EUR-Lex Access to European Union law

Back to EUR-Lex homepage

This document is an excerpt from the EUR-Lex website

Document 32020R0699

Verordening (EU) 2020/699 van de Raad van 25 mei 2020 betreffende tijdelijke maatregelen inzake de algemene vergaderingen van Europese vennootschappen (SE's) en van Europese coöperatieve vennootschappen (SCE's)

ST/7648/2020/INIT

OJ L 165, 27.5.2020, p. 25–26 (BG, ES, CS, DA, DE, ET, EL, EN, FR, GA, HR, IT, LV, LT, HU, MT, NL, PL, PT, RO, SK, SL, FI, SV)

Legal status of the document In force

ELI: http://data.europa.eu/eli/reg/2020/699/oj

27.5.2020   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 165/25


VERORDENING (EU) 2020/699 VAN DE RAAD

van 25 mei 2020

betreffende tijdelijke maatregelen inzake de algemene vergaderingen van Europese vennootschappen (SE's) en van Europese coöperatieve vennootschappen (SCE's)

(Voor de EER relevante tekst)

DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie, en met name artikel 352,

Gezien het voorstel van de Europese Commissie,

Gezien de goedkeuring van het Europees Parlement,

Na toezending van het ontwerp van wetgevingshandeling aan de nationale parlementen,

Handelend volgens een bijzondere wetgevingsprocedure,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Ter beperking van de uitbraak van COVID-19, die op 11 maart 2020 door de Wereldgezondheidsorganisatie tot een pandemie werd verklaard, hebben de lidstaten een reeks ongeziene maatregelen getroffen, met name maatregelen op het gebied van afzondering en social distancing van personen.

(2)

Dergelijke maatregelen kunnen vennootschappen en coöperatieve vennootschappen beletten hun wettelijke verplichtingen uit hoofde van het nationale en het Unievennootschapsrecht na te komen, met name doordat zij het voor die vennootschappen zeer moeilijk maken algemene vergaderingen te houden.

(3)

Op nationaal niveau hebben de lidstaten noodmaatregelen genomen ter ondersteuning van vennootschappen en coöperatieve vennootschappen, die hen in de huidige uitzonderlijke omstandigheden ten gevolge van de COVID-19-pandemie de nodige instrumenten en flexibiliteit bieden. Veel lidstaten hebben met name het gebruik van digitale instrumenten en processen voor het houden van algemene vergaderingen mogelijk gemaakt en de termijnen voor het houden van algemene vergaderingen in 2020 verlengd.

(4)

Op Unieniveau worden Europese vennootschappen (SE’s) gereglementeerd bij Verordening (EG) nr. 2157/2001 van de Raad (1) en Europese coöperatieve vennootschappen (SCE’s) bij Verordening (EG) nr. 1435/2003 van de Raad (2). Beide verordeningen vereisen dat binnen zes maanden na het einde van het boekjaar een algemene vergadering wordt gehouden. Gezien de huidige uitzonderlijke omstandigheden ten gevolge van de COVID-19-pandemie moet een tijdelijke uitzondering op dat vereiste worden toegestaan. Aangezien het houden van algemene vergaderingen essentieel is om ervoor te zorgen dat wettelijk vereiste of economisch noodzakelijke besluiten tijdig worden genomen, moet SE’s en SCE’s worden toegestaan hun algemene vergaderingen te houden binnen 12 maanden na het einde van het boekjaar, zij het uiterlijk op 31 december 2020. Aangezien het gaat om een tijdelijke maatregel in verband met de uitzonderlijke omstandigheden ten gevolge van de COVID-19-pandemie moet die uitzondering alleen van toepassing zijn op algemene vergaderingen die in 2020 moeten worden gehouden.

(5)

Het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie (VWEU) voorziet voor de vaststelling van deze verordening in geen andere bevoegdheden dan die uit hoofde van artikel 352.

(6)

Daar de doelstelling van deze verordening, namelijk het bieden van een tijdelijke noodoplossing voor SE's en SCE's waardoor zij kunnen afwijken van de bepalingen van Verordening (EU) nr. 2157/2001 en Verordening (EU) nr. 1435/2003 betreffende het tijdstip van de algemene vergaderingen, niet voldoende door de lidstaten kan worden verwezenlijkt, maar vanwege de omvang en de gevolgen ervan beter door de Unie kan worden verwezenlijkt, kan de Unie, overeenkomstig het in artikel 5 van het Verdrag betreffende de Europese Unie (VEU) neergelegde subsidiariteitsbeginsel, maatregelen nemen. Overeenkomstig het in hetzelfde artikel neergelegde evenredigheidsbeginsel gaat deze verordening niet verder dan nodig is om die doelstelling te verwezenlijken.

(7)

Aangezien de in de Verordeningen (EG) nr. 2157/2001 en (EG) nr. 1435/2003 bedoelde periode van zes maanden in mei of juni 2020 verstrijkt en gezien het feit dat rekening moet worden gehouden met de termijnen voor bijeenroeping, moet deze verordening met spoed in werking treden.

(8)

Gezien die spoedeisendheid is het nodig gebleken een uitzondering te maken op de periode van acht weken bedoeld in artikel 4 van Protocol nr. 1 betreffende de rol van de nationale parlementen in de Europese Unie, gehecht aan het VEU, aan het VWEU en aan het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap voor Atoomenergie,

HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

Artikel 1

Tijdelijke maatregel betreffende de algemene vergaderingen van Europese vennootschappen (SE's)

Indien overeenkomstig artikel 54, lid 1, van Verordening (EG) nr. 2157/2001 in 2020 een algemene vergadering van een SE moet worden gehouden, kan de SE, in afwijking van die bepaling, de vergadering binnen 12 maanden na het einde van het boekjaar houden, mits de vergadering uiterlijk op 31 december 2020 wordt gehouden.

Artikel 2

Tijdelijke maatregel betreffende de algemene vergaderingen van Europese coöperatieve vennootschappen (SCE's)

Indien overeenkomstig artikel 54, lid 1, van Verordening (EG) nr. 1435/2003 in 2020 een algemene vergadering van een SCE moet worden gehouden, kan de SCE, in afwijking van die bepaling, de vergadering binnen 12 maanden na het einde van het boekjaar houden, mits de vergadering uiterlijk op 31 december 2020 wordt gehouden.

Artikel 3

Inwerkingtreding

Deze verordening treedt in werking op de dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

Gedaan te Brussel, 25 mei 2020.

Voor de Raad

De voorzitter

G. GRLIĆ RADMAN


(1)  Verordening (EG) nr. 2157/2001 van de Raad van 8 oktober 2001 betreffende het statuut van de Europese vennootschap (SE) (PB L 294 van 10.11.2001, blz. 1).

(2)  Verordening (EG) nr. 1435/2003 van de Raad van 22 juli 2003 betreffende het statuut voor een Europese coöperatieve vennootschap (SCE) (PB L 207 van 18.8.2003, blz. 1).


Top