geen symptomen van door de genoemde schadelijke organismen veroorzaakte ziekten zijn waargenomen

24.

Planten van Rubus L., bestemd voor opplant:

a)  van oorsprong uit landen waar, naar bekend is, de onderstaande schadelijke organismen voorkomen op Rubus L.

b)  met uitzondering van zaden, van oorsprong uit landen waar, naar bekend is, de onderstande schadelijke organismen voorkomen

Het betreft:

— in geval a):

— 

— Tomato ringspot virus,

— Black raspberry latent virus,

— Cherry leafroll virus,

— Prunus necrotic ringspot virus,

— in geval b):

— 

— Raspberry leaf curl virus (Amerikaans)

— Cherry rasp leaf virus (Amerikaans).

Onverminderd de eisen die gelden voor de in punt 19.2 bedoelde planten:

a)  de planten moeten vrij zijn van aphididae (bladluizen), inclusief eieren daarvan

b)  een officiële verklaring dat:

aa)  de planten

— ofwel officieel zijn gecertificeerd in het kader van een certificeringsregeling waarbij wordt geëist dat zij in rechte lijn voortkomen uit materiaal dat onder adequate omstandigheden in stand is gehouden en dat officieel is getoetst op tenminste de genoemde schadelijke organismen, waarbij adequate indicatoren of daaraan gelijkwaardige methoden zijn gebruikt, en bij die toetsing vrij zijn bevonden van die schadelijke organismen

— ofwel in rechte lijn voortkomen uit materiaal dat onder adequate omstandigheden in stand is gehouden en dat gedurende de laatste drie volledige vegetatiecycli tenminste éénmaal officieel is getoetst op tenminste de genoemde schadelijke organismen, waarbij adequate indicatoren of daaraan gelijkwaardige methoden zijn gebruikt, en bij die toetsing vrij zijn bevonden van die schadelijke organismen

bb)  sedert het begin van de laatste drie volledige vegetatiecycli op de planten op de plaats van productie of op vatbare planten in de onmiddellijke omgeving daarvan, geen symptomen van door de genoemde schadelijke organismen veroorzaakte ziekten zijn waargenomen

25.1

Knollen van Solanum tuberosum L., van oorsprong uit landen waar, naar bekend is, Synchytrium endobioticum (Schilbersky) Percival voorkomt

Onverminderd de verbodsbepalingen die gelden voor de in bijlage III, deel A, punten 10, 11 en 12, bedoelde knollen, een officiële verklaring dat:

a)  de knollen van oorsprong zijn uit gebieden die bekend staan als zijnde vrij van Synchytrium endobioticum (Schilbersky) Percival (alle rassen behalve ras 1, het gewone Europese ras) en sedert het begin van een adequate periode geen symptomen van Synchytrium endobioticum (Schilbersky) Percival zijn waargenomen op de plaats van productie noch in de onmiddellijke omgeving daarvan, of

b)  in het land van oorsprong de hand is gehouden aan bepalingen die overeenkomstig ►M4  de procedure van artikel 18, lid 2 ◄ als gelijkwaardig zijn erkend aan de communautaire bepalingen inzake de bestrijding van Synchytrium endobioticum (Schilbersky) Percival

25.2

Knollen van Solanum tuberosum L.

Onverminderd de in bijlage III, deel A, punten 10, 11 en 12, en punt 25.1 van de onderhavige rubriek bedoelde bepalingen, een officiële verklaring dat:

a)  de knollen van oorsprong zijn uit landen die bekend staan als zijnde vrij van Clavibacter michiganensis ssp. sepedonicus (Spieckermann en Kotthoff) Davis et al., of

b)  in het land van oorsprong de hand is gehouden aan bepalingen die overeenkomstig ►M4  de procedure van artikel 18, lid 2 ◄ als gelijkwaardig zijn erkend aan de communautaire bepalingen inzake de bestrijding van Clavibacter michiganensis ssp. sepedonicus (Spieckermann en Kotthoff) Davis et al.

25.3

Knollen van Solanum tuberosum L., met uitzondering van nieuwe aardappelen, van oorsprong uit landen waar, naar bekend is, Potato spindle tuber viroid voorkomt

Onverminderd de bepalingen die gelden voor de in bijlage III, deel A, punten 10, 11 en 12, en de punten 25.1 en 25.2 van de onderhavige rubriek bedoelde knollen moet kieming onmogelijk zijn gemaakt

25.4

Knollen van Solanum tuberosum L., bestemd voor opplant

Onverminderd de bepalingen die gelden voor de in bijlage III, deel A, punten 10, 11 en 12, en de punten 25.1, 25.2 en 25.3 van de onderhavige rubriek bedoelde knollen, een officiële verklaring dat de knollen van oorsprong zijn van een veld dat bekend staat als zijnde vrij van Globodera rostochiensis (Wollenweber) Behrens en Globodera pallida (Stone) Behrens:

aa)  de knollen van oorsprong zijn uit gebieden die bekend staan als zijnde vrij van ►M27  Ralstonia solanacearum (Smith) Yabuuchi et al. ◄ , of

bb)  uit gebieden waarvan bekend is dat ►M27  Ralstonia solanacearum (Smith) Yabuuchi et al. ◄ voorkomt, maar de knollen van oorsprong zijn van een plaats van productie die vrij van ►M27  Ralstonia solanacearum (Smith) Yabuuchi et al. ◄ bevonden is, of geacht wordt ervan vrij te zijn omdat een, overeenkomstig de in ►M4  artikel 18, lid 2 ◄ bedoelde procedure vast te stellen, adequate behandeling voor de uitroeiing van ►M27  Ralstonia solanacearum (Smith) Yabuuchi et al. ◄ is toegepast en:

cc)  de knollen van oorsprong zijn uit gebieden waarvan bekend is dat Meloidogyne chitwoodi Golden et al. (alle populaties) en Meloidogyne fallax Karssen er niet voorkomen, of

dd)  in de gebieden waarvan bekend is dat Meloidogyne chitwoodi Golden et al. (alle populaties) en Meloidogyne fallax Karssen er voorkomen:

— de knollen afkomstig zijn van een productieplaats die bij een jaarlijks onderzoek op grond van een visuele controle, op daartoe geschikte tijdstippen, van gastheerplanten, alsmede een visuele controle, onmiddellijk na de oogst van de op die productieplaats geteelde aardappelen, van zowel hele als doorgesneden knollen, vrij is bevonden van Meloidogyne chitwoodi Golden et al. (alle populaties) en Meloidogyne fallax Karssen, of

— onmiddellijk na de oogst van de knollen een aselect monster is genomen dat door middel van een daartoe geschikte inductiemethode op symptomen is onderzocht dan wel in een laboratorium is getest, alsmede zowel hele als doorgesneden knollen visueel zijn gecontroleerd op daartoe geschikte tijdstippen maar in ieder geval op het ogenblik dat de colli of de containers, voordat zij in de handel worden gebracht, zijn gesloten overeenkomstig de in Richtlijn 66/403/EEG van de Raad van 14 juni 1966 betreffende het in de handel brengen van pootaardappelen (1) terzake vastgestelde voorschriften, en geen symptomen van Meloidogyne chitwoodi Golden et al. (alle populaties) en Meloidogyne fallax Karssen zijn waargenomen.

▼M21

25.4.1.

Knollen van Solanum tuberosum L., andere dan bestemd voor opplant

Onverminderd de bepalingen die gelden voor de in bijlage III, deel A, punt 12, en in de punten 25.1, 25.2 en 25.3 van de onderhavige rubriek vermelde knollen, een officiële verklaring dat de knollen van oorsprong zijn uit gebieden waarvan bekend is dat ►M27  Ralstonia solanacearum (Smith) Yabuuchi et al. ◄ er niet voorkomt.

25.4.2.

Knollen van Solanum tuberosum L.

Onverminderd de bepalingen die gelden voor de in bijlage III, deel A, punten 10, 11 en 12, en in de punten 25.1, 25.2, 25.3, 25.4 en 25.4.1 van de onderhavige rubriek vermelde knollen, een officiële verklaring dat de knollen:

a)  van oorsprong zijn uit een land waarvan bekend is dat Scrobipalpopsis solanivora Povolny er niet voorkomt, of

b)  van oorsprong zijn uit een gebied dat door de nationale plantenziektekundige dienst overeenkomstig de desbetreffende internationale normen voor fytosanitaire maatregelen vrij is bevonden van Scrobipalpopsis solanivora Povolny.

▼B

25.5

Planten van Solanaceae, bestemd voor opplant, met uitzondering van zaden, van oorsprong uit landen waar, naar bekend is, Potato stolbur mycoplasm voorkomt

Onverminderd de verbodsbepalingen die gelden voor de in bijlage III, deel A, punten 10, 11, 12 en 13, en de punten 25.1, 25.2, 25.3 en 25.4 van de onderhavige rubriek bedoelde knollen, een officiële verklaring dat sedert het begin van de laatste volledige vegetatiecyclus op de planten op de plaats van productie gen symptomen van Potato stolbur mycoplasm zijn waargenomen

25.6

Planten van Solanaceae, bestemd voor opplant, met uitzondering van knollen van Solanum tuberosum L. en zaden van ►M27  Solanum lycopersicum L. ◄ , van oorsprong uit landen waar naar bekend is, Potato spindle tuber viroid voorkomt

Onverminderd de bepalingen die gelden voor de in bijlage III, deel A, punten 11 en 13, en in punt 25.5 van de onderhavige rubriek deze bijlage bedoelde planten, een officiële verklaring dat, in voorkomend geval, sedert het begin van de laatste volledige vegetatiecyclus op de planten op de plaats van productie geen symptomen van Potato spindle tuber viroid zijn waargenomen

▼M27

25.7.

Planten van Capsicum annuum L., Solanum lycopersicum L., Musa L., Nicotiana L. en Solanum melongena L., bestemd voor opplant, met uitzondering van zaden, van oorsprong uit landen waarvan bekend is dat Ralstonia solanacearum (Smith) Yabuuchi et al. er voorkomt

Onverminderd de bepalingen die gelden voor de in bijlage III, deel A, punten 11 en 13, en in de punten 25.5 en 25.6 van de onderhavige rubriek vermelde planten, een officiële verklaring dat, in voorkomend geval:

a)  de planten van oorsprong zijn uit gebieden die bekend staan als zijnde vrij van Ralstonia solanacearum (Smith) Yabuuchi et al.,

of

b)  sedert het begin van de laatste volledige vegetatiecyclus op de planten op de plaats van productie geen symptomen van Ralstonia solanacearum (Smith) Yabuuchi et al. zijn waargenomen.

▼M31

25.7.1.

Planten van Solanum lycopersicum L. en Solanum melongena L., met uitzondering van vruchten en zaden

Onverminderd de bepalingen die gelden voor de in bijlage III, deel A, punt 13, en bijlage IV, deel A, rubriek I, punten 25.5, 25.6, 25.7, 28.1 en 45.3, bedoelde planten, een officiële verklaring dat de planten:

a)  van oorsprong zijn uit een land dat overeenkomstig de desbetreffende internationale normen voor fytosanitaire maatregelen als vrij van Keiferia lycopersicella (Walsingham) is erkend;

of

b)  van oorsprong zijn uit een gebied dat door de nationale plantenziektekundige dienst in het land van oorsprong overeenkomstig de desbetreffende internationale normen voor fytosanitaire maatregelen vrij is bevonden van Keiferia lycopersicella (Walsingham), en dat in de in artikel 13, lid 1, punt ii), bedoelde certificaten onder de rubriek „Aanvullende verklaring” is vermeld.

25.7.2.

Vruchten van Solanum lycopersicum L. en Solanum melongena L.

Officiële verklaring dat de vruchten:

a)  van oorsprong zijn uit een land dat overeenkomstig de desbetreffende internationale normen voor fytosanitaire maatregelen als vrij van Keiferia lycopersicella (Walsingham) is erkend;

of

b)  van oorsprong zijn uit een gebied dat door de nationale plantenziektekundige dienst in het land van oorsprong overeenkomstig de desbetreffende internationale normen voor fytosanitaire maatregelen vrij is bevonden van Keiferia lycopersicella (Walsingham), en dat in de in artikel 13, lid 1, punt ii), bedoelde certificaten onder de rubriek „Aanvullende verklaring” is vermeld;

of

c)  van oorsprong zijn uit een plaats van productie die door de nationale plantenziektekundige dienst in het land van oorsprong op basis van officiële controles en onderzoeken die in de laatste drie maanden vóór de uitvoer zijn verricht, vrij is bevonden van Keiferia lycopersicella (Walsingham), en die in de in artikel 13, lid 1, punt ii), bedoelde certificaten onder de rubriek „Aanvullende verklaring” is vermeld.

▼M21 —————

▼B

26.

Planten van Humulus lupulus L. bestemd voor opplant, met uitzondering van zaden

Officiële verklaring dat sedert het begin van de laatste volledige vegetatiecyclus op hopplanten op de plaats van productie geen symptomen van Verticillium albo-atrum Reinke en Berthold en Verticillum dahliae Klebahn zijn waargenomen

▼M27

27.1.

Planten van Dendranthema (DC.) Des Moul., Dianthus L. en Pelargonium l'Hérit. ex Ait, bestemd voor opplant, met uitzondering van zaden

Officiële verklaring dat:

aa)  de planten van oorsprong zijn uit een gebied dat door de nationale plantenziektekundige dienst overeenkomstig de desbetreffende internationale normen voor fytosanitaire maatregelen vrij is bevonden van Helicoverpa armigera (Hübner) en Spodoptera littoralis (Boisd.),

of

a)  sedert de laatste volledige vegetatiecyclus op de plaats van productie geen tekenen van Helicoverpa armigera (Hübner) of Spodoptera littoralis (Boisd.) zijn waargenomen,

of

b)  de planten adequaat zijn behandeld om ze tegen vorengenoemde organismen te beschermen.

27.2.

Planten van Dendranthema (DC.) Des Moul, Dianthus L. en Pelargonium l'Hérit. ex Ait., met uitzondering van zaden

Onverminderd de eisen die gelden voor de in bijlage IV, deel A, rubriek I, punt 27.1, vermelde planten, een officiële verklaring dat:

aa)  de planten van oorsprong zijn uit een gebied dat door de nationale plantenziektekundige dienst overeenkomstig de desbetreffende internationale normen voor fytosanitaire maatregelen vrij is bevonden van Spodoptera eridania (Cramer), Spodoptera frugiperda Smith en Spodoptera litura (Fabricius),

of

a)  sedert het begin van de laatste volledige vegetatiecyclus op de plaats van productie geen tekenen van Spodoptera eridania (Cramer), Spodoptera frugiperda Smith, of Spodoptera litura (Fabricius) zijn waargenomen, of

of

b)  de planten adequaat zijn behandeld om ze tegen vorengenoemde organismen te beschermen.

▼B

28.

Planten van Dendranthema (DC.) Des Moul., bestemd voor opplant, met uitzondering van zaden

Onverminderd de eisen die gelden voor de in de punten 27.1 en 27.2 bedoelde planten, een officiële verklaring dat:

a)  de planten ten hoogste van de derde generatie zijn en voortkomen uit materiaal dat bij virologische tests vrij is bevonden van Chrysanthemum stunt viroid, of in rechte lijn voortkomen uit materiaal waarvan een representatief monster van tenminste 10 % bij een officiële controle tijdens de bloeitijd vrij is bevonden van Chrysanthemum stunt viroid

b)  de planten of stekken:

— afkomstig zijn van bedrijven die in de laatste drie maanden vóór het verzenden tenminste éénmaal per maand officieel zijn gecontroleerd en op deze bedrijven in deze periode geen symptomen van Puccinia horiana Hennings zijn waargenomen en in de onmiddellijke omgeving waarvan, voor zover bekend, geen symptomen van Puccinia horiana Hennings zijn opgetreden in de laatste drie maanden vóór de uitvoer, of

— adequaat zijn behandeld tegen Puccinia horiana Hennings

c)  bij stekken zonder wortels geen symptomen van Didymella ligulicola (Baker, Dimock et Davis) v. Arx zijn waargenomen op de stekken of planten waarvan de stekken afkomstig zijn, of dat, bij stekken met wortels, geen symptomen van Didymella ligulicola (Baker, Dimock et Davis) v. Arx zijn waargenomen op de stekken of op het kweekbed

▼M21

28.1.

Voor opplant bestemde planten van Dendranthema (DC.) Des Moul. en ►M27  Solanum lycopersicum L. ◄ , met uitzondering van zaden

Onverminderd de eisen die gelden voor de in bijlage III, deel A, punt 13, en in de punten 25.5, 25.6, 25.7, 27.1, 27.2 en 28 van de onderhavige rubriek vermelde planten, een officiële verklaring dat de planten:

a)  permanent zijn geteeld in een land dat vrij is van het chrysantenstengelnecrosevirus, of

b)  permanent zijn geteeld in een gebied dat door de nationale plantenziektekundige dienst van het land van uitvoer overeenkomstig de desbetreffende internationale normen voor fytosanitaire maatregelen vrij is bevonden van het chrysantenstengelnecrosevirus, of

c)  permanent zijn geteeld op een plaats van productie die vrij is bevonden van het chrysantenstengelnecrosevirus en die in dat verband aan officiële controles en, waar nodig, tests wordt onderworpen.

▼B

29.

Planten van Dianthus L., bestemd voor opplant, met uitzondering van zaden

Onverminderd de eisen die gelden voor de in de punten 27.1 en 27.2 bedoelde planten, een officiële verklaring dat:

— de planten voortkomen uit moederplanten die bij tenminste éénmaal in de voorgaande twee jaar uitgevoerde officieel erkende tests vrij zijn bevonden van Erwinia chrysanthemi pv. dianthicola (Hellmers) Dickey, Pseudomonas caryophylli (Burkholder) Starr et Burkholder en Phialophora cinerescens (Wollenw.) Van Beyma

— op de planten geen symptomen van bovengenoemde schadelijke organismen zijn waargenomen

30.

Bollen van Tulipa L. en Narcissus L., met uitzondering van die waarvan uit de verpakking of op enige andere wijze blijkt dat zij bestemd zijn voor directe verkoop aan eindverbruikers die zich niet beroepshalve bezighouden met de productie van snijbloemen

Officiële verklaring dat sedert het begin van de laatste volledige vegetatiecyclus op de planten geen symptomen van Ditylenchus dipsaci (Kühn) Filipjev zijn waargenomen

31.

Planten van Pelargonium l'Hérit. ex Ait., bestemd voor opplant, met uitzondering van zaden, van oorsprong uit landen waar, naar bekend is, Tomato ringspot virus voorkomt:

Onverminderd de eisen die gelden voor de in de punten 27.1 en 27.2 bedoelde planten,

 

a) waar Xiphinema americanum Cobb sensu lato (niet-Europese populaties) of andere vectoren van Tomato ringspot virus voor zover bekend niet voorkomen

Een officiële verklaring dat de planten:

a)  rechtstreeks afkomstig zijn uit productieplaatsen die bekend staan als zijnde vrij van Tomato ringspot virus, of

b)  ten hoogste van de vierde generatie zijn en voortkomen uit moederplanten die bij officieel erkende virologische tests vrij zijn bevonden van Tomato ringspot virus

 

b) waar, naar bekend is, Xiphinema americanum Cobb sensu lato (niet-Europese populaties) of andere vectoren van Tomato ringspot virus voor zover bekend voorkomen

Een officiële verklaring dat de planten:

a)  rechtstreeks afkomstig zijn van productieplaatsen waarvan de grond of de planten bekend staan als zijnde vrij van Tomato ringspot virus, of

b)  ten hoogste van de tweede generatie zijn en voortkomen uit moederplanten die bij officieel erkende virologische tests vrij zijn bevonden van Tomato ringspot virus

▼M3

►M25  32.1 ◄

►M25

 

Planten van kruidachtige soorten, bestemd voor opplant, met uitzondering van:

— bollen,

— stengelknollen,

— planten van de familie Gramineae,

— wortelstokken,

— zaden,

— knollen,

van oorsprong uit derde landen, waar, voor zover bekend is, Liriomyza sativae (Blanchard) en Amauromyza maculosa (Malloch) voorkomen

 ◄

Onverminderd de eisen die gelden voor de planten in bijlage IV, deel A, rubriek I, punten 27.1, 27.2, 28 en 29, in voorkomend geval, een officiële verklaring dat de planten in kwekerijen zijn verkregen en:
a)  van oorsprong zijn uit een gebied dat in het land van uitvoer door de officiële organisatie ter bescherming van planten van dat land overeenkomstig de desbetreffende internationale normen voor fytosanitaire maatregelen vrij is bevonden van Liriomyza sativae (Blanchard) en Amauromyza maculosa (Malloch), en dat vermeld is op de in artikel 7 of 8 van deze richtlijn bedoelde certificaten onder de rubriek „Aanvullende aangifte”
of
b)  van oorsprong zijn uit een plaats van productie die door de nationale officiële organisatie ter bescherming van planten van dat land overeenkomstig de desbetreffende internationale normen voor fytosanitaire maatregelen vrij is bevonden van Liriomyza sativae (Blanchard) en Amauromyza maculosa (Malloch), en die vermeld is op de in artikel 7 of 8 van deze richtlijn bedoelde certificaten onder de rubriek „Aanvullende aangifte”, en bij officiële controles die in de laatste drie maanden vóór de uitvoer ten minste eens in de maand zijn verricht, vrij is verklaard van Liriomyza sativae (Blanchard) en Amauromyza maculosa (Malloch)
of
c)  vlak voor de uitvoer adequaat zijn behandeld tegen Liriomyza sativae (Blanchard) en Amauromyza maculosa (Malloch) en officieel zijn gecontroleerd en vrij zijn bevonden van Liriomyza sativae (Blanchard) en Amauromyza maculosa (Malloch). Nadere gegevens over de behandeling moeten worden vermeld op de in artikel 7 of 8 van deze richtlijn bedoelde certificaten
of
d)  van oorsprong zijn van teeltmateriaal (explantaat) dat vrij is van Liriomyza sativae (Blanchard) en Amauromyza maculosa (Malloch); in vitro in een steriel medium zijn gekweekt, onder steriele omstandigheden die de mogelijkheid van besmetting met Liriomyza sativae (Blanchard) en Amauromyza maculosa (Malloch) uitsluiten; en onder steriele omstandigheden in doorzichtige containers zijn vervoerd.  ◄

32.2

Snijbloemen van Dendranthema (DC) Des. Moul., Dianthus L., Gypsophila L. en Solidago L., en bladgroenten van Apium graveolens L. en Ocimum L.

Officiële verklaring dat de snijbloemen en de bladgroenten:

— van oorsprong zijn uit een land dat vrij is van Liriomyza sativae (Blanchard) en Amauromyza maculosa (Malloch),

— of

— vlak vóór de uitvoer zijn gecontroleerd en vrij zijn bevonden van Liriomyza sativae (Blanchard) en Amauromyza maculosa (Malloch)

32.3

Planten van kruidachtige soorten, bestemd voor opplant, met uitzondering van:

— bollen,

— stengelknollen,

— planten van de familie Gramineae,

— wortelstokken,

— zaden,

— knollen,

van oorsprong uit derde landen

Onverminderd de eisen die gelden voor de planten in bijlage IV, deel A, rubriek I, punten 27.1, 27.2, 28, 29 en 32.1, een officiële verklaring dat:
a)  de planten van oorsprong zijn uit een gebied dat bekend staat als zijnde vrij van Liriomyza huidobrensis (Blanchard) en Liriomyza trifolii (Burgess)
of
b)  op de plaats van productie bij officiële controles die in de laatste drie maanden vóór de oogst ten minste eens in de maand zijn verricht, geen tekenen zijn waargenomen die wijzen op aanwezigheid van Liriomyza huidobrensis (Blanchard) en Liriomyza trifolii (Burgess)
of
c)  de planten vlak vóór de uitvoer zijn gecontroleerd en vrij zijn bevonden van Liriomyza huidobrensis (Blanchard) en Liriomyza trifolii (Burgess) en adequaat behandeld zijn tegen Liriomyza huidobrensis (Blanchard) en Liriomyza trifolii (Burgess)
of
d)  de planten van oorsprong zijn uit teeltmateriaal (explantaat) dat vrij is van Liriomyza huidobrensis (Blanchard) en Liriomyza trifolii (Burgess); in vitro zijn geteeld in een steriel medium, onder steriele omstandigheden die de mogelijkheid van besmetting met Liriomyza huidobrensis (Blanchard) en Liriomyza trifolii (Burgess) uitsluiten; en onder steriele omstandigheden in doorzichtige containers zijn vervoerd.  ◄

▼M27

33.

Bewortelde planten, opgeplant of bestemd voor opplant, geteeld in de koude grond

Officiële verklaring dat:

a)  de plaats van productie bekend staat als zijnde vrij van Clavibacter michiganensis ssp. sepedonicus (Spieckermann et Kotthoff) Davis et al. en Synchytrium endobioticum (Schilbersky) Percival,

en

b)  de planten van oorsprong zijn van een perceel dat bekend staat als zijnde vrij van Globodera pallida (Stone) Behrens en Globodera rostochiensis (Wollenweber) Behrens.

▼B

34.

►M3

 

Aan planten aanhangende of daarbij gevoegde grond en groeimedium, geheel of gedeeltelijk bestaande uit grond of vaste organische stoffen zoals plantendelen, humus met turf of schors, of vaste anorganische stof bestemd om de levenskracht van de planten te handhaven, van oorsprong uit:

—  ►M7  Cyprus, Malta,  ◄ Turkije,

— Wit-Rusland, ►A1   Estland, ◄ Georgië, ►A1  Letland, Litouwen,  ◄ Moldavië, Rusland, Oekraïne,

— andere niet-Europese landen dan Algerije, Egypte, Israël, Libië, Marokko, Tunesië

 ◄

Officiële verklaring dat:

a)  het groeimedium op het tijdstip van het planten:

— ofwel vrij was van grond of organische bestanddelen

— ofwel vrij was van insecten en schadelijke nematoden, en op adequate wijze was onderzocht of met warmte behandeld of gefumigeerd zodat het vrij was van andere schadelijke organismen

— ofwel een adequate warmtebehandeling of fumigatie had ondergaan zodat het vrij was van schadelijke organismen en

b)  sedert het planten:

— ofwel passende maatregelen zijn genomen om te garanderen dat het groeimedium vrij is gebleven van schadelijke organismen

— ofwel de planten in de laatste twee weken vóór de verzending van het groeimedium zijn losgeschud, waarbij alleen nog een minimumhoeveelheid bleef aanhangen, nodig voor het behoud van de levenskracht tijdens het vervoer en, indien heraangeplant, het daartoe gebruikte groeimedium voldeed aan de onder a) gestelde eisen

35.1

Planten van Beta vulgaris L., bestemd voor opplant, met uitzondering van zaden

Officiële verklaring dat sedert het begin van de laatste volledige vegetatiecyclus op de plaats van productie geen symptomen van Beet curly top virus (niet-Europese isolaten) zijn waargenomen

35.2

Planten van Beta vulgaris L., bestemd voor opplant, met uitzondering van zaden, van oorsprong uit landen waar, naar bekend is, Beet leaf curl virus voorkomt

Onverminderd de eisen die gelden voor de in punt 35.1 bedoelde planten, een officiële verklaring dat:

a)  voor zover bekend, in het productiegebied geen Beet leaf curl virus voorkomt en

b)  sedert het begin van de laatste volledige vegetatiecyclus op de plaats van productie of in de onmiddellijke omgeving daarvan geen symptomen van Beet leaf curl virus zijn waargenomen

▼M3

36.1

Planten, bestemd voor opplant, met uitzondering van:

— bollen,

— stengelknollen,

— wortelstokken,

— zaden,

— knollen,

van oorsprong uit derde landen

Onverminderd de eisen die gelden voor de planten in bijlage IV, deel A, rubriek I, punten 27.1, 27.2, 28, 29, 31, 32.1 en 32.3, een officiële verklaring dat de planten in kwekerijen zijn verkregen en:
a)  van oorsprong zijn uit een gebied dat in het land van uitvoer door de officiële organisatie ter bescherming van planten van dat land overeenkomstig de desbetreffende internationale normen voor fytosanitaire maatregelen vrij is bevonden van Thrips palmi Karny, en dat vermeld is op de in artikel 7 of 8 van deze richtlijn bedoelde certificaten onder de rubriek „Aanvullende aangifte”
of
b)  van oorsprong zijn uit een plaats van productie die in het land van uitvoer door de officiële organisatie ter bescherming van planten van dat land overeenkomstig de desbetreffende internationale normen voor fytosanitaire maatregelen vrij is bevonden van Thrips palmi Karny, en die vermeld is op de in artikel 7 of 8 van deze richtlijn bedoelde certificaten onder de rubriek „Aanvullende aangifte”, en bij officiële controles die in de laatste drie maanden vóór de uitvoer ten minste eens in de maand zijn verricht, vrij is verklaard van Thrips palmi Karny
of
c)  vlak vóór de uitvoer adequaat zijn behandeld tegen Thrips palmi Karny en officieel zijn gecontroleerd en vrij zijn bevonden van Thrips palmi Karny. Nadere gegevens over de behandeling moeten worden vermeld op de in artikel 7 of 8 van deze richtlijn bedoelde certificaten
of
d)  van oorsprong zijn van teeltmateriaal (explantaat) dat vrij is van Thrips palmi Karny; in vitro in een steriel medium zijn geteeld, onder steriele omstandigheden die de mogelijkheid van besmetting met Thrips palmi Karny uitsluiten; en onder steriele omstandigheden in doorzichtige containers zijn vervoerd.;  ◄

36.2

Snijbloemen van Orchidaceae, fruit van Momordica L. en Solanum melongena L., van oorsprong uit derde landen

Officiële verklaring dat de snijbloemen en de vruchten:

— van oorsprong zijn uit een land dat vrij is van Thrips palmi Karny,

— of

— vlak vór de uitvoer zijn gecontroleerd en vrij zijn bevonden van Thrips palmi Karny

▼M27

36.3.

Vruchten van Capsicum L. van oorsprong uit Belize, Costa Rica, de Dominicaanse Republiek, El Salvador, Guatemala, Honduras, Jamaica, Mexico, Nicaragua, Panama, Puerto Rico, de Verenigde Staten en Frans Polynesië, waarvan bekend is dat Anthonomus eugenii er voorkomt

Officiële verklaring dat de vruchten:

a)  van oorsprong zijn uit een gebied dat door de nationale plantenziektekundige dienst overeenkomstig de desbetreffende internationale normen voor fytosanitaire maatregelen vrij is bevonden van Anthonomus eugenii Cano, en dat is vermeld op de in artikel 13, lid 1, punt ii), van deze richtlijn bedoelde certificaten onder de rubriek „Aanvullende verklaring”,

of

b)  van oorsprong zijn uit een plaats van productie die in het land van uitvoer door de nationale plantenziektekundige dienst overeenkomstig de desbetreffende internationale normen voor fytosanitaire maatregelen vrij is bevonden van Anthonomus eugenii Cano, en die vermeld is op de in artikel 13, lid 1, punt ii), van deze richtlijn bedoelde certificaten onder de rubriek „Aanvullende verklaring”, en bij officiële controles die op de plaats van productie en in de onmiddellijke nabijheid daarvan in de laatste twee maanden vóór de uitvoer ten minste eens in de maand zijn verricht, vrij is verklaard van Anthonomus eugenii Cano.

▼B

37.

Planten van Palmae bestemd voor opplant, met uitzondering van zaden, van oorsprong uit niet-Europese landen

Onverminderd de verbodsbepalingen die gelden voor de in bijlage III, deel A, punt 17, bedoelde planten, een officiële verklaring dat:

a)  de planten van oorsprong zijn uit een land dat bekend staat als zijnde vrij van Palm lethal yellowing mycoplasm en Cadang-Cadang viroid, en sedert het begin van de laatste volledige vegetatiecyclus op de plaats van productie of in de onmiddellijke omgeving daarvan geen symptomen daarvan zijn waargenomen, of

b)  sedert het begin van de laatste volledige vegetatiecyclus op de planten op de plaats van productie geen symptomen van Palm lethal yellowing mycoplasm en Cadang-Cadang viroid zijn waargenomen en de planten op de plaats van productie die symptomen hebben vertoond waardoor wordt vermoed dat zij met die organismen zijn besmet, op die plaats zijn uitgewied en de planten adequaat zijn behandeld tegen Myndus crudus Van Duzee

c)  wat betreft planten in weefselcultuur, de planten verkregen zijn van planten die voldoen aan de onder a) of b) genoemde eisen

▼M21

37.1.

Voor opplant bestemde planten van Palmae met een stamdiameter aan de voet van meer dan 5 cm en behorend tot de volgende genera: Brahea Mart., Butia Becc., Chamaerops L., Jubaea Kunth, Livistona R. Br., Phoenix L., Sabal Adans., Syagrus Mart., Trachycarpus H. Wendl., Trithrinax Mart., Washingtonia Raf.

Onverminderd de verbodsbepalingen die gelden voor de in bijlage III, deel A, punt 17, vermelde planten, en de eisen van punt 37 van de onderhavige rubriek, een officiële verklaring dat de planten:

a)  permanent zijn geteeld in een land waarvan bekend is dat Paysandisia archon (Burmeister) er niet voorkomt, of

b)  permanent zijn geteeld in een gebied dat door de nationale plantenziektekundige dienst overeenkomstig de desbetreffende internationale normen voor fytosanitaire maatregelen vrij is bevonden van Paysandisia archon (Burmeister), of

c)  gedurende een periode van ten minste twee jaar vóór de uitvoer zijn geteeld op een plaats van productie:

— die door de nationale plantenziektekundige dienst van het land van oorsprong wordt geregistreerd en gecontroleerd, en

— waar de planten op een terrein stonden dat volledig natuurlijk is beschermd tegen het binnenbrengen van Paysandisia archon (Burmeister) of waar passende preventieve behandelingen worden toegepast, en

— waar bij drie officiële controles per jaar die zijn uitgevoerd op passende tijdstippen, o.a. onmiddellijk vóór de uitvoer, geen symptomen van Paysandisia archon (Burmeister) zijn waargenomen.

▼M27 —————

▼B

38.2

Planten van Fuchsia L., bestemd voor opplant, met uitzondering van zaden, van oorsprong uit de Verenigde Staten van Amerika of uit Brazilië

Officiële verklaring dat op de plaats van productie geen symptomen van Aculops fuchsiae Keifer zijn waargenomen en dat de planten onmiddellijk vóór de uitvoer zijn gecontroleerd en daarbij vrij zijn bevonden van Aculops fuchsiae Keifer

39.

Bomen en struiken, bestemd voor opplant, meet uitzondering van zaden en van planten in weefselcultuur, van oorsprong uit andere derde landen dan Europese en mediterrane landen

Onverminderd de bepalingen die gelden voor de in bijlage III, deel A, punten 1, 2, 3, 9, 13, 15, 16, 17 en 18, bijlage III, deel B punt 1 en de punten 8.1, 8.2, 9, 10, 11.1, 11.2, 12, 13.1, 13.2, 14, 15, 17, 18, 19.1, 19.2, 20, 22.1, 22.2, 23.1, 23.2, 24, 25.5, 25.6, 26, 27.1, 27.2, 28, 29, 32.1, 32.2, 33, 34, 36.1, 36.2, 37, 38.1 en 38.2 van de onderhavige rubriek bedoelde planten, een officiële verklaring dat in voorkomend geval, de planten:

— schoon zijn (d.i. vrij zijn van plantenresten) en vrij zijn van bloemen en vruchten

— zijn geteeld in kwekerijen

— vóór uitvoer, op daarvoor geschikte tijdstippen, zijn gecontroleerd en vrij zijn bevonden van symptomen van schadelijke bacteriën, virussen en virusachtige organismen, alsmede ofwel vrij zijn bevonden van schadelijke nematoden, insekten, mijten en schimmels, ofwel adequaat zijn behandeld tegen dergelijke organismen

40.

Loofverliezende bomen en struiken, bestemd voor opplant, met uitzondering van zaden en planten in weefselcultuur, van oorsprong uit andere derde landen dan Europese en mediterrane landen

►M3  Onverminderd de voorschriften die gelden voor de in bijlage III, deel A, punten 2, 3, 9, 15, 16, 17 en 18, bijlage III, deel B, punt 1, en bijlage IV, deel A, rubriek I, punten 11.1, 11.2, 11.3, 12, 13.1, 13.2, 14, 15, 17, 18, 19.1, 19.2, 20, 22.1, 22.2, 23.1, 23.2, 24, 33, 36.1, 38.1, 38.2, 39 en 45.1 vermelde planten in voorkomend geval een officiële verklaring dat de planten in rusttoestand verkeren en bladerloos zijn ◄

41.

Eénjarige en tweejarige planten, andere dan Gramieae, bestemd voor opplant, met uitzondering van zaden, van oorsprong uit andere landen dan Europese en mediterrane landen

Onverminderd de bepalingen die gelden voor de in bijlage III, deel A, punten 11 en 13, en de punten 25.5, 25.6, 32.1, 32.2, 32.3, 33, 34, 35.1 en 35.2 van de onderhavige rubriek bedoelde planten, een officiële verklaring dat, in voorkomend geval, de planten:

— zijn geteeld in kwekerijen

— vrij zijn van plantenresten, bloemen en vruchten

— vóór uitvoer en op daarvoor geschikte tijdstippen zijn gecontroleerd en daarbij:

— 

— vrij zijn bevonden van symptomen van schadelijke bacteriën, virussen en virusachtige organismen

— ofwel vrij zijn bevonden van tekenen die duiden op de aanwezigheid van of symptomen van schadelijke nematoden, insekten, mijten en schimmels, ofwel adequaat zijn behandeld met het oog op de uitroeiing van dergelijke organismen

42.

Planten van overblijvende siergrassen (Gramineae) van de onderfamilies Bambusoideae en Panicoideae, en van de geslachten Buchloe, Bouteloua Lag., Calamagrostis, Cortaderia Stapf, Glyceria R. Br., Hakonechloa Mak. ex Honda, Hystrix, Molinia, Phalaris L., Shibataea, Spartina Schreb., Stipa L. en Uniola L. bestemd voor opplant, met uitzondering van zaden, van oorsprong uit andere landen dan Europese en mediterrane landen

Onverminderd de eisen die gelden voor de in de punten 33, 34 en 36 bedoelde planten, een officiële verklaring dat, in voorkomend geval, de planten:

— zijn geteeld in kwekerijen

— vrij zijn van plantenresten, bloemen en vruchten,

— vóór uitvoer op daarvoor geschikte tijdstippen zijn gecontroleerd, en daarbij:

— 

— vrij zijn bevonden van symptomen van schadelijke bacteriën, virussen en virusachtige organismen

— ofwel vrij zijn bevonden van tekenen die duiden op de aanwezigheid van of symptomen van schadelijke nematoden, insekten, mijten en schimmels, ofwel adequaat zijn behandeld met het oog op de uitoreiing van dergelijke organismen

43.

Op natuurlijke of kunstmatige wijze gekweekte miniatuurplanten bestemd voor opplant, met uitzondering van zaden, van oorsprong uit niet-Europese landen

Onverminderd de bepalingen die gelden voor de in bijlage III, deel A, punten 1, 2, 3, 9, 13, 15, 16, 17 en 18, bijlage III, deel B, punt 1, en den punten 8.1, 9, 10, 11.1, 11.2, 12, 13.1, 13.2, 14, 15, 17, 18, 19.1, 19.2, 20, 22.1, 22.2, 23.1, 23.2, 24, 25.5, 25.6, 26, 27.1, 27.2, 28, 32.1, 32.2, 33, 34, 36.1, 36.2, 37, 38.1, 38.2, 39, 40 en 42 van de onderhavige rubriek genoemde planten, naargelang van het geval, een officiële verklaring dat:

a)  de planten, met inbegrip van die welke rechtstreeks zijn verzameld in hun natuurlijke habitat, gedurende ten minste twee opeenvolgende jaren vóór de verzending ervan zijn opgeweekt, verzorgd en geleid in officieel erkende kwekerijen die onder officieel toezicht worden gecontroleerd;

b)  de planten in de onder a) bedoelde kwekerijen:

aa)  gedurende ten minste de onder a) bedoelde periode:

— zijn geteeld in potten die op plateaus zijn geplaatst die zich ten minste 50 cm boven de grond bevinden,

— adequate behandelingen hebben ondergaan om te garanderen dat zij vrij zijn van niet-Europese roestsoorten; het werkzame bestanddeel, de concentratie en de datum waarop deze behandelingen zijn toegepast, moeten worden vermeld in de rubriek „Bestrijdings- en/of onsmettingsbehandeling” van het in artikel 7 bedoelde fytosanitaire certificaat,

— ten minste zesmaal per jaar met adequate tussenpozen officieel zijn gecontroleerd op de aanwezigheid van de betrokken schadelijke organismen, namelijk die welke in de bijlagen zijn vermeld. Deze controles, die eveneens moeten worden uitgevoerd op planten in de onmiddellijke nabijheid van de onder a) bedoelde kwekerijen, omvatten ten minste een visueel onderzoek van iedere rij op het veld of in de kwekerij, en een visueel onderzoek van alle boven het groeimedium uitstekende plantendelen bij een aselect monster van ten minste 300 planten van een geslacht waarvan niet meer dan 3 000 planten worden geteeld, of 10 % van de planten wanneer van dat geslacht meer dan 3 000 planten worden geteeld,

— bij deze controles vrij zijn bevonden van de betrokken schadelijke organismen als bedoeld in bovenstaand streepje. Aangetaste planten moeten worden verwijderd. De resterende planten moeten voorzover nodig doeltreffend worden behandeld en bovendien voor een adequate periode worden verzorgd en gecontroleerd om zeker te zijn dat zij vrij zijn van dergelijke schadelijke organismen,

— zijn geteeld in hetzij een nog niet eerder gebruikt kunstmatig groeimedium of in een natuurlijk groeimedium, dat is gefumigeerd of dat een geschikte warmtebehandeling heeft ondergaan en bij de daaropvolgende controle vrij is bevonden van schadelijke organismen,

— zijn verzorgd onder voorwaarden die moeten garanderen dat het groeimedium vrij van schadelijke organismen is gebleven en binnen twee weken vóór de verzending:

— 

— van het originele groeimedium zijn losgeschud en in schoon water zijn gewassen, en met naakte wortels zijn bewaard, of

— van het originele groeimedium zijn losgeschud en in schoon water zijn gewassen, en opnieuw zijn uitgezet in een groeimedium dat voldoet aan de onder aa), vijfde streepje, vastgestelde eisen, of

— adequate behandelingen hebben ondergaan om te garanderen dat het groeimedium vrij is van schadelijke organismen: het werkzame bestanddeel, de concentratie en de datum waarop deze behandelingen zijn toegepast, moeten worden vermeld in de rubriek „Bestrijdings- en/of ontmettingsbehandeling” van het in artikel 7 bedoelde fytosanitaire certificaat;

bb)  zijn verpakt in gesloten laadkisten die officieel zijn vergezeld en waarop het registratienummer van de erkende kwekerij is aangebracht, dit nummer moet eveneens worden vermeld in de rubriek „Aanvullende verklaring” van het in artikel 7 bedoelde fytosanitaire certificaat zodat de zendingen kunnen worden geïdentificeerd;

44.

Meerjarige kruidachtige planten, bestemd voor opplant, met uitzondering van zaden, van de families Caryophyllaceae (met uitzondering van Dianthus L.), Compositae (met uitzondering van Dendranthema (DC.) Des Moul.), Cruciferae, Leguminosae en Rosaceae (met uitzondering van Fragaria L.), van oorsprong uit andere derde landen dan Europese en mediterrane

Onverminderd de eisen die gelden voor de in de punten 32.1, 32.2, 32.3, 33 en 34 van de onderhavige rubriek bedoelde planten, en officiële verklaring dat, in voorkomend geval, de planten:

— zijn geteeld in kwekerijen,

— zijn van plantenresten, bloemen en vruchten,

— vóór uitvoer op daarvoor geschikte tijdstippen zijn gekeurd en:

— 

— vrij zijn bevonden van symptomen van schadelijke bacteriën, virussen en virusachtige organismen,

— ofwel vrij zijn bevonden van tekenen die duiden op de aanwezigheid van of symptomen van schadelijke nematoden, insekten, mijten en schimmels, ofwel adequaat zijn behandeld met het oog op de uitroeiing van dergelijke organismen

▼M3

45.1

Planten van kruidachtige soorten en planten van Ficus L. en Hibiscus L., bestemd voor opplant, met uitzondering van bollen, stengelknollen, wortelstokken, zaden en knollen, van oorsprong uit niet-Europese landen

Onverminderd de eisen die gelden voor de planten in bijlage IV, deel A, rubriek I, punten 27.1, 27.2, 28, 29, 32.1, 32.3 en 36.1, een officiële verklaring dat de planten:
a)  van oorsprong zijn uit een gebied dat in het land van uitvoer door de officiële organisatie ter bescherming van planten van dat land overeenkomstig de desbetreffende internationale normen voor fytosanitaire maatregelen vrij is bevonden van Bemisia tabaci Genn. (niet-Europese populaties), en dat vermeld is op de in artikel 7 of 8 van deze richtlijn bedoelde certificaten onder de rubriek „Aanvullende aangifte”
of
b)  van oorsprong zijn uit een plaats van productie die in het land van uitvoer door de officiële organisatie ter bescherming van planten van dat land overeenkomstig de desbetreffende internationale normen voor fytosanitaire maatregelen vrij is bevonden van Bemisia tabaci Genn. (niet-Europese populaties), en die vermeld is op de in artikel 7 of 8 van deze richtlijn bedoelde certificaten onder de rubriek „Aanvullende aangifte”, en bij officiële controles die in de laatste negen weken vóór de uitvoer ten minste eens in de drie weken zijn verricht, vrij is verklaard van Bemisia tabaci Genn. (niet-Europese populaties)
of
c)  in gevallen waarin Bemisia tabaci Genn. (niet-Europese populaties) op de plaats van productie is aangetroffen, op deze plaats van productie gehouden of geteeld zijn en adequaat zijn behandeld om te garanderen dat ze vrij zijn van Bemisia tabaci Genn. (niet-Europese populaties) en deze plaats van productie bijgevolg, na passende maatregelen voor de uitroeiing van Bemisia tabaci Genn. (niet-Europese populaties), ook vrij is bevonden van Bemisia Tabaci Genn. (niet-Europese populaties), zowel bij officiële controles die gedurende de negen weken vóór de uitvoer wekelijks zijn verricht, als bij bewakingsprocedures gedurende heel die periode. Nadere gegevens over de behandeling moeten worden vermeld op de in artikel 7 of 8 van deze richtlijn bedoelde certificaten
of
d)  van oorsprong zijn van teeltmateriaal (explantaat) dat vrij is van Bemisia tabaci Genn. (niet-Europese populaties); in vitro zijn gekweekt in een steriel medium, onder steriele omstandigheden die de mogelijkheid van besmetting met Bemisia tabaci Genn. uitsluiten; (niet-Europese populaties); en onder steriele omstandigheden in doorzichtige containers zijn vervoerd.  ◄

45.2

Snijbloemen van Aster spp., Eryngium L., Gypsophila L., Hypericum L., Lisianthus L., Rosa L., Solidago L., Trachelium L. en bladgroenten van Ocimum L., van oorsprong uit niet-Europese landen

Officiële verklaring dat de snijbloemen en de bladgroenten:

— van oorsprong zijn uit een land dat vrij is van Bemisia tabaci Genn. (niet-Europese populaties),

— of

— vlak vóór de uitvoer zijn gecontroleerd en vrij zijn bevonden van Bemisia tabaci Genn. (niet-Europese populaties)

▼B

►M3  45.3 ◄

Planten van ►M27  Solanum lycopersicum L. ◄ bestemd voor opplant, met uitzondering van zaden, van oorsprong uit landen waarvan bekend is dat Tomato yellow leaf curl virus (TYLCV) er voorkomt

Onverminderd de eisen die gelden voor de in bijlage III, deel A, punt 13, en de punten 25.5, 25.6 et 25.7 van de onderhavige rubriek genoemde planten, naar gelang van het geval:

a) waarvan niet bekend is of Bemisia tabaci Genn. er voorkomt,

een officiële verklaring dat geen symptomen van TYLCV op de planten zijn waargenomen:

b) Waarvan bekend is dat Bemisia tabaci Genn. er voorkomt

een officiële verklaring dat:

a)  geen symptomen van TYLCV op de planten zijn waargenomen en:

aa)  de planten van oorsprong zijn uit gebieden die bekend staan als zijnde vrij van Bemisia tabaci Genn. of

bb)  de productieplaats bij officiële controles die gedurende de drie maanden die aan de uitvoer zijn voorafgegaan ten minste om de maand zijn verricht, vrij is bevonden van Bemisia tabaci Genn. of

b)  geen symptomen van TYLCV zijn waargenomen op de productieplaats en de productieplaats adequaat is behandeld en adequaat wordt gecontroleerd om ervoor te zorgen dat deze plaats vrij is van Bemisia tabaci Genn.

46.

Planten, bestemd voor opplant, met uitzondering van zaden, knollen, bollen en wortelstokken, van oorsprong uit landen waar, naar bekend is, de voor die planten schadelijke organismen voorkomen

Het betreft:

— Bean golden mosaic virus

— Cowpea mild mottle virus

— Lettuce infectious yellows virus

— Pepper mild tigré virus

— Squash leaf curl virus

— andere door Bemisia tabaci Genn. overgedragen virussen

Onverminderd de eisen die gelden voor de in bijlage III, deel A, punt 13, en de punten 25.5, 25.6, 32.1, 32.2, 32.3, 35.1, 35.2, 44, ►M22  45,  ◄ 45.1 ►M3  , 45.2 en 45.3 ◄ van de onderhavige rubriek bedoelde planten, invoorkomend geval:

a) waar voor zover bekend Bemisia tabaci Genn. (niet-Europese populaties) of andere vectoren van de genoemde schadelijke organismen niet voorkomen

officiële verklaring dat gedurende de volledige vegetatiecyclus van de planten op de planten geen symptomen van de betrokken schadelijke organismen zijn waargenomen,

b) waar, naar bekend is Bemisia tabaci Genn. (niet-Europese populaties) of andere vectoren van de genoemde schadelijke organismen voorkomen

officiële verklaring dat gedurende een adequate periode geen symptomen van de betrokken schadelijke organismen zijn waargenomen en:
a)  de planten van oorsprong zijn uit gebieden die bekend staan als zijnde vrij van Bemisia tabaci Genn. en andere vectoren van de betrokken schadelijke organismen, of
b)  de plaats van productie bij op daarvoor geschikte tijdstippen verrichte controles vrij is bevonden van Bemisia tabaci Genn. en andere vectoren van de betrokken schadelijke organismen, of
c)  de planten adequaat zijn behandeld met het oog op de uitroeiing van Bemisia tabaci Genn,
of
d)  de planten afkomstig zijn van teeltmateriaal (explantaat) dat vrij is van Bemisia tabaci Genn. (niet-Europese populaties) en geen symptomen vertoonde van de betrokken schadelijke organismen; in vitro zijn gekweekt in een steriel medium, onder steriele omstandigheden die de mogelijkheid van besmetting met Bemisia tabaci Genn. uitsluiten; (niet-Europese populaties); en onder steriele omstandigheden in doorzichtige containers zijn vervoerd.  ◄

47.

Zaden vam Helianthus annuus L.

Officiële verklaring dat:

a)  de zaden van oorsprong zijn uit gebieden die bekend staan als zijnde vrij van Plasmopara halstedii (Farlow) Berl. et de Toni of

b)  de zaden, andere dan zaden die zijn geproduceerd op rassen die resistent zijn tegen alle in het productiegebied aanwezige rassen van Plasmopara halstedii (Farlow) Berl. et de Toni adequaat zijn behandeld tegen Plasmopara halstedii (Farlow) Berl. et de Toni

48.

Zaden van ►M27  Solanum lycopersicum L. ◄

Officiële verklaring dat de zaden zijn verkregen via een geschikte zuurextractiemethode of een overeenkomstig ►M4  de procedure van artikel 18, lid 2 ◄ vastgestelde gelijkwaardige methode en:

a)  ofwel de zaden van oorsprong zijn uit gebieden waar, voor zover bekend, Clavibacter michiganensis ssp. michiganensis (Smith) Davis et al., Xanthomonas campestris pv. vesicatoria (Doidge) Dye en Potato spindle tuber viroid niet voorkomen

b)  ofwel gedurende hun volledige vegetatiecyclus op de planten op de plaats van productie geen ziektesymptomen van die schadelijke organismen zijn waargenomen

c)  ofwel de zaden op een representatief monster en via daartoe geschikte methoden op tenminste die schadelijke organismen officieel zijn getoetst en daarbij vrij zijn bevonden van die schadelijke organismen

49.1

Zaden van Medicago sativa L.

Officiële verklaring dat:
a)  sedert het begin van de laatste volledige vegetatiecyclus op de plaats van productie geen symptomen van Ditylenchus dipsaci (Kühn) Filipjev zijn waargenomen en dat bij laboratoriumproeven met een representatief monster geen Ditylenchus dipsaci (Kühn) Filipjev is vastgesteld, of
b)  vóór uitvoer fumigatie heeft plaatsgevonden,
of
c)  de zaden een adequate fysieke behandeling tegen Ditylenchus dipsaci (Kühn) Filipjev hebben ondergaan en bij laboratoriumproeven met een representatief monster vrij zijn bevonden van het bovenbedoelde schadelijke organisme.  ◄

49.2

Zaden van Medicago sativa L., van oorsprong uit landen waar, naar bekend is, Clavibacter michiganensis ssp. insidiosus Davis et al. voorkomt

Onverminderd de eisen die gelden voor de in punt 49.1 bedoelde planten, een officiële verklaring dat:

a)  Clavibacter michiganensis ssp. insidiosus Davis et al. voor zover bekend in de laatste tien jaar niet is voorgekomen op het bedrijf of in de onmiddellijke omgeving daarvan

b)  

— het gewas behort tot een ras dat als sterk resistent tegen Clavibacter michiganensis ssp. insidiosus Davis et al. is erkend, of

— het gewas zich op het tijdstip waarop het zaad werd geoogst, nog niet in de vierde volledige vegetatiecyclus na de inzaaiing bevond en dat voordien ten hoogste één keer zaad van het gewas is geoogst, of

— het gehalte aan inerte stoffen in het zaad, bepaald aan de hand van de voorschriften die gelden voor certificering van zaad dat in de Gemeenschap in de handel wordt gebracht, ten hoogste 0,1 gewichtspercent bedraagt

c)  gedurende de laatste volledige vegetatiecyclus of, in voorkomend geval, gedurende de laatste twee volledige vegetatiecycli noch op de plaats van productie noch op een aangrenzend veld met Medicago sativa L. symptomen van Clavibacter michiganensis ssp. insidiosus Davis et al. zijn waargenomen

d)  het gewas verbouwd is op een perceel waarop gedurende de laatste drie jaar vóór de inzaaiiding geen Medicago sativa L. is verbouwd.

50.

Zaden van Oryza sativa L.

Officiële verklaring dat:

a)  de zaden door middel van adequaat nematologisch onderzoek officieel zijn getoetst en daarbij vrij zijn bevonden van Aphelenchoides besseyi Christi, of

b)  het zaad een adequate warmwaterbehandeling of een andere adequate behandeling heeft ondergaan tegen Aphelenchoides besseyi Christi

51.

Zaden van Phaseolus L.

Officiële verklaring dat:

a)  de zaden van oorsprong zijn uit gebieden die bekend staan als zijnde vrij van Xanthomonas campestris pv. phaseoli (Smith) Dye, of

b)  een representatief monster van de zaden is getoetst en daarbij vrij is bevonden van Xanthomonas campestris pv. phaseoli (Smith) Dye

52.

Zaden van Zea mays L.

Officiële verklaring dat:

a)  de zaden van oorsprong zijn uit gebieden die bekend staan als zijnde vrij van Erwinia stewartii (Smith) Dye, of

b)  een representatief monster van de zaden is getoetst en daarbij vrij is bevonden van Erwinia stewartii (Smith) Dye

53.

Zaden van de genera Triticum, Secale en X Triticosecale uit Afghanistan, India, Irak, ►M9  Iran, ◄ Mexico, Nepal, Pakistan ►M3  , Zuid-Afrika ◄ en de Verenigde Staten van Amerika, landen waarvan bekend is dat Tilletia indica Mitra daar voorkomt

Officiële verklaring dat de zaden van oorsprong zijn uit een gebied waarvan bekend is dat Tilletia indica Mitra daar niet voorkomt. De naam van het gebied moet worden vermeld op het in artikel 7 bedoelde fytosanitair certificaat

54.

Graan van de genera Triticum, Secale en X Triticosecale uit Afghanistan, India, Irak, ►M9  Iran, ◄ Mexico, Nepal, Pakistan ►M3  , Zuid-Afrika ◄ en de Verenigde Staten van Amerika, landen waarvan bekend is dat Tilletia indica Mitra daar voorkomt

Officiële verklaring dat:

i)  het graan van oorsprong is uit een gebied waarvan bekend is dat Tilletia indica Mitra daar niet voorkomt. De naam van het gebied of de gebieden moet, onder de rubriek „plaats van oorsprong” worden vermeld op het in artikel 7 bedoelde fytosanitair certificaat, of

ii)  gedurende de laatste volledige vegetatieperiode op de planten op de plaats van productie geen symptomen van Tilletia indica Mitra zijn waargenomen, en zowel op het ogenblik van de oogst als vóór verzending representatieve graanmonsters zijn genomen en onderzocht, en deze monsters daarbij vrij zijn bevonden van Tilletia indica Mitra; dit laatste moet worden vermeld op het in artikel 7 bedoelde fytosanitaire certificaat, onder de rubriek „naam van het product” door toevoeging van „onderzocht en vrij van Tilletia indica Mitra bevonden”.

(1)   PB 125 van 11.7.1966, blz. 2320/66. Richtlijn laatstelijk gewijzigd bij Beschikking 1999/742/EG van de Commissie (PB L 297 van 18.11.1999, blz. 39).

Rubriek II

PLANTEN, PLANTAARDIGE PRODUCTEN EN ANDERE MATERIALEN VAN OORSPRONG UIT DE GEMEENSCHAP



Planten, plantaardige producten en andere materialen

Bijzondere eisen

▼M12 —————

▼M28

2.

Hout van Platanus L., ook wanneer het hout niet meer zijn natuurlijke ronde oppervlak heeft

Officiële verklaring dat:

a)  het hout afkomstig is uit gebieden die bekend staan als zijnde vrij van Ceratocystis platani (J.M. Walter) Engelbr. & T.C. Harr.,

of

b)  uit het merkteken „kiln-dried”, „KD” of een ander internationaal erkend merkteken dat overeenkomstig de gangbare handelsgebruiken op het hout of de verpakking ervan is aangebracht, moet blijken dat het hout volgens een passend tijd- en temperatuurschema kunstmatig is gedroogd tot een vochtgehalte van minder dan 20 %, berekend op de droge stof, op het tijdstip van bewerking.

▼M12 —————

▼B

4.

Planten van Pinus L., bestemd voor opplant, met uitzondering van zaden

Officiële verklaring dat sedert het begin van de laatste volledige vegetatiecyclus op de plaats van productie of in de onmiddellijke omgeving daarvan geen symptomen van Scrirrhia pini Funk et Parker zijn waargenomen

5.

Planten van Abies Mill., Larix Mill., Picea A. Dietr., Pinus L., Pseudotsuga Carr. en Tsuga Carr., bestemd voor opplant, met uitzondering van zaden

Onverminderd de eisen die gelden voor de in punt 4 bedoelde planten, een officiële verklaring dat, in voorkomend geval, sedert het begin van de laatste volledige vegetatiecyclus op de plaats van productie of in de onmiddellijke omgeving daarvan geen symptomen van Melampsora medusae Thümen zijn waargenomen

6.

Planten van Populus L., bestemd voor opplant, met uitzondering van zaden

Officiële verklaring dat sedert het begin van de laatste volledige vegetatiecyclus op de plaats van productie of in de onmiddellijke omgeving daarvan geen symptomen van Melampsora medusae Thümen zijn waargenomen

7.

Planten van Castanea Mill. en Quercus L., bestemd voor opplant, met uitzondering van zaden

Officiële verklaring dat:

a)  de planten van oorsprong zijn uit gebieden die bekend staan als zijnde vrij van Cryphonectria parasitica (Murrill) Barr, of

b)  sedert het begin van de laatste volledige vegetatiecyclus op de plaats van productie of in de onmiddellijke omgeving daarvan geen symptomen van Cryphonectria parasitica (Murrill) Barr zijn waargenomen

▼M28

8.

Planten van Platanus L., bestemd voor opplant, met uitzondering van zaden

Officiële verklaring dat:

a)  de planten van oorsprong zijn uit een gebied dat bekend staat als zijnde vrij van Ceratocystis platani (J.M. Walter) Engelbr. & T.C. Harr.,

of

b)  er sinds het begin van de laatste volledige vegetatiecyclus geen symptomen van Ceratocystis platani (J.M. Walter) Engelbr. & T.C. Harr. zijn waargenomen op de plaats van productie en in de onmiddellijke nabijheid daarvan;

▼M31

8.1.

Planten van Ulmus L., bestemd voor opplant, met uitzondering van zaden

Officiële verklaring dat sedert het begin van de laatste volledige vegetatiecyclus op de plaats van productie of in de onmiddellijke omgeving daarvan geen symptomen van „Candidatus Phytoplasma ulmi” zijn waargenomen

▼B

9.

►M8  Planten van Amelanchier Med., Chaenomeles Lindl., Cotoneaster Ehrh., Crataegus L., Cydonia Mill., Eriobotrya Lindl., Malus Mill., Mespilus L., Photinia davidiana (Dcne.) Cardot, Pyracantha Roem., Pyrus L. en Sorbus L., bestemd voor opplant, met uitzondering van zaden ◄

Officiële verklaring dat:

a)  de planten van oorsprong zijn uit zones die volgens ►M4  de procedure van artikel 18, lid 2 ◄ erkend zijn als zijnde vrij van Erwinia amylovora (Burr.) Winsl. et al. of,

b)  de planten op het perceel van productie of in de onmiddellijke omgeving daarvan, die symptomen van Erwinia amylovora (Burr.) Winsl. et al. vertoonden, zijn uitgewied

▼M27

10.

Planten van Citrus L., Fortunella Swingle, Poncirus Raf., en de hybriden daarvan, met uitzondering van vruchten en zaden

Officiële verklaring dat:

a)  de planten van oorsprong zijn uit gebieden die bekend staan als zijnde vrij van Spiroplasma citri Saglio et al., Phoma tracheiphila (Petri), Kanchaveli et Gikashvili en citrus tristeza-virus (Europese stammen),

of

b)  de planten officieel zijn gecertificeerd in het kader van een certificeringsregeling waarbij wordt geëist dat zij in rechte lijn voortkomen uit materiaal dat onder adequate omstandigheden in stand is gehouden en dat telkens officieel is getoetst op tenminste citrus tristeza-virus (Europese stammen), waarbij adequate proeven of methoden overeenkomstig internationale normen zijn gebruikt en die tijdens de groei steeds in een insectvrije kas of een geïsoleerde kooi hebben gestaan waarop geen symptomen van Spiroplasma citri Saglio et al., Phoma tracheiphila (Petri) Kanchaveli et Gikashvili en citrus tristeza-virus (Europese stammen) zijn waargenomen,

of

c)  de planten:

— zijn verkregen in het kader van een certificeringsregeling waarbij wordt geëist dat zij in rechte lijn voortkomen uit materiaal dat onder adequate omstandigheden in stand is gehouden en dat officieel is getoetst op tenminste citrus tristeza-virus (Europese stammen), waarbij adequate proeven overeenkomstig internationale normen zijn gebruikt en daarbij vrij zijn bevonden van citrus tristeza-virus (Europese stammen) en op grond van officiële toetsingen die overeenkomstig de in dit streepje genoemde methoden zijn verricht, vrij zijn verklaard van citrus tristeza-virus (Europese stammen),

— en

— zijn gecontroleerd en sedert het begin van de laatste volledige vegetatiecyclus geen symptomen van Spiroplasma citri Saglio et al., Phoma tracheiphila (Petri) Kanchaveli et Gikashvili en citrus tristeza-virus zijn waargenomen.

▼M31

10.1.

Planten van Citrus L., Choisya Kunth, Fortunella Swingle, Poncirus Raf. en de hybriden daarvan, en Casimiroa La Llave, Clausena Burm f., Murraya J. Koenig ex L., Vepris Comm. en Zanthoxylum L., met uitzondering van vruchten en zaden

Officiële verklaring dat de planten:

a)  van oorsprong zijn uit een gebied dat door de nationale plantenziektekundige dienst overeenkomstig de desbetreffende internationale normen voor fytosanitaire maatregelen vrij is bevonden van Trioza erytreae Del Guercio;

of

b)  zijn geteeld in een plaats van productie die is geregistreerd door en onder toezicht staat van de bevoegde autoriteiten in de lidstaat van oorsprong,

en

waar de planten op een terrein staan dat volledig fysiek beschermd is tegen het binnenbrengen van Trioza erytreae Del Guercio,

en

waar gedurende de laatste volledige vegetatiecyclus vóór het in het verkeer brengen op daartoe geschikte tijdstippen twee officiële controles zijn uitgevoerd waarbij op dat terrein en in het omliggende gebied met een breedte van minstens 200 m geen tekenen van Trioza erytreae Del Guercio zijn waargenomen

▼B

11.

Planten van Araceae, Marantaceae, Musaceae, Persea spp. en Strelitziaceae, beworteld of met aanhangend of bijgevoegd groeimedium

Officiële verklaring dat:

a)  sedert het begin van de laatste volledige vegetatiecyclus op de plaats van productie geen besmetting met Radopholus similis (Cobb) Thorne is waargenomen, of

b)  sedert het begin van de laatste volledige vegetatiecyclus grond en wortels van verdachte planten officieel nematologisch zijn getoetst op de aanwezigheid van tenminste Radopholus similis (Cobb) Thorne, en daarbij vrij zijn bevonden van dat schadelijke organisme

12.

Planten van Fragaria L., Prunus L. en Rubus L., bestemd voor opplant, met uitzondering van zaden

Officiële verklaring dat:

a)  de planten van oorsprong zijn uit gebieden die van zaden bekend staan als zijnde vrij van de voor die planten schadelijke organismen, of

b)  sedert het begin van de laatste volledige vegetatiecyclus op de planten op de plaats van productie geen ziektesymptomen van dergelijke schadelijke organismen zijn waargenomen

Het betreft:

— op Fragaria L.:

— 

— Phytophthora fragariae Hickman var. fragariae

— Arabis mosaic virus

— Raspberry ringspot virus

— Strawberry crinkle virus

— Strawberry latent ringspot virus

— Strawberry mild yellow edge virus

— Tomato black ring virus

— Xanthomonas fragariae Kennedy et King

— op Prunus L.:

— 

— Apricot chlorotic leafroll mycoplasm

—  ►M31  Xanthomonas arboricola pv. pruni (Smith) Vauterin et al.  ◄

— op Prunus persica (L.) Batsch:

— 

Pseudomonas syringae pv. persicae (Prunier et al.) Young et al.

— op Rubus L.:

— 

— Arabis mosaic virus

— Raspberry ringspot virus

— Strawberry latent ringspot virus

— Tomato black ring virus.

13.

Planten van Cydonia Mill. en Pyrus L., bestemd voor opplant, met uitzondering van zaden

Onverminderd de eisen die gelden voor de in punt 9 bedoelde planten, een officiële verklaring dat:

a)  de planten van oorsprong zijn uit gebieden die bekend staan als zijnde vrij van Pear decline mycoplasm, of

b)  de planten op de plaats van productie en in de onmiddellijke omgeving daarvan, die symptomen hebben vertoond waardoor wordt vermoed dat ze zijn besmet met Pear decline mycoplasm, gedurende de laatste drie volledige vegetatiecycli op de plaats van productie en de onmiddellijke omgeving daarvan zijn uitgewied

14.

Planten van Fragaria L., bestemd voor opplant, met uitzondering van zaden

Onverminderd de eisen die gelden voor de in punt 12 bedoelde planten, een officiële verklaring dat:

a)  de planten afkomstig zijn uit gebieden die bekend staan als zijnde vrij van Aphelenchoides besseyi Christie, of

b)  sedert het begin van de laatste volledige vegetatiecyclus op de planten op de plaats van productie geen symptomen van Aphelenchoides besseyi Christie zijn waargenomen, of

c)  wat betreft planten in weefselcultuur, de planten verkregen zijn van planten die voldoen aan de onder b) genoemde eisen of door middel van adequate nematologische methoden officieel zijn getoetst en vrij zijn bevonden van Aphelenchoides besseyi Christie

15.

Planten van Malus Mill., bestemd voor opplant, met uitzondering van zaden

Onverminderd de eisen die gelden voor de planten als bedoeld in punt 9, een officiële verklaring dat:

a)  de planten van oorsprong zijn uit gebieden die bekend staan als zijnde vrij van Apple proliferation mycoplasm, of

b)  

aa)  de planten, met uitzondring van zaailingen:

— ofwel officieel zijn gecertificeerd in het kader van een certificeringsregeling waarbij wordt geëist dat zij in rechte lijn voortkomen uit materiaal dat onder adequate omstandigheden in stand is gehouden en dat officieel is getoetst op tenminste Apple proliferation mycoplasm, waarbij adequate indicatoren of daaraan gelijkwaardige methoden zijn gebruikt, en bij die toetsing vrij zijn bevonden van dat schadelijke organisme

— ofwel in rechte lijn voortkomen uit materiaal dat onder adequate omstandigheden in stand is gehouden en dat gedurende de laatste zes volledige vegetatiecycli tenminste éénmaal officieel is getoetst op tenminste Apple proliferation mycoplasm, waarbij adequate indicatoren of daaraan gelijkwaardige methoden zijn gebruikt, en bij die toetsing vrij zijn bevonden van dat schadelijke organisme

bb)  sedert het begin van de laatste drie volledige vegetatiecycli op de planten op de plaats van productie of op vatbare planten in de onmiddellijke omgeving daarvan, geen ziektesymptomen van Apple proliferation mycoplasm zijn waargenomen

16.

Planten van de volgende soorten van Prunus L., bestemd voor opplant, met uitzondering van zaden:

— Prunus amygdalus Batsch

— Prunus armeniaca L.

— Prunus blireiana Andre

— Prunus brigantina Vill.

— Prunus cerasifera Ehrh.

— Prunus cistena Hansen

— Prunus curdica Fenzl et Fritsch.

— Prunus domestica ssp. domestica L.

— Prunus domestica ssp. insititia (L.) C.K. Schneid

— Prunus domestica ssp. italica (Borkh.) Hegi.

— Prunus glandulosa Thunb.

— Prunus holosericea Batal.

— Prunus hortulana Bailey

— Prunus japonica Thunb.

— Prunus mandshurica (Maxim.) Koehne

— Prunus maritima Marsh.

— Prunus mume Sieb. et Zucc.

— Prunus nigra Ait.

— Prunus persica (L.) Batsch

— Prunus salicina L.

— Prunus sibirica L.

— Prunus simonii Carr.

— Prunus spinosa L.

— Prunus tomentosa Thunb.

— Prunus triloba Lindl.

— andere voor Plum pox virus vatbare soorten van Prunus L.

Onverminderd de eisen die gelden voor de in punt 12 bedoelde planten, een officiële verklaring dat:

a)  de planten van oorsprong zijn uit gebieden die bekend staan als zijnde vrij van Plum pox virus, of

b)  

aa)  de planten, met uitzondering van zaailingen:

— officieel zijn gecertificeerd in het kader van een certificeringsregeling waarbij wordt geëist dat zij in rechte lijn voortkomen uit materiaal dat onder adequate omstandigheden in stand is gehouden en dat officieel is getoetst op tenminste Plum pox virus, waarbij adequate indicatoren of daaraan gelijkwaardige methoden zijn gebruikt, en bij de toetsing vrij zijn bevonden van dat schadelijke organisme

— ofwel in rechte lijn voortkomen uit materiaal dat onder adequate omstandigheden in stand is gehouden en dat gedurende de laatste drie volledige vegetatiecycli tenminste éénmaal officieel is getoetst op tenminste Plum pox virus, waarbij adequate indicatoren of daaraan gelijkwaardige methoden zijn gebruikt, en bij die toetsing vrij zijn bevonden van dat schadelijke organisme

bb)  sedert het begin van de laatste drie volledige vegetatiecycli op de planten op de plaats van productie of op vatbare planten in de onmiddellijke omgeving daarvan, geen ziektesymptomen van Plum pox virus zijn waargenomen

cc)  de planten op de plaats van productie, die ziektesymptomen van andere virussen of virusachtige pathogenen hebben vertoond, zijn uitgewied

17.

Planten van Vitis L., met uitzondering van vruchten en zaden

Officiële verklaring dat sedert het begin van de laatste twee volledige vegetatiecycli op de moeterplanten op de plaats van productie geen symptomen van Grapevine Flavescence dorée MLO en Xylophilus ampelinus (Panagopoulos) Willems et al. zijn waargenomen

▼M27

18.1.

Knollen van Solanum tuberosum L., bestemd voor opplant

Officiële verklaring dat:

a)  aan de eisen van de Unie inzake de bestrijding van Synchytrium endobioticum (Schilbersky) Percival is voldaan,

en

b)  ofwel de knollen afkomstig zijn van een gebied dat bekend staat als zijnde vrij van Clavibacter michiganensis ssp. sepedonicus (Spieckermann et Kotthoff) Davis et al., ofwel aan de eisen van de Unie inzake de bestrijding van Clavibacter michiganensis ssp. sepedonicus (Spieckermann et Kotthoff) Davis et al. is voldaan,

en

d)  

aa)  de knollen van oorsprong zijn uit gebieden die bekend staan als zijnde vrij van Ralstonia solanacearum (Smith) Yabuuchi et al., of

bb)  uit gebieden waarvan bekend is dat er Ralstonia solanacearum (Smith) Yabuuchi et al. voorkomt, maar de knollen van oorsprong zijn van een plaats van productie die vrij van Ralstonia solanacearum (Smith) Yabuuchi et al. bevonden is of geacht wordt ervan vrij te zijn omdat een adequate behandeling voor de uitroeiing van Ralstonia solanacearum (Smith) Yabuuchi et al. is toegepast,

en

e)  de knollen van oorsprong zijn uit gebieden waarvan bekend is dat Meloidogyne chitwoodi Golden et al. (alle populaties) en Meloidogyne fallax Karssen er niet voorkomen, of gebieden waarvan bekend is dat Meloidogyne chitwoodi Golden et al. (alle populaties) en Meloidogyne fallax Karssen er voorkomen:

— ofwel, de knollen van oorsprong zijn van een productieplaats die bij een jaarlijks onderzoek op grond van een visuele controle, op daartoe geschikte tijdstippen, van gastheerplanten, alsmede een visuele controle, onmiddellijk na de oogst van de op die productieplaats geteelde aardappelen, van zowel hele als doorgesneden knollen, vrij is bevonden van Meloidogyne chitwoodi Golden et al. (alle populaties) en Meloidogyne fallax Karssen, of

— onmiddellijk na de oogst van de knollen een aselect monster is genomen dat door middel van een daartoe geschikte inductiemethode op symptomen is onderzocht dan wel in een laboratorium is getest, alsmede zowel hele als doorgesneden knollen visueel zijn gecontroleerd op daartoe geschikte tijdstippen maar in ieder geval op het ogenblik dat de colli of de containers, voordat zij in de handel worden gebracht, zijn gesloten overeenkomstig de in Richtlijn 66/403/EEG terzake vastgestelde voorschriften, en geen symptomen van Meloidogyne chitwoodi Golden et al. (alle populaties) en Meloidogyne fallax Karssen zijn waargenomen.

▼M27

18.1.1.

Knollen van Solanum tuberosum L., bestemd voor opplant, met uitzondering van de overeenkomstig artikel 4, lid 4, onder b), van Richtlijn 2007/33/EG van de Raad te planten knollen van Solanum tuberosum L.

Onverminderd de eisen van bijlage IV, deel A, rubriek II, punt 18.1, die gelden voor de knollen van Solanum tuberosum L., bestemd voor opplant, een officiële verklaring dat is voldaan aan de bepalingen van de Unie ter bestrijding van Globodera pallida (Stone) Behrens en Globodera rostochiensis (Wollenweber) Behrens.

▼B

18.2.

Knollen van Solanum tuberosum L., bestemd voor opplant, met uitzondering van rassen die krachtens Richtlijn 70/457/EEG van de Raad van 29 september 1970 betreffende de gemeenschappelijke rassenlijst voor landbouwgewassen (1) officieel zijn toegelaten in één of meer lidstaten

Onverminderd de bijzondere eisen die gelden voor de in punt 18.1 bedoelde knollen, een officiële verklaring dat de knollen:

— voorbeproevingsmateriaal zijn, hetgeen op een adequate wijze op de begeleidende documenten bij de betrokken knollen moet zijn vermeld,

— in de Gemeenschap zijn geteeld, en

— in rechte lijn voortkomen uit materiaal dat onder passende omstandigheden in stand is gehouden en dat in de Gemeenschap is onderworpen aan officiële quarantainetotsingen waarbij passende methoden worden gebruikt, en dat bij de toetsingen vrij is bevonden van schadelijke organismen

▼M32

18.3.

Planten van stolonen- of knollenvormende soorten van Solanum L. of hybriden daarvan, bestemd voor opplant, met uitzondering van knollen van Solanum tuberosum L. als bedoeld in punt 18.1, 18.1.1 of 18.2, van instandhoudingsmateriaal dat is opgeslagen in genenbanken of in collecties van genetisch materiaal, en van zaden van Solanum tuberosum L. als bedoeld in punt 18.3.1.

a)  De planten moeten onder quarantaineomstandigheden zijn gehouden en moeten bij quarantainetoetsingen vrij zijn bevonden van schadelijke organismen;

b)  De onder a) bedoelde quarantainetoetsing:

aa)  moet worden uitgevoerd onder toezicht van de officiële gewasbeschermingsdienst van de betrokken lidstaat en door wetenschappelijk opgeleid personeel van die dienst of een officieel erkend orgaan;

bb)  moet worden verricht op een plaats waar de nodige voorzieningen aanwezig zijn om de verspreiding van schadelijke organismen te voorkomen en het materiaal inclusief de indicatorplanten zo te behandelen dat er voor de verspreiding van schadelijke organismen geen gevaar bestaat;

cc)  omvat voor ieder individueel stuk van het materiaal:

— een visueel onderzoek op door schadelijke organismen veroorzaakte symptomen en dit op gezette tijden gedurende, afhankelijk van de aard van het materiaal en het ontwikkelingsstadium ervan tijdens het toetsingsprogramma, tenminste één volledige vegetatiecyclus;

— een onderzoek volgens aan het in artikel 18 bedoelde comité medegedeelde methoden, welk onderzoek betrekking moet hebben:

— voor al het aardappelmateriaal, ten minste op:

— 

— Andean potato latent virus

— Arracacha virus B. oca strain

— Potato black ringspot virus

— Potato spindle tuber viroid

— aardappelvirus T

— Andean potato mottle virus

— de veel voorkomende aardappelvirussen A, M, S, V, X en Y (inclusief Yo, Yn en Yc) en Potato leaf roll virus

— Clavibacter michiganensis ssp. sepedonicus (Spieckermann et Kotthoff) Davis et al.

— Ralstonia solanacearum (Smith) Yabuuchi et al.;

— voor zaden van Solanum tuberosum L., andere dan die bedoeld in punt 18.3.1, ten minste op de hierboven vermelde virussen en viroïden;

dd)  omvat adequate tests met betrekking tot de bij het visueel onderzoek waargenomen symptomen om uit te maken welke schadelijke organismen deze symptomen hebben veroorzaakt;

c)  al het materiaal dat bij de onder b) bedoelde tests niet vrij is gebleken van de onder b) genoemde schadelijke organismen, moet onmiddellijk worden vernietigd of adequaat worden behandeld met het oog op de uitroeiing van het (de) schadelijke organisme(n);

d)  elke dienst of onderzoekcentrum dat dergelijk materiaal in zijn bezit heeft, moet de officiële plantenziektenkundige dienst van de lidstaat daarvan in kennis stellen.

▼M32

18.3.1.

Zaden van Solanum tuberosum L., andere dan die bedoeld in punt 18.4

Officiële verklaring dat:

de zaden afkomstig zijn van planten die voldoen aan de voorschriften van de punten 18.1, 18.1.1, 18.2 en 18.3, naargelang de toepasselijkheid

en

a)  de zaden van oorsprong zijn uit gebieden waarvan bekend is dat zij vrij zijn van Synchytrium endobioticum (Schilbersky) Percival, Clavibacter michiganensis ssp. sepedonicus (Spieckermann et Kotthoff) Davis et al., Ralstonia solanacearum (Smith) Yabuuchi et al. en Potato spindle tuber viroid

of

b)  de zaden voldoen aan alle volgende voorschriften:

i)  zij zijn geproduceerd op een terrein waar sinds het begin van de laatste vegetatiecyclus geen symptomen van door de onder a) bedoelde schadelijke organismen veroorzaakte ziekten zijn waargenomen;

ii)  zij zijn geproduceerd op een terrein waar alle volgende maatregelen zijn getroffen:

1.  het terrein is afgezonderd van andere nachtschadeachtigen en andere gastheerplanten van Potato spindle tuber viroid;

2.  contact met werkers en voorwerpen, zoals gereedschap, machines, voertuigen, containers en verpakkingsmateriaal, van andere terreinen waar nachtschadeachtigen en andere gastheerplanten van Potato spindle tuber viroid worden geproduceerd, wordt vermeden, of passende hygiënische maatregelen worden getroffen ten aanzien van werkers en voorwerpen van andere terreinen waar nachtschadeachtigen en andere gastheerplanten van Potato spindle tuber viroid worden geproduceerd, om infecties te voorkomen;

3.  er wordt alleen water gebruikt dat vrij is van alle in dit punt bedoelde schadelijke organismen.

▼B

18.4.

Planten van stolonen- of knollenvormende soorten van Solanum L. of van hybriden daarvan, bestemd voor opplant, die worden opgeslagen in genenbanken of collecties van genetisch materiaal

Elke dienst of onderzoekcentrum dat dergelijk materiaal in zijn bezit heeft, moet de officiële plantenziektenkundige (SIC! plantenziektekundige) dienst van de lidstaten daarvan in kennis stellen

▼M27

18.5.

Knollen van Solanum tuberosum L., andere dan die bedoeld in bijlage IV, deel A, rubriek II, punten 18.1, 18.1.1, 18.2, 18.3 of 18.4

Uit een op de verpakking of, wanneer de aardappelen in bulk worden vervoerd, op het voertuig dat de aardappelen vervoert aangebracht registratienummer moet blijken dat de aardappelen door een officieel geregistreerde producent zijn geteeld of afkomstig zijn van officieel geregistreerde collectieve opslag- of verzendingscentra in het productiegebied, met de vermelding dat de knollen vrij zijn van Ralstonia solanacearum (Smith) Yabuuchi et al. en dat voldaan is aan:

a)  de voorschriften van de Unie inzake de bestrijding van Synchytrium endobioticum (Schilbersky) Percival,

en

b)  in voorkomend geval, de voorschriften van de Unie ter bestrijding van Clavibacter michiganensis ssp. sepedonicus (Spieckermann et Kotthoff) Davis et al.,

en

c)  de bepalingen van de Unie ter bestrijding van Globodera pallida (Stone) Behrens en Globodera rostochiensis (Wollenweber) Behrens.

▼B

18.6.

Planten van Solanaceae, bestemd voor opplant, met uitzondering van zaden en van planten als bedoeld in punt 18.4 of 18.5

Onverminderd de eisen die gelden voor de in punten 18.1, 18.2 of 18.3 bedoelde planten, een officiële verklaring dat, in voorkomend geval:

a)  de planten van oorsprong zijn uit gebieden die bekend staan als zijnde vrij van Potato stolbur mycoplasm, of

b)  sedert het begin van de laatste volledige vegetatiecyclus op de planten op de plaats van productie geen symptomen van Potato stolbur mycoplasm zijn waargenomen

▼M27

18.6.1.

Planten met wortels, bestemd voor opplant, van Capsicum spp., Solanum lycopersicum L. en Solanum melongena L., andere dan bestemd voor opplant overeenkomstig artikel 4, lid 4, onder a), van Richtlijn 2007/33/EG van de Raad

Onverminderd de bepalingen die gelden voor de in bijlage IV, deel A, rubriek II, punt 18.6, bedoelde planten, een officiële verklaring dat is voldaan aan de bepalingen van de Unie ter bestrijding van Globodera pallida (Stone) Behrens en Globodera rostochiensis (Wollenweber) Behrens.

▼M27

18.7.

Planten van Capsicum annuum L., Solanum lycopersicum L., Musa L., Nicotiana L., en Solanum melongena L., bestemd voor opplant, met uitzondering van zaden

Onverminderd de bepalingen die gelden voor de in bijlage IV, deel A, rubriek II, punt 18.6, bedoelde planten, een officiële verklaring dat, in voorkomend geval:

a)  de planten van oorsprong zijn uit gebieden die bekend staan als zijnde vrij van Ralstonia solanacearum (Smith) Yabuuchi et al.,

of

b)  sedert het begin van de laatste volledige vegetatiecyclus op de planten op de plaats van productie geen symptomen van Ralstonia solanacearum (Smith) Yabuuchi et al. zijn waargenomen.

▼B

19.

Planten van Humulus lupulus L., bestemd voor opplant, met uitzondering van zaden

Officiële verklaring dat sedert het begin van de laatste volledige vegetatiecyclus op hopplanten op de plaats van productie geen symptomen van Verticillium albo-atrum Reinke et Berthold en Verticillium dahliae Klebahn zijn waargenomen

▼M21

19.1.

Voor opplant bestemde planten van Palmae met een stamdiameter aan de voet van meer dan 5 cm en behorend tot de volgende genera: Brahea Mart., Butia Becc., Chamaerops L., Jubaea Kunth, Livistona R. Br., Phoenix L., Sabal Adans., Syagrus Mart., Trachycarpus H. Wendl., Trithrinax Mart., Washingtonia Raf.

Officiële verklaring dat de planten:

a)  permanent zijn geteeld in een gebied dat door de nationale plantenziektekundige dienst overeenkomstig de desbetreffende internationale normen voor fytosanitaire maatregelen vrij is bevonden van Paysandisia archon (Burmeister), of

b)  gedurende een periode van ten minste twee jaar vóór het in het verkeer brengen zijn geteeld op een plaats van productie:

— die door de bevoegde officiële dienst van de lidstaat van oorsprong wordt geregistreerd en gecontroleerd, en

— waar de planten op een terrein stonden dat volledig natuurlijk is beschermd tegen het binnenbrengen van Paysandisia archon (Burmeister) of waar passende preventieve behandelingen worden toegepast, en

— waar bij drie officiële controles per jaar die op passende tijdstippen zijn uitgevoerd, geen symptomen van Paysandisia archon (Burmeister) zijn waargenomen.

▼M27

20.

Planten van Dendranthema (DC.) Des Moul., Dianthus L. en Pelargonium l'Hérit. ex Ait, bestemd voor opplant, met uitzondering van zaden

Officiële verklaring dat:

aa)  de planten van oorsprong zijn uit een gebied dat door de nationale plantenziektekundige dienst overeenkomstig de desbetreffende internationale normen voor fytosanitaire maatregelen vrij is bevonden van Helicoverpa armigera (Hübner) en Spodoptera littoralis (Boisd.),

of

a)  sedert het begin van de laatste volledige vegetatiecyclus op de plaats van productie geen tekenen van Helicoverpa armigera (Hübner) of Spodoptera littoralis (Boisd.) zijn waargenomen,

of

b)  de planten een adequate behandeling hebben ondergaan om ze tegen vorengenoemde organismen te beschermen.

▼B

21.1.

Planten van Dendranthema (DC.) Des. Moul. bestemd voor opplant, met uitzondering van zaden

Onverminderd de eisen die gelden voor planten als bedoeld in punt 20 een officiële verklaring dat:

a)  de planten ten hoogste van de derde generatie zijn en voortkomen uit materiaal dat bij virologische tests vrij is bevonden van Chrysanthemum stunt viroid of rechtstreeks voortkomen uit materiaal waarvan een representatief monster van tenminste 10 % bij een officiële controle tijdens de bloeitijd vrij is bevonden van Chrysanthemum stunt viroid

b)  de planten en stekken afkomstig zijn van bedrijven:

— die in de laatste drie maanden vóór de verzending tenminste éénmaal per maand officieel zijn gecontroleerd en waar in deze periode geen symptomen van Puccinia horiana Hennings zijn waargenomen, en in de onmiddellijke omgeving waarvan, voor zover bekend, geen symptomen van Puccinia horiana Hennings zijn voorgekomen in de laatste drie maanden voordat de planten op de markt zijn gebracht, of

— de zending adequaat is behandeld tegen Puccinia horiana Hennings

c)  bij stekken zonder wortels geen symptomen van Didymella ligulicola (Baker, Dimock et Davis) v. Arx zijn waargenomen op de stekken of op de planten waarvan de stekken afkomstig zijn, of dat bij stekken met wortels geen symptomen van Didymella ligulicola (Baker, Dimock et Davis) v. Arx zijn waargenomen op de stekken of op het kweekbed

21.2.

Planten van Dianthus L., bestemd voor opplant, met uitzondering van zaden

Onverminderd de eisen die gelden voor de in punt 20 bedoelde planten, een officiële verklaring dat:

a)  de planten in rechte lijn voortkomen uit moeterplanten die bij officieel erkende tests die tenminste eenmaal binnen de voorgaande twee jaar zijn verricht, vrij zijn bevonden van Erwinia chrysanthemi pv. dianthicola (Hellmers) Dickey, Pseudomonas caryophylli (Burkholder) Starr et Burkholder en Phialophora cinerescens (Wollenw.) van Beyma

b)  op de planten geen symptomen van vorengenoemde organismen zijn waargenomen

22.

Bollen van Tulipa L. en Narcissus L., met uitzondering van die waarvan uit de verpakking of op enige andere wijze blijkt dat ze bestemd zijn voor directe verkoop aan eindverbruikers die zich niet beroepshalve bezighouden met de productie van snijbloemen

Officiële verklaring dat sedert het begin van de laatste volledige vegetatiecyclus op de planten geen symptomen van Ditylenchus dipsaci (Kühn) Filipjev zijn waargenomen

▼M3

23.

Planten van kruidachtige soorten, bestemd voor opplant, met uitzondering van:

— bollen,

— stengelknollen,

— planten van de familie Gramineae,

— wortelstokken,

— zaden,

— knollen

Onverminderd de eisen die gelden voor de planten in bijlage IV, deel A, rubriek II, punten 20, 21.1 of 21.2, een officiële verklaring dat:
a)  de planten van oorsprong zijn uit een gebied dat bekend staat als zijnde vrij van Liriomyza huidobrensis (Blanchard) en Liriomyza trifolii (Burgess)
of
b)  op de plaats van productie bij officiële controles die in de laatste drie maanden vóór de oogst ten minste eens in de maand zijn verricht, geen tekenen zijn waargenomen die wijzen op aanwezigheid van Liriomyza huidobrensis (Blanchard) en Liriomyza trifolii (Burgess)
of
c)  de planten vlak vóór het op de markt brengen zijn gecontroleerd en vrij zijn bevonden van Liriomyza huidobrensis (Blanchard) en Liriomyza trifolii (Burgess) en adequaat behandeld zijn tegen Liriomyza huidobrensis (Blanchard) en Liriomyza trifolii (Burgess)
of
d)  de planten van oorsprong zijn uit teeltmateriaal (explantaat) dat vrij is van Liriomyza huidobrensis (Blanchard) en Liriomyza trifolii (Burgess), in vitro zijn gekweekt in een steriel medium, onder steriele omstandigheden die de mogelijkheid van besmetting met Liriomyza huidobrensis (Blanchard) en Liriomyza trifolii (Burgess) uitsluiten; en onder steriele omstandigheden in doorzichtige containers zijn vervoerd.  ◄

▼M27

24.

Planten met wortels, opgeplant of bestemd voor opplant, geteeld in de koude grond

Er wordt aangetoond dat de plaats van productie bekend staat als zijnde vrij van Clavibacter michiganensis ssp. sepedonicus (Spieckermann et Kotthoff) Davis et al. en Synchytrium endobioticum (Schilbersky) Percival.

▼M27

24.1.

Planten met wortels, bestemd voor opplant, geteeld in de koude grond, van Allium porrum L., Asparagus officinalis L., Beta vulgaris L., Brassica spp. en Fragaria L.

en

bollen, knollen en wortelstokken, geteeld in de koude grond, van Allium ascalonicum L., Allium cepa L., Dahlia spp., Gladiolus Tourn. ex L., Hyacinthus spp., Iris spp., Lilium spp., Narcissus L. en Tulipa L., met uitzondering van planten, bollen, knollen en wortelstokken voor opplant overeenkomstig artikel 4, lid 4, onder a) of c), van Richtlijn 2007/33/EG van de Raad

Onverminderd de bepalingen die gelden voor de in bijlage IV, deel A, rubriek II, punt 24 bedoelde planten, wordt aangetoond dat is voldaan aan de bepalingen van de Unie ter bestrijding van Globodera pallida (Stone) Behrens en Globodera rostochiensis (Wollenweber) Behrens.

▼B

25.

Planten van Beta vulgaris L., bestemd voor opplant, met uitzondering van zaden

Officiële verklaring dat:

a)  de planten van oorsprong zijn uit gebieden die bekend staan als zijnde vrij van Beet leaf curl virus, of

b)  Beet leaf curl virus voor zover bekend niet in het gebied van productie voorkomt en sedert het begin van de laatste volledige vegetatiecyclus op de plaats van productie of in de onmiddellijke omgeving daarvan geen symptomen van Beet leaf curl virus zijn waargenomen

26.

Zaden van Helianthus annuus L.

Officiële verklaring dat:

a)  de zaden van oorsprong zijn uit gebieden die bekend staan als zijnde vrij van Plasmopara halstedii (Farlow) Berl. et de Toni, of

b)  de zaden, andere dan die welke zijn verkregen op variëteiten die resistent zijn tegen alle rassen van Plasmopara halstedii (Farlow) Berl. et de Toni die in het productiegebied voorkomen, adequaat zijn behandeld tegen Plasmopara halstedii (Farlow) Berl. et de Toni

26.1.

Planten van ►M27  Solanum lycopersicum L. ◄ , bestemd voor opplant, met uitzondering van zaden

Onverminderd de eisen die gelden voor de in de punten 18.6 en 23 van de onderhavige rubriek genoemde planten, een officiële verklaring dat:

a)  de planten van oorsprong zijn uit gebieden die bekend staan als zijnde vrij van Tomato yellow leaf curl virus (TYLCV), of

b)  geen symptomen van TYLCV op de planten zijn waargenomen en:

aa)  de planten van oorsprong zijn uit gebieden die bekendstaan als zijnde vrij van Bemisia tabaci Genn., of

bb)  de productieplaats bij officiële controles die gedurende de drie maanden die aan de uitvoer zijn voorafgegaan ten minste om de maand zijn verricht, vrij is bevonden van Bemisia tabaci Genn., of

c)  geen symptomen van TYLCV op de productieplaats zijn waargenomen en de productieplaats adequaat is behandeld en adequaat wordt gecontroleerd om ervoor te zorgen dat deze plaats vrij is van Bemisia tabaci Genn.

27.

Zaden van ►M27  Solanum lycopersicum L. ◄

Officiële verklaring dat de zaden zijn verkregen met behulp van een geschikte zuurextractiemethode of een overeenkomstig ►M4  de procedure van artikel 18, lid 2 ◄ vastgestelde gelijkwaardige methode en

a)  ofwel de zaden van oorsprong zijn uit gebieden waar, voor zover bekend, Clavibacter michiganensis ssp. michiganensis (Smith) Davis et al., of Xanthomonas campestris pv. vesicatoria (Doidge) Dye niet voorkomen

b)  ofwel gedurende de laatste volledige vegetatiecyclus op de planten op de plaats van productie geen ziektesymptomen van deze schadelijke organismen zijn waargenomen

c)  ofwel de zaden zijn onderworpen aan een officiële toetsing op tenminste de bovenbedoelde schadelijke organismen, uitgevoerd op een representatief monster met gebruikmaking van passende methoden, en bij die toetsing vrij zijn bevonden van die schadelijke organismen

28.1.

Zaden van Medicago sativa L.

Officiële verklaring dat:
a)  sedert het begin van de laatste volledige vegetatiecyclus op de plaats van productie geen symptomen van Ditylenchus dipsaci (Kühn) Filipjev zijn waargenomen en bij laboratoriumproeven met een representatief monster geen Ditylenchus dipsaci (Kühn) Filipjev is vastgesteld, of
b)  vóór het op de markt brengen fumigatie heeft plaatsgevonden,
of
c)  de zaden een adequate fysieke behandeling tegen Ditylenchus dipsaci (Kühn) Filipjev hebben ondergaan en bij laboratoriumproeven met een representatief monster vrij zijn bevonden van het bovenbedoelde schadelijke organisme.  ◄

28.2.

Zaden van Medicago sativa L.

Onverminderd de eisen die gelden voor de in punt 28.1 bedoelde planten, een officiële verklaring dat:

a)  de zaden van oorsprong zijn uit gebieden die bekend staan als zijnde vrij van Clavibacter michiganensis ssp. insidiosus Davis et al., of

b)  

— Clavibacter michiganensis ssp. insidiosus Davis et al. voor zover bekend in de laatste tien jaar niet is voorgekomen op het bedrijf of in de onmiddellijke omgeving daarvan en:

— 

— het gewas behoort tot een ras dat als sterk resistent tegen Clavibacter michiganensis ssp. insidiosus Davis et al. is erkend, of

— het gewas zich op het tijdstip waarop het zaad wer geoogst, niet in de vierde volledige vegetatiecyclus na de inzaaiing bevond en dat voordien ten hoogste één keer zaad van het gewas is geoogst, of

— het gehalte aan inerte stoffen in de zaden, bepaald aan de hand van de voorschriften die gelden voor certificering van zaad dat in de Gemeenschap in de handel wordt gebracht, ten hoogste 0,1 gewichtspercent bedraagt

— gedurende de laatste volledige vegetatiecyclus of, in voorkomend geval, de laatste twee volledige vegetatiecycli noch op de plaats van de productie noch in een naast de Medicago sativa L. groeiend gewas symptomen van Clavibacter michiganensis ssp. insidiosus Davis et al. zijn waargenomen

— het gewas is verbouwd op een perceel waarop gedurende de laatste drie jaar vóór de inzaaiing geen Medicago sativa L. is verbouwd

29.

Zaden van Phaseolus L.

Officiële verklaring dat:

a)  de zaden van oorsprong zijn uit gebieden die bekend staan staat als zijnde vrij van Xanthomonas campestris pv. phaseoli (Smith) Dye, of

b)  een representatief monster van de zaden is getoetst en daarbij vrij is bevonden van Xanthomonas campestris pv. phaseoli (Smith) Dye

30.1.

Vruchten van Citrus L., Fortunella Swingle, Poncirus Raf., en de hybriden daarvan

De oorsprong moet op adequate wijze op de verpakking worden vermeld

(1)   PB L 225 van 12.10.1970, blz. 1. Richtlijn laatstelijk gewijzigd bij Richtlijn 98/96/EG (PB L 25 van 1.2.1999, blz. 27).

DEEL B

DOOR DE LIDSTATEN VAST TE STELLEN BIJZONDERE EISEN TEN AANZIEN VAN HET BINNENBRENGEN EN HET IN HET VERKEER BRENGEN VAN PLANTEN, PLANTAARDIGE PRODUCTEN EN ANDERE MATERIALEN IN BEPAALDE BESCHERMDE GEBIEDEN



Planten, plantaardige producten en andere materialen

Bijzondere eisen

Beschermd(e) gebied(en)

1.

Hout van Coniferae

Onverminderd de eisen die gelden voor in ►M22  deel A, rubriek I, punten 1.1, 1.2, 1.3, 1.4, 1.5, 1.6 en 1.7, van deze bijlage ◄ bedoeld hout, in voorkomend geval:

a)  het hout moet van bast zijn ontdaan, of

b)  een officiële verklaring dat het hout van oorsprong is uit gebieden die bekend staan als zijnde vrij van Dendroctonus micans Kugelan, of

c)  uit het merkteken „Kiln-dried”, „KD” of een ander internationaal erkend merkteken dat overeenkomstig de gangbare handelsgebruiken op het hout of de verpakking ervan is aangebracht, moet blijken dat het hout volgens een passend tijd- en temperatuurschema kunstmatig is gedroogd tot een vochtgehalte van minder dan 20 %, berekend op de droge stof, op het tijdstip van bewerking

►M14  EL, IRL, UK (Noord-Ierland, Eiland Man en Jersey) ◄

2.

Hout van Coniferae

Onverminderd de eisen die gelden voor in ►M22  deel A, rubriek I, punten 1.1, 1.2, 1.3, 1.4, 1.5, 1.6 en 1.7, van deze bijlage ◄ , en deel B, punt 1, van deze bijlage bedoeld hout, in voorkomend geval:

a)  het hout moet van de bast zijn ontdaan, of

b)  een officiële verklaring dat het hout van oorsprong is uit gebieden die bekend staan als zijnde vrij van Ips duplicatus Sahlberg, of

c)  uit het merkteken „Kiln-dried”, „KD” of een ander internationaal erkend merkteken dat overeenkomstig de gangbare handelsgebruiken op het hout of de verpakking ervan is aangebracht, moet blijken dat het hout volgens een passend tijd- en temperatuurschema kunstmatig is gedroogd tot een vochtgehalte van minder dan 20 %, berekend op de droge stof, op het tijdstip van bewerking

EL, IRL, UK

3.

Hout van Coniferae

Onverminderd de eisen die gelden voor in ►M22  deel A, rubriek I, punten 1.1, 1.2, 1.3, 1.4, 1.5, 1.6 en 1.7, van deze bijlage ◄ , en deel B, punten 1 en 2, van deze bijlage bedoeld hout, in voorkomend geval:

a)  het hout moet van de bast zijn ontdaan, of

b)  een officiële verklaring dat het hout van oorsprong is uit gebieden die bekend staan als zijnde vrij van Ips typographus Heer, of

c)  uit het merkteken „Kiln-dried”, „KD” of een ander internationaal erkend merkteken dat overeenkomstig de gangbare handelsgebruiken op het hout of de verpakking ervan is aangebracht, moet blijken dat het hout volgens een passend tijd- en temperatuurschema kunstmatig is gedroogd tot een vochtgehalte van minder dan 20 %, berekend op de droge stof, op het tijdstip van bewerking

IRL, UK

4.

Hout van Coniferae

Onverminderd de eisen die gelden voor in ►M22  deel A, rubriek I, punten 1.1, 1.2, 1.3, 1.4, 1.5, 1.6 en 1.7, van deze bijlage ◄ , en deel B, punten 1, 2 en 3, van deze bijlage bedoeld hout, in voorkomend geval:

a)  het hout moet van de bast zijn ontdaan, of

b)  een officiële verklaring dat het hout van oorsprong is uit gebieden die bekend staan als zijnde vrij van Ips amitinus Eichhof, of

c)  uit het merkteken „Kiln-dried”, „KD” of een ander internationaal erkend merkteken dat overeenkomstig de gangbare handelsgebruiken op het hout of de verpakking ervan is aangebracht, moet blijken dat het hout volgens een passend tijd- en temperatuurschema kunstmatig is gedroogd tot een vochtgehalte van minder dan 20 %, berekend op de droge stof, op het tijdstip van bewerking

►M27  EL, IRL, UK ◄

5.

Hout van Coniferae

Onverminderd de eisen die gelden voor in ►M22  deel A, rubriek I, punten 1.1, 1.2, 1.3, 1.4, 1.5, 1.6 en 1.7, van deze bijlage ◄ , en deel B, punten 1, 2, 3 en 4, van deze bijlage bedoeld hout, in voorkomend geval:

a)  het hout moet van de bast zijn ontdaan, of

b)  een officiële verklaring dat het hout van oorsprong is uit gebieden die bekend staan als zijnde vrij van Ips cembrae Heer, of

c)  uit het merkteken „Kiln-dried”, „KD” of een ander internationaal erkend merkteken dat overeenkomstig de gangbare handelsgebruiken op het hout of de verpakking ervan is aangebracht, moet blijken dat het hout volgens een passend tijd- en temperatuurschema kunstmatig is gedroogd tot een vochtgehalte van minder dan 20 %, berekend op de droge stof, op het tijdstip van bewerking

EL, IRL, UK (N-IRL, eiland Man)

6.

Hout van Coniferae

Onverminderd de eisen die gelden voor in ►M22  deel A, rubriek I, punten 1.1, 1.2, 1.3, 1.4, 1.5, 1.6 en 1.7, van deze bijlage ◄ , en deel B, punten 1, 2, 3, 4 en 5, van deze bijlage bedoeld hout, in voorkomend geval:

a)  het hout moet van de bast zijn ontdaan, of

b)  een officiële verklaring dat het hout van oorsprong is uit gebieden die bekend staan als zijn vrij van Ips sexdentatus Börner, of

c)  uit het merkteken „Kiln-dried”, „KD” of een ander internationaal erkend merkteken dat overeenkomstig de gangbare handelsgebruiken op het hout of de verpakking ervan is aangebracht, moet blijken dat het hout volgens een passend tijd- en temperatuurschema kunstmatig is gedroogd tot een vochtgehalte van minder dan 20 %, berekend op de droge stof, op het tijdstip van bewerking

►A1  CY,  ◄ IRL, UK (N-IRL, eiland Man)

▼M1 —————

▼M2 —————

▼M12

6.3.

Hout van Castanea Mill.

a)  Het hout is vrij van bast

of

b)  Officiële verklaring dat het hout:

i)  afkomstig is uit gebieden waarvan bekend is dat zij vrij zijn van Cryphonectria parasitica (Murrill.) Barr.

of

ii)  volgens een passend tijd- en temperatuurschema kunstmatig is gedroogd tot een vochtgehalte van minder dan 20 %, berekend op de droge stof. Ten bewijze daarvan moet het merkteken „kiln-dried”, „KD” of een ander internationaal erkend merkteken overeenkomstig de gangbare handelsgebruiken zijn aangebracht op het hout of op de verpakking ervan.

►M27  CZ, IRL, S, UK ◄

▼M28

6.4.

Hout van Platanus L., ook wanneer het hout zijn natuurlijke ronde oppervlak niet heeft behouden, van oorsprong uit de Unie of uit Armenië, de Verenigde Staten van Amerika of Zwitserland,

Onverminderd de bepalingen die gelden voor het in bijlage IV, deel A, rubriek I, punten 5 en 7.1.2, en rubriek II, punt 2, vermelde hout, voor zover van toepassing, een officiële verklaring dat:

a)  het hout van oorsprong is uit een gebied dat overeenkomstig de desbetreffende internationale normen voor fytosanitaire maatregelen vrij is bevonden van Ceratocystis platani (J.M. Walter) Engelbr. & T.C. Harr., of

b)  uit het merkteken „kiln-dried”, „KD” of een ander internationaal erkend merkteken dat overeenkomstig de gangbare handelsgebruiken op het hout of de verpakking ervan is aangebracht, moet blijken dat het hout volgens een passend tijd- en temperatuurschema kunstmatig is gedroogd tot een vochtgehalte van minder dan 20 %, berekend op de droge stof, op het tijdstip van bewerking, of

c)  het hout van oorsprong is uit een in de rechterkolom vermeld beschermd gebied.

►M31  IRL, UK ◄

▼B

7.

Planten van Abies Mill., Larix Mill., Picea A. Dietr., Pinus L. en Pseudotsuga Carr., meer dan 3 meter hoog, met uitzondering van vruchten en zaden

Onverminderd de bepalingen die gelden voor de in bijlage III, deel A, punt 1, en in deze bijlage, deel A, rubriek I, punten 8.1, 8.2, 9 en 10, en deel A, rubriek II, punten 4 en 5, bedoelde planten, een officiële verklaring dat, in voorkomend geval, de plaats van productie vrij is van Dendroctonus micans Kugelan

►M14  EL, IRL, UK (Noord-Ierland, Eiland Man en Jersey) ◄

8.

Planten van Abies Mill., Larix Mill., Picea A. Dietr. en Pinus L., meer dan 3 meter hoog, met uitzondering van vruchten en zaden

Onverminderd de bepalingen die gelden voor de in bijlage III, deel A, punt 1, en in deze bijlage, deel A, rubriek I, punten 8.1, 8.2, 9 en 10, en deel A, rubriek II, punten 4 en 5, en deel B, punt 7, bedoelde planten, een officiële verklaring dat, in voorkomend geval, de plaats van productie vrij is van Ips duplicatus Sahlberg

EL, IRL, UK

9.

Planten van Abies Mill., Larix Mill., Picea A. Dietr., Pinus L. en Pseudotsuga Carr., meer dan 3 meter hoog, met uitzondering van vruchten en zaden

Onverminderd de bepalingen die gelden voor de in bijlage III, deel A, punt 1, en in deze bijlage, deel A, rubriek I, punten 8.1, 8.2, 9 en 10, deel A, rubriek II, punten 4 en 5, en deel B, punten 7 en 8, bedoelde planten, een officiële verklaring dat, in voorkomend geval, de plaats van productie vrij is van Ips typographus Heer

IRL, UK

10.

Planten van Abies Mill. Larix Mill., Picea A. Dietr. en Pinus L., meer dan 3 meter hoog, met uitzondering van vruchten en zaden

Onverminderd de bepalingen die gelden voor de in bijlage III, deel A, punt 1, en in deze bijlage, deel A, rubriek I, punten 8.1, 8.2, 9 en 10, deel A, rubriek II, punten 4 en 5, en deel B, punten 7, 8 en 9, bedoelde planten, een officiële verklaring dat, in voorkomend geval, de plaats van productie vrij is van Ips amitinus Eichhof

►M27  EL, IRL, UK ◄

11.

Planten van Abies Mill., Larix Mill., Picea A. Dietr., Pinus L. en Pseudotsuga Carr., meer dan 3 meter hoog, met uitzondering van vruchten en zaden

Onverminderd de bepalingen die gelden voor de in bijlage III, deel A, punt 1, en in deze bijlage, deel A, rubriek I, punten 8.1, 8.2, 9 en 10, deel A, rubriek II, punten 4 en 5, en deel B, punten 7, 8, 9 en 10, bedoelde planten, een officiële verklaring dat, in voorkomend geval, de plaats van productie vrij is van Ips cembrae Heer.

EL, IRL, UK (N-IRL, eiland Man)

12.

Planten van Abies Mill., Larix Mill., Picea A. Dietr. en Pinus L., meer dan 3 meter hoog, met uitzondering van vruchten en zaden

Onverminderd de bepalingen die gelden voor de in bijlage III, deel A, punt 1, en in deze bijlage, deel A, rubriek I, punten 8.1, 8.2, 9 en 10, deel A, rubriek II, punten 4 en 5, en deel B, punten 7, 8, 9 en 10 en 11 bedoelde planten, een officiële verklaring dat, in voorkomend geval, de plaats van productie vrij is van Ips sexdentatus Börner.

IRL, ►A1  CY, ◄ UK (N-IRL, eiland Man)

▼M28

12.1.

Planten van Platanus L., bestemd voor opplant, met uitzondering van zaden, van oorsprong uit de Unie of uit Armenië, de Verenigde Staten van Amerika of Zwitserland.

Onverminderd de bepalingen die gelden voor het in bijlage IV, deel A, rubriek I, punt 12, en rubriek II, punt 8, vermelde hout, voor zover van toepassing, een officiële verklaring dat:

a)  de planten permanent zijn geteeld in een gebied dat overeenkomstig de desbetreffende internationale normen voor fytosanitaire maatregelen vrij is bevonden van Ceratocystis platani (J.M. Walter) Engelbr. & T.C. Harr., of

b)  de planten permanent zijn geteeld in een in de rechterkolom vermeld beschermd gebied.

►M31  IRL, UK ◄

▼M1 —————

▼B

14.1.

Bast, zonder andere delen, van Coniferae

►M12  Onverminderd de bepalingen die gelden voor in bijlage III, deel A, punt 4, bedoelde bast,  ◄ Een officiële verklaring dat de zending:

a)  is gefumigeerd of op een andere adequate wijze is behandeld tegen bastkevers, of

b)  van oorsprong is uit gebieden die bekend staan als zijnde vrij van Dendroctonus micans Kugelan

►M14  EL, IRL, UK (Noord-Ierland, Eiland Man en Jersey) ◄

14.2.

Bast, zonder andere delen, van Coniferae

Onverminderd de bepalingen die gelden voor ►M12  bijlage III, deel A, punt 4, en  ◄ punt 14.1 van deel B van deze bijlage bedoelde bast, een officiële verklaring dat de zending:

a)  is gefumigeerd of op een andere adequate wijze is behandeld tegen bastkevers, of

b)  van oorsprong is uit gebieden die bekend staan als zijnde vrij van Ips amitinus Eichhof.

►M27  EL, IRL, UK ◄

14.3.

Bast, zonder andere delen, van Coniferae

Onverminderd de bepalingen die gelden voor ►M12  bijlage III, deel A, punt 4, en  ◄ de punten 14.1 en 14.2 van deel B van deze bijlage bedoeld bast, een officiële verklaring dat de zending:

a)  is gefumigeerd of op een andere adequate wijze is behandeld tegen bastkevers, of

b)  van oorsprong is uit gebieden die bekend staan als zijnde vrij van Ips cembrae Heer

EL, IRL, UK (N-IRL, eiland Man)

14.4.

Bast, zonder andere delen, van Coniferae

Onverminderd de bepalingen die gelden voor ►M12  bijlage III, deel A, punt 4, en  ◄ de punten 14.1, 14.2 en 14.3 van deel B van deze bijlage bedoelde bast, een officiële verklaring dat de zending:

a)  is gefumigeerd of op een andere adequate wijze is behandeld tegen bastkevers, of

b)  van oorsprong is uit gebieden die bekend staan als zijnde vrij van Ips duplicatus Sahlberg

EL, IRL, UK

14.5.

Bast, zonder andere delen, van Coniferae

Onverminderd de bepalingen die gelden voor ►M12  bijlage III, deel A, punt 4, en  ◄ de punten 14.1, 14.2, 14.3 en 14.4 van deel B van deze bijlage bedoelde bast, een officiële verklaring dat de zending:

a)  is gefumigeerd of op een andere adequate wijze is behandeld tegen bastkevers, of

b)  van oorsprong is uit gebieden die bekend staan als zijnde vrij van Ips sexdentatus Börner.

IRL, ►A1  CY, ◄ UK (N-IRL, eiland Man)

14.6.

Bast, zonder andere delen, van Coniferae

Onverminderd de bepalingen die gelden voor ►M12  bijlage III, deel A, punt 4, en  ◄ de punten 14.1, 14.2, 14.3 en 14.4 en 14.5 van deel B van deze bijlage bedoelde bast, een officiële verklaring dat de zending:

a)  is gefumigeerd of op een andere adequate wijze is behandeld tegen bastkevers, of

b)  van oorsprong is uit gebieden die bekend staan als zijnde vrij van Ips typographus Heer.

IRL, UK

▼M2 —————

▼M1 —————

▼M12

14.9.

Bast zonder andere delen van Castanea Mill.

Officiële verklaring dat de bast, zonder andere delen:

a)  afkomstig is uit gebieden waarvan bekend is dat zij vrij zijn van Cryphonectria parasitica (Murrill.) Barr.

of

b)  een adequate fumigatie of andere passende behandeling heeft ondergaan tegen Cryphonectria parasitica (Murrill.) Barr. volgens een specificatie die overeenkomstig de in artikel 18, lid 2, bedoelde procedure is goedgekeurd. Ten bewijze daarvan moet op de in artikel 13, lid 1, onder ii), van deze richtlijn bedoelde certificaten melding worden gemaakt van het werkzame bestanddeel, de minimumtemperatuur van het hout, de dosering (g/m3) en de blootstellingstijd (uur).

►M27  CZ, IRL, S, UK ◄

▼B

15.

Planten van Larix Mill., bestemd voor opplant, met uitzondering van zaden

Onverminderd de bepalingen die gelden voor de in bijlage III, deel A, punt 1, en in deze bijlage, deel A, rubriek I, punten 8.1, 8.2 en 10, deel A, rubriek 11, punt 5, en deel B, punten 7, 8, 9, 10, 11, 12, 13, bedoelde planten, een officiële verklaring dat de planten zijn geteeld in kwekerijen en dat de plaats van productie vrij is van Cephalcia lariciphila (Klug.)

IRL, UK (N-IRL, eiland Man en Jersey)

16.

Planten van Pinus L., Picea A. Dietr., Larix Mill., Abies Mill. en Pseudotsuga Carr., bestemd voor opplant, met uitzondering van zaden

Onverminderd de bepalingen die gelden voor de in bijlage III, deel A, punt 1, en in deze bijlage, deel A, rubriek I, punten 8.1, 8.2 en 9, deel A, rubriek 11, punt 4, en deel B, punten 7, 8, 9, 10, 11, 12, 13 en 15, bedoelde planten, een officiële verklaring dat, in voorkomend geval, de planten zijn geteeld in kwekerijen en dat de plaats van productie vrij is van Gremmeniella abietina (Lag.) Morelet

IRL, UK (N-IRL)

▼M31

16.1.

Planten van Pinus L., bestemd voor opplant, met uitzondering van vruchten en zaden

Onverminderd de bepalingen die gelden voor de in bijlage III, deel A, punt 1, bijlage IV, deel A, rubriek I, punten 8.1, 8.2, 9 en 10, bijlage IV, deel A, rubriek II, punten 4 en 5, of bijlage IV, deel B, punten 7, 8, 9, 10, 11, 12 en 16, bedoelde planten, een officiële verklaring dat:

a)  de planten permanent zijn geteeld op een plaats van productie in een land waar Thaumetopoea pityocampa Denis & Schiffermüller voor zover bekend niet voorkomt;

of

b)  de planten permanent zijn geteeld in een gebied dat door de nationale plantenziektekundige dienst overeenkomstig de desbetreffende internationale normen voor fytosanitaire maatregelen vrij is bevonden van Thaumetopoea pityocampa Denis & Schiffermüller;

of

c)  de planten zijn geproduceerd in kwekerijen die samen met hun omgeving op basis van op daartoe geschikte tijdstippen uitgevoerde officiële controles en officiële onderzoeken vrij zijn verklaard van Thaumetopoea pityocampa Denis & Schiffermüller;

of

d)  de planten permanent zijn geteeld op een terrein dat volledig fysiek beschermd is tegen het binnenbrengen van Thaumetopoea pityocampa Denis & Schiffermüller en dat zij op daartoe geschikte tijdstippen zijn gecontroleerd en vrij zijn bevonden van Thaumetopoea pityocampa Denis & Schiffermüller.;

UK

▼M19 —————

▼B

18.

Planten van Picea A. Dietr., bestemd voor opplant, met uitzondering van zaden

Onverminderd de bepalingen die gelden voor de in bijlage III, deel A, punt 1, en in deze bijlage, deel A, rubriek I, punten 8.1, 8.2 en 10, deel A, rubriek II, punt 5, en deel B, punten 7, 8, 9, 10, 11, 12, 13 en 16, bedoelde planten, een officiële verklaring dat de planten zijn geteeld in kwekerijen en dat de plaats van productie vrij is van Gilpinia hercyniae (Hartig)

EL, IRL, UK (N-IRL, eiland Man en Jersey)

19.

Planten van Eucalyptus l'Herit, met uitzondering van vruchten en zaden

Officiële verklaring dat:

a)  de planten vrij zijn van grond en zijn behandeld tegen Gonipterus scutellatus Gyll., of

b)  de planten van oorsprong zijn uit gebieden die bekend staan als zijnde vrij van Gonipterus scutellatus Gyll.

►M7  EL, P (Azoren) ◄

▼M27

19.1.

Planten van Castanea Mill., bestemd voor opplant:

Onverminderd de bepalingen die gelden voor de in bijlage III, deel A, punt 2, en bijlage IV, deel A, rubriek I, punten 11.1 en 11.2, vermelde planten, een officiële verklaring dat de planten:

a)  permanent zijn geteeld op plaatsen van productie in landen waarvan bekend is dat Cryphonectria parasitica (Murrill) Barr er niet voorkomt,

of

b)  permanent zijn geteeld in een gebied dat door de nationale plantenziektekundige dienst overeenkomstig de desbetreffende internationale normen voor fytosanitaire maatregelen vrij is bevonden van Cryphonectria parasitica (Murrill) Barr,

of

c)  van oorsprong zijn uit de in de rechterkolom genoemde beschermde gebieden

CZ, IRL, S, UK

▼B

20.1.

Knollen van Solanum tuberosum L., bestemd voor opplant

Onverminderd de bepalingen die gelden voor de in bijlage III, deel A, punten 10 en 11, en in deze bijlage, deel A, rubriek I, punten 25.1, 25.2, 25.3, 25.4, 25.5 en 25.6, en deel A, rubriek II, punten 18.1, 18.2, 18.3, 18.4 en 18.6, bedoelde planten, een officiële verklaring dat de knollen:

a)  zijn geteeld in een gebied waar voor zover bekend Beet necrotic yellow vein virus (BNYVV) niet voorkomt, of

b)  zijn geteeld op grond, of in een groeimedium dat uit grond bestaat, die voor zover bekend vrij is van BNYVV, of die volgens adequate methoden getoetst is en vrij is bevonden van BMYVV, of

c)  zijn gewassen zodat zij vrij zijn van grond

►M10   ►M14  DK,  ◄ F (Bretagne), FI, IRL, P (Azoren), ►M17   LT, ◄ UK (Noord-Ierland) ◄

▼M3

20.2

Knollen van Solanum tuberosum L., andere dan die in bijlage IV, deel B, punt 20.1

a)  het gewicht van de zending of partij bestaat voor niet meer dan 1 % uit grond,

of

b)  de knollen zijn bestemd voor verwerking in bedrijven met officieel goedgekeurde afvalverwerkingsinstallaties zodat gegarandeerd wordt dat er geen risico op verspreiding van BNYVV bestaat

►M10   ►M14  DK,  ◄ F (Bretagne), FI, IRL, P (Azoren), ►M17   LT, ◄ UK (Noord-Ierland) ◄

▼M27

20.3.

Planten met wortels, opgeplant of bestemd voor opplant, geteeld in de koude grond

Er wordt aangetoond dat de planten van oorsprong zijn van een perceel dat bekend staat als zijnde vrij van Globodera pallida (Stone) Behrens.

►M31  FI, LV, P (Açores), SI, SK ◄

▼M31

20.4.

Planten met wortels, opgeplant of bestemd voor opplant, geteeld in de koude grond

Er wordt aangetoond dat de planten van oorsprong zijn van een perceel dat bekend staat als zijnde vrij van Globodera rostochiensis (Wollenweber) Behrens.

P (Açores)

20.5.

Planten van Prunus L., bestemd voor opplant, met uitzondering van zaden

Onverminderd de bepalingen die gelden voor de in bijlage III, deel A, punten 9 en 18, bijlage IV, deel A, rubriek I, punten 19.2, 23.1 en 23.2, of bijlage IV, deel A, rubriek II, punten 12 en 16, bedoelde planten, een officiële verklaring dat:

a)  de planten permanent zijn geteeld op een plaats van productie in een land waar Xanthomonas arboricola pv. pruni (Smith) Vauterin et al. voor zover bekend niet voorkomt;

of

b)  de planten permanent zijn geteeld in een gebied dat door de nationale plantenziektekundige dienst overeenkomstig de desbetreffende internationale normen voor fytosanitaire maatregelen vrij is bevonden van Xanthomonas arboricola pv. pruni (Smith) Vauterin et al.;

of

c)  de planten in rechte lijn voortkomen van moederplanten die tijdens de laatste volledige vegetatiecyclus geen symptomen van Xanthomonas arboricola pv. pruni (Smith) Vauterin et al. hebben vertoond,

en

sedert het begin van de laatste volledige vegetatiecyclus op de planten op de plaats van productie geen symptomen van Xanthomonas arboricola pv. pruni (Smith) Vauterin et al. zijn waargenomen;

of

d)  voor planten van Prunus laurocerasus L. en Prunus lusitanica L. waarvan uit de verpakking of op enige andere wijze blijkt dat zij bestemd zijn voor directe verkoop aan eindverbruikers die zich niet beroepshalve bezighouden met de productie van planten: sedert het begin van het laatste volledige groeiseizoen op de planten op de plaats van productie geen symptomen van Xanthomonas arboricola pv. pruni (Smith) Vauterin et al. zijn waargenomen.

UK

▼M10

21.

Planten en levende pollen voor bestuiving van: Amelanchier Med., Chaenomeles Lindl., Coto-neaster Ehrh., Crataegus L., Cydonia Mill., Eriobotrya Lindl., Malus Mill., Mespilus L., Photinia davidiana (dcne,) Cardot, Pyracantha Roem., Pyrus L. en Sorbus L., met uitzondering van vruchten en zaden

Onverminderd de verbodsbepalingen die gelden voor de in bijlage III, deel A, punten 9, 9.1 en 18, en bijlage III, deel B, punt 1, genoemde planten, een officiële verklaring dat, in voorkomend geval:
a)  de planten van oorsprong zijn uit derde landen die volgens de procedure van artikel 18, lid 2, als vrij van Erwinia amylovora (Burr.) Winsl. et al. zijn erkend,
of
b)  de planten van oorsprong zijn uit, wat Erwinia amylovora (Burr.) Winsl. et al. betreft, overeenkomstig de internationale norm voor fytosanitaire maatregelen (International Standard for Phytosanitary Measures) als ziektevrij aangemerkte en volgens de procedure van artikel 18, lid 2, als zodanig erkende gebieden in derde landen,
of ►M24  
c)  de planten van oorsprong zijn uit het kanton Valais in Zwitserland, of  ◄
d)  de planten van oorsprong zijn uit de in de rechterkolom genoemde beschermde gebieden,
of
e)  de planten zijn geteeld of, indien overgebracht naar een „bufferzone”, gedurende ten minste de periode die loopt van 1 april tot en met 31 oktober van de laatste volledige vegetatiecyclus, in stand zijn gehouden op een perceel:
aa)  dat gelegen is in een officieel erkende „bufferzone” met een oppervlakte van ten minste 50 km2 en op ten minste 1 km van de grens daarvan, waar voor de waardplanten een officieel goedgekeurde en gecon-troleerde bestrijdingsregeling geldt die vóór het begin van de aan de laatste volledige vegetatiecyclus voorafgaande volledige vegetatiecyclus is ingesteld om het risico dat de daar geteelde planten oorzaak zijn van de verspreiding van Erwinia amylovora (Burr.) Winsl. et al., zo veel mogelijk te beperken. De details betreffende de omschrijving van deze „bufferzone” worden ter beschikking gehouden van de Commissie en de andere lidstaten. Zodra de „bufferzone” is ingesteld, worden in die zone, met uitzondering van het perceel en een strook rond het perceel van ten minste 500 m breed, ten minste eenmaal na het begin van de laatste volledige vegetatiecyclus en op het daarvoor meest geschikte moment, officiële inspecties verricht, en worden alle waardplanten met symptomen van Erwinia amylovora (Burr.) Winsl. et al. onmiddellijk uitgewied. De resultaten van deze inspecties worden voor 1 mei van elk jaar meegedeeld aan de Commissie en de andere lidstaten; en
bb)  dat, evenals de „bufferzone”, vóór het begin van de aan de laatste volledige vegetatiecyclus voorafgaande volledige vegetatiecyclus officieel is goedgekeurd voor de teelt van planten onder de in dit punt bedoelde voorwaarden, en
cc)  dat, na het begin van de laatste volledige vegetatiecyclus en in een strook rond het perceel van ten minste 500 m breed, vrij van Erwinia amylovora (Burr.) Winsl. et al. is bevonden bij officiële keuringen die zijn verricht:

— ten minste tweemaal op het perceel op het daarvoor meest geschikte moment, namelijk eenmaal in juni-augustus en eenmaal in augustus-november,

— en

— ten minste eenmaal in de bovengenoemde strook rond het perceel, op het daarvoor meest geschikte moment, namelijk in de periode augustus tot en met november, en


dd)  van welk planten officieel op latente besmettingen zijn getest met gebruikmaking van daarvoor geschikte laboratoriumtechnieken op basis van monsters die officieel zijn genomen in de daarvoor meest geschikte periode.
Tussen 1 april 2004 en 1 april 2005 zijn deze bepalingen niet van toepassing op planten die naar in de rechterkolom opgenomen beschermde gebieden worden overgebracht of daarbinnen worden vervoerd en die geteeld en in stand gehouden zijn op percelen die liggen in officieel als „bufferzones” aangewezen gebieden overeenkomstig de vóór 1 april 2004 ter zake geldende eisen.

►M31  E (met uitzondering van de autonome gemeenschappen Andalucia, Aragón, Castilla la Mancha, Castilla y León, Extremadura, de autonome gemeenschap Madrid, Murcia, Navarra en La Rioja, de provincie Guipuzcoa (Baskenland), de comarcas Garrigues, Noguera, Pla d'Urgell, Segrià en Urgell in de provincie Lleida (Communidad autónoma de Catalunya), de comarcas L'Alt Vinalopó en El Vinalopó Mitjà in de provincie Alicante en de gemeenten Alborache en Turís in de provincie Valencia (Comunidad Valenciana)), EE, F (Corsica), IRL (met uitzondering van de stad Galway), I (Abruzzo, Basilicata, Calabria, Campania, Emilia-Romagna (de provincies Parma en Piacenza), Lazio, Liguria, Lombardia (met uitzondering van de provincies Mantova, Milano, Sondrio en Varese), Marche, Molise, Piemonte (met uitzondering van de gemeenten Busca, Centallo en Tarantasca in de provincie Cuneo), Puglia, Sardinia, Sicilia, Toscana, Umbria, Valle d'Aosta, Veneto (met uitzondering van de provincies Rovigo en Venezia, de gemeenten Barbona, Boara Pisani, Castelbaldo, Masi, Piacenza d'Adige, S. Urbano en Vescovana in de provincie Padova en het gebied ten zuiden van autoweg A4 in de provincie Verona)), LV, LT (met uitzondering van de gemeenten Babtai en Kėdainiai (district Kaunas)), P, SI (met uitzondering van de regio's Gorenjska, Koroška, Maribor en Notranjska, en de gemeenten Lendava en Renče-Vogrsko (ten zuiden van autoweg H4)), SK (met uitzondering van het district Dunajská Streda, Hronovce en Hronské Kľačany (district Levice), Dvory nad Žitavou (district Nové Zámky), Málinec (district Poltár), Hrhov (district Rožňava), Veľké Ripňany (district Topoľčany), Kazimír, Luhyňa, Malý Horeš, Svätuše en Zatín (district Trebišov)), FI, UK (Noord-Ierland: met uitzondering van de townlands Ballinran Upper, Carrigenagh Upper, Ballinran en Carrigenagh in County Down, en het kiesgebied Dunmurry Cross in Belfast, County Antrim; het eiland Man en de Kanaaleilanden) ◄

▼M9 —————

▼M14

21.1.

Planten van Vitis L., met uitzondering van vruchten en zaden

►M31  Onverminderd het verbod in bijlage III, deel A, punt 15, op het binnenbrengen van planten van Vitis L., met uitzondering van vruchten, uit derde landen (behalve Zwitserland) in de Unie, een officiële verklaring dat de planten:

a)  van oorsprong zijn uit de in de rechterkolom genoemde beschermde gebieden;

of

b)  zijn onderworpen aan een geschikte behandeling om te verzekeren dat zij vrij zijn van Daktulosphaira vitifoliae (Fitch) volgens een specificatie die overeenkomstig de in artikel 18, lid 2, bedoelde procedure is goedgekeurd. ◄

CY

▼A1

21.2.

Vruchten van Vitis L.

De vruchten zijn vrij van bladeren

en

er is een officiële verklaring dat:

a)  de vruchten van oorsprong zijn uit een gebied dat bekend staat als zijnde vrij vanDaktulosphaira vitifoliae (Fitch);

of

b)  de vruchten geteeld zijn op een teeltplaats die tijdens officiële inspecties gedurende de laatste twee volledige vegetatiecycli vrij bevonden is van Daktulosphaira vitifoliae (Fitch);

of

c)  de vruchten gefumigeerd zijn of op een andere adequate manier zijn behandeld tegen Daktulosphaira vitifoliae (Fitch).

CY

▼M10

21.3.

Van 15 maart tot en met 30 juni, bijenkorven en -kasten

Aan de hand van bewijsstukken moet worden aangetoond dat de bijenkorven en -kasten:
a)  van oorsprong zijn uit derde landen die volgens de procedure van artikel 18, lid 2, als vrij van Erwinia amylovora (Burr.) Winsl. et al. zijn erkend,
of ►M24  
b)  van oorsprong zijn uit het kanton Valais in Zwitserland, of  ◄
c)  van oorsprong zijn uit de in de rechterkolom genoemde beschermde gebieden,
of
d)  vóór te zijn overgebracht een passende quarantainemaatregel hebben ondergaan.

►M31  E (met uitzondering van de autonome gemeenschappen Andalucia, Aragón, Castilla la Mancha, Castilla y León, Extremadura, de autonome gemeenschap Madrid, Murcia, Navarra en La Rioja, de provincie Guipuzcoa (Baskenland), de comarcas Garrigues, Noguera, Pla d'Urgell, Segrià en Urgell in de provincie Lleida (Communidad autónoma de Catalunya), de comarcas L'Alt Vinalopó en El Vinalopó Mitjà in de provincie Alicante en de gemeenten Alborache en Turís in de provincie Valencia (Comunidad Valenciana)), EE, F (Corsica), IRL (met uitzondering van de stad Galway), I (Abruzzo, Basilicata, Calabria, Campania, Emilia-Romagna (de provincies Parma en Piacenza), Lazio, Liguria, Lombardia (met uitzondering van de provincies Mantova, Milano, Sondrio en Varese), Marche, Molise, Piemonte (met uitzondering van de gemeenten Busca, Centallo en Tarantasca in de provincie Cuneo), Puglia, Sardinia, Sicilia, Toscana, Umbria, Valle d'Aosta, Veneto (met uitzondering van de provincies Rovigo en Venezia, de gemeenten Barbona, Boara Pisani, Castelbaldo, Masi, Piacenza d'Adige, S. Urbano en Vescovana in de provincie Padova en het gebied ten zuiden van autoweg A4 in de provincie Verona)), LV, LT (met uitzondering van de gemeenten Babtai en Kėdainiai (district Kaunas)), P, SI (met uitzondering van de regio's Gorenjska, Koroška, Maribor en Notranjska, en de gemeenten Lendava en Renče-Vogrsko (ten zuiden van autoweg H4)), SK (met uitzondering van het district Dunajská Streda, Hronovce en Hronské Kľačany (district Levice), Dvory nad Žitavou (district Nové Zámky), Málinec (district Poltár), Hrhov (district Rožňava), Veľké Ripňany (district Topoľčany), Kazimír, Luhyňa, Malý Horeš, Svätuše en Zatín (district Trebišov)), FI, UK (Noord-Ierland: met uitzondering van de townlands Ballinran Upper, Carrigenagh Upper, Ballinran en Carrigenagh in County Down, en het kiesgebied Dunmurry Cross in Belfast, County Antrim; het eiland Man en de Kanaaleilanden) ◄

▼M31

21.4.

Planten van Palmae, bestemd voor opplant, met een stamdiameter aan de voet van meer dan 5 cm en behorend tot de volgende geslachten: Brahea Mart., Butia Becc., Chamaerops L., Jubaea Kunth, Livistona R. Br., Phoenix L., Sabal Adans., Syagrus Mart., Trachycarpus H. Wendl., Trithrinax Mart., Washingtonia Raf.

Onverminderd de bepalingen die gelden voor de in bijlage III, deel A, punt 17, bijlage IV, deel A, rubriek I, punten 37 en 37.1, of bijlage IV, deel A, rubriek II, punt 19.1, bedoelde planten, een officiële verklaring dat de planten:

a)  permanent zijn geteeld op een plaats van productie in een land waarvan bekend is dat Paysandisia archon (Burmeister) er niet voorkomt;

of

b)  permanent zijn geteeld in een gebied dat door de nationale plantenziektekundige dienst overeenkomstig de desbetreffende internationale normen voor fytosanitaire maatregelen vrij is bevonden van Paysandisia archon (Burmeister);

of

c)  gedurende een periode van ten minste twee jaar vóór de uitvoer of het in het verkeer brengen zijn geteeld in een plaats van productie:

— die is geregistreerd door en onder toezicht staat van de nationale plantenziektekundige dienst van het land van oorsprong,

— en

— waar de planten op een terrein stonden dat volledig fysiek beschermd is tegen het binnenbrengen van Paysandisia archon (Burmeister),

— en

— waar bij drie officiële controles die elk jaar op daartoe geschikte tijdstippen, waaronder onmiddellijk vóór de planten deze plaats van productie verlaten, worden uitgevoerd geen tekenen van Paysandisia archon (Burmeister) zijn waargenomen.

IRL, MT, UK

21.5.

Planten van Palmae, bestemd voor opplant, met een stamdiameter aan de voet van meer dan 5 cm en behorend tot de volgende taxa: Areca catechu L., Arenga pinnata (Wurmb) Merr., Bismarckia Hildebr. & H. Wendl., Borassus flabellifer L., Brahea armata S. Watson, Brahea edulis H. Wendl., Butia capitata (Mart.) Becc., Calamus merrillii Becc., Caryota maxima Blume, Caryota cumingii Lodd. ex Mart., Chamaerops humilis L., Cocos nucifera L., Copernicia Mart., Corypha utan Lam., Elaeis guineensis Jacq., Howea forsteriana Becc., Jubaea chilensis (Molina) Baill., Livistona australis C. Martius, Livistona decora (W. Bull) Dowe, Livistona rotundifolia (Lam.) Mart., Metroxylon sagu Rottb., Phoenix canariensis Chabaud, Phoenix dactylifera L., Phoenix reclinata Jacq., Phoenix roebelenii O'Brien, Phoenix sylvestris (L.) Roxb., Phoenix theophrasti Greuter, Pritchardia Seem. & H. Wendl., Ravenea rivularis Jum. & H. Perrier, Roystonea regia (Kunth) O.F. Cook, Sabal palmetto (Walter) Lodd. ex Schult. & Schult. f., Syagrus romanzoffiana (Cham.) Glassman, Trachycarpus fortunei (Hook.) H. Wendl. en Washingtonia Raf.

Onverminderd de bepalingen die gelden voor de in bijlage III, deel A, punt 17, bijlage IV, deel A, rubriek I, punten 37 en 37.1, of bijlage IV, deel A, rubriek II, punt 19.1, bedoelde planten, een officiële verklaring dat de planten:

a)  permanent zijn geteeld op een plaats van productie in een land waarvan bekend is dat Rhynchophorus ferrugineus (Olivier) er niet voorkomt;

of

b)  permanent zijn geteeld in een gebied dat door de nationale plantenziektekundige dienst overeenkomstig de desbetreffende internationale normen voor fytosanitaire maatregelen vrij is bevonden van Rhynchophorus ferrugineus (Olivier);

of

c)  gedurende een periode van ten minste twee jaar vóór de uitvoer of het in het verkeer brengen zijn geteeld in een plaats van productie:

— die is geregistreerd door en onder toezicht staat van de nationale plantenziektekundige dienst van het land van oorsprong,

— en

— waar de planten op een terrein stonden dat volledig fysiek beschermd is tegen het binnenbrengen van Rhynchophorus ferrugineus (Olivier),

— en

— waar bij drie officiële controles die elk jaar op daartoe geschikte tijdstippen, waaronder onmiddellijk vóór de planten deze plaats van productie verlaten, worden uitgevoerd geen tekenen van Rhynchophorus ferrugineus (Olivier) zijn waargenomen.

IRL, P (Açores), UK

▼M3

22.

Planten van Allium porrum L., Apium L., Beta L., andere dan die in bijlage IV, deel B, punt 25, en die welke bestemd zijn voor diervoeder, Brassica napus L., Brassica rapa L., Daucus L., andere dan voor opplant bestemde planten

a)  het gewicht van de zending of partij bestaat voor niet meer dan 1 % uit grond,

of

b)  de planten zijn bestemd voor verwerking in bedrijven met officieel goedgekeurde afvalverwerkingsinstallaties zodat gegarandeerd wordt dat er geen risico op verspreiding van BNYVV bestaat

►M10   ►M14  DK,  ◄ F (Bretagne), FI, IRL, P (Azoren), ►M17   LT, ◄ UK (Noord-Ierland) ◄

▼B

23.

Planten van Beta vulgaris L., bestemd voor opplant met uitzondering van zaden

a)  Onverminderd de eisen die gelden voor de in deel A, rubriek I, punten 35.1 en 35.2, deel A, rubriek II, punt 25, en deel B, punt 22, van deze bijlage bedoelde planten, een officiële verklaring dat de planten:

aa)  invidivueel officieel zijn getoetst en vrij zijn bevonden van Beet necrotic yellow vein virus (BNYVV), of

bb)  zijn verkregen uit zaad dat voldoet aan de in punt 27.1 en punt 27.2 van deel B van deze bijlage genoemde eisen en:

— zijn geteeld in gebieden waar voor zover bekend geen BNYVV voorkomt, of

— zijn geteeld op grond, in groeimedia, die volgens adequate methoden officieel zijn getoetst en vrij zijn bevonden van BNYVV en:

— zijn bemonsterd, en de monsters zijn getoetst en vrij zijn bevonden van BNYVV

b)  De dienst of het onderzoekcentrum dat dergelijk materiaal in zijn bezit heeft, moet de officiële plantenziektenkundige dienst daarvan in kennis stellen

►M10   ►M14  DK,  ◄ F (Bretagne), FI, IRL, P (Azoren), ►M17   LT, ◄ UK (Noord-Ierland) ◄

▼M3

24.1

Stekken zonder wortels van Euphorbia pulcherrima Willd., bestemd voor opplant

Onverminderd de eisen die gelden voor de in bijlage IV, deel A, rubriek I, punt 45.1, vermelde planten, in voorkomend geval een officiële verklaring dat:

a)  de stekken zonder wortels van oorsprong zijn uit een gebied dat bekend staat als zijnde vrij van Bemisia tabaci Genn. (Europese populaties),

of

b)  op de plaats van productie bij officiële controles die in de negen weken voordat de planten in de handel zijn gebracht ten minste eens in de drie weken zijn verricht, geen tekenen zijn waargenomen die wijzen op Bemisia tabaci Genn. (Europese populaties),

of

c)  in gevallen waarin Bemisia tabaci Genn. (Europese populaties) op de plaats van productie is aangetroffen, de stekken en de planten waarvan de stekken afkomstig zijn en die op deze plaats van productie verkregen en gehouden of geteeld zijn, adequaat zijn behandeld om te garanderen dat ze vrij zijn van Bemisia tabaci Genn. (Europese populaties) en deze plaats van productie bijgevolg, na passende maatregelen voor de uitroeiing van Bemisia tabaci Genn. (Europese populaties), vrij is bevonden van Bemisia tabaci Genn. (Euroepse populaties), zowel bij officiële controles die gedurende de drie weken voordat de planten die plaats van productie hebben verlaten, wekelijks zijn verricht, als bij bewakingsprocedures gedurende heel die periode. De laatste controle van bovenbedoelde wekelijkse controles moet worden verricht vlak voordat de planten worden overgebracht naar een andere plaats

►M31  IRL, P (Açores, Beira Interior, Beira Litoral, Entre Douro e Minho en Trás-os-Montes), UK, S, FI ◄

24.2

Planten van Euphorbia pulcherrima Willd., bestemd voor opplant, met uitzondering van:

— zaden,

— planten waarvoor uit de verpakking of uit de ontwikkeling van de bloem (of het schutblad) of op enige andere wijze blijkt dat ze bestemd zijn voor verkoop aan eindverbruikers die zich niet beroepshalve bezighouden met de teelt van deze planten,

— de in punt 24.1 gespecificeerde planten

Onverminderd de eisen die gelden voor de in bijlage IV, deel A, rubriek I, punt 45.1, vermelde planten, in voorkomend geval een officiële verklaring dat:

a)  de planten van oorsprong zijn uit een gebied dat bekend staat als zijnde vrij van Bemisia tabaci Genn. (Europese populaties),

of

b)  op de plaats van productie bij officiële controles die in de negen weken voordat de planten in de handel zijn gebracht ten minste eens in de drie weken zijn verricht, geen tekenen zijn waargenomen die wijzen op Bemisia tabaci Genn. (Europese populaties),

of

c)  in gevallen waarin Bemisia tabaci Genn. (Europese populaties) op de plaats van productie is aangetroffen, de op de plaats van productie gehouden of geteelde planten adequaat zijn behandeld om te garanderen dat ze vrij zijn van Bemisia tabaci Genn. (Europese populaties) en deze plaats van productie bijgevolg, na passende maatregelen voor de uitroeiing van Bemisia tabaci Genn. (Europese populaties), vrij is bevonden van Bemisia tabaci Genn. (Europese populaties), zowel bij officiële controles die gedurende de drie weken voordat de planten die plaats van productie hebben verlaten, wekelijks zijn verricht, als bij bewakingsprocedures gedurende heel die periode. De laatste controle van bovenbedoelde wekelijkse controles moet worden verricht vlak voordat de planten worden overgebracht naar een andere plaats,

en

d)  kan worden aangetoond dat de planten afkomstig zijn van stekken die:

da)  van oorsprong zijn uit een gebied dat bekend staat als zijnde vrij van Bemisia tabaci Genn. (Europese populaties),

of

db)  geteeld zijn op een plaats van productie waar bij officiële controles die tijdens de hele teeltperiode van deze planten ten minste eens in de drie weken zijn verricht, geen tekenen zijn waargenomen die wijzen op de aanwezigheid van Bemisia tabaci Genn. (Europese populaties),

of

►M31  IRL, P (Açores, Beira Interior, Beira Litoral, Entre Douro e Minho en Trás-os-Montes), UK, S, FI ◄

 

dc)  in gevallen waarin Bemisia tabaci Genn. (Europese populaties) op de plaats van productie is aangetroffen, verkregen zijn van op de plaats van productie gehouden of geteelde planten die adequaat zijn behandeld om te garanderen dat ze vrij zijn van Bemisia tabaci Genn. (Europese populaties) en deze plaats van productie bijgevolg, na passende maatregelen voor de uitroeiing van Bemisia tabaci Genn. (Europese populaties), vrij is bevonden van Bemisia tabaci Genn. (Europese populaties), zowel bij officiële controles die gedurende de drie weken voordat de planten die plaats van productie hebben verlaten, wekelijks zijn verricht, als bij bewakingsprocedures gedurende heel die periode. De laatste controle van bovenbedoelde wekelijkse controles moet worden verricht vlak voordat de planten worden overgebracht naar een andere plaats

 

▼M31

24.3.

Planten van Begonia L. bestemd voor opplant, met uitzondering van zaden, knollen en stengelknollen, en planten van Dipladenia A.DC., Ficus L., Hibiscus L., Mandevilla Lindl. en Nerium oleander L. bestemd voor opplant, met uitzondering van zaden

Onverminderd de eisen die gelden voor de in bijlage IV, deel A, rubriek I, punt 45.1, bedoelde planten, indien van toepassing, een officiële verklaring dat:

a)  de planten van oorsprong zijn uit een gebied dat bekend staat als zijnde vrij van Bemisia tabaci Genn. (Europese populaties);

of

b)  op de plaats van productie bij officiële controles die in de negen weken voordat de planten in de handel zijn gebracht ten minste eens in de drie weken zijn verricht, geen tekenen zijn waargenomen van Bemisia tabaci Genn. (Europese populaties);

of

c)  in gevallen waarin Bemisia tabaci Genn. (Europese populaties) op de plaats van productie is aangetroffen: de op de plaats van productie gehouden of geteelde planten adequaat zijn behandeld om te verzekeren dat zij vrij zijn van Bemisia tabaci Genn. (Europese populaties) en deze plaats van productie vervolgens, na passende maatregelen voor de uitroeiing van Bemisia tabaci Genn. (Europese populaties), vrij is bevonden van Bemisia tabaci Genn. (Europese populaties), zowel bij officiële controles die gedurende de drie weken voordat de planten die plaats van productie hebben verlaten, wekelijks zijn verricht, als bij bewakingsprocedures gedurende heel die periode;

of

d)  voor planten waarvan uit de verpakking of uit de ontwikkeling van de bloem of op enige andere wijze blijkt dat zij bestemd zijn voor directe verkoop aan eindverbruikers die zich niet beroepshalve bezighouden met de productie van planten: de planten onmiddellijk voorafgaand aan het in het verkeer brengen ervan officieel gecontroleerd zijn en vrij zijn bevonden van Bemisia tabaci Genn. (Europese populaties).

IRL, P (Açores, Beira Interior, Beira Litoral, Entre Douro e Minho en Trás-os-Montes), UK, S, FI

▼M3 —————

▼M3

25.

Planten van Beta vulgaris L., bestemd voor industriële verwerking

Officiële verklaring dat:

a)  bij het vervoer van de planten ervoor is gezorgd dat er geen gevaar bestaat voor verspreiding van BNYVV, en dat de planten zullen worden geleverd aan een verwerkend bedrijf met officieel goedgekeurde afvalverwerkingsinstallaties zodat elk risico op verspreiding van BNYVV wordt uitgesloten,

of

b)  de planten geteeld zijn in een gebied waarvan bekend is dat BNYVV er niet voorkomt

►M10   ►M14  DK,  ◄ F (Bretagne), FI, IRL, P (Azoren), ►M17   LT, ◄ UK (Noord-Ierland) ◄

26.

Grond van bieten en niet-gesteriliseerd afval van bieten (Beta vulgaris L.)

Officiële verklaring dat de grond en het afval:

a)  behandeld zijn om elke besmetting met BNYVV uit te sluiten,

of

b)  bestemd zijn om te worden vervoerd om op een officieel erkende manier te worden verwijderd,

of

c)  afkomstig zijn van planten van Beta vulgaris die geteeld zijn in een gebied waarvan bekend is dat BNYVV er niet voorkomt

►M10   ►M14  DK,  ◄ F (Bretagne), FI, IRL, P (Azoren), ►M17   LT, ◄ UK (Noord-Ierland) ◄

▼B

27.1.

Zaden van suiker- en voederbieten van de soort Beta vulgaris L.

Onverminderd de bepalingen van Richtlijn 66/400/EEG, van 14 juni 1966 betreffende het in de handel brengen van bietenzaad (2), in voorkomend geval, een officiële verklaring dat:

a)  het zaad van categorieën „basiszaad” en „gecertificeerd zaad” voldoet aan de voorwaarden die zijn vastgesteld in bijlage I, deel B, punt 3, van Richtlijn 66/400/EEG, of

b)  in het geval van „niet definitief gecertificeerd zaad”, het zaad:

— voldoet aan de voorwaarden die zijn vastgesteld in artikel 15, lid 2, van Richtlijn 66/400/EEG, en

— bestemd is voor een verwerking die voldoet aan de voorwaarden die zijn vastgesteld in bijlage I, deel B, van Richtlijn 66/400/EEG en wordt geleverd aan verwerkende bedrijven met officieel goedgekeurde adequate installaties voor afvalverwijdering, zodat verspreiding van BNYVV wordt voorkomen, of

c)  het zaad is verkregen van gewassen die zijn geteeld in een gebied waarvan bekend is dat BNYVV er niet voorkomt.

►M10   ►M14  DK,  ◄ F (Bretagne), FI, IRL, P (Azoren), ►M17   LT, ◄ UK (Noord-Ierland) ◄

27.2.

Zaden van snijbiet van de soort Beta vulgaris L.

Onverminderd de bepalingen van Richtlijn 70/458/EEG, van de Raad van 29 september 1978 betreffende het in de handel brengen van groentezaad (3) in voorkomend geval, een officiële verklaring dat:

a)  het verwerkte zaad ten hoogste 0,5 gewichtspercent inerte stof bevat; in het geval van zaad in pellets geldt deze norm vóór het pellettiseren, of

b)  in het geval van niet-verwerkt zaad, het zaad:

— zo wordt verpakt dat er geen gevaar bestaat voor verspreiding van BNYVV en

— bestemd is voor een verwerking die voldoet aan de voorwaarden die zijn vastgesteld onder a) en wordt geleverd aan verwerkende bedrijven met officieel goedgekeurde adequate installaties voor afvalverwijdering, zodat verspreiding van BNYVV wordt voorkomen, of

c)  het zaad is verkregen van gewassen die zijn geteeld in een gebied waarvan bekend is dat BNYVV er niet voorkomt.

►M10   ►M14  DK,  ◄ F (Bretagne), FI, IRL, P (Azoren), ►M17   LT, ◄ UK (Noord-Ierland) ◄

28.

Zaden van Gossypium spp.

Officiële verklaring dat:

a)  de zaden met zuur werden gepluisd en

b)  sedert het begin van de laatste volledige vegetatiecyclus op de plaats van productie geen symptomen van Glomerella gossypii Edgerton zijn waargenomen en dat een representatief monster is onderzocht en bij dit onderzoek vrij is bevonden van Glomerella gossypii Edgerton

EL

28.1.

Zaden van Gossypium spp.

Officiële verklaring dat de zaden met zuur werden gepluisd

EL, E (Andalucía, Cataluña, Extremadura, Murcia, Valencia)

29.

Zaden Mangifera spp.

Officiële verklaring dat de zaden van oorsprong zijn uit gebieden die bekend staan als zijnde vrij van Sternochetus mangiferae Fabricius

E (Granada, en Malaga), P (Alentejo, Algarve en Madeira)

30.

Gebruikte landbouwmachines

►M3  
a)  De machines moeten zijn schoongemaakt en vrij zijn van grond en plantenresten wanneer ze op een plaats van productie waar bieten worden geteeld, worden gebracht,
of
b)  de machines moeten afkomstig zijn van een gebied waarvan bekend is dat BNYVV er niet voorkomt.  ◄

►M10   ►M14  DK,  ◄ F (Bretagne), FI, IRL, P (Azoren), ►M17   LT, ◄ UK (Noord-Ierland) ◄

▼M27

31.

Vruchten van Citrus L., Fortunella Swingle, Poncirus Raf. en de hybriden daarvan, van oorsprong uit BG, HR, SI, EL (regionale eenheden Argolida en Chania), P (Algarve en Madeira), E, F, CY en I

Onverminderd de bepaling in bijlage IV, deel A, rubriek II, punt 30.1, dat de oorsprong op de verpakking moet worden vermeld, moeten:

a)  de vruchten vrij zijn van bladeren en steeltjes; of

b)  wanneer het vruchten met bladeren en steeltjes betreft, zij vergezeld gaan van een officiële verklaring dat de vruchten verpakt zijn in gesloten containers die onder officieel toezicht zijn gesloten en die gedurende het transport door een voor deze vruchten erkend beschermd gebied gesloten blijven, en waarop een speciaal merkteken is aangebracht dat ook op het plantenpaspoort is aangegeven.

EL (met uitzondering van de regionale eenheden Argolida en Chania), M, P (met uitzondering van Algarve en Madeira)

32.

Planten van Vitis L., met uitzondering van vruchten en zaden

Onverminderd de bepalingen die gelden voor de in bijlage III, deel A, punt 15, bijlage IV, deel A, rubriek II, punt 17, en bijlage IV, deel B, punt 21.1, vermelde planten, een officiële verklaring dat:

a)  de planten van oorsprong zijn uit en geteeld zijn op een plaats van productie in een land waar Grapevine flavescence dorée MLO voor zover bekend niet voorkomt; of

b)  de planten van oorsprong zijn uit en geteeld zijn op een plaats van productie in een gebied dat vrij is van Grapevine flavescence dorée MLO, zoals door de nationale plantenziektekundige dienst is vastgesteld overeenkomstig de desbetreffende internationale normen; of

c)  de planten van oorsprong zijn uit en geteeld zijn in Tsjechië, Frankrijk (Alsace, Champagne-Ardenne, Picardie (departement Aisne), Ile de France (gemeenten Citry, Nanteuil-sur-Marne en Saâcy-sur-Marne) en Lorraine), of Italië (Basilicata, Puglia en Sardinia); of

cc)  de planten van oorsprong zijn uit en geteeld zijn in Zwitserland (met uitzondering van het kanton Ticino en het Mesolcina-dal); of

d)  de planten van oorsprong zijn uit en geteeld zijn op een plaats van productie waar:

aa)  sedert het begin van de laatste twee volledige vegetatiecycli op de moederplanten geen symptomen van Grapevine flavescence dorée MLO zijn waargenomen; en

bb)  ofwel

i)  geen symptomen van Grapevine flavescence dorée MLO zijn waargenomen op de planten op de plaats van productie; of

ii)  de planten een heetwaterbehandeling hebben ondergaan bij ten minste 50 °C gedurende 45 minuten om de aanwezigheid van Grapevine flavescence dorée MLO te elimineren.

CZ, FR (Alsace, Champagne-Ardenne, Picardie (departement Aisne), Ile de France (gemeenten Citry, Nanteuil-sur-Marne en Saâcy-sur-Marne) en Lorraine), I (Basilicata, Puglia en Sardinia)

▼M27

33.

Planten van Castanea Mill., met uitzondering van planten in weefselcultuur, vruchten en zaden

Onverminderd de bepalingen die gelden voor de in bijlage III, deel A, punt 2, en bijlage IV, deel A, rubriek I, punten 11.1 en 11.2, vermelde planten, een officiële verklaring dat:

a)  de planten permanent zijn geteeld op een plaats van productie in een land waar Dryocosmus kuriphilus Yasumatsu niet voorkomt;

of

b)  de planten permanent zijn geteeld in een gebied dat door de nationale plantenziektekundige dienst overeenkomstig de desbetreffende internationale normen voor fytosanitaire maatregelen vrij is bevonden van Dryocosmus kuriphilus Yasumatsu;

of

c)  de planten permanent zijn geteeld in een in de rechterkolom vermeld beschermd gebied.

►M31  IRL, UK ◄

▼B

(1)   PB L 323 van 24.12.1969, blz. 3.

(2)   PB 125 van 11.7.1966, blz. 2290/66. Richtlijn laatstelijk gewijzigd bij Richtlijn 98/96/EG (PB L 25 van 1.2.1999, blz. 27).

(3)   PB L 225 van 12.10.1970, blz. 7. Richtlijn laatstelijk gewijzigd bij Richtlijn 98/96/EG (PB L 25 van 1.2.1999, blz. 27).




BIJLAGE V

PLANTEN, PLANTAARDIGE PRODUCTEN EN ANDER MATERIAAL DIE, WANNEER ZIJ VAN OORSPRONG ZIJN UIT DE GEMEENSCHAP, OP DE PLAATS VAN PRODUCTIE AAN EEN PLANTENZIEKTENKUNDIG ONDERZOEK MOETEN WORDEN ONDERWORPEN VOORDAT ZIJ BINNEN DE GEMEENSCHAP WORDEN VERZONDEN OF DIE, WANNEER ZIJ VAN OORSPRONG ZIJN UIT GEBIEDEN BUITEN DE GEMEENSCHAP, IN HET LAND VAN OORSPRONG OF VAN VERZENDING AAN EEN PLANTENZIEKTENKUNDIG ONDERZOEK MOETEN WORDEN ONDERWORPEN VOORDAT ZIJ IN DE GEMEENSCHAP MOGEN WORDEN BINNENGEBRACHT

DEEL A

PLANTEN, PLANTAARDIGE PRODUCTEN EN ANDER MATERIAAL VAN OORSPRONG UIT DE GEMEENSCHAP

I.   Planten, plantaardige producten en ander materiaal die potentieel drager zijn van schadelijke organismen die risico's opleveren voor het gehele grondgebied van de Gemeenschap en die vergezeld moeten zijn van een plantenpaspoort

1. Planten en plantaardige producten

▼M8

1.1. Planten, bestemd voor opplant, met uitzondering van zaden, van Amelanchier Med., Chaenomeles Lindl., Cotoneaster Ehrh., Crataegus L., Cydonia Mill., Eriobotrya Lindl., Malus Mill., Mespilus L., Photinia davidiana (Dcne.) Cardot, Prunus L., andere dan Prunus laurocerasus L. en Prunus lusitanica L., Pyracantha Roem., Pyrus L. en Sorbus L.

▼B

1.2. Planten van Beta vulgaris L. en Humulus lupulus L., bestemd voor opplant, met uitzondering van zaden.

1.3. Planten van stolonen- of knollenvormende soorten van Solanum L., of hybriden daarvan, bestemd voor opplant.

▼M31

1.4. Planten van Choisya Kunth, Fortunella Swingle, Poncirus Raf. en de hybriden daarvan, en Casimiroa La Llave, Clausena Burm. f., Murraya J. Koenig ex L., Vepris Comm., Zanthoxylum L. en Vitis L., met uitzondering van vruchten en zaden.

▼B

1.5. Onverminderd punt 1.6, planten van Citrus L., en hybriden daarvan, met uitzondering van vruchten en zaden

1.6. Vruchten van Citrus L., Fortunella Swingle, Poncirus Raf., en de hybriden daarvan, met steeltjes en bladeren.

▼M12

1.7. Hout in de zin van artikel 2, lid 2, eerste alinea, dat:

a) geheel of gedeeltelijk is verkregen van Platanus L., met inbegrip van hout dat niet zijn natuurlijke ronde oppervlak heeft behouden

en

b) beantwoordt aan één van de volgende omschrijvingen zoals die zijn opgenomen in bijlage I, deel II, bij Verordening (EEG) nr. 2658/87 van de Raad van 23 juli 1987 met betrekking tot de tarief- en statistieknomenclatuur en het gemeenschappelijk douanetarief ( 6 )

▼M31



GN-code

Omschrijving

4401 12 00

Brandhout van ander hout dan naaldhout, in de vorm van ronde of andere blokken, rijshout, takkenbossen en dergelijke

4401 22 00

Ander hout dan naaldhout in plakjes, spanen of kleine stukjes

4401 40 90

Resten en afval van hout (met uitzondering van zaagsel), niet geperst

ex 4403 12 00

Ander hout dan naaldhout, onbewerkt, behandeld met verf, met creosoot of met andere conserveringsmiddelen, niet ontschorst, ontdaan van het spint of enkel vierkant behakt of vierkant bezaagd

ex 4403 99 00

Ander hout dan naaldhout (met uitzondering van tropisch hout, eik (Quercus spp.), beukenhout (Fagus spp.), berkenhout (Betula spp.), populieren- en espenhout (Populus spp.) of eucalyptus (Eucalyptus spp.)), onbewerkt, ook indien ontschorst, ontdaan van het spint of enkel vierkant behakt of vierkant bezaagd, anders dan behandeld met verf, met creosoot of met andere conserveringsmiddelen

ex 4404 20 00

Gekloofde staken van ander hout dan naaldhout; palen en stokken van ander hout dan naaldhout, aangepunt doch niet overlangs gezaagd

ex 4407 99

Ander hout dan naaldhout (met uitzondering van tropisch hout, eik (Quercus spp.), beuk (Fagus spp.), hout van esdoorn (Acer spp.), hout van kers (Prunus spp.), hout van es (Fraxinus spp.), berkenhout (Betula spp.) of populieren- en espenhout (Populus spp.)), overlangs gezaagd of afgestoken, dan wel gesneden of geschild, ook indien geschaafd, geschuurd of in de lengte verbonden, met een dikte van meer dan 6 mm

▼M12 —————

▼B

2. Planten, plantaardige producten en ander materiaal, geproduceerd door producenten die hun productie mogen verkopen aan personen die zich beroepshalve bezighouden met de productie van planten met uitzondering van de planten, plantaardige producten en ander materiaal die klaargemaakt zijn en gereed voor verkoop aan de eindverbruiker, en waaromtrent door de bevoegde overheidsinstantie is verzekerd dat de productie ervan duidelijk gescheiden is van die van andere producten:

▼M31

2.1. Voor opplant bestemde planten, met uitzondering van zaden, van de geslachten Abies Mill., Apium graveolens L., Argyranthemum spp., Asparagus officinalis L., Aster spp., Brassica spp., Castanea Mill., Cucumis spp., Dendranthema (DC.) Des Moul., Dianthus L. en hybriden daarvan, Exacum spp., Fragaria L., Gerbera Cass., Gypsophila L., alle rassen Nieuw-Guinea-hybriden van Impatiens L., Lactuca spp., Larix Mill., Leucanthemum L., Lupinus L., Pelargonium l'Hérit. ex Ait., Picea A. Dietr., Pinus L., Platanus L., Populus L., Prunus laurocerasus L., Prunus lusitanica L., Pseudotsuga Carr., Quercus L., Rubus L., Spinacia L., Tanacetum L., Tsuga Carr., Ulmus L., Verbena L. en andere planten van kruidachtige soorten, met uitzondering van planten van de familie Gramineae, bestemd voor opplant, en met uitzondering van bollen, stengelknollen, wortelstokken, zaden en knollen.

▼B

2.2. Planten van Solanaceae, andere dan die bedoeld in punt 1.3, bestemd voor opplant, met uitzondering van zaden.

2.3. Planten van Araceae, Marantaceae, Musaceae, Persea spp. en Strelitziaceae, beworteld of met aanhangend of bijgevoegd groeimedium.

▼M21

2.3.1. Voor opplant bestemde planten van Palmae met een stamdiameter aan de voet van meer dan 5 cm en behorend tot de volgende genera: Brahea Mart., Butia Becc., Chamaerops L., Jubaea Kunth, Livistona R. Br., Phoenix L., Sabal Adans., Syagrus Mart., Trachycarpus H. Wendl., Trithrinax Mart., Washingtonia Raf.

▼B

2.4.

 

 Zaden en bollen van Allium ascalonicum L., Allium cepa L. en Allium schoenoprasum L., bestemd voor opplant, en planten van Allium porrum L. bestemd voor opplant,

 Zaden van Medicago sativa L.,

 ◄

▼M15

 Zaden van Helianthus annuus L., ►M27  Solanum lycopersicum L. ◄ en Phaseolus L.

▼M27

3. Bollen, stengelknollen, knollen en wortelstokken,van Camassia Lindl., Chionodoxa Boiss., Crocus flavus Weston „Golden Yellow”, Dahlia spp., Galanthus L., Galtonia candicans (Baker) Decne., minicultivars en de hybriden daarvan, van het geslacht Gladiolus Tourn. ex L., zoals Gladiolus callianthus Marais, Gladiolus colvillei Sweet, Gladiolus nanus hort., Gladiolus ramosus hort. en Gladiolus tubergenii hort., Hyacinthus L., Iris L., Ismene Herbert, Lilium spp., Muscari Miller, Narcissus L., Ornithogalum L., Puschkinia Adams, Scilla L., Tigridia Juss. en Tulipa L., bestemd voor opplant, geproduceerd door producenten die hun productie mogen verkopen aan personen die zich beroepshalve bezighouden met de productie van planten, met uitzondering van planten, plantaardige producten en ander materiaal die klaargemaakt zijn en gereed voor verkoop aan de eindverbruiker, en waaromtrent door de bevoegde overheidsinstantie is verzekerd dat de productie ervan duidelijk gescheiden is van die van andere producten.

▼B

II.   Planten, plantaardige producten en ander materiaal die potentieel drager zijn van schadelijke organismen die risico's opleveren voor bepaalde beschermde gebieden en die, wanneer zij in een bepaald gebied worden binnengebracht of verzonden, vergezeld moeten zijn van een geldig plantenpaspoort

Onverminderd de planten, plantaardige producten en ander materiaal vermeld in punt I.

1. Planten, plantaardige producten en ander materiaal

1.1. Planten van Abies Mill., Larix Mill., Picea A. Dietr., Pinus L. en Pseudotsuga Carr.

▼M31

1.2. Voor opplant bestemde planten, met uitzondering van zaden, van Beta vulgaris L., Platanus L., Populus L., Prunus L., Quercus spp., met uitzondering van Quercus suber, en Ulmus L.

▼M18

1.3. Planten, met uitzondering van vruchten en zaden, van Amelanchier Med., ►M27  Castanea Mill., ◄ Chaenomeles Lindl., Cotoneaster Ehrh., Crataegus L., Cydonia Mill., Eriobotrya Lindl., Eucalyptus L'Herit., Malus Mill., Mespilus L., Photinia davidiana (Dcne.) Cardot, Pyracantha Roem., Pyrus L., Sorbus L. en Vitis L.

▼M31

1.3.1. Planten van Palmae, bestemd voor opplant, met een stamdiameter aan de voet van meer dan 5 cm en behorend tot de volgende taxa: Areca catechu L., Arenga pinnata (Wurmb) Merr., Bismarckia Hildebr. & H. Wendl., Borassus flabellifer L., Brahea Mart., Butia Becc., Calamus merrillii Becc., Caryota maxima Blume, Caryota cumingii Lodd. ex Mart., Chamaerops L., Cocos nucifera L., Copernicia Mart., Corypha utan Lam., Elaeis guineensis Jacq., Howea forsteriana Becc., Jubaea Kunth, Livistona R. Br., Metroxylon sagu Rottb., Phoenix L., Pritchardia Seem. & H. Wendl., Ravenea rivularis Jum. & H. Perrier, Roystonea regia (Kunth) O.F. Cook, Sabal Adans., Syagrus Mart., Trachycarpus H. Wendl., Trithrinax Mart., Washingtonia Raf.

▼M8

1.4. Levende pollen voor bestuiving van Amelanchier Med., Chaenomeles Lindl., Cotoneaster Ehrh., Crataegus L., Cydonia Mill., Eriobotrya Lindl., Malus Mill., Mespilus L., Photinia davidiana (Dcne.) Cardot, Pyracantha Roem., Pyrus L. en Sorbus L.

▼B

1.5. Knollen van Solanum tuberosum L., bestemd voor opplant.

▼M3

1.6. Planten van Beta vulgaris L., bestemd voor industriële verwerking.

1.7. Grond van bieten en niet-gesteriliseerd afval van bieten (Beta vulgaris L.)

▼B

1.8. Zaden van Beta vulgaris L., ►M27  Castanea Mill., ◄ Dolichos Jacq., Gossypium spp. et Phaseolus vulgaris L.

1.9. Vruchten (kapsels) van Gossypium spp. en niet-geëgreneerde katoen ►A1  , vruchten van Vitis L ◄ .

▼M12

1.10. Hout in de zin van artikel 2, lid 2, eerste alinea, dat:

▼M28

a) geheel of gedeeltelijk is verkregen uit naaldbomen (Coniferae), met uitzondering van hout dat vrij van bast is, en

Castanea Mill., met uitzondering van hout dat vrij van bast is,

Platanus L., ook wanneer het hout zijn natuurlijke ronde oppervlak niet heeft behouden,

en

▼M12

b) beantwoordt aan één van de volgende omschrijvingen zoals die zijn opgenomen in bijlage I, deel II, bij Verordening (EEG) nr. 2658/87

▼M31



GN-code

Omschrijving

4401 11 00

Brandhout van naaldhout, in de vorm van ronde of andere blokken, rijshout, takkenbossen en dergelijke

4401 12 00

Brandhout van ander hout dan naaldhout, in de vorm van ronde of andere blokken, rijshout, takkenbossen en dergelijke

4401 21 00

Naaldhout in plakjes, spanen of kleine stukjes

4401 22 00

Ander hout dan naaldhout in plakjes, spanen of kleine stukjes

4401 40 90

Resten en afval van hout (met uitzondering van zaagsel), niet geperst

ex 4403 11 00

Naaldhout, onbewerkt, behandeld met verf, met creosoot of met andere conserveringsmiddelen, niet ontschorst, ontdaan van het spint of enkel vierkant behakt of vierkant bezaagd

ex 4403 12 00

Ander hout dan naaldhout, onbewerkt, behandeld met verf, met creosoot of met andere conserveringsmiddelen, niet ontschorst, ontdaan van het spint of enkel vierkant behakt of vierkant bezaagd

ex 4403 21

Dennenhout (Pinus spp.), onbewerkt, niet ontschorst, ontdaan van het spint of enkel vierkant behakt of vierkant bezaagd, anders dan behandeld met verf, met creosoot of met andere conserveringsmiddelen, met een dwarsdoorsnede van 15 cm of meer

ex 4403 22 00

Dennenhout (Pinus spp.), onbewerkt, niet ontschorst, ontdaan van het spint of enkel vierkant behakt of vierkant bezaagd, anders dan behandeld met verf, met creosoot of met andere conserveringsmiddelen, anders dan met een dwarsdoorsnede van 15 cm of meer

ex 4403 23

Zilverspar (Abies spp.) en sparhout (Picea spp.), onbewerkt, niet ontschorst, ontdaan van het spint of enkel vierkant behakt of vierkant bezaagd, anders dan behandeld met verf, met creosoot of met andere conserveringsmiddelen, met een dwarsdoorsnede van 15 cm of meer

ex 4403 24 00

Zilverspar (Abies spp.) en sparhout (Picea spp.), onbewerkt, niet ontschorst, ontdaan van het spint of enkel vierkant behakt of vierkant bezaagd, anders dan behandeld met verf, met creosoot of met andere conserveringsmiddelen, anders dan met een dwarsdoorsnede van 15 cm of meer

ex 4403 25

Ander naaldhout dan dennenhout (Pinus spp.), zilverspar (Abies spp.) of sparhout (Picea spp.), onbewerkt, niet ontschorst, ontdaan van het spint of enkel vierkant behakt of vierkant bezaagd, anders dan behandeld met verf, met creosoot of met andere conserveringsmiddelen, met een dwarsdoorsnede van 15 cm of meer

ex 4403 26 00

Ander naaldhout dan dennenhout (Pinus spp.), zilverspar (Abies spp.) of sparhout(Picea spp.), onbewerkt, niet ontschorst, ontdaan van het spint of enkel vierkant behakt of vierkant bezaagd, anders dan behandeld met verf, met creosoot of met andere conserveringsmiddelen, anders dan met een dwarsdoorsnede van 15 cm of meer

ex 4403 99 00

Ander hout dan naaldhout (met uitzondering van tropisch hout, eik (Quercus spp.), beukenhout (Fagus spp.), berkenhout (Betula spp.), populieren- en espenhout (Populus spp.) of eucalyptus (Eucalyptus spp.)), onbewerkt, ook indien ontschorst, ontdaan van het spint of enkel vierkant behakt of vierkant bezaagd, anders dan behandeld met verf, met creosoot of met andere conserveringsmiddelen

ex  44 04

Gekloofde staken; palen en stokken van hout, aangepunt doch niet overlangs gezaagd

4406

Houten dwarsliggers en wisselhouten

ex  44 07

Naaldhout, overlangs gezaagd of afgestoken, dan wel gesneden of geschild, ook indien geschaafd, geschuurd of in de lengte verbonden, met een dikte van meer dan 6 mm

ex 4407 99

Ander hout dan naaldhout (met uitzondering van tropisch hout, eik (Quercus spp.), beuk (Fagus spp.), hout van esdoorn (Acer spp.), hout van kers (Prunus spp.), hout van es (Fraxinus spp.), berkenhout (Betula spp.) of populieren- en espenhout (Populus spp.)), overlangs gezaagd of afgestoken, dan wel gesneden of geschild, ook indien geschaafd, geschuurd of in de lengte verbonden, met een dikte van meer dan 6 mm

▼M12

1.11. Bast zonder andere delen van Castanea Mill. en naaldbomen (Coniferales)

▼B

2. Planten, plantaardige producten en ander materiaal, geproduceerd door producenten die hun productie mogen verkopen aan personen die zich beroepshalve bezighouden met de productie van planten, plantaardige producten en ander materiaal die klaargemaakt zijn en gereed voor verkoop aan de eindverbruiker, en waaromtrent door de bevoegde overheidsinstantie is verzekerd dat de productie ervan duidelijk gescheiden is van die van andere producten

▼M31

2.1. Planten van Begonia L. bestemd voor opplant, met uitzondering van stengelknollen, zaden en knollen, en planten van Dipladenia A.DC., Euphorbia pulcherrima Willd., Ficus L., Hibiscus L., Mandevilla Lindl. en Nerium oleander L. bestemd voor opplant, met uitzondering van zaden.

▼B

DEEL B

PLANTEN, PLANTAARDIGE PRODUCTEN EN ANDER MATERIAAL VAN OORSPRONG UIT ANDERE DAN DE IN DEEL A BEDOELDE GEBIEDEN

I.   Planten, plantaardige producten en ander materiaal die potentieel drager zijn van schadelijke organismen die risico's opleveren voor het gehele grondgebied van de Gemeenschap

▼M27

1. Planten, bestemd voor opplant, met uitzondering van zaden maar inclusief zaden van Cruciferae, Gramineae, Trifolium spp., van oorsprong uit Argentinië, Australië, Bolivia, Chili, Nieuw-Zeeland en Uruguay, de geslachten Triticum, Secale en X Triticosecale uit Afghanistan, India, Iran, Irak, Mexico, Nepal, Pakistan, Zuid-Afrika en de Verenigde Staten, Citrus L., Fortunella Swingle en Poncirus Raf. en de hybriden daarvan, Capsicum spp., Helianthus annuus L., Solanum lycopersicum L., Medicago sativa L., Prunus L., Rubus L., Oryza spp., ►M31  Zea mays L. ◄ , Allium ascalonicum L., Allium cepa L., Allium porrum L., Allium schoenoprasum L. en Phaseolus L.

2. Delen van planten, met uitzondering van vruchten en zaden van:

  Castanea Mill., Dendranthema (DC.) Des Moul., Dianthus L., Gypsophila L., Pelargonium l'Herit. ex Ait, Phoenix spp., Populus L., Quercus L., Solidago L. en snijbloemen van Orchidaceae,

 naaldbomen (Coniferales),

  Acer saccharum Marsh., van oorsprong uit de Verenigde Staten en Canada,

  Prunus L., van oorsprong uit niet-Europese landen,

 Snijbloemen van Aster spp., Eryngium L., Hypericum L., Lisianthus L., Rosa L. en Trachelium L., van oorsprong uit niet-Europese landen,

 bladgroenten van Apium graveolens L., Ocimum L., Limnophila L. en Eryngium L.,

 bladeren van Manihot esculenta Crantz,

 afgesneden takken van Betula L., met of zonder loof,

 afgesneden takken van Fraxinus L., Juglans ailantifolia Carr., Juglans mandshurica Maxim., Ulmus davidiana Planch. en Pterocarya rhoifolia Siebold & Zucc., met of zonder loof, van oorsprong uit Canada, China, de Democratische Volksrepubliek Korea, Japan, Mongolië, de Republiek Korea, Rusland, Taiwan en de Verenigde Staten,

  ►M31  Amyris P. Browne ◄ , Casimiroa La Llave, Citropsis Swingle & Kellerman, Eremocitrus Swingle, Esenbeckia Kunth., Glycosmis Corrêa, Merrillia Swingle, Naringi Adans., Tetradium Lour., Toddalia Juss. en Zanthoxylum L.

▼M27

2.1. Delen van planten van Aegle Corrêa, Aeglopsis Swingle, Afraegle Engl, Atalantia Corrêa, Balsamocitrus Stapf, Burkillanthus Swingle, Calodendrum Thunb., Choisya Kunth, Clausena Burm. f., Limonia L., Microcitrus Swingle., Murraya J. Koenig ex L., Pamburus Swingle, Severinia Ten., Swinglea Merr., Triphasia Lour. en Vepris Comm., met uitzondering van vruchten (maar inclusief zaden)

▼B

3. Vruchten van:

▼M31

  Citrus L., Fortunella Swingle, Poncirus Raf., Microcitrus Swingle, Naringi Adans., Swinglea Merr. en de hybriden daarvan, en Momordica L., Solanum lycopersicum L. en Solanum melongena L.,

▼B

  Annona L., Cydonia Mill., Diospyros L., Malus Mill., Mangifera L., Passiflora L., Prunus L., Psidium L., Pyrus L., Ribes L. Syzygium Gaertn., en Vaccinium L. van oorsprong uit niet-Europese landen,

▼M27

  Capsicum L.,

▼M31

  Punica granatum L. van oorsprong uit landen van het Afrikaanse continent, Kaapverdië, Sint-Helena, Madagaskar, Réunion, Mauritius en Israël

▼B

4. Knollen van Solanum tuberosum L.

▼M27

5. Bast, zonder andere delen, van:

 naaldbomen (Coniferales), van oorsprong uit niet-Europese landen,

  Acer saccharum Marsh, Populus L., en Quercus L. andere dan Quercus suber L.,

  Fraxinus L., Juglans ailantifolia Carr., Juglans mandshurica Maxim., Ulmus davidiana Planch. en Pterocarya rhoifolia Siebold & Zucc. van oorsprong uit Canada, China, de Democratische Volksrepubliek Korea, Japan, Mongolië, de Republiek Korea, Rusland, Taiwan en de Verenigde Staten,

  Betula L., van oorsprong uit Canada en de Verenigde Staten.

6. Hout in de zin van artikel 2, lid 2, eerste alinea, dat:

a) geheel of gedeeltelijk is verkregen uit één van de hieronder genoemde families, geslachten of soorten, met uitzondering van verpakkingsmateriaal van hout als omschreven in bijlage IV, deel A, rubriek I, punt 2:

  Quercus L., ook wanneer het hout niet zijn natuurlijke ronde oppervlak heeft behouden, van oorsprong uit de Verenigde Staten, met uitzondering van hout dat voldoet aan de omschrijving die is opgenomen in GN-code 4416 00 00 onder b), voor zover kan worden aangetoond dat het hout is verwerkt of vervaardigd met gebruikmaking van een warmtebehandeling waarbij een temperatuur van ten minste 176 °C is gehandhaafd gedurende 20 minuten,

▼M28

  Platanus L., ook wanneer het hout zijn natuurlijke ronde oppervlak niet heeft behouden, van oorsprong uit Armenië, de Verenigde Staten van Amerika en Zwitserland,

▼M27

  Populus L., ook wanneer het hout zijn natuurlijke ronde oppervlak niet heeft behouden, van oorsprong uit landen van het Amerikaanse vasteland,

  Acer saccharum Marsh., ook wanneer het hout niet zijn natuurlijke ronde oppervlak heeft behouden, van oorsprong uit Canada en de Verenigde Staten,

 naaldbomen (Coniferales), ook wanneer het hout zijn natuurlijke ronde oppervlak niet heeft behouden, van oorsprong uit niet-Europese landen, Kazachstan, Rusland en Turkije,

  Fraxinus L., Juglans ailantifolia Carr., Juglans mandshurica Maxim., Ulmus davidiana Planch. en Pterocarya rhoifolia Siebold & Zucc., met inbegrip van hout dat zijn natuurlijke ronde oppervlak niet heeft behouden, van oorsprong uit Canada, China, de Democratische Volksrepubliek Korea, Japan, Mongolië, de Republiek Korea, Rusland, Taiwan en de Verenigde Staten,

  Betula L., met inbegrip van hout dat zijn natuurlijke ronde oppervlak niet heeft behouden, van oorsprong uit Canada en de Verenigde Staten, en

▼M31

  Amelanchier Medik., Aronia Medik., Cotoneaster Medik., Crataegus L., Cydonia Mill., Malus Mill., Prunus L., Pyracantha M. Roem., Pyrus L. en Sorbus L., met inbegrip van hout dat zijn natuurlijke ronde oppervlak niet heeft behouden, met uitzondering van zaagsel en schaafsel, van oorsprong uit Canada of de Verenigde Staten;

▼M27

b) beantwoordt aan één van de volgende omschrijvingen zoals die zijn opgenomen in bijlage I, deel II, bij Verordening (EEG) nr. 2658/87:

▼M31



GN-code

Omschrijving

4401 11 00

Brandhout van naaldhout, in de vorm van ronde of andere blokken, rijshout, takkenbossen en dergelijke

4401 12 00

Brandhout van ander hout dan naaldhout, in de vorm van ronde of andere blokken, rijshout, takkenbossen en dergelijke

4401 21 00

Naaldhout in plakjes, spanen of kleine stukjes

4401 22 00

Ander hout dan naaldhout in plakjes, spanen of kleine stukjes

4401 40 10

Zaagsel, niet geperst

4401 40 90

Resten en afval van hout (met uitzondering van zaagsel), niet geperst

ex 4403 11 00

Naaldhout, onbewerkt, behandeld met verf, met creosoot of met andere conserveringsmiddelen, niet ontschorst, ontdaan van het spint of enkel vierkant behakt of vierkant bezaagd

ex 4403 12 00

Ander hout dan naaldhout, onbewerkt, behandeld met verf, met creosoot of met andere conserveringsmiddelen, niet ontschorst, ontdaan van het spint of enkel vierkant behakt of vierkant bezaagd

ex 4403 21

Dennenhout (Pinus spp.), onbewerkt, niet ontschorst, ontdaan van het spint of enkel vierkant behakt of vierkant bezaagd, anders dan behandeld met verf, met creosoot of met andere conserveringsmiddelen, met een dwarsdoorsnede van 15 cm of meer

ex 4403 22 00

Dennenhout (Pinus spp.), onbewerkt, niet ontschorst, ontdaan van het spint of enkel vierkant behakt of vierkant bezaagd, anders dan behandeld met verf, met creosoot of met andere conserveringsmiddelen, anders dan met een dwarsdoorsnede van 15 cm of meer

ex 4403 23

Zilverspar (Abies spp.) en sparhout (Picea spp.), onbewerkt, niet ontschorst, ontdaan van het spint of enkel vierkant behakt of vierkant bezaagd, anders dan behandeld met verf, met creosoot of met andere conserveringsmiddelen, met een dwarsdoorsnede van 15 cm of meer

ex 4403 24 00

Zilverspar (Abies spp.) en sparhout (Picea spp.), onbewerkt, niet ontschorst, ontdaan van het spint of enkel vierkant behakt of vierkant bezaagd, anders dan behandeld met verf, met creosoot of met andere conserveringsmiddelen, anders dan met een dwarsdoorsnede van 15 cm of meer

ex 4403 25

Ander naaldhout dan dennenhout (Pinus spp.), zilverspar (Abies spp.) of sparhout (Picea spp.), onbewerkt, niet ontschorst, ontdaan van het spint of enkel vierkant behakt of vierkant bezaagd, anders dan behandeld met verf, met creosoot of met andere conserveringsmiddelen, met een dwarsdoorsnede van 15 cm of meer

ex 4403 26 00

Ander naaldhout dan dennenhout (Pinus spp.), zilverspar (Abies spp.) of sparhout (Picea spp.), onbewerkt, niet ontschorst, ontdaan van het spint of enkel vierkant behakt of vierkant bezaagd, anders dan behandeld met verf, met creosoot of met andere conserveringsmiddelen, anders dan met een dwarsdoorsnede van 15 cm of meer

4403 91 00

Eik (Quercus spp.), onbewerkt, ook indien ontschorst, ontdaan van het spint of enkel vierkant behakt of vierkant bezaagd, anders dan behandeld met verf, met creosoot of met andere conserveringsmiddelen

4403 95

Berkenhout (Betula spp.), onbewerkt, ook indien ontschorst, ontdaan van het spint of enkel vierkant behakt of vierkant bezaagd, anders dan behandeld met verf, met creosoot of met andere conserveringsmiddelen, met een dwarsdoorsnede van 15 cm of meer

4403 96 00

Berkenhout (Betula spp.), onbewerkt, ook indien ontschorst, ontdaan van het spint of enkel vierkant behakt of vierkant bezaagd, anders dan behandeld met verf, met creosoot of met andere conserveringsmiddelen, anders dan met een dwarsdoorsnede van 15 cm of meer

4403 97 00

Populieren- en espenhout (Populus spp.), onbewerkt, ook indien ontschorst, ontdaan van het spint of enkel vierkant behakt of vierkant bezaagd, anders dan behandeld met verf, met creosoot of met andere conserveringsmiddelen

ex 4403 99 00

Ander hout dan naaldhout (met uitzondering van tropisch hout, eik (Quercus spp.), beukenhout (Fagus spp.), berkenhout (Betula spp.), populieren- en espenhout (Populus spp.) of eucalyptus (Eucalyptus spp.)), onbewerkt, ook indien ontschorst, ontdaan van het spint of enkel vierkant behakt of vierkant bezaagd, anders dan behandeld met verf, met creosoot of met andere conserveringsmiddelen

ex  44 04

Gekloofde staken; palen en stokken van hout, aangepunt doch niet overlangs gezaagd

4406

Houten dwarsliggers en wisselhouten

ex  44 07

Naaldhout, overlangs gezaagd of afgestoken, dan wel gesneden of geschild, ook indien geschaafd, geschuurd of in de lengte verbonden, met een dikte van meer dan 6 mm

4407 91

Eik (Quercus spp.), overlangs gezaagd of afgestoken, dan wel gesneden of geschild, ook indien geschaafd, geschuurd of in de lengte verbonden, met een dikte van meer dan 6 mm

ex 4407 93

Hout van Acer saccharum Marsh, overlangs gezaagd of afgestoken, dan wel gesneden of geschild, ook indien geschaafd, geschuurd of in de lengte verbonden, met een dikte van meer dan 6 mm

4407 94

Hout van kers (Prunus spp.), overlangs gezaagd of afgestoken, dan wel gesneden of geschild, ook indien geschaafd, geschuurd of in de lengte verbonden, met een dikte van meer dan 6 mm

4407 95

Hout van es (Fraxinus spp.), overlangs gezaagd of afgestoken, dan wel gesneden of geschild, ook indien geschaafd, geschuurd of in de lengte verbonden, met een dikte van meer dan 6 mm

4407 96

Berkenhout (Betula spp.), overlangs gezaagd of afgestoken, dan wel gesneden of geschild, ook indien geschaafd, geschuurd of in de lengte verbonden, met een dikte van meer dan 6 mm

4407 97

Populieren- en espenhout (Populus spp.), overlangs gezaagd of afgestoken, dan wel gesneden of geschild, ook indien geschaafd, geschuurd of in de lengte verbonden, met een dikte van meer dan 6 mm

ex 4407 99

Ander hout dan naaldhout (met uitzondering van tropisch hout, eik (Quercus spp.), beuk (Fagus spp.), hout van esdoorn (Acer spp.), hout van kers (Prunus spp.), hout van es (Fraxinus spp.), berkenhout (Betula spp.) of populieren- en espenhout (Populus spp.)), overlangs gezaagd of afgestoken, dan wel gesneden of geschild, ook indien geschaafd, geschuurd of in de lengte verbonden, met een dikte van meer dan 6 mm

4408 10

Fineerplaten van naaldhout (die verkregen door het snijden van gelaagd hout daaronder begrepen), platen van naaldhout voor de vervaardiging van triplex- en multiplexhout of voor op dergelijke wijze gelaagd hout, alsmede ander hout, overlangs gezaagd, dan wel gesneden of geschild, ook indien geschaafd, geschuurd, met verbinding aan de randen of in de lengte verbonden, met een dikte van niet meer dan 6 mm

4416 00 00

Vaten, kuipen, tobben en ander kuiperswerk, alsmede delen daarvan, van hout, duighout daaronder begrepen

9406 10 00

Geprefabriceerde bouwwerken van hout

▼B

7.

 

a) Grond en groeimedium als zodanig, geheel of gedeeltelijk bestaande uit grond of vaste organische stoffen zoals plantedelen, humus met turf of schors, doch niet uitsluitend bestaande uit turf.

b) Aan planten aanhangende of daarbij gevoegde grond en groeimedium, geheel of gedeeltelijk bestaande uit onder a) genoemd materiaal, of geheel of gedeeltelijk bestaande uit turf of vaste anorganische stof bestemd om de levenskracht van de planten te handhaven, van oorsprong uit:

  ►A1  ————— ◄ Turkije,

 Wit-Rusland, ►A1  ————— ◄ Georgië, ►A1  ————— ◄ Moldavië, Rusland, Oekraïne,

 andere niet-Europese landen dan Algerije, Egypte, Israël, Libië, Marokko, Tunesië.

8. Graan van de genera Triticum, Secale und X Triticosecale van oorsprong uit Afghanistan, India, Irak, ►M9  Iran, ◄ Mexico, Nepal, Pakistan ►M5  , Zuid-Afrika ◄ en de Verenigde Staten van Amerika.

II.   Planten, plantaardige producten en andere materialen die potentieel drager zijn van schadelijke organismen die risico's opleveren voor bepaalde beschermde gebieden

Onverminderd de planten, plantaardige producten en andere materialen vermeld in punt I.

▼M3

1. Planten van Beta vulgaris L., bestemd voor industriële verwerking.

2. Grond van bieten en niet-gesteriliseerd afval van bieten (Beta vulgaris L.).

▼M8

3. Levende pollen voor bestuiving van Amelanchier Med., Chaenomeles Lindl., Cotoneaster Ehrh., Crataegus L., Cydonia Mill., Eriobotrya Lindl., Malus Mill., Mespilus L., Photinia davidiana (Dcne.) Cardot, Pyracantha Roem., Pyrus L. en Sorbus L.

4. Delen van planten, met uitzondering van vruchten en zaden, van Amelanchier Med., Chaenomeles Lindl., Cotoneaster Ehrh., Crataegus L., Cydonia Mill., Eriobotrya Lindl., Malus Mill., Mespilus L., Photinia davidiana (Dcne.) Cardot, Pyracantha Roem., Pyrus L. en Sorbus L.

▼B

5. Zaden van ►M27  Castanea Mill., ◄ Dolichos Jacq., Magnifera spp., Beta vulgaris L. en Phaseolus vulgaris L.

6. Zaden en vruchten (kapsels) van Gossypium spp. en niet-geëgreneerde katoen.

▼A1

6. a) Vruchten van Vitis L.

▼M12

7. Hout in de zin van artikel 2, lid 2, eerste alinea, dat:

a) geheel of gedeeltelijk is verkregen uit naaldbomen (Coniferales), met uitzondering van hout dat vrij van bast is, van oorsprong uit Europese derde landen, en Castanea Mill., met uitzondering van hout dat vrij van bast is

en

b) beantwoordt aan één van de volgende omschrijvingen zoals die zijn opgenomen in bijlage I, deel II, bij Verordening (EEG) nr. 2658/87

▼M31



GN-code

Omschrijving

4401 11 00

Brandhout van naaldhout, in de vorm van ronde of andere blokken, rijshout, takkenbossen en dergelijke

4401 12 00

Brandhout van ander hout dan naaldhout, in de vorm van ronde of andere blokken, rijshout, takkenbossen en dergelijke

4401 21 00

Naaldhout in plakjes, spanen of kleine stukjes

4401 22 00

Ander hout dan naaldhout in plakjes, spanen of kleine stukjes

4401 40 90

Resten en afval van hout (met uitzondering van zaagsel), niet geperst

ex 4403 11 00

Naaldhout, onbewerkt, behandeld met verf, met creosoot of met andere conserveringsmiddelen, niet ontschorst, ontdaan van het spint of enkel vierkant behakt of vierkant bezaagd

ex 4403 12 00

Ander hout dan naaldhout, onbewerkt, behandeld met verf, met creosoot of met andere conserveringsmiddelen, niet ontschorst, ontdaan van het spint of enkel vierkant behakt of vierkant bezaagd

ex 4403 21

Dennenhout (Pinus spp.), onbewerkt, niet ontschorst, ontdaan van het spint of enkel vierkant behakt of vierkant bezaagd, anders dan behandeld met verf, met creosoot of met andere conserveringsmiddelen, met een dwarsdoorsnede van 15 cm of meer

ex 4403 22 00

Dennenhout (Pinus spp.), onbewerkt, niet ontschorst, ontdaan van het spint of enkel vierkant behakt of vierkant bezaagd, anders dan behandeld met verf, met creosoot of met andere conserveringsmiddelen, anders dan met een dwarsdoorsnede van 15 cm of meer

ex 4403 23

Zilverspar (Abies spp.) en sparhout (Picea spp.), onbewerkt, niet ontschorst, ontdaan van het spint of enkel vierkant behakt of vierkant bezaagd, anders dan behandeld met verf, met creosoot of met andere conserveringsmiddelen, met een dwarsdoorsnede van 15 cm of meer

ex 4403 24 00

Zilverspar (Abies spp.) en sparhout (Picea spp.), onbewerkt, niet ontschorst, ontdaan van het spint of enkel vierkant behakt of vierkant bezaagd, anders dan behandeld met verf, met creosoot of met andere conserveringsmiddelen, anders dan met een dwarsdoorsnede van 15 cm of meer

ex 4403 25

Ander naaldhout dan dennenhout (Pinus spp.), zilverspar (Abies spp.) of sparhout (Picea spp.), onbewerkt, niet ontschorst, ontdaan van het spint of enkel vierkant behakt of vierkant bezaagd, anders dan behandeld met verf, met creosoot of met andere conserveringsmiddelen, met een dwarsdoorsnede van 15 cm of meer

ex 4403 26 00

Ander naaldhout dan dennenhout (Pinus spp.), zilverspar (Abies spp.) of sparhout (Picea spp.), onbewerkt, niet ontschorst, ontdaan van het spint of enkel vierkant behakt of vierkant bezaagd, anders dan behandeld met verf, met creosoot of met andere conserveringsmiddelen, anders dan met een dwarsdoorsnede van 15 cm of meer

ex 4403 99 00

Ander hout dan naaldhout (met uitzondering van tropisch hout, eik (Quercus spp.), beukenhout (Fagus spp.), berkenhout (Betula spp.), populieren- en espenhout (Populus spp.) of eucalyptus (Eucalyptus spp.)), onbewerkt, ook indien ontschorst, ontdaan van het spint of enkel vierkant behakt of vierkant bezaagd, anders dan behandeld met verf, met creosoot of met andere conserveringsmiddelen

ex  44 04

Gekloofde staken; palen en stokken van hout, aangepunt doch niet overlangs gezaagd

4406

Houten dwarsliggers en wisselhouten

ex  44 07

Naaldhout, overlangs gezaagd of afgestoken, dan wel gesneden of geschild, ook indien geschaafd, geschuurd of in de lengte verbonden, met een dikte van meer dan 6 mm

ex 4407 99

Ander hout dan naaldhout (met uitzondering van tropisch hout, eik (Quercus spp.), beuk (Fagus spp.), hout van esdoorn (Acer spp.), hout van kers (Prunus spp.), hout van es (Fraxinus spp.), berkenhout (Betula spp.) of populieren- en espenhout (Populus spp.)), overlangs gezaagd of afgestoken, dan wel gesneden of geschild, ook indien geschaafd, geschuurd of in de lengte verbonden, met een dikte van meer dan 6 mm

4415

Pakkisten, kratten, trommels en dergelijke verpakkingsmiddelen van hout; kabelhaspels van hout; laadborden, laadkisten en andere laadplateaus van hout; opzetranden voor laadborden, van hout

9406 10 00

Geprefabriceerde bouwwerken van hout

▼B

8. Delen van planten van Eucalyptus l'Hérit.

▼M12

9. Bast zonder andere delen van naaldbomen (Coniferales), van oorsprong uit Europese derde landen

▼B




BIJLAGE VI

PLANTEN EN PLANTAARDIGE PRODUCTEN DIE AAN EEN BIJZONDERE REGELING KUNNEN WORDEN ONDERWORPEN

1. Granen en daarvan afgeleide producten.

2. Droge peulvruchten.

3. Knollen van maniok en daarvan afgeleide producten.

4. Afvallen van de productie van oliën van plantaardige oorsprong.




BIJLAGE VII

MODELLEN VAN CERTIFICATEN

De volgende certificaatmodellen worden onderscheiden voor wat betreft:

 tekst,

 afmetingen,

 opmaak en afmetingen van de vakken,

 kleur van het papier en kleur van de drukinkt ►C3   ( 7 ) ◄ .

A.   Model van het fytosanitaire certificaat

image

▼M4

B.   Model van het fytosanitaire certificaat voor wederuitvoer

▼B

image ►(1) M4  

C.   Toelichting

1.   Ad vak 2:

De letter/cijfercombinatie van het certificaat wordt als volgt gevormd:

 EG,

 beginletter(s) van de lidstaat,

 eigen nummer van het certificaat bestaande uit cijfers of een letter/cijfercombinatie ter aanduiding van provincie, district, enz. van de lidstaat waar het certificaat is afgegeven.

2.   Ad vak zonder ciffer:

Dit vak is uitsluitend bestemd voor de dienst.

3.   Ad vak 8:

„Omschrijving van colli” betekent aanduiding van de soort colli.

4.   Ad vak 9:

De hoeveelheid mag worden opgegeven in aantal of gewicht.

5.   Ad vak 11:

Indien er niet voldoende ruimte voor de „aanvullende verklaring” is, dan mag daarvoor de achterzijde van het formulier worden gebruikt.




BIJLAGE VIII

DEEL A

INGETROKKEN RICHTLIJN MET DE SUCCESSIEVE WIJZIGINGEN DAARVAN

(zie artikel 27)



Richtlijn 77/93/EEG van de Raad (PB L 26 van 31.1.1977, blz. 20)

met uitzondering van artikel 19

Richtlijn 80/392/EEG van de Raad (PB L 100 van 17.4.1980, blz. 32)

 

Richtlijn 80/393/EEG van de Raad (PB L 100 van 17.4.1980, blz. 35)

 

Richtlijn 81/7/EEG van de Raad (PB L 14 van 16.1.1981, blz. 23)

 

Richtlijn 84/378/EEG van de Raad (PB L 207 van 2.8.1984, blz. 1)

 

Richtlijn 85/173/EEG van de Raad (PB L 65 van 6.3.1985, blz. 23)

 

Richtlijn 85/574/EEG van de Raad (PB L 372 van 31.12.1985, blz. 25)

 

Richtlijn 86/545/EEG van de Commissie (PB L 323 van 18.11.1986, blz. 14)

 

Richtlijn 86/546/EEG van de Commissie (PB L 323 van 18.11.1986, blz. 16)

 

Richtlijn 86/547/EEG van de Commissie (PB L 323 van 18.11.1986, blz. 21)

 

Richtlijn 86/651/EEG van de Raad (PB L 382 van 31.12.1986, blz. 13)

 

Richtlijn 87/298/EEG van de Raad (PB L 151 van 11.6.1987, blz. 1)

 

Richtlijn 88/271/EEG van de Commissie (PB L 116 van 4.5.1988, blz. 13)

 

Richtlijn 88/272/EEG van de Commissie (PB L 116 van 4.5.1988, blz. 19)

 

Richtlijn 88/430/EEG van de Commissie (PB L 208 van 2.8.1988, blz. 36)

 

Richtlijn 88/572/EEG van de Raad (PB L 313 van 19.11.1988, blz. 39)

 

Richtlijn 89/359/EEG van de Raad (PB L 153 van 16.6.1989, blz. 28)

 

Richtlijn 89/439/EEG van de Raad (PB L 212 van 22.7.1989, blz. 106)

 

Richtlijn 90/168/EEG van de Raad (PB L 92 van 7.4.1990, blz. 49)

 

Richtlijn 90/490/EEG van de Commissie (PB L 271 van 3.10.1990, blz. 28)

 

Richtlijn 90/506/EEG van de Commissie (PB L 282 van 13.10.1990, blz. 67)

 

Richtlijn 90/654/EEG van de Raad (PB L 353 van 17.12.1990, blz. 48)

slechts waar het Bijlage I, punt 2, betreft

Richtlijn 91/27/EEG van de Commissie (PB L 16 van 22.1.1991, blz. 29)

 

Richtlijn 91/683/EEG van de Raad (PB L 376 van 31.12.1991, blz. 29)

 

Richtlijn 92/10/EEG van de Commissie (PB L 70 van 17.3.1992, blz. 27)

 

Richtlijn 92/98/EEG van de Raad (PB L 352 van 2.12.1992, blz. 1)

 

Richtlijn 92/103/EEG van de Commissie (PB L 363 van 11.12.1992, blz. 1)

 

Richtlijn 93/19/EEG van de Raad (PB L 96 van 22.4.1993, blz. 33)

 

Richtlijn 93/110/EG van de Commissie (PB L 303 van 10.12.1993, blz. 19)

 

Richtlijn 94/13/EG van de Raad (PB L 92 van 9.4.1994, blz. 27)

 

Richtlijn 95/4/EG van de Commissie (PB L 44 van 28.2.1995, blz. 56)

 

Richtlijn 95/41/EG van de Commissie (PB L 182 van 2.8.1995, blz. 17)

 

Richtlijn 95/66/EG van de Commissie (PB L 308 van 21.12.1995, blz. 77)

 

Richtlijn 96/14/EG van de Commissie (PB L 68 van 19.3.1996, blz. 24)

 

Richtlijn 96/78/EG van de Commissie (PB L 321 van 12.12.1996, blz. 20)

 

Richtlijn 97/3/EG van de Raad (PB L 27 van 30.1.1997, blz. 30)

 

Richtlijn 97/14/EG van de Commissie (PB L 87 van 2.4.1997, blz. 17)

 

Richtlijn 98/1/EG van de Commissie (PB L 15 van 21.1.1998, blz. 26)

 

Richtlijn 98/2/EG van de Commissie (PB L 15 van 21.1.1998, blz. 34)

 

Richtlijn 1999/53/EG van de Commissie (PB L 142 van 5.6.1999, blz. 29)

 

DEEL B

LIJST VAN DE VOOR OMZETTING IN NATIONAAL RECHT VASTGESTELDE TIJDSLIMIETEN



Richtlijn

Uiterste datum voor omzetting

Uiterste datum voor toepassing

77/93/EEG

23.12.1980 (art. 11, lid 3) (1) (2) (3) (4)

1.5.1980 (overige bepalingen) (1) (2) (3) (4)

 

80/392/EEG

1.5.1980

 

80/393/EEG

1.1.1983 (art. 4, punt 11)

1.5.1980 (overige bepalingen)

 

81/7/EEG

1.1.1981 (art. 1, punt 1)

1.1.1983 (art. 1 punten 2a), 3a), 3b), 4a), 4b))

1.1.1983 (5) (overige bepalingen)

 

84/378/EEG

1.7.1985

 

85/173/EEG

 

1.1.1983

85/574/EEG

1.1.1987

 

86/545/EEG

1.1.1987

 

86/546/EEG

1.1.1987

 

86/547/EEG

 

toepasbaar t/m 31.12.1989

86/651/EEG

1.3.1987

 

87/298/EEG

1.7.1987

 

88/271/EEG

1.1.1989 (6)

 

88/272/EEG

 

toepasbaar t/m 31.12.1989

88/430/EEG

1.1.1989

 

88/572/EEG

1.1.1989

 

89/359/EEG

 

 

89/439/EEG

1.1.1990

 

90/168/EEG

1.1.1991

 

90/490/EEG

1.1.1991

 

90/506/EEG

1.1.1991

 

90/654/EEG

 

 

91/27/EEG

1.4.1991

 

91/683/EEG

1.6.1993

 

92/10/EEG

30.6.1992

 

92/98/EEG

16.5.1993

 

92/103/EEG

16.5.1993

 

93/19/EEG

1.6.1993

 

93/110/EG

15.12.1993

 

94/13/EG

1.1.1995

 

95/4/EG

1.4.1995

 

95/41/EG

1.7.1995

 

95/66/EG

1.1.1996

 

96/14/EG

1.4.1996

 

96/78/EG

1.1.1997

 

97/3/EG

1.4.1998

 

97/14/EG

1.5.1997

 

98/1/EG

1.5.1998

 

98/2/EG

1.5.1998

 

1999/53/EG

15.7.1999

 

(1)   De lidstaten kunnen volgens de procedure van artikel 19 op hun verzoek worden gemachtigd aan sommige van deze bepalingen van deze richtlijn te voldoen op een later tijdstip dan 1 mei 1980, doch uiterlijk op 1 januari 1981.

(2)   Voor Griekenland: op 1 januari 1985 (artikel 11, lid 3) en op 1 maart 1985 (overige bepalingen).

(3)   Voor Spanje en Portugal: op 1 maart 1987.

(4)   Binnen de grenzen van de traditionele handelsstromen en om te voldoen aan de productiebehoeften van de ondernemingen in de voormalige Duitse Democratische Republiek kon Duitsland op zijn verzoek volgens ►M4  de procedure van artikel 18, lid 2 ◄ worden gemachtigd om, ten aanzien van zijn grondgebied van de voormalige Duitse Democratische Republiek, na 1 mei 1980, doch uiterlijk op 31 december 1992, aan het bepaalde in artikel 4, lid 1, in artikel 5, lid 1, en de ter zake dienende bepalingen van artikel 12 de voldoen.

(5)   Op verzoek van de beschermde lidstaten.

(6)   Op 31 maart 1989 voor wat betreft artikel 1, lid 3, onder a) (planten van Juniperus), overeenkomstig Richtlijn 89/83/EEG waarbij Richtlijn 88/271/EEG wordt gewijzigd.

▼M4




BIJLAGE VIII bis

De in artikel 13 quinquies, lid 2, bedoelde standaardretributie wordt vastgesteld op:



(in EUR)

Type

Hoeveelheid

Bedrag

a)  voor controles van de documenten

per zending

7

b)  voor controles van de identiteit

per zending

 

—  tot één vrachtwagen, één treinwagon of één container van vergelijkbare grootte

7

—  meer dan het bovenstaande

14

c)  voor fytosanitaire controles overeenkomstig de volgende specificaties:

 

 

—  stekken, zaailingen (behalve bosbouwkundig teeltmateriaal) jonge planten van aardbeien of groenten

per zending

 

—  tot 10 000 stuks

17,5

—  voor iedere 1 000 stuks extra

0,7

—  maximumbedrag

140

—  heesters, bomen (anders dan kerstbomen zonder kluit), andere houtige boomkwekerijproducten, met inbegrip van bosbouwkundig teeltmateriaal (anders dan zaden)

per zending

 

—  tot 1 000 stuks

17,5

—  voor iedere 100 stuks extra

0,44

—  maximumbedrag

140

—  bollen, stengelknollen, wortelstokken, knollen bestemd voor opplant (anders dan aardappelen)

per zending

 

—  tot 200 kg

17,5

—  voor iedere 10 kg extra

0,16

—  maximumbedrag

140

—  zaden, plantenweefselcultures

per zending

 

—  tot 100 kg

17,5

—  voor iedere 10 kg extra

0,175

—  maximumbedrag

140

—  ander plantgoed bestemd voor opplant, niet elders in deze tabel genoemd

per zending

 

—  tot 5 000 stuks

17,5

—  voor iedere 100 stuks extra

0,18

—  maximumbedrag

140

—  snijbloemen

per zending

 

—  tot 20 000 stuks

17,5

—  voor iedere 1 000 stuks extra

0,14

—  maximumbedrag

140

—  takken met loof, delen van naaldbomen (anders dan kerstbomen zonder kluit)

per zending

 

—  tot 100 kg

17,5

—  voor iedere 100 kg extra

1,75

—  maximumbedrag

140

—  kerstbomen zonder kluit

per zending

 

—  tot 1 000 stuks

17,5

—  voor iedere 100 stuks extra

1,75

—  maximumbedrag

140

—  bladeren van planten, zoals kruiden, specerijen en bladgroenten

per zending

 

—  tot 100 kg

17,5

—  voor iedere 10 kg extra

1,75

—  maximumbedrag

140

—  fruit, groenten (anders dan bladgroenten)

per zending

 

—  tot 25 000 kg

17,5

—  voor iedere 1 000 kg extra

0,7

—  aardappelen

per partij

 

—  tot 25 000 kg

52,5

—  voor iedere 25 000 kg extra

52,5

—  hout (anders dan schors of bast)

per zending

 

—  tot 100 m3

17,5

—  voor iedere m3 extra

0,175

—  grond en groeimedium, boomschors

per zending

 

—  tot 25 000 kg

17,5

—  voor iedere 1 000 kg extra

0,7

—  maximumbedrag

140

—  graan

per zending

 

—  tot 25 000 kg

17,5

—  voor iedere 1 000 kg extra

0,7

—  maximumbedrag

700

—  andere planten of plantaardige materialen, niet elders in deze tabel genoemd

per zending

17,5

Wanneer een zending naast producten die onder de beschrijving van een bepaald streepje vallen ook producten bevat die niet onder dat streepje vallen, moeten de delen ervan die bestaan uit producten die wel onder de beschrijving van dat streepje vallen (partij(en)) als aparte zendingen worden beschouwd.

▼B




BIJLAGE IX

CONCORDANTIETABEL



Richtlijn 77/93/EEG

Onderhavige richtlijn

Artikel 1, lid 1

Artikel 1, lid 1, eerste alinea

Artikel 1, lid 2

Artikel 1, lid 3

Artikel 1, lid 3

Artikel 1, lid 1, tweede alinea, punt b)

Artikel 1, lid 3 bis

Artikel 1, lid 1, tweede alinea, punt c)

Artikel 1, lid 4

Artikel 1, lid 2

Artikel 1, lid 5

Artikel 1, lid 1, tweede alinea, punt a)

Artikel 1, lid 6

Artikel 1, lid 4

Artikel 1, lid 7

Artikel 1, lid 5

Artikel 1, lid 8

Artikel 1, lid 6

Artikel 2, lid 1, onder a)

Artikel 2, lid 1, onder a)

Artikel 2, lid 1, onder b)

Artikel 2, lid 1, onder b)

Artikel 2, lid 1, onder c)

Artikel 2, lid 1, onder c)

Artikel 2, lid 1, onder d)

Artikel 2, lid 1, onder d)

Artikel 2, lid 1, onder e)

Artikel 2, lid 1, onder e)

Artikel 2, lid 1, onder f)

Artikel 2, lid 1, onder f)

Artikel 2, lid 1, onder g), a)

Artikel 2, lid 1, onder g), i)

Artikel 2, lid 1, onder g), b)

Artikel 2, lid 1, onder g), ii)

Artikel 2, lid 1, onder h)

Artikel 2, lid 1, onder h)

Artikel 2, lid 1, onder i)

Artikel 2, lid 1, onder i)

Artikel 2, lid 2

Artikel 2, lid 2

Artikel 3, leden 1 t/m 6

Artikel 3, leden 1 t/m 6

Artikel 3, lid 7, onder a)

Artikel 3, lid 7, eerste alinea

Artikel 3, lid 7, onder a)

Artikel 3, lid 7, eerste alinea, onder a)

Artikel 3, lid 7, onder b)

Artikel 3, lid 7, eerste alinea, onder b)

Artikel 3, lid 7, onder c)

Artikel 3, lid 7, eerste alinea, onder c)

Artikel 3, lid 7, onder d)

Artikel 3, lid 7, tweede alinea

Artikel 3, lid 7, onder e)

Artikel 3, lid 7, derde alinea

Artikel 3, lid 7, onder f)

Artikel 3, lid 7, vierde alinea

Artikel 4, lid 1

Artikel 4, lid 1

Artikel 4, lid 2, onder a)

Artikel 4, lid 2

Artikel 4, lid 2, onder b)

Artikel 4, leden 3, 4 en 5

Artikel 4, leden 3, 4 en 5

Artikel 4, lid 6, onder a)

Artikel 4, lid 6, eerste alinea

Artikel 4, lid 6, onder b)

Artikel 4, lid 6, tweede alinea

Artikel 4, lid 6, onder c)

Artikel 4, lid 6, derde alinea

Artikel 5, leden 1 t/m 5

Artikel 5, leden 1 t/m 5

Artikel 5, lid 6, onder a)

Artikel 5, lid 6, eerste alinea

Artikel 5, lid 6, onder b)

Artikel 5, lid 6, tweede alinea

Artikel 5, lid 6, onder c)

Artikel 5, lid 6, derde alinea

Artikel 6, lid 1

Artikel 6, lid 1

Artikel 6, lid 1 bis

Artikel 6, lid 2

Artikel 6, lid 2

Artikel 6, lid 3

Artikel 6, lid 3

Artikel 6, lid 4

Artikel 6, lid 4

Artikel 6, lid 5

Artikel 6, lid 5

Artikel 6, lid 6

Artikel 6, lid 6

Artikel 6, lid 7

Artikel 6, lid 7

Artikel 6, lid 8

Artikel 6, lid 8

Artikel 6, lid 9

Artikel 6, lid 9

Artikel 7, lid 1, eerste alinea

Artikel 7, lid 1, eerste alinea

Artikel 7, lid 1, tweede alinea

Artikel 7, lid 1, tweede alinea

Artikel 7, lid 1, derde alinea

Artikel 7, lid 2

Artikel 7, lid 2

Artikel 7, lid 3

Artikel 7, lid 3

Artikel 8, lid 1

Artikel 8, lid 1

Artikel 8, lid 2, eerste alinea

Artikel 8, lid 2, eerste alinea

Artikel 8, lid 2, tweede alinea

Artikel 8, lid 2, tweede alinea

Artikel 8, lid 2, derde alinea

Artikel 8, lid 3

Artikel 8, lid 3

Artikel 9

Artikel 9

Artikel 10, lid 1

Artikel 10, lid 1

Artikel 10, lid 2, onder a)

Artikel 10, lid 2, eerste alinea

Artikel 10, lid 2, onder b)

Artikel 10, lid 2, tweede alinea

Artikel 10, lid 2, onder c)

Artikel 10, lid 2, derde alinea

Artikel 10, lid 3

Artikel 10, lid 3

Artikel 10, lid 4

Artikel 10, lid 4

Artikel 10, lid 5

Artikel 10 bis

Artikel 11

Artikel 11, lid 1

Artikel 11, lid 2

Artikel 12, lid 1

Artikel 11, lid 3

Artikel 11, lid 3 bis

Artikel 11, lid 4

Artikel 12, lid 2

Artikel 11, lid 5

Artikel 12, lid 3

Artikel 11, lid 6

Artikel 12, lid 4

Artikel 11, lid 7

Artikel 12, lid 5

Artikel 11, lid 8

Artikel 12, lid 6

Artikel 11, lid 9

Artikel 12, lid 7

Artikel 11, lid 10

Artikel 12, lid 8

Artikel 12, lid 1

Artikel 13, lid 1

Artikel 12, lid 2

Artikel 13, lid 2

Artikel 12, lid 3

Artikel 12, lid 3 bis

Artikel 13, lid 3

Artikel 12, lid 3 ter

Artikel 13, lid 4

Artikel 12, lid 3 quater

Artikel 13, lid 5

Artikel 12, lid 3 quinquies, punt i)

Artikel 13, lid 6, eerste alinea

Artikel 12, lid 3 quinquies, punt ii)

Artikel 13, lid 6, tweede alinea

Artikel 12, lid 3 quinquies, punt iii)

Artikel 13, lid 6, derde alinea

Artikel 12, lid 4

Artikel 12, lid 5

Artikel 13, lid 7

Artikel 12, lid 6

Artikel 13, lid 8

Artikel 12, lid 6 bis

Artikel 13, lid 9

Artikel 12, lid 7

Artikel 13, lid 10

Artikel 12, lid 8

Artikel 13, lid 11

Artikel 13, eerste alinea

Artikel 14, eerste alinea

Artikel 13, tweede alinea

Artikel 14, tweede alinea

Artikel 13, tweede alinea, eerste streepje

Artikel 14, tweede alinea, onder a)

Artikel 13, tweede alinea, eerste streepje, eerste dubbelstreepje

Artikel 14, tweede alinea, onder a), i)

Artikel 13, tweede alinea, eerste streepje, tweede dubbelstreepje

Artikel 14, tweede alinea, onder a), ii)

Artikel 13, tweede alinea, eerste streepje, derde dubbelstreepje

Artikel 14, tweede alinea, onder a), iii)

Artikel 13, tweede alinea, tweede streepje

Artikel 14, tweede alinea, onder b)

Artikel 13, tweede alinea, tweede streepje, eerste dubbelstreepje

Artikel 14, tweede alinea, onder b), i)

Artikel 13, tweede alinea, tweede streepje, tweede dubbelstreepje

Artikel 14, tweede alinea, onder b), ii)

Artikel 13, tweede alinea, derde streepje

Artikel 14, tweede alinea, onder c)

Artikel 13, tweede alinea, vierde streepje

Artikel 14, tweede alinea, onder d)

Artikel 14

Artikel 15

Artikel 15, lid 1

Artikel 16, lid 1

Artikel 15, lid 2, onder a)

Artikel 16, lid 2, eerste alinea

Artikel 15, lid 2, onder b)

Artikel 16, lid 2, tweede alinea

Artikel 15, lid 2, onder c)

Artikel 16, lid 2, derde alinea

Artikel 15, lid 3

Artikel 16, lid 3

Artikel 15, lid 4

Artikel 16, lid 4

Artikel 16

Artikel 17

Artikel 16 bis

Artikel 18

Artikel 17

Artikel 19

Artikel 18

Artikel 20

Artikel 19

Artikel 19 bis, lid 1

Artikel 21, lid 1

Artikel 19 bis, lid 2

Artikel 21, lid 2

Artikel 19 bis, lid 3

Artikel 21, lid 3

Artikel 19 bis, lid 4

Artikel 21, lid 4

Artikel 19 bis, lid 5, onder a)

Artikel 21, lid 5, eerste alinea

Artikel 19 bis, lid 5, onder b)

Artikel 21, lid 5, tweede alinea

Artikel 19 bis, lid 5, onder c)

Artikel 21, lid 5, derde alinea

Artikel 19 bis, lid 5, onder d)

Artikel 21, lid 5, vierde alinea

Artikel 19 bis, lid 6

Artikel 21, lid 6

Artikel 19 bis, lid 7

Artikel 21, lid 7

Artikel 19 bis, lid 8

Artikel 21, lid 8

Artikel 19 ter

Artikel 22

Artikel 19 quater, lid 1

Artikel 23, lid 1

Artikel 19 quater, lid 2, eerste streepje

Artikel 23, lid 2, onder a)

Artikel 19 quater, lid 2, eerste streepje, eerste dubbelstreepje

Artikel 23, lid 2, onder a), i)

Artikel 19 quater, lid 2, eerste streepje, tweede dubbelstreepje

Artikel 23, lid 2, onder a), ii)

Artikel 19 quater, lid 2, eerste streepje, derde dubbelstreepje

Artikel 23, lid 2, onder a), iii)

Artikel 19 quater, lid 2, eerste streepje, vierde dubbelstreepje

Artikel 23, lid 2, onder a), iv)

Artikel 19 quater, lid 2, tweede streepje

Artikel 23, lid 2, onder b)

Artikel 19 quater, lid 2, derde streepje

Artikel 23, lid 2, onder c)

Artikel 19 quater, lid 3

Artikel 23, lid 3

Artikel 19 quater, lid 4

Artikel 23, lid 4

Artikel 19 quater, lid 5

Artikel 23, lid 5

Artikel 19 quater, lid 6

Artikel 23, lid 6

Artikel 19 quater, lid 7

Artikel 23, lid 7

Artikel 19 quater, lid 8

Artikel 23, lid 8

Artikel 19 quater, lid 9

Artikel 23, lid 9

Artikel 19 quater, lid 10, eerste alinea, eerste streepje

Artikel 23, lid 10, eerste alinea, onder a)

Artikel 19 quater, lid 10, eerste alinea, eerste streepje, eerste dubbelstreepje

Artikel 23, lid 10, eerste alinea, onder a), i)

Artikel 19quater, lid 10, eerste alinea, eerste streepje, tweede dubbelstreepje

Artikel 23, lid 10, eerste alinea, onder a), ii)

Artikel 19 quater, lid 10, eerste alinea, tweede streepje

Artikel 23, lid 10, eerste alinea, onder b)

Artikel 19 quater, lid 10, eerste alinea, derde streepje

Artikel 23, lid 10, eerste alinea, onder c)

Artikel 19 quater, lid 10, tweede alinea

Artikel 23, lid 10, tweede alinea

Artikel 19 quater, lid 10, derde alinea

Artikel 23, lid 10, derde alinea

Artikel 19 quinquies

Artikel 24

Artikel 25 (1)

Artikel 26 (2)

Artikel 20

Artikel 27

Artikel 28

Artikel 29

Bijlage I, deel A

Bijlage I, deel A

Bijlage I, deel B, onder a) 1

Bijlage I, deel B, onder a) 1

Bijlage I, deel B, onder a) 1a

Bijlage I, deel B, onder a) 2

Bijlage I, deel B, onder a) 2

Bijlage I, deel B, onder a) 3

Bijlage I, deel B, onder d)

Bijlage I, deel B, onder d)

Bijlage II, deel A, rubriek I

Bijlage II, deel A, rubriek I

Bijlage II, deel A, rubriek II a)

Bijlage II, deel A, rubriek II a)

Bijlage II, deel A, rubriek II b) 1

Bijlage II, deel A, rubriek II b) 1

Bijlage II, deel A, rubriek II b) 2

Bijlage II, deel A, rubriek II b) 2

Bijlage II, deel A, rubriek II b) 3

Bijlage II, deel A, rubriek II b) 3

Bijlage II, deel A, rubriek II b) 4

Bijlage II, deel A, rubriek II b) 4

Bijlage II, deel A, rubriek II b) 5

Bijlage II, deel A, rubriek II b) 5

Bijlage II, deel A, rubriek II b) 7

Bijlage II, deel A, rubriek II b) 6

Bijlage II, deel A, rubriek II b) 8

Bijlage II, deel A, rubriek II b) 7

Bijlage II, deel A, rubriek II b) 9

Bijlage II, deel A, rubriek II b) 8

Bijlage II, deel A, rubriek II b) 10

Bijlage II, deel A, rubriek II b) 9

Bijlage II, deel A, rubriek II b) 11

Bijlage II, deel A, rubriek II b) 10

Bijlage II, deel A, rubriek II b) 12

Bijlage II, deel A, rubriek II b) 11

Bijlage II, deel A, rubriek II c)

Bijlage II, deel A, rubriek II c)

Bijlage II, deel A, rubriek II d)

Bijlage II, deel A, rubriek II d)

Bijlage II, deel B

Bijlage II, deel B

Bijlage III

Bijlage III

Bijlage IV, deel A, rubriek I, punten 1.1 t/m 16.3

Bijlage IV, deel A, rubriek I, punten 1.1 t/m 16.3

Bijlage IV, deel A, rubriek I, punt 16.3 bis

Bijlage IV, deel A, rubriek I, punt 16.3 bis

Bijlage IV, deel A, rubriek I, punt 16.4

Bijlage IV, deel A, rubriek I, punt 16.4

Bijlage IV, deel A, rubriek I, punten 17 t/m 54

Bijlage IV, deel A, rubriek I, punten 17 t/m 54

Bijlage IV, deel A, rubriek II, punten 1 t/m 16

Bijlage IV, deel A, rubriek II, punten 1 t/m 16

Bijlage IV, deel A, rubriek II, punt 18

Bijlage IV, deel A, rubriek II, punt 17

Bijlage IV, deel A, rubriek II, punt 19.1

Bijlage IV, deel A, rubriek II, punt 18.1

Bijlage IV, deel A, rubriek II, punt 19.2

Bijlage IV, deel A, rubriek II, punt 18.2

Bijlage IV, deel A, rubriek II, punt 19.3

Bijlage IV, deel A, rubriek II, punt 18.3

Bijlage IV, deel A, rubriek II, punt 19.4

Bijlage IV, deel A, rubriek II, punt 18.4

Bijlage IV, deel A, rubriek II, punt 19.5

Bijlage IV, deel A, rubriek II, punt 18.5

Bijlage IV, deel A, rubriek II, punt 19.6

Bijlage IV, deel A, rubriek II, punt 18.6

Bijlage IV, deel A, rubriek II, punt 19.7

Bijlage IV, deel A, rubriek II, punt 18.7

Bijlage IV, deel A, rubriek II, punt 20

Bijlage IV, deel A, rubriek II, punt 19

Bijlage IV, deel A, rubriek II, punt 21

Bijlage IV, deel A, rubriek II, punt 20

Bijlage IV, deel A, rubriek II, punt 22.1

Bijlage IV, deel A, rubriek II, punt 21.1

Bijlage IV, deel A, rubriek II, punt 22.2

Bijlage IV, deel A, rubriek II, punt 21.2

Bijlage IV, deel A, rubriek II, punt 23

Bijlage IV, deel A, rubriek II, punt 22

Bijlage IV, deel A, rubriek II, punt 24

Bijlage IV, deel A, rubriek II, punt 23

Bijlage IV, deel A, rubriek II, punt 25

Bijlage IV, deel A, rubriek II, punt 24

Bijlage IV, deel A, rubriek II, punt 26

Bijlage IV, deel A, rubriek II, punt 25

Bijlage IV, deel A, rubriek II, punt 27

Bijlage IV, deel A, rubriek II, punt 26

Bijlage IV, deel A, rubriek II, punt 27.1

Bijlage IV, deel A, rubriek II, punt 26.1

Bijlage IV, deel A, rubriek II, punt 28

Bijlage IV, deel A, rubriek II, punt 27

Bijlage IV, deel A, rubriek II, punt 29.1

Bijlage IV, deel A, rubriek II, punt 28.1

Bijlage IV, deel A, rubriek II, punt 29.2

Bijlage IV, deel A, rubriek II, punt 28.2

Bijlage IV, deel A, rubriek II, punt 30

Bijlage IV, deel A, rubriek II, punt 29

Bijlage IV, deel A, rubriek II, punt 31.1

Bijlage IV, deel A, rubriek II, punt 30.1

Bijlage V

Bijlage V

Bijlage VII

Bijlage VI

Bijlage VIII

Bijlage VII

Bijlage VIII

Bijlage IX

(1)   Artikel 2 van Richtlijn 97/3/EG.

(2)   Artikel 3 van Richtlijn 97/3/EG.



( 1 ) PB L 253 van 11.10.1993, blz. 1. Verordening laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 2787/2000 (PB L 330 van 27.12.2000, blz. 1).

( 2 ) PB L 302 van 19.10.1992, blz. 1. Verordening laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 2700/2000 van het Europees Parlement en de Raad (PB L 311 van 12.12.2000, blz. 17).

( 3 ) PB L 126 van 12.5.1984, blz. 1.

( 4 ) PB L 340 van 9.12.1976, blz. 25.

( 5 ) PB L 165 van 30.4.2004, blz. 1.

( 6 ) PB L 256 van 7.9.1987, blz. 1. Verordening laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 1585/2004 van de Commissie (PB L 283 van 2.9.2004, blz. 7).

( 7 ) Het papier moet wit van kleur zijn. De kleur van de drukinkt moet voor het fytosanitaire certificaat groen en voor het fytosanitaire certificaat voor herverzending bruin zijn.