EUR-Lex Access to European Union law

Back to EUR-Lex homepage

This document is an excerpt from the EUR-Lex website

Document 32010R0912

Verordening (EU) nr. 912/2010 van het Europees Parlement en de Raad van 22 september 2010 tot oprichting van het Europese GNSS-Agentschap, tot intrekking van Verordening (EG) nr. 1321/2004 van de Raad inzake de beheersstructuren van de Europese programma’s voor radionavigatie per satelliet en tot wijziging van Verordening (EG) nr. 683/2008 van het Europees Parlement en de Raad

OJ L 276, 20.10.2010, p. 11–21 (BG, ES, CS, DA, DE, ET, EL, EN, FR, GA, IT, LV, LT, HU, MT, NL, PL, PT, RO, SK, SL, FI, SV)
Special edition in Croatian: Chapter 13 Volume 055 P. 272 - 282

Legal status of the document No longer in force, Date of end of validity: 31/12/2020; opgeheven door 32021R0696

ELI: http://data.europa.eu/eli/reg/2010/912/oj

20.10.2010   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 276/11


VERORDENING (EU) Nr. 912/2010 VAN HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD

van 22 september 2010

tot oprichting van het Europese GNSS-Agentschap, tot intrekking van Verordening (EG) nr. 1321/2004 van de Raad inzake de beheersstructuren van de Europese programma’s voor radionavigatie per satelliet en tot wijziging van Verordening (EG) nr. 683/2008 van het Europees Parlement en de Raad

HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie, en met name artikel 172,

Gezien het voorstel van de Commissie,

Gezien het advies van het Europees Economisch en Sociaal Comité (1),

Na raadpleging van het Comité van de Regio’s,

Handelend volgens de gewone wetgevingsprocedure (2),

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Aan het Europese beleid inzake radionavigatie per satelliet wordt thans uitvoering gegeven door de programma’s EGNOS en Galileo (hierna „de programma’s”).

(2)

Bij Verordening (EG) nr. 1321/2004 van de Raad van 12 juli 2004 inzake de beheersstructuren van de Europese programma’s voor radionavigatie per satelliet (3) is een communautair agentschap opgericht met de naam Toezichtautoriteit voor het Europees GNSS (hierna „de Autoriteit”).

(3)

In Verordening (EG) nr. 683/2008 van het Europees Parlement en de Raad van 9 juli 2008 betreffende de voortzetting van de uitvoering van de Europese programma’s voor navigatie per satelliet (Egnos en Galileo) (4) is het nieuwe kader voor het publieke beheer en de financiering van de programma’s vastgesteld. Deze verordening voorziet in een strikte scheiding van de bevoegdheden tussen de Europese Unie, vertegenwoordigd door de Commissie, de Autoriteit en het Europees Ruimteagentschap (European Space Agency — hierna „ESA”), verleent de Commissie de verantwoordelijkheid voor het beheer van de programma’s en kent haar de taken toe die aanvankelijk aan de Autoriteit waren toevertrouwd. In de verordening is eveneens bepaald dat de Autoriteit, bij de vervulling van de haar toegewezen taken, de rol van de Commissie als beheerder van de programma’s respecteert en handelt volgens de door de Commissie geformuleerde richtsnoeren.

(4)

In Verordening (EG) nr. 683/2008 verzoeken het Europees Parlement en de Raad de Commissie een voorstel in te dienen om de beheersstructuren van de programma’s zoals bepaald in Verordening (EG) nr. 1321/2004 formeel in overeenstemming te brengen met de nieuwe rollen van de Commissie en de Autoriteit zoals bepaald in Verordening (EG) nr. 683/2008.

(5)

Rekening gehouden met de beperking van haar activiteitengebied dient de Autoriteit niet meer „Toezichtautoriteit voor het Europees GNSS” te worden genoemd, maar „Europees GNSS-Agentschap” (hierna „het Agentschap”). De continuïteit van de activiteiten van de Autoriteit, onder andere op het gebied van rechten en verplichtingen, personeel, en de geldigheid van genomen besluiten, moet echter in het Agentschap worden gewaarborgd.

(6)

De doelstellingen van Verordening (EG) nr. 1321/2004 moeten eveneens worden gewijzigd vanwege het feit dat het Agentschap niet langer tot taak heeft de openbare belangen te behartigen in verband met de Europese programma’s voor wereldwijde satellietnavigatiesysteem (Global Navigation Satellite System — GNSS) en daarvoor als regelgevende instantie op te treden.

(7)

De rechtspositie van het Agentschap moet van dien aard zijn dat het bij de uitvoering van haar taken als rechtspersoon kan handelen.

(8)

De taakomschrijving van het Agentschap dient eveneens te worden gewijzigd en in dit verband dient ervoor te worden gezorgd dat zijn taken worden vastgesteld overeenkomstig de in artikel 16 van Verordening (EG) nr. 683/2008 vastgestelde taken, waaronder de mogelijkheid voor het Agentschap andere taken te vervullen die hem door de Commissie kunnen worden toegewezen om de Commissie te ondersteunen bij de uitvoering van de programma’s. Overeenkomstig artikel 54, lid 2, onder b), van Verordening (EG, Euratom) nr. 1605/2002 van de Raad van 25 juni 2002 houdende het Financieel Reglement van toepassing op de algemene begroting van de Europese Gemeenschappen (5) omvatten deze activiteiten bijvoorbeeld het volgen van de ontwikkeling van coördinatie- en raadplegingsprocedures inzake veiligheid, het verrichten van onderzoek dat nuttig is voor de ontwikkeling en bevordering van de programma’s en het verlenen van ondersteuning bij de ontwikkeling en tenuitvoerlegging van het proefproject voor een publiek gereguleerde dienst (Public Regulated Service — PRS).

(9)

Het Agentschap dient in het kader van zijn werkingssfeer, zijn doelstellingen en de uitvoering van zijn taken inzonderheid te voldoen aan de op de uniale instellingen toepasselijke voorschriften.

(10)

De Commissie dient zich in het kader van de voor 2010 geplande tussentijdse evaluatie van het Galileo-programma als bedoeld in artikel 22 van Verordening (EG) nr. 683/2008, eveneens te beraden op de kwestie van het beheer van de programma’s in de werkings- en exploitatiefase en op de rol die het Agentschap in dit verband zal spelen.

(11)

Met het oog op een doeltreffende uitvoering van de taken van het Agentschap dienen de lidstaten en de Commissie te zijn vertegenwoordigd in een Raad van bestuur, die de noodzakelijke bevoegdheden heeft om de begroting op te stellen, de uitvoering ervan te controleren, de vereiste financiële voorschriften vast te stellen, transparante werkprocedures voor de besluitvorming door het Agentschap in te voeren, zijn werkprogramma goed te keuren en de uitvoerend directeur te benoemen.

(12)

Bovendien zou eveneens een vertegenwoordiger van het Europees Parlement als lid zonder stemrecht zitting moeten hebben in de Raad van bestuur, aangezien in Verordening (EG) nr. 683/2008 het nut van nauwe samenwerking tussen het Europees Parlement, de Raad en de Commissie wordt benadrukt.

(13)

Teneinde te garanderen dat het Agentschap zijn taken vervult met inachtneming van de rol van de Commissie als beheerder van de programma’s en overeenkomstig de door de Commissie verstrekte richtsnoeren, is het bovendien belangrijk dat expliciet wordt vermeld dat het Agentschap dient te worden beheerd door een uitvoerend directeur, onder leiding van de Raad van bestuur, overeenkomstig de door de Commissie aan het Agentschap verstrekte richtsnoeren. Het is evenzeer belangrijk te vermelden dat de Commissie vijf vertegenwoordigers in de Raad van bestuur dient te hebben en dat besluiten betreffende een beperkt aantal taken van de Raad van bestuur niet zonder gunstige stem van de vertegenwoordigers van de Commissie dienen te worden genomen.

(14)

De vlotte werking van het Agentschap vereist dat zijn uitvoerend directeur wordt benoemd op grond van verdiensten en van door bewijsstukken aangetoonde bestuurlijke en leidinggevende vaardigheden, alsook relevante bekwaamheid en ervaring, en dat deze over een volledige onafhankelijkheid en flexibiliteit beschikt bij het uitvoeren van zijn taken met betrekking tot de organisatie van de interne werking van het Agentschap. Met uitzondering van bepaalde activiteiten en maatregelen betreffende veiligheidsaccreditatie, dient de uitvoerend directeur alle maatregelen voor te bereiden en te nemen die nodig zijn om de goede uitvoering van het werkprogramma van het Agentschap te garanderen, elk jaar een ontwerp van een algemeen verslag voor de Raad van bestuur op te stellen, een ontwerp-raming van de ontvangsten en uitgaven van het Agentschap op te stellen en de begroting uit te voeren.

(15)

Het is noodzakelijk dat de Raad van bestuur alle beslissingen mag nemen die nodig zijn om te garanderen dat het Agentschap zijn taken kan vervullen, met uitzondering van de veiligheidsaccreditatietaken, die moeten worden toevertrouwd aan de Raad voor de veiligheidsaccreditatie voor Europese GNSS-systemen (hierna „Raad voor de veiligheidsaccreditatie”). Met betrekking tot die accreditatietaken is de Raad van bestuur enkel verantwoordelijk in verband met middelen- en begrotingsaangelegenheden. Voor een goed beheer van de programma’s is het tevens vereist dat de taken van de Raad van bestuur stroken met de nieuwe taken die aan het Agentschap zijn toegewezen uit hoofde van artikel 16 van Verordening (EG) nr. 683/2008, met name wat betreft de exploitatie van het Galileo-beveiligingscentrum en de instructies die worden verstrekt uit hoofde van Gemeenschappelijk Optreden 2004/552/GBVB van de Raad van 12 juli 2004 ten aanzien van aspecten van de exploitatie van het Europees systeem voor radionavigatie per satelliet die betrekking hebben op de veiligheid van de Europese Unie (6).

(16)

De procedures voor de benoeming van ambtsdragers moeten transparant zijn.

(17)

Rekening gehouden met het toepassingsgebied van de aan het Agentschap toevertrouwde taken, waaronder de veiligheidsaccreditatie, moet het overeenkomstig artikel 9 van Verordening (EG) nr. 1321/2004 opgerichte Wetenschappelijk en Technisch Comité worden afgeschaft en moet het overeenkomstig artikel 10 van die verordening opgerichte Comité voor de veiligheid en beveiliging van het systeem worden vervangen door de Raad voor de veiligheidsaccreditatie die wordt belast met de werkzaamheden inzake veiligheidsaccreditatie en is samengesteld uit vertegenwoordigers van de lidstaten en de Commissie. De hoge vertegenwoordiger voor buitenlandse zaken en veiligheidsbeleid (hierna „HV”) en het ESA dienen in de Raad voor de veiligheidsaccreditatie de status van waarnemer te hebben.

(18)

De veiligheidsaccreditatiewerkzaamheden moeten onafhankelijk van de beheerders van de programma’s, met name de Commissie, de andere organen van het Agentschap, het ESA en de andere entiteiten die verantwoordelijk zijn voor de toepassing van de veiligheidsvoorschriften, worden uitgevoerd. Om deze onafhankelijkheid te waarborgen moet de Raad voor de veiligheidsaccreditatie worden opgericht als de instantie voor de veiligheidsaccreditatie van de Europese GNSS-systemen (hierna „de systemen”) en van ontvangers met PRS-technologie. Het moet binnen het Agentschap een autonoom orgaan vormen dat onafhankelijke en objectieve beslissingen, in het belang van de burgers, neemt.

(19)

Aangezien de Commissie volgens Verordening (EG) nr. 683/2008 alle veiligheidsaspecten van de systemen beheert, en om het efficiënte beheer van de veiligheidsaspecten en de naleving van het in deze verordening vastgestelde beginsel van de strikte scheiding van bevoegdheden te respecteren, is het van essentieel belang dat de activiteiten van de Raad voor de veiligheidsaccreditatie strikt worden beperkt tot de veiligheidaccreditatie van de systemen en dat deze in geen enkel geval afbreuk doen aan de op grond van artikel 13 van Verordening (EG) nr. 683/2008 aan de Commissie toevertrouwde taken.

(20)

De door de Commissie genomen besluiten op grond van procedures waarbij het Comité voor de Europese GNSS-programma’s betrokken is, zullen geenszins afbreuk doen aan de bestaande regels voor begrotingsaangelegenheden of aan de specifieke bevoegdheid van de lidstaten inzake veiligheidsaangelegenheden.

(21)

Overeenkomstig artikel 13, lid 4, van Verordening (EG) nr. 683/2008 gelden, wanneer de veiligheid van de Unie of van de lidstaten kan worden geschaad door de exploitatie van de systemen, de procedures die zijn vastgesteld bij Gemeenschappelijk Optreden 2004/552/GBVB. In het bijzonder kan de Raad, in geval van een bedreiging van de veiligheid van de Unie of van een van de lidstaten als gevolg van de werking of het gebruik van de systemen of bij een bedreiging voor de werking van de systemen met name als gevolg van een internationale crisis, met eenparigheid van stemmen een besluit nemen over de nodige instructies die aan het Agentschap en de Commissie dienen te worden gegeven. Elk lid van de Raad, de HV of de Commissie kan de Raad verzoeken een bespreking te houden met het oog op een besluit over dergelijke instructies.

(22)

Overeenkomstig het subsidiariteitsbeginsel dienen veiligheidsaccreditatiebesluiten conform de in de veiligheidsaccreditatiestrategie vastgestelde procedure te worden gebaseerd op lokale veiligheidsaccreditatiebesluiten die worden genomen door de respectieve nationale veiligheidsaccreditatie-instanties van de lidstaten.

(23)

Om al zijn activiteiten snel en doeltreffend te kunnen uitvoeren, dient de Raad voor de veiligheidsaccreditatie de nodige ondergeschikte organen te kunnen oprichten die in opdracht van de Raad voor de veiligheidsaccreditatie werkzaamheden verrichten. Zo dient hij een „panel” op te richten om hem bij te staan bij de voorbereiding van zijn besluiten, en een „ instantie voor de distributie van versleuteling”, die vraagstukken betreffende versleutelingsmateriaal beheert en voorbereidt, met inbegrip van een „cel voor vluchtsleutelcodes” voor het beheer van operationele vluchtsleutelcodes voor lanceringen, evenals, indien noodzakelijk, andere organen voor specifieke vraagstukken. Hierbij dient in het bijzonder rekening te worden gehouden met de noodzakelijke continuïteit van de werkzaamheden van die organen.

(24)

Het is ook belangrijk dat de veiligheidsaccreditatieactiviteiten worden gecoördineerd met de activiteiten van de programmabeheerders en de andere entiteiten die verantwoordelijk zijn voor de toepassing van de veiligheidsvoorschriften.

(25)

Rekening gehouden met het specifieke karakter en de complexiteit van de systemen is het van cruciaal belang dat de veiligheidsaccreditatieactiviteiten worden uitgevoerd in een context van collectieve verantwoordelijkheid voor de veiligheid van de Unie en van de lidstaten, door te streven naar consensus en alle bij de veiligheid betrokken actoren daarbij te betrekken, en dat wordt voorzien in een permanente risicomonitoring. Het is eveneens onontbeerlijk dat technische veiligheidsaccreditatiewerkzaamheden worden toevertrouwd aan vakmensen die voldoende bekwaamheid bezitten op het vlak van de accreditatie van complexe systemen en over een veiligheidsmachtiging van een passend niveau beschikken.

(26)

Teneinde de Raad voor de veiligheidsaccreditatie in staat te stellen zijn taken te vervullen, moet eveneens worden bepaald dat de lidstaten deze alle noodzakelijke documenten verstrekken en naar behoren gemachtigde personen toegang verlenen tot gerubriceerde informatie en tot plaatsen die onder hun rechtsmacht vallen, en dat zij op lokaal vlak verantwoordelijk zijn voor de veiligheidsaccreditatie van de plaatsen op hun grondgebied.

(27)

De op grond van de programma’s ingevoerde systemen, zijn infrastructuren waarvan het gebruik de nationale grenzen van de lidstaten ver overschrijdt, en die zijn opgezet als trans-Europese netwerken in de zin van artikel 172 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie. Voorts dragen de via deze systemen aangeboden diensten bij tot de ontwikkeling van trans-Europese netwerken op het gebied van vervoer, telecommunicatie en energie-infrastructuur.

(28)

De Commissie dient de budgettaire gevolgen van de financiering van het Agentschap voor de uitgavenrubriek in kwestie te beoordelen. Op grond van deze informatie en onverminderd de geldende wetgevingsprocedure, dienen de twee takken van de begrotingsautoriteit, in het kader van het begrotingsoverleg, tijdig tot een akkoord te komen over de financiering van het Agentschap. De begrotingsprocedure van de Unie is van toepassing op de bijdrage van de Unie die ten laste komt van de algemene begroting van de Europese Unie. Daarnaast dient de controle van de rekeningen te worden verricht door de Europese Rekenkamer, overeenkomstig titel VIII van Verordening (EG, Euratom) nr. 1605/2002.

(29)

Het Agentschap dient het uniale recht betreffende de toegang van het publiek tot documenten en de bescherming van personen met betrekking tot de verwerking van persoonsgegevens toe te passen. Tevens dient het zich te houden aan de beveiligingsbeginselen die van toepassing zijn op de Raad en de diensten van de Commissie.

(30)

Derde landen moeten, op voorwaarde dat zij vooraf een overeenkomst in deze zin hebben gesloten met de Unie, kunnen deelnemen aan het Agentschap, vooral wanneer deze landen aan de voorafgaande fasen van het Galileo-programma hebben deelgenomen door bij te dragen aan het Galileosat-programma van het ESA.

(31)

Aangezien de doelstellingen van deze verordening, namelijk het oprichten en het garanderen van de werking van een Agentschap dat met name verantwoordelijk is voor de veiligheidsaccreditatie van de systemen, niet voldoende door de lidstaten kunnen worden verwezenlijkt en derhalve vanwege de omvang en de gevolgen van het optreden beter op uniaal niveau kunnen worden verwezenlijkt, kan de Unie overeenkomstig het in artikel 5 van het Verdrag betreffende de Europese Unie neergelegde subsidiariteitsbeginsel maatregelen nemen. Overeenkomstig het in hetzelfde artikel neergelegde evenredigheidsbeginsel, gaat deze verordening niet verder dan wat nodig is om deze doelstellingen te verwezenlijken.

(32)

Aangezien de naam van het Agentschap moet worden gewijzigd, moet Verordening (EG) nr. 683/2008 dienovereenkomstig worden gewijzigd.

(33)

Verordening (EG) nr. 1321/2004 is reeds gewijzigd. Gezien de nu ingediende wijzigingen dient die verordening voor de duidelijkheid te worden ingetrokken en door een nieuwe verordening te worden vervangen,

HEBBEN DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

HOOFDSTUK I

ONDERWERP, TAKEN, ORGANEN

Artikel 1

Onderwerp

Bij deze verordening wordt een uniaal agentschap opgericht met als naam Europees GNSS-Agentschap (hierna „het Agentschap”).

Artikel 2

Taken

De taken van het Agentschap zijn die welke zijn vastgesteld in artikel 16 van Verordening (EG) nr. 683/2008.

Artikel 3

Organen

De organen van het Agentschap zijn de Raad van bestuur, de Raad voor de veiligheidsaccreditatie van Europese GNSS-systemen en de uitvoerend directeur. Zij vervullen hun taken overeenkomstig de door de Commissie uitgevaardigde richtsnoeren als bedoeld in artikel 16 van Verordening (EG) nr. 683/2008.

Artikel 4

Rechtspersoonlijkheid, plaatselijke kantoren

1.   Het Agentschap is een orgaan van de Unie. Het heeft rechtspersoonlijkheid.

2.   In elk van de lidstaten geniet het Agentschap de meest uitgebreide handelingsbevoegdheid welke aan rechtspersonen krachtens de wetgeving in de betreffende lidstaat wordt verleend. Het kan in het bijzonder roerende en onroerende zaken verwerven of vervreemden en kan in rechte optreden.

3.   Het Agentschap kan besluiten in de lidstaten — met hun toestemming — of in derde landen die overeenkomstig artikel 23 aan de werkzaamheden van het Agentschap deelnemen, plaatselijke kantoren te vestigen.

4.   Het Agentschap wordt vertegenwoordigd door zijn uitvoerend directeur, behoudens artikel 11, lid 9.

Artikel 5

Raad van bestuur

1.   Er wordt een Raad van bestuur ingesteld die met de in artikel 6 opgesomde taken wordt belast.

2.   De Raad van bestuur bestaat uit één vertegenwoordiger per lidstaat, vijf vertegenwoordigers die worden aangewezen door de Commissie en één vertegenwoordiger zonder stemrecht die wordt aangewezen door het Europees Parlement. De duur van de ambtstermijn van de leden van de Raad van bestuur bedraagt vijf jaar. De ambtstermijn kan met maximaal vijf jaar worden verlengd. Een vertegenwoordiger van de HV en een vertegenwoordiger van het ESA worden uitgenodigd om de vergaderingen van de Raad van bestuur als waarnemers bij te wonen.

3.   In voorkomend geval worden de deelneming van vertegenwoordigers van derde landen en de voorwaarden daarvoor vastgesteld in de in artikel 23 bedoelde regelingen.

4.   De Raad van bestuur kiest uit zijn midden een voorzitter en een vicevoorzitter. De vicevoorzitter vervangt ambtshalve de voorzitter wanneer deze is verhinderd zijn taken te verrichten. De ambtstermijn van zowel de voorzitter als de vicevoorzitter bedraagt tweeënhalf jaar, is eenmaal verlengbaar en loopt af wanneer hun lidmaatschap van de Raad van bestuur ten einde loopt.

5.   De voorzitter roept de vergaderingen van de Raad van bestuur bijeen.

De uitvoerend directeur neemt normaliter deel aan de beraadslagingen, tenzij de voorzitter anders bepaalt.

De Raad van bestuur houdt tweemaal per jaar een gewone vergadering. Daarnaast komt de Raad van bestuur, op initiatief van zijn voorzitter of op verzoek van ten minste een derde van zijn leden, bijeen.

De Raad van bestuur kan elkeen wiens advies dienstig kan zijn, uitnodigen om als waarnemer de vergaderingen bij te wonen. De leden van de Raad van bestuur kunnen zich laten bijstaan door adviseurs of deskundigen, met inachtneming van de bepalingen van het reglement van orde.

Het secretariaat van de Raad van bestuur wordt verzorgd door het Agentschap.

6.   Tenzij in deze verordening anders is bepaald, neemt de Raad van bestuur besluiten bij twee derde meerderheid van zijn leden.

7.   Elke lidstaat en vertegenwoordiger van de Commissie beschikt over één stem. Voor de vaststelling van besluiten op grond van artikel 6, onder b) en e), is een gunstige stem van de vertegenwoordigers van de Commissie vereist. De uitvoerend directeur neemt niet aan de stemming deel.

Het reglement van orde van de Raad van bestuur bepaalt de nadere bijzonderheden van de stemprocedure, en in het bijzonder onder welke voorwaarden een lid namens een ander lid kan handelen.

Artikel 6

Taken van de Raad van bestuur

De Raad van bestuur ziet erop toe dat het Agentschap de aan het Agentschap toevertrouwde taken uitvoert, onder de in deze verordening vastgestelde voorwaarden, en neemt alle besluiten die daartoe nodig zijn. Met betrekking tot veiligheidsaccreditatietaken en -besluiten als bedoeld in hoofdstuk III, is de Raad van bestuur enkel verantwoordelijk voor middelen en begrotingsaangelegenheden. De Raad van bestuur:

a)

benoemt tevens overeenkomstig artikel 7, lid 2, de uitvoerend directeur;

b)

stelt uiterlijk op 15 november van elk jaar en na ontvangst van het advies van de Commissie, het werkprogramma van het Agentschap voor het komende jaar vast;

c)

verricht de taken met betrekking tot de begroting van het Agentschap die hem overeenkomstig de artikelen 13 en 14 toevallen;

d)

ziet toe op de exploitatie van het Galileo-beveiligingscentrum (hierna „Galileo Security Monitoring Centre” of „het GSMC”) als bedoeld in artikel 16, onder a), ii), van Verordening (EG) nr. 683/2008;

e)

treedt als tuchtraad op ten aanzien van de uitvoerend directeur;

f)

stelt de bijzondere bepalingen vast die nodig zijn voor de uitoefening van het recht van toegang tot de documenten van het Agentschap overeenkomstig artikel 21;

g)

stelt het jaarverslag over de activiteiten en de vooruitzichten van het Agentschap op, en zendt dit uiterlijk op 1 juli toe aan de lidstaten, het Europees Parlement, de Raad, de Commissie, de Rekenkamer en het Europees Economisch en Sociaal Comité; het Agentschap zendt de begrotingsautoriteit alle informatie toe die voor de evaluatieprocedures van belang is;

h)

stelt zijn reglement van orde vast.

Artikel 7

Uitvoerend directeur

1.   Het Agentschap wordt geleid door zijn uitvoerend directeur, die zijn taken uitvoert onder toezicht van de Raad van bestuur.

2.   De uitvoerend directeur wordt op grond van verdiensten en van door bewijsstukken aangetoonde bestuurlijke en leidinggevende vaardigheden, alsook relevante bekwaamheid en ervaring, door de Raad van bestuur benoemd aan de hand van een door de Commissie voorgestelde lijst van ten minste drie kandidaten, na een algemeen vergelijkend onderzoek volgend op een oproep tot het indienen van blijken van belangstelling in het Publicatieblad van de Europese Unie en elders. De Raad van bestuur neemt een besluit tot benoeming van de uitvoerend directeur met een meerderheid van drie vierde van zijn leden.

De Raad van bestuur is bevoegd om de uitvoerend directeur te ontslaan en neemt het besluit daartoe met een meerderheid van drie vierde van zijn leden.

De ambtstermijn van de uitvoerend directeur bedraagt vijf jaar. Deze ambtstermijn kan eenmaal met vijf jaar worden verlengd.

3.   Het Europees Parlement of de Raad kunnen de uitvoerend directeur verzoeken verslag uit te brengen over de uitvoering van zijn taken en een verklaring af te leggen voor die instellingen.

Artikel 8

Taken van de uitvoerend directeur

De uitvoerend directeur:

a)

treedt als vertegenwoordiger van het Agentschap op, met uitzondering van activiteiten en besluiten overeenkomstig de hoofdstukken II en III, en is met het beheer ervan belast;

b)

bereidt de werkzaamheden van de Raad van bestuur voor. Hij neemt, zonder stemrecht, deel aan de werkzaamheden van de Raad van bestuur;

c)

is onder toezicht van de Raad van bestuur verantwoordelijk voor de uitvoering van het jaarlijkse werkprogramma van het Agentschap;

d)

neemt alle noodzakelijke maatregelen, waaronder de vaststelling van interne administratieve instructies en de bekendmaking van mededelingen, om het functioneren van het Agentschap in overeenstemming met deze verordening te waarborgen;

e)

stelt overeenkomstig artikel 13 ramingen van de ontvangsten en uitgaven van het Agentschap op en voert overeenkomstig artikel 14 de begroting uit;

f)

stelt elk jaar een ontwerp van algemeen verslag op dat hij aan de Raad van bestuur voorlegt;

g)

zorgt ervoor dat het Agentschap, als exploitant van het GSMC, gehoor kan geven aan instructies die uit hoofde van Gemeenschappelijk Optreden 2004/552/GBVB worden verstrekt;

h)

stelt de organisatiestructuur van het Agentschap vast, die hij ter goedkeuring aan de Raad van bestuur voorlegt;

i)

oefent met betrekking tot het personeel de in artikel 18 genoemde bevoegdheden uit;

j)

kan na instemming van de Raad van bestuur de vereiste maatregelen nemen om overeenkomstig artikel 4 plaatselijke kantoren in de lidstaten te vestigen;

k)

zorgt ervoor dat de Raad voor de veiligheidsaccreditatie en de organen die onder diens gezag zijn ingesteld, op grond van artikel 11, lid 11, beschikken over het secretariaat en alle middelen die nodig zijn voor hun goede werking.

HOOFDSTUK II

ASPECTEN IN VERBAND MET DE VEILIGHEID VAN DE EUROPESE UNIE OF DE LIDSTATEN

Artikel 9

Gemeenschappelijk optreden

1.   Overeenkomstig artikel 13, lid 4, van Verordening (EG) nr. 683/2008 gelden, wanneer de veiligheid van de Unie of de lidstaten kan worden geschaad door de exploitatie van de systemen, de procedures die zijn vastgesteld bij Gemeenschappelijk Optreden 2004/552/GBVB.

2.   De overeenkomstig hoofdstuk III genomen veiligheidsaccreditatiebesluiten, alsmede de vastgestelde restrisico’s, worden door de Commissie ter informatie aan de Raad meegedeeld.

HOOFDSTUK III

VEILIGHEIDSACCREDITATIE VAN DE EUROPESE GNSS-SYSTEMEN

Artikel 10

Algemene beginselen

De veiligheidsaccreditatieactiviteiten als bedoeld in dit hoofdstuk worden overeenkomstig de onderstaande beginselen uitgevoerd:

a)

veiligheidsaccreditatieactiviteiten en -besluiten worden uitgevoerd in een context van collectieve verantwoordelijkheid voor de veiligheid van de Unie en de lidstaten;

b)

er wordt ernaar gestreefd besluiten bij consensus te bereiken en alle bij de veiligheid betrokken actoren daarbij te betrekken;

c)

taken worden uitgevoerd met inachtneming van de toepasselijke beveiligingsvoorschriften die voor de Raad en de Commissie gelden (7);

d)

een permanent monitoringproces zorgt ervoor dat veiligheidsrisico’s bekend zijn, dat er veiligheidsmaatregelen worden vastgesteld om deze risico’s tot een aanvaardbaar niveau te beperken conform de grondbeginselen en minimumnormen die zijn opgenomen in de voor de Raad en de Commissie toepasselijke beveiligingsvoorschriften, en dat deze maatregelen worden toegepast overeenkomstig het begrip „verdediging in de diepte”. De doeltreffendheid van deze maatregelen wordt constant geëvalueerd;

e)

veiligheidsaccreditatiebesluiten worden conform de in de veiligheidsaccreditatiestrategie vastgestelde procedure gebaseerd op lokale veiligheidsaccreditatiebesluiten die worden genomen door de respectieve nationale veiligheidsaccreditatie-instanties van de lidstaten;

f)

de technische veiligheidsaccreditatieactiviteiten worden toevertrouwd aan vakmensen die voldoende bekwaamheid bezitten op het vlak van de accreditatie van complexe systemen en over een veiligheidsmachtiging van een passend niveau beschikken, en op objectieve wijze optreden;

g)

accreditatiebesluiten worden onafhankelijk van de Commissie, onverminderd artikel 3, en van de voor de uitvoering van de programma’s verantwoordelijke entiteiten genomen. Derhalve vormt een instantie voor veiligheidsaccreditatie van de Europese GNSS-systemen binnen het Agentschap een autonoom orgaan dat onafhankelijk beslissingen neemt;

h)

bij de uitvoering van de accreditatieactiviteiten wordt de eis van onafhankelijkheid in overeenstemming gebracht met de noodzaak van adequate coördinatie tussen de Commissie en de instanties die verantwoordelijk zijn voor de toepassing van de beveiligingsvoorschriften.

Artikel 11

Raad voor de veiligheidsaccreditatie

1.   Er wordt binnen het Agentschap een Raad voor de veiligheidsaccreditatie van de Europese GNSS-systemen opgericht (hierna „de Raad voor de veiligheidsaccreditatie” genoemd). Met betrekking tot de Europese GNSS-systemen is de Raad voor de veiligheidsaccreditatie belast met de taken van de instantie voor veiligheidsaccreditatie als bedoeld in de voor de Raad en de Commissie toepasselijke beveiligingsvoorschriften.

2.   De Raad voor de veiligheidsaccreditatie voert de aan het Agentschap toevertrouwde taken in verband met veiligheidsaccreditatie uit op grond van artikel 16, onder a), i), van Verordening (EG) nr. 683/2008 en neemt „veiligheidsaccreditatiebesluiten” als bedoeld in onderhavig artikel, met name wat betreft de goedkeuring van de veiligheidsaccreditatiestrategie en van satellietlanceringen, de machtiging om de systemen in hun diverse configuraties en voor de diverse diensten te exploiteren, de machtiging om de grondstations, en met name de in derde landen gevestigde sensorstations, te exploiteren, alsook wat betreft de machtiging om de ontvangers met PRS-technologie en de onderdelen daarvan te vervaardigen.

3.   De veiligheidsaccreditatie van systemen door de Raad voor de veiligheidsaccreditatie bestaat erin vast te stellen dat de systemen in overeenstemming zijn met de beveiligingsvereisten als bedoeld in artikel 13 van Verordening (EG) nr. 683/2008 en met de toepasselijke beveiligingsvoorschriften en -regelingen van de Raad en de Commissie.

4.   Op basis van de in lid 11 vermelde risicoverslagen stelt de Raad voor de veiligheidsaccreditatie de Commissie in kennis van zijn risicobeoordeling en verstrekt hij de Commissie advies over opties voor de aanpak van restrisico’s met betrekking tot een bepaald veiligheidsaccreditatiebesluit.

5.   De Commissie houdt de Raad voor de veiligheidsaccreditatie permanent op de hoogte van de gevolgen van de eventuele besluiten van de Raad voor de veiligheidsaccreditatie voor het goede verloop van de programma’s, alsmede van de uitvoering van plannen voor de aanpak van restrisico’s. De Raad voor de veiligheidsaccreditatie neemt kennis van dergelijke adviezen van de Commissie.

6.   De besluiten van de Raad voor de veiligheidsaccreditatie worden aan de Commissie toegezonden.

7.   De Raad voor de veiligheidsaccreditatie bestaat uit één vertegenwoordiger per lidstaat, één vertegenwoordiger van de Commissie en één vertegenwoordiger van de HV. Een vertegenwoordiger van het ESA wordt uitgenodigd om de vergaderingen van de Raad voor de veiligheidsaccreditatie als waarnemer bij te wonen.

8.   De Raad voor de veiligheidsaccreditatie stelt zijn reglement van orde vast en benoemt een voorzitter.

9.   De voorzitter van de Raad voor de veiligheidsaccreditatie treedt op als vertegenwoordiger van het Agentschap, voor zover de uitvoerend directeur conform artikel 8 niet als vertegenwoordiger optreedt.

10.   De Raad voor de veiligheidsaccreditatie beschikt over alle personele en materiële middelen die nodig zijn om passende administratieve ondersteuningsfuncties te vervullen en om hem in staat te stellen zich, samen met de in lid 11 vermelde organen, onafhankelijk van zijn taken te kwijten, met name bij het behandelen van dossiers, het inleiden en bewaken van de uitvoering van veiligheidsprocedures, het uitvoeren van veiligheidsaudits van de systemen, het voorbereiden van besluiten en het beleggen van zijn vergaderingen.

11.   De Raad voor de veiligheidsaccreditatie richt speciale ondergeschikte organen op die specifieke vraagstukken overeenkomstig zijn instructies behandelen. In het bijzonder richt de Raad voor de veiligheidsaccreditatie de volgende organen op, terwijl hij de noodzakelijke continuïteit van de werkzaamheden waarborgt:

een panel dat evaluaties en tests van veiligheidsanalysen uitvoert met het oog op de opstelling van risicoverslagen ter zake om de Raad voor de veiligheidsaccreditatie bij te staan in de voorbereiding van zijn besluiten;

een instantie voor de distributie van versleuteling (IDV) om de Raad voor de veiligheidsaccreditatie bij te staan, met name voor aangelegenheden in verband met vluchtsleutelcodes.

12.   Indien er geen consensus kan worden bereikt overeenkomstig de in artikel 10 van deze verordening vermelde algemene beginselen, stelt de Raad voor de veiligheidsaccreditatie besluiten vast met de in artikel 16 van het Verdrag betreffende de Europese Unie bedoelde meerderheid en onverminderd artikel 9 van deze verordening. De vertegenwoordiger van de Commissie en de vertegenwoordiger van de HV stemmen niet. De voorzitter van de Raad voor de veiligheidsaccreditatie ondertekent namens de Raad voor de veiligheidsaccreditatie de door de Raad voor de veiligheidsaccreditatie vastgestelde besluiten.

13.   De Commissie stelt het Europees Parlement en de Raad zo spoedig mogelijk op de hoogte van de gevolgen van veiligheidsaccreditatiebesluiten voor het goede verloop van de programma’s. Indien de Commissie van oordeel is dat een door de Raad voor de veiligheidsaccreditatie genomen besluit belangrijke gevolgen kan hebben voor het goede verloop van de programma’s, bijvoorbeeld in termen van kosten en tijdschema’s, stelt zij het Europees Parlement en de Raad daarvan onverwijld in kennis.

14.   Rekening houdend met de standpunten van het Europees Parlement en de Raad, die binnen een maand kenbaar moeten worden gemaakt, kan de Commissie passende maatregelen nemen overeenkomstig Verordening (EG) nr. 683/2008.

15.   De Raad van bestuur wordt op gezette tijden in kennis gesteld van het verloop van de werkzaamheden van de Raad voor de veiligheidsaccreditatie.

16.   In het tijdschema voor de werkzaamheden van de Raad voor de veiligheidsaccreditatie wordt rekening gehouden met het GNSS-werkprogramma van de Commissie.

Artikel 12

Rol van de lidstaten

De lidstaten:

a)

zenden de Raad voor de veiligheidsaccreditatie alle gegevens toe die zij van belang achten met het oog op veiligheidsaccreditatie;

b)

verlenen naar behoren gemachtigde personen die door de Raad voor de veiligheidsaccreditatie zijn afgevaardigd, toegang tot gerubriceerde informatie en tot voor de veiligheid van systemen relevante plaatsen/locaties die onder hun rechtsmacht vallen, overeenkomstig hun nationale wetten en bestuursrechtelijke bepalingen en zonder discriminatie op grond van nationaliteit, mede met het oog op veiligheidsaudits en -tests waartoe de Raad voor de veiligheidsaccreditatie heeft besloten;

c)

zijn elk verantwoordelijk voor het ontwerpen van een model voor toegangscontrole, met een overzicht of lijst van plaatsen/locaties die geaccrediteerd moeten worden, waarover vooraf overeenstemming wordt bereikt tussen de lidstaten en de Raad voor de veiligheidsaccreditatie, waarbij erop wordt toegezien dat alle lidstaten voorzien in hetzelfde niveau van toegangscontrole;

d)

zijn op lokaal niveau verantwoordelijk voor de veiligheidsaccreditatie van de plaatsen op hun grondgebied die zich binnen de perimeter voor de veiligheidsaccreditatie van de Europese GNSS-systemen bevinden en brengen hiertoe verslag uit aan de Raad voor de veiligheidsaccreditatie.

HOOFDSTUK IV

BUDGETTAIRE EN FINANCIËLE BEPALINGEN

Artikel 13

Begroting

1.   De inkomsten van het Agentschap omvatten, onverminderd andere vast te stellen activa en passiva, een in de algemene begroting van de Europese Unie opgenomen subsidie van de Unie waarmee de ontvangsten en de uitgaven in evenwicht worden gehouden.

2.   De uitgaven van het Agentschap omvatten de uitgaven voor personeel, administratie en infrastructuur, de werkingskosten en de uitgaven in verband met de werking van de Raad voor de veiligheidsaccreditatie, met inbegrip van de in artikel 11, lid 11, bedoelde organen, alsmede de uitgaven in verband met de contracten en overeenkomsten die door het Agentschap zijn gesloten met het oog op de uitvoering van de hem toevertrouwde taken.

3.   De uitvoerend directeur stelt een ontwerp-raming op van de ontvangsten en uitgaven van het Agentschap voor het volgende begrotingsjaar, en zendt deze tezamen met een ontwerp-personeelsformatie aan de Raad van bestuur.

4.   De ontvangsten en uitgaven zijn in evenwicht.

5.   De Raad van bestuur stelt jaarlijks, op basis van de ontwerp-staat van de ontvangsten en uitgaven, de raming van de ontvangsten en uitgaven van het Agentschap voor het volgende begrotingsjaar vast.

6.   Deze raming, die tevens een ontwerp-personeelsformatie bevat, wordt samen met het voorlopig werkprogramma uiterlijk op 31 maart door de Raad van bestuur toegezonden aan de Commissie en aan de derde landen waarmee de Unie de overeenkomstig artikel 23 overeenkomsten heeft gesloten.

7.   De raming wordt samen met de ontwerpbegroting van de Europese Unie door de Commissie ingediend bij het Europees Parlement en de Raad (hierna „de begrotingsautoriteit”).

8.   Op basis van deze raming neemt de Commissie de geraamde bedragen die zij nodig acht met betrekking tot de personeelsformatie en de subsidie ten laste van de algemene begroting op de ontwerpbegroting van de Europese Unie, dat zij overeenkomstig artikel 314 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie voorlegt aan de begrotingsautoriteit.

9.   De begrotingsautoriteit keurt de kredieten voor de subsidie aan het Agentschap goed en stelt de personeelsformatie van het Agentschap vast.

10.   De begroting wordt vastgesteld door de Raad van bestuur. De begroting wordt definitief na de definitieve vaststelling van de algemene begroting van de Europese Unie. De begroting wordt, zo nodig, dienovereenkomstig aangepast.

11.   De Raad van bestuur stelt de begrotingsautoriteit zo spoedig mogelijk in kennis van de projecten die hij voornemens is te realiseren en die aanzienlijke financiële gevolgen voor de financiering van de begroting hebben, met name onroerendgoedprojecten zoals de huur of aankoop van gebouwen. Hij brengt de Commissie daarvan op de hoogte.

12.   Wanneer een tak van de begrotingsautoriteit kennis heeft gegeven van zijn voornemen om een advies te verstrekken, doet hij dit advies aan de Raad van bestuur toekomen binnen een termijn van zes weken te rekenen vanaf de kennisgeving van het project.

Artikel 14

Uitvoering en controle van de begroting

1.   De uitvoerend directeur voert de begroting van het Agentschap uit.

2.   Uiterlijk op 1 maart van het jaar dat volgt op het afgesloten begrotingsjaar, dient de rekenplichtige van het Agentschap de voorlopige rekeningen met het verslag over het budgettair en financieel beheer van het begrotingsjaar in bij de rekenplichtige van de Commissie. De rekenplichtige van de Commissie consolideert de voorlopige rekeningen van de instellingen en de gedecentraliseerde organen overeenkomstig artikel 128 van Verordening (EG, Euratom) nr. 1605/2002.

3.   Uiterlijk op 31 maart van het jaar dat volgt op het afgesloten begrotingsjaar, dient de rekenplichtige van de Commissie de voorlopige rekeningen van het Agentschap met het verslag over het budgettair en financieel beheer van het begrotingsjaar in bij de Rekenkamer. Het verslag wordt eveneens toegezonden aan het Europees Parlement en de Raad.

4.   Na ontvangst van de opmerkingen van de Rekenkamer over de voorlopige rekeningen van het Agentschap overeenkomstig artikel 129 van Verordening (EG, Euratom) nr. 1605/2002, maakt de uitvoerend directeur onder zijn eigen verantwoordelijkheid de definitieve rekeningen van het Agentschap op en legt hij deze voor advies aan de Raad van bestuur voor.

5.   De Raad van bestuur brengt advies uit over de definitieve rekeningen van het Agentschap.

6.   Uiterlijk op 1 juli van het jaar dat volgt op het afgesloten begrotingsjaar dient de uitvoerend directeur de definitieve rekeningen met het advies van de Raad van bestuur in bij het Europees Parlement, de Raad, de Commissie en de Rekenkamer.

7.   De definitieve rekeningen worden gepubliceerd.

8.   De uitvoerend directeur dient uiterlijk op 30 september een antwoord op de opmerkingen van de Rekenkamer in bij deze instelling. Hij dient dit antwoord ook in bij de Raad van bestuur.

9.   De uitvoerend directeur verstrekt het Europees Parlement desgevraagd, overeenkomstig artikel 146, lid 3, van Verordening (EG, Euratom) nr. 1605/2002, alle inlichtingen die nodig zijn voor het goede verloop van de kwijtingsprocedure voor het betrokken begrotingsjaar.

10.   Vóór 30 april van het jaar n + 2 verleent het Europees Parlement, op aanbeveling van de Raad, die met gekwalificeerde meerderheid van stemmen besluit, de uitvoerend directeur kwijting voor de uitvoering van de begroting van het begrotingsjaar n.

Artikel 15

Financiële bepalingen

De financiële regeling die van toepassing is op het Agentschap wordt vastgesteld door de Raad van bestuur, na raadpleging van de Commissie. Deze financiële regeling mag alleen afwijken van Verordening (EG, Euratom) nr. 2343/2002 van de Commissie van 19 november 2002 houdende de financiële kaderregeling van de organen, bedoeld in artikel 185 van Verordening (EG, Euratom) nr. 1605/2002 van de Raad houdende het Financieel Reglement van toepassing op de algemene begroting van de Europese Gemeenschappen (8) indien de specifieke vereisten van de werking van het Agentschap dit noodzakelijk maken, en mits de Commissie hiermee heeft ingestemd.

HOOFDSTUK V

DIVERSE BEPALINGEN

Artikel 16

Fraudebestrijding

1.   Ter bestrijding van fraude, corruptie en andere illegale handelingen zijn de bepalingen van Verordening (EG) nr. 1073/1999 van het Europees Parlement en de Raad van 25 mei 1999 betreffende onderzoeken door het Europees Bureau voor fraudebestrijding (OLAF) (9) onverminderd van toepassing.

2.   Het Agentschap treedt toe tot het Interinstitutioneel Akkoord van 25 mei 1999 tussen het Europees Parlement, de Raad van de Europese Unie en de Commissie van de Europese Gemeenschappen betreffende de interne onderzoeken verricht door het Europees Bureau voor fraudebestrijding (OLAF) (10) en stelt onverwijld passende voorschriften vast die op het gehele personeel van het Agentschap van toepassing zijn.

3.   De financieringsbesluiten, alsmede alle contracten en uitvoeringsinstrumenten die uit die besluiten voortvloeien, bepalen uitdrukkelijk dat de Rekenkamer en het OLAF, indien nodig, bij de begunstigden van middelen van het Agentschap en bij de tussenpersonen die deze middelen verdelen, tot controle ter plaatse kunnen overgaan.

Artikel 17

Voorrechten en immuniteiten

Het Protocol betreffende de voorrechten en immuniteiten van de Europese Unie is van toepassing op het Agentschap.

Artikel 18

Personeel

1.   Het Statuut van de ambtenaren van de Europese Unie, de Regeling welke van toepassing is op de andere personeelsleden van de Europese Unie en de regels die gezamenlijk door de instellingen van de Europese Unie zijn vastgesteld ter uitvoering van dat statuut en die regeling, zijn van toepassing op het personeel van het Agentschap. De Raad van bestuur stelt in overleg met de Commissie de noodzakelijke uitvoeringsbepalingen vast.

2.   Onverminderd artikel 8 oefent het Agentschap met betrekking tot zijn personeel de bevoegdheden uit die het Statuut en de Regeling welke van toepassing is op de andere personeelsleden, toekennen aan het tot aanstelling bevoegde gezag.

3.   Het personeel van het Agentschap bestaat uit personeelsleden die door het Agentschap worden aangeworven naargelang zijn werkzaamheden zulks vereisen, maar kan ook passend gemachtigde ambtenaren omvatten die door de Commissie of de lidstaten tijdelijk worden toegewezen of gedetacheerd.

4.   De in de leden 1 en 3 opgenomen bepalingen zijn ook van toepassing op het personeel van het GSMC.

Artikel 19

Aansprakelijkheid

1.   De contractuele aansprakelijkheid van het Agentschap wordt beheerst door het recht dat van toepassing is op het desbetreffende contract. Het Hof van Justitie is bevoegd uitspraak te doen krachtens arbitrageclausules die in een door het Agentschap gesloten contract zijn opgenomen.

2.   In geval van niet-contractuele aansprakelijkheid vergoedt het Agentschap in overeenstemming met de algemene beginselen welke de rechtsstelsels der lidstaten gemeen hebben, alle door zijn afdelingen of door zijn personeelsleden bij de uitoefening van hun werkzaamheden veroorzaakte schade.

3.   Het Hof van Justitie heeft rechtsmacht voor geschillen over de vergoeding van de in lid 2 bedoelde schade.

4.   De persoonlijke aansprakelijkheid van de personeelsleden jegens het Agentschap wordt beheerst door de bepalingen van het Statuut of de Regeling welke op hen van toepassing is.

Artikel 20

Talen

1.   Op het Agentschap zijn de bepalingen van Verordening nr. 1 van 15 april 1958 tot regeling van het taalgebruik in de Europese Economische Gemeenschap (11) van toepassing.

2.   De voor het functioneren van het Agentschap vereiste vertaaldiensten worden geleverd door het Vertaalbureau voor de organen van de Europese Unie.

Artikel 21

Toegang tot documenten en bescherming van persoonsgegevens

1.   Verordening (EG) nr. 1049/2001 van het Europees Parlement en de Raad van 30 mei 2001 inzake de toegang van het publiek tot documenten van het Europees Parlement, de Raad en de Commissie (12) is van toepassing op de documenten die bij het Agentschap berusten.

2.   Binnen zes maanden na de inwerkingtreding van deze verordening stelt de Raad van bestuur bepalingen vast voor de toepassing van Verordening (EG) nr. 1049/2001.

3.   Tegen de beslissingen van het Agentschap uit hoofde van artikel 8 van Verordening (EG) nr. 1049/2001 kan een klacht worden ingesteld bij de Ombudsman of een beroep bij het Hof van Justitie van de Europese Unie, volgens de voorwaarden van respectievelijk artikel 228 en artikel 263 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie.

4.   Bij het verwerken van gegevens met betrekking tot personen is het Agentschap onderworpen aan de bepalingen van Verordening (EG) nr. 45/2001 van het Europees Parlement en de Raad van 18 december 2000 betreffende de bescherming van natuurlijke personen in verband met de verwerking van persoonsgegevens door de communautaire instellingen en organen en betreffende het vrije verkeer van die gegevens (13).

Artikel 22

Veiligheidsvoorschriften

Het Agentschap past de veiligheidsbeginselen van Besluit 2001/844/EG, EGKS, Euratom van de Commissie toe. Dit behelst onder meer bepalingen inzake de uitwisseling, de verwerking en de opslag van gerubriceerde gegevens.

Artikel 23

Deelname van derde landen

1.   Het Agentschap staat open voor deelname van derde landen die met de Europese Unie overeenkomsten in die zin hebben gesloten.

2.   Krachtens de desbetreffende bepalingen van deze overeenkomsten worden regelingen uitgewerkt voor met name de aard, de omvang en de werkwijze van de deelname van elk van deze landen aan de werkzaamheden van het Agentschap, met inbegrip van bepalingen betreffende de deelname aan initiatieven van het Agentschap, alsmede betreffende financiële en personele bijdragen.

HOOFDSTUK VI

SLOTBEPALINGEN

Artikel 24

Wijzigingen aan Verordening (EG) nr. 683/2008

In de gehele Verordening (EG) nr. 683/2008 worden de woorden „Toezichtautoriteit voor het Europees GNSS” en „Autoriteit” vervangen door respectievelijk „Europees GNSS-Agentschap” en „Agentschap”.

Artikel 25

Intrekking en geldigheid van genomen maatregelen

Verordening (EG) nr. 1321/2004 wordt ingetrokken. Verwijzingen naar de ingetrokken verordening gelden als verwijzingen naar deze verordening. Maatregelen genomen op basis van Verordening nr. 1321/2004 blijven geldig.

Artikel 26

Evaluatie

De Commissie voert uiterlijk tegen 2012 een evaluatie uit van deze verordening, in het bijzonder met betrekking tot de in artikel 2 vastgelegde taken van het Agentschap en dient indien nodig voorstellen in.

Artikel 27

Inwerkingtreding

Deze verordening treedt in werking op de twintigste dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

Gedaan te Straatsburg, 22 september 2010.

Voor het Europees Parlement

De voorzitter

J. BUZEK

Voor de Raad

De voorzitter

O. CHASTEL


(1)  PB C 317 van 23.12.2009, blz. 103.

(2)  Standpunt van het Europees Parlement van 16 juni 2010 (nog niet in het Publicatieblad bekendgemaakt) en besluit van de Raad van 13 september 2010.

(3)  PB L 246 van 20.7.2004, blz. 1.

(4)  PB L 196 van 24.7.2008, blz. 1.

(5)  PB L 248 van 16.9.2002, blz. 1.

(6)  PB L 246 van 20.7.2004, blz. 30.

(7)  Besluit 2001/264/EG van de Raad van 19 maart 2001 tot vaststelling van beveiligingsvoorschriften van de Raad (PB L 101 van 11.4.2001, blz. 1). Veiligheidsvoorschriften van de Commissie in de bijlage bij Besluit 2001/844/EG, EGKS, Euratom van de Commissie van 29 november 2001 tot wijziging van haar reglement van orde (PB L 317 van 3.12.2001, blz. 1).

(8)  PB L 357 van 31.12.2002, blz. 72.

(9)  PB L 136 van 31.5.1999, blz. 1.

(10)  PB L 136 van 31.5.1999, blz. 15.

(11)  PB 17 van 6.10.1958, blz. 385/58.

(12)  PB L 145 van 31.5.2001, blz. 43.

(13)  PB L 8 van 12.1.2001, blz. 1.


Top