EUR-Lex Access to European Union law

Back to EUR-Lex homepage

This document is an excerpt from the EUR-Lex website

Document 32014R0488

Verordening (EU) nr. 488/2014 van de Commissie van 12 mei 2014 tot wijziging van Verordening (EG) nr. 1881/2006 wat de maximumgehalten voor cadmium in levensmiddelen betreft Voor de EER relevante tekst

OJ L 138, 13.5.2014, p. 75–79 (BG, ES, CS, DA, DE, ET, EL, EN, FR, HR, IT, LV, LT, HU, MT, NL, PL, PT, RO, SK, SL, FI, SV)

Legal status of the document No longer in force, Date of end of validity: 24/05/2023; stilzwijgende opheffing door 32023R0915

ELI: http://data.europa.eu/eli/reg/2014/488/oj

13.5.2014   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 138/75


VERORDENING (EU) Nr. 488/2014 VAN DE COMMISSIE

van 12 mei 2014

tot wijziging van Verordening (EG) nr. 1881/2006 wat de maximumgehalten voor cadmium in levensmiddelen betreft

(Voor de EER relevante tekst)

DE EUROPESE COMMISSIE,

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,

Gezien Verordening (EEG) nr. 315/93 van de Raad van 8 februari 1993 tot vaststelling van communautaire procedures inzake verontreinigingen in levensmiddelen (1), en met name artikel 2, lid 3,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

In Verordening (EG) nr. 1881/2006 van de Commissie (2) zijn maximumgehalten vastgesteld voor cadmium in bepaalde levensmiddelen.

(2)

Het Wetenschappelijk Panel voor contaminanten in de voedselketen (CONTAM-panel) van de Europese Autoriteit voor voedselveiligheid (EFSA) heeft op 30 januari 2009 een wetenschappelijk advies over cadmium in levensmiddelen uitgebracht (3). In dat advies heeft de EFSA voor cadmium een toelaatbare wekelijkse inname (TWI) van 2,5 μg/kg lichaamsgewicht vastgesteld. In haar „Statement on tolerable weekly intake for cadmium” (4) heeft de EFSA rekening gehouden met de recente risicobeoordeling door het Gezamenlijk Comité van deskundigen voor levensmiddelenadditieven van de FAO/WHO (JECFA) (5), en de TWI van 2,5 μg/kg lichaamsgewicht bevestigd.

(3)

In zijn wetenschappelijk advies over cadmium in levensmiddelen heeft het CONTAM-panel geconcludeerd dat de gemiddelde blootstelling aan cadmium via voedingsmiddelen in Europese landen de TWI van 2,5 μg/kg lichaamsgewicht benadert of nipt overschrijdt. Bij bepaalde bevolkingsgroepen kan de gemiddelde inname tot twee keer zo groot zijn als de TWI. Daarnaast heeft het CONTAM-panel geconcludeerd dat de blootstelling aan cadmium op het niveau van de bevolking moet worden verlaagd, ook al zijn negatieve effecten op de nierfunctie bij een blootstelling op dit niveau onwaarschijnlijk.

(4)

Granen en graanproducten, groenten, noten en peulvruchten, zetmeelhoudende knollen of aardappelen en vlees en vleesproducten zijn volgens het wetenschappelijk advies over cadmium in levensmiddelen van het CONTAM-panel de groepen levensmiddelen die een groot aandeel hebben in de blootstelling aan cadmium via de voeding, voornamelijk vanwege de hoge mate van consumptie. De hoogste concentraties aan cadmium werden vastgesteld in de levensmiddelenproducten zeewier, vis en schaal- en schelpdieren, chocolade en levensmiddelen voor bijzondere voeding alsook fungi, oliehoudende zaden en eetbare slachtafvallen.

(5)

In een verfijnde blootstellingsbeoordeling die door de EFSA in haar wetenschappelijk verslag over „Cadmium dietary exposure in the European population” (6) is uitgevoerd, met gebruikmaking van de nieuwe uitgebreide levensmiddelenconsumptiedatabank die bijgewerkte informatie bevat met betrekking tot voedingsconsumptiecijfers van de verschillende lidstaten en voor verschillende leeftijdsgroepen van de bevolking, wordt meer gedetailleerde informatie gegeven over de levensmiddelenproducten die bijdragen aan de blootstelling per leeftijdsgroep. Voor volwassenen hebben zetmeelhoudende wortelen en knollen, graan en graanproducten en groenten en groenteproducten een groot aandeel in blootstelling. Voor kinderen en adolescenten hebben zetmeelhoudende wortelen en knollen, granen en graanproducten en suiker en suikergoed een belangrijk aandeel in blootstelling, en voor zuigelingen en peuters hebben zetmeelhoudende wortelen en knollen, granen en graanproducten, groenten en groenteproducten, melk en zuivelproducten en levensmiddelen voor zuigelingen en peuters het grootste aandeel. De verfijnde blootstellingsbeoordeling toont aan dat de totale blootstelling niet alleen het resultaat is van een kleine groep levensmiddelenproducten die voor een groot deel bijdragen, maar dat ook een aantal andere groepen levensmiddelen hier een rol in speelt.

(6)

Voor cadmium zijn maximumgehalten vastgesteld voor een verscheidenheid aan levensmiddelen, waaronder granen, groenten, vlees, vis, schaal- en schelpdieren, slachtafvallen en voedingssupplementen. Voor sommige levensmiddelen die een belangrijk aandeel hebben in de blootstelling voor bepaalde bevolkingsgroepen (chocolade en cacaoproducten, voedingsmiddelen voor zuigelingen en peuters) zijn nog geen maximumgehalten vastgesteld. Er moeten derhalve maximumgehalten voor cadmium worden vastgesteld voor die voedingsmiddelen.

(7)

Maximumgehalten voor verontreinigingen zijn vastgesteld volgens het alara-principe („as low as reasonably achievable”, zo laag als redelijkerwijs haalbaar is), zowel voor producten waarvoor al een maximumgehalte voor cadmium bestaat (zoals groenten, vlees, vis, schaal- en schelpdieren, slachtafvallen en voedingssupplementen) als voor producten waarvoor nu maximumgehalten worden vastgesteld (zoals chocola en chocolaproducten) met gebruik van gegevens over het vóórkomen en voedingsconsumptiepatronen van de burgers van de Europese Unie.

(8)

Chocolade en cacaopoeder dat aan de eindverbruiker wordt verkocht, kunnen een hoog gehalte cadmium bevatten en zijn een belangrijke bron voor menselijke blootstelling. Die producten worden veelvuldig geconsumeerd door kinderen, bijvoorbeeld chocola, rechtstreeks, of als gesuikerde cacaopoeders die in cacaodranken worden gebruikt. Bij het vaststellen van maximumgehalten voor cadmium moet rekening worden gehouden met gegevens van het vóórkomen van verschillende typen chocolade en van cacaopoeders zoals die worden verkocht aan de eindverbruiker. Aangezien cadmiumgehalten in cacaoproducten in verband staan met het cacaogehalte van die producten, is het passend om verschillende maximumgehalten voor cadmium vast te stellen voor producten die verschillende percentages aan cacao bevatten. Op die manier moeten chocoladesoorten met een hoger percentage cacao ook kunnen voldoen aan de maximumgehalten.

(9)

In sommige gebieden in landen waar cacao wordt geproduceerd, kan het cadmiumgehalte in de grond van nature hoog zijn. Er moet derhalve rekening worden gehouden met gegevens van vóórkomen van cacao- en chocoladeproducten uit landen met hoge cadmiumgehalten in de bodem bij het vaststellen van maximumgehalten voor cadmium.

(10)

Volledige zuigelingenvoeding en opvolgzuigelingenvoeding dragen aanzienlijk bij aan de blootstelling aan cadmium bij zuigelingen in peuters. Volledige zuigelingenvoeding en opvolgzuigelingenvoeding vervaardigd uit soja-eiwitisolaten of mengsels daarvan met koemelkeiwit kunnen een hoger cadmiumgehalte hebben dan melkproducten, aangezien sojabonen van nature cadmium opnemen uit de bodem. Zuigelingenvoeding vervaardigd uit soja is een belangrijk alternatief voor zuigelingen met lactose-intolerantie. Een voldoende marktvoorziening moet daarom worden gegarandeerd. Daarom moeten hogere maximumgehalten voor sojaproducten worden vastgesteld.

(11)

Bewerkte voedingsmiddelen op basis van granen en andere babyvoeding voor zuigelingen en peuters zijn een belangrijke bron van blootstelling aan cadmium voor zuigelingen en peuters. Daarom moet een speciaal maximumgehalte voor cadmium worden vastgesteld voor bewerkte voedingsmiddelen op basis van granen en andere babyvoeding.

(12)

Verminderde blootstelling van een zeer kwetsbare consumentengroep kan worden bereikt door een maximumgehalte voor bepaalde categorieën voedingsmiddelen voor bijzondere voeding (zoals zuigelingenvoeding voor medisch gebruik) vast te stellen. Bij gebrek aan gegevens om een dergelijk maximumgehalte te onderbouwen moeten echter gegevens over het vóórkomen worden verzameld, met het oog op het mogelijke vaststellen van een specifiek maximumgehalte in de toekomst.

(13)

Voor bepaalde groenten (schorseneren, pastinaken, bleekselderij, mierikswortel) is het moeilijk aan de maximumgehalten te voldoen, en gegevens van het vóórkomen die door de lidstaten zijn geleverd, tonen aan dat de natuurlijke achtergrondconcentraties hoger zijn en vergelijkbaar zijn met die van knolselderij. Aangezien de consumptie van deze producten laag is en de effecten op de blootstelling bij mensen verwaarloosbaar is, moeten de maximumgehalten voor cadmium voor pastinaken, schorseneren, bleekselderij en mierikswortel worden verhoogd naar dat voor knolselderij.

(14)

Het algemene maximumgehalte voor vis van 0,05 mg/kg geldt momenteel niet voor bepaalde soorten vis. Voor de vissoorten bonito (Sarda sarda), tweebandenbrasem (Diplodus vulgaris), paling (Anguilla anguilla), diklipharder (Mugil labrosus labrosus), horsmakreel (Trachurus spp.), haanvis (Luvarus imperialis), sardinops (Sardinops spp.) en Franse tong (Dicologoglossa cuneata) tonen nieuwe gegevens over het vóórkomen aan dat dit niet langer noodzakelijk is en dat aan het algemene maximumgehalte kan worden voldaan door goede visserijpraktijken te volgen. Voor die vissoorten zijn specifieke maximumgehalten dus niet langer noodzakelijk.

(15)

Voor kogeltonijn (Auxis spp.), ansjovis (Engraulis spp.) en zwaardvis (Xiphias gladius) tonen nieuwe gegevens over het vóórkomen aan dat door een goede visserijpraktijk te volgen, aan een lager maximumgehalte kan worden voldaan. De maximumgehalten voor die vissoorten moeten daarom worden aangepast.

(16)

Voor sardines (Sardina pilchardus) en bichique (Sicyopterus lagocephalus) tonen nieuwe gegevens over het vóórkomen aan dat het moeilijk is aan de bestaande maximumgehalten te voldoen, aangezien de natuurlijke achtergrondconcentraties hoger kunnen zijn. Voor beide vissoorten is de consumptie laag en van verwaarloosbare invloed op de menselijke blootstelling. Voor die twee vissoorten moeten daarom hogere maximumgehalten worden vastgesteld om de marktvoorziening te garanderen.

(17)

Verordening (EG) nr. 1881/2006 moet daarom dienovereenkomstig worden gewijzigd.

(18)

De lidstaten en de exploitanten van levensmiddelenbedrijven moet de nodige tijd worden gegeven om zich aan de nieuwe maximumgehalten voor cacaoproducten en voedingsmiddelen voor zuigelingen en peuters die bij deze verordening zijn vastgesteld aan te passen. De toepassing van de maximumgehalten voor die producten moet daarom worden uitgesteld.

(19)

De in deze verordening vervatte maatregelen zijn in overeenstemming met het advies van het Permanent Comité voor de voedselketen en de diergezondheid,

HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

Artikel 1

De bijlage bij Verordening (EG) nr. 1881/2006 wordt gewijzigd overeenkomstig de bijlage bij deze verordening.

Artikel 2

1.   De maximumgehalten voor cadmium die zijn vastgesteld in de punten 3.2.19 en 3.2.20 van de bijlage bij Verordening (EG) nr. 1881/2006, zoals gewijzigd bij deze verordening, zijn van toepassing met ingang van 1 januari 2015. Levensmiddelen die niet aan deze maximumgehalten voldoen maar die voor 1 januari 2015 wettelijk in de handel zijn gebracht, mogen na die datum in de handel blijven tot aan hun datum van minimale houdbaarheid of uiterste gebruiksdatum.

2.   De maximumgehalten voor cadmium die zijn vastgesteld in punt 3.2.7 van de bijlage bij Verordening (EG) nr. 1881/2006, zoals gewijzigd bij deze verordening, is van toepassing met ingang van 1 januari 2019. Levensmiddelen die niet aan deze maximumgehalten voldoen maar die voor 1 januari 2019 wettelijk in de handel zijn gebracht, mogen na die datum in de handel blijven tot aan hun datum van minimale houdbaarheid of uiterste gebruiksdatum.

Artikel 3

Deze verordening treedt in werking op de twintigste dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

Gedaan te Brussel, 12 mei 2014.

Voor de Commissie

De voorzitter

José Manuel BARROSO


(1)  PB L 37 van 13.2.1993, blz. 1.

(2)  Verordening (EG) nr. 1881/2006 van de Commissie van 19 december 2006 tot vaststelling van maximumgehalten aan bepaalde verontreinigingen in levensmiddelen (PB L 364 van 20.12.2006, blz. 5).

(3)  Scientific Opinion of the Panel on Contaminants in the Food Chain on a request from the European Commission on cadmium in food. EFSA Journal (2009) 980, blz. 1-139.

(4)  EFSA-panel voor contaminanten in de voedselketen (CONTAM); Scientific Opinion on tolerable weekly intake for cadmium. EFSA Journal 2011; 9(2):1975. [19 blz.] doi:10.2903/j.efsa.2011.1975. Online beschikbaar op www.efsa.europa.eu/efsajournal

(5)  WHO Food Additives Series 64, 73e bijeenkomst van het Gezamenlijk Comité van deskundigen voor levensmiddelenadditieven van de FAO/WHO (JECFA), Wereldgezondheidsorganisatie, Genève, 2011.

(6)  Europese Autoriteit voor voedselveiligheid: Cadmium dietary exposure in the European population. EFSA Journal 2012; 10(1):2551. [37 blz.] doi: 10.2903/j.efsa.2012.2551./j.efsa.2012.2945. Online beschikbaar op: www.efsa.europa.eu/efsajournal


BIJLAGE

De bijlage bij Verordening (EG) nr. 1881/2006 wordt als volgt gewijzigd:

1)

Onderafdeling 3.2. (Cadmium) wordt vervangen door:

„3.2

Cadmium

 

3.2.1

Groenten en fruit, met uitzondering van wortel- en knolgewassen, bladgroenten, verse kruiden, bladkoolachtigen, stengelgroenten, fungi en zeewier (27)

0,050

3.2.2

Wortel- en knolgewassen (met uitzondering van knolselderij, pastinaken, schorseneren en mierikswortel), stengelgroenten (met uitzondering van bleekselderij) (27). In het geval van aardappelen is het maximumgehalte van toepassing op geschilde aardappelen

0,10

3.2.3

Bladgroenten, verse kruiden, bladkoolachtigen, bleekselderij, knolselderij, pastinaken, schorseneren, mierikswortel en de volgende fungi (27): Agaricus bisporus (champignon), Pleurotus ostreatus (oesterzwam), Lentinula edodes (shiitake)

0,20

3.2.4

Fungi, met uitzondering van die vermeld in punt 3.2.3 (27)

1,0

3.2.5

Granen, met uitzondering van tarwe en rijst

0,10

3.2.6

Granen van tarwe, granen van rijst

Tarwezemelen en tarwekiemen voor rechtstreekse consumptie

Sojabonen

0,20

3.2.7

Specifieke cacao- en chocoladeproducten zoals hieronder vermeld (49)

 

Melkchocolade met < 30 % gehalte watervrije cacaobestanddelen

0,10 met ingang van 1 januari 2019

Chocolade met < 50 % gehalte watervrije cacaobestanddelen melkchocolade met ≥ 30 % gehalte watervrije cacaobestanddelen

0,30 met ingang van 1 januari 2019

Chocolade met ≥ 50 % gehalte watervrije bestanddelen

0,80 met ingang van 1 januari 2019

Cacaopoeder dat aan de eindverbruiker wordt verkocht of als ingrediënt in gesuikerde cacaopoeder aan de eindverbruiker wordt verkocht (huishoudcacaopoeder)

0,60 met ingang van 1 januari 2019

3.2.8

Vlees (met uitzondering van slachtafvallen) van runderen, schapen, varkens en pluimvee (6)

0,050

3.2.9

Paardenvlees, met uitzondering van slachtafvallen (6)

0,20

3.2.10

Lever van runderen, schapen, varkens, pluimvee en paarden (6)

0,50

3.2.11

Nieren van runderen, schapen, varkens, pluimvee en paarden (6)

1,0

3.2.12

Vlees van vis (24)(25), met uitzondering van de in de punten 3.2.13, 3.2.14 en 3.2.15 vermelde vissoorten

0,050

3.2.13

Vlees van de volgende vissoorten (24)(25):

makreel (Scomber spp.), tonijn (Thunnus spp.), Katsuwonus pelamis, Euthynnus spp.), bichique (Sicyopterus lagocephalus)

0,10

3.2.14

Vlees van de volgende vissoorten (24)(25):

kogeltonijn (Auxis spp.)

0,15

3.2.15

Vlees van de volgende vissoorten (24)(25):

 

ansjovis (Engraulis spp.)

 

zwaardvis (Xiphias gladius)

 

sardien (Sardina pilchardus)

0,25

3.2.16

Schaaldieren(26): vlees van aanhangsels en buik (44). In geval van krabben en krabachtige schaaldieren (Brachyura en Anomura): vlees van aanhangsels

0,50

3.2.17

Tweekleppige weekdieren (26)

1,0

3.2.18

Koppotigen (zonder ingewanden) (26)

1,0

3.2.19

Volledige zuigelingenvoeding en opvolgzuigelingenvoeding (8)(29):

 

uit koemelkeiwit of eiwithydrolysaten vervaardigde zuigelingenvoeding

0,010 met ingang van 1 januari 2015

uit koemelkeiwit of eiwithydrolysaten vervaardigde vloeibare zuigelingenvoeding

0,005 met ingang van 1 januari 2015

uit soja-eiwitisolaten of mengsels daarvan met koemelkeiwit vervaardigde zuigelingenvoeding

0,020 met ingang van 1 januari 2015

uit soja-eiwitisolaten of mengsels daarvan met koemelkeiwit vervaardigde vloeibare zuigelingenvoeding

0,010 met ingang van 1 januari 2015

3.2.20

Bewerkte voedingsmiddelen op basis van granen en babyvoeding voor zuigelingen en peuters (3)(29)

0,040 met ingang van 1 januari 2015

3.2.21

Voedingssupplementen (39) met uitzondering van de in punt 3.2.22 vermelde voedingssupplementen

1,0

3.2.22

Voedingssupplementen (39) die uitsluitend of hoofdzakelijk bestaan uit gedroogd zeewier, van zeewier afgeleide producten of gedroogde tweekleppige weekdieren.

3,0”.

2)

Aan eindnoot 26 wordt de volgende zin toegevoegd: „In geval van Pecten maximus is het maximumgehalte alleen van toepassing op de adductor en gonaden.”.

3)

De volgende eindnoot wordt toegevoegd:

„(49)

Voor de specifieke cacao- en chocoladeproducten zijn de definities die zijn vastgesteld in de punten A.2, A.3 en A.4 van bijlage I bij Richtlijn 2000/36/EG van het Europees Parlement en de Raad van 23 juni 2000 inzake cacao- en chocoladeproducten voor menselijke consumptie (PB L 197 van 3.8.2000, blz. 19) van toepassing.”.


Top